PROTOCOL VAN HANDELEN STEUNPUNTEN HUISELIJK GEWELD BIJ (VERMOEDENS VAN) HUISELIJK GEWELD Colofon Protocol van handelen Steunpunten Huiselijk Geweld Uitgave GGD Nederland Federatie Opvang MO Groep Ontwikkelgroep Annette Martens, Clustermanager, GGD Hollands Midden/Hera Suzanne van der Graaf, Beleidsadviseur Huiselijk Geweld, CZW Bureau, Goes Debbie Maas, coördinator SHG West-Brabant Nancy Berkepeis, Beleidsmedewerker Aanpak Huiselijk Geweld, Maatschappelijke Dienstverlening Nieuwe Waterweg Sarah Prins, Coördinator Steunpunt Huiselijk Geweld, GGD Zaanstreek Waterland Eelke Brouwer, Coördinator Huiselijk Geweld, Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe Miranda van den Broek, GGD Nederland Tosca Hummeling, GGD Nederland Projectgroep Jantien van der Meer, Federatie Opvang Ernst Radius, MOgroep Tosca Hummeling, GGD Nederland Auteur Mr. Lydia Janssen Utrecht, mei 2013 Deze uitgave mag, met bronvermelding, worden overgenomen, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt. 2 INHOUDSOPGAVE Voorwoord 4 1 Inleiding 7 2 Reikwijdte en juridisch kader 9 2.1 Omschrijving ‘huiselijk geweld’ 9 2.2 Juridisch kader 9 2.3 Reikwijdte van het handelingsprotocol in externe netwerken waaraan het SHG deelneemt 12 3 Eerste contact met de advies– of consultvrager of met een melder 13 3.1 Uitvoering 13 3.2 Toelichting 13 4 Het geven van advies en consult 14 4.1 Uitvoering 14 4.2 Registratie van gegevens over het advies en het consult 15 4.3 Toelichting 15 5 Meldingen in ontvangst nemen 18 5.1 Uitvoering 18 5.2 Registratie van gegevens over de melding (of over de hulpvraag van een slachtoffer of pleger) 21 5.3 Toelichting 21 6 Het informeren van het cliëntsysteem over de melding 23 6.1 Uitvoering 23 6.2 Registratie van het gesprek met het cliëntsysteem en van het vooroverleg 24 6.3 Toelichting 24 7 Onderzoeken of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is en zo nodig opstellen van een plan voor de toeleiding 26 7.1 Uitvoering 26 7.2 Registratie van het plan, van de overdracht van de uitvoering van het plan naar de hulpverlenende instanties en van het besluit om geen plan op te stellen 29 7.3 Toelichting 30 8 Informeren van de melder 31 8.1 Uitvoering 31 8.2 Registratie van het informeren van de melder 31 3 9 Beoordelen of de melding kan worden afgesloten 32 9.1 Uitvoering 32 9.2 Registratie van de afsluiting van de melding 33 10 Verstrekken van gegevens aan anderen van buiten het SHG 34 10.1 Uitvoering 34 10.2 Registratie 35 11 36 Dossiervorming en het uitoefenen van rechten door betrokkenen 11.1 Dossiervorming 36 11.2 Rechten van betrokkenen 37 11.3 Rechten van wettelijk vertegenwoordigers van jeugdigen 39 11.4 Toelichting 39 Bijlagen Bijlage 1 Wettekst uit de Wmo en de regeling in de amvb 43 Bijlage 2 Privacyreglement SHG 49 Bijlage 3 Model samenwerkingsovereenkomst AMK-SHG 61 Bijlage 4 Informatie over het meldrecht huiselijk geweld en de Meldcode 67 Bijlage 5 Wanneer treedt het handelingsprotocol in werking in geval het SHG betrokken is bij een multidisciplinair overleg (mdo)? 69 Functies SHG’s 71 Bijlage 6 4 Voorwoord Voor u ligt het ‘Protocol van handelen voor de Steunpunten Huiselijk Geweld’ (SHG’s). Dit handelingsprotocol bevat een nadere uitwerking van de wettelijke regeling die met ingang van 1 juli 2013 voor de SHG’s van kracht wordt. Een wettelijke regeling van de taken en de bevoegdheden is nieuw voor de SHG’s, evenals dit landelijk handelingsprotocol. Daarom zal het even wennen zijn, zeker ook in de uitvoeringspraktijk. Ongetwijfeld betekent dit handelingsprotocol dat sommige werkprocessen op onderdelen bijgesteld moeten worden. Ook al omdat tegelijk met de invoering van het wettelijk kader voor de SHG’s in veel sectoren voor beroepskrachten een verplichte meldcode gaat gelden bij het signaleren van huiselijk geweld. Bovendien krijgen beroepskrachten een wettelijk meldrecht bij huiselijk geweld. Ook de verplichte meldcode en het wettelijk meldrecht vragen hier en daar om aanpassing van de werkwijze van de SHG’s. Toch moeten de veranderingen op 1 juli niet te zwaar worden aangezet. Al jaren staan de SHG’ s voor een systeemgerichte werkwijze waarin zoveel als mogelijk en verantwoord is, wordt aangesloten bij de eigen kracht van alle betrokkenen bij het huiselijk geweld. In feite ondersteunt de nieuwe wetgeving een systeemgerichte en transparante werkwijze richting cliëntsysteem en ondersteunt het nieuwe wettelijk kader eveneens een effectieve samenwerking met de ketenpartners in de aanpak van huiselijk geweld. Amersfoort / Utrecht, mei 2013 Mevr. J. Oostendorp GGD Nederland Adjunct-directeur Dhr. J. Laurier Federatie Opvang Voorzitter Dhr. F.A.M. Bongaerts Directeur/bestuurder Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Nieuwe Waterweg en lid branchecommissie Maatschappelijke dienstverlening MOgroep W&MD 5 6 1 Inleiding De aanleiding om een landelijk handelingsprotocol voor de SHG’s te ontwikkelen is de wetswijziging waardoor in de Wet maatschappelijke ondersteuning de taken en bevoegdheden van het SHG worden beschreven 1. Door de nieuwe wet wordt het SHG een advies- en meldpunt voor alle vormen van huiselijk geweld. Dit houdt in dat het SHG de bevoegdheid krijgt meldingen van huiselijk geweld te registreren, de noodzaak van toeleiding naar passende hulp te onderzoeken en zo nodig de toeleiding naar deze hulp te organiseren. Bovendien is in de Wet maatschappelijke ondersteuning een meldrecht opgenomen voor beroepskrachten in alle sectoren als zij een vermoeden van huiselijk geweld willen melden bij het SHG en om desgevraagd het SHG te informeren over een cliënt(systeem) voor zover dit noodzakelijk is voor het stoppen van het geweld en het toeleiden naar passende hulp. Daarmee is in feite het al bestaande wettelijk meldrecht voor (vermoedens van) kindermishandeling dat is opgenomen in de Wet op de jeugdzorg, uitgebreid tot een meldrecht voor (vermoedens van) alle vormen van relationeel geweld, of het nu om kindermishandeling gaat of om geweld waarbij uitsluitend meerderjarigen zijn betrokken. De wettelijke taken en de daaraan gekoppelde bevoegdheden van het SHG om meldingen over huiselijk geweld vast te leggen en gegevens over deze meldingen zo nodig aan een hulpverlenende instantie, aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)2 en/of aan de politie te verstrekken, vraagt om een zorgvuldige en uniforme werkwijze. Daarom hebben de drie koepelorganisaties MOgroep, Federatie Opvang en GGD Nederland al tijdens het wetgevingstraject een werkgroep gevormd om te komen tot een eerste landelijk handelingsprotocol SHG. Daarmee beschikken de SHG’s meteen na de invoering van de wet over een kader waarbinnen zij hun taken kunnen uitoefenen. De wettelijke bepalingen over de taakuitoefening van de Steunpunten Huiselijk Geweld richten zich met name op de cliëntgebonden functies van de Steunpunten, zoals Advies en ondersteuning, Meldpunt, Organiseren van hulp en Registratie3 . Daarom biedt dit handelingsprotocol SHG met name een kader voor deze functies en bevat het handelingsprotocol geen bepalingen over functies zoals Voorlichting en Deskundigheidsbevordering. Dit zijn evenwel belangrijke taken van het SHG, voor meer informatie hierover zie bijlage 6. 1 In bijlage 1 is de wettekst uit de Wet maatschappelijke ondersteuning opgenomen over de taken en bevoegdheden van het SHG en over het meldrecht voor (vermoedens van) huiselijk geweld. Als in dit handelingsprotocol wordt gesproken over het AMK, wordt daarmee gedoeld op de AMK-functie van het Bureau Jeugdzorg. Deze AMK-functie is binnen de bureaus jeugdzorg verschillend georganiseerd. Soms vervult een zogeheten centrale toegang een deel van de AMK-functie. Doorgaans gaat het dan om het geven van advies en het in ontvangst nemen van meldingen. 2 Zie voor een omschrijving van alle functies het document ‘Functies van de Steunpunten Huiselijk Geweld’, Ministerie van VWS, augustus 2011. 3 7 Voor de totstandkoming van het handelingsprotocol is een werkgroep ingesteld, bestaande uit zes vertegenwoordigers van SHG’s uit de drie branches. Hiermee is gepoogd recht te doen aan de verschillen in werkwijze tussen de SHG’s. Nadat het handelingsprotocol door de werkgroep is afgeleverd, is het goedgekeurd door de adviescommissie behorend bij het ‘Landelijk ondersteuningsprogramma Kwaliteitsverbetering van de Advies en Steunpunten Huiselijk Geweld’ en door de bestuurders van de SHG’s. Samenwerking AMK-SHG Met het oog op de intensieve samenwerking tussen SHG en AMK, zeker wanneer bij (de gevolgen van) het geweld minderjarigen én meerderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, sluit dit handelingsprotocol aan bij het handelingsprotocol van het AMK4. Toch zijn er ook verschillen. Deze verschillen hebben te maken met de verschillende doelgroepen: het AMK richt zich primair op kindermishandeling bij minderjarigen, het SHG richt zich primair op huiselijk geweld bij meerderjarigen. In het handelingsprotocol zijn ook de afspraken opgenomen uit het Model Samenwerkingsafspraken BJZ/AMK en SHG 5, over de samenwerking tussen AMK en SHG in die gevallen waarin er binnen één cliëntsysteem sprake is van kindermishandeling en huiselijk geweld. Bijna geen termijnen Bij de verschillende handelingen die in het protocol beschreven staan, zijn bijna geen termijnen opgenomen, bijvoorbeeld voor het afhandelen van een melding, het met de cliënt bespreken van de melding of het opstellen van een plan voor de toeleiding. Standaardtermijnen doen onvoldoende recht aan de complexe werkelijkheid van het SHG en scheppen ook een schijnzekerheid. Want bij de ene melding kan het handelen binnen een termijn van een week veel te laat zijn omdat er binnen 24 uur gehandeld moet worden, en bij een andere melding kan het verstandig zijn om het handelen langer dan een week uit te stellen, bijvoorbeeld om de leden van het cliëntsysteem de tijd te geven om zich van het probleem bewust te worden. Anders gezegd: van de beroepskrachten van het SHG wordt gevraagd om zelf in te schatten welk tempo in een bepaalde casus noodzakelijk is. Overigens er zijn wel een paar termijnen in het handelingsprotocol opgenomen, zoals de wettelijke termijn van maximaal vier weken waarbinnen de cliënt dient te worden geïnformeerd over de melding. Ook zijn twee termijnen opgenomen, van uiterlijk drie weken en uiterlijk drie maanden, waarbinnen het SHG, na de overdracht van het plan voor de toeleiding, moet controleren of de geplande hulp daadwerkelijk wordt verleend en of deze volstaat. 4 Utrecht, MO Groep juni 2009. 5 De volledige tekst van het Model Samenwerkingsafspraken BJZ/AMK–SHG is als bijlage 3 bij dit handelingsprotocol opgenomen. 8 2 Reikwijdte en juridisch kader Het werkterrein van de SHG’s wordt vooral bepaald door de omschrijving van het begrip huiselijk geweld en door de in de wet genoemde taken en bevoegdheden van het SHG. 2.1 Omschrijving ‘huiselijk geweld’ Huiselijk geweld wordt in artikel 1 lid 1 onder j Wet maatschappelijke ondersteuning omschreven als: ‘Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring’. In de Memorie van Toelichting wordt over deze omschrijving gezegd: ‘Huiselijk geweld is een breed begrip waaronder geweld in vele verschijningsvormen wordt verstaan. De gangbare omschrijving van huiselijk geweld luidt: ‘geweld dat gepleegd wordt door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer, dat wil zeggen: ex-partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip huiselijk heeft expliciet te maken met de relatie tussen pleger en slachtoffer en niet met de plaats van het geweld. Onder geweld wordt verstaan de aantasting van de persoonlijke integriteit. Het kan daarbij gaan om: lichamelijk geweld (mishandeling), psychisch of emotioneel geweld (uitschelden, treiteren, kleineren, bedreiging, stalking), ongewenste seksuele toenadering of seksueel misbruik. Naast (ex)partnergeweld vallen ook eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling onder de brede noemer van huiselijk geweld’. 2.2 Juridisch kader Het juridisch kader voor het SHG is opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 6 (Wmo). Vanaf artikel 21a beschrijft deze wet de bestuurlijke setting van het SHG en de taken en bevoegdheden van het SHG. College van B&W van de centrumgemeenten Het college van B&W van de centrumgemeente is verantwoordelijk voor de organisatie van een SHG ten behoeve van de gemeenten in de regio (artikel 21a lid 1 Wmo). Taken SHG Artikel 21a lid 2 en 3 Wmo beschrijven de taken van het SHG: 1 Als meldpunt fungeren voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld; 2 Het informeren van een hulpverlenende instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij het huiselijk geweld dat werd gemeld, als het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daar aanleiding toe geeft; 3 Het informeren van de politie als het belang van de betrokkene, of de ernst van de situatie daar aanleiding toe geeft; 4 Het informeren van het AMK als er kinderen betrokken zijn bij het geweld dat is gemeld; 5 Het informeren van de melder van de stappen die naar aanleiding van zijn melding zijn ondernomen; 6 Het desgevraagd geven van advies over de stappen die in verband met het geweld kunnen worden ondernomen en het zo nodig ondersteunen van de adviesvrager. 6 Zie voor de wettekst bijlage 1 9 Bevoegdheden SHG Voor een goed beeld van de wettelijke bevoegdheden van het SHG moet de wettekst van de Wmo geplaatst worden in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Deze Wbp geeft algemene regels voor het verwerken van persoonsgegevens. Persoonsgegevens zijn alle gegevens die tot individuele personen zijn te herleiden. Verwerken is de verzamelterm voor alle handelingen die met persoonsgegevens kunnen worden verricht, zoals: opslaan, bewaren, aan anderen verstrekken, bespreken en vernietigen. De Wbp noemt een aantal grondslagen (juridische basis) voor de verwerking van persoonsgegevens. Vaak is, zeker als het gaat om het bieden van hulp, de wettelijke grondslag de toestemming van de betrokkene. Toestemmingsvereiste vervalt Nu maakt de Wmo een uitzondering op dit toestemmingsvereiste voor de SHG-taken: meldingen in ontvangst nemen, de noodzaak onderzoeken van toeleiding naar passende hulp en zo nodig toeleiden naar deze hulp,. Er is geen toestemming nodig van de betrokkene voor het verwerken van zijn persoonsgegevens als het gaat om meldingen en toeleiden naar hulp. Dat is een verregaande bevoegdheid want het betekent dat het SHG, ook als de betrokkene dit niet wenst, zijn persoonsgegevens kan opslaan, kan bewaren en aan anderen kan verstrekken voor zover dit noodzakelijk is, kort gezegd, voor het in ontvangst nemen van de melding, het beoordelen van de melding en voor de toeleiding naar passende hulp in geval van huiselijk geweld. Informatieplicht kan alleen in bijzondere gevallen worden uitgesteld De Wbp bepaalt in artikel 33 en 34 uitdrukkelijk dat als een instelling persoonsgegevens binnenkrijgt via een ander dan de betrokkene zelf, deze instelling verplicht is de betrokkene daarover te informeren. Dit wordt wel de informatieplicht genoemd (artikel 34 Wbp). De informatieplicht betekent voor het SHG dat als het SHG een melding van huiselijk geweld binnenkrijgt, het SHG verplicht is de gemelde persoon of personen over de inhoud van de melding te informeren. Dit informeren van de gemelde persoon of personen moet gebeuren op het moment dat de gegevens worden vastgelegd of in ieder geval voordat de gegevens aan een ander(e instelling) worden verstrekt of met een andere instelling (al dan niet in een screeningsoverleg of een ander extern multidisciplinair overleg) worden besproken. Ook voor de informatieplicht maakt de Wmo een uitzondering als het gaat om de taakuitoefening van het SHG. Als het voor het beoordelen van de melding en voor het toeleiden naar passende hulp noodzakelijk is, kan het SHG zijn informatieplicht met maximaal vier weken opschorten. Deze termijn kan worden verlengd telkens met maximaal veertien dagen, voor zover het uitstellen van het informeren nog steeds noodzakelijk is. Dit betekent dat het SHG na een melding kan beslissen om de gemelde persoon (nog) niet te informeren over de melding. Omdat het uitstellen van het informeren van de betrokkene een verregaand besluit is, zal een dergelijke beslissing in het algemeen alleen kunnen worden genomen als dat in verband met (het beoordelen van) de veiligheid van de cliënt, die van zijn gezinsleden, die van betrokken beroepskrachten of die van anderen noodzakelijk is. 10 Te denken valt dan aan concrete aanwijzingen dat door het informeren de veiligheid in het geding is, maar ook aan situaties waarin er concrete aanwijzingen zijn dat de veiligheid eerst moet worden beoordeeld, zo nodig in een screeningsoverleg, voordat kan worden besloten of de cliënt (al) kan worden geïnformeerd. In dergelijke gevallen kan het SHG besluiten om het informeren van de gemelde personen uit te stellen en eerst overleg te voeren met een of meer andere instanties, zoals bijvoorbeeld een hulpverlenende instantie, de politie of het AMK, voor zover noodzakelijk voor de aanpak van het geweld. De noodzaak om het informeren van de betrokkene(n) uit te stellen, dient op casusniveau te worden genomen. Anders gezegd: er kan geen algemeen besluit worden genomen over het uitstellen van de informatieplicht. Per casus waarin dit wordt besloten moet duidelijk in het bestand 7 worden vastgelegd op welke gronden (voorlopig) is afgezien van het informeren van de gemelde personen en waarom dit informeren een mogelijk veiligheidsrisico betekent. Al met al is de eis van transparantie in het wettelijk kader voor het SHG geen doel maar een middel: als het voor de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de beroepskracht en die van anderen noodzakelijk is kan bij wijze van uitzondering (tijdelijk) van openheid worden afgezien, want de veiligheid van alle betrokkenen komt op de eerste plaats. Het wettelijk kader biedt daarvoor voldoende ruimte. Geen bevoegdheden voor de adviestaak Beide hierboven beschreven bevoegdheden van het SHG zijn gekoppeld aan een melding en de daarop volgende acties gericht op toeleiding naar passende hulp. Voor de adviestaak van het SHG beschikt het SHG niet over specifieke bevoegdheden. Dat hoeft ook niet, want advies wordt door adviesvragers gevraagd op basis van anonieme cliëntgegevens. Dit sluit aan op stap 2 van de meldcode waarin beroepskrachten op basis van anonieme gegevens advies kunnen vragen aan het SHG, voordat zij over de signalen of vermoedens in gesprek gaan met hun cliënt. Geen bevoegdheden om gedwongen hulp gedwongen op te leggen De Wmo en ook andere wetgeving geven het SHG geen bevoegdheden om hulp op te leggen aan betrokkenen die deze hulp niet wensen. Wel kan natuurlijk veel worden gedaan in de sfeer van het motiveren van cliënten voor de noodzakelijke hulp, maar gedwongen hulp kan het SHG niet opleggen. Wel kan het SHG de route naar mogelijke gedwongen hulp in gang zetten bijvoorbeeld door de politie te informeren, zodat er in een strafzaak gedwongen hulp door de rechter wordt opgelegd, of door het AMK te informeren die op zijn beurt de Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken de procedure bij de rechtbank voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang te zetten. Ook kan het SHG de politie informeren met het doel dat de mogelijkheden van een tijdelijk huisverbod worden beoordeeld. In dat geval wordt er weliswaar formeel geen gedwongen hulp in gang gezet, maar de uit huis geplaatste 7 De term ‘bestand’ wordt gebruikt voor de gehele (digitale) verzameling van gegevens van het SHG. Het begrip ‘dossier’ wordt gebruikt voor de gegevens die in verband met een melding over één cliëntsysteem zijn in het bestand van het SHG zijn opgenomen. 