ONDERSTEUNINGSPLAN 2014 - 2018 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO uitwerkingen van het ondersteuningsplan zijn opgenomen in aparte uitgaven 1 © 2014 samenwerkingsverband VO Parkstad / Heerlen De voorliggende versie is op 15 juli 2014 aangepast op consequente (her)benamingen, adreswijzingen en OPR 2014. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 2 passend onderwijs & zorg voor jeugd geen thuiszitters, iedere leerling een passende plek, doorgaande schoolloopbanen, gewoon waar het kan, speciaal waar het moet, uitgaan van mogelijkheden en eigen kracht, niet na elkaar, maar naast en met elkaar, niet óver maar mèt jeugdigen en ouders. integraal: één kind, één gezin, één plan eenvoudiger, slimmer, doelmatiger samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 3 inhoudsopgave voorwoord 5 hoofdstuk 1 Visie op passend onderwijs hoofsdtuk 2 De organisatie van Passend Onderwijs hoofdstuk 3 De regio in beeld hoofdstuk 4 Kwaliteit aan de basis hoofdstuk 5 Wanneer extra ondersteuning nodig is hoofdstuk 6 Tijdelijk op een ander spoor hoofdstuk 7 Ontwikkeling bestaande voorzieningen hoofdstuk 8 Samenwerking met ouders hoofdstuk 9 Samenwerking in een (boven)regionaal netwerk hoofdstuk 10 Kwaliteitszorg Begrippenlijst bijlagen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 algemene gegevens deelnemers samenwerkingsverband kengetallen begroting ondersteuningsplanraad ondersteuningstoewijzing onderzoeksmiddelen CTA auditprotocol overlegmatrix voorbereiding Passend Onderwijs 10 richtlijnen voor een goede samenwerking met ouders samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 7 11 15 17 23 31 39 45 47 55 59 63 64 65 65 68 69 75 76 85 86 4 voorwoord Passend Parkstad, Stichting samenwerkingsverband vo Passend Onderwijs Parkstad en omstreken 31.06 (officiële naam), is op 1 november 2013 opgericht. In de aanloop hebben de schoolbesturen in Parkstad e.o. en de wethouders onderwijs en jeugd afgesproken om samen op te trekken in de voorbereiding op passend onderwijs en zorg voor de jeugd. Onze ambitie: hulp en ondersteuning kunnen eenvoudiger en beter worden georganiseerd. Dat kunnen we doen door school, gezin en wijk sterker te maken, de al bestaande mogelijkheden daarvoor meer te gebruiken en ondersteuning dichter in de omgeving van kind en gezin te organiseren. Het samenwerkingsverband en de gemeenten in Parkstad willen passend onderwijs en zorg voor de jeugd met elkaar verbinden. Dit krijgt in toenemende mate de komende jaren vorm in sociale (wijk)teams1, in teams in het VO en handelingsgerichte ondersteuning. Het samenwerkingsverband en de gemeenten spreken de nadrukkelijke wens uit de komende jaren samen te werken vanuit één gezamenlijke visie en uitgangspunten, deze worden gedeeld op alle niveaus, van bestuurders tot uitvoerders. Het schrijversteam heeft de visie vertaald naar een eenvoudig model met drie lagen: een sterke basis op school, in het gezin en in de wijk, steun als dat nodig is en specialistische voorzieningen als het moet. Ondersteuning wordt ingezet volgens het principe van één kind, één gezin, één plan én altijd in samenspraak met leerling en ouders. We praten mèt in plaats van óver hen. We gebruiken dit model als hulpmiddel in gesprekken over taken en verantwoordelijkheden, over activiteiten in de school of de wijk en over afspraken die we moeten maken. In de aanloop is in het “oude” samenwerkingsverband al op alle niveaus gestart met de voorbereiding op het nieuwe stelsel: inhoudelijk: vanuit de gezamenlijke visie is een standaard voor de basisondersteuning in VO en VSO vastgesteld, ondersteuningsplannen en –profielen per school zijn gereed, er is een nieuwe vorm van zorgtoewijzing ontwikkeld en de expertise vanuit het VSO wordt gebundeld in een team passend onderwijs (ondersteuningsteam), dat scholen en locaties ondersteunt; bestuurlijk: met ingang van 1 november 2013 is het samenwerkingsverband Passend Parkstad officieel opgericht; financieel: er is een systematiek ontwikkeld voor het faciliteren van een sterke basis op school, voor extra en speciale ondersteuning; de bedrijfsvoering wordt hierop ingericht; organisatorisch: vanaf begin 2014 werken VO en VSO in alle bestuurlijke en uitvoerende overleggen van het samenwerkingsverband samen, vanaf 1 november 2013 vormen we bestuurlijk het SWV Passend Parkstad. Verder werken we als samenwerkingsverband intensief samen met het SWV PO, onze kernpartners (leerplicht, jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk), de gemeenten in Parkstad en de sociale (wijk)teams ( jeugd en gezin). De proeftuin van de gemeente Heerlen in het kader van de transitie van de jeugdzorg, dat in een Parkstadbrede variant uitwerking krijgt vanaf 2015. 