Download - Moviera

PROTOCOL VAN HANDELEN
STEUNPUNTEN HUISELIJK GEWELD
BIJ (VERMOEDENS VAN) HUISELIJK GEWELD
Colofon
Protocol van handelen Steunpunten Huiselijk Geweld
Uitgave
GGD Nederland
Federatie Opvang
MO Groep
Ontwikkelgroep
Annette Martens, Clustermanager, GGD Hollands Midden/Hera
Suzanne van der Graaf, Beleidsadviseur Huiselijk Geweld, CZW Bureau, Goes
Debbie Maas, coördinator SHG West-Brabant
Nancy Berkepeis, Beleidsmedewerker Aanpak Huiselijk Geweld, Maatschappelijke Dienstverlening
Nieuwe Waterweg
Sarah Prins, Coördinator Steunpunt Huiselijk Geweld, GGD Zaanstreek Waterland
Eelke Brouwer, Coördinator Huiselijk Geweld, Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe
Miranda van den Broek, GGD Nederland
Tosca Hummeling, GGD Nederland
Projectgroep
Jantien van der Meer, Federatie Opvang
Ernst Radius, MOgroep
Tosca Hummeling, GGD Nederland
Auteur
Mr. Lydia Janssen
Utrecht, mei 2013
Deze uitgave mag, met bronvermelding, worden overgenomen, verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt.
2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
4
1
Inleiding 7
2
Reikwijdte en juridisch kader
9
2.1
Omschrijving ‘huiselijk geweld’
9
2.2
Juridisch kader
9
2.3
Reikwijdte van het handelingsprotocol in externe netwerken waaraan het SHG deelneemt
12
3
Eerste contact met de advies– of consultvrager of met een melder
13
3.1
Uitvoering 13
3.2
Toelichting
13
4
Het geven van advies en consult
14
4.1
Uitvoering
14
4.2
Registratie van gegevens over het advies en het consult
15
4.3
Toelichting
15
5
Meldingen in ontvangst nemen
18
5.1
Uitvoering
18
5.2
Registratie van gegevens over de melding (of over de hulpvraag van een slachtoffer of pleger) 21
5.3
Toelichting
21
6
Het informeren van het cliëntsysteem over de melding
23
6.1
Uitvoering
23
6.2
Registratie van het gesprek met het cliëntsysteem en van het vooroverleg
24
6.3
Toelichting
24
7
Onderzoeken of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is en zo nodig opstellen van een
plan voor de toeleiding
26
7.1
Uitvoering 26
7.2
Registratie van het plan, van de overdracht van de uitvoering van het plan naar de
hulpverlenende instanties en van het besluit om geen plan op te stellen
29
7.3
Toelichting
30
8
Informeren van de melder 31
8.1
Uitvoering 31
8.2
Registratie van het informeren van de melder
31
3
9
Beoordelen of de melding kan worden afgesloten
32
9.1
Uitvoering
32
9.2
Registratie van de afsluiting van de melding
33
10
Verstrekken van gegevens aan anderen van buiten het SHG
34
10.1 Uitvoering
34
10.2 Registratie 35
11
36
Dossiervorming en het uitoefenen van rechten door betrokkenen
11.1 Dossiervorming
36
11.2 Rechten van betrokkenen
37
11.3 Rechten van wettelijk vertegenwoordigers van jeugdigen
39
11.4 Toelichting
39
Bijlagen
Bijlage 1
Wettekst uit de Wmo en de regeling in de amvb
43
Bijlage 2
Privacyreglement SHG
49
Bijlage 3
Model samenwerkingsovereenkomst AMK-SHG
61
Bijlage 4
Informatie over het meldrecht huiselijk geweld en de Meldcode
67
Bijlage 5
Wanneer treedt het handelingsprotocol in werking in geval het SHG betrokken is bij
een multidisciplinair overleg (mdo)?
69
Functies SHG’s
71
Bijlage 6
4
Voorwoord
Voor u ligt het ‘Protocol van handelen voor de Steunpunten Huiselijk Geweld’ (SHG’s). Dit
handelingsprotocol bevat een nadere uitwerking van de wettelijke regeling die met ingang van 1 juli
2013 voor de SHG’s van kracht wordt. Een wettelijke regeling van de taken en de bevoegdheden is
nieuw voor de SHG’s, evenals dit landelijk handelingsprotocol. Daarom zal het even wennen zijn, zeker
ook in de uitvoeringspraktijk. Ongetwijfeld betekent dit handelingsprotocol dat sommige
werkprocessen op onderdelen bijgesteld moeten worden. Ook al omdat tegelijk met de invoering van
het wettelijk kader voor de SHG’s in veel sectoren voor beroepskrachten een verplichte meldcode gaat
gelden bij het signaleren van huiselijk geweld. Bovendien krijgen beroepskrachten een wettelijk
meldrecht bij huiselijk geweld. Ook de verplichte meldcode en het wettelijk meldrecht vragen hier en
daar om aanpassing van de werkwijze van de SHG’s.
Toch moeten de veranderingen op 1 juli niet te zwaar worden aangezet. Al jaren staan de SHG’ s voor
een systeemgerichte werkwijze waarin zoveel als mogelijk en verantwoord is, wordt aangesloten bij de
eigen kracht van alle betrokkenen bij het huiselijk geweld. In feite ondersteunt de nieuwe wetgeving
een systeemgerichte en transparante werkwijze richting cliëntsysteem en ondersteunt het nieuwe
wettelijk kader eveneens een effectieve samenwerking met de ketenpartners in de aanpak van huiselijk
geweld.
Amersfoort / Utrecht, mei 2013
Mevr. J. Oostendorp
GGD Nederland
Adjunct-directeur
Dhr. J. Laurier Federatie Opvang
Voorzitter
Dhr. F.A.M. Bongaerts
Directeur/bestuurder Stichting Maatschappelijke
Dienstverlening Nieuwe Waterweg en lid branchecommissie Maatschappelijke dienstverlening
MOgroep W&MD
5
6
1
Inleiding
De aanleiding om een landelijk handelingsprotocol voor de SHG’s te ontwikkelen is de wetswijziging
waardoor in de Wet maatschappelijke ondersteuning de taken en bevoegdheden van het SHG worden
beschreven 1. Door de nieuwe wet wordt het SHG een advies- en meldpunt voor alle vormen van
huiselijk geweld. Dit houdt in dat het SHG de bevoegdheid krijgt meldingen van huiselijk geweld te
registreren, de noodzaak van toeleiding naar passende hulp te onderzoeken en zo nodig de toeleiding
naar deze hulp te organiseren. Bovendien is in de Wet maatschappelijke ondersteuning een meldrecht
opgenomen voor beroepskrachten in alle sectoren als zij een vermoeden van huiselijk geweld willen
melden bij het SHG en om desgevraagd het SHG te informeren over een cliënt(systeem) voor zover dit
noodzakelijk is voor het stoppen van het geweld en het toeleiden naar passende hulp. Daarmee is in
feite het al bestaande wettelijk meldrecht voor (vermoedens van) kindermishandeling dat is
opgenomen in de Wet op de jeugdzorg, uitgebreid tot een meldrecht voor (vermoedens van) alle
vormen van relationeel geweld, of het nu om kindermishandeling gaat of om geweld waarbij uitsluitend
meerderjarigen zijn betrokken.
De wettelijke taken en de daaraan gekoppelde bevoegdheden van het SHG om meldingen over huiselijk
geweld vast te leggen en gegevens over deze meldingen zo nodig aan een hulpverlenende instantie,
aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)2 en/of aan de politie te verstrekken, vraagt om
een zorgvuldige en uniforme werkwijze. Daarom hebben de drie koepelorganisaties MOgroep,
Federatie Opvang en GGD Nederland al tijdens het wetgevingstraject een werkgroep gevormd om te
komen tot een eerste landelijk handelingsprotocol SHG. Daarmee beschikken de SHG’s meteen na de
invoering van de wet over een kader waarbinnen zij hun taken kunnen uitoefenen. De wettelijke
bepalingen over de taakuitoefening van de Steunpunten Huiselijk Geweld richten zich met name op de
cliëntgebonden functies van de Steunpunten, zoals Advies en ondersteuning, Meldpunt, Organiseren
van hulp en Registratie3 . Daarom biedt dit handelingsprotocol SHG met name een kader voor deze
functies en bevat het handelingsprotocol geen bepalingen over functies zoals Voorlichting en
Deskundigheidsbevordering. Dit zijn evenwel belangrijke taken van het SHG, voor meer informatie
hierover zie bijlage 6.
1
In bijlage 1 is de wettekst uit de Wet maatschappelijke ondersteuning opgenomen over de taken en bevoegdheden
van het SHG en over het meldrecht voor (vermoedens van) huiselijk geweld.
Als in dit handelingsprotocol wordt gesproken over het AMK, wordt daarmee gedoeld op de AMK-functie van het
Bureau Jeugdzorg. Deze AMK-functie is binnen de bureaus jeugdzorg verschillend georganiseerd. Soms vervult een
zogeheten centrale toegang een deel van de AMK-functie. Doorgaans gaat het dan om het geven van advies en het
in ontvangst nemen van meldingen.
2
Zie voor een omschrijving van alle functies het document ‘Functies van de Steunpunten Huiselijk Geweld’,
Ministerie van VWS, augustus 2011.
3
7
Voor de totstandkoming van het handelingsprotocol is een werkgroep ingesteld, bestaande uit zes
vertegenwoordigers van SHG’s uit de drie branches. Hiermee is gepoogd recht te doen aan de
verschillen in werkwijze tussen de SHG’s. Nadat het handelingsprotocol door de werkgroep is
afgeleverd, is het goedgekeurd door de adviescommissie behorend bij het ‘Landelijk
ondersteuningsprogramma Kwaliteitsverbetering van de Advies en Steunpunten Huiselijk Geweld’ en
door de bestuurders van de SHG’s.
Samenwerking AMK-SHG
Met het oog op de intensieve samenwerking tussen SHG en AMK, zeker wanneer bij (de gevolgen van)
het geweld minderjarigen én meerderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, sluit dit
handelingsprotocol aan bij het handelingsprotocol van het AMK4. Toch zijn er ook verschillen. Deze
verschillen hebben te maken met de verschillende doelgroepen: het AMK richt zich primair op
kindermishandeling bij minderjarigen, het SHG richt zich primair op huiselijk geweld bij
meerderjarigen.
In het handelingsprotocol zijn ook de afspraken opgenomen uit het Model Samenwerkingsafspraken
BJZ/AMK en SHG 5, over de samenwerking tussen AMK en SHG in die gevallen waarin er binnen één
cliëntsysteem sprake is van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Bijna geen termijnen
Bij de verschillende handelingen die in het protocol beschreven staan, zijn bijna geen termijnen
opgenomen, bijvoorbeeld voor het afhandelen van een melding, het met de cliënt bespreken van de
melding of het opstellen van een plan voor de toeleiding. Standaardtermijnen doen onvoldoende recht
aan de complexe werkelijkheid van het SHG en scheppen ook een schijnzekerheid. Want bij de ene
melding kan het handelen binnen een termijn van een week veel te laat zijn omdat er binnen 24 uur
gehandeld moet worden, en bij een andere melding kan het verstandig zijn om het handelen langer
dan een week uit te stellen, bijvoorbeeld om de leden van het cliëntsysteem de tijd te geven om zich
van het probleem bewust te worden. Anders gezegd: van de beroepskrachten van het SHG wordt
gevraagd om zelf in te schatten welk tempo in een bepaalde casus noodzakelijk is.
Overigens er zijn wel een paar termijnen in het handelingsprotocol opgenomen, zoals de wettelijke
termijn van maximaal vier weken waarbinnen de cliënt dient te worden geïnformeerd over de melding.
Ook zijn twee termijnen opgenomen, van uiterlijk drie weken en uiterlijk drie maanden, waarbinnen het
SHG, na de overdracht van het plan voor de toeleiding, moet controleren of de geplande hulp
daadwerkelijk wordt verleend en of deze volstaat.
4
Utrecht, MO Groep juni 2009.
5
De volledige tekst van het Model Samenwerkingsafspraken BJZ/AMK–SHG is als bijlage 3 bij dit handelingsprotocol
opgenomen.
8
2
Reikwijdte en juridisch kader
Het werkterrein van de SHG’s wordt vooral bepaald door de omschrijving van het begrip huiselijk
geweld en door de in de wet genoemde taken en bevoegdheden van het SHG.
2.1
Omschrijving ‘huiselijk geweld’
Huiselijk geweld wordt in artikel 1 lid 1 onder j Wet maatschappelijke ondersteuning omschreven als:
‘Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring’.
In de Memorie van Toelichting wordt over deze omschrijving gezegd: ‘Huiselijk geweld is een breed
begrip waaronder geweld in vele verschijningsvormen wordt verstaan. De gangbare omschrijving van
huiselijk geweld luidt: ‘geweld dat gepleegd wordt door iemand uit de huiselijke kring van het
slachtoffer, dat wil zeggen: ex-partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip
huiselijk heeft expliciet te maken met de relatie tussen pleger en slachtoffer en niet met de plaats van
het geweld. Onder geweld wordt verstaan de aantasting van de persoonlijke integriteit. Het kan daarbij
gaan om: lichamelijk geweld (mishandeling), psychisch of emotioneel geweld (uitschelden, treiteren,
kleineren, bedreiging, stalking), ongewenste seksuele toenadering of seksueel misbruik. Naast
(ex)partnergeweld vallen ook eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling onder de brede noemer
van huiselijk geweld’.
2.2
Juridisch kader
Het juridisch kader voor het SHG is opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 6 (Wmo).
Vanaf artikel 21a beschrijft deze wet de bestuurlijke setting van het SHG en de taken en bevoegdheden
van het SHG.
College van B&W van de centrumgemeenten
Het college van B&W van de centrumgemeente is verantwoordelijk voor de organisatie van een SHG ten
behoeve van de gemeenten in de regio (artikel 21a lid 1 Wmo).
Taken SHG
Artikel 21a lid 2 en 3 Wmo beschrijven de taken van het SHG:
1
Als meldpunt fungeren voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld;
2
Het informeren van een hulpverlenende instantie die passende professionele hulp kan verlenen
bij het huiselijk geweld dat werd gemeld, als het belang van de betrokkene of de ernst van de
situatie daar aanleiding toe geeft;
3
Het informeren van de politie als het belang van de betrokkene, of de ernst van de situatie daar
aanleiding toe geeft;
4
Het informeren van het AMK als er kinderen betrokken zijn bij het geweld dat is gemeld;
5
Het informeren van de melder van de stappen die naar aanleiding van zijn melding zijn
ondernomen;
6
Het desgevraagd geven van advies over de stappen die in verband met het geweld kunnen
worden ondernomen en het zo nodig ondersteunen van de adviesvrager.
6
Zie voor de wettekst bijlage 1
9
Bevoegdheden SHG
Voor een goed beeld van de wettelijke bevoegdheden van het SHG moet de wettekst van de Wmo
geplaatst worden in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Deze Wbp geeft
algemene regels voor het verwerken van persoonsgegevens. Persoonsgegevens zijn alle gegevens die
tot individuele personen zijn te herleiden. Verwerken is de verzamelterm voor alle handelingen die met
persoonsgegevens kunnen worden verricht, zoals: opslaan, bewaren, aan anderen verstrekken,
bespreken en vernietigen.
De Wbp noemt een aantal grondslagen (juridische basis) voor de verwerking van persoonsgegevens.
Vaak is, zeker als het gaat om het bieden van hulp, de wettelijke grondslag de toestemming van de
betrokkene.
Toestemmingsvereiste vervalt
Nu maakt de Wmo een uitzondering op dit toestemmingsvereiste voor de SHG-taken: meldingen in
ontvangst nemen, de noodzaak onderzoeken van toeleiding naar passende hulp en zo nodig toeleiden
naar deze hulp,. Er is geen toestemming nodig van de betrokkene voor het verwerken van zijn
persoonsgegevens als het gaat om meldingen en toeleiden naar hulp. Dat is een verregaande
bevoegdheid want het betekent dat het SHG, ook als de betrokkene dit niet wenst, zijn
persoonsgegevens kan opslaan, kan bewaren en aan anderen kan verstrekken voor zover dit
noodzakelijk is, kort gezegd, voor het in ontvangst nemen van de melding, het beoordelen van de
melding en voor de toeleiding naar passende hulp in geval van huiselijk geweld.
Informatieplicht kan alleen in bijzondere gevallen worden uitgesteld
De Wbp bepaalt in artikel 33 en 34 uitdrukkelijk dat als een instelling persoonsgegevens binnenkrijgt
via een ander dan de betrokkene zelf, deze instelling verplicht is de betrokkene daarover te
informeren. Dit wordt wel de informatieplicht genoemd (artikel 34 Wbp). De informatieplicht betekent
voor het SHG dat als het SHG een melding van huiselijk geweld binnenkrijgt, het SHG verplicht is de
gemelde persoon of personen over de inhoud van de melding te informeren. Dit informeren van de
gemelde persoon of personen moet gebeuren op het moment dat de gegevens worden vastgelegd of in
ieder geval voordat de gegevens aan een ander(e instelling) worden verstrekt of met een andere
instelling (al dan niet in een screeningsoverleg of een ander extern multidisciplinair overleg) worden
besproken.
Ook voor de informatieplicht maakt de Wmo een uitzondering als het gaat om de taakuitoefening van
het SHG. Als het voor het beoordelen van de melding en voor het toeleiden naar passende hulp
noodzakelijk is, kan het SHG zijn informatieplicht met maximaal vier weken opschorten. Deze termijn
kan worden verlengd telkens met maximaal veertien dagen, voor zover het uitstellen van het
informeren nog steeds noodzakelijk is. Dit betekent dat het SHG na een melding kan beslissen om de
gemelde persoon (nog) niet te informeren over de melding. Omdat het uitstellen van het informeren
van de betrokkene een verregaand besluit is, zal een dergelijke beslissing in het algemeen alleen
kunnen worden genomen als dat in verband met (het beoordelen van) de veiligheid van de cliënt, die
van zijn gezinsleden, die van betrokken beroepskrachten of die van anderen noodzakelijk is.