11 staat doorgaans wel onder druk om de ‘vrijwillige’ hulp die hem geboden wordt, te aanvaarden omdat hij anders het risico loopt dat het tijdelijk huisverbod wordt verlengd. Doel: passende hulp op gang brengen Na een melding zijn de inspanningen van het SHG er op gericht om alle leden van het cliëntsysteem, indien het geweld daar aanleiding toe geeft, toe te leiden naar passende hulp. De wijze waarop het SHG omgaat met deze bevoegdheden Het is niet de bedoeling dat het SHG zijn bevoegdheden zo gaat inzetten dat buiten de betrokkenen om gehandeld wordt. Integendeel. De afgelopen jaren zijn de SHG’s er vooral door een open, laagdrempelige werkwijze in geslaagd om het vertrouwen te winnen van slachtoffers en plegers van huiselijk geweld. Het is voor de effectiviteit van de SHG’s van belang dit vertrouwen vast te houden. Dat kan alleen door een zo open mogelijke werkwijze waarbij zoveel mogelijk wordt gehandeld met medeweten en bij voorkeur met de toestemming van alle betrokkenen. Het is ook binnen het juridisch kader dat de Wet maatschappelijke ondersteuning nu voor de SHG’s biedt, de bedoeling dat deze open werkwijze wordt voortgezet. Dat blijkt ook uit de wijze waarop de wettelijke bevoegdheden zijn geformuleerd. Aansluiting bij de stappen van de meldcode De zo open mogelijke werkwijze van het SHG sluit aan op de meldcode die veel beroepskrachten verplicht zijn te hanteren bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling8. Stap 3 in de meldcode bestaat uit het gesprek met de cliënt. Daarmee verplicht de meldcode de professional om eerst over de signalen en over de melding in gesprek te gaan met de cliënt voordat hij beslist of hij een melding zal doen. Alleen als de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, die van de beroepskracht of die van anderen in het geding is, of als het noodzakelijk is deze veiligheid eerst te beoordelen, kan een professional een melding doen zonder dat hij daarover contact heeft gehad met zijn cliënt. Al met al zijn de werkwijze van het SHG en het stappenplan van de meldcode erop gericht om de leden van het cliëntsysteem zo spoedig mogelijk bij de signalen te betrekken en om zoveel mogelijk samen met hen te bezien hoe het geweld kan worden gestopt en op welke wijze aan slachtoffer, getuige en pleger hulp kan worden geboden. 2.3 Reikwijdte van het handelingsprotocol in externe netwerken waaraan het SHG deelneemt Het SHG neemt regelmatig deel aan netwerken en andere vormen van extern overleg waarin andere deelnemers aan het overleg signalen van huiselijk geweld inbrengen. Het handelingsprotocol is in dergelijke gevallen alleen van toepassing als in dit extern overleg besloten wordt dat het SHG de casus meeneemt voor nader onderzoek en toeleiding naar hulp. Op casussen die in het extern overleg worden besproken en waarvan wordt besloten dat ze door een andere deelnemer zullen worden opgepakt, zonder tussenkomst van het SHG, is het handelingsprotocol niet van toepassing. Zie ook het stroomschema dat als bijlage 5 is opgenomen achterin dit protocol. 8 Zie voor meer informatie over de meldcode bijlage 4 12 3 Eerste contact met de advies– of consultvrager of met een melder Doel van het eerste contact met de advies– of consultvrager of met de melder is zicht te krijgen op wat de melder van het SHG verwacht én om hem duidelijk te maken welke mogelijkheden het SHG heeft in de aanpak van huiselijk geweld. 3.1 Uitvoering In een eerste contact met een (potentiële) adviesvrager, consultvrager of melder komt in ieder geval aan de orde: - zijn positie, dit wil zeggen, of hij als slachtoffer, getuige of pleger zelf bij het geweld is betrokken en zo dit niet het geval is, in welke (beroepsmatige of informele) relatie hij staat tot het cliëntsysteem; - het doel dat hij met het contact met het SHG wil bereiken en zijn verwachtingen; - de aard en de omvang van het geweld dat hij vermoedt of heeft gesignaleerd en of er ook minderjarigen bij (de gevolgen van) dit geweld zijn betrokken; - de werkwijze en de mogelijkheden van het SHG; - de meldcode die eventueel op hem van toepassing is, het meldrecht en een eventueel beroepsgeheim; - mogelijke vervolgtrajecten in de vorm van advies, consult of het doen van een melding; - consequenties van deze vervolgtrajecten, zoals de informatieplicht van het SHG, het al dan niet bekendmaken van de identiteit van de melder bij het cliëntsysteem9 en het informeren van het AMK indien er bij het geweld dat wordt gemeld minderjarigen zijn betrokken. De wijze waarop het SHG gegevens over een advies, een consult of een melding vastlegt. 3.2 Toelichting Het is in lang niet alle contacten onmiddellijk duidelijk wat de betrokkene beoogt met zijn contact met het SHG. Zelfs niet als hij het woord ‘melding’ of ‘advies’ gebruikt. Daarom is het van belang om in het eerste contact goed uit te zoeken wat degene die contact zoekt met het SHG precies voor ogen staat. Het SHG kan daarbij behulpzaam zijn door uit te leggen wat het vragen van een advies betekent en welke gevolgen het heeft als de betrokkene besluit een melding te doen. 9 De personen die bij het huiselijk geweld als pleger, slachtoffer of getuige zijn betrokken worden in dit handelingsprotocol aangeduid met cliënt of cliëntsysteem. 13 4 Het geven van advies en consult Doel van het geven van advies is antwoord te geven op de vragen van de adviesvrager en hem te ondersteunen in zijn aanpak van het huiselijk geweld. De adviesvrager vraagt zijn advies op basis van anonieme cliëntgegevens. Zelf maakt hij zich wel bekend aan het SHG. Leidt het advies tot een of meer volgende adviesgesprekken over dezelfde casus, dan wordt het advies een consult genoemd.10 Het verschil tussen een advies en een melding is dat in geval van advies het SHG zich beperkt tot het geven van advies aan de adviesvrager. In geval van een melding, legt het SHG gegevens van de leden van het cliëntsysteem vast, beoordeelt het SHG de melding en spant het zich zo nodig in om alle betrokkenen toe te leiden naar passende hulp. 4.1 Uitvoering Het SHG bespreekt met de adviesvrager die zelf als slachtoffer, getuige of pleger bij het geweld betrokken is: - de aard en ernst van het huiselijk geweld dat wordt gemeld; - de wijze waarop de adviesvrager zelf betrokken is bij het geweld; - of er bij (de gevolgen van) het huiselijk geweld ook minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken; - wat de adviesvrager zou kunnen doen om (zichzelf en andere) betrokkenen tegen het geweld te beschermen en het geweld te stoppen; - welke vormen van hulp of opvang mogelijk zijn en hoe het SHG de betrokkenen kan ondersteunen in de toeleiding naar deze hulp of opvang. Het SHG bespreekt met de adviesvrager die als professional of als particuliere omstander bij het huiselijk geweld betrokken is: - de aard en ernst van het huiselijk geweld (dat wordt vermoed); - de wijze waarop de adviesvrager betrokken is bij het huiselijk geweld (dat wordt vermoed); - of er bij (de gevolgen van) het huiselijk geweld minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken; - wat de adviesvrager zou kunnen doen om het geweld met het cliëntsysteem te bespreken; - welke vormen van hulp en opvang beschikbaar zijn en wat de adviesvrager zou kunnen doen om het cliëntsysteem toe te leiden naar deze hulp of opvang; - op welke wijze het SHG de adviesvrager zou kunnen ondersteunen in de aanpak van het huiselijk geweld (dat wordt vermoed); - of de adviesvrager behoefte heeft aan een volgend adviesgesprek (consult) over dezelfde casus; - de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen SHG en adviesvrager; - hoe het SHG omgaat met het registreren van gegevens naar aanleiding van een advies of consult. 10 Kortheidshalve gebruikt dit handelingsprotocol de term adviesvrager, ook als gedoeld wordt op een adviesvrager die verschillende keren advies vraagt over dezelfde casus. De term consultvrager wordt alleen gebruikt als het onderscheid tussen adviesvrager en consultvrager relevant is. 14 Doorgeleiden naar het AMK Indien in het adviesgesprek blijkt dat advies wordt gevraagd over een situatie van kindermishandeling, dit wil zeggen van huiselijk geweld waarbij uitsluitend minderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn betrokken: - verwijst het SHG de professionele adviesvrager door naar het AMK, met vermelding van de contactgegevens van het AMK; - vraagt het SHG de niet-professionele adviesvrager of hij ermee instemt dat zijn naam en zijn contactgegevens worden doorgegeven aan het AMK, opdat het AMK zo spoedig mogelijk contact met hem opneemt. Indien hij dit niet wenst, verwijst het SHG de adviesvrager door naar het AMK met vermelding van de contactgegevens van het AMK. Verdeling van verantwoordelijkheden in geval van advies of consult In geval van een advies of een consult blijft de advies- of consultvrager zelf verantwoordelijk voor de aanpak van het huiselijk geweld dat wordt vermoed en voor de stappen die eventueel moeten worden ondernomen. Het SHG is verantwoordelijk voor het zorgvuldig adviseren van de adviesvrager en het SHG vergewist zich ervan of de adviesvrager bekend is met deze verdeling van verantwoordelijkheden: dat hij weet dat hij, ook na het advies: - zelf verantwoordelijk blijft voor de aanpak van het huiselijk geweld; - dat het SHG naar aanleiding van het advies geen acties onderneemt in de richting van het cliëntsysteem. Omzetten van een advies in een consult In alle gevallen waarin het SHG meent dat voortgezette advisering en/of ondersteuning van de adviesvrager noodzakelijk is: - gelet op de aard en de ernst van het geweld dat wordt vermoed; én - gelet op de (on)mogelijkheden van de adviesvrager om dit geweld te stoppen en alle betrokkenen toe te leiden naar passende hulp; dringt het SHG bij de adviesvrager aan op het maken van een afspraak voor een volgend adviesgesprek over dezelfde casus. De adviesvrager beslist zelf of hij op dit aanbod van een consult in gaat. Omzetten van een advies in een melding Het SHG adviseert de adviesvrager om een advies om te zetten in een melding, indien het SHG meent dat het in verband met: - de ernst en de aard van het geweld dat wordt vermoed; én - de (on)mogelijkheden van de adviesvrager om dit geweld te stoppen en alle betrokkenen toe te leiden naar passende hulp, noodzakelijk is dat het SHG onderzoek doet naar de noodzaak van toeleiding naar passende hulp en zo nodig deze toeleiding realiseert. 15 NB: - De adviesvrager beslist zelf, gehoord het advies van het SHG, of hij zijn advies omzet in een melding. - Als het SHG een professionele adviesvrager adviseert om zijn advies om te zetten in een melding, wijst het SHG de adviesvrager erop dat hij verplicht is (zijn vermoeden van) het geweld en zijn melding eerst met zijn cliënt te bespreken voordat hij een melding bij het SHG doet, tenzij de veiligheid van het cliëntsysteem, van de adviesvrager of die van een ander dit gesprek niet toelaat11. - Indien de adviesvrager besluit zijn advies om te zetten in een melding, zijn de bepalingen van hoofdstuk 5 van dit handelingsprotocol van toepassing. 4.2 Registratie van gegevens over het advies en het consult Van ieder advies of consult worden volgens een vast format gegevens vastgelegd in het bestand. Deze registratie staat op naam van de advies– of consultvrager, tenzij hij daar bezwaar tegen maakt. In geval van advies of consult worden geen namen of andere persoonsgegevens van leden van het cliëntsysteem vastgelegd. Meent het SHG dat het, in verband met de noodzaak om het geweld te stoppen of om de cliënt tegen huiselijk geweld te beschermen, noodzakelijk is om persoonsgegevens van een cliënt vast te leggen, dan dringt het SHG er bij de adviesvrager op aan om zijn advies om te zetten in een melding. In geval van consult worden de contactgegevens van de consultvrager vastgelegd, met daarbij de afspraken die zijn gemaakt over een vervolg van het adviesgesprek. 4.3 Toelichting Een advies wordt gevraagd en gegeven op basis van anonieme cliëntgegevens. Het SHG vraagt dus niet naar namen van leden van het cliëntsysteem en de advies– of consultvrager verstrekt deze ook niet. Worden ze toch verstrekt, dan legt het SHG deze namen niet vast. Van belang in een adviesgesprek is dat de adviesvrager zich realiseert dat hij ‘slechts’ advies vraagt en dat het SHG na het advies geen acties onderneemt in de richting van het cliëntsysteem. In sommige adviesgesprekken zal het SHG de adviesvrager moeten helpen in zijn afweging of het advies moet worden omgezet in een melding, zodat het SHG de toeleiding naar passende hulp kan overnemen. De adviesvrager heeft op dit punt de regie. Hij beslist of hij zijn advies, na contact met het cliëntsysteem, omzet in een melding. Het SHG ondersteunt hem daarin en wijst hem zo nodig op risico’s en op de mogelijkheden die het SHG na een melding heeft om het geweld te stoppen en de betrokkenen te beschermen tegen nieuw geweld. Beslist de adviesvrager dat hij zijn advies omzet in een melding, dan wijst het SHG de professionele adviesvrager op de noodzakelijke contacten met de cliënt. Want het vragen van advies gebeurt op basis van anonieme cliëntgegevens, daarover hoeft de beroepskracht de cliënt niet vooraf te informeren. Maar als hij zijn advies zou omzetten in een melding, moet hij vooraf met de cliënt over (zijn vermoeden van) het geweld spreken en ook aangeven 11 Deze verplichting geldt voor alle professionals die gebonden zijn aan een meldcode. 16 dat hij van plan is een melding te doen. Deze derde stap van de meldcode kan alleen worden overgeslagen in verband met de veiligheid van leden van het cliëntsysteem, van de melder of die van anderen. Is de adviesvrager niet bereid zijn advies om te zetten in een melding, terwijl het SHG meent dat dit wel noodzakelijk is, dan spant het SHG zich in om een afspraak met de adviesvrager te maken voor een consult (vervolgadvies) zodat het SHG enig zicht houdt op het huiselijk geweld en de aanpak daarvan. Voor wat betreft het vastleggen van gegevens: de wet biedt het SHG niet de bevoegdheid om gegevens over de leden van het cliëntsysteem vast te leggen in geval van advies of consult. De adviestaak biedt, zo blijkt uit ervaringen binnen de AMK’s, belangrijke kansen aan het SHG om andere beroepskrachten in staat te stellen zelf huiselijk geweld aan te pakken en/of om tot een goed besluit te komen over het al dan niet doen van een melding. Zo waren er blijkens het jaarverslag van de AMK’s over 2011 bijna 66.000 telefonische contacten met het AMK waarvan het in bijna 46.750 gevallen ging om advies of consult. Uit een onderzoek dat de Inspectie Jeugdzorg in 2010 bij alle AMK’s uitvoerde, bleek in dat jaar 85% van de advies– en consultvragers, bij navraag door de Inspectie, achteraf tevreden te zijn over het gegeven advies of consult en over de bruikbaarheid daarvan. 97% van de adviesvragers gaf in dat onderzoek aan bij een nieuw vermoeden zeker opnieuw een beroep te zullen doen op het AMK voor advies. Of de advies- en consulttaak zich binnen het SHG op dezelfde wijze zal ontwikkelen, moet nog worden afgewacht. Verwacht mag in ieder geval worden dat het belang van de adviestaak van het SHG zal toenemen na invoering van de verplichte meldcode. Deze meldcode bevat een stappenplan voor beroepskrachten bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Na het in kaart brengen van signalen is in de volgende stap naast collegiale consultatie het vragen van advies aan SHG of AMK nadrukkelijk als optie opgenomen. 