1 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 5 Vanaf augustus 2014 zullen we starten met onze nieuwe werkwijze. Dat vraagt veel van iedereen, in het bijzonder van de scholen, docenten en overige medewerkers. We zullen ook nog veel zaken moeten oplossen. In dit ondersteuningsplan 2014 – 2018 wordt de koers van Passend Parkstad beschreven. De nieuwe wet is hierbij het kader. Vanaf augustus 2014 werken we met een vierjarig ondersteuningsplan, een meerjarenbegroting en een jaarlijks activiteitenplan. Dit plan is met inspanning en betrokkenheid van velen tot stand gebracht, alle deelnemers hiervoor dank. Dit plan is op 26 februari 2014 in een op overeenstemming gericht overleg afgewikkeld met de wethouders van de Parkstadgemeenten en heeft op 24 februari 2014 de instemming gekregen van de Ondersteuningsplanraad van ons samenwerkingsverband. Het plan is vastgesteld voor één jaar en wordt in het voorjaar van 2015 op basis van evaluatiegegevens geactualiseerd. Medio mei verschijnt telkens tijdens de gehele planperiode een actieplan, dat is de uitwerking voor één (voorliggend) schooljaar van het ondersteuningsplan. Heerlen, 1 april 2014 Jan Meens, voorzitter swv vo Parkstad samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 6 1 Visie op passend onderwijs Jeugd, zorg en onderwijs verbonden Passend onderwijs betekent dat iedere leerling het onderwijs en de ondersteuning krijgt waar hij of zij — naar het oordeel van professionals — recht op heeft. Centraal staat de vraag: wat heeft een leerling nodig, hoe kan dat worden georganiseerd en wie zijn daarvoor nodig? Goed onderwijs is de basis voor passende ondersteuning. Goed onderwijs betekent goede prestaties, aandacht voor talentontwikkeling, opbrengstgericht werken, kunnen omgaan met verschillen, doorgaande schoolloopbanen en een professionele, lerende cultuur. De invoering van passend onderwijs en de decentralisatie van de jeugdzorg en de AWBZ naar gemeenten en de invoering van de Participatiewet hangen nauw samen. Het gaat bij deze veranderopgaven om kwetsbare kinderen, jongeren en gezinnen die extra begeleiding nodig hebben, thuis, op school of tijdens werk. Het belang van samenwerking tussen onderwijs en gemeenten wordt daarmee nog eens onderstreept. We trekken daarom samen op met de gemeenten in Parkstad in de voorbereiding op passend onderwijs en ondersteuning voor de jeugd. Kernbegrippen zijn positief opvoeden, uitgaan van eigen kracht, ondersteuning in de directe omgeving van kind en gezin. Om dat te bereiken zijn de volgende uitgangspunten leidend: • een goede basis: goed onderwijs, gewoon gezamenlijk opvoeden • steun bij vragen in onderwijs, opvoeden en opgroeien • waar nodig: inzet van intensieve en specialistische ondersteuning en voorzieningen • één kind, één gezin, één plan: schakelen en arrangeren Visie vertaald naar werkmodellen Het samenwerkingsverband heeft in samenspraak met het primair onderwijs en de gemeenten in Parkstad onderstaande modellen ontwikkeld om de visie op passend onderwijs en ondersteuning voor de jeugd weer te geven. Deze visie gaat voor het onderwijs uit van een sterke basis op school, extra ondersteuning die samen met kernpartners (leerplicht, jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk en het samenwerkingsverband) wordt geboden en specialistische ondersteuning vanuit speciale voorzieningen. Ondersteuning wordt altijd ingezet volgens het principe van één kind, één gezin, één plan, één contactpersoon, dat wil zeggen regisseur of casemanager en ouders worden altijd betrokken2. Een goede basis Een voorwaarde voor passend onderwijs is goed onderwijs in samenhang met een goed werkende ondersteuningsstructuur in en om de school. De goede basis op school wordt gevormd met de docent, de mentor, de team- en schoolleiders en de interne ondersteuners als spil. Samen vormen zij de verbinding tussen leerling, ouders en schoolteam. De interne ondersteuners hebben een rol bij lesoverstijgende hulpvragen van leerlingen en Om verwarring te voorkomen nemen we niet de term "zorgcoördinator" van de sociale (wijk)teams over zoals de casemanager van het sociale (wijk)team in de officiële benaming heet. 2 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 7 docenten gericht op de levensloop c.q. de schoolloopbaan van de leerling. Scholen hebben al veel deskundigheid op dit gebied en kunnen die nog verder versterken. Zij werken hard aan het verhogen van de kwaliteit. Het is belangrijk om deze deskundigheid ook op het niveau van het samenwerkingsverband breder te ontsluiten en slimmer te organiseren. Aandacht voor casuïstiek (zoals die zich in de praktijk van alle dag voordoet) helpt om zowel in het primaire proces als in de ondersteuning eenvoudiger en sneller te handelen. Steun waar nodig De interne ondersteuners vormen ook de verbinding met de kernpartners3 van de school. Kernpartners ondersteunen de school als niet duidelijk is geworden wat de vraag is van een leerling of een docent en/of niet duidelijk is welke vorm van begeleiding van een leerling het meest passend is. De school kan een beroep doen op kernpartners of op het sociale (wijk)team bij handelingsverlegenheid van professionals, een ‘nietpluisgevoel’ over een leerling of zijn thuissituatie of een te hoge druk op het primaire proces. De rol van de kernpartners is niet vrijblijvend. Iedere kernpartner werkt handelingsgericht, volgens het principe van één kind, één gezin, één plan en voert de afspraken uit die in dat kader worden gemaakt. Eén van de kernpartners zorgt dat dit plan tot stand komt en dat duidelijk is wie de casemanager is. Speciaal als het moet Wanneer de onderwijs of ondersteuningsvraag van een leerling, een docent of een team ook de mogelijkheden van de kernpartners overstijgt, is inzet van andersoortige of specifieke expertise nodig. Elke kernpartner zorgt ervoor dat kennis door samenwerkingspartners snel kan