10
Te denken valt dan aan concrete aanwijzingen dat door het informeren de veiligheid in het geding is,
maar ook aan situaties waarin er concrete aanwijzingen zijn dat de veiligheid eerst moet worden
beoordeeld, zo nodig in een screeningsoverleg, voordat kan worden besloten of de cliënt (al) kan
worden geïnformeerd. In dergelijke gevallen kan het SHG besluiten om het informeren van de gemelde
personen uit te stellen en eerst overleg te voeren met een of meer andere instanties, zoals bijvoorbeeld
een hulpverlenende instantie, de politie of het AMK, voor zover noodzakelijk voor de aanpak van het
geweld.
De noodzaak om het informeren van de betrokkene(n) uit te stellen, dient op casusniveau te worden
genomen. Anders gezegd: er kan geen algemeen besluit worden genomen over het uitstellen van de
informatieplicht. Per casus waarin dit wordt besloten moet duidelijk in het bestand 7 worden vastgelegd
op welke gronden (voorlopig) is afgezien van het informeren van de gemelde personen en waarom dit
informeren een mogelijk veiligheidsrisico betekent.
Al met al is de eis van transparantie in het wettelijk kader voor het SHG geen doel maar een middel: als
het voor de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de beroepskracht en die van anderen
noodzakelijk is kan bij wijze van uitzondering (tijdelijk) van openheid worden afgezien, want de
veiligheid van alle betrokkenen komt op de eerste plaats. Het wettelijk kader biedt daarvoor voldoende
ruimte.
Geen bevoegdheden voor de adviestaak
Beide hierboven beschreven bevoegdheden van het SHG zijn gekoppeld aan een melding en de daarop
volgende acties gericht op toeleiding naar passende hulp. Voor de adviestaak van het SHG beschikt het
SHG niet over specifieke bevoegdheden. Dat hoeft ook niet, want advies wordt door adviesvragers
gevraagd op basis van anonieme cliëntgegevens. Dit sluit aan op stap 2 van de meldcode waarin
beroepskrachten op basis van anonieme gegevens advies kunnen vragen aan het SHG, voordat zij over
de signalen of vermoedens in gesprek gaan met hun cliënt.
Geen bevoegdheden om gedwongen hulp gedwongen op te leggen
De Wmo en ook andere wetgeving geven het SHG geen bevoegdheden om hulp op te leggen aan
betrokkenen die deze hulp niet wensen. Wel kan natuurlijk veel worden gedaan in de sfeer van het
motiveren van cliënten voor de noodzakelijke hulp, maar gedwongen hulp kan het SHG niet opleggen.
Wel kan het SHG de route naar mogelijke gedwongen hulp in gang zetten bijvoorbeeld door de politie
te informeren, zodat er in een strafzaak gedwongen hulp door de rechter wordt opgelegd, of door het
AMK te informeren die op zijn beurt de Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken de procedure
bij de rechtbank voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang te zetten. Ook kan het SHG de politie
informeren met het doel dat de mogelijkheden van een tijdelijk huisverbod worden beoordeeld. In dat
geval wordt er weliswaar formeel geen gedwongen hulp in gang gezet, maar de uit huis geplaatste
7 De term ‘bestand’ wordt gebruikt voor de gehele (digitale) verzameling van gegevens van het SHG. Het begrip
‘dossier’ wordt gebruikt voor de gegevens die in verband met een melding over één cliëntsysteem zijn in het
bestand van het SHG zijn opgenomen.
11
staat doorgaans wel onder druk om de ‘vrijwillige’ hulp die hem geboden wordt, te aanvaarden omdat
hij anders het risico loopt dat het tijdelijk huisverbod wordt verlengd.
Doel: passende hulp op gang brengen
Na een melding zijn de inspanningen van het SHG er op gericht om alle leden van het cliëntsysteem,
indien het geweld daar aanleiding toe geeft, toe te leiden naar passende hulp.
De wijze waarop het SHG omgaat met deze bevoegdheden
Het is niet de bedoeling dat het SHG zijn bevoegdheden zo gaat inzetten dat buiten de betrokkenen
om gehandeld wordt. Integendeel. De afgelopen jaren zijn de SHG’s er vooral door een open,
laagdrempelige werkwijze in geslaagd om het vertrouwen te winnen van slachtoffers en plegers van
huiselijk geweld. Het is voor de effectiviteit van de SHG’s van belang dit vertrouwen vast te houden. Dat
kan alleen door een zo open mogelijke werkwijze waarbij zoveel mogelijk wordt gehandeld met
medeweten en bij voorkeur met de toestemming van alle betrokkenen. Het is ook binnen het juridisch
kader dat de Wet maatschappelijke ondersteuning nu voor de SHG’s biedt, de bedoeling dat deze open
werkwijze wordt voortgezet. Dat blijkt ook uit de wijze waarop de wettelijke bevoegdheden zijn
geformuleerd.
Aansluiting bij de stappen van de meldcode
De zo open mogelijke werkwijze van het SHG sluit aan op de meldcode die veel beroepskrachten
verplicht zijn te hanteren bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling8. Stap 3 in de
meldcode bestaat uit het gesprek met de cliënt. Daarmee verplicht de meldcode de professional om
eerst over de signalen en over de melding in gesprek te gaan met de cliënt voordat hij beslist of hij een
melding zal doen. Alleen als de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, die van de beroepskracht
of die van anderen in het geding is, of als het noodzakelijk is deze veiligheid eerst te beoordelen, kan
een professional een melding doen zonder dat hij daarover contact heeft gehad met zijn cliënt.
Al met al zijn de werkwijze van het SHG en het stappenplan van de meldcode erop gericht om de leden
van het cliëntsysteem zo spoedig mogelijk bij de signalen te betrekken en om zoveel mogelijk samen
met hen te bezien hoe het geweld kan worden gestopt en op welke wijze aan slachtoffer, getuige en
pleger hulp kan worden geboden.
2.3
Reikwijdte van het handelingsprotocol in externe netwerken waaraan het SHG deelneemt
Het SHG neemt regelmatig deel aan netwerken en andere vormen van extern overleg waarin andere
deelnemers aan het overleg signalen van huiselijk geweld inbrengen. Het handelingsprotocol is in
dergelijke gevallen alleen van toepassing als in dit extern overleg besloten wordt dat het SHG de casus
meeneemt voor nader onderzoek en toeleiding naar hulp. Op casussen die in het extern overleg
worden besproken en waarvan wordt besloten dat ze door een andere deelnemer zullen worden
opgepakt, zonder tussenkomst van het SHG, is het handelingsprotocol niet van toepassing. Zie ook het
stroomschema dat als bijlage 5 is opgenomen achterin dit protocol.
8 Zie voor meer informatie over de meldcode bijlage 4
12
3
Eerste contact met de advies– of consultvrager of met een melder
Doel van het eerste contact met de advies– of consultvrager of met de melder is zicht te krijgen
op wat de melder van het SHG verwacht én om hem duidelijk te maken welke mogelijkheden het
SHG heeft in de aanpak van huiselijk geweld.
3.1
Uitvoering
In een eerste contact met een (potentiële) adviesvrager, consultvrager of melder komt in ieder geval
aan de orde:
-
zijn positie, dit wil zeggen, of hij als slachtoffer, getuige of pleger zelf bij het geweld is
betrokken en zo dit niet het geval is, in welke (beroepsmatige of informele) relatie hij staat tot
het cliëntsysteem;
-
het doel dat hij met het contact met het SHG wil bereiken en zijn verwachtingen;
-
de aard en de omvang van het geweld dat hij vermoedt of heeft gesignaleerd en of er ook
minderjarigen bij (de gevolgen van) dit geweld zijn betrokken;
-
de werkwijze en de mogelijkheden van het SHG;
-
de meldcode die eventueel op hem van toepassing is, het meldrecht en een eventueel
beroepsgeheim;
-
mogelijke vervolgtrajecten in de vorm van advies, consult of het doen van een melding;
-
consequenties van deze vervolgtrajecten, zoals de informatieplicht van het SHG, het al dan niet
bekendmaken van de identiteit van de melder bij het cliëntsysteem9 en het informeren van het
AMK indien er bij het geweld dat wordt gemeld minderjarigen zijn betrokken.
De wijze waarop het SHG gegevens over een advies, een consult of een melding vastlegt.
3.2
Toelichting
Het is in lang niet alle contacten onmiddellijk duidelijk wat de betrokkene beoogt met zijn contact met
het SHG. Zelfs niet als hij het woord ‘melding’ of ‘advies’ gebruikt. Daarom is het van belang om in het
eerste contact goed uit te zoeken wat degene die contact zoekt met het SHG precies voor ogen staat.
Het SHG kan daarbij behulpzaam zijn door uit te leggen wat het vragen van een advies betekent en
welke gevolgen het heeft als de betrokkene besluit een melding te doen.
9
De personen die bij het huiselijk geweld als pleger, slachtoffer of getuige zijn betrokken worden in dit
handelingsprotocol aangeduid met cliënt of cliëntsysteem.
13
4
Het geven van advies en consult
Doel van het geven van advies is antwoord te geven op de vragen van de adviesvrager en hem te
ondersteunen in zijn aanpak van het huiselijk geweld. De adviesvrager vraagt zijn advies op
basis van anonieme cliëntgegevens. Zelf maakt hij zich wel bekend aan het SHG.
Leidt het advies tot een of meer volgende adviesgesprekken over dezelfde casus, dan wordt het
advies een consult genoemd.10
Het verschil tussen een advies en een melding is dat in geval van advies het SHG zich beperkt tot
het geven van advies aan de adviesvrager. In geval van een melding, legt het SHG gegevens van
de leden van het cliëntsysteem vast, beoordeelt het SHG de melding en spant het zich zo nodig
in om alle betrokkenen toe te leiden naar passende hulp.
4.1
Uitvoering
Het SHG bespreekt met de adviesvrager die zelf als slachtoffer, getuige of pleger bij het geweld
betrokken is:
-
de aard en ernst van het huiselijk geweld dat wordt gemeld;
-
de wijze waarop de adviesvrager zelf betrokken is bij het geweld;
-
of er bij (de gevolgen van) het huiselijk geweld ook minderjarigen als slachtoffers of getuigen
zijn betrokken;
-
wat de adviesvrager zou kunnen doen om (zichzelf en andere) betrokkenen tegen het geweld te
beschermen en het geweld te stoppen;
-
welke vormen van hulp of opvang mogelijk zijn en hoe het SHG de betrokkenen kan
ondersteunen in de toeleiding naar deze hulp of opvang.
Het SHG bespreekt met de adviesvrager die als professional of als particuliere omstander bij het
huiselijk geweld betrokken is:
-
de aard en ernst van het huiselijk geweld (dat wordt vermoed);
-
de wijze waarop de adviesvrager betrokken is bij het huiselijk geweld (dat wordt vermoed);
-
of er bij (de gevolgen van) het huiselijk geweld minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn
betrokken;
-
wat de adviesvrager zou kunnen doen om het geweld met het cliëntsysteem te bespreken;
-
welke vormen van hulp en opvang beschikbaar zijn en wat de adviesvrager zou kunnen doen om
het cliëntsysteem toe te leiden naar deze hulp of opvang;
-
op welke wijze het SHG de adviesvrager zou kunnen ondersteunen in de aanpak van het huiselijk
geweld (dat wordt vermoed);
-
of de adviesvrager behoefte heeft aan een volgend adviesgesprek (consult) over dezelfde casus;
-
de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen SHG en adviesvrager;
-
hoe het SHG omgaat met het registreren van gegevens naar aanleiding van een advies of consult.
10 Kortheidshalve gebruikt dit handelingsprotocol de term adviesvrager, ook als gedoeld wordt op een adviesvrager
die verschillende keren advies vraagt over dezelfde casus. De term consultvrager wordt alleen gebruikt als het
onderscheid tussen adviesvrager en consultvrager relevant is.
14
Doorgeleiden naar het AMK
Indien in het adviesgesprek blijkt dat advies wordt gevraagd over een situatie van kindermishandeling,
dit wil zeggen van huiselijk geweld waarbij uitsluitend minderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn
betrokken:
-
verwijst het SHG de professionele adviesvrager door naar het AMK, met vermelding van de
contactgegevens van het AMK;
-
vraagt het SHG de niet-professionele adviesvrager of hij ermee instemt dat zijn naam en zijn
contactgegevens worden doorgegeven aan het AMK, opdat het AMK zo spoedig mogelijk contact
met hem opneemt. Indien hij dit niet wenst, verwijst het SHG de adviesvrager door naar het AMK
met vermelding van de contactgegevens van het AMK.
Verdeling van verantwoordelijkheden in geval van advies of consult
In geval van een advies of een consult blijft de advies- of consultvrager zelf verantwoordelijk voor de
aanpak van het huiselijk geweld dat wordt vermoed en voor de stappen die eventueel moeten worden
ondernomen. Het SHG is verantwoordelijk voor het zorgvuldig adviseren van de adviesvrager en het
SHG vergewist zich ervan of de adviesvrager bekend is met deze verdeling van verantwoordelijkheden:
dat hij weet dat hij, ook na het advies:
-
zelf verantwoordelijk blijft voor de aanpak van het huiselijk geweld;
-
dat het SHG naar aanleiding van het advies geen acties onderneemt in de richting van het
cliëntsysteem.
Omzetten van een advies in een consult
In alle gevallen waarin het SHG meent dat voortgezette advisering en/of ondersteuning van de
adviesvrager noodzakelijk is:
-
gelet op de aard en de ernst van het geweld dat wordt vermoed; én
-
gelet op de (on)mogelijkheden van de adviesvrager om dit geweld te stoppen en alle
betrokkenen toe te leiden naar passende hulp;
dringt het SHG bij de adviesvrager aan op het maken van een afspraak voor een volgend adviesgesprek
over dezelfde casus. De adviesvrager beslist zelf of hij op dit aanbod van een consult in gaat.
Omzetten van een advies in een melding
Het SHG adviseert de adviesvrager om een advies om te zetten in een melding, indien het SHG meent
dat het in verband met:
-
de ernst en de aard van het geweld dat wordt vermoed; én
-
de (on)mogelijkheden van de adviesvrager om dit geweld te stoppen en alle betrokkenen toe te
leiden naar passende hulp,
noodzakelijk is dat het SHG onderzoek doet naar de noodzaak van toeleiding naar passende hulp en zo
nodig deze toeleiding realiseert.
15
NB:
-
De adviesvrager beslist zelf, gehoord het advies van het SHG, of hij zijn advies omzet in een
melding.
-
Als het SHG een professionele adviesvrager adviseert om zijn advies om te zetten in een
melding, wijst het SHG de adviesvrager erop dat hij verplicht is (zijn vermoeden van) het geweld
en zijn melding eerst met zijn cliënt te bespreken voordat hij een melding bij het SHG doet,
tenzij de veiligheid van het cliëntsysteem, van de adviesvrager of die van een ander dit gesprek
niet toelaat11.
-
Indien de adviesvrager besluit zijn advies om te zetten in een melding, zijn de bepalingen van
hoofdstuk 5 van dit handelingsprotocol van toepassing.
4.2
Registratie van gegevens over het advies en het consult
Van ieder advies of consult worden volgens een vast format gegevens vastgelegd in het bestand. Deze
registratie staat op naam van de advies– of consultvrager, tenzij hij daar bezwaar tegen maakt.
In geval van advies of consult worden geen namen of andere persoonsgegevens van leden van het
cliëntsysteem vastgelegd. Meent het SHG dat het, in verband met de noodzaak om het geweld te
stoppen of om de cliënt tegen huiselijk geweld te beschermen, noodzakelijk is om persoonsgegevens
van een cliënt vast te leggen, dan dringt het SHG er bij de adviesvrager op aan om zijn advies om te
zetten in een melding.
In geval van consult worden de contactgegevens van de consultvrager vastgelegd, met daarbij de
afspraken die zijn gemaakt over een vervolg van het adviesgesprek.
4.3
Toelichting
Een advies wordt gevraagd en gegeven op basis van anonieme cliëntgegevens. Het SHG vraagt dus niet
naar namen van leden van het cliëntsysteem en de advies– of consultvrager verstrekt deze ook niet.
Worden ze toch verstrekt, dan legt het SHG deze namen niet vast.
Van belang in een adviesgesprek is dat de adviesvrager zich realiseert dat hij ‘slechts’ advies vraagt en
dat het SHG na het advies geen acties onderneemt in de richting van het cliëntsysteem.
In sommige adviesgesprekken zal het SHG de adviesvrager moeten helpen in zijn afweging of het
advies moet worden omgezet in een melding, zodat het SHG de toeleiding naar passende hulp kan
overnemen. De adviesvrager heeft op dit punt de regie. Hij beslist of hij zijn advies, na contact met het
cliëntsysteem, omzet in een melding. Het SHG ondersteunt hem daarin en wijst hem zo nodig op
risico’s en op de mogelijkheden die het SHG na een melding heeft om het geweld te stoppen en de
betrokkenen te beschermen tegen nieuw geweld. Beslist de adviesvrager dat hij zijn advies omzet in
een melding, dan wijst het SHG de professionele adviesvrager op de noodzakelijke contacten met de
cliënt. Want het vragen van advies gebeurt op basis van anonieme cliëntgegevens, daarover hoeft de
beroepskracht de cliënt niet vooraf te informeren. Maar als hij zijn advies zou omzetten in een
melding, moet hij vooraf met de cliënt over (zijn vermoeden van) het geweld spreken en ook aangeven
11
Deze verplichting geldt voor alle professionals die gebonden zijn aan een meldcode.
16
dat hij van plan is een melding te doen. Deze derde stap van de meldcode kan alleen worden
overgeslagen in verband met de veiligheid van leden van het cliëntsysteem, van de melder of die van
anderen.
Is de adviesvrager niet bereid zijn advies om te zetten in een melding, terwijl het SHG meent dat dit wel
noodzakelijk is, dan spant het SHG zich in om een afspraak met de adviesvrager te maken voor een
consult (vervolgadvies) zodat het SHG enig zicht houdt op het huiselijk geweld en de aanpak daarvan.