17 5 Meldingen in ontvangst nemen Bij het in ontvangst nemen van een melding verzamelt het SHG informatie van de melder over het huiselijk geweld (dat hij vermoedt) zodat het SHG kan onderzoeken of het noodzakelijk is om de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp. N.B. Een melding is geen absolute voorwaarde voor het doen van onderzoek naar de noodzaak van passende hulp voor alle leden van het cliëntsysteem. Raakt het SHG op enigerlei wijze op de hoogte van signalen van (ernstige vormen van) huiselijk geweld en is er geen melder, dan kan het SHG besluiten om ‘ambtshalve’, dit wil zeggen op eigen initiatief, zonder dat er een melding is gedaan, onderzoek te doen naar de noodzaak van passende hulp voor alle leden van het cliëntsysteem. 5.1 Uitvoering In het contact met de melder komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde: - de aard en de omvang van het huiselijk geweld dat wordt vermoed; - of bij (de gevolgen van) het geweld minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken; - de naam en de contactgegevens van de melder en de relatie van de melder tot het cliëntsysteem; - de motieven en de actuele aanleiding voor de melding, al dan niet tegen een achtergrond van structureel geweld; - de naam of de namen van de leden van het cliëntsysteem en ook, voor zover deze bij de melder bekend zijn, hun contactgegevens; - in geval van een professionele melder: de betekenis van het wettelijk meldrecht en de meldcode voor het doen van een melding; - in geval van een professionele melder: of (het vermoeden van) het huiselijk geweld en de melding zijn besproken met een of meer leden van het cliëntsysteem en indien dit niet het geval is, waarom dit (nog) niet is gebeurd; - mogelijke risico’s voor de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem of voor anderen bij het bespreken van (het vermoeden van) het huiselijk geweld en/of het bekend maken van de identiteit van de melder; - voor zover bij de melder bekend: hulpverleningstrajecten die eerder in gang zijn gezet en/of die nu lopen en de resultaten daarvan; - beschrijving van de acties die het SHG in algemene zin zal ondernemen in de richting van het cliëntsysteem en in die van anderen, naar aanleiding van een melding; - de verdeling van verantwoordelijkheden na een melding tussen het SHG en de melder; - de wijze waarop het SHG omgaat met het bekendmaken van de identiteit van de melder ten opzichte van het cliëntsysteem; - de mogelijkheden die de melder zelf eventueel heeft om gedurende de behandeling van de melding door het SHG, het cliëntsysteem te beschermen en het huiselijk geweld te stoppen of te verminderen; 18 - de termijn waarbinnen verwacht wordt dat de melder kan worden geïnformeerd over de stappen die het SHG naar aanleiding van de melding heeft ondernomen; - in geval van een professionele melder, voor zover hij zijn melding mondeling heeft gedaan: afspraken over de toezending van de weergave van de melding en het door de melder retour zenden daarvan eventueel met zijn opmerkingen en aanvullingen. Indien (ook) minderjarigen bij (de gevolgen van) het geweld zijn betrokken: - het door het SHG doorgeleiden van de melding indien blijkt dat de melding uitsluitend betrekking heeft op (gevolgen van) geweld waarbij minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, dan wel het gezamenlijk optreden van het SHG en het AMK omdat bij (de gevolgen van) het huiselijk geweld minderjarigen én meerderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn betrokken. Openheid over de identiteit van de melder ten opzichte van het SHG Meldingen worden alleen in ontvangst genomen en behandeld als de melder bereid is zijn identiteit bekend te maken aan het SHG. Bij wijze van uitzondering kan de leidinggevende van het SHG beslissen dat een melding, ondanks de anonimiteit van de melder, toch in behandeling wordt genomen, vanwege de ernst van het geweld dat is gemeld en de noodzaak om het cliëntsysteem daartegen te beschermen. Het besluit van de leidinggevende met daarbij de redenen die tot dit besluit hebben geleid, worden vastgelegd in het bestand van het SHG, op naam van het cliëntsysteem. Openheid over de identiteit van de melder ten opzichte van het cliëntsysteem In geval van een professionele melder maakt het SHG zijn identiteit bekend bij de leden van het cliëntsysteem, tenzij deze identiteit niet bekend kan worden gemaakt in het belang van de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de melder, of die van anderen. In geval van een niet–professionele melder maakt het SHG de identiteit van de melder niet bekend bij het cliëntsysteem, tenzij deze melder daarvoor zijn uitdrukkelijke toestemming verleent. Is het noodzakelijk om de melding door te geleiden naar het AMK omdat ook minderjarigen als slachtoffers of getuigen bij (de gevolgen van) het geweld betrokken zijn, dan volgt het AMK de afspraken die het SHG heeft gemaakt met de melder over het al dan niet bekend maken van zijn identiteit. Doorgeleiden van de melding naar het AMK Als uit de melding blijkt dat het gaat om een vermoeden van huiselijk geweld waarbij alleen minderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn betrokken, geleidt het SHG de melding, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de melding, door naar het AMK. Nadat het AMK een bericht van ontvangst van de melding aan het SHG heeft verzonden, draagt het AMK de verantwoordelijkheid voor het systeemgericht afhandelen van de melding. Het AMK benadert de melder om hem te informeren over de doorgeleiding van zijn melding naar het AMK. 19 Gezamenlijk optreden van SHG en AMK Als uit de melding blijkt dat het gaat om (een vermoeden van) geweld waarbij minderjarigen én meerderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn betrokken, zoekt het SHG binnen twee werkdagen na ontvangst van de melding, contact met het AMK om afspraken te maken over een gezamenlijk optreden in verband met dit (vermoeden van) geweld. In dit geval maken AMK en SHG afspraken over: - de aard van het gezamenlijk optreden: neemt de ene instelling het voortouw en ondersteunt de andere instelling, of vraagt de melding om intensief gezamenlijk optreden van beide instellingen; - de taken die iedere instelling gaat uitvoeren, de onderlinge afstemming van deze taken en de termijn waarbinnen deze taken zullen worden afgerond; - de wijze waarop AMK en SHG elkaar op de hoogte houden van de resultaten van hun taakuitoefening; - de namen van de beroepskrachten die als contactpersoon namens SHG en AMK zullen optreden bij de behandeling van de melding en wie van deze beroepskrachten zal optreden als casusregisseur, wiens taak het is om de voortgang van de uitvoering van de gezamenlijke afspraken te bewaken; - de wijze waarop de contacten met de cliënt en zijn gezinsleden zullen verlopen en welke functionaris(sen) deze contacten zal of zullen leggen. SHG en AMK leggen de afspraken over het gezamenlijk optreden vast in hun bestanden. NB: Blijkt pas tijdens het onderzoek naar de melding dat een gezamenlijk optreden noodzakelijk is, dan zoekt het SHG zo spoedig mogelijk nadat deze noodzaak is gebleken contact met het AMK om de hierboven beschreven afspraken te maken over een gezamenlijk optreden. Verdeling van verantwoordelijkheden tussen SHG en melder na een melding Na een melding neemt het SHG de verantwoordelijkheid van de melder over voor zover het gaat om: - onderzoeken van de melding om de noodzaak van hulp te beoordelen; - zo nodig toeleiden van de leden van het cliëntsysteem naar passende hulp; - beslissen of het noodzakelijk is om het AMK of de politie over het (vermoeden van) huiselijk geweld te informeren. In het gesprek met de professionele melder beoordelen het SHG en de melder wat de melder zelf, gedurende de behandeling van de melding door het SHG , kan doen om het geweld te stoppen en het cliëntsysteem hulp te bieden. Is de melder een lid van het cliëntsysteem, dan wordt met hem besproken welke stappen hij zelf kan zetten om zichzelf en de andere leden van het cliëntsysteem tegen het geweld te beschermen en het geweld te stoppen en op welke wijze het SHG hem daarin kan ondersteunen. 20 Samenvatting of weergave van een telefonische melding Indien een melder telefonisch een melding doet, dan vat het SHG ter afsluiting van het gesprek waarin de melding is gedaan, de melding kort samen en vraagt het SHG de melder of zijn melding zo goed is weergegeven. Op verzoek van een professionele melder zendt het SHG een concept van de weergave van de melding aan de melder toe, met het verzoek aan de melder om deze weergave zo spoedig mogelijk retour aan het SHG te zenden, zo nodig met zijn wijzigingen en aanvullingen. Eventuele wijzigingen of aanvullingen voegt het SHG toe aan de gegevens die over de melding in het bestand zijn opgenomen. Hulpvraag van personen die zelf als slachtoffer of pleger bij het huiselijk geweld betrokken zijn Als een slachtoffer of een pleger zelf contact zoekt met het SHG vanwege zijn eigen betrokkenheid bij huiselijk geweld, overlegt het SHG met de hulpvrager welke stappen het SHG zal zetten opdat aan de hulpvrager en aan de andere leden van het cliëntsysteem passende hulp wordt geboden. 5.2 Registratie van gegevens over de melding (of over de hulpvraag van een slachtoffer of pleger) Bij een melding worden op basis van een vast format in het bestand vastgelegd: - naam en (kantoor)adres van de melder en zijn relatie tot het cliëntsysteem; - naam en adres van de leden van het cliëntsysteem; - naam en (kantoor)adres van beroepskrachten die betrokken zijn bij het cliëntsysteem; - alle feiten over het geweld dat wordt vermoed die de melder heeft verstrekt en die van belang zijn voor de taakuitoefening van het SHG, zo nodig met de aanvullingen en wijzigingen die de melder op de concept weergave van zijn melding heeft aangebracht; - of de melder zijn vermoeden van het geweld en zijn melding met het cliëntsysteem heeft besproken; - of de identiteit van de melder bekend kan worden gemaakt aan het cliëntsysteem; - afspraken tussen de melder en het SHG; - afspraken tussen het SHG en het AMK over een gezamenlijk optreden; - doorgeleiding van een melding naar het AMK. Gegevens controleren met behulp van de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie In het kader van een zorgvuldige werkwijze dient het SHG vast te stellen of de gegevens over de leden van het cliëntsysteem juist en volledig zijn. Daarom is de gemeente op grond van artikel 21d lid 2 Wmo, verplicht om het SHG ‘terstond’ een aantal algemene persoonsgegevens van de leden van het cliëntsysteem uit de gemeentelijke basisadministratie te verstrekken. 21 5.3 Toelichting Een melding is niet mogelijk zonder dat de melder de naam of de namen noemt van de leden van het cliëntsysteem, omdat het SHG anders geen actie kan ondernemen in de richting van dit cliëntsysteem. Daarnaast maakt de melder zich ook zelf bekend bij het SHG evenals zijn relatie tot het cliëntsysteem. In geval van professionele melders biedt de wet maar zeer beperkte mogelijkheden om als melder anoniem te blijven ten opzichte van het cliëntsysteem. In feite is dit alleen mogelijk in verband met (de noodzaak van het beoordelen van) de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de melder of die van anderen. De beslissing hierover neemt uiteindelijk de melder zelf. Het SHG onderzoekt, voordat de melder de beslissing neemt, samen met de melder of het in verband met de veiligheid echt noodzakelijk is om anoniem te blijven ten opzichte van het cliëntsysteem. In geval van een mondelinge melding vat het SHG de inhoud van de melding aan het eind van het contact samen en vraagt de melder of deze weergave van de melding correct is. Indien de melder aangeeft dat dit het geval is, wordt deze zo vastgelegd in het bestand. Als een professionele melder daar bij een mondelinge melding om verzoekt, ontvangt hij een digitale of schriftelijke weergave van zijn melding om zo vast te kunnen stellen of zijn melding en de feiten die hij daarbij verstrekt heeft, juist en volledig zijn weergegeven. De melder zendt deze weergave zo snel mogelijk terug aan het SHG, zo nodig met aanvullingen en wijzigingen. Vervolgens zorgt het SHG ervoor dat deze weergave van de melding wordt opgenomen in het bestand. De samenvatting aan het eind van het meldgesprek en de schriftelijke of digitale weergave zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat het SHG werkt op basis van volledige en zorgvuldige meldingen en om het vertrouwen van melders in het SHG te bevorderen. Is de melder zelf als slachtoffer of pleger betrokken bij het huiselijk geweld, dan wordt dit geen melding maar een ‘hulpvraag’ genoemd. In dat geval overlegt het SHG met de hulpvrager welke stappen het SHG zal zetten om hem en de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp. Deze hulpvraag wordt ook vastgelegd in het bestand, met daarbij de stappen die het SHG zet om de hulpvrager en andere betrokkenen bij het geweld toe te leiden naar passende hulp. 22 6 Het informeren van het cliëntsysteem over de melding Het SHG is verplicht om de leden van het cliëntsysteem zo spoedig mogelijk over de melding te informeren. Het SHG vraagt dan ook een reactie van het cliëntsysteem op de inhoud van de melding en het SHG beschrijft de stappen die het zal gaan zetten naar aanleiding van de melding. Het informeren van de leden van het cliëntsysteem kan worden uitgesteld voor zover dit noodzakelijk is in verband met (het beoordelen van) de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, die van beroepskrachten of die van anderen. 6.1 Uitvoering Het SHG informeert de leden van het cliëntsysteem zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de melding, over de inhoud van de melding. Dit informeren kan gebeuren door middel van een brief of door middel van een (telefoon)gesprek. Als gekozen wordt voor het informeren door middel van een brief, wordt de cliënt in deze brief uitdrukkelijk uitgenodigd om contact op te nemen met het SHG om zijn visie te geven op de inhoud van de melding en op de noodzaak van en zijn bereidheid tot hulp. Beslist het SHG dat het informeren van de betrokkenen zal plaatsvinden in een gesprek, dan beoordeelt het SHG of het mogelijk is één gesprek te voeren met alle leden van het cliëntsysteem, of dat het voeren van afzonderlijke gesprekken met verschillende leden van het cliëntsysteem noodzakelijk is. In dit gesprek of in deze gesprekken komt in ieder geval aan de orde: - het geweld dat is gemeld en de identiteit van de melder, tenzij hem anonimiteit ten opzichte van het cliëntsysteem is gegarandeerd; - de reactie van de leden van het cliëntsysteem op het huiselijk geweld dat is gemeld; - de gedachten van de leden van het cliëntsysteem over de aanpak van het huiselijk geweld en over de vormen van hulp die passend zouden zijn en die eventueel al in gang zijn gezet of in gang zouden moeten worden gezet; - de bereidheid van de leden van het cliëntsysteem om passende hulp te aanvaarden; - de stappen die het SHG gaat ondernemen in verband met het onderzoek naar de melding opdat de noodzaak van passende hulp kan worden beoordeeld en de instanties of beroepskrachten die het SHG in verband hiermee als informanten zal gaan benaderen; - een reactie van het cliëntsysteem op de door het SHG geschetste stappen en contacten met informanten; - afspraken over de wijze waarop en de termijn waarbinnen het cliëntsysteem door het SHG zal worden geïnformeerd over de stappen die het heeft ondernomen. 23 Verlenging van de termijn van vier weken met telkens twee weken De termijn van vier weken waarbinnen het SHG de leden van het cliëntsysteem dient te informeren over de melding, kan telkens met een termijn van maximaal veertien dagen worden verlengd, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de melder of die van anderen. Bij deze beoordeling gaat het niet om de vraag of het huiselijk geweld op zich onveilig is voor de betrokkenen of voor beroepskrachten, maar of het informeren moet worden uitgesteld in verband met deze veiligheid. Het gaat dan overigens niet alleen om concrete aanwijzingen dat door dit informeren een situatie van onveiligheid kan ontstaan, maar ook om aanwijzingen dat het noodzakelijk is om eerst de veiligheid te beoordelen voordat de betrokkenen kunnen worden geïnformeerd. Het besluit over het verlengen van de termijn wordt genomen door de leidinggevende. Dit besluit en de redenen waarom is besloten om de betrokkene(n) nog niet te informeren wordt vastgelegd in het bestand. Vooroverleg met professionals voordat het cliëntsysteem is geïnformeerd over de melding Vooroverleg, dit wil zeggen overleg met andere professionals van buiten het SHG voordat de betrokkenen over de melding zijn geïnformeerd, is mogelijk voor zover dit overleg noodzakelijk is in verband met de veiligheid van een of meer leden van het cliëntsysteem, die van de melder of die van anderen. Het overleg kan ook worden gehouden om te beoordelen of het informeren van de betrokkenen mogelijk is in verband met hun veiligheid of die van de beroepskrachten, bijvoorbeeld in de vorm van een screeningsoverleg. Een besluit over de noodzaak van vooroverleg wordt genomen door de leidinggevende van het SHG. Dit besluit wordt gemotiveerd vastgelegd in het bestand. Daarbij wordt ook vermeld met welke instanties vooroverleg wordt gevoerd. 6.2 Registratie van het gesprek met het cliëntsysteem en van het vooroverleg In het bestand worden de gegevens over het gesprek of de gesprekken met de leden van het cliëntsysteem vastgelegd op basis van een vast format. Ook het besluit om af te zien van een gesprek met een of meer leden van het cliëntsysteem, of om de termijn daarvan te verlengen, wordt gemotiveerd vastgelegd in het bestand. Daarnaast worden gegevens vastgelegd van eventueel vooroverleg met professionals. 