worden ingezet als dat nodig is. Voor leerplicht betekent dat bijvoorbeeld toezicht, handhaving en expertise vanuit veiligheid en justitie ( jeugdreclassering), voor (school)maatschappelijk werk kennis uit het welzijnswerk, de sociale (wijk)teams als samenwerkingspartner en de (nu nog) geïndiceerde jeugdzorg, voor de jeugdgezondheidszorg expertise van onder meer de huisartsen, jeugd-GGZ en de Jeugd-Lvg en voor het samenwerkingsverband expertise uit speciale onderwijsvoorzieningen en arbeidstoeleiding. De kernpartners maken met de partners verdere samenwerkingsafspraken, in afstemming met de afspraken die de gemeenten maken in het kader van jeugdhulp. Eén kind, één gezin, één plan Ondersteuning wordt altijd ingezet volgens het principe van één kind, één gezin, één plan, afgekort weergegeven als: “1Gezin1Plan”. Doel van passend onderwijs is immers dat een leerling zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen in zijn schoolloopbaan. Als er risico’s te verwachten zijn, dan moet hulp vanuit dat brede perspectief worden geboden. Dit plan komt tot stand in overleg met ouders en kernpartners. Als de ondersteuningsbehoefte de schoolloopbaan van een kind betreft, gaat het plan over de ondersteuning die de school in samenwerking met de kernpartners kan bieden. Zo gewoon en dichtbij mogelijk. Bij vragen of problemen in de thuissituatie krijgt de ondersteuning van het gezin de meeste aandacht. Bij een combinatie van beide wordt zowel op school als in het gezin hulp ingezet. Door dit plan gezamenlijk te maken en relevante informatie zorgvuldig te delen, kan ondersteuning tijdig en gelijktijdig worden ingezet en het aantal verschillende hulpverleners zoveel mogelijk worden beperkt. Voor leerlingen en ouders heeft het werken met 3 Om de leesbaarheid te bevorderen is er een begrippenlijst (vanaf pagina 59) toegevoegd samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 8 één plan het grote voordeel dat zij hun verhaal niet steeds opnieuw moeten vertellen, dat diagnoses niet overgedaan hoeven worden, dat voor iedereen duidelijk is welke professionals betrokken zijn en samenwerken en dat duidelijk is wie het eerste aanspreekpunt is voor kind en gezin. Wet passend onderwijs Aanleiding om te komen met dit ondersteuningsplan is de Wet passend onderwijs die voor een paar ingrijpende wijzigingen heeft gezorgd: Zorgplicht: de scholen zijn verantwoordelijk om ieder kind dat zich bij hen aanmeldt een passende onderwijsplaats te bieden. In eerste instantie op de eigen school maar als dat niet lukt dan op een school binnen het samenwerkingsverband. Toelating tot speciaal onderwijs: het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de toelating tot het speciaal onderwijs. Het REC heeft hierin geen rol meer. Tegelijkertijd heeft het Rijk beperkingen gesteld aan het aantal leerlingenplaatsen dat gefinancierd wordt in het speciaal onderwijs. De kosten van de kinderen die “boven” het aantal toegekende leerlingenplaatsen naar het speciaal onderwijs gaan, het betreft hier vooral (voormalige) REC4 leerlingen, komen direct en volledig ten laste van de VO-schoolbesturen in het samenwerkingsverband waar de kinderen wonen. Verevening: met de invoering van passend onderwijs herschikt het Rijk middelen aan de scholen voor speciaal onderwijs. De bekostiging die zij ontvangen is gebaseerd op een percentage van het aantal leerlingen woonachtig in het samenwerkingsverband. Hiertoe behoren ook kinderen die (nog) niet binnen ons samenwerkingsverband bekend zijn, maar wel naar school gaan: zoals de lichamelijk gehandicapte (LG), ernstig meervoudig gehandicapte (EMG) leerlingen en langdurig zieke kinderen (LZ) te onderscheiden in laag functionerend of normaal begaafd. Dit percentage wordt in het hele land gelijk, dat wil zeggen de huidige landelijke verschillen zijn bevroren met als uitgangspunt het aantal kinderen dat landelijk op 1 oktober 2011 in het speciaal onderwijs zat. Deze vormen het uitgangspunt voor de verevening en dus voor de gefaseerde bezuiniging. Omdat in sommige samenwerkingsverbanden meer kinderen naar het speciaal onderwijs gaan dan het door het Rijk te bekostigen aantal, zijn er afspraken gemaakt over de verevening. De jaren 2015-2020 zullen worden gebruikt om gefaseerd de bezuinigingen in te zetten. In de meerjarenbegroting (pagina 63) wordt duidelijk wat dit voor onze regio betekent en wat verevening feitelijk inhoudt. Passend voor álle leerlingen Passend onderwijs is er niet alleen voor leerlingen die speciale ondersteuning nodig hebben, maar is er voor alle leerlingen, ook voor de gedemotiveerde leerling op 3-HAVO - om een willekeurig voorbeeld te noemen - die wel ruimschoots de capaciteiten heeft om op dit niveau te functioneren maar het niet doet en dus dreigt af te stromen. Ook hier speelt een ondersteuningsvraag. Ook hier reist de vraag hoe passend onderwijs er voor kan zorgen dat zo’n leerling (uiteindelijk) een passende inzet gaat vertonen en op het niveau blijft dat past bij zijn of haar capaciteiten. Ook dit vraagt iets van alle betrokken partijen. Van de mentor die de vinger op de zere plek moet weten te leggen. Van de docent die zich afvraagt is mijn aanbod wel aantrekkelijk genoeg en mijn begeleiding wel voldoende aansluitend bij de behoefte van de leerling? En de ouder/verzorger die er samen met zijn samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 9 kind voor gaat om de juiste levensloopbaanperspectieven te verkennen en ondersteuning én druk kan zetten. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 10 2 Organisatie van het samenwerkingsverband Algemene gegevens Het Samenwerkingsverband passend onderwijs VO Parkstad en omstreken (swv vo Parkstad) is een stichting die statutair is opgericht op 1 november 2013. Het samenwerkingsverband kent een dagelijks bestuur (DB) dat bestaat uit de heren J.M. Meens (voorzitter) en F.J.G.M. Schings (financiën) en mevrouw J.W.M.G. van Zomeren (secretaris). Het dagelijks bestuur wordt ondersteund door de heer N.P. Bollen, directeur van het samenwerkingsverband. Beschrijving regio Het Samenwerkingsverband Passend onderwijs VO Parkstad en omstreken regelt Passend Onderwijs ten behoeve van kinderen woonachtig in tien gemeenten. De gemeenten Brunssum, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld, Vaals en Voerendaal. De aangesloten onderwijsinstellingen c.q. schoolbesturen zijn grotendeels gevestigd in deze regio. Ook zijn aangesloten enkele schoolbesturen voortgezet speciaal onderwijs (VSO) die hun vestiging buiten de regio hebben maar wel onderwijs en ondersteuning bieden aan leerlingen afkomstig uit de regio. Voor het samenwerkingsverband van het primair onderwijs geldt dezelfde regio met uitzondering van de gemeenten Gulpen-Wittem en Vaals. In deze regio woonden op 1 januari 2012 bijna 274.000 mensen van wie er ruim 13.000 naar het voortgezet (speciaal) onderwijs gingen. Hieronder is de lijst van betrokken onderwijsinstellingen c.q. schoolbesturen weergeven. Brin 01GL00 vo 01GL01 vo 01UO00 vso 02DF00 vo 02ZC00 vo 05FJ00 vo 05FJ01 vo 13FB00 vo 16PB00 vso 16SL00 vo 16VM00 vo 16VM04 vo 17JB00 vo 17JB01 vo 17JB03 vo 18DO00 vo 19HV00 vo 19QC00 vo 19XS00 vo Naam Sophianum SGM i h Heuvelland SGM in het Heuvelland ZMOK School De Buitenhof Grotiuscollege Bernardinuscollege Gymnasium Emmacollege Emmacollege loc. Broekland BCPL Katholieke School voor Pro ZMLK Sch St Jan Baptist Sint-Janscollege BCPL locatie Herle BCPL locatie Thermen CMC locatie Eijkhagen BCPL locatie Brandenberg BCPL locatie Holz Romboutscollege Bernardinuscollege Atheneum Bernardinuscollege mavo/havo Sintermeertencollege Adres Landsraderweg 3 Hofstraat 14 Kloosterkensweg 6 Akerstraat 117 Akerstraat 95 De Weggebekker 1 Polderstraat 4 Sittarderweg 75 Schoolstraat 81 Amstenraderweg 122 Heldevierlaan 5 Mgr. Schrijnenstr. 20 Eijkhagenlaan 31 Graafstraat 10 Richerstraat 35 Schoolstraat 16 Akerstraat 95 Akerstraat 95 Valkenburgerweg 219 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO Postcode Gemeente 6271 NT Gulpen 6286 CG Gulpen 6419 PJ Heerlen 6417 BM Heerlen 6417 BK Heerlen 6413 NR Heerlen 6431 LE Heerlen 6412 CC Heerlen 6466 HV Kerkrade 6431 EN Heerlen 6415 SB Heerlen 6417 XZ Heerlen 6371 XA Landgraaf 6371 XS Landgraaf 6461 VP Kerkrade 6443 BT Brunssum 6417 BK Heerlen 6417 BK Heerlen 6419 AT Heerlen 11 20IF00 vso SO VSO Catharina 21CS03 vo CITAVERDE College 21SG00 vsoSO VSO De Zonnewijzer 26KZ00 vo BCPL Openbare School voor Pro Smidserweg 4 Heldevierlaan 12 Heldevierlaan 4 Sittarderweg 75 6419 CP 6415 SB 6415 SB 6412 CC nrbg 27445 40501 41373 41391 41506 41516 41821 74803 83280 99048 Straat Postbus 4259 Postbus 569 Past. Habetsstr. 40a Postbus 143 Postbus 2602 Postbus 12 Kloosterkensweg 6 Onderstestraat 29 Postbus 5156 Akerstraat 85 -87 PostcodeGemeente 6202 WC Maastricht 6040 AN Roermond 6217 KM Maastricht 6130 AC Sittard 6401 DC Heerlen 6460 AA Kerkrade 6419 PJ Heerlen 6301 KA Valkenburg 6130 PD Sittard 6417 BK Heerlen Naam Stg. Tyltylschool de Maasgouw Stichting CITAVERDE College MosaLira Stg. St. Limburgs Voortgezet Onderwijs Innovo, St. v. Katholiek Onderwijs Onderwijsstichting MOVARE Stichting Alterius Stichting Adelante Onderwijs Stichting Kindante, leren leven St. Voortg. Onderwijs Parkstad Limb. Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Samenwerkingsafspraken De wet passend onderwijs stelt als eis dat het samenwerkingsverband een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid moet zijn. In de wet passend onderwijs en de nieuwe Jeugdwet zijn bepalingen opgenomen over samenwerking tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden. In beide wetten staat dat gemeenten en samenwerkingsverbanden een plan maken waarin zij beschrijven hoe passend onderwijs en jeugdhulp worden ingericht. Over deze plannen moet op overeenstemming gericht overleg met beide partijen zijn gevoerd. De gemeenten in Parkstad e.o. hebben afgesproken om in goede afstemming en samenhang de beide transities verder vorm te geven. Schooljaar 20132014 wordt gebruikt om het besluitvormingsproces over dit ondersteuningsplan voor te bereiden. Op 26 februari 2014 heeft over het ondersteuningsplan van het SWV Passend Parkstad op Overeenstemming Gericht Overleg plaatsgevonden met de gemeenten in Parkstad e.o. Scheiding van bestuur en toezicht De code Goed Bestuur, met name de scheiding van bestuur en intern toezicht, is met de inwerkingtreding van de wet passend onderwijs ook van toepassing op het samenwerkingsverband. Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft gekozen voor het bestuur/directiemodel. Dit is een vorm van functionele scheiding. De deelnemende besturen hebben een aansluitingsovereenkomst getekend. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de instandhouding van het samenwerkingsverband en heeft ook de rol van intern toezichthoudend orgaan. De meeste bestuursbevoegdheden worden gemandateerd of gedelegeerd aan de directeur van het samenwerkingsverband. Het bestuur keurt de begroting, het ondersteuningsplan en het jaarverslag goed en bewaakt de koers van het samenwerkingsverband. Het bestuur ontwikkelt samen met de directeur het toezichtkader en volgt vervolgens als toezichthouder de resultaten. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van bestuursbeleid en doet dit in overleg met de schoolleiders. Er is gekozen voor het model van een toezichthou- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 12 dend bestuur en een directeur met een ruim mandaat. Het samenwerkingsverband is een ‘stafdienst’ van de gezamenlijke schoolbesturen en heeft een signalerings- en adviesfunctie naar de verantwoordelijke schoolbesturen. Staf Het bestuur en de directie van het samenwerkingsverband worden ondersteund door een staf. De staf heeft beleidsmatige, beheersmatige en administratieve taken op het gebied van het ondersteuningsbeleid van het samenwerkingsverband, financiën, personeel en organisatie, pr en communicatie en monitoring en verantwoording. De staf bewaakt de samenhang in beleid en uitvoering op het gebied van doorlopende schoolloopbanen en ondersteuning waar dat nodig is. Dat is ook van belang vanwege de complexiteit en variëteit van verschillende subsidiestromen van rijk en gemeenten voor de uitvoering van deze taken. Besluitvorming Het bestuur van het samenwerkingsverband streeft naar consensus in de besluitvorming. Daarom is in de statuten opgenomen dat consensus uitgangspunt is en ook vereist voor alle belangrijke besluiten die het bestuur als toezichthouder moet nemen (zoals het ondersteuningsplan, de begroting, jaarrekening en het jaarverslag). Voor de overige besluiten is een meerderheidsbesluit voldoende. Hiervoor werken we met een dubbel systeem: voor een geldig meerderheidsbesluit is een meerderheid nodig van de in de vergadering vertegenwoordigde besturen én instemming van tenminste twee VSO-besturen. Het opnemen van een geschillenregeling is met de inwerkingtreding van de wet passend onderwijs verplicht. De minister heeft toegezegd een permanente landelijke arbitragemogelijkheid open te stellen voor schoolbesturen die het niet eens zijn met de besluitvorming in het samenwerkingsverband. In de statuten is deze arbitragemogelijkheid opgenomen. De uitspraak van de geschillencommissie is bindend voor alle partijen. Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft gekozen voor een mediationregeling als ‘voorportaal’. Voorzitter en directeur De voorzitter is afkomstig uit het bestuur. De dagelijkse leiding is in handen van de directeur van het samenwerkingsverband. Hiervoor is een managementstatuut vastgesteld (waarin is vastgelegd welke bevoegdheden het bestuur heeft gemandateerd c.q. gedelegeerd). De directeur verantwoordt zich naar het bestuur door middel van verantwoordingsrapportages en voortgangsrapportages. Samenhang en verbondenheid Elk bevoegd gezag c.q. elke school heeft zijn eigen verantwoordelijkheid voor het doorvoeren van de plannen en het gestalte geven aan de acties met betrekking tot Passend Onderwijs. Binnen het samenwerkingsverband zorgen bevoegde gezagen en scholen samen voor een sluitend netwerk van voorzieningen om alle leerlingen uit de regio een passende plek en doorgaande schoolloopbaan te bieden, gewoon waar het kan, speciaal waar het moet. Dat vraagt – met respect voor ieders eigenheid – om samenhang, samenwerking en pedagogische en didactische verbondenheid met elkaar in een goed op elkaar aansluitend netwerk. In de voorbereidingsperiode op de invoering van Passend Onderwijs is veel energie gestoken in het opzetten van netwerken tussen zorgcoördinatoren, tussen directeuren, samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 13 tussen gemeentes en externe zorgverleners. Deze netwerken hebben de verbondenheid met elkaar nogmaals benadrukt, hebben begrip voor ieders eigenheid vergroot en tegelijkertijd er voor gezorgd dat er een passende onderwijs- en ondersteuningsstructuur in deze regio ontstaan is. De komende jaren zullen we deze netwerken mean and lean in stand houden: we weten elkaar snel te vinden. Afstemmingsoverleg vindt plaats waar nodig en noodzakelijk en met een zo hoog mogelijk rendement. De bijeenkomsten zijn inspirerend en nodigen uit tot maximale participatie en attendance: • netwerk zorgcoördinatoren; • netwerk teamleiders; • netwerk school en jeugdzorg; • schoolleidersnetwerk. We werken bovendien in een “aanspreekcultuur” waarvan de groei en bloei een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is. Medezeggenschap Het samenwerkingsverband heeft verplicht een Ondersteuningsplanraad (OPR). De MR-en van de afzonderlijke scholen (voor het Citaverde College de Ondernemingsraad) vaardigen leden af voor de OPR. De OPR heeft twaalf zetels, verdeeld over de deelnemend schoolbesturen uit deze regio, zes voor een afvaardiging namens personeel en zes voor een afvaardiging namens leerlingen/ouders. De Ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband is medio 2013 