Voor wat betreft het vastleggen van gegevens: de wet biedt het SHG niet de bevoegdheid om gegevens
over de leden van het cliëntsysteem vast te leggen in geval van advies of consult.
De adviestaak biedt, zo blijkt uit ervaringen binnen de AMK’s, belangrijke kansen aan het SHG om
andere beroepskrachten in staat te stellen zelf huiselijk geweld aan te pakken en/of om tot een goed
besluit te komen over het al dan niet doen van een melding. Zo waren er blijkens het jaarverslag van de
AMK’s over 2011 bijna 66.000 telefonische contacten met het AMK waarvan het in bijna 46.750
gevallen ging om advies of consult. Uit een onderzoek dat de Inspectie Jeugdzorg in 2010 bij alle
AMK’s uitvoerde, bleek in dat jaar 85% van de advies– en consultvragers, bij navraag door de Inspectie,
achteraf tevreden te zijn over het gegeven advies of consult en over de bruikbaarheid daarvan. 97% van
de adviesvragers gaf in dat onderzoek aan bij een nieuw vermoeden zeker opnieuw een beroep te
zullen doen op het AMK voor advies.
Of de advies- en consulttaak zich binnen het SHG op dezelfde wijze zal ontwikkelen, moet nog worden
afgewacht. Verwacht mag in ieder geval worden dat het belang van de adviestaak van het SHG zal
toenemen na invoering van de verplichte meldcode. Deze meldcode bevat een stappenplan voor
beroepskrachten bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Na het in kaart brengen van
signalen is in de volgende stap naast collegiale consultatie het vragen van advies aan SHG of AMK
nadrukkelijk als optie opgenomen.
17
5
Meldingen in ontvangst nemen
Bij het in ontvangst nemen van een melding verzamelt het SHG informatie van de melder over
het huiselijk geweld (dat hij vermoedt) zodat het SHG kan onderzoeken of het noodzakelijk is om
de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp.
N.B.
Een melding is geen absolute voorwaarde voor het doen van onderzoek naar de noodzaak van
passende hulp voor alle leden van het cliëntsysteem. Raakt het SHG op enigerlei wijze op de
hoogte van signalen van (ernstige vormen van) huiselijk geweld en is er geen melder, dan kan
het SHG besluiten om ‘ambtshalve’, dit wil zeggen op eigen initiatief, zonder dat er een melding
is gedaan, onderzoek te doen naar de noodzaak van passende hulp voor alle leden van het
cliëntsysteem.
5.1
Uitvoering
In het contact met de melder komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:
-
de aard en de omvang van het huiselijk geweld dat wordt vermoed;
-
of bij (de gevolgen van) het geweld minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken;
-
de naam en de contactgegevens van de melder en de relatie van de melder tot het cliëntsysteem;
-
de motieven en de actuele aanleiding voor de melding, al dan niet tegen een achtergrond van
structureel geweld;
-
de naam of de namen van de leden van het cliëntsysteem en ook, voor zover deze bij de melder
bekend zijn, hun contactgegevens;
-
in geval van een professionele melder: de betekenis van het wettelijk meldrecht en de meldcode
voor het doen van een melding;
-
in geval van een professionele melder: of (het vermoeden van) het huiselijk geweld en de
melding zijn besproken met een of meer leden van het cliëntsysteem en indien dit niet het geval
is, waarom dit (nog) niet is gebeurd;
-
mogelijke risico’s voor de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem of voor anderen bij het
bespreken van (het vermoeden van) het huiselijk geweld en/of het bekend maken van de
identiteit van de melder;
-
voor zover bij de melder bekend: hulpverleningstrajecten die eerder in gang zijn gezet en/of die
nu lopen en de resultaten daarvan;
-
beschrijving van de acties die het SHG in algemene zin zal ondernemen in de richting van het
cliëntsysteem en in die van anderen, naar aanleiding van een melding;
-
de verdeling van verantwoordelijkheden na een melding tussen het SHG en de melder;
-
de wijze waarop het SHG omgaat met het bekendmaken van de identiteit van de melder ten
opzichte van het cliëntsysteem;
-
de mogelijkheden die de melder zelf eventueel heeft om gedurende de behandeling van de
melding door het SHG, het cliëntsysteem te beschermen en het huiselijk geweld te stoppen of te
verminderen;
18
-
de termijn waarbinnen verwacht wordt dat de melder kan worden geïnformeerd over de stappen
die het SHG naar aanleiding van de melding heeft ondernomen;
-
in geval van een professionele melder, voor zover hij zijn melding mondeling heeft gedaan:
afspraken over de toezending van de weergave van de melding en het door de melder retour
zenden daarvan eventueel met zijn opmerkingen en aanvullingen.
Indien (ook) minderjarigen bij (de gevolgen van) het geweld zijn betrokken:
-
het door het SHG doorgeleiden van de melding indien blijkt dat de melding uitsluitend
betrekking heeft op (gevolgen van) geweld waarbij minderjarigen als slachtoffers of getuigen
zijn betrokken, dan wel het gezamenlijk optreden van het SHG en het AMK omdat bij (de
gevolgen van) het huiselijk geweld minderjarigen én meerderjarigen als slachtoffers en getuigen
zijn betrokken.
Openheid over de identiteit van de melder ten opzichte van het SHG
Meldingen worden alleen in ontvangst genomen en behandeld als de melder bereid is zijn identiteit
bekend te maken aan het SHG.
Bij wijze van uitzondering kan de leidinggevende van het SHG beslissen dat een melding, ondanks de
anonimiteit van de melder, toch in behandeling wordt genomen, vanwege de ernst van het geweld dat
is gemeld en de noodzaak om het cliëntsysteem daartegen te beschermen. Het besluit van de
leidinggevende met daarbij de redenen die tot dit besluit hebben geleid, worden vastgelegd in het
bestand van het SHG, op naam van het cliëntsysteem.
Openheid over de identiteit van de melder ten opzichte van het cliëntsysteem
In geval van een professionele melder maakt het SHG zijn identiteit bekend bij de leden van het
cliëntsysteem, tenzij deze identiteit niet bekend kan worden gemaakt in het belang van de veiligheid
van de leden van het cliëntsysteem, van de melder, of die van anderen.
In geval van een niet–professionele melder maakt het SHG de identiteit van de melder niet bekend bij
het cliëntsysteem, tenzij deze melder daarvoor zijn uitdrukkelijke toestemming verleent.
Is het noodzakelijk om de melding door te geleiden naar het AMK omdat ook minderjarigen als
slachtoffers of getuigen bij (de gevolgen van) het geweld betrokken zijn, dan volgt het AMK de
afspraken die het SHG heeft gemaakt met de melder over het al dan niet bekend maken van zijn
identiteit.
Doorgeleiden van de melding naar het AMK
Als uit de melding blijkt dat het gaat om een vermoeden van huiselijk geweld waarbij alleen
minderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn betrokken, geleidt het SHG de melding, zo spoedig
mogelijk doch in ieder geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de melding, door naar het AMK.
Nadat het AMK een bericht van ontvangst van de melding aan het SHG heeft verzonden, draagt het
AMK de verantwoordelijkheid voor het systeemgericht afhandelen van de melding. Het AMK benadert
de melder om hem te informeren over de doorgeleiding van zijn melding naar het AMK.
19
Gezamenlijk optreden van SHG en AMK
Als uit de melding blijkt dat het gaat om (een vermoeden van) geweld waarbij minderjarigen én
meerderjarigen als slachtoffers en getuigen zijn betrokken, zoekt het SHG binnen twee werkdagen na
ontvangst van de melding, contact met het AMK om afspraken te maken over een gezamenlijk
optreden in verband met dit (vermoeden van) geweld.
In dit geval maken AMK en SHG afspraken over:
-
de aard van het gezamenlijk optreden: neemt de ene instelling het voortouw en ondersteunt de
andere instelling, of vraagt de melding om intensief gezamenlijk optreden van beide
instellingen;
-
de taken die iedere instelling gaat uitvoeren, de onderlinge afstemming van deze taken en de
termijn waarbinnen deze taken zullen worden afgerond;
-
de wijze waarop AMK en SHG elkaar op de hoogte houden van de resultaten van hun
taakuitoefening;
-
de namen van de beroepskrachten die als contactpersoon namens SHG en AMK zullen optreden
bij de behandeling van de melding en wie van deze beroepskrachten zal optreden als
casusregisseur, wiens taak het is om de voortgang van de uitvoering van de gezamenlijke
afspraken te bewaken;
-
de wijze waarop de contacten met de cliënt en zijn gezinsleden zullen verlopen en welke
functionaris(sen) deze contacten zal of zullen leggen.
SHG en AMK leggen de afspraken over het gezamenlijk optreden vast in hun bestanden.
NB: Blijkt pas tijdens het onderzoek naar de melding dat een gezamenlijk optreden noodzakelijk is,
dan zoekt het SHG zo spoedig mogelijk nadat deze noodzaak is gebleken contact met het AMK om de
hierboven beschreven afspraken te maken over een gezamenlijk optreden.
Verdeling van verantwoordelijkheden tussen SHG en melder na een melding
Na een melding neemt het SHG de verantwoordelijkheid van de melder over voor zover het gaat om:
-
onderzoeken van de melding om de noodzaak van hulp te beoordelen;
-
zo nodig toeleiden van de leden van het cliëntsysteem naar passende hulp;
-
beslissen of het noodzakelijk is om het AMK of de politie over het (vermoeden van) huiselijk
geweld te informeren.
In het gesprek met de professionele melder beoordelen het SHG en de melder wat de melder zelf,
gedurende de behandeling van de melding door het SHG , kan doen om het geweld te stoppen en het
cliëntsysteem hulp te bieden.
Is de melder een lid van het cliëntsysteem, dan wordt met hem besproken welke stappen hij zelf kan
zetten om zichzelf en de andere leden van het cliëntsysteem tegen het geweld te beschermen en het
geweld te stoppen en op welke wijze het SHG hem daarin kan ondersteunen.
20
Samenvatting of weergave van een telefonische melding
Indien een melder telefonisch een melding doet, dan vat het SHG ter afsluiting van het gesprek waarin
de melding is gedaan, de melding kort samen en vraagt het SHG de melder of zijn melding zo goed is
weergegeven.
Op verzoek van een professionele melder zendt het SHG een concept van de weergave van de melding
aan de melder toe, met het verzoek aan de melder om deze weergave zo spoedig mogelijk retour aan
het SHG te zenden, zo nodig met zijn wijzigingen en aanvullingen. Eventuele wijzigingen of
aanvullingen voegt het SHG toe aan de gegevens die over de melding in het bestand zijn opgenomen.
Hulpvraag van personen die zelf als slachtoffer of pleger bij het huiselijk geweld betrokken zijn
Als een slachtoffer of een pleger zelf contact zoekt met het SHG vanwege zijn eigen betrokkenheid bij
huiselijk geweld, overlegt het SHG met de hulpvrager welke stappen het SHG zal zetten opdat aan de
hulpvrager en aan de andere leden van het cliëntsysteem passende hulp wordt geboden.
5.2
Registratie van gegevens over de melding (of over de hulpvraag van een slachtoffer of
pleger)
Bij een melding worden op basis van een vast format in het bestand vastgelegd:
-
naam en (kantoor)adres van de melder en zijn relatie tot het cliëntsysteem;
-
naam en adres van de leden van het cliëntsysteem;
-
naam en (kantoor)adres van beroepskrachten die betrokken zijn bij het cliëntsysteem;
-
alle feiten over het geweld dat wordt vermoed die de melder heeft verstrekt en die van belang
zijn voor de taakuitoefening van het SHG, zo nodig met de aanvullingen en wijzigingen die de
melder op de concept weergave van zijn melding heeft aangebracht;
-
of de melder zijn vermoeden van het geweld en zijn melding met het cliëntsysteem heeft
besproken;
-
of de identiteit van de melder bekend kan worden gemaakt aan het cliëntsysteem;
-
afspraken tussen de melder en het SHG;
-
afspraken tussen het SHG en het AMK over een gezamenlijk optreden;
-
doorgeleiding van een melding naar het AMK.
Gegevens controleren met behulp van de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie
In het kader van een zorgvuldige werkwijze dient het SHG vast te stellen of de gegevens over de leden
van het cliëntsysteem juist en volledig zijn. Daarom is de gemeente op grond van artikel 21d lid 2
Wmo, verplicht om het SHG ‘terstond’ een aantal algemene persoonsgegevens van de leden van het
cliëntsysteem uit de gemeentelijke basisadministratie te verstrekken.
21
5.3
Toelichting
Een melding is niet mogelijk zonder dat de melder de naam of de namen noemt van de leden van het
cliëntsysteem, omdat het SHG anders geen actie kan ondernemen in de richting van dit cliëntsysteem.
Daarnaast maakt de melder zich ook zelf bekend bij het SHG evenals zijn relatie tot het cliëntsysteem.
In geval van professionele melders biedt de wet maar zeer beperkte mogelijkheden om als melder
anoniem te blijven ten opzichte van het cliëntsysteem. In feite is dit alleen mogelijk in verband met (de
noodzaak van het beoordelen van) de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de melder of
die van anderen. De beslissing hierover neemt uiteindelijk de melder zelf. Het SHG onderzoekt, voordat
de melder de beslissing neemt, samen met de melder of het in verband met de veiligheid echt
noodzakelijk is om anoniem te blijven ten opzichte van het cliëntsysteem.
In geval van een mondelinge melding vat het SHG de inhoud van de melding aan het eind van het
contact samen en vraagt de melder of deze weergave van de melding correct is. Indien de melder
aangeeft dat dit het geval is, wordt deze zo vastgelegd in het bestand.
Als een professionele melder daar bij een mondelinge melding om verzoekt, ontvangt hij een digitale
of schriftelijke weergave van zijn melding om zo vast te kunnen stellen of zijn melding en de feiten die
hij daarbij verstrekt heeft, juist en volledig zijn weergegeven. De melder zendt deze weergave zo snel
mogelijk terug aan het SHG, zo nodig met aanvullingen en wijzigingen. Vervolgens zorgt het SHG
ervoor dat deze weergave van de melding wordt opgenomen in het bestand.
De samenvatting aan het eind van het meldgesprek en de schriftelijke of digitale weergave zijn bedoeld
om ervoor te zorgen dat het SHG werkt op basis van volledige en zorgvuldige meldingen en om het
vertrouwen van melders in het SHG te bevorderen.
Is de melder zelf als slachtoffer of pleger betrokken bij het huiselijk geweld, dan wordt dit geen
melding maar een ‘hulpvraag’ genoemd. In dat geval overlegt het SHG met de hulpvrager welke
stappen het SHG zal zetten om hem en de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende
hulp. Deze hulpvraag wordt ook vastgelegd in het bestand, met daarbij de stappen die het SHG zet om
de hulpvrager en andere betrokkenen bij het geweld toe te leiden naar passende hulp.
22
6
Het informeren van het cliëntsysteem over de melding
Het SHG is verplicht om de leden van het cliëntsysteem zo spoedig mogelijk over de melding te
informeren. Het SHG vraagt dan ook een reactie van het cliëntsysteem op de inhoud van de
melding en het SHG beschrijft de stappen die het zal gaan zetten naar aanleiding van de
melding. Het informeren van de leden van het cliëntsysteem kan worden uitgesteld voor zover
dit noodzakelijk is in verband met (het beoordelen van) de veiligheid van de leden van het
cliëntsysteem, die van beroepskrachten of die van anderen.
6.1
Uitvoering
Het SHG informeert de leden van het cliëntsysteem zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier
weken na de melding, over de inhoud van de melding. Dit informeren kan gebeuren door middel van
een brief of door middel van een (telefoon)gesprek. Als gekozen wordt voor het informeren door
middel van een brief, wordt de cliënt in deze brief uitdrukkelijk uitgenodigd om contact op te nemen
met het SHG om zijn visie te geven op de inhoud van de melding en op de noodzaak van en zijn
bereidheid tot hulp.
Beslist het SHG dat het informeren van de betrokkenen zal plaatsvinden in een gesprek, dan beoordeelt
het SHG of het mogelijk is één gesprek te voeren met alle leden van het cliëntsysteem, of dat het
voeren van afzonderlijke gesprekken met verschillende leden van het cliëntsysteem noodzakelijk is. In
dit gesprek of in deze gesprekken komt in ieder geval aan de orde:
-
het geweld dat is gemeld en de identiteit van de melder, tenzij hem anonimiteit ten opzichte van
het cliëntsysteem is gegarandeerd;
-
de reactie van de leden van het cliëntsysteem op het huiselijk geweld dat is gemeld;
-
de gedachten van de leden van het cliëntsysteem over de aanpak van het huiselijk geweld en
over de vormen van hulp die passend zouden zijn en die eventueel al in gang zijn gezet of in
gang zouden moeten worden gezet;
-
de bereidheid van de leden van het cliëntsysteem om passende hulp te aanvaarden;
-
de stappen die het SHG gaat ondernemen in verband met het onderzoek naar de melding opdat
de noodzaak van passende hulp kan worden beoordeeld en de instanties of beroepskrachten die
het SHG in verband hiermee als informanten zal gaan benaderen;
-
een reactie van het cliëntsysteem op de door het SHG geschetste stappen en contacten met
informanten;
-
afspraken over de wijze waarop en de termijn waarbinnen het cliëntsysteem door het SHG zal
worden geïnformeerd over de stappen die het heeft ondernomen.
23
Verlenging van de termijn van vier weken met telkens twee weken
De termijn van vier weken waarbinnen het SHG de leden van het cliëntsysteem dient te informeren over
de melding, kan telkens met een termijn van maximaal veertien dagen worden verlengd, voor zover dit
noodzakelijk is in verband met de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de melder of die
van anderen. Bij deze beoordeling gaat het niet om de vraag of het huiselijk geweld op zich onveilig is
voor de betrokkenen of voor beroepskrachten, maar of het informeren moet worden uitgesteld in
verband met deze veiligheid. Het gaat dan overigens niet alleen om concrete aanwijzingen dat door dit
informeren een situatie van onveiligheid kan ontstaan, maar ook om aanwijzingen dat het noodzakelijk
is om eerst de veiligheid te beoordelen voordat de betrokkenen kunnen worden geïnformeerd.