6.3 Toelichting De leden van het cliëntsysteem behoren zo snel mogelijk te weten dat er een melding over hen is gedaan. In principe is het een taak van het SHG om de client over de melding te informeren. Maar het SHG kan ook besluiten om dit door een ander te laten doen, te denken valt dan aan een beroepskracht die al bij het cliëntsysteem betrokken is. Hij kan de melding met zijn client te bespreken om dan samen te bezien of er voldoende wordt gedaan om het geweld te stoppen en alle betrokkenen voldoende hulp te bieden. Indien het SHG hiertoe besluit is het van belang dat het SHG wordt geïnformeerd over de uitkomsten van dit contact tussen beroepskracht en client en de uitvoering van eventueel gemaakte afspraken bewaakt. 24 Alleen in zeer bijzondere gevallen, als dit noodzakelijk is voor het onderzoeken van de melding of het toeleiden naar hulp, kan van het informeren van de betrokkenen worden afgezien. In feite kan van deze uitzondering alleen gebruik worden gemaakt als er aanwijzingen zijn dat het informeren van de betrokkenen een veiligheidsrisico oplevert voor de leden van het cliëntsysteem, voor de beroepskrachten of voor anderen, of als er aanwijzingen zijn dat deze veiligheidsrisico’s eerst moeten worden beoordeeld, bijvoorbeeld in een screeningsoverleg, voordat men kan besluiten of de betrokkenen kunnen worden geïnformeerd. Alleen als openheid over de melding binnen de gestelde termijn van vier weken niet mogelijk is, kan het SHG deze periode meet maximaal veertien dagen verlengen. Na iedere veertien dagen moet een nieuwe afweging worden gemaakt of het al mogelijk is om de leden van het cliëntsysteem te informeren over de melding. Vooroverleg met professionals die bij het cliëntsysteem zijn betrokken, dit wil zeggen overleg voordat de leden van het cliëntsysteem over de melding zijn benaderd, is eveneens alleen mogelijk indien dit voor (het beoordelen van) de veiligheid noodzakelijk is. In alle andere gevallen informeert het SHG eerst de leden van het cliëntsysteem voordat overleg met anderen wordt gevoerd. 25 7 Onderzoeken of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is en zo nodig opstellen van een plan voor de toeleiding Na ontvangst van de melding beoordeelt het SHG, op basis van een risicotaxatie, de urgentie van de melding. Hierna onderzoekt het SHG of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is. In dat geval stelt het SHG een plan op met daarin de wijze waarop de leden van het cliëntsysteem zullen worden toe geleid naar passende hulp. 7.1 Uitvoering Risicotaxatie en vaststellen urgentie Na ontvangst van de melding wordt het risico op geweld en de ernst daarvan getaxeerd om zo de urgentie van de afhandeling van de melding vast te stellen. Indien noodzakelijk in verband met (de beoordeling van) de veiligheid vindt in verband met de risico taxatie vooroverleg plaats met professionals die bij de leden van het cliëntsysteem betrokken zijn. De uitkomsten van de risicotaxatie worden vastgelegd in het bestand van het SHG. Onderzoeken of toeleiden naar passende hulp noodzakelijk is en zo nodig opstellen van een plan voor de toeleiding Op basis van de risicotaxatie en de vastgestelde urgentie onderzoekt het SHG of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is. Dit wil zeggen dat door middel van contacten met de leden van het cliëntsysteem en met eventueel al betrokken beroepskrachten, wordt beoordeeld of het nodig is om een plan op te stellen voor de toeleiding naar passende hulp voor alle betrokkenen. Doel van het onderzoek naar de noodzaak van toeleiding naar passende hulp Het onderzoek naar aanleiding van de melding heeft tot doel: - beoordelen of het toeleiden naar hulp voor de leden van het cliëntsysteem noodzakelijk is; En indien dit het geval is: - beoordelen welke hulp passend is en vaststellen op welke wijze de toeleiding naar deze hulp zal gaan gebeuren. De inhoud van het onderzoek naar de noodzaak van toeleiding naar passende hulp Het onderzoek bestaat uit het vragen van informatie aan en het voeren van overleg met informanten. Informanten zijn beroepskrachten die bij een of meer leden van het cliëntsysteem zijn betrokken en op grond daarvan (mogelijkerwijs) over informatie beschikken die relevant is om te beoordelen of toeleiding naar passende hulp nodig is. Bijvoorbeeld om de ernst van het geweld in te schatten, of het risico op herhaling van dit geweld, of om de keuze voor een passende vorm van hulp te beoordelen of de bereidheid om deze hulp te aanvaarden. 26 Het SHG beslist per melding, afhankelijk van de inhoud van de melding, welke informanten zullen worden benaderd, hoeveel informanten er worden benaderd en op welke wijze de informanten zullen worden benaderd (telefonisch, via email, of in een (casus)overleg). Doorslaggevend voor de keuzes over het benaderen van informanten is of de informanten (wellicht) beschikken over relevante informatie over het geweld of over (al eerder geboden) hulp aan de leden van het cliëntsysteem. Het SHG benadert in ieder geval de politie als informant in alle gevallen waarin dit noodzakelijk is in verband met de ernst van de melding of met andere belangen van de betrokkenen. Bijvoorbeeld om zicht te krijgen op eerdere incidenten, of op de mogelijkheden voor een tijdelijk huisverbod of een strafrechtelijke aanpak. Het SHG benadert in ieder geval het AMK als informant als er ook minderjarigen als slachtoffer of als getuige bij het geweld betrokken zijn. Het SHG benadert als informanten in principe alleen professionals. Niet-professionals uit het informele circuit van het cliëntsysteem benadert het SHG alleen als het zonder de informatie van deze informant(en) niet mogelijk is om de melding te onderzoeken of om een plan voor de toeleiding op te stellen. Is er nog geen contact geweest met de leden van het cliëntsysteem, dan dient ook contact te worden gezocht met hen om hun visie op de melding en op de noodzaak van hulp te horen en om te onderzoeken welke hulp zij gewenst achten of bereid zijn te aanvaarden. Openheid over de identiteit van de informanten ten opzichte van het cliëntsysteem Voor het bekend maken van de identiteit van informanten aan de leden van het cliëntsysteem gelden dezelfde regels als voor melders: de identiteit van professionals wordt aan het cliëntsysteem bekendgemaakt, tenzij dit in verband met de veiligheid niet mogelijk is. De identiteit van nietprofessionals die als informant optreden, wordt niet aan het cliëntsysteem bekendgemaakt, tenzij zij daarvoor hun uitdrukkelijke toestemming geven. Wettelijk meldrecht voor informanten Het wettelijk meldrecht voor huiselijk geweld omvat niet alleen het recht om een vermoeden van huiselijk geweld zo nodig zonder toestemming van de cliënt te melden bij het SHG, maar ook om desgevraagd als informant informatie aan het SHG te verstrekken. Informanten kunnen gebruikmaken van dit recht als het SHG hen benadert naar aanleiding van een melding. Besluitvorming naar aanleiding van het onderzoek naar de melding Op basis van het onderzoek naar de melding stelt het SHG vast: - of de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd of in het geheel niet is bevestigd; - indien de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd , of het opstellen van een plan voor het toeleiden van de leden van het cliëntsysteem naar passende hulp noodzakelijk is omdat (nog) niet aan alle leden van het cliëntsysteem in voldoende mate passende hulp wordt geboden. 27 Opstellen van het plan voor de toeleiding in overleg met hulpverlenende instanties en met de leden van het cliëntsysteem Het SHG voert, voordat het een (definitief) plan voor de toeleiding opstelt, overleg met de instanties die mogelijkerwijs hulp aan betrokkenen kunnen gaan bieden. Dit overleg moet duidelijk maken welke hulp deze instanties kunnen bieden en binnen welke termijn dit kan gebeuren. Indien hierover nog niet met de leden van het cliëntsysteem is gesproken, voert het SHG, eveneens voordat het (definitieve) plan voor de toeleiding wordt opgesteld, overleg met de leden van het cliëntsysteem over de noodzaak van passende hulp en hun visie daarop. Het SHG stelt vervolgens op basis van de uitkomsten van het overleg met de hulpverlenende instanties en met de leden van het cliëntsysteem het (definitieve) plan voor de toeleiding op. NB: Alleen in verband met de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de beroepskracht of die van anderen, kan het SHG besluiten om geen overleg te voeren met een of meer leden van het cliëntsysteem voordat het (definitieve) plan voor de toeleiding wordt vastgesteld. Inhoud van het plan voor de toeleiding Het plan voor de toeleiding bevat in ieder geval: - de uitkomsten van het onderzoek naar de melding en de noodzaak van het toeleiden naar passende hulp voor alle leden van het cliëntsysteem; - welke vormen van hulp passend zijn naar het oordeel van het SHG, welke instanties deze hulp kunnen bieden en binnen welke termijn deze hulp van start kan gaan; - de visie van de leden van het cliëntsysteem op de hulp die zal worden geboden en hun bereidheid om deze hulp te aanvaarden; - op welke wijze het SHG de toeleiding naar deze hulp zal verzorgen. Overdracht van de uitvoering van het plan naar hulpverlenende instantie(s) Na het vaststellen van het plan voor de toeleiding draagt het SHG de uitvoering van het plan over aan de hulpverlenende instantie(s) die de hulp zullen gaan bieden 12. Bij deze overdracht wijst het SHG de hulpverlenende instanties erop dat zij gedurende het hulptraject altijd contact kunnen zoeken met het SHG in geval van stagnaties in de hulp en/of het (opnieuw) ontstaan (van vermoedens) van huiselijk geweld. Verdeling van verantwoordelijkheden na de overdracht van het plan tussen SHG en hulpverlenende instanties Nadat het SHG de uitvoering van het plan heeft overgedragen aan de hulpverlenende instanties, zijn deze instanties verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan. Indien de toeleiding naar de hulp slaagt: - informeren de hulpverlenende instanties het SHG hierover, uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het plan; 12 Sommige SHG’s bieden zelf kortdurende hulp aan cliënten. Indien dit het geval is, bevat het plan (ook) de hulp die het SHG zelf zal gaan bieden. In dat geval is er voor deze hulp geen sprake van overdracht aan hulpverlenende instanties en is het SHG zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van deze kortdurende hulp. 28 - doen hulpverlenende instanties een (nieuwe) melding bij het SHG indien er gedurende de hulpverlening een vermoeden ontstaat dat het huiselijk geweld niet stopt, of opnieuw ontstaat; Indien de toeleiding naar de hulp niet slaagt: - informeren de hulpverlenende instanties het SHG hier onmiddellijk over en bezien zij samen met het SHG, in overleg met de betreffende leden van het cliëntsysteem, op welke wijze deze of andere hulp op gang kan worden gebracht; - indien de toeleiding naar de hulp in tweede instantie wel slaagt, informeren de hulpverlenende instanties het SHG hierover uiterlijk binnen zes weken; - indien de toeleiding naar de hulp in tweede instantie opnieuw niet slaagt, informeren de hulpverlenende instanties het SHG hier onmiddellijk over en stelt het SHG een nieuw plan voor de toeleiding op, in overleg met de leden van het cliëntsysteem, de hulpverlenende instanties en zo nodig met de politie opdat (ook) de mogelijkheden kunnen worden beoordeeld van het opleggen van een tijdelijk huisverbod bij een volgend incident of van het bieden van hulp in het gedwongen kader van het strafrecht. Contact met het cliëntsysteem indien geen plan voor de toeleiding wordt opgesteld Het SHG informeert het cliëntsysteem mondeling of schriftelijk indien het SHG na het onderzoek vaststelt: - dat de inhoud van de melding in het geheel niet is bevestigd, of - dat de inhoud van de melding (ten dele) wel is bevestigd maar dat toeleiding naar passende hulp door het SHG niet noodzakelijk is omdat aan alle leden van het cliëntsysteem al in voldoende mate passende hulp wordt geboden. Indien de inhoud van de melding in het geheel niet is bevestigd, wijst het SHG de leden van het cliëntsysteem erop dat zij het SHG kunnen verzoeken om de gegevens te vernietigen die het SHG naar aanleiding van de melding over hen heeft vastgelegd. 7.2 Registratie van het plan, van de overdracht van de uitvoering van het plan naar de hulpverlenende instanties en van het besluit om geen plan op te stellen Het SHG legt in het bestand vast: - de risicotaxatie en de urgentie die is vastgesteld naar aanleiding van de melding; - de vaststelling van het SHG, op basis van de uitkomsten van het onderzoek, of de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd of in het geheel niet is bevestigd; - het besluit van het SHG indien de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd, of het al dan niet noodzakelijk is om een plan voor de toeleiding naar passende hulp op te stellen; - het plan voor de toeleiding; - de overdracht van dit plan aan de hulpverlenende instanties; - gegevens van hulpverlenende instanties over het al dan niet slagen van de toeleiding naar de hulp en de aanpassingen van het plan indien de toeleiding niet is geslaagd. 29 7.3 Toelichting De taken die in dit hoofdstuk worden beschreven, schetsen de stappen die het SHG zet in reactie op een melding: - urgentie bepalen; - de melding onderzoeken; - vaststellen aan de hand van gesprekken met de leden van het cliëntsysteem en met informanten of er sprake is van huiselijk geweld; - als dit het geval is, bezien of toeleiding naar hulp noodzakelijk is en deze toeleiding realiseren. Wordt de inhoud van de melding in het geheel niet bevestigd, dan volgen er geen verdere acties. In dat geval dienen alleen nog het cliëntsysteem en de melder (schriftelijk of mondeling) geïnformeerd te worden door het SHG zelf of namens het SHG door een andere beroepskracht. Wordt de inhoud van de melding wel (gedeeltelijk) bevestigd, dan beoordeelt het SHG of het nodig is dat de leden van het cliëntsysteem naar passende hulp worden toegeleid. Is dat het geval, dan stelt het SHG, in nauw overleg met de hulpverlenende instanties die de hulp uit zullen gaan voeren én met de leden van het cliëntsysteem aan wie de hulp zal worden geboden, een plan voor de toeleiding op. Dit plan wordt overgedragen aan de hulpverlenende instanties en het SHG volgt ten slotte nog of de toeleiding slaagt. 30 8 Informeren van de melder Het SHG is verplicht de melder op de hoogte te stellen van de stappen die het heeft ondernomen naar aanleiding van de melding. 8.1 Uitvoering Het SHG informeert de melder over de stappen die zijn gezet naar aanleiding van de melding nadat het SHG: - heeft vastgesteld dat de inhoud van de melding in het geheel niet wordt bevestigd; of - besluit dat, ofschoon de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd, het niet noodzakelijk is om het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp omdat deze hulp al in voldoende mate wordt geboden; of - het plan voor de toeleiding naar passende hulp heeft overgedragen aan de hulpverlenende instanties. Het SHG beschrijft de stappen die zijn ondernomen kort en zakelijk en sluit af met de mededeling of er al dan niet hulp in gang is gezet voor de leden van het cliëntsysteem. Het SHG bespreekt zo nodig met de melder in welke gevallen het doen van een nieuwe melding aan de orde zou kunnen zijn. Over de inhoud van de problematiek die het geweld mogelijk veroorzaakt en over de inhoud van een eventueel hulpverleningstraject dat in gang is gezet, verstrekt het SHG geen informatie, tenzij de melder over deze informatie dient te beschikken om de leden van het cliëntsysteem te beschermen tegen nieuw geweld , al dan niet door het doen van een nieuwe melding. Het SHG verstrekt deze inhoudelijke informatie bij voorkeur niet aan melders uit het informele circuit van het cliëntsysteem. Indien dit naar het oordeel van het SHG toch noodzakelijk is in verband met de bescherming van leden van het cliëntsysteem tegen geweld, dan neemt de leidinggevende van het SHG hierover een besluit. Dit besluit wordt gemotiveerd vastgelegd in het bestand. 8.2 Registratie van het informeren van de melder Het informeren van de melder wordt vastgelegd in het bestand. Toelichting Het informeren van de melder is een cruciale taak van het SHG. De bereidheid van melders om te melden staat of valt met het gevoel dat zij hebben dat hun meldingen serieus genomen worden. Een terugkoppeling is daarvoor noodzakelijk. Bovendien zijn melders door deze informatie doorgaans ook beter in staat om te beslissen over de noodzaak van een mogelijke nieuwe melding. Als het gaat over de inhoud van de terugkoppeling, moet het SHG balanceren tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het cliëntsysteem en het in voldoende mate informeren van de melder. Uitgangspunt is dat alleen de ‘buitenkant’ van de stappen die het SHG heeft ondernomen wordt besproken met de melder. Maar in sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om ook inhoudelijk op de ondernomen acties in te gaan, als de melder een belangrijke rol speelt in het bieden van hulp of bij het signaleren van nieuw geweld. 