opgericht. De taak van de OPR is al dan niet instemming geven aan het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Daarnaast kan zij gevraagd of ongevraagd advies geven over ondersteuningszaken Passend Onderwijs. Zie hiervoor het reglement van de OPR en het statuut. In bijlage 5 is de samenstelling van de OPR opgenomen. Organigram bestuur verantwoording toezicht & verantwoording db opr sparren & verantwoording directeur cta staf samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 14 3 De regio in beeld Kleine schets De deelnemende scholen liggen alle in Zuid-Oost Limburg. Alle Parkstadgemeenten aangevuld met Vaals (geen vo/vso) en Gulpen-Wittem (Sophianum). Van oudsher is er een sterke traditie om met elkaar samen te werken rond leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. In deze relatief dichtbevolkte regio (Parkstadgemeenten) zijn scholen voor regulier en speciaal voortgezet onderwijs ruim voor handen. De regio wordt gekenmerkt door een al jaren geleden ingezette bevolkingsdaling. Door de betrekkelijk hoge werkloosheid kent de regio inmiddels ook enige uitstroom van jonge hoogopgeleide ouders met gezinnen. Het aantal gezinnen met een lage sociaal-economische status is sterk vertegenwoordigd. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen afkomstig uit deze gezinnen vaker minder succesvol zijn in het onderwijs. Vanwege allerlei redenen is in deze regio het deelnemingspercentage aan het VSO de laatste jaren (sterk) gestegen. De VSO-deelname van ruim 5% in Parkstad e.o. was toch al veel hoger dan het landelijk gemiddelde. Dilemma’s De demografische krimp, de sociaaleconomische situatie en de (groeiende) hoge deelname aan speciale onderwijsvoorzieningen brengt dilemma’s met zich mee. Door de deelnamegroei, van de laatste jaren, aan speciale onderwijsvoorzieningen wordt de regio meteen op achterstand gezet bij de invoering van Passend Onderwijs. De verevening die vanaf 2014 ingezet wordt om in heel Nederland in 2020 een gelijke bekostiging te realiseren voor de deelname aan VSO (break even point 3,1%) dwingt deze regio niet alleen om de deelname aan categorie 1 VSO-scholen met een kleine vijftig leerlingen per jaar terug te brengen (zie tabel op pagina 15) maar ook om vanaf 2014/15 de gestegen deelname sinds 1 oktober 2011 (peildatum voor verevening) uit de lopende bekostiging te financieren. De regio raakt daardoor in een spagaat. Voor de beeldvorming (over welke aantallen hebben we het eigenlijk?): per vestiging van regulier onderwijs zullen gemiddeld zo’n vijf leerlingen (50:10), die thans onderwijs volgen in het VSO, regulier opgevangen moeten worden. Een redelijk evenwichtige verdeling over de verschillende vestigingen is van belang. De verwachting is dat VMBO-locaties meer leerlingen met een ondersteuningsbehoefte zullen krijgen dan HAVO/VWO-locaties. Docenten en mentoren moeten daarvoor verder geprofessionaliseerd en ondersteund worden, maar, als de beoogde plaatsing in het regulier onderwijs kwantitatief niet gerealiseerd wordt, zullen de middelen die daarvoor beoogd zijn deels in het VSO ingezet moeten worden. De middelen om docenten en mentoren op hun nieuwe (ortho)didactische en pedagogische taak voor te bereid worden komt het samenwerkingsverband dan tekort. De leerlingen die op adequate ondersteuning rekenen worden zullen dit deels moeten ontberen. Bovendien kan door deze ontwikkeling in het VSO ook geen deskundig VSO-personeel in het reguliere onderwijs worden ingezet, ze zijn immers in het VSO zelf nodig, om daar preventief en consultatief docenten te begeleiden in de (stijgende) ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Het dwingt het samenwerkingsverband Parkstad en omstreken tot slim handelen en woekeren met de beperkte middelen: passen en meten! samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 15 Monitoring Voor de interne stakeholders (personeel, GMR, OPR) wordt van kwartaal tot kwartaal de (groeiende) deelname aan regulier onderwijs gecommuniceerd. Naast deze kwantitatieve monitoring zal in een (te ontwikkelen) nieuwsbrief voor de interne stakeholders ook aandacht zijn voor kwalitatieve ondersteuningsaanpak in de vorm van (al dan niet geanonimiseerde) casestudies van overstappers van speciaal naar (buiten)gewoon. Doel hiervan is om enerzijds de successen te laten zien en anderzijds ook de noodzaak (sense of urgency) van de doelstellingen van passend onderwijs voor deze regio breed te communiceren. Passend onderwijs en de transitie jeugdzorg liggen in elkaars verlengde, het goed informeren van de kernpartners (waaronder de gemeenten) zal door middel van een kwartaalbericht geschieden. Het vertrek- en eindpunt is in onderstaande tabel weergegeven, in bijlage 3 (kengetallen) zijn de preciezere cijfers terug te vinden. BEOOGDE DALING DEELNAME VSO 5,50 Conclusies 2013/14 5,18 2014/15 4,76 4,34 3,92 3,5 3,08 2015/2016 2016/2017 2017/2018 2018/2019 2019/2020 In Parkstad en omgeving moeten we slim en doeltreffend aan de slag met het dichterbij brengen van en lichter maken van de ondersteuning van de leerlingen omdat – in vergelijking met ander regio’s – het deelname percentage aan het VSO aan de hoge kant is. In eerder operaties – zoals het terugdringen van voortijdig schoolverlaten – bleek dat een eenmaal gezet punt op de horizon in Zuid-Limburg een trigger werd om onwaarschijnlijk goed te gaan scoren in de aanpak van het ongediplomeerd verlaten van het onderwijs. Met een slimme inzet van mensen en middelen, vooral ook de buitengewone inspanningen op de werkvloer door docenten, teamleiders, zorgcoördinatoren en gedragsdeskundigen (uit het VSO) moet dat de komende zes jaren (2014 – 2020) ook voor Passend Onderwijs gaan lukken. In opdracht van de Taskforce Tussentijdse Instroom is daar op Zuid-Limburgsniveau al in 2013 een begin mee gemaakt en zijn de eerste taakstellende afspraken gemaakt. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 16 4 Kwaliteit aan de basis Standaard voor de basisondersteuning Goed onderwijs en een goed functionerende ondersteuningsstructuur zijn de kern van passend onderwijs. Om de doelstellingen van passend onderwijs te realiseren is er binnen het samenwerkingsverband een ‘standaard’ voor de basisondersteuning ontwikkeld. Deze bestaat uit een gezamenlijk referentiekader met acht zaken die alle scholen in Parkstad e.o. tot de algemene voorwaarden van goed onderwijs en ondersteuning rekenen en (gaan) realiseren. 1. De school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt opbrengstgericht. 2. De school werkt handelingsgericht en versterkt de handelingsbekwaamheid en competenties van haar personeel. 3. De school heeft een positief pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en docenten. 4. De school neemt leerlingen zorgvuldig aan en draagt leerlingen zorgvuldig over. 5. De school werkt regionaal samen aan een effectieve ondersteuningsstructuur. 6. De school heeft de verantwoordelijkheid van leerling, ouders, docenten en ondersteuners voor de ontwikkeling van de leerling vastgelegd. 7. De school stelt jaarlijks de effectiviteit van de ondersteuning en begeleiding vast. 8. De school heeft een ondersteuningsprofiel dat is opgenomen in het schoolplan. De bestuurlijke vaststelling van de standaard betekent dat alle schoolbesturen zich inspannen om in hun schoolbeleid het afgesproken niveau te bereiken. Dit is verder uitgewerkt in ondersteuningsplannen en eventuele profilering per school. De VO- en VSO-scholen maken aan de hand daarvan jaarlijks een (geactualiseerd) plan dat samen met de partners wordt uitgevoerd. Daarmee worden de basisondersteuning en de extra ondersteuning (schoolondersteuningsprofielen) omschreven die de scholen voor voortgezet onderwijs in de volle breedte bieden binnen Parkstad e.o. (dekkend aanbod). Het samenwerkingsverband stimuleert en - binnen de mogelijkheden - faciliteert scholen om het niveau van basisondersteuning te (gaan) realiseren. Dit gebeurt onder andere door begeleiders passend onderwijs (gedragsspecialisten) te laten deelnemen aan een ondersteuningsteam van het samenwerkingsverband (O-Team). Iedere school krijgt hiervoor een aantal dagdelen per werkweek, grotendeels ingevuld door een vast begeleider (embedded ab-er). Het versterken van de basis door ab-ers (vanaf 2014 gedragsspecialisten genoemd) en het O-team blijft prioriteit in de komende jaren. Kwaliteit interne ondersteuningsstructuur V(S)O Vanaf 2012 is door het samenwerkingsverband Oostelijk Zuid-Limburg op alle scholen een onderzoek gedaan naar onderdelen van de interne ondersteuningsstructuur die scholen (willen) aanbieden of tijdens de planperiode willen verbeteren c.q. willen realiseren. Het ondersteuningsplan van de school met de daarin beschreven ontwikkelpunten samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 17 was hiervoor uitgangspunt. Hoe sterker de basiskwaliteit van de scholen is, hoe effectiever ook aanvullende steun kan worden ingezet. Door dit onderzoek is er ook zicht gekomen op de ondersteuningsbehoeften van docenten, teams en scholen en hoe dit vertaald kan worden in de nieuwe plannen per school en het beleid van het samenwerkingsverband. Een dekkend aanbod van voorzieningen Een van de wettelijke plichten van het samenwerkingsverband is te zorgen voor een dekkend aanbod van voorzieningen. De basisondersteuning en de (eventuele) schoolondersteuningsprofielen van de VO- en VSO-scholen vormen in principe samen het aanbod aan onderwijs en ondersteuning van deze regio. In het realiseren hiervan wordt overigens nauw samengewerkt met het primair onderwijs. Het is immers van groot belang dat de ondersteuning in de overgang van PO naar VO en van SO naar VO of VSO doorloopt. In de periode tot het schooljaar 2015/16 zullen hierin nog gezamenlijke inspanningen geleverd moeten worden. Onze werkdefinitie van een dekkend aanbod is: kwantitatief toereikend, kwalitatief passend, gunstig gespreid, regionaal afgestemd en betaalbaar. In het scala van het aanbod zijn ook de zogenaamde bovenschoolse tussen voorzieningen, dagbestedingstrajecten, arbeidsgerichte trajecten (combinaties van onderwijs en ondersteuning) meegenomen. Ontdubbeling en coördinatie van activiteiten gericht op het verkrijgen van (passend) werk levert grotere plaatsingskansen op bij het zoeken naar regulier werk door een afgestemde werkgeversbenadering, maatwerktrajecten en afstemming van bijbehorende financiële middelen. Een belangrijke bron van informatie was verder de analyse door de taakgroep Voortijdig Schoolverlaters (VSV) van de thuiszitters in de regio. Op basis van een kwantitatieve analyse is een aantal scenario’s