Het besluit over het verlengen van de termijn wordt genomen door de leidinggevende. Dit besluit en de
redenen waarom is besloten om de betrokkene(n) nog niet te informeren wordt vastgelegd in het
bestand.
Vooroverleg met professionals voordat het cliëntsysteem is geïnformeerd over de melding
Vooroverleg, dit wil zeggen overleg met andere professionals van buiten het SHG voordat de
betrokkenen over de melding zijn geïnformeerd, is mogelijk voor zover dit overleg noodzakelijk is in
verband met de veiligheid van een of meer leden van het cliëntsysteem, die van de melder of die van
anderen. Het overleg kan ook worden gehouden om te beoordelen of het informeren van de
betrokkenen mogelijk is in verband met hun veiligheid of die van de beroepskrachten, bijvoorbeeld in
de vorm van een screeningsoverleg.
Een besluit over de noodzaak van vooroverleg wordt genomen door de leidinggevende van het SHG. Dit
besluit wordt gemotiveerd vastgelegd in het bestand. Daarbij wordt ook vermeld met welke instanties
vooroverleg wordt gevoerd.
6.2
Registratie van het gesprek met het cliëntsysteem en van het vooroverleg
In het bestand worden de gegevens over het gesprek of de gesprekken met de leden van het
cliëntsysteem vastgelegd op basis van een vast format. Ook het besluit om af te zien van een gesprek
met een of meer leden van het cliëntsysteem, of om de termijn daarvan te verlengen, wordt
gemotiveerd vastgelegd in het bestand. Daarnaast worden gegevens vastgelegd van eventueel
vooroverleg met professionals.
6.3
Toelichting
De leden van het cliëntsysteem behoren zo snel mogelijk te weten dat er een melding over hen is
gedaan. In principe is het een taak van het SHG om de client over de melding te informeren. Maar het
SHG kan ook besluiten om dit door een ander te laten doen, te denken valt dan aan een beroepskracht
die al bij het cliëntsysteem betrokken is. Hij kan de melding met zijn client te bespreken om dan
samen te bezien of er voldoende wordt gedaan om het geweld te stoppen en alle betrokkenen
voldoende hulp te bieden. Indien het SHG hiertoe besluit is het van belang dat het SHG wordt
geïnformeerd over de uitkomsten van dit contact tussen beroepskracht en client en de uitvoering van
eventueel gemaakte afspraken bewaakt.
24
Alleen in zeer bijzondere gevallen, als dit noodzakelijk is voor het onderzoeken van de melding of het
toeleiden naar hulp, kan van het informeren van de betrokkenen worden afgezien. In feite kan van
deze uitzondering alleen gebruik worden gemaakt als er aanwijzingen zijn dat het informeren van de
betrokkenen een veiligheidsrisico oplevert voor de leden van het cliëntsysteem, voor de
beroepskrachten of voor anderen, of als er aanwijzingen zijn dat deze veiligheidsrisico’s eerst moeten
worden beoordeeld, bijvoorbeeld in een screeningsoverleg, voordat men kan besluiten of de
betrokkenen kunnen worden geïnformeerd. Alleen als openheid over de melding binnen de gestelde
termijn van vier weken niet mogelijk is, kan het SHG deze periode meet maximaal veertien dagen
verlengen. Na iedere veertien dagen moet een nieuwe afweging worden gemaakt of het al mogelijk is
om de leden van het cliëntsysteem te informeren over de melding.
Vooroverleg met professionals die bij het cliëntsysteem zijn betrokken, dit wil zeggen overleg voordat
de leden van het cliëntsysteem over de melding zijn benaderd, is eveneens alleen mogelijk indien dit
voor (het beoordelen van) de veiligheid noodzakelijk is. In alle andere gevallen informeert het SHG
eerst de leden van het cliëntsysteem voordat overleg met anderen wordt gevoerd.
25
7
Onderzoeken of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is en zo nodig
opstellen van een plan voor de toeleiding
Na ontvangst van de melding beoordeelt het SHG, op basis van een risicotaxatie, de urgentie van
de melding. Hierna onderzoekt het SHG of toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is. In dat
geval stelt het SHG een plan op met daarin de wijze waarop de leden van het cliëntsysteem
zullen worden toe geleid naar passende hulp.
7.1
Uitvoering
Risicotaxatie en vaststellen urgentie
Na ontvangst van de melding wordt het risico op geweld en de ernst daarvan getaxeerd om zo de
urgentie van de afhandeling van de melding vast te stellen.
Indien noodzakelijk in verband met (de beoordeling van) de veiligheid vindt in verband met de risico
taxatie vooroverleg plaats met professionals die bij de leden van het cliëntsysteem betrokken zijn.
De uitkomsten van de risicotaxatie worden vastgelegd in het bestand van het SHG.
Onderzoeken of toeleiden naar passende hulp noodzakelijk is en zo nodig opstellen van een plan
voor de toeleiding
Op basis van de risicotaxatie en de vastgestelde urgentie onderzoekt het SHG of toeleiding naar
passende hulp noodzakelijk is. Dit wil zeggen dat door middel van contacten met de leden van het
cliëntsysteem en met eventueel al betrokken beroepskrachten, wordt beoordeeld of het nodig is om
een plan op te stellen voor de toeleiding naar passende hulp voor alle betrokkenen.
Doel van het onderzoek naar de noodzaak van toeleiding naar passende hulp
Het onderzoek naar aanleiding van de melding heeft tot doel:
-
beoordelen of het toeleiden naar hulp voor de leden van het cliëntsysteem noodzakelijk is;
En indien dit het geval is:
-
beoordelen welke hulp passend is en vaststellen op welke wijze de toeleiding naar deze hulp zal
gaan gebeuren.
De inhoud van het onderzoek naar de noodzaak van toeleiding naar passende hulp
Het onderzoek bestaat uit het vragen van informatie aan en het voeren van overleg met informanten.
Informanten zijn beroepskrachten die bij een of meer leden van het cliëntsysteem zijn betrokken en op
grond daarvan (mogelijkerwijs) over informatie beschikken die relevant is om te beoordelen of
toeleiding naar passende hulp nodig is. Bijvoorbeeld om de ernst van het geweld in te schatten, of het
risico op herhaling van dit geweld, of om de keuze voor een passende vorm van hulp te beoordelen of
de bereidheid om deze hulp te aanvaarden.
26
Het SHG beslist per melding, afhankelijk van de inhoud van de melding, welke informanten zullen
worden benaderd, hoeveel informanten er worden benaderd en op welke wijze de informanten zullen
worden benaderd (telefonisch, via email, of in een (casus)overleg). Doorslaggevend voor de keuzes
over het benaderen van informanten is of de informanten (wellicht) beschikken over relevante
informatie over het geweld of over (al eerder geboden) hulp aan de leden van het cliëntsysteem.
Het SHG benadert in ieder geval de politie als informant in alle gevallen waarin dit noodzakelijk is in
verband met de ernst van de melding of met andere belangen van de betrokkenen. Bijvoorbeeld om
zicht te krijgen op eerdere incidenten, of op de mogelijkheden voor een tijdelijk huisverbod of een
strafrechtelijke aanpak.
Het SHG benadert in ieder geval het AMK als informant als er ook minderjarigen als slachtoffer of als
getuige bij het geweld betrokken zijn.
Het SHG benadert als informanten in principe alleen professionals. Niet-professionals uit het informele
circuit van het cliëntsysteem benadert het SHG alleen als het zonder de informatie van deze
informant(en) niet mogelijk is om de melding te onderzoeken of om een plan voor de toeleiding op te
stellen.
Is er nog geen contact geweest met de leden van het cliëntsysteem, dan dient ook contact te worden
gezocht met hen om hun visie op de melding en op de noodzaak van hulp te horen en om te
onderzoeken welke hulp zij gewenst achten of bereid zijn te aanvaarden.
Openheid over de identiteit van de informanten ten opzichte van het cliëntsysteem
Voor het bekend maken van de identiteit van informanten aan de leden van het cliëntsysteem gelden
dezelfde regels als voor melders: de identiteit van professionals wordt aan het cliëntsysteem
bekendgemaakt, tenzij dit in verband met de veiligheid niet mogelijk is. De identiteit van nietprofessionals die als informant optreden, wordt niet aan het cliëntsysteem bekendgemaakt, tenzij zij
daarvoor hun uitdrukkelijke toestemming geven.
Wettelijk meldrecht voor informanten
Het wettelijk meldrecht voor huiselijk geweld omvat niet alleen het recht om een vermoeden van
huiselijk geweld zo nodig zonder toestemming van de cliënt te melden bij het SHG, maar ook om
desgevraagd als informant informatie aan het SHG te verstrekken. Informanten kunnen gebruikmaken
van dit recht als het SHG hen benadert naar aanleiding van een melding.
Besluitvorming naar aanleiding van het onderzoek naar de melding
Op basis van het onderzoek naar de melding stelt het SHG vast:
-
of de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd of in het geheel niet is bevestigd;
-
indien de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd , of het opstellen van een plan voor het
toeleiden van de leden van het cliëntsysteem naar passende hulp noodzakelijk is omdat (nog)
niet aan alle leden van het cliëntsysteem in voldoende mate passende hulp wordt geboden.
27
Opstellen van het plan voor de toeleiding in overleg met hulpverlenende instanties en met de
leden van het cliëntsysteem
Het SHG voert, voordat het een (definitief) plan voor de toeleiding opstelt, overleg met de instanties die
mogelijkerwijs hulp aan betrokkenen kunnen gaan bieden. Dit overleg moet duidelijk maken welke
hulp deze instanties kunnen bieden en binnen welke termijn dit kan gebeuren. Indien hierover nog niet
met de leden van het cliëntsysteem is gesproken, voert het SHG, eveneens voordat het (definitieve)
plan voor de toeleiding wordt opgesteld, overleg met de leden van het cliëntsysteem over de noodzaak
van passende hulp en hun visie daarop. Het SHG stelt vervolgens op basis van de uitkomsten van het
overleg met de hulpverlenende instanties en met de leden van het cliëntsysteem het (definitieve) plan
voor de toeleiding op.
NB: Alleen in verband met de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van de beroepskracht of
die van anderen, kan het SHG besluiten om geen overleg te voeren met een of meer leden van het
cliëntsysteem voordat het (definitieve) plan voor de toeleiding wordt vastgesteld.
Inhoud van het plan voor de toeleiding
Het plan voor de toeleiding bevat in ieder geval:
-
de uitkomsten van het onderzoek naar de melding en de noodzaak van het toeleiden naar
passende hulp voor alle leden van het cliëntsysteem;
-
welke vormen van hulp passend zijn naar het oordeel van het SHG, welke instanties deze hulp
kunnen bieden en binnen welke termijn deze hulp van start kan gaan;
-
de visie van de leden van het cliëntsysteem op de hulp die zal worden geboden en hun
bereidheid om deze hulp te aanvaarden;
-
op welke wijze het SHG de toeleiding naar deze hulp zal verzorgen.
Overdracht van de uitvoering van het plan naar hulpverlenende instantie(s)
Na het vaststellen van het plan voor de toeleiding draagt het SHG de uitvoering van het plan over aan
de hulpverlenende instantie(s) die de hulp zullen gaan bieden 12.
Bij deze overdracht wijst het SHG de hulpverlenende instanties erop dat zij gedurende het hulptraject
altijd contact kunnen zoeken met het SHG in geval van stagnaties in de hulp en/of het (opnieuw)
ontstaan (van vermoedens) van huiselijk geweld.
Verdeling van verantwoordelijkheden na de overdracht van het plan tussen SHG en
hulpverlenende instanties
Nadat het SHG de uitvoering van het plan heeft overgedragen aan de hulpverlenende instanties, zijn
deze instanties verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan.
Indien de toeleiding naar de hulp slaagt:
-
informeren de hulpverlenende instanties het SHG hierover, uiterlijk binnen zes weken na
ontvangst van het plan;
12 Sommige SHG’s bieden zelf kortdurende hulp aan cliënten. Indien dit het geval is, bevat het plan (ook) de hulp
die het SHG zelf zal gaan bieden. In dat geval is er voor deze hulp geen sprake van overdracht aan hulpverlenende
instanties en is het SHG zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van deze kortdurende hulp.
28
-
doen hulpverlenende instanties een (nieuwe) melding bij het SHG indien er gedurende de
hulpverlening een vermoeden ontstaat dat het huiselijk geweld niet stopt, of opnieuw ontstaat;
Indien de toeleiding naar de hulp niet slaagt:
-
informeren de hulpverlenende instanties het SHG hier onmiddellijk over en bezien zij samen met
het SHG, in overleg met de betreffende leden van het cliëntsysteem, op welke wijze deze of
andere hulp op gang kan worden gebracht;
-
indien de toeleiding naar de hulp in tweede instantie wel slaagt, informeren de hulpverlenende
instanties het SHG hierover uiterlijk binnen zes weken;
-
indien de toeleiding naar de hulp in tweede instantie opnieuw niet slaagt, informeren de
hulpverlenende instanties het SHG hier onmiddellijk over en stelt het SHG een nieuw plan voor
de toeleiding op, in overleg met de leden van het cliëntsysteem, de hulpverlenende instanties en
zo nodig met de politie opdat (ook) de mogelijkheden kunnen worden beoordeeld van het
opleggen van een tijdelijk huisverbod bij een volgend incident of van het bieden van hulp in het
gedwongen kader van het strafrecht.
Contact met het cliëntsysteem indien geen plan voor de toeleiding wordt opgesteld
Het SHG informeert het cliëntsysteem mondeling of schriftelijk indien het SHG na het onderzoek
vaststelt:
-
dat de inhoud van de melding in het geheel niet is bevestigd, of
-
dat de inhoud van de melding (ten dele) wel is bevestigd maar dat toeleiding naar passende hulp
door het SHG niet noodzakelijk is omdat aan alle leden van het cliëntsysteem al in voldoende
mate passende hulp wordt geboden.
Indien de inhoud van de melding in het geheel niet is bevestigd, wijst het SHG de leden van het
cliëntsysteem erop dat zij het SHG kunnen verzoeken om de gegevens te vernietigen die het SHG naar
aanleiding van de melding over hen heeft vastgelegd.
7.2
Registratie van het plan, van de overdracht van de uitvoering van het plan naar de
hulpverlenende instanties en van het besluit om geen plan op te stellen
Het SHG legt in het bestand vast:
-
de risicotaxatie en de urgentie die is vastgesteld naar aanleiding van de melding;
-
de vaststelling van het SHG, op basis van de uitkomsten van het onderzoek, of de inhoud van de
melding (ten dele) is bevestigd of in het geheel niet is bevestigd;
-
het besluit van het SHG indien de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd, of het al dan
niet noodzakelijk is om een plan voor de toeleiding naar passende hulp op te stellen;
-
het plan voor de toeleiding;
-
de overdracht van dit plan aan de hulpverlenende instanties;
-
gegevens van hulpverlenende instanties over het al dan niet slagen van de toeleiding naar de
hulp en de aanpassingen van het plan indien de toeleiding niet is geslaagd.
29
7.3
Toelichting
De taken die in dit hoofdstuk worden beschreven, schetsen de stappen die het SHG zet in reactie op
een melding:
-
urgentie bepalen;
-
de melding onderzoeken;
-
vaststellen aan de hand van gesprekken met de leden van het cliëntsysteem en met informanten
of er sprake is van huiselijk geweld;
-
als dit het geval is, bezien of toeleiding naar hulp noodzakelijk is en deze toeleiding realiseren.
Wordt de inhoud van de melding in het geheel niet bevestigd, dan volgen er geen verdere acties. In dat
geval dienen alleen nog het cliëntsysteem en de melder (schriftelijk of mondeling) geïnformeerd te
worden door het SHG zelf of namens het SHG door een andere beroepskracht. Wordt de inhoud van de
melding wel (gedeeltelijk) bevestigd, dan beoordeelt het SHG of het nodig is dat de leden van het
cliëntsysteem naar passende hulp worden toegeleid. Is dat het geval, dan stelt het SHG, in nauw
overleg met de hulpverlenende instanties die de hulp uit zullen gaan voeren én met de leden van het
cliëntsysteem aan wie de hulp zal worden geboden, een plan voor de toeleiding op. Dit plan wordt
overgedragen aan de hulpverlenende instanties en het SHG volgt ten slotte nog of de toeleiding slaagt.
30
8
Informeren van de melder
Het SHG is verplicht de melder op de hoogte te stellen van de stappen die het heeft ondernomen
naar aanleiding van de melding.
8.1
Uitvoering
Het SHG informeert de melder over de stappen die zijn gezet naar aanleiding van de melding nadat het
SHG:
-
heeft vastgesteld dat de inhoud van de melding in het geheel niet wordt bevestigd; of
-
besluit dat, ofschoon de inhoud van de melding (ten dele) is bevestigd, het niet noodzakelijk is
om het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp omdat deze hulp al in voldoende mate
wordt geboden; of
-
het plan voor de toeleiding naar passende hulp heeft overgedragen aan de hulpverlenende
instanties.
Het SHG beschrijft de stappen die zijn ondernomen kort en zakelijk en sluit af met de mededeling of er
al dan niet hulp in gang is gezet voor de leden van het cliëntsysteem. Het SHG bespreekt zo nodig met
de melder in welke gevallen het doen van een nieuwe melding aan de orde zou kunnen zijn.
Over de inhoud van de problematiek die het geweld mogelijk veroorzaakt en over de inhoud van een
eventueel hulpverleningstraject dat in gang is gezet, verstrekt het SHG geen informatie, tenzij de
melder over deze informatie dient te beschikken om de leden van het cliëntsysteem te beschermen
tegen nieuw geweld , al dan niet door het doen van een nieuwe melding. Het SHG verstrekt deze
inhoudelijke informatie bij voorkeur niet aan melders uit het informele circuit van het cliëntsysteem.
Indien dit naar het oordeel van het SHG toch noodzakelijk is in verband met de bescherming van leden
van het cliëntsysteem tegen geweld, dan neemt de leidinggevende van het SHG hierover een besluit.
Dit besluit wordt gemotiveerd vastgelegd in het bestand.