31 9 Beoordelen of de melding kan worden afgesloten Het afsluiten van de melding betekent dat het SHG geen nieuwe gegevens meer vastlegt naar aanleiding van de eerder binnengekomen melding. Indien na de melding is besloten dat de betrokkenen zullen worden toegeleid naar passende hulp, dan wordt de melding pas afgesloten nadat het SHG heeft vastgesteld dat deze hulp aan alle betrokkenen feitelijk op gang gekomen is. 9.1 Uitvoering Indien het SHG vaststelt dat de inhoud van de melding in het onderzoek in het geheel niet is bevestigd, wordt de melding afgesloten zodra de leden van het cliëntsysteem over deze uitkomst van het onderzoek zijn geïnformeerd. Indien het SHG vaststelt dat de inhoud van de melding in het onderzoek (ten dele) is bevestigd, maar dat het niet noodzakelijk is de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp, dan wordt de melding afgesloten zodra zij over deze uitkomst van het onderzoek zijn geïnformeerd. Indien het SHG vaststelt dat uit het onderzoek is gebleken dat het toeleiden naar passende hulp voor de leden van het cliëntsysteem noodzakelijk is, dan: - zoekt het SHG uiterlijk drie weken na de overdracht van het plan voor de toeleiding naar passende hulp contact met de hulpverlenende instanties om vast te stellen of de cliënt(en) is/ zijn aangekomen bij de instantie die hem of hen hulp zal gaan bieden; én - zoekt het SHG, uiterlijk drie maanden na de overdracht van het plan voor de toeleiding opnieuw contact met de hulpverlenende instanties die hulp bieden (of hebben geboden) aan de leden van het cliëntsysteem. Indien uit het contact met de hulpverlenende instanties na drie weken en/of na drie maanden blijkt dat de toeleiding naar de hulp is geslaagd en dat de hulpverlenende instanties geen actuele aanleiding zien om een nieuwe melding te overwegen, sluit het SHG de melding af. Het SHG informeert de hulpverlenende instanties én de leden van het cliëntsysteem over deze afsluiting van de melding. Dit betekent ook dat de gegevensuitwisseling over de toeleiding en uitvoering van de hulp tussen SHG en hulpverlenende instanties niet meer plaats vindt, tenzij een van deze instanties een nieuwe melding doet. Indien uit het contact met de hulpverlenende instanties na drie weken en/of na drie maanden blijkt dat de toeleiding naar de hulp aan een of meer leden van het cliëntsysteem (nog) niet is geslaagd, of dat een hulpverlenende instantie signaleert dat het geweld niet is gestopt of opnieuw is ontstaan, dan sluit het SHG de melding niet af. In dat geval beziet het SHG samen met de hulpverlenende instantie(s) en zo mogelijk met de leden van het cliëntsysteem, op welke wijze alsnog passende hulp kan worden geboden. De afspraken hierover worden vastgelegd in een gewijzigd plan voor de toeleiding. 32 9.2 Registratie van de afsluiting van de melding De afsluiting van de melding wordt via een vast format vastgelegd in het bestand. Vastgelegd wordt in ieder geval: - de contacten met de hulpverlenende instanties op basis waarvan het SHG besluit om de melding af te sluiten; - de wijze waarop het SHG de leden van het cliëntsysteem en de hulpverlenende instanties heeft geïnformeerd over de afsluiting van de melding. Indien het SHG besluit om de melding niet af te sluiten, dan wordt in ieder geval vastgelegd in het bestand: - de contacten met de hulpverlenende instanties op basis waarvan het SHG besluit om de melding niet af te sluiten; - de aanvulling of wijziging van het plan voor de toeleiding naar de hulp en de contacten die daarover met de hulpverlenende instanties, met het AMK, met de politie en met de leden van het cliëntsysteem hebben plaatsgevonden. 33 10 Verstrekken van gegevens aan anderen van buiten het SHG Het SHG heeft een ruime bevoegdheid om gegevens aan andere instanties te verstrekken voor zover dit noodzakelijk is om: - de inhoud van een melding te onderzoeken; - te beoordelen of het noodzakelijk is om de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp; - om deze toeleiding te volgen. 10.1 Uitvoering Het SHG kan, zo nodig zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem, gegevens aan anderen verstrekken voor zover dit noodzakelijk is voor het onderzoeken van de melding, voor het op basis daarvan opstellen van een plan voor de toeleiding naar passende hulp van alle betrokkenen en om deze toeleiding te volgen. In dit verband kunnen de voor deze doelen noodzakelijke gegevens worden verstrekt aan: - informanten die worden benaderd om de melding te onderzoeken; - hulpverlenende instanties die al bij leden van het cliëntsysteem betrokken zijn om de melding te onderzoeken en/of om te bezien hoe de toeleiding naar hulp kan worden gerealiseerd; - hulpverlenende instanties die nog niet bij de leden van het cliëntsysteem zijn betrokken om te bezien of en zo ja hoe zij de toeleiding naar de hulp kunnen realiseren; - politie om de ernst van de melding te onderzoeken en de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, de beroepskrachten en die van anderen te beoordelen en om te bezien of de gedwongen kaders van het tijdelijk huisverbod of het strafrecht eventueel kunnen worden ingezet om de pleger hulp te bieden; - AMK, indien ook minderjarigen bij (de gevolgen van) het geweld zijn betrokken; - de melder, om hem te informeren over de stappen die het SHG naar aanleiding van zijn melding heeft ondernomen. In het kader van een open werkwijze informeert het SHG de leden van het cliëntsysteem, in principe vooraf, over de contacten met deze instanties en over de uitwisseling van gegevens. Het SHG informeert de leden van het cliëntsysteem tevens over de uitkomsten van deze contacten. Verstrekken van gegevens aan beroepskrachten die willen weten of een cliëntsysteem bij het SHG bekend is Indien een beroepskracht die rechtstreeks is betrokken is bij een lid van het cliëntsysteem en die in verband met (vermoedens van) huiselijk geweld het SHG benadert met de vraag of het cliëntsysteem bekend is bij het SHG, kan het SHG de beroepskracht zo nodig laten weten: - of het cliëntsysteem bekend is bij het SHG; - of er sprake is van lopende contacten met de leden van het cliëntsysteem, of wanneer deze contacten zijn afgesloten. 34 Verstrekking van gegevens voor andere doelen Het verstrekken van gegevens over de leden van het cliëntsysteem voor andere doelen dan de aanpak van huiselijk geweld is uitsluitend mogelijk: - op basis van toestemming van het lid van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben; of - indien het SHG op basis van een wet verplicht is de gegevens te verstrekken 13. Positie van de wettelijke vertegenwoordiger van een jeugdige Als het SHG toestemming nodig heeft voor de verstrekking van gegevens die betrekking hebben op een jeugdige die nog geen twaalf jaar oud is, dan vraagt het SHG deze toestemming aan zijn wettelijk vertegenwoordiger(s). Is een jeugdige al wel twaalf jaar oud maar naar het oordeel van het SHG wilsonbekwaam, dan wendt het SHG zich tot de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de jeugdige en vraagt hem of hen om toestemming. Wilsonbekwaam wil zeggen dat hij bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking of een psychische stoornis niet in staat moet worden geacht om zijn rechten zelfstandig uit te oefenen. 10.2 Registratie In het bestand legt het SHG de verstrekking van gegevens aan andere instanties vast, alsmede de uitkomsten van het overleg dat plaats vindt op basis van deze verstrekkingen. Indien het SHG toestemming voor de verstrekking heeft gevraagd, wordt ook deze toestemming en het doel van de verstrekking vastgelegd in het bestand. 13 Te denken valt bijvoorbeeld aan de wettelijke plicht om als getuige te verschijnen en antwoord te geven op de gestelde vragen indien het SHG als getuige in een rechtszaak wordt opgeroepen. 35 11 Dossiervorming en het uitoefenen van rechten door betrokkenen Het SHG legt in het dossier van het cliëntsysteem alle stappen vast die het naar aanleiding van de melding onderneemt. Het recht op inzage, correctie, eigen verklaring en vernietiging van het dossier komt toe aan de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben. 11.1 Dossiervorming Het SHG legt alle relevante gegevens vast over de melding en over de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen. In dit protocol wordt de term dossier gebruikt voor het geheel van gegevens dat het SHG vastlegt over één cliëntsysteem. De term bestand wordt gebruikt voor de totale fysieke of digitale verzameling van dossiers over verschillende cliëntsystemen. Bij deze dossiervorming worden de volgende regels in acht genomen: - Leg niet méér gegevens vast dan nodig is voor de taken van het SHG; - Leg zoveel mogelijk feiten vast; - Als er ook oordelen, meningen of hypothesen worden vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het om een oordeel, een mening of een hypothese gaat; - Breng een scheiding aan tussen meningen en feiten; - Leg diagnoses alleen vast als ze afkomstig zijn van een professional die bevoegd is de betreffende diagnose te stellen; - Vermeld de bron als de feiten of meningen van anderen afkomstig zijn; - Vermeld de actualiteit van de vastgelegde gegevens. Eén dossier per cliëntsysteem Naar aanleiding van een melding maakt het SHG één dossier aan voor het gehele cliëntsysteem dat bij de melding is betrokken. Onder dossier wordt verstaan: de verzameling van gegevens over de leden van een cliëntsysteem die in het bestand zijn opgenomen naar aanleiding van een melding. Bewaartermijn De wettelijke bewaartermijn voor de dossiers van het SHG bedraagt vijftien jaar, te rekenen vanaf het jaar dat het SHG de gegevensverwerking in verband met de melding heeft afgesloten 14. De bewaartermijn kan worden verlengd als dat voor een zorgvuldige taakuitoefening van het SHG noodzakelijk kan worden geacht. Artikel 21h Wet maatschappelijke ondersteuning geeft aan dat de bewaartermijn dient te worden berekend vanaf het jaar waarin de melding is ontvangen, of het jaar waarin de gegevens door het SHG zijn vastgelegd. Omwille van een praktisch haalbare uitvoering wordt in dit handelingsprotocol één termijn aangehouden, het jaar waarin het SHG de melding afsluit. 14 36 11.2 Rechten van betrokkenen De betrokkene De wet kent de rechten ten aanzien van een dossier toe aan de betrokkene. Dit is degene op wie de persoonsgegevens die zijn vastgelegd betrekking hebben. Vaak zal het dan gaan om een of meer leden van het cliëntsysteem. Maar de kring van betrokkenen is breder. Te denken valt bijvoorbeeld aan de consultvrager wiens naam is opgenomen in het bestand bij een consult dat door het SHG is gegeven. Omdat het SHG werkt met één dossier per cliëntsysteem kunnen er doorgaans meer personen rechten uitoefenen ten aanzien van dit dossier, bijvoorbeeld de pleger, het slachtoffer en de getuige. Deze betrokkenen kunnen geen rechten uitoefenen op het volledige dossier maar alleen op die gegevens die mede op hen betrekking hebben. Wat dit betekent voor het uitoefenen van rechten ten aanzien van gegevens in de dossiers van het SHG is hieronder in schema gebracht. Soort gegevens in het Recht op inzage, afschrift e.d. kan worden cliëntdossier uitgeoefend door: Gegevens over een advies of Advies– of consultvrager indien zijn naam in het advies of consult consult is opgenomen Gegevens over de melding De melder en alle leden van het cliëntsysteem. De identiteit van de melder en de gegevens uit de melding waaruit deze identiteit kan worden afgeleid, kunnen uitsluitend voor de leden van het cliëntsysteem worden afgeschermd, als de melder anonimiteit is toegezegd door het SHG Gegevens over contacten met De betreffende informant en de leden van het cliëntsysteem informanten over wie de informant informatie heeft gegeven. De identiteit van de informant en de gegevens waaruit de identiteit kan worden afgeleid, kunnen uitsluitend voor de leden van het cliëntsysteem worden afgeschermd, als de informant anonimiteit is toegezegd door het SHG Gegevens over gesprekken met een Het lid of de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens lid of met leden van het betrekking hebben cliëntsysteem De uitkomsten van het onderzoek Alle leden van het cliëntsysteem naar de inhoud van de melding Het plan voor de toeleiding naar Alle leden van het cliëntsysteem voor zover het plan passende hulp betrekking heeft op het onderzoek naar de melding en op de hulp die op hen betrekking heeft Gegevens over het al dan niet De leden van het cliëntsysteem voor zover deze gegevens op slagen van de toeleiding naar de toeleiding naar hulp aan hen betrekking hebben hulp 37 Soort gegevens in het Recht op inzage, afschrift e.d. kan worden cliëntdossier uitgeoefend door: Gegevens over verstrekking van De leden van het cliëntsysteem voor zover de verstrekking gegevens aan hulpverlenende gegevens betreft die op hen betrekking hebben instanties, politie e.d. Afsluiting van de melding Alle leden van het cliëntsysteem Recht op inzage en afschrift De betrokkene heeft recht op inzage in de gegevens die over hem zijn opgenomen in het dossier. Het recht op inzage betekent ook dat de betrokkene, als hij daar om vraagt, recht heeft op een afschrift (kopie) van de gegevens die hij mag inzien. Het SHG kan het recht op inzage en afschrift beperken of weigeren: - als privacybelangen van een derde daardoor worden geschaad; - als de taakuitoefening van het SHG daardoor niet goed kan worden uitgeoefend. Recht op correctie Stelt de betrokkene bij het inzien van zijn gegevens vast dat zijn gegevens feitelijk onjuist, of, gelet op het doel waarvoor ze worden bewaard, onvolledig, of niet ter zake dienend zijn, dan heeft hij het recht om het SHG te verzoeken deze gegevens te verbeteren, te verwijderen of af te schermen15. Hij kan dit recht van correctie ook uitoefenen voor zover hij meent dat het SHG bij de dossiervorming in strijd handelt met de wet. Het SHG reageert uiterlijk binnen vier weken schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek. Recht op een eigen verklaring Is de betrokkene het niet eens met gegevens die over hem in het dossier zijn opgenomen, dan kan hij het SHG verzoeken om zijn eigen verklaring hierover aan het dossier toe te voegen zodat duidelijk is dat en waarom hij het met bepaalde gegevens in het dossier niet eens is. Deze eigen verklaring voegt het SHG toe aan het dossier. Recht op vernietiging Een betrokkene heeft het recht om het SHG te verzoeken om de gegevens die op hem betrekking hebben te vernietigen. Het SHG geeft binnen drie maanden gehoor aan dit verzoek, tenzij het bewaren van de gegevens van ‘aanmerkelijk belang’ kan zijn voor een ander dan de verzoeker. In veel gevallen zal een verzoek om vernietiging door het SHG moeten worden geweigerd vanwege het ‘aanmerkelijk belang’ van een ander lid van het cliëntsysteem. Bijvoorbeeld omdat het SHG over de gegevens wenst te beschikken in geval van een nieuwe melding of om de toeleiding naar de hulp te kunnen volgen, of om een kind of een partner tegen toekomstig geweld te beschermen. 15 Zie artikel 36 Wet bescherming persoonsgegevens. 38 Een verzoek om vernietiging dient het SHG wel te honoreren als het onderzoek van het SHG de inhoud van de melding in het geheel niet heeft bevestigd. In het contact dat het SHG met het cliëntsysteem heeft over de uitkomsten van het onderzoek, wijst het SHG het cliëntsysteem op hun recht om te verzoeken om vernietiging van hun gegevens nu het onderzoek de inhoud van de melding in het geheel niet heeft bevestigd. Het SHG reageert uiterlijk binnen vier weken schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek. 11.3 Rechten van wettelijk vertegenwoordigers van jeugdigen Het recht op inzage, afschrift, correctie, eigen verklaring en vernietiging wordt uitgeoefend door: - de wettelijk vertegenwoordiger als de betrokkene nog geen twaalf jaar oud is; - de wettelijk vertegenwoordiger en de jeugdige als de jeugdige al wel twaalf maar nog geen zestien jaar oud is; - de jeugdige zelf vanaf zestien jaar. Is een jeugdige naar het oordeel van het SHG wilsonbekwaam, dan kunnen zijn wettelijk vertegenwoordigers namens hem optreden. Wilsonbekwaam wil zeggen dat hij bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking of een psychische stoornis niet in staat is tot het uitoefenen van zijn rechten en/of de gevolgen daarvan te overzien. Beperking van rechten van wettelijk vertegenwoordigers Het SHG kan het recht op inzage, afschrift, correctie, eigen verklaring en vernietiging beperken of weigeren voor zover de belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten. Een besluit om de rechten van een wettelijk vertegenwoordiger te beperken of te weigeren wordt genomen door de leidinggevende. Dit besluit wordt schriftelijke en gemotiveerd medegedeeld aan de verzoeker. Het besluit wordt eveneens vastgelegd in het dossier. 11.4 Toelichting Dossiervorming dient de kwaliteit van de taakuitoefening van het SHG. Zeker omdat meer medewerkers van het SHG zijn betrokken bij de afhandeling van een melding, is het voor de continuïteit van belang dat alle relevante gegevens zorgvuldig worden vastgelegd. Daarnaast stelt dossiervorming de cliënten, door het recht op inzage, in staat om de taakuitoefening van het SHG te volgen. Geen persoonlijke werkaantekeningen Uitspraken van rechters en klachtencommissies maken duidelijk dat alle aantekeningen die van belang zijn voor een goede taakuitoefening vastgelegd moeten worden in het dossier. Er is nauwelijks ruimte voor persoonlijke werkaantekeningen die buiten het dossier kunnen worden gehouden, ook al niet omdat persoonlijke werkaantekeningen hun informele karakter verliezen als de beroepskracht ze intern met collega’s deelt. Vanaf dat moment behoren ze, waar ze ook worden bewaard, officieel tot het dossier. Gelet op de werkwijze van het SHG, waarin veelvuldig intern overleg wordt gevoerd en vaak meer beroepskrachten bij een cliëntsysteem zijn betrokken, behoren alle gegevens die worden vastgelegd tot het officiële dossier. 