doorgerekend op de consequenties voor leerlingenvervoer en huisvesting. Ook de overige samenwerkingsverbanden en gemeenten in Zuid-Limburg (Maastricht e.o. en Westelijke Mijnstreek) zijn nauw betrokken bij de uitvoering. De in oktober 2013 opgerichte Tasforce Terugdringing Tussentijdse Groei (van het SO/ VSO) heeft de leerlingenstromen PO/VO/VSO en SO/VO/VSO in kaart gebracht en uitbreiding/aanpassing van voorzieningen voor bepaalde groepen leerlingen voorgesteld: bevordering van deelname van bepaalde groepen leerlingen aan het reguliere onderwijs zoals cluster 4 ASS: meer leerlingen in het reguliere VO met specifieke ondersteuning. Met de uitkomsten van dit onderzoek en de ondersteuningsprofielen van de scholen in Parkstad e.o. wordt besproken welke aanpassingen in het bestaande aanbod gewenst of noodzakelijk zijn en welke plannen hiervoor in samenspraak met de VO- en VSO-scholen verder ontwikkeld worden. Basisondersteuning / schoolondersteuningsprofiel In onze regio zijn alle type regulier onderwijs en bijna alle vormen van voortgezet speciaal onderwijs vertegenwoordigd en deze scholen zijn van goede kwaliteit. Om te onderzoeken of deze scholen ook een dekkend aanbod van voorzieningen bieden zijn er twee “foto’s” (momentopnamen) gemaakt van de scholen. In 2012 zijn de scholen gevraagd op basis van zelfreflectie te komen tot een beeld van de ondersteuning die zij de leerlingen samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 18 bieden. Alle “foto’s” bij elkaar leverden een regiofoto op. Hieruit bleek dat er regionaal een dekkend aanbod was met in de meeste scholen een brede basis. In het najaar van 2013 is als voorbereiding op het ondersteuningsplan een tweede “foto” gemaakt. Bij het maken van deze foto is sterker dan in 2012 ingezoomd op wat scholen concreet aan hulp en ondersteuning bieden. Er is gebruik gemaakt van een door de M&O-groep ontwikkelde instrument ‘ivo’ (indicatiestelling vanuit onderwijsbehoefte). Scholen werd verzocht nog nauwkeuriger te kijken en daarbij vijf (complementaire) velden in ogenschouw te nemen: 1. 2. 3. 4. 5. Hoeveelheid aandacht / handen in de klas Onderwijsmaterialen Ruimtelijke omgeving Expertise Samenwerking met externe organisaties Van elke school is een zelfevaluatie voorhanden waarin zij voor diverse onderwijsbehoeften van een leerling aangeven welke ondersteuning gegeven wordt. Deze ondersteuningsbehoeften zijn onderverdeeld in cognitie, schoolvorderingen, leervoorwaarden, sociaal-emotionele problematiek en (eventuele) beperkingen c.q. aandoeningen. Hoeveelheid aandacht/handen in de klas Veel reguliere scholen geven hun onderwijs vooral in groepen. Zij kunnen het groepsonderwijs op adaptieve wijze vormgeven, zodat leerlingen met individuele handelingsplannen hierin goed tot hun recht komen. Er zijn wat dit betreft echter verschillen tussen scholen. Sommige scholen slagen erin om ‘extra handen in de klas’ te realiseren door bijvoorbeeld de inzet van een onderwijsassistent, medeleerlingen, stagiaires of vrijwilligers. In het SBO, (V)SO, leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs is het evident dat er meer handen in de klas zijn. Onderwijsmaterialen Reguliere scholen werken meestal met lesmethoden die uitgaan van de gemiddelde leerling (in het VO: van die schoolsoort) en gebruiken differentiatiemateriaal voor leerlingen die extra uitleg of extra uitdaging nodig hebben. Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften hebben soms aangepast materiaal nodig, bijvoorbeeld een ringleiding voor slechthorende kinderen of duidelijke schema’s voor kinderen die veel structuur nodig hebben. Scholen verschillen in de mate waarin zij beschikken over dergelijke materialen en mogelijkheden benutten. Ruimtelijke omgeving Passend onderwijs vereist voor nogal wat leerlingen aanpassingen in de ruimtelijke omgeving. Zo zijn er leerlingen die af en toe of regelmatig een ‘time out’ nodig hebben, leerlingen die veel behoefte hebben aan fysieke bezigheden en leerlingen voor wie ruimte nodig is voor verzorging of paramedische behandeling. Ook zijn er leerlingen die behoefte hebben aan een pedagogische omgeving waarin rust, overzicht en duidelijkheid geboden wordt. Zij hebben behoefte aan veel structuur, duidelijke regels en strikte begeleiding. In niet alle schoolgebouwen is het mogelijk om aan dergelijke behoeften tegemoet te komen. Expertise samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 19 Hierbij gaat het om de competenties op het gebied van ‘special educational needs’. We maken onderscheid tussen teamexpertise en specialistische expertise. Teamexpertise is de expertise die is geïntegreerd in de teamaanpak en geïnternaliseerd is in het handelen van alle medewerkers. Onder specialistische expertise verstaan we de expertise rond een specifieke belemmering of stoornis die bij één of meer collega’s of externe partners aanwezig is. Samenwerking met externe organisaties Voor sommige leerlingen is het van doorslaggevend belang dat de school intensief samenwerkt met externe instanties, zoals jeugdzorg, revalidatie of geestelijke gezondheidszorg. Scholen verschillen hierin sterk, zowel wat betreft de onderwijsbehoeften van de leerlingenpopulatie, als het onderwijsondersteuningsaanbod van de school. Basisondersteuning multiproblem motorische beperking visuele