8.2
Registratie van het informeren van de melder
Het informeren van de melder wordt vastgelegd in het bestand.
Toelichting
Het informeren van de melder is een cruciale taak van het SHG. De bereidheid van melders om te
melden staat of valt met het gevoel dat zij hebben dat hun meldingen serieus genomen worden. Een
terugkoppeling is daarvoor noodzakelijk. Bovendien zijn melders door deze informatie doorgaans ook
beter in staat om te beslissen over de noodzaak van een mogelijke nieuwe melding.
Als het gaat over de inhoud van de terugkoppeling, moet het SHG balanceren tussen de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van het cliëntsysteem en het in voldoende mate informeren van de
melder. Uitgangspunt is dat alleen de ‘buitenkant’ van de stappen die het SHG heeft ondernomen
wordt besproken met de melder. Maar in sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om ook
inhoudelijk op de ondernomen acties in te gaan, als de melder een belangrijke rol speelt in het bieden
van hulp of bij het signaleren van nieuw geweld.
31
9
Beoordelen of de melding kan worden afgesloten
Het afsluiten van de melding betekent dat het SHG geen nieuwe gegevens meer vastlegt naar
aanleiding van de eerder binnengekomen melding.
Indien na de melding is besloten dat de betrokkenen zullen worden toegeleid naar passende
hulp, dan wordt de melding pas afgesloten nadat het SHG heeft vastgesteld dat deze hulp aan
alle betrokkenen feitelijk op gang gekomen is.
9.1
Uitvoering
Indien het SHG vaststelt dat de inhoud van de melding in het onderzoek in het geheel niet is bevestigd,
wordt de melding afgesloten zodra de leden van het cliëntsysteem over deze uitkomst van het
onderzoek zijn geïnformeerd.
Indien het SHG vaststelt dat de inhoud van de melding in het onderzoek (ten dele) is bevestigd, maar
dat het niet noodzakelijk is de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar passende hulp, dan wordt
de melding afgesloten zodra zij over deze uitkomst van het onderzoek zijn geïnformeerd.
Indien het SHG vaststelt dat uit het onderzoek is gebleken dat het toeleiden naar passende hulp voor
de leden van het cliëntsysteem noodzakelijk is, dan:
-
zoekt het SHG uiterlijk drie weken na de overdracht van het plan voor de toeleiding naar
passende hulp contact met de hulpverlenende instanties om vast te stellen of de cliënt(en) is/
zijn aangekomen bij de instantie die hem of hen hulp zal gaan bieden; én
-
zoekt het SHG, uiterlijk drie maanden na de overdracht van het plan voor de toeleiding opnieuw
contact met de hulpverlenende instanties die hulp bieden (of hebben geboden) aan de leden van
het cliëntsysteem.
Indien uit het contact met de hulpverlenende instanties na drie weken en/of na drie maanden blijkt dat
de toeleiding naar de hulp is geslaagd en dat de hulpverlenende instanties geen actuele aanleiding
zien om een nieuwe melding te overwegen, sluit het SHG de melding af.
Het SHG informeert de hulpverlenende instanties én de leden van het cliëntsysteem over deze
afsluiting van de melding. Dit betekent ook dat de gegevensuitwisseling over de toeleiding en
uitvoering van de hulp tussen SHG en hulpverlenende instanties niet meer plaats vindt, tenzij een van
deze instanties een nieuwe melding doet.
Indien uit het contact met de hulpverlenende instanties na drie weken en/of na drie maanden blijkt dat
de toeleiding naar de hulp aan een of meer leden van het cliëntsysteem (nog) niet is geslaagd, of dat
een hulpverlenende instantie signaleert dat het geweld niet is gestopt of opnieuw is ontstaan, dan sluit
het SHG de melding niet af. In dat geval beziet het SHG samen met de hulpverlenende instantie(s) en
zo mogelijk met de leden van het cliëntsysteem, op welke wijze alsnog passende hulp kan worden
geboden. De afspraken hierover worden vastgelegd in een gewijzigd plan voor de toeleiding.
32
9.2
Registratie van de afsluiting van de melding
De afsluiting van de melding wordt via een vast format vastgelegd in het bestand. Vastgelegd wordt in
ieder geval:
-
de contacten met de hulpverlenende instanties op basis waarvan het SHG besluit om de melding
af te sluiten;
-
de wijze waarop het SHG de leden van het cliëntsysteem en de hulpverlenende instanties heeft
geïnformeerd over de afsluiting van de melding.
Indien het SHG besluit om de melding niet af te sluiten, dan wordt in ieder geval vastgelegd in het
bestand:
-
de contacten met de hulpverlenende instanties op basis waarvan het SHG besluit om de melding
niet af te sluiten;
-
de aanvulling of wijziging van het plan voor de toeleiding naar de hulp en de contacten die
daarover met de hulpverlenende instanties, met het AMK, met de politie en met de leden van het
cliëntsysteem hebben plaatsgevonden.
33
10
Verstrekken van gegevens aan anderen van buiten het SHG
Het SHG heeft een ruime bevoegdheid om gegevens aan andere instanties te verstrekken voor
zover dit noodzakelijk is om:
-
de inhoud van een melding te onderzoeken;
-
te beoordelen of het noodzakelijk is om de leden van het cliëntsysteem toe te leiden naar
passende hulp;
-
om deze toeleiding te volgen.
10.1 Uitvoering
Het SHG kan, zo nodig zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem, gegevens aan anderen
verstrekken voor zover dit noodzakelijk is voor het onderzoeken van de melding, voor het op basis
daarvan opstellen van een plan voor de toeleiding naar passende hulp van alle betrokkenen en om
deze toeleiding te volgen. In dit verband kunnen de voor deze doelen noodzakelijke gegevens worden
verstrekt aan:
-
informanten die worden benaderd om de melding te onderzoeken;
-
hulpverlenende instanties die al bij leden van het cliëntsysteem betrokken zijn om de melding te
onderzoeken en/of om te bezien hoe de toeleiding naar hulp kan worden gerealiseerd;
-
hulpverlenende instanties die nog niet bij de leden van het cliëntsysteem zijn betrokken om te
bezien of en zo ja hoe zij de toeleiding naar de hulp kunnen realiseren;
-
politie om de ernst van de melding te onderzoeken en de veiligheid van de leden van het
cliëntsysteem, de beroepskrachten en die van anderen te beoordelen en om te bezien of de
gedwongen kaders van het tijdelijk huisverbod of het strafrecht eventueel kunnen worden
ingezet om de pleger hulp te bieden;
-
AMK, indien ook minderjarigen bij (de gevolgen van) het geweld zijn betrokken;
-
de melder, om hem te informeren over de stappen die het SHG naar aanleiding van zijn melding
heeft ondernomen.
In het kader van een open werkwijze informeert het SHG de leden van het cliëntsysteem, in principe
vooraf, over de contacten met deze instanties en over de uitwisseling van gegevens. Het SHG
informeert de leden van het cliëntsysteem tevens over de uitkomsten van deze contacten.
Verstrekken van gegevens aan beroepskrachten die willen weten of een cliëntsysteem bij het
SHG bekend is
Indien een beroepskracht die rechtstreeks is betrokken is bij een lid van het cliëntsysteem en die in
verband met (vermoedens van) huiselijk geweld het SHG benadert met de vraag of het cliëntsysteem
bekend is bij het SHG, kan het SHG de beroepskracht zo nodig laten weten:
-
of het cliëntsysteem bekend is bij het SHG;
-
of er sprake is van lopende contacten met de leden van het cliëntsysteem, of wanneer deze
contacten zijn afgesloten.
34
Verstrekking van gegevens voor andere doelen
Het verstrekken van gegevens over de leden van het cliëntsysteem voor andere doelen dan de aanpak
van huiselijk geweld is uitsluitend mogelijk:
-
op basis van toestemming van het lid van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking
hebben; of
-
indien het SHG op basis van een wet verplicht is de gegevens te verstrekken 13.
Positie van de wettelijke vertegenwoordiger van een jeugdige
Als het SHG toestemming nodig heeft voor de verstrekking van gegevens die betrekking hebben op een
jeugdige die nog geen twaalf jaar oud is, dan vraagt het SHG deze toestemming aan zijn wettelijk
vertegenwoordiger(s).
Is een jeugdige al wel twaalf jaar oud maar naar het oordeel van het SHG wilsonbekwaam, dan wendt
het SHG zich tot de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de jeugdige en vraagt hem of hen om
toestemming. Wilsonbekwaam wil zeggen dat hij bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking of een
psychische stoornis niet in staat moet worden geacht om zijn rechten zelfstandig uit te oefenen.
10.2
Registratie
In het bestand legt het SHG de verstrekking van gegevens aan andere instanties vast, alsmede de
uitkomsten van het overleg dat plaats vindt op basis van deze verstrekkingen.
Indien het SHG toestemming voor de verstrekking heeft gevraagd, wordt ook deze toestemming en het
doel van de verstrekking vastgelegd in het bestand.
13 Te denken valt bijvoorbeeld aan de wettelijke plicht om als getuige te verschijnen en antwoord te geven op de
gestelde vragen indien het SHG als getuige in een rechtszaak wordt opgeroepen.
35
11
Dossiervorming en het uitoefenen van rechten door betrokkenen
Het SHG legt in het dossier van het cliëntsysteem alle stappen vast die het naar aanleiding van
de melding onderneemt.
Het recht op inzage, correctie, eigen verklaring en vernietiging van het dossier komt toe aan de
leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben.
11.1
Dossiervorming
Het SHG legt alle relevante gegevens vast over de melding en over de stappen die naar aanleiding van
de melding zijn ondernomen. In dit protocol wordt de term dossier gebruikt voor het geheel van
gegevens dat het SHG vastlegt over één cliëntsysteem. De term bestand wordt gebruikt voor de totale
fysieke of digitale verzameling van dossiers over verschillende cliëntsystemen.
Bij deze dossiervorming worden de volgende regels in acht genomen:
-
Leg niet méér gegevens vast dan nodig is voor de taken van het SHG;
-
Leg zoveel mogelijk feiten vast;
-
Als er ook oordelen, meningen of hypothesen worden vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat
het om een oordeel, een mening of een hypothese gaat;
-
Breng een scheiding aan tussen meningen en feiten;
-
Leg diagnoses alleen vast als ze afkomstig zijn van een professional die bevoegd is de
betreffende diagnose te stellen;
-
Vermeld de bron als de feiten of meningen van anderen afkomstig zijn;
-
Vermeld de actualiteit van de vastgelegde gegevens.
Eén dossier per cliëntsysteem
Naar aanleiding van een melding maakt het SHG één dossier aan voor het gehele cliëntsysteem dat bij
de melding is betrokken.
Onder dossier wordt verstaan: de verzameling van gegevens over de leden van een cliëntsysteem die in
het bestand zijn opgenomen naar aanleiding van een melding.
Bewaartermijn
De wettelijke bewaartermijn voor de dossiers van het SHG bedraagt vijftien jaar, te rekenen vanaf het
jaar dat het SHG de gegevensverwerking in verband met de melding heeft afgesloten 14. De
bewaartermijn kan worden verlengd als dat voor een zorgvuldige taakuitoefening van het SHG
noodzakelijk kan worden geacht.
Artikel 21h Wet maatschappelijke ondersteuning geeft aan dat de bewaartermijn dient te worden berekend vanaf
het jaar waarin de melding is ontvangen, of het jaar waarin de gegevens door het SHG zijn vastgelegd. Omwille van
een praktisch haalbare uitvoering wordt in dit handelingsprotocol één termijn aangehouden, het jaar waarin het SHG
de melding afsluit.
14
36
11.2
Rechten van betrokkenen
De betrokkene
De wet kent de rechten ten aanzien van een dossier toe aan de betrokkene. Dit is degene op wie de
persoonsgegevens die zijn vastgelegd betrekking hebben. Vaak zal het dan gaan om een of meer leden
van het cliëntsysteem. Maar de kring van betrokkenen is breder. Te denken valt bijvoorbeeld aan de
consultvrager wiens naam is opgenomen in het bestand bij een consult dat door het SHG is gegeven.
Omdat het SHG werkt met één dossier per cliëntsysteem kunnen er doorgaans meer personen rechten
uitoefenen ten aanzien van dit dossier, bijvoorbeeld de pleger, het slachtoffer en de getuige. Deze
betrokkenen kunnen geen rechten uitoefenen op het volledige dossier maar alleen op die gegevens die
mede op hen betrekking hebben. Wat dit betekent voor het uitoefenen van rechten ten aanzien van
gegevens in de dossiers van het SHG is hieronder in schema gebracht.
Soort gegevens in het
Recht op inzage, afschrift e.d. kan worden
cliëntdossier
uitgeoefend door:
Gegevens over een advies of
Advies– of consultvrager indien zijn naam in het advies of
consult
consult is opgenomen
Gegevens over de melding
De melder en alle leden van het cliëntsysteem. De identiteit
van de melder en de gegevens uit de melding waaruit deze
identiteit kan worden afgeleid, kunnen uitsluitend voor de
leden van het cliëntsysteem worden afgeschermd, als de
melder anonimiteit is toegezegd door het SHG
Gegevens over contacten met
De betreffende informant en de leden van het cliëntsysteem
informanten
over wie de informant informatie heeft gegeven. De identiteit
van de informant en de gegevens waaruit de identiteit kan
worden afgeleid, kunnen uitsluitend voor de leden van het
cliëntsysteem worden afgeschermd, als de informant
anonimiteit is toegezegd door het SHG
Gegevens over gesprekken met een
Het lid of de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens
lid of met leden van het
betrekking hebben
cliëntsysteem
De uitkomsten van het onderzoek
Alle leden van het cliëntsysteem
naar de inhoud van de melding
Het plan voor de toeleiding naar
Alle leden van het cliëntsysteem voor zover het plan
passende hulp
betrekking heeft op het onderzoek naar de melding en op de
hulp die op hen betrekking heeft
Gegevens over het al dan niet
De leden van het cliëntsysteem voor zover deze gegevens op
slagen van de toeleiding naar de
toeleiding naar hulp aan hen betrekking hebben
hulp
37
Soort gegevens in het
Recht op inzage, afschrift e.d. kan worden
cliëntdossier
uitgeoefend door:
Gegevens over verstrekking van
De leden van het cliëntsysteem voor zover de verstrekking
gegevens aan hulpverlenende
gegevens betreft die op hen betrekking hebben
instanties, politie e.d.
Afsluiting van de melding
Alle leden van het cliëntsysteem
Recht op inzage en afschrift
De betrokkene heeft recht op inzage in de gegevens die over hem zijn opgenomen in het dossier. Het
recht op inzage betekent ook dat de betrokkene, als hij daar om vraagt, recht heeft op een afschrift
(kopie) van de gegevens die hij mag inzien.
Het SHG kan het recht op inzage en afschrift beperken of weigeren:
-
als privacybelangen van een derde daardoor worden geschaad;
-
als de taakuitoefening van het SHG daardoor niet goed kan worden uitgeoefend.
Recht op correctie
Stelt de betrokkene bij het inzien van zijn gegevens vast dat zijn gegevens feitelijk onjuist, of, gelet op
het doel waarvoor ze worden bewaard, onvolledig, of niet ter zake dienend zijn, dan heeft hij het recht
om het SHG te verzoeken deze gegevens te verbeteren, te verwijderen of af te schermen15. Hij kan dit
recht van correctie ook uitoefenen voor zover hij meent dat het SHG bij de dossiervorming in strijd
handelt met de wet.
Het SHG reageert uiterlijk binnen vier weken schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek.
Recht op een eigen verklaring
Is de betrokkene het niet eens met gegevens die over hem in het dossier zijn opgenomen, dan kan hij
het SHG verzoeken om zijn eigen verklaring hierover aan het dossier toe te voegen zodat duidelijk is
dat en waarom hij het met bepaalde gegevens in het dossier niet eens is. Deze eigen verklaring voegt
het SHG toe aan het dossier.
Recht op vernietiging
Een betrokkene heeft het recht om het SHG te verzoeken om de gegevens die op hem betrekking
hebben te vernietigen. Het SHG geeft binnen drie maanden gehoor aan dit verzoek, tenzij het bewaren
van de gegevens van ‘aanmerkelijk belang’ kan zijn voor een ander dan de verzoeker.
In veel gevallen zal een verzoek om vernietiging door het SHG moeten worden geweigerd vanwege het
‘aanmerkelijk belang’ van een ander lid van het cliëntsysteem. Bijvoorbeeld omdat het SHG over de
gegevens wenst te beschikken in geval van een nieuwe melding of om de toeleiding naar de hulp te
kunnen volgen, of om een kind of een partner tegen toekomstig geweld te beschermen.
15 Zie artikel 36 Wet bescherming persoonsgegevens.
38
Een verzoek om vernietiging dient het SHG wel te honoreren als het onderzoek van het SHG de inhoud
van de melding in het geheel niet heeft bevestigd. In het contact dat het SHG met het cliëntsysteem
heeft over de uitkomsten van het onderzoek, wijst het SHG het cliëntsysteem op hun recht om te
verzoeken om vernietiging van hun gegevens nu het onderzoek de inhoud van de melding in het
geheel niet heeft bevestigd.
Het SHG reageert uiterlijk binnen vier weken schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek.
11.3
Rechten van wettelijk vertegenwoordigers van jeugdigen
Het recht op inzage, afschrift, correctie, eigen verklaring en vernietiging wordt uitgeoefend door:
-
de wettelijk vertegenwoordiger als de betrokkene nog geen twaalf jaar oud is;
-
de wettelijk vertegenwoordiger en de jeugdige als de jeugdige al wel twaalf maar nog geen
zestien jaar oud is;
-
de jeugdige zelf vanaf zestien jaar.
Is een jeugdige naar het oordeel van het SHG wilsonbekwaam, dan kunnen zijn wettelijk
vertegenwoordigers namens hem optreden. Wilsonbekwaam wil zeggen dat hij bijvoorbeeld door een
verstandelijke beperking of een psychische stoornis niet in staat is tot het uitoefenen van zijn rechten
en/of de gevolgen daarvan te overzien.