39 Weigeren van een verzoek om correctie De betrokkene heeft het recht om een verzoek in te dienen om correctie. Dit betekent niet dat het SHG in alle gevallen op dit verzoek in moet gaan. Verbeteringen van feitelijke onjuistheden zal weinig problemen opleveren, maar als het gaat om de vraag of bepaalde gegevens ‘niet ter zake dienend zijn’, kan er zeer wel een verschil van mening optreden tussen de verzoeker en het SHG. Meent het SHG dat de gegevens, gelet op zijn taakuitoefening, wel ter zake dienend zijn, dan dient het SHG het verzoek te weigeren. Soms kan in geval van een weigering het recht om een eigen verklaring aan het dossier toe te voegen uitkomst bieden. De door de betrokkene bestreden gegevens blijven dan wel staan, maar de betrokkene kan eraan toevoegen dat hij het met deze gegevens niet eens is en waarom dit het geval is. 40 Bijlagen Bijlage 1 Wettekst uit de Wmo en de regeling in de amvb Bijlage 2 Privacyreglement SHG Bijlage 3 Model samenwerkingsovereenkomst AMK-SHG Bijlage 4 Informatie over het meldrecht huiselijk geweld en de Meldcode Bijlage 5 Wanneer treedt het handelingsprotocol in werking in geval het SHG betrokken is bij een multidisciplinair overleg (mdo)? 41 42 Bijlage 1 Wettekst uit de Wmo over de taken en bevoegdheden van het SHG NB: De tekst is overgenomen uit het wetsvoorstel (33062) zoals dit in 2011 is ingediend door de Tweede Kamer. ARTIKEL XII De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende: j. huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring; k. kindermishandeling: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg; l. steunpunt huiselijk geweld: Steunpunt Huiselijk Geweld als bedoeld in artikel 21a; m. advies- en meldpunt kindermishandeling: stichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, van die wet; n. persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, verantwoordelijke, onderscheidenlijk betrokkene: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens. 2. In onderdeel g, onder 7°, wordt «geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd» vervangen door: huiselijk geweld. B Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 10b · 1. Het college van burgemeester en wethouders ziet er op toe dat: o a. een derde die maatschappelijke ondersteuning verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 2°, 3°, 5°, 6° of 7°, een meldcode vaststelt, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden; o b. indien een derde als bedoeld in het eerste lid beschikt over personeel, hij de kennis en het gebruik van die meldcode onder het personeel bevordert. · 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat. 43 C Na artikel 21 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende: § 8a. Steunpunt huiselijk geweld Artikel 21a · 1. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten draagt zorg voor de organisatie van een steunpunt huiselijk geweld, ten behoeve van die gemeente en de omliggende regio. · 2. Een steunpunt huiselijk geweld oefent de volgende taken uit: o a. het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld; o b. het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld, van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft; o c. het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft; o d. het in kennis stellen van het advies- en meldpunt kindermishandeling van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, als er kinderen in het gezin zijn; o e. het op de hoogte stellen van degene die een melding heeft gedaan, van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen. · 3. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld heeft, desgevraagd advies over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en verleent daarbij zo nodig ondersteuning. · 4. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten bevordert een goede samenwerking tussen het steunpunt huiselijk geweld en het advies- en meldpunt kindermishandeling, de hulpverlenende instanties en de politie. · 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de werkwijze van een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de taken, bedoeld in het tweede en derde lid, en over de deskundigheid waarover een steunpunt huiselijk geweld moet beschikken om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren. Artikel 21b Het steunpunt huiselijk geweld verwerkt persoonsgegevens ten behoeve van de goede vervulling van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede en derde lid. Het steunpunt huiselijk geweld is de verantwoordelijke voor deze verwerking. Artikel 21c · 1. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die het betreft persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien dit noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid. 44 · 2. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die het betreft bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien uit een melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld kan worden afgeleid en dit noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid. · 3. Derden die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep tot geheimhouding zijn verplicht kunnen, zonder toestemming van degene die het betreft, aan een steunpunt huiselijk geweld desgevraagd of uit eigen beweging inlichtingen verstrekken waarover zij beroepshalve beschikken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken. Artikel 21d · 1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt een steunpunt huiselijk geweld op zijn verzoek terstond de algemene gegevens, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onder a, onderdelen 1 tot en met 6 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid. · 2. In afwijking van artikel 103, eerste en tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens doet het college van burgemeester en wethouders geen mededeling aan de betrokkene of degene die namens deze daarom verzoekt, over de verstrekking van hem betreffende gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie aan het steunpunt, voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. Voor wat betreft de toepassing van artikel 110 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft het achterwege blijven van een mededeling als hier bedoeld dezelfde gevolgen als het achterwege blijven van een mededeling ingevolge artikel 103, derde lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Artikel 21e · 1. Indien aan een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, persoonsgegevens worden verstrekt door een ander dan de betrokkene, brengt hij, in afwijking van artikel 34, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, de betrokkene hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na het moment van vastlegging van de hem betreffende gegevens, op de hoogte. · 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan door het steunpunt huiselijk geweld telkens met ten hoogste twee weken worden verlengd, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, en dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. 45 · 3. In afwijking van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens kan een steunpunt huiselijk geweld de mededeling als bedoeld in dat artikel aan de betrokkene achterwege laten voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. · 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin het bekendmaken van de identiteit van de persoon die het huiselijk geweld of het vermoeden daarvan heeft gemeld of van de persoon van wie informatie in het kader van het onderzoek is verkregen, achterwege kan blijven. Artikel 21f · 1. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan een betrokkene desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden waarover deze met betrekking tot die betrokkene beschikt. · 2. Inzage in of afschrift van de bescheiden wordt aan de betrokkene geweigerd, indien deze: o a. jonger dan twaalf jaren is, of o b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. · 3. Indien de betrokkene jonger is dan zestien jaren, of de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden desgevraagd aan de wettelijke vertegenwoordiger inlichtingen dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden verstrekt, tenzij het belang van de betrokkene zich daartegen verzet. · 4. Inlichtingen over, inzage in of afschrift van bescheiden kan worden geweigerd, voor zover de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de betrokkene daardoor zou worden geschaad dan wel dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, of om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen dan wel een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. · 5. Voor de verstrekking van een afschrift kan een vergoeding worden gevraagd overeenkomstig de krachtens artikel 39 van de Wet bescherming persoonsgegevens gestelde regels. Artikel 21g · 1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, verstrekt een steunpunt huiselijk geweld aan anderen dan de betrokkene geen inlichtingen over de betrokkene, dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden dan met toestemming van de betrokkene. · 2. Indien de betrokkene minderjarig is, is in plaats van diens toestemming de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist, indien hij: o a. jonger is dan twaalf jaren, of o b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. 46 · 3. Onder anderen dan de betrokkene zijn niet begrepen degenen van wie beroepshalve de medewerking vereist is bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, door het steunpunt huiselijk geweld. Artikel 21h Onverminderd artikel 21i bewaart het steunpunt huiselijk geweld bescheiden die deze met betrekking tot een betrokkene onder zich heeft gedurende vijftien jaren, te rekenen van het tijdstip van ontvangst of waarop zij door het steunpunt huiselijk geweld zijn vervaardigd, of zoveel langer als redelijkerwijs in verband met een zorgvuldige uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, noodzakelijk is. Artikel 21i · 1. Het steunpunt huiselijk geweld vernietigt de door hem bewaarde bescheiden binnen drie maanden na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene op wie de bescheiden betrekking hebben. · 2. Het eerste lid geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet. · 3. Het verzoek wordt niet ingewilligd indien het gedaan is door iemand die: o a. jonger is dan twaalf jaren, of o b. minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. · 4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan het verzoek door een wettelijke vertegenwoordiger worden gedaan. 47 48 Bijlage 2 Privacyreglement SHG Het bevoegd gezag van: GGD Nederland; Federatie Opvang; MO Groep; Overwegende Dat de Steunpunten Huiselijk Geweld als wettelijke taken in de aanpak van huiselijk geweld hebben: het registeren van meldingen van huiselijk geweld, het informeren van een hulpverlenende instantie en/of de politie als het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daar aanleiding toe geeft, het informeren van het AMK als er minderjarigen bij het geweld betrokken zijn, het informeren van de melder over de stappen die naar aanleiding van de melding zijn gezet en het desgevraagd geven van advies aan adviesvragers over de stappen die in verband met het geweld kunnen worden ondernomen; Dat de uitvoering van de wettelijke taken nader is uitgewerkt in het Protocol van Handelen Steunpunten Huiselijk Geweld bij (vermoedens van) huiselijk geweld; Dat het voor de uitoefening van de wettelijke taken noodzakelijk is persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, te verwerken; Dat het voor een zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk is deze verwerking nader te regelen; In aanmerking nemende - De Wet bescherming persoonsgegevens; - De Wet maatschappelijke ondersteuning; - ‘Functies van de Steunpunten Huiselijk Geweld’, ministerie van VWS, augustus 2011; - Protocol van Handelen Steunpunten Huiselijk Geweld Utrecht, april 2013; - Model Samenwerkingsovereenkomst Bureau Jeugdzorg/AMK- SHG, Utrecht, mei 2012; Stellen het volgende reglement vast voor de verwerking van persoonsgegevens in verband met de uitoefening van de wettelijke taken van de Steunpunten Huiselijk Geweld 49 Artikel 1 Begripsbepalingen advies de raad die het SHG desgevraagd aan een persoon geeft in verband met (een vermoeden van) huiselijk geweld; adviesvrager de persoon die zich tot het SHG wendt om advies; AMK Advies – en Meldpunt Kindermishandeling; beheerder de functionaris die, onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke, is belast met de dagelijkse zorg voor de persoonsgegevens die in het bestand zijn opgenomen, waaronder de zorg voor het invoeren, bewaren en verstrekken van persoonsgegevens op basis van de bepalingen van de wet en van dit reglement, zijnde de coördinator van het SHG bestand het gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen; betrokkene degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft; bijzonder persoonsgegeven elk persoonsgegeven betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, het lidmaatschap van een vakvereniging, alsmede elk strafrechtelijk persoonsgegeven en elk persoonsgegeven over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dit gedrag; cliënt de persoon die als pleger, als slachtoffer of als getuige bij het huiselijk geweld is betrokken; cliëntdossier de (papieren of digitale) verzameling persoonsgegevens die in het bestand is opgenomen met betrekking tot één cliëntsysteem; cliëntsysteem de personen met wie de cliënt in gezinsverband leeft of heeft geleefd; consult de raad die het SHG in twee of meer adviesgesprekken desgevraagd aan een persoon geeft in verband met een zelfde (vermoeden van) huiselijk geweld; consultvrager degene die zich tot het SHG wendt om consult; derde ieder, niet zijnde de betrokkene, de client, de verantwoordelijke, de bewerker, of enig persoon die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke of van de bewerker gemachtigd is om persoonsgegevens te verwerken; 50 huiselijk geweld lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring; informant de persoon aan wie het SHG informatie vraagt over een of meer leden van het cliëntsysteem naar aanleiding van de melding; leidinggevende leidinggevende van het SHG; melden het informeren van het SHG over (een vermoeden van) huiselijk geweld met het doel dat het SHG onderzoekt of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is en indien dit het geval is zorg draagt voor deze toeleiding; melder de persoon die een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld bij het SHG doet; persoonsgegeven elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; plan voor de toeleiding het plan dat het SHG opstelt indien het onderzoek naar aanleiding van de melding uitwijst dat toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is, met daarin: de uitkomsten van het onderzoek, de vormen van de noodzakelijke hulp die aan de leden van het cliëntsysteem zouden moeten worden geboden, de visie van de leden van het cliëntsysteem op deze hulp en de wijze waarop het SHG de toeleiding naar de hulp zal realiseren; professional de persoon die beroepsmatig bij een of meer leden van het cliëntsysteem of bij de aanpak van het huiselijk geweld betrokken is; professionele informant informant die door het SHG om informatie wordt gevraagd in verband met zijn beroepsmatige betrokkenheid bij een of meer leden van het cliëntsysteem; professionele melder melder die zijn melding doet in verband met zijn beroepsmatige betrokkenheid bij een of meer leden van het cliëntsysteem; SHG Steunpunt Huiselijk Geweld zoals bedoeld in artikel 21a Wet maatschappelijke ondersteuning; verantwoordelijke degene die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt, zijnde het SHG; 51 verwerking van persoonsgegevens elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens; vooroverleg schriftelijk, elektronisch of mondeling overleg van het SHG met een of meer professionals van andere instanties naar aanleiding van een melding voordat de leden van het cliëntsysteem over de melding zijn geïnformeerd; wettelijk vertegenwoordiger I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 2 1 de ouder of de voogd die het gezag over een minderjarige uitoefent; Doel van de verwerking van persoonsgegevens Het doel van de verwerking van persoonsgegevens op grond van dit reglement is een effectieve aanpak van huiselijk geweld door het SHG. 2 Het SHG realiseert dit doel door het uitoefenen van de volgende wettelijke taken: - het registeren van meldingen van (vermoedens van) huiselijk geweld; - het informeren van een hulpverlenende instantie en/of de politie als het belang van de cliënt of de ernst van de situatie daar aanleiding toe geeft; - het informeren van het AMK als er minderjarigen bij het geweld betrokken zijn; - het informeren van de melder over de stappen die naar aanleiding van de melding zijn gezet; 3 Naast de taken genoemd in lid 2 realiseert het SHG het doel zoals omschreven in lid 1 door het uitoefenen van de wettelijke taak om desgevraagd advies en consult te geven aan advies– en consultvragers over de stappen die in verband met het geweld kunnen worden ondernomen. Verwerking van persoonsgegevens van cliënten vindt in verband met deze advies– en consulttaak niet plaats. Artikel 3 1 Toepassingsgebied Dit reglement is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het SHG in verband met de in artikel 2 lid 2 en 3 beschreven wettelijke taken. 2 Dit reglement betreft iedere vorm van verwerking van de in lid 1 bedoelde persoonsgegevens, ongeacht of deze gegevens mondeling, op papier, elektronisch of door middel van foto, video of audio worden verwerkt. 