Beperking van rechten van wettelijk vertegenwoordigers
Het SHG kan het recht op inzage, afschrift, correctie, eigen verklaring en vernietiging beperken of
weigeren voor zover de belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten. Een besluit om de rechten
van een wettelijk vertegenwoordiger te beperken of te weigeren wordt genomen door de
leidinggevende. Dit besluit wordt schriftelijke en gemotiveerd medegedeeld aan de verzoeker. Het
besluit wordt eveneens vastgelegd in het dossier.
11.4
Toelichting
Dossiervorming dient de kwaliteit van de taakuitoefening van het SHG. Zeker omdat meer medewerkers
van het SHG zijn betrokken bij de afhandeling van een melding, is het voor de continuïteit van belang
dat alle relevante gegevens zorgvuldig worden vastgelegd. Daarnaast stelt dossiervorming de cliënten,
door het recht op inzage, in staat om de taakuitoefening van het SHG te volgen.
Geen persoonlijke werkaantekeningen
Uitspraken van rechters en klachtencommissies maken duidelijk dat alle aantekeningen die van belang
zijn voor een goede taakuitoefening vastgelegd moeten worden in het dossier. Er is nauwelijks ruimte
voor persoonlijke werkaantekeningen die buiten het dossier kunnen worden gehouden, ook al niet
omdat persoonlijke werkaantekeningen hun informele karakter verliezen als de beroepskracht ze
intern met collega’s deelt. Vanaf dat moment behoren ze, waar ze ook worden bewaard, officieel tot
het dossier. Gelet op de werkwijze van het SHG, waarin veelvuldig intern overleg wordt gevoerd en vaak
meer beroepskrachten bij een cliëntsysteem zijn betrokken, behoren alle gegevens die worden
vastgelegd tot het officiële dossier.
39
Weigeren van een verzoek om correctie
De betrokkene heeft het recht om een verzoek in te dienen om correctie. Dit betekent niet dat het SHG
in alle gevallen op dit verzoek in moet gaan. Verbeteringen van feitelijke onjuistheden zal weinig
problemen opleveren, maar als het gaat om de vraag of bepaalde gegevens ‘niet ter zake dienend zijn’,
kan er zeer wel een verschil van mening optreden tussen de verzoeker en het SHG. Meent het SHG dat
de gegevens, gelet op zijn taakuitoefening, wel ter zake dienend zijn, dan dient het SHG het verzoek te
weigeren.
Soms kan in geval van een weigering het recht om een eigen verklaring aan het dossier toe te voegen
uitkomst bieden. De door de betrokkene bestreden gegevens blijven dan wel staan, maar de
betrokkene kan eraan toevoegen dat hij het met deze gegevens niet eens is en waarom dit het geval is.
40
Bijlagen
Bijlage 1
Wettekst uit de Wmo en de regeling in de amvb
Bijlage 2
Privacyreglement SHG
Bijlage 3
Model samenwerkingsovereenkomst AMK-SHG
Bijlage 4
Informatie over het meldrecht huiselijk geweld en de Meldcode
Bijlage 5
Wanneer treedt het handelingsprotocol in werking in geval het SHG betrokken is bij
een multidisciplinair overleg (mdo)?
41
42
Bijlage 1
Wettekst uit de Wmo over de taken en bevoegdheden van het SHG
NB: De tekst is overgenomen uit het wetsvoorstel (33062) zoals dit in 2011 is ingediend door de
Tweede Kamer.
ARTIKEL XII
De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, worden vijf
onderdelen toegevoegd, luidende:
j. huiselijk geweld:
lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke
kring;
k. kindermishandeling:
kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg;
l. steunpunt huiselijk geweld:
Steunpunt Huiselijk Geweld als bedoeld in artikel 21a;
m. advies- en meldpunt kindermishandeling:
stichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg bij de uitvoering van
de taak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, van die wet;
n. persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, verantwoordelijke, onderscheidenlijk
betrokkene:
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
2. In onderdeel g, onder 7°, wordt «geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer
is gepleegd» vervangen door: huiselijk geweld.
B
Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10b
·
1. Het college van burgemeester en wethouders ziet er op toe dat:
o
a. een derde die maatschappelijke ondersteuning verleent als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onder g, onderdeel 2°, 3°, 5°, 6° of 7°, een meldcode vaststelt, waarin
stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel
en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden;
o
b. indien een derde als bedoeld in het eerste lid beschikt over personeel, hij de kennis
en het gebruik van die meldcode onder het personeel bevordert.
·
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een
meldcode in ieder geval bestaat.
43
C
Na artikel 21 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 8a. Steunpunt huiselijk geweld
Artikel 21a
·
1. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen gemeenten draagt zorg voor de organisatie van een steunpunt huiselijk
geweld, ten behoeve van die gemeente en de omliggende regio.
·
2. Een steunpunt huiselijk geweld oefent de volgende taken uit:
o
a. het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld;
o
b. het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen
bij huiselijk geweld, van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan,
indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de
melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
o
c. het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk geweld of een
vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de
situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
o
d. het in kennis stellen van het advies- en meldpunt kindermishandeling van een
melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, als er kinderen in het gezin
zijn;
o
e. het op de hoogte stellen van degene die een melding heeft gedaan, van de stappen
die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen.
·
3. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan degene die een vermoeden van huiselijk
geweld heeft, desgevraagd advies over de stappen die in verband daarmee kunnen worden
ondernomen en verleent daarbij zo nodig ondersteuning.
·
4. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen gemeenten bevordert een goede samenwerking tussen het steunpunt
huiselijk geweld en het advies- en meldpunt kindermishandeling, de hulpverlenende instanties
en de politie.
·
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over
de werkwijze van een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de taken, bedoeld in
het tweede en derde lid, en over de deskundigheid waarover een steunpunt huiselijk geweld
moet beschikken om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren.
Artikel 21b
Het steunpunt huiselijk geweld verwerkt persoonsgegevens ten behoeve van de goede vervulling van
de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede en derde lid. Het steunpunt huiselijk geweld is de
verantwoordelijke voor deze verwerking.
Artikel 21c
·
1. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die het betreft
persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien dit noodzakelijk is te achten voor de
uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid.
44
·
2. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die het betreft
bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming
persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien uit een melding redelijkerwijs een vermoeden
van huiselijk geweld kan worden afgeleid en dit noodzakelijk is te achten voor de uitoefening
van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid.
·
3. Derden die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep tot
geheimhouding zijn verplicht kunnen, zonder toestemming van degene die het betreft, aan
een steunpunt huiselijk geweld desgevraagd of uit eigen beweging inlichtingen verstrekken
waarover zij beroepshalve beschikken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een
situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te
onderzoeken.
Artikel 21d
·
1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt een steunpunt huiselijk geweld op
zijn verzoek terstond de algemene gegevens, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onder a,
onderdelen 1 tot en met 6 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid.
·
2. In afwijking van artikel 103, eerste en tweede lid, van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens doet het college van burgemeester en wethouders geen
mededeling aan de betrokkene of degene die namens deze daarom verzoekt, over de
verstrekking van hem betreffende gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie aan het
steunpunt, voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld
of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. Voor wat betreft de toepassing van
artikel 110 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft het
achterwege blijven van een mededeling als hier bedoeld dezelfde gevolgen als het achterwege
blijven van een mededeling ingevolge artikel 103, derde lid, van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens.
Artikel 21e
·
1. Indien aan een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de taken, bedoeld in
artikel 21a, tweede lid, persoonsgegevens worden verstrekt door een ander dan de
betrokkene, brengt hij, in afwijking van artikel 34, eerste lid, van de Wet bescherming
persoonsgegevens, de betrokkene hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier
weken na het moment van vastlegging van de hem betreffende gegevens, op de hoogte.
·
2. De in het eerste lid genoemde termijn kan door het steunpunt huiselijk geweld telkens met
ten hoogste twee weken worden verlengd, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening
van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, en dit noodzakelijk kan worden geacht om
een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te
onderzoeken.
45
·
3. In afwijking van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens kan een steunpunt
huiselijk geweld de mededeling als bedoeld in dat artikel aan de betrokkene achterwege laten
voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te
beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
·
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen
waarin het bekendmaken van de identiteit van de persoon die het huiselijk geweld of het
vermoeden daarvan heeft gemeld of van de persoon van wie informatie in het kader van het
onderzoek is verkregen, achterwege kan blijven.
Artikel 21f
·
1. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan een betrokkene desgevraagd zo spoedig
mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden waarover deze met betrekking tot die
betrokkene beschikt.
·
2. Inzage in of afschrift van de bescheiden wordt aan de betrokkene geweigerd, indien deze:
o
a. jonger dan twaalf jaren is, of
o
b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
·
3. Indien de betrokkene jonger is dan zestien jaren, of de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt
en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake,
worden desgevraagd aan de wettelijke vertegenwoordiger inlichtingen dan wel inzage in of
afschrift van de bescheiden verstrekt, tenzij het belang van de betrokkene zich daartegen
verzet.
·
4. Inlichtingen over, inzage in of afschrift van bescheiden kan worden geweigerd, voor zover
de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de betrokkene daardoor zou worden geschaad
dan wel dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede
lid, of om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen dan wel een redelijk vermoeden
daarvan te onderzoeken.
·
5. Voor de verstrekking van een afschrift kan een vergoeding worden gevraagd
overeenkomstig de krachtens artikel 39 van de Wet bescherming persoonsgegevens gestelde
regels.
Artikel 21g
·
1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, verstrekt een steunpunt huiselijk
geweld aan anderen dan de betrokkene geen inlichtingen over de betrokkene, dan wel inzage
in of afschrift van de bescheiden dan met toestemming van de betrokkene.
·
2. Indien de betrokkene minderjarig is, is in plaats van diens toestemming de toestemming van
zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist, indien hij:
o
a. jonger is dan twaalf jaren, of
o
b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
46
·
3. Onder anderen dan de betrokkene zijn niet begrepen degenen van wie beroepshalve de
medewerking vereist is bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, door
het steunpunt huiselijk geweld.
Artikel 21h
Onverminderd artikel 21i bewaart het steunpunt huiselijk geweld bescheiden die deze met betrekking
tot een betrokkene onder zich heeft gedurende vijftien jaren, te rekenen van het tijdstip van ontvangst
of waarop zij door het steunpunt huiselijk geweld zijn vervaardigd, of zoveel langer als redelijkerwijs in
verband met een zorgvuldige uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, noodzakelijk
is.
Artikel 21i
·
1. Het steunpunt huiselijk geweld vernietigt de door hem bewaarde bescheiden binnen drie
maanden na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene op wie de bescheiden
betrekking hebben.
·
2. Het eerste lid geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs
aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker
alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
·
3. Het verzoek wordt niet ingewilligd indien het gedaan is door iemand die:
o
a. jonger is dan twaalf jaren, of
o
b. minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan
worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
·
4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan het verzoek door een wettelijke
vertegenwoordiger worden gedaan.
47
48
Bijlage 2
Privacyreglement SHG
Het bevoegd gezag van:
GGD Nederland;
Federatie Opvang;
MO Groep;
Overwegende
Dat de Steunpunten Huiselijk Geweld als wettelijke taken in de aanpak van huiselijk geweld hebben:
het registeren van meldingen van huiselijk geweld, het informeren van een hulpverlenende instantie
en/of de politie als het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daar aanleiding toe geeft,
het informeren van het AMK als er minderjarigen bij het geweld betrokken zijn, het informeren van de
melder over de stappen die naar aanleiding van de melding zijn gezet en het desgevraagd geven van
advies aan adviesvragers over de stappen die in verband met het geweld kunnen worden ondernomen;
Dat de uitvoering van de wettelijke taken nader is uitgewerkt in het Protocol van Handelen Steunpunten
Huiselijk Geweld bij (vermoedens van) huiselijk geweld;
Dat het voor de uitoefening van de wettelijke taken noodzakelijk is persoonsgegevens, waaronder
bijzondere persoonsgegevens, te verwerken;
Dat het voor een zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk is deze verwerking nader
te regelen;
In aanmerking nemende
-
De Wet bescherming persoonsgegevens;
-
De Wet maatschappelijke ondersteuning;
-
‘Functies van de Steunpunten Huiselijk Geweld’, ministerie van VWS, augustus 2011;
-
Protocol van Handelen Steunpunten Huiselijk Geweld Utrecht, april 2013;
-
Model Samenwerkingsovereenkomst Bureau Jeugdzorg/AMK- SHG, Utrecht, mei 2012;
Stellen het volgende reglement vast voor de verwerking van persoonsgegevens in verband met
de uitoefening van de wettelijke taken van de Steunpunten Huiselijk Geweld
49
Artikel 1
Begripsbepalingen
advies
de raad die het SHG desgevraagd aan een persoon geeft in verband
met (een vermoeden van) huiselijk geweld;
adviesvrager
de persoon die zich tot het SHG wendt om advies;
AMK
Advies – en Meldpunt Kindermishandeling;
beheerder
de functionaris die, onder verantwoordelijkheid van de
verantwoordelijke, is belast met de dagelijkse zorg voor de
persoonsgegevens die in het bestand zijn opgenomen, waaronder de
zorg voor het invoeren, bewaren en verstrekken van
persoonsgegevens op basis van de bepalingen van de wet en van dit
reglement, zijnde de coördinator van het SHG
bestand
het gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit
geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een
functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde
criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen;
betrokkene
degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft;
bijzonder persoonsgegeven
elk persoonsgegeven betreffende iemands godsdienst of
levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele
leven, het lidmaatschap van een vakvereniging, alsmede elk
strafrechtelijk persoonsgegeven en elk persoonsgegeven over
onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod
naar aanleiding van dit gedrag;
cliënt
de persoon die als pleger, als slachtoffer of als getuige bij het huiselijk
geweld is betrokken;
cliëntdossier
de (papieren of digitale) verzameling persoonsgegevens die in het
bestand is opgenomen met betrekking tot één cliëntsysteem;
cliëntsysteem
de personen met wie de cliënt in gezinsverband leeft of heeft
geleefd;
consult
de raad die het SHG in twee of meer adviesgesprekken desgevraagd
aan een persoon geeft in verband met een zelfde (vermoeden van)
huiselijk geweld;
consultvrager
degene die zich tot het SHG wendt om consult;
derde
ieder, niet zijnde de betrokkene, de client, de verantwoordelijke, de
bewerker, of enig persoon die onder rechtstreeks gezag van de
verantwoordelijke of van de bewerker gemachtigd is om
persoonsgegevens te verwerken;
50
huiselijk geweld
lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door
iemand uit de huiselijke kring;
informant
de persoon aan wie het SHG informatie vraagt over een of meer leden
van het cliëntsysteem naar aanleiding van de melding;
leidinggevende
leidinggevende van het SHG;
melden
het informeren van het SHG over (een vermoeden van) huiselijk geweld
met het doel dat het SHG onderzoekt of toeleiding naar passende hulp
noodzakelijk is en indien dit het geval is zorg draagt voor deze
toeleiding;
melder
de persoon die een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld
bij het SHG doet;
persoonsgegeven
elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare
natuurlijke persoon;
plan voor de toeleiding
het plan dat het SHG opstelt indien het onderzoek naar aanleiding van
de melding uitwijst dat toeleiding naar passende hulp noodzakelijk is,
met daarin: de uitkomsten van het onderzoek, de vormen van de
noodzakelijke hulp die aan de leden van het cliëntsysteem zouden
moeten worden geboden, de visie van de leden van het cliëntsysteem
op deze hulp en de wijze waarop het SHG de toeleiding naar de hulp
zal realiseren;
professional
de persoon die beroepsmatig bij een of meer leden van het
cliëntsysteem of bij de aanpak van het huiselijk geweld betrokken is;
professionele informant
informant die door het SHG om informatie wordt gevraagd in verband
met zijn beroepsmatige betrokkenheid bij een of meer leden van het
cliëntsysteem;
professionele melder
melder die zijn melding doet in verband met zijn beroepsmatige
betrokkenheid bij een of meer leden van het cliëntsysteem;
SHG
Steunpunt Huiselijk Geweld zoals bedoeld in artikel 21a Wet
maatschappelijke ondersteuning;
verantwoordelijke
degene die het doel van en de middelen voor de verwerking van
persoonsgegevens vaststelt, zijnde het SHG;
51
verwerking van persoonsgegevens
elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking
tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen,
vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen,
raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending,
verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling,
samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het
afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;
vooroverleg
schriftelijk, elektronisch of mondeling overleg van het SHG met een of
meer professionals van andere instanties naar aanleiding van een
melding voordat de leden van het cliëntsysteem over de melding zijn
geïnformeerd;
wettelijk vertegenwoordiger
I.
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2
1
de ouder of de voogd die het gezag over een minderjarige uitoefent;
Doel van de verwerking van persoonsgegevens
Het doel van de verwerking van persoonsgegevens op grond van dit reglement is een effectieve
aanpak van huiselijk geweld door het SHG.
2
Het SHG realiseert dit doel door het uitoefenen van de volgende wettelijke taken:
- het registeren van meldingen van (vermoedens van) huiselijk geweld;
- het informeren van een hulpverlenende instantie en/of de politie als het belang van de cliënt
of de ernst van de situatie daar aanleiding toe geeft;
- het informeren van het AMK als er minderjarigen bij het geweld betrokken zijn;
- het informeren van de melder over de stappen die naar aanleiding van de melding zijn gezet;
3
Naast de taken genoemd in lid 2 realiseert het SHG het doel zoals omschreven in lid 1 door het
uitoefenen van de wettelijke taak om desgevraagd advies en consult te geven aan advies– en
consultvragers over de stappen die in verband met het geweld kunnen worden ondernomen.
Verwerking van persoonsgegevens van cliënten vindt in verband met deze advies– en
consulttaak niet plaats.
Artikel 3
1
Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het SHG in
verband met de in artikel 2 lid 2 en 3 beschreven wettelijke taken.
2
Dit reglement betreft iedere vorm van verwerking van de in lid 1 bedoelde persoonsgegevens,
ongeacht of deze gegevens mondeling, op papier, elektronisch of door middel van foto, video of
audio worden verwerkt.
52
Artikel 4
1
Verantwoordelijke
De verantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement en voor alle
wettelijke verplichtingen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van
de betrokkene.
2
De verantwoordelijke treft voorzieningen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de
persoonsgegevens die voor het in artikel 2 omschreven worden verwerkt.
3
De verantwoordelijke ziet er op toe dat ten aanzien van de beveiliging van de persoonsgegevens
van betrokkenen die worden vastgelegd in het bestand afdoende maatregelen worden genomen.
4
De verantwoordelijke ziet er tevens op toe dat uitsluitend de voor het in artikel 2 omschreven
doel noodzakelijke persoonsgegevens worden verwerkt, dat deze persoonsgegevens rechtmatig
zijn verkregen en dat zij niet langer worden verwerkt of bewaard dan voor dit doel noodzakelijk
is.
Artikel 5
1
Informeren van de advies – en consultvrager en van de melder over de
verwerking van persoonsgegevens
In het contact met de advies- of consultvrager draagt het SHG er zorg voor dat deze wordt
geïnformeerd over de verwerking van zijn persoonsgegevens in verband met het advies of het
consult en over het doel van deze verwerking.
2
In het contact met de melder draagt het SHG er zorg voor dat deze wordt geïnformeerd over de
verwerking van zijn persoonsgegevens in verband met de melding en over het doel van deze
verwerking. Het SHG informeert de melder in dit verband ook over de bepalingen van artikel 9
over het al dan niet bekend maken van zijn identiteit aan de leden van het cliëntsysteem die bij
de melding betrokken zijn.
3
Van het informeren van de advies– of consultvrager en van de melder maakt het SHG een
aantekening in het bestand.
Artikel 6
1
Informeren van de leden van het cliëntsysteem over de verwerking van
persoonsgegevens
Het SHG draagt er zorg voor dat de leden van het cliëntsysteem die bij een melding betrokken
zijn zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken nadat de melding door het SHG is
ontvangen en is vastgelegd in het bestand, schriftelijk of mondeling worden geïnformeerd over
de melding en over de stappen die naar aanleiding van de melding zullen worden ondernomen,
over de verwerking van persoonsgegevens in dit verband en over het doel van deze verwerking.
Daarbij worden de leden van het cliëntsysteem gewezen op de rechten die zij ten aanzien van
deze verwerking kunnen uitoefenen en wordt de identiteit van de verantwoordelijke bekend
gemaakt zodat de leden van het cliëntsysteem weten tot wie zij zich voor het uitoefenen van hun
rechten kunnen wenden.
53
2
Indien het lid van het cliëntsysteem nog geen twaalf jaar oud is, oefent het SHG zijn
informatieplicht zoals omschreven in lid 1 uit ten aanzien van de wettelijk vertegenwoordiger. Is
het lid van het cliëntsysteem al wel twaalf maar nog geen zestien jaar oud, dan oefent het SHG
zijn informatieplicht uit ten aanzien van het lid van het cliëntsysteem én van zijn wettelijk
vertegenwoordiger. Is het lid van het cliëntsysteem twaalf jaar of ouder en niet in staat tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan oefent het SHG zijn informatieplicht uit ten
aanzien van de wettelijk vertegenwoordiger van dit lid van het cliëntsysteem.
3
Het informeren van een of meer leden van het cliëntsysteem zoals omschreven in lid 1 en 2 kan
worden uitgesteld voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk
geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. De termijn van vier
weken zoals genoemd in lid 1 kan daartoe een of meer malen worden verlengd met een termijn
van maximaal veertien dagen. Over de noodzaak van een verlenging beslist de leidinggevende.
4
Van het informeren van de leden van het cliëntsysteem zoals bedoeld in lid 1 en 2 en van een
verlenging van de termijn zoals bedoeld in lid 3 wordt een aantekening gemaakt in het bestand.
In geval van verlenging wordt ook beschreven welke feiten en omstandigheden aanleiding
vormden voor het uitstellen van het informeren van een of meer leden van het cliëntsysteem.
Artikel 7 1
Vooroverleg met andere professionals over de melding
Het SHG draagt er zorg voor dat de leden van het cliëntsysteem worden geïnformeerd over de
melding, zoals bedoeld in artikel 6, voordat het gegevens over de melding aan anderen dan de
leden van het cliëntsysteem verstrekt of deze gegevens met hen bespreekt, tenzij dit
vooroverleg noodzakelijk moet worden geacht in verband met de veiligheid van de leden van het
cliëntsysteem, de veiligheid van de medewerkers van het SHG of die van anderen. Vooroverleg is
eveneens mogelijk indien het SHG op basis van de gegevens uit de melding meent dat dit
vooroverleg noodzakelijk is in verband met de noodzaak om deze veiligheid te beoordelen
voordat de leden van het cliëntsysteem over de melding worden geïnformeerd.
2
Het SHG maakt een aantekening van het besluit om vooroverleg te houden, daarbij wordt
aangetekend met wie dit vooroverleg plaatsvond en worden de feiten en omstandigheden
beschreven die aanleiding vormden voor het besluit om vooroverleg te houden.
Artikel 8
1
Verwerken van persoonsgegevens in verband met de taken van het SHG zonder
toestemming van de leden van het cliëntsysteem
Het SHG kan, zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem op wie de
persoonsgegevens betrekking hebben, persoonsgegevens verwerken, voor zover deze
verwerking noodzakelijk is voor de in artikel 2 lid 2 genoemde taken van het SHG.
2
Het SHG kan, zonder toestemming van de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens
betrekking hebben, bijzondere persoonsgegevens verwerken, indien uit een melding
redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld kan worden afgeleid en deze verwerking
noodzakelijk is te achten voor de in artikel 2 lid 2 genoemde taken van het SHG.
54
3
Bij de verwerking van persoonsgegevens in verband met de taken van het SHG nadat een
melding in ontvangst is genomen en in het bestand is vastgelegd, draagt het SHG er zorg voor
dat het uitsluitend persoonsgegevens verstrekt aan en opvraagt bij professionals en dat aan
overleg over de leden van het cliëntsysteem eveneens uitsluitend professionals deelnemen,
tenzij de taakuitoefening van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2, uitsluitend mogelijk is
door het verstrekken van persoonsgegevens van leden van het cliëntsysteem aan, of het
opvragen van deze gegevens bij een persoon die anders dan beroepsmatig bij een of meer leden
van het cliëntsysteem is betrokken.
4
Aan een overleg naar aanleiding van de melding waarbij ook een of meer leden van het
cliëntsysteem aanwezig zijn, kunnen op verzoek van, of met instemming van deze leden van het
cliëntsysteem, ook personen deelnemen die anders dan beroepsmatig bij hen zijn betrokken,
voor zover hun deelname aan het overleg, naar het oordeel van het SHG, een bijdrage kan
leveren aan de in artikel 2 lid 2 genoemde taken van het SHG.
5
Behoudens het bepaalde in artikel 9 draagt het SHG er zorg voor dat de leden van het
cliëntsysteem worden geïnformeerd over de contacten die het SHG naar aanleiding van de
melding heeft met professionals en eventueel met personen die anders dan beroepsmatig bij
een of meer leden van het cliëntsysteem zijn betrokken, tenzij het informeren achterwege dient
te worden gelaten in verband met de noodzaak om een situatie van huiselijk geweld te
beëindigen of om een vermoeden daarvan te onderzoeken.
Artikel 9
1
Bekendmaken van de identiteit van melders en informanten aan de leden van het
cliëntsysteem
Bij het informeren van de leden van het cliëntsysteem zoals bedoeld in artikel 8 lid 5 maakt het
SHG aan de leden van het cliëntsysteem ook de identiteit bekend van de professionele melder en
van de professionele informanten die door het SHG worden benaderd in verband met de
melding.
2
Het SHG maakt de identiteit van de professionele melder en van de professionele informanten
echter niet bekend aan de leden van het cliëntsysteem indien de melder en/of de informanten in
het belang van de veiligheid van de leden van het cliëntsysteem, van hen zelf, of die van anderen
hebben verzocht om anonimiteit ten opzichte van de leden van het cliëntsysteem.
3
Het SHG maakt de identiteit van een melder of informant die anders dan beroepsmatig bij een of
meer leden van het cliëntsysteem is betrokken, niet aan de leden van het cliëntsysteem bekend,
tenzij de melder of de informant voor het bekendmaken van zijn identiteit zijn toestemming aan
het SHG heeft verleend.
55
Artikel 10
1
Informeren van en overleggen met het AMK en met de politie
Het SHG informeert het AMK over een melding indien een minderjarige op enigerlei wijze bij het
(vermoeden van) huiselijk geweld is betrokken ten einde afspraken te maken over de
taakverdeling en de samenwerking tussen het AMK en het SHG in de aanpak van het geweld. Het
SHG verstrekt het AMK in het kader van deze taakverdeling en samenwerking alle gegevens die
voor een gezamenlijke effectieve aanpak noodzakelijk zijn.
2
Het SHG informeert de politie over een melding indien het belang van (een van) de leden van het
cliëntsysteem of de ernst van het geweld waarop de melding betrekking heeft daar aanleiding
toe geeft.
Artikel 11
1
Opvragen van gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens
Voor zover noodzakelijk voor de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2, vraagt
het SHG bij het gemeentebestuur ten aanzien van de leden van het cliëntsysteem op wie de
melding betrekking heeft, de algemene gegevens op, zoals bedoeld in artikel 34 1e lid onder a
onderdelen 1 tot en met 6 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
2
Het SHG legt de gegevens die het gemeentebestuur verstrekt vast in het bestand.
Artikel 12
1
Het bestand
Het SHG draagt er zorg voor dat niet meer (persoons)gegevens worden vastgelegd in het
bestand dan noodzakelijk is voor de taakuitoefening.
2
In verband met de advies – en consulttaak van het SHG, zoals omschreven in artikel 2 lid 3,
kunnen, voor zover noodzakelijk voor het geven van een zorgvuldig advies of consult, gegevens
worden vastgelegd van de advies – of consultvrager en van het gegeven advies of consult. In
verband met de advies – en consulttaak worden geen persoonsgegevens vastgelegd van de leden
van het cliëntsysteem die betrokken zijn bij het (vermoeden van) huiselijk geweld in verband
waarmee het advies of het consult wordt gevraagd.
3
In verband met de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 legt het SHG één
cliëntdossier aan per cliëntsysteem.
4
In verband met de taken van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 worden, voor zover
noodzakelijk voor de taakuitoefening, in het cliëntdossier vastgelegd gegevens over :
- de inhoud van de melding;
- de identiteit van de melder, zijn functie en/of zijn relatie tot de leden van het cliëntsysteem,
evenals zijn contactgegevens;
- eventuele afspraken met de melder over het afschermen van zijn identiteit ten opzichte van
de leden van het cliëntsysteem;
- wanneer de leden van het cliëntsysteem zijn geïnformeerd over de melding en indien dit niet
is gebeurd op basis van welke feiten en omstandigheden het besluit om niet te informeren is
genomen;
- uitkomsten van de contacten met de leden van het cliëntsysteem en hun visie op de melding
en op het plan voor de toeleiding;
56
- de gegevens die de informant verstrekt aan het SHG, voor zover relevant voor de
taakuitoefening van het SHG zoals beschreven in artikel 2 lid 2;
- de identiteit van de informant, zijn functie en/of zijn relatie tot de leden van het
cliëntsysteem, evenals zijn contactgegevens;
- eventuele afspraken met de informant over het afschermen van zijn identiteit ten opzichte
van de leden van het cliëntsysteem;
- uitkomsten van overleg naar aanleiding van de melding met hulpverlenende instanties, met
het AMK, met de politie en met anderen;
- het plan voor de toeleiding naar passende hulp;
- de overdracht van het plan voor de toeleiding naar de instantie(s) die hulp gaat of gaan
bieden aan de leden van het cliëntsysteem;
- de uitvoering van het plan voor de toeleiding voor zover van belang voor het volgen van deze
uitvoering.
5
In het bestand worden geen persoonsgegevens over ras, afkomst, of nationale of etnische
afkomst vastgelegd.
Artikel 13
1
Verstrekken van gegevens uit het bestand
Voor zover noodzakelijk voor de taken zoals omschreven in artikel 2 lid 2 kan het SHG, zonder
toestemming van de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben,
persoonsgegevens uit het bestand verstrekken aan personen en instanties die rechtstreeks bij de
taakuitoefening van het SHG zijn betrokken. Het SHG neemt daarbij artikel 8 en lid 2 van artikel
9 in acht.
2
Indien het SHG de identiteit van een melder of een informant niet aan de leden van het
cliëntsysteem bekend heeft gemaakt, draagt het SHG er zorg voor dat gegevens over deze
identiteit ook niet aan anderen van buiten het SHG worden verstrekt, tenzij verstrekking in
verband met de taakuitoefening van het SHG zoals omschreven in artikel 2 lid 2 dringend
noodzakelijk is én de melder of de informant het SHG zijn toestemming heeft gegeven voor het
bekend maken van zijn identiteit aan de betreffende persoon of instantie, niet zijnde een lid van
het cliëntsysteem.
3
Verstrekking van persoonsgegevens uit het bestand in verband met een ander doel dan het doel
zoals omschreven in artikel 2 is uitsluitend mogelijk voor zover:
- de leden van het cliëntsysteem op wie de gegevens betrekking hebben voor deze
verstrekking hun toestemming hebben gegeven; of
- een wettelijke plicht het SHG tot verstrekking noodzaakt.
4
Indien op grond van lid 4 toestemming aan een lid van het cliëntsysteem dient te worden
gevraagd voor een verstrekking, wordt deze toestemming aan de wettelijk vertegenwoordiger
gevraagd voor zover het betreffende lid van het cliëntsysteem nog geen twaalf jaar oud is, of de
leeftijd van twaalf jaar al wel heeft bereikt maar niet in staat geacht wordt tot een redelijke
waardering van zijn belangen ter zake.
5
Verstrekking van persoonsgegevens uit het bestand ten behoeve van beleidsvoorbereiding,
beleidsvoering of beleidsevaluatie of in verband met het afleggen van verantwoording, geschiedt
op zodanige wijze dat deze gegevens niet zijn te herleiden tot een of meer individuele personen.
57
Artikel 14
1
Het bekend zijn van een cliënt bij het SHG
Indien een professional zich tot het SHG wendt met de vraag of zijn cliënt bij het SHG bekend is,
kan het SHG deze vraag op basis van de gegevens die in het bestand zijn vastgelegd
beantwoorden, voor zover de professional met zijn vraag wil onderzoeken of het doen van een
melding noodzakelijk is om de situatie van zijn cliënt onder de aandacht van het SHG te
brengen. Indien de cliënt niet bekend is bij het SHG bespreekt het SHG met de professional de
mogelijkheid van het doen van een melding.
2
Indien de cliënt bekend is bij het SHG wordt het contact met de professional opgenomen in het
bestand. Indien de cliënt niet bekend is bij het SHG, worden geen persoonsgegevens van de
cliënt vastgelegd in het bestand, tenzij de professional besluit tot het doen van een melding.
Artikel 15
1
Bewaartermijn van de gegevens die in het bestand zijn opgenomen
Onverminderd de bepaling van artikel 18, bewaart het SHG de persoonsgegevens die zijn
opgenomen in het bestand vijftien jaar, te rekenen vanaf het jaar waarin de persoonsgegevens
zijn opgenomen in het bestand. Voor zover noodzakelijk voor de taken van het SHG zoals
omschreven in artikel 2 lid 2 kan de bewaartermijn van een cliëntdossier worden verlengd. Van
een verlenging van de bewaartermijn wordt een aantekening gemaakt in het bestand, waarbij de
feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het besluit om de bewaartermijn te verlengen
worden beschreven.
2
Indien het voor beleidsvoorbereiding, beleidsvoering, beleidsevaluatie, of voor het afleggen van
verantwoording noodzakelijk is om persoonsgegevens die zijn opgenomen in het bestand langer
te bewaren dan de bewaartermijn genoemd in lid 1 en lid 2, geschiedt dit bewaren op zodanige
wijze dat deze gegevens niet langer te herleiden zijn tot een of meer individuele personen.
Artikel 16
Geheimhouding
Een ieder die op grond van dit reglement kennis neemt van persoonsgegevens van een betrokkene, is
verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij de wet of zijn taak hem tot verstrekking noodzaakt.
RECHTEN VAN BETROKKENEN
Artikel 17
1
Recht op inzage, afschrift en inlichtingen
Het SHG verstrekt aan een betrokkene desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift
van de gegevens in het bestand die op hem betrekking hebben.
2
Inzage in of afschrift van de gegevens in het bestand wordt aan de betrokkene geweigerd, indien
deze:
- jonger is dan twaalf jaar; of
- de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke
waardering van zijn belangen ter zake.
58
3
Indien de betrokkene jonger is dan zestien jaar, of de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en
niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, wordt
desgevraagd de wettelijk vertegenwoordiger inlichtingen, dan wel inzage in of afschrift van de
persoonsgegevens verstrekt, tenzij het belang van de betrokkene zich daartegen verzet.
4
Inzage en afschrift zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3 en inlichtingen zoals bedoeld in lid 4 kunnen
worden geweigerd:
- voor zover de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de betrokkene daardoor zou
worden geschaad; dan wel
- deze weigering noodzakelijk is om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een
redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
5
Voor het verstrekken van een afschrift kan een vergoeding worden gevraagd overeenkomstig de
krachtens artikel 39 Wet bescherming persoonsgegevens gestelde regels.
Artikel 18
1
Recht op vernietiging
Een betrokkene kan het SHG verzoeken om de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben
en die zijn opgenomen in het bestand te vernietigen.
2
In reactie op dit verzoek vernietigt het SHG, binnen drie maanden nadat het verzoek is
ingediend, de persoonsgegevens van de betrokkene, tenzij:
- het persoonsgegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat het bewaren ervan
van aanmerkelijk belang is voor een ander dan degene die om vernietiging verzoekt; of
- het bij of krachtens de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
3
Indien de betrokkene nog geen twaalf jaar oud is, of al wel twaalf jaar oud is maar niet in staat
wordt geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, wordt een verzoek tot
vernietiging ingediend door de wettelijk vertegenwoordiger.