52 Artikel 4 1 Verantwoordelijke De verantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement en voor alle wettelijke verplichtingen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. 2 De verantwoordelijke treft voorzieningen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de persoonsgegevens die voor het in artikel 2 omschreven worden verwerkt. 3 De verantwoordelijke ziet er op toe dat ten aanzien van de beveiliging van de persoonsgegevens van betrokkenen die worden vastgelegd in het bestand afdoende maatregelen worden genomen. 4 De verantwoordelijke ziet er tevens op toe dat uitsluitend de voor het in artikel 2 omschreven doel noodzakelijke persoonsgegevens worden verwerkt, dat deze persoonsgegevens rechtmatig zijn verkregen en dat zij niet langer worden verwerkt of bewaard dan voor dit doel noodzakelijk is. Artikel 5 1 Informeren van de advies – en consultvrager en van de melder over de verwerking van persoonsgegevens In het contact met de advies- of consultvrager draagt het SHG er zorg voor dat deze wordt geïnformeerd over de verwerking van zijn persoonsgegevens in verband met het advies of het consult en over het doel van deze verwerking. 2 In het contact met de melder draagt het SHG er zorg voor dat deze wordt geïnformeerd over de verwerking van zijn persoonsgegevens in verband met de melding en over het doel van deze verwerking. Het SHG informeert de melder in dit verband ook over de bepalingen van artikel 9 over het al dan niet bekend maken van zijn identiteit aan de leden van het cliëntsysteem die bij de melding betrokken zijn. 3 Van het informeren van de advies– of consultvrager en van de melder maakt het SHG een aantekening in het bestand. Artikel 6 1 Informeren van de leden van het cliëntsysteem over de verwerking van persoonsgegevens Het SHG draagt er zorg voor dat de leden van het cliëntsysteem die bij een melding betrokken zijn zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken nadat de melding door het SHG is ontvangen en is vastgelegd in het bestand, schriftelijk of mondeling worden geïnformeerd over de melding en over de stappen die naar aanleiding van de melding zullen worden ondernomen, over de verwerking van persoonsgegevens in dit verband en over het doel van deze verwerking. Daarbij worden de leden van het cliëntsysteem gewezen op de rechten die zij ten aanzien van deze verwerking kunnen uitoefenen en wordt de identiteit van de verantwoordelijke bekend gemaakt zodat de leden van het cliëntsysteem weten tot wie zij zich voor het uitoefenen van hun rechten kunnen wenden. 53 2 Indien het lid van het cliëntsysteem nog geen twaalf jaar oud is, oefent het SHG zijn informatieplicht zoals omschreven in lid 1 uit ten aanzien van de wettelijk vertegenwoordiger. Is het lid van het cliëntsysteem al wel twaalf maar nog geen zestien jaar oud, dan oefent het SHG zijn informatieplicht uit ten aanzien van het lid van het cliëntsysteem én van zijn wettelijk vertegenwoordiger. Is het lid van het cliëntsysteem twaalf jaar of ouder en niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan oefent het SHG zijn informatieplicht uit ten aanzien van de wettelijk vertegenwoordiger van dit lid van het cliëntsysteem. 3 Het informeren van een of meer leden van het cliëntsysteem zoals omschreven in lid 1 en 2 kan worden uitgesteld voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. De termijn van vier weken zoals genoemd in lid 1 kan daartoe een of meer malen worden verlengd met een termijn van maximaal veertien dagen. Over de noodzaak van een verlenging beslist de leidinggevende. 4 Van het informeren van de leden van het cliëntsysteem zoals bedoeld in lid 1 en 2 en van een verlenging van de termijn zoals bedoeld in lid 3 wordt een aantekening gemaakt in het bestand. In geval van verlenging wordt ook beschreven welke feiten en omstandigheden aanleiding vormden voor het uitstellen van het informeren van een of meer leden van het cliëntsysteem. Artikel 7 1 Vooroverleg met andere professionals over de melding Het SHG draagt er zorg voor dat de leden van het cliëntsysteem worden geïnformeerd over de melding, zoals bedoeld in artikel 6, voordat het gegevens over de melding aan anderen dan de leden van het cliëntsysteem verstrekt of deze gegevens met hen bespreekt, tenzij dit vooroverleg noodzakelijk moet worden geacht in verband met de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, de veiligheid van de medewerkers van het SHG of die van anderen. Vooroverleg is eveneens mogelijk indien het SHG op basis van de gegevens uit de melding meent dat dit vooroverleg noodzakelijk is in verband met de noodzaak om deze veiligheid te beoordelen voordat de leden van het cliëntsysteem over de melding worden geïnformeerd. 2 Het SHG maakt een aantekening van het besluit om vooroverleg te houden, daarbij wordt aangetekend met wie dit vooroverleg plaatsvond en worden de feiten en omstandigheden beschreven die aanleiding vormden voor het besluit om vooroverleg te houden. Artikel 8 1 Verwerken van persoonsgegevens in verband met de taken van het SHG zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem Het SHG kan, zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem op wie de persoonsgegevens betrekking hebben, persoonsgegevens verwerken, voor zover deze verwerking noodzakelijk is voor de in artikel 2 lid 2 genoemde taken van het SHG. 2 Het SHG kan, zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben, bijzondere persoonsgegevens verwerken, indien uit een melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld kan worden afgeleid en deze verwerking noodzakelijk is te achten voor de in artikel 2 lid 2 genoemde taken van het SHG. 54 3 Bij de verwerking van persoonsgegevens in verband met de taken van het SHG nadat een melding in ontvangst is genomen en in het bestand is vastgelegd, draagt het SHG er zorg voor dat het uitsluitend persoonsgegevens verstrekt aan en opvraagt bij professionals en dat aan overleg over de leden van het cliëntsysteem eveneens uitsluitend professionals deelnemen, tenzij de taakuitoefening van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2, uitsluitend mogelijk is door het verstrekken van persoonsgegevens van leden van het cliëntsysteem aan, of het opvragen van deze gegevens bij een persoon die anders dan beroepsmatig bij een of meer leden van het cliëntsysteem is betrokken. 4 Aan een overleg naar aanleiding van de melding waarbij ook een of meer leden van het cliëntsysteem aanwezig zijn, kunnen op verzoek van, of met instemming van deze leden van het cliëntsysteem, ook personen deelnemen die anders dan beroepsmatig bij hen zijn betrokken, voor zover hun deelname aan het overleg, naar het oordeel van het SHG, een bijdrage kan leveren aan de in artikel 2 lid 2 genoemde taken van het SHG. 5 Behoudens het bepaalde in artikel 9 draagt het SHG er zorg voor dat de leden van het cliëntsysteem worden geïnformeerd over de contacten die het SHG naar aanleiding van de melding heeft met professionals en eventueel met personen die anders dan beroepsmatig bij een of meer leden van het cliëntsysteem zijn betrokken, tenzij het informeren achterwege dient te worden gelaten in verband met de noodzaak om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of om een vermoeden daarvan te onderzoeken. Artikel 9 1 Bekendmaken van de identiteit van melders en informanten aan de leden van het cliëntsysteem Bij het informeren van de leden van het cliëntsysteem zoals bedoeld in artikel 8 lid 5 maakt het SHG aan de leden van het cliëntsysteem ook de identiteit bekend van de professionele melder en van de professionele informanten die door het SHG worden benaderd in verband met de melding. 2 Het SHG maakt de identiteit van de professionele melder en van de professionele informanten echter niet bekend aan de leden van het cliëntsysteem indien de melder en/of de informanten in het belang van de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van hen zelf, of die van anderen hebben verzocht om anonimiteit ten opzichte van de leden van het cliëntsysteem. 3 Het SHG maakt de identiteit van een melder of informant die anders dan beroepsmatig bij een of meer leden van het cliëntsysteem is betrokken, niet aan de leden van het cliëntsysteem bekend, tenzij de melder of de informant voor het bekendmaken van zijn identiteit zijn toestemming aan het SHG heeft verleend. 55 Artikel 10 1 Informeren van en overleggen met het AMK en met de politie Het SHG informeert het AMK over een melding indien een minderjarige op enigerlei wijze bij het (vermoeden van) huiselijk geweld is betrokken ten einde afspraken te maken over de taakverdeling en de samenwerking tussen het AMK en het SHG in de aanpak van het geweld. Het SHG verstrekt het AMK in het kader van deze taakverdeling en samenwerking alle gegevens die voor een gezamenlijke effectieve aanpak noodzakelijk zijn. 2 Het SHG informeert de politie over een melding indien het belang van (een van) de leden van het cliëntsysteem of de ernst van het geweld waarop de melding betrekking heeft daar aanleiding toe geeft. Artikel 11 1 Opvragen van gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Voor zover noodzakelijk voor de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2, vraagt het SHG bij het gemeentebestuur ten aanzien van de leden van het cliëntsysteem op wie de melding betrekking heeft, de algemene gegevens op, zoals bedoeld in artikel 34 1e lid onder a onderdelen 1 tot en met 6 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. 2 Het SHG legt de gegevens die het gemeentebestuur verstrekt vast in het bestand. Artikel 12 1 Het bestand Het SHG draagt er zorg voor dat niet meer (persoons)gegevens worden vastgelegd in het bestand dan noodzakelijk is voor de taakuitoefening. 2 In verband met de advies – en consulttaak van het SHG, zoals omschreven in artikel 2 lid 3, kunnen, voor zover noodzakelijk voor het geven van een zorgvuldig advies of consult, gegevens worden vastgelegd van de advies – of consultvrager en van het gegeven advies of consult. In verband met de advies – en consulttaak worden geen persoonsgegevens vastgelegd van de leden van het cliëntsysteem die betrokken zijn bij het (vermoeden van) huiselijk geweld in verband waarmee het advies of het consult wordt gevraagd. 3 In verband met de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 legt het SHG één cliëntdossier aan per cliëntsysteem. 4 In verband met de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 worden, voor zover noodzakelijk voor de taakuitoefening, in het cliëntdossier vastgelegd gegevens over : - de inhoud van de melding; - de identiteit van de melder, zijn functie en/of zijn relatie tot de leden van het cliëntsysteem, evenals zijn contactgegevens; - eventuele afspraken met de melder over het afschermen van zijn identiteit ten opzichte van de leden van het cliëntsysteem; - wanneer de leden van het cliëntsysteem zijn geïnformeerd over de melding en indien dit niet is gebeurd op basis van welke feiten en omstandigheden het besluit om niet te informeren is genomen; - uitkomsten van de contacten met de leden van het cliëntsysteem en hun visie op de melding en op het plan voor de toeleiding; 56 - de gegevens die de informant verstrekt aan het SHG, voor zover relevant voor de taakuitoefening van het SHG zoals beschreven in artikel 2 lid 2; - de identiteit van de informant, zijn functie en/of zijn relatie tot de leden van het cliëntsysteem, evenals zijn contactgegevens; - eventuele afspraken met de informant over het afschermen van zijn identiteit ten opzichte van de leden van het cliëntsysteem; - uitkomsten van overleg naar aanleiding van de melding met hulpverlenende instanties, met het AMK, met de politie en met anderen; - het plan voor de toeleiding naar passende hulp; - de overdracht van het plan voor de toeleiding naar de instantie(s) die hulp gaat of gaan bieden aan de leden van het cliëntsysteem; - de uitvoering van het plan voor de toeleiding voor zover van belang voor het volgen van deze uitvoering. 5 In het bestand worden geen persoonsgegevens over ras, afkomst, of nationale of etnische afkomst vastgelegd. Artikel 13 1 Verstrekken van gegevens uit het bestand Voor zover noodzakelijk voor de taken zoals omschreven in artikel 2 lid 2 kan het SHG, zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben, persoonsgegevens uit het bestand verstrekken aan personen en instanties die rechtstreeks bij de taakuitoefening van het SHG zijn betrokken. Het SHG neemt daarbij artikel 8 en lid 2 van artikel 9 in acht. 2 Indien het SHG de identiteit van een melder of een informant niet aan de leden van het cliëntsysteem bekend heeft gemaakt, draagt het SHG er zorg voor dat gegevens over deze identiteit ook niet aan anderen van buiten het SHG worden verstrekt, tenzij verstrekking in verband met de taakuitoefening van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 dringend noodzakelijk is én de melder of de informant het SHG zijn toestemming heeft gegeven voor het bekend maken van zijn identiteit aan de betreffende persoon of instantie, niet zijnde een lid van het cliëntsysteem. 3 Verstrekking van persoonsgegevens uit het bestand in verband met een ander doel dan het doel zoals omschreven in artikel 2 is uitsluitend mogelijk voor zover: - de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben voor deze verstrekking hun toestemming hebben gegeven; of - een wettelijke plicht het SHG tot verstrekking noodzaakt. 4 Indien op grond van lid 4 toestemming aan een lid van het cliëntsysteem dient te worden gevraagd voor een verstrekking, wordt deze toestemming aan de wettelijk vertegenwoordiger gevraagd voor zover het betreffende lid van het cliëntsysteem nog geen twaalf jaar oud is, of de leeftijd van twaalf jaar al wel heeft bereikt maar niet in staat geacht wordt tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. 5 Verstrekking van persoonsgegevens uit het bestand ten behoeve van beleidsvoorbereiding, beleidsvoering of beleidsevaluatie of in verband met het afleggen van verantwoording, geschiedt op zodanige wijze dat deze gegevens niet zijn te herleiden tot een of meer individuele personen. 57 Artikel 14 1 Het bekend zijn van een cliënt bij het SHG Indien een professional zich tot het SHG wendt met de vraag of zijn cliënt bij het SHG bekend is, kan het SHG deze vraag op basis van de gegevens die in het bestand zijn vastgelegd beantwoorden, voor zover de professional met zijn vraag wil onderzoeken of het doen van een melding noodzakelijk is om de situatie van zijn cliënt onder de aandacht van het SHG te brengen. Indien de cliënt niet bekend is bij het SHG bespreekt het SHG met de professional de mogelijkheid van het doen van een melding. 2 Indien de cliënt bekend is bij het SHG wordt het contact met de professional opgenomen in het bestand. Indien de cliënt niet bekend is bij het SHG, worden geen persoonsgegevens van de cliënt vastgelegd in het bestand, tenzij de professional besluit tot het doen van een melding. Artikel 15 1 Bewaartermijn van de gegevens die in het bestand zijn opgenomen Onverminderd de bepaling van artikel 18, bewaart het SHG de persoonsgegevens die zijn opgenomen in het bestand vijftien jaar, te rekenen vanaf het jaar waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen in het bestand. Voor zover noodzakelijk voor de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 kan de bewaartermijn van een cliëntdossier worden verlengd. Van een verlenging van de bewaartermijn wordt een aantekening gemaakt in het bestand, waarbij de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het besluit om de bewaartermijn te verlengen worden beschreven. 2 Indien het voor beleidsvoorbereiding, beleidsvoering, beleidsevaluatie, of voor het afleggen van verantwoording noodzakelijk is om persoonsgegevens die zijn opgenomen in het bestand langer te bewaren dan de bewaartermijn genoemd in lid 1 en lid 2, geschiedt dit bewaren op zodanige wijze dat deze gegevens niet langer te herleiden zijn tot een of meer individuele personen. Artikel 16 Geheimhouding Een ieder die op grond van dit reglement kennis neemt van persoonsgegevens van een betrokkene, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij de wet of zijn taak hem tot verstrekking noodzaakt. RECHTEN VAN BETROKKENEN Artikel 17 1 Recht op inzage, afschrift en inlichtingen Het SHG verstrekt aan een betrokkene desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de gegevens in het bestand die op hem betrekking hebben. 2 Inzage in of afschrift van de gegevens in het bestand wordt aan de betrokkene geweigerd, indien deze: - jonger is dan twaalf jaar; of - de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. 58 3 Indien de betrokkene jonger is dan zestien jaar, of de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, wordt desgevraagd de wettelijk vertegenwoordiger inlichtingen, dan wel inzage in of afschrift van de persoonsgegevens verstrekt, tenzij het belang van de betrokkene zich daartegen verzet. 4 Inzage en afschrift zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3 en inlichtingen zoals bedoeld in lid 4 kunnen worden geweigerd: - voor zover de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de betrokkene daardoor zou worden geschaad; dan wel - deze weigering noodzakelijk is om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. 5 Voor het verstrekken van een afschrift kan een vergoeding worden gevraagd overeenkomstig de krachtens artikel 39 Wet bescherming persoonsgegevens gestelde regels. Artikel 18 1 Recht op vernietiging Een betrokkene kan het SHG verzoeken om de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben en die zijn opgenomen in het bestand te vernietigen. 