Artikel 19
Slotbepalingen
1
Dit reglement treedt voor onbepaalde tijd in werking op 1 juni 2013.
2
Dit reglement kan worden gewijzigd of ingetrokken door een gezamenlijk besluit van de in de
aanhef genoemde instellingen.
3
Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Privacyreglement Steunpunten huiselijk Geweld’.
Utrecht, april 2013
59
60
Bijlage 3 Model Samenwerkingsovereenkomst Bureau Jeugdzorg/AMK - SHG
Het bevoegd gezag van:
Bureau Jeugdzorg [naam toevoegen], wettelijk belast met de uitvoering van de taken van het Advies en
Meldpunt Kindermishandeling hierna te noemen BJZ/AMK, voor deze overeenkomst vertegenwoordigd
door [naam en functie];
en
Steunpunt Huiselijk Geweld [naam toevoegen], hierna te noemen SHG, voor deze overeenkomst
vertegenwoordig door [naam en functie toevoegen;]
Overwegende,
Dat het voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling noodzakelijk is dat
AMK en SHG intensief samenwerken;
Dat deze samenwerking op cliënt – of systeemniveau vooral noodzakelijk is indien binnen het
cliëntsysteem sprake is van (een vermoeden van) huiselijk geweld én kindermishandeling;
Dat de wettelijke taken van het AMK bestaan uit16 :
-
het geven van advies en consult;
-
het naar aanleiding van een melding van (een vermoeden van) kindermishandeling onderzoeken
of er sprake is van kindermishandeling;
-
het beoordelen van de vraag of, en zo ja, tot welke stappen de melding aanleiding geeft;
-
het binnen bureau jeugdzorg overdragen van een zaak opdat hulp in gang kan worden gezet17;
-
het in kennis stellen van justitiële autoriteiten van (het vermoeden van) kindermishandeling
indien het belang van de minderjarige, dan wel de ernst van de situatie waarop de melding
betrekking heeft, daar aanleiding toe geeft;
-
het op de hoogte stellen van degene die de melding gedaan heeft van de stappen die naar
aanleiding van de melding zijn ondernomen;
Dat de wettelijke taken van het SHG 18 bestaan uit:
-
het desgevraagd verstrekken van advies aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld
heeft, over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en daarbij zo nodig
ondersteuning verlenen;
-
het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld;
-
het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk
geweld van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van
de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daar
aanleiding toe geeft;
16
Deze taken zijn overgenomen uit artikel 11 Wet op de jeugdzorg
17
In de praktijk zet het AMK ook andere vormen van hulp in gang.
18
Deze taken zijn overgenomen uit artikel 21c Wet maatschappelijke ondersteuning.
61
-
het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden
daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de
melding betrekking heeft daar aanleiding toe geeft;
-
het in kennis stellen van het AMK van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden
daarvan als er kinderen in het gezin zijn en het op de hoogte stellen van degene die de melding
heeft gedaan van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen;
Dat onder kindermishandeling wordt verstaan 19: elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende
of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen
ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of
passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de
minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;
Dat onder huiselijk geweld wordt verstaan 20 : lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging
daarmee door iemand uit de huiselijke kring;
Dat onder een advies wordt verstaan: het door een professional of een particulier vragen van raad aan
het BJZ/AMK of het SHG in verband met (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling;
Dat onder een melding wordt verstaan: het informeren van het BJZ/AMK over een vermoeden van
kindermishandeling opdat het BJZ/AMK dit vermoeden kan onderzoeken en kan beoordelen of en zo ja
tot welke stappen de melding aanleiding geeft, dan wel het informeren van het SHG over een
vermoeden van huiselijk geweld opdat het SHG kan beoordelen of en zo ja op welke wijze toeleiding
naar passende hulp voor alle betrokkenen plaats kan vinden;
Dat het BJZ/AMK op grond van de Wet op de jeugdzorg en het SHG op grond van de Wet
maatschappelijke ondersteuning over bevoegdheden beschikken om persoonsgegevens aan elkaar te
verstrekken voor zover noodzakelijk voor de aanpak van huiselijk geweld of kindermishandeling;
Dat BJZ/AMK en SHG elkaars expertise erkennen en gaarne bereid zijn om van elkaars expertise
gebruik te maken in de uitoefening van hun taken;
Dat de expertise van het BJZ/AMK zich primair richt op het beoordelen van de veiligheid van de
minderjarige;
Dat de expertise van het SHG zich primair richt op het beoordelen van de veiligheid van meerderjarige
slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld;
19
Definitie overgenomen uit artikel 1 Wet op de jeugdzorg
20
Definitie overgenomen uit artikel 1j Wet maatschappelijke ondersteuning.
62
In aanmerking nemende,
De Wet maatschappelijke ondersteuning;
De Wet op de jeugdzorg;
MAKEN OVER HUN SAMENWERKING DE VOLGENDE AFSPRAKEN:
1
Inschakelen van de expertise van de andere instelling
In alle gevallen waarin dit voor een zorgvuldige taakuitoefening noodzakelijk is, doen BJZ/AMK
en SHG een beroep op elkaars expertise.
2
Beoordelen en doorverwijzen van een advies of een consult
1De instelling aan wie een advies- of consultvraag wordt gesteld, beoordeelt tijdens het
adviesgesprek of de adviesvrager aan de juiste instelling advies vraagt. Is dit niet het
geval, dan verwijst de instelling de professionele adviesvrager door naar de juiste
instelling. Is de adviesvrager een particulier, dan vraagt de instelling of hij er prijs op stelt
dat zijn contactgegevens worden doorgegeven aan de instelling die hem advies kan
geven, opdat deze instelling zo spoedig mogelijk contact met hem opneemt. Wenst de
adviesvrager dit niet, dan verstrekt de instelling de adviesvrager de gegevens van de
instelling die hem advies kan geven.
2Tussen BJZ/AMK en SHG vindt over doorverwijzingen in verband met advies of consult geen
terugkoppeling plaats.
3
Navragen of het cliëntsysteem bekend is bij de andere instelling
Als een melding 21 betrekking heeft op (gevolgen van) geweld waarbij meerderjarigen én
minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, vragen BJZ/AMK en SHG bij elkaar na
of er gegevens over de leden van het cliëntsysteem bekend zijn.
4
Beoordelen van de melding
De instelling die op basis van een contact met een professional of een particulier tot het oordeel
komt dat er sprake is van een melding , beoordeelt binnen vijf werkdagen:
-
of de melding bij de juiste instelling is gedaan;
-
of een gezamenlijk optreden, in een van de vormen zoals beschreven in artikel 6 lid 1, van
BJZ/AMK en SHG noodzakelijk is omdat de melding (gevolgen van) geweld betreft waarbij
zowel minderjarigen als meerderjarigen als getuigen of als slachtoffers zijn betrokken.
21
Gedoeld wordt op het begrip ‘melding’ zoals beschreven in de handelingsprotocollen voor AMK en SHG.
63
5
Doorgeleiden van de melding
1
Is een melding niet bij de juiste instelling gedaan, dan zorgt de instelling die de melding
heeft ontvangen ervoor dat de volledige melding, inclusief naam en contactgegevens van
de melder, uiterlijk binnen twee werkdagen bekend wordt bij de juiste instelling. Daarbij
wordt de reden van doorgeleiding vermeld.
2
De instelling die de doorgeleide melding ontvangt, bevestigt de ontvangst van de melding
aan de andere instelling.
3
Na de doorgeleiding is de instelling aan wie de melding is doorgeleid verantwoordelijk
voor de behandeling van de melding. Hierover vindt geen terugkoppeling plaats tussen
BJZ/AMK en SHG, tenzij de instelling die nu voor de melding verantwoordelijk wordt, een
beroep wil doen op de expertise van de andere instelling.
4
De instelling die de melding nu gaat behandelen, neemt contact op met de melder om
hem te informeren over de reden van de doorverwijzing, waarbij de instelling hem
informeert over de wijze waarop de melding zal worden behandeld.
6
Gezamenlijk optreden
1
Betreft een melding (gevolgen van) geweld waarbij minderjarigen en meerderjarigen als
slachtoffers of getuigen zijn betrokken, dan neemt de instelling die de melding ontvangt,
uiterlijk binnen vijf werkdagen contact op met de andere instelling om samen te
beoordelen of een gezamenlijk optreden noodzakelijk is. Indien dit het geval is, maken
beide instellingen afspraken over dit gezamenlijk optreden. Deze afspraken betreffen in
ieder geval:
- De aard van het gezamenlijk optreden, neemt de ene instelling het voortouw en
ondersteunt de andere instelling, of vraagt de melding om intensief gezamenlijk
optreden van beide instellingen;
- De taken die iedere instelling gaat uitvoeren, de onderlinge afstemming van deze
taken en de termijn waarbinnen deze taken zullen worden afgerond;
- De wijze waarop BJZ/AMK en SHG elkaar op de hoogte houden van de resultaten
van hun taakuitoefening;
- De namen van de beroepskrachten die als contactpersoon namens SHG en BJZ/AMK
zullen optreden bij de behandeling van de melding en wie van deze
beroepskrachten zal optreden als casusregisseur;
- De wijze waarop de contacten met de cliënt en zijn gezinsleden zullen verlopen en
welke functionaris(sen) deze contacten zal of zullen leggen.
2
De taak van de casusregisseur is het bewaken van (de voortgang van) de uitvoering van de
afspraken zoals omschreven in lid 1.
3
Beide instellingen leggen de afspraken over het gezamenlijk optreden vast in hun
cliëntdossier.
64
4
Blijkt tijdens de behandeling van een melding dat een gezamenlijk optreden noodzakelijk
is, dan zoekt de instelling die de melding behandelt zo spoedig mogelijk nadat deze
noodzaak is gebleken contact met de andere instelling om afspraken te maken over een
gezamenlijk optreden zoals in dit artikel beschreven.
7
Verstrekken van gegevens
1
De instellingen verstrekken elkaar, op eigen initiatief en desgevraagd, alle gegevens over
meldingen die zij hebben ontvangen en over de behandeling en de uitkomsten daarvan,
voor zover de verstrekking van deze gegevens noodzakelijk is voor een effectieve
taakuitoefening van beide instellingen, conform de wettelijke bepalingen en de
privacyreglementen die op beide instellingen van toepassing zijn.
2
Indien een instelling aan een melder of een informant anonimiteit ten opzichte van de
cliënt(en) heeft toegezegd, geldt deze anonimiteit ook ten opzichte van de andere
instelling. De instelling die de anonimiteit heeft toegezegd, draagt er daarom zorg voor
dat bij het verstrekken van gegevens aan de andere instelling geen gegevens worden
verstrekt waaruit de identiteit van de melder of de informant direct of indirect kan worden
afgeleid.
8
Registratie ten behoeve van evaluatie en het afleggen van verantwoording
De instellingen dragen er zorg voor dat zij ten behoeve van de evaluatie van hun samenwerking
en ten behoeve van het afleggen van verantwoording aan de financiers van de instellingen, de
daarvoor relevante gegevens vastleggen. De instellingen leggen deze gegevens zoveel mogelijk
op uniforme wijze vast.
9
Evaluatie van de samenwerking
Met het oog op het optimaliseren van hun samenwerking evalueren de instellingen hun
samenwerking telkens als de samenwerking daar aanleiding toe geeft, doch in ieder geval
eenmaal per jaar.
Utrecht, mei 2012
65
66
Bijlage 4
1
Informatie over het Meldrecht Huiselijk Geweld en de verplichte Meldcode
Meldrecht huiselijk geweld
Wettekst
NB: De tekst is overgenomen uit wetsvoorstel 33062 zoals in 2011 ingediend bij de Tweede
Kamer.
21c: Derden die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep tot
geheimhouding zijn verplicht kunnen, zonder toestemming van degene die het betreft, aan een
steunpunt huiselijk geweld desgevraagd of uit eigen beweging inlichtingen verstrekken waarover zij
beroepshalve beschikken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van huiselijk
geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken.
Toelichting
Artikel 21c Wet maatschappelijke ondersteuning biedt alle beroepskrachten met een beroepsgeheim of
een andere zwijgplicht een meldrecht voor huiselijk geweld. Dit wil zeggen dat deze beroepskrachten
het recht hebben om, zonodig zonder toestemming van de betrokkene(n), een melding te doen van
een vermoeden van huiselijk geweld of om het SHG desgevraagd, te informeren over deze
betrokkenen. Het meldrecht kan worden gebruikt voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om
een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of om een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te
onderzoeken.
2
Verplichte meldcode
Een meldcode is een stappenplan dat beroepskrachten dienen te hanteren bij signalen van huiselijk
geweld en kindermishandeling. Het stappenplan is er op gericht om beroepskrachten te ondersteunen
bij het effectief en zorgvuldig om gaan met signalen van huiselijk geweld. Doel van de meldcode is zo
vroeg mogelijk signaleren en stoppen van geweld en effectieve hulp bieden. Het doen van een melding
kan een middel zijn om dit doel te bereiken. De vijf stappen van de meldcode zijn:
-
in kaart brengen van signalen;
-
collegiale consultatie en/of advies vragen aan SHG of AMK;
-
gesprek met de cliënt tenzij de veiligheid van de cliënt, van leden van het cliëntsysteem, van de
beroepskracht of die van anderen dit gesprek niet mogelijk maakt;
-
taxeren;
-
beslissen: zelf hulp bieden of organiseren of (ook) een melding doen.
De verplichting om een meldcode te hanteren geldt voor de volgend sectoren: gezondheidszorg
(inclusief jeugdgezondheidszorg en geestelijke gezondheidszorg), onderwijs (vban basisschool tot
universiteit), kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, maatschappelijke ondersteuning, langdurige
(AWBZ) zorg, jeugdzorg en justitie. Instellingen in deze sectoren zijn verplicht om een eigen
instellingscode op te stellen en te implementeren waarin de vijf hierboven beschreven stappen zijn
opgenomen.
Voor meer informatie over de verplichte meldcode wordt verwezen naar de website www.meldcode.nl.
67
68
Bijlage 5
Wanneer treedt het handelingsprotocol in werking in geval het SHG
betrokken is bij een multidisciplinair overleg (mdo)?
Scenario 1: Politiemeldingen gaan naar SHG
Ook wanneer politiemeldingen tegelijkertijd in het mdo en bij het SHG worden gemeld, geldt scenario
1 en treedt dus het handelingsprotocol in werking.
Huiselijk geweld in gezin x
Melding bij politie,
politie ter plaatse,
politie geeft brief aan
cliëntsysteem
Melding bij SHG
HP
treedt in
werking
Bij twijfel aan veiligheid of
omdat meer informatie
nodig is om dit in te
schatten
SHG
Casus in mdo
Overleg met (deel
van) cliëntsysteem
Plan van aanpak
69
Scenario 2: Politiemeldingen gaan naar multidisciplinair overleg (mdo) cq Veiligheidshuis
Huiselijk geweld in gezin x
Melding bij politie,
politie ter plaatse,
politie geeft brief aan
cliëntsysteem
Melding bij SHG
HP
treedt in
werking
SHG neemt melding mee uit mdo
SHG
Casus in mdo
Als een andere partij de melding meeneemt uit
het mdo, heeft het SHG alleen als expert
deelgenomen en mag dan de relevante gegevens
delen tijdens het mdo. Bijvoorbeeld: cliëntsysteem
is wel/niet bekend bij SHG.
Als het SHG dan ook de registratie van gegevens
verzorgt, dan is het voldoende wanneer in de
informatie aan het cliëntsysteem wordt
aangegeven dat de gegevens en afspraken worden
vastgelegd in een dossier dat bij het SHG ligt.
Als het SHG binnen het mdo de procesregie op
zich neemt, dan treedt wel direct het
handelingsprotocol in werking.
Overleg met (deel
van) cliëntsysteem
Plan van aanpak
70
Bijlage 6
Functies van de SHG’s
Burger of professional
FRONTOFFICE
Advies en
ondersteuning
Meldpunt
Voorlichting
PROCESREGIE
Organiseren
van hulp
Bewaken
ketenafspraken
Registratie
Deskundigheidsbevordering
Monitoring en prevalentieonderzoek
Het SHG fungeert als een front-office: een laagdrempelig punt waar burgers en professionals terecht kunnen voor
vragen over huiselijk geweld of voor het doen van een melding. De front-office geeft voorlichting en advies, en is
een meldpunt. Vervolgens kan het steunpunt, indien nodig, toeleiden naar hulp of ondersteuning bij ketenpartners.
Het SHG heeft de procesregie. Dit houdt in dat het SHG de functie heeft om ervoor te zorgen dat, indien nodig, een
melding van huiselijk geweld wordt ingebracht bij de uitvoerende ketenpartners, zodat de zorg- of hulpverlening
kan worden gestart. Het SHG is ervoor verantwoordelijk dat het hulpverleningsproces, van bij het steunpunt
gemelde incidenten met huiselijk geweld, wordt gestart en in onderlinge samenhang tussen ketenpartners
uitgevoerd wordt.
Het SHG registreert alle inzet op casusniveau op een eenduidige wijze waarbij effecten en recidive op termijn
zichtbaar worden.
Het SHG investeert op deskundigheidsbevordering t.b.v. een kwalitatieve inzet in al haar kerntaken.
Het SHG verzamelt regionaal gegevens ten dienste van de samenwerkende gemeenten en ketenpartners. De
problematiek van huiselijk geweld kan hierdoor meer inzichtelijk en duidelijk worden, en een basis bieden voor
evaluatie van beleid en praktijk. Ten behoeve van monitoring en prevalentieonderzoek levert het steunpunt een
bijdrage door gegevens aan te leveren. Het SHG verzamelt ook gegevens over de werkwijze van het SHG en de
betrokken ketenpartners.
71
Deze figuur is gebaseerd op het document ‘Functies Steunpunten Huiselijk Geweld’ van het Ministerie
van VWS. Het volledige document is te downloaden via:
http://www.ggdkennisnet.nl/thema/huiselijk-geweld/publicaties/publicatie/6923-functiessteunpunten-huiselijk-geweld
72