2 In reactie op dit verzoek vernietigt het SHG, binnen drie maanden nadat het verzoek is ingediend, de persoonsgegevens van de betrokkene, tenzij: - het persoonsgegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat het bewaren ervan van aanmerkelijk belang is voor een ander dan degene die om vernietiging verzoekt; of - het bij of krachtens de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet. 3 Indien de betrokkene nog geen twaalf jaar oud is, of al wel twaalf jaar oud is maar niet in staat wordt geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, wordt een verzoek tot vernietiging ingediend door de wettelijk vertegenwoordiger. Artikel 19 Slotbepalingen 1 Dit reglement treedt voor onbepaalde tijd in werking op 1 juni 2013. 2 Dit reglement kan worden gewijzigd of ingetrokken door een gezamenlijk besluit van de in de aanhef genoemde instellingen. 3 Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Privacyreglement Steunpunten huiselijk Geweld’. Utrecht, april 2013 59 60 Bijlage 3 Model Samenwerkingsovereenkomst Bureau Jeugdzorg/AMK - SHG Het bevoegd gezag van: Bureau Jeugdzorg [naam toevoegen], wettelijk belast met de uitvoering van de taken van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling hierna te noemen BJZ/AMK, voor deze overeenkomst vertegenwoordigd door [naam en functie]; en Steunpunt Huiselijk Geweld [naam toevoegen], hierna te noemen SHG, voor deze overeenkomst vertegenwoordig door [naam en functie toevoegen;] Overwegende, Dat het voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling noodzakelijk is dat AMK en SHG intensief samenwerken; Dat deze samenwerking op cliënt – of systeemniveau vooral noodzakelijk is indien binnen het cliëntsysteem sprake is van (een vermoeden van) huiselijk geweld én kindermishandeling; Dat de wettelijke taken van het AMK bestaan uit16 : - het geven van advies en consult; - het naar aanleiding van een melding van (een vermoeden van) kindermishandeling onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling; - het beoordelen van de vraag of, en zo ja, tot welke stappen de melding aanleiding geeft; - het binnen bureau jeugdzorg overdragen van een zaak opdat hulp in gang kan worden gezet17; - het in kennis stellen van justitiële autoriteiten van (het vermoeden van) kindermishandeling indien het belang van de minderjarige, dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft, daar aanleiding toe geeft; - het op de hoogte stellen van degene die de melding gedaan heeft van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen; Dat de wettelijke taken van het SHG 18 bestaan uit: - het desgevraagd verstrekken van advies aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld heeft, over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en daarbij zo nodig ondersteuning verlenen; - het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld; - het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daar aanleiding toe geeft; 16 Deze taken zijn overgenomen uit artikel 11 Wet op de jeugdzorg 17 In de praktijk zet het AMK ook andere vormen van hulp in gang. 18 Deze taken zijn overgenomen uit artikel 21c Wet maatschappelijke ondersteuning. 61 - het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daar aanleiding toe geeft; - het in kennis stellen van het AMK van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan als er kinderen in het gezin zijn en het op de hoogte stellen van degene die de melding heeft gedaan van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen; Dat onder kindermishandeling wordt verstaan 19: elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel; Dat onder huiselijk geweld wordt verstaan 20 : lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring; Dat onder een advies wordt verstaan: het door een professional of een particulier vragen van raad aan het BJZ/AMK of het SHG in verband met (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling; Dat onder een melding wordt verstaan: het informeren van het BJZ/AMK over een vermoeden van kindermishandeling opdat het BJZ/AMK dit vermoeden kan onderzoeken en kan beoordelen of en zo ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft, dan wel het informeren van het SHG over een vermoeden van huiselijk geweld opdat het SHG kan beoordelen of en zo ja op welke wijze toeleiding naar passende hulp voor alle betrokkenen plaats kan vinden; Dat het BJZ/AMK op grond van de Wet op de jeugdzorg en het SHG op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning over bevoegdheden beschikken om persoonsgegevens aan elkaar te verstrekken voor zover noodzakelijk voor de aanpak van huiselijk geweld of kindermishandeling; Dat BJZ/AMK en SHG elkaars expertise erkennen en gaarne bereid zijn om van elkaars expertise gebruik te maken in de uitoefening van hun taken; Dat de expertise van het BJZ/AMK zich primair richt op het beoordelen van de veiligheid van de minderjarige; Dat de expertise van het SHG zich primair richt op het beoordelen van de veiligheid van meerderjarige slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld; 19 Definitie overgenomen uit artikel 1 Wet op de jeugdzorg 20 Definitie overgenomen uit artikel 1j Wet maatschappelijke ondersteuning. 62 In aanmerking nemende, De Wet maatschappelijke ondersteuning; De Wet op de jeugdzorg; MAKEN OVER HUN SAMENWERKING DE VOLGENDE AFSPRAKEN: 1 Inschakelen van de expertise van de andere instelling In alle gevallen waarin dit voor een zorgvuldige taakuitoefening noodzakelijk is, doen BJZ/AMK en SHG een beroep op elkaars expertise. 2 Beoordelen en doorverwijzen van een advies of een consult 1De instelling aan wie een advies- of consultvraag wordt gesteld, beoordeelt tijdens het adviesgesprek of de adviesvrager aan de juiste instelling advies vraagt. Is dit niet het geval, dan verwijst de instelling de professionele adviesvrager door naar de juiste instelling. Is de adviesvrager een particulier, dan vraagt de instelling of hij er prijs op stelt dat zijn contactgegevens worden doorgegeven aan de instelling die hem advies kan geven, opdat deze instelling zo spoedig mogelijk contact met hem opneemt. Wenst de adviesvrager dit niet, dan verstrekt de instelling de adviesvrager de gegevens van de instelling die hem advies kan geven. 2Tussen BJZ/AMK en SHG vindt over doorverwijzingen in verband met advies of consult geen terugkoppeling plaats. 3 Navragen of het cliëntsysteem bekend is bij de andere instelling Als een melding 21 betrekking heeft op (gevolgen van) geweld waarbij meerderjarigen én minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, vragen BJZ/AMK en SHG bij elkaar na of er gegevens over de leden van het cliëntsysteem bekend zijn. 4 Beoordelen van de melding De instelling die op basis van een contact met een professional of een particulier tot het oordeel komt dat er sprake is van een melding , beoordeelt binnen vijf werkdagen: - of de melding bij de juiste instelling is gedaan; - of een gezamenlijk optreden, in een van de vormen zoals beschreven in artikel 6 lid 1, van BJZ/AMK en SHG noodzakelijk is omdat de melding (gevolgen van) geweld betreft waarbij zowel minderjarigen als meerderjarigen als getuigen of als slachtoffers zijn betrokken. 21 Gedoeld wordt op het begrip ‘melding’ zoals beschreven in de handelingsprotocollen voor AMK en SHG. 63 5 Doorgeleiden van de melding 1 Is een melding niet bij de juiste instelling gedaan, dan zorgt de instelling die de melding heeft ontvangen ervoor dat de volledige melding, inclusief naam en contactgegevens van de melder, uiterlijk binnen twee werkdagen bekend wordt bij de juiste instelling. Daarbij wordt de reden van doorgeleiding vermeld. 2 De instelling die de doorgeleide melding ontvangt, bevestigt de ontvangst van de melding aan de andere instelling. 3 Na de doorgeleiding is de instelling aan wie de melding is doorgeleid verantwoordelijk voor de behandeling van de melding. Hierover vindt geen terugkoppeling plaats tussen BJZ/AMK en SHG, tenzij de instelling die nu voor de melding verantwoordelijk wordt, een beroep wil doen op de expertise van de andere instelling. 4 De instelling die de melding nu gaat behandelen, neemt contact op met de melder om hem te informeren over de reden van de doorverwijzing, waarbij de instelling hem informeert over de wijze waarop de melding zal worden behandeld. 6 Gezamenlijk optreden 1 Betreft een melding (gevolgen van) geweld waarbij minderjarigen en meerderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, dan neemt de instelling die de melding ontvangt, uiterlijk binnen vijf werkdagen contact op met de andere instelling om samen te beoordelen of een gezamenlijk optreden noodzakelijk is. Indien dit het geval is, maken beide instellingen afspraken over dit gezamenlijk optreden. Deze afspraken betreffen in ieder geval: - De aard van het gezamenlijk optreden, neemt de ene instelling het voortouw en ondersteunt de andere instelling, of vraagt de melding om intensief gezamenlijk optreden van beide instellingen; - De taken die iedere instelling gaat uitvoeren, de onderlinge afstemming van deze taken en de termijn waarbinnen deze taken zullen worden afgerond; - De wijze waarop BJZ/AMK en SHG elkaar op de hoogte houden van de resultaten van hun taakuitoefening; - De namen van de beroepskrachten die als contactpersoon namens SHG en BJZ/AMK zullen optreden bij de behandeling van de melding en wie van deze beroepskrachten zal optreden als casusregisseur; - De wijze waarop de contacten met de cliënt en zijn gezinsleden zullen verlopen en welke functionaris(sen) deze contacten zal of zullen leggen. 2 De taak van de casusregisseur is het bewaken van (de voortgang van) de uitvoering van de afspraken zoals omschreven in lid 1. 3 Beide instellingen leggen de afspraken over het gezamenlijk optreden vast in hun cliëntdossier. 64 4 Blijkt tijdens de behandeling van een melding dat een gezamenlijk optreden noodzakelijk is, dan zoekt de instelling die de melding behandelt zo spoedig mogelijk nadat deze noodzaak is gebleken contact met de andere instelling om afspraken te maken over een gezamenlijk optreden zoals in dit artikel beschreven. 7 Verstrekken van gegevens 1 De instellingen verstrekken elkaar, op eigen initiatief en desgevraagd, alle gegevens over meldingen die zij hebben ontvangen en over de behandeling en de uitkomsten daarvan, voor zover de verstrekking van deze gegevens noodzakelijk is voor een effectieve taakuitoefening van beide instellingen, conform de wettelijke bepalingen en de privacyreglementen die op beide instellingen van toepassing zijn. 2 Indien een instelling aan een melder of een informant anonimiteit ten opzichte van de cliënt(en) heeft toegezegd, geldt deze anonimiteit ook ten opzichte van de andere instelling. De instelling die de anonimiteit heeft toegezegd, draagt er daarom zorg voor dat bij het verstrekken van gegevens aan de andere instelling geen gegevens worden verstrekt waaruit de identiteit van de melder of de informant direct of indirect kan worden afgeleid. 8 Registratie ten behoeve van evaluatie en het afleggen van verantwoording De instellingen dragen er zorg voor dat zij ten behoeve van de evaluatie van hun samenwerking en ten behoeve van het afleggen van verantwoording aan de financiers van de instellingen, de daarvoor relevante gegevens vastleggen. De instellingen leggen deze gegevens zoveel mogelijk op uniforme wijze vast. 9 Evaluatie van de samenwerking Met het oog op het optimaliseren van hun samenwerking evalueren de instellingen hun samenwerking telkens als de samenwerking daar aanleiding toe geeft, doch in ieder geval eenmaal per jaar. Utrecht, mei 2012 65 66 Bijlage 4 1 Informatie over het Meldrecht Huiselijk Geweld en de verplichte Meldcode Meldrecht huiselijk geweld Wettekst NB: De tekst is overgenomen uit wetsvoorstel 33062 zoals in 2011 ingediend bij de Tweede Kamer. 21c: Derden die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep tot geheimhouding zijn verplicht kunnen, zonder toestemming van degene die het betreft, aan een steunpunt huiselijk geweld desgevraagd of uit eigen beweging inlichtingen verstrekken waarover zij beroepshalve beschikken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken. Toelichting Artikel 21c Wet maatschappelijke ondersteuning biedt alle beroepskrachten met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht een meldrecht voor huiselijk geweld. Dit wil zeggen dat deze beroepskrachten het recht hebben om, zonodig zonder toestemming van de betrokkene(n), een melding te doen van een vermoeden van huiselijk geweld of om het SHG desgevraagd, te informeren over deze betrokkenen. Het meldrecht kan worden gebruikt voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of om een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken. 2 Verplichte meldcode Een meldcode is een stappenplan dat beroepskrachten dienen te hanteren bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het stappenplan is er op gericht om beroepskrachten te ondersteunen bij het effectief en zorgvuldig om gaan met signalen van huiselijk geweld. Doel van de meldcode is zo vroeg mogelijk signaleren en stoppen van geweld en effectieve hulp bieden. Het doen van een melding kan een middel zijn om dit doel te bereiken. De vijf stappen van de meldcode zijn: - in kaart brengen van signalen; - collegiale consultatie en/of advies vragen aan SHG of AMK; - gesprek met de cliënt tenzij de veiligheid van de cliënt, van leden van het cliëntsysteem, van de beroepskracht of die van anderen dit gesprek niet mogelijk maakt; - taxeren; - beslissen: zelf hulp bieden of organiseren of (ook) een melding doen. De verplichting om een meldcode te hanteren geldt voor de volgend sectoren: gezondheidszorg (inclusief jeugdgezondheidszorg en geestelijke gezondheidszorg), onderwijs (vban basisschool tot universiteit), kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, maatschappelijke ondersteuning, langdurige (AWBZ) zorg, jeugdzorg en justitie. Instellingen in deze sectoren zijn verplicht om een eigen instellingscode op te stellen en te implementeren waarin de vijf hierboven beschreven stappen zijn opgenomen. Voor meer informatie over de verplichte meldcode wordt verwezen naar de website www.meldcode.nl. 67 68 Bijlage 5 Wanneer treedt het handelingsprotocol in werking in geval het SHG betrokken is bij een multidisciplinair overleg (mdo)? Scenario 1: Politiemeldingen gaan naar SHG Ook wanneer politiemeldingen tegelijkertijd in het mdo en bij het SHG worden gemeld, geldt scenario 1 en treedt dus het handelingsprotocol in werking. Huiselijk geweld in gezin x Melding bij politie, politie ter plaatse, politie geeft brief aan cliëntsysteem Melding bij SHG HP treedt in werking Bij twijfel aan veiligheid of omdat meer informatie nodig is om dit in te schatten SHG Casus in mdo Overleg met (deel van) cliëntsysteem Plan van aanpak 69 Scenario 2: Politiemeldingen gaan naar multidisciplinair overleg (mdo) cq Veiligheidshuis Huiselijk geweld in gezin x Melding bij politie, politie ter plaatse, politie geeft brief aan cliëntsysteem Melding bij SHG HP treedt in werking SHG neemt melding mee uit mdo SHG Casus in mdo Als een andere partij de melding meeneemt uit het mdo, heeft het SHG alleen als expert deelgenomen en mag dan de relevante gegevens delen tijdens het mdo. Bijvoorbeeld: cliëntsysteem is wel/niet bekend bij SHG. Als het SHG dan ook de registratie van gegevens verzorgt, dan is het voldoende wanneer in de informatie aan het cliëntsysteem wordt aangegeven dat de gegevens en afspraken worden vastgelegd in een dossier dat bij het SHG ligt. Als het SHG binnen het mdo de procesregie op zich neemt, dan treedt wel direct het handelingsprotocol in werking. Overleg met (deel van) cliëntsysteem Plan van aanpak 70 Bijlage 6 Functies van de SHG’s Burger of professional FRONTOFFICE Advies en ondersteuning Meldpunt Voorlichting PROCESREGIE Organiseren van hulp Bewaken ketenafspraken Registratie Deskundigheidsbevordering Monitoring en prevalentieonderzoek Het SHG fungeert als een front-office: een laagdrempelig punt waar burgers en professionals terecht kunnen voor vragen over huiselijk geweld of voor het doen van een melding. De front-office geeft voorlichting en advies, en is een meldpunt. Vervolgens kan het steunpunt, indien nodig, toeleiden naar hulp of ondersteuning bij ketenpartners. Het SHG heeft de procesregie. Dit houdt in dat het SHG de functie heeft om ervoor te zorgen dat, indien nodig, een melding van huiselijk geweld wordt ingebracht bij de uitvoerende ketenpartners, zodat de zorg- of hulpverlening kan worden gestart. Het SHG is ervoor verantwoordelijk dat het hulpverleningsproces, van bij het steunpunt gemelde incidenten met huiselijk geweld, wordt gestart en in onderlinge samenhang tussen ketenpartners uitgevoerd wordt. Het SHG registreert alle inzet op casusniveau op een eenduidige wijze waarbij effecten en recidive op termijn zichtbaar worden. Het SHG investeert op deskundigheidsbevordering t.b.v. een kwalitatieve inzet in al haar kerntaken. Het SHG verzamelt regionaal gegevens ten dienste van de samenwerkende gemeenten en ketenpartners. De problematiek van huiselijk geweld kan hierdoor meer inzichtelijk en duidelijk worden, en een basis bieden voor evaluatie van beleid en praktijk. Ten behoeve van monitoring en prevalentieonderzoek levert het steunpunt een bijdrage door gegevens aan te leveren. Het SHG verzamelt ook gegevens over de werkwijze van het SHG en de betrokken ketenpartners. 71 Deze figuur is gebaseerd op het document ‘Functies Steunpunten Huiselijk Geweld’ van het Ministerie van VWS. Het volledige document is te downloaden via: http://www.ggdkennisnet.nl/thema/huiselijk-geweld/publicaties/publicatie/6923-functiessteunpunten-huiselijk-geweld 72
© Copyright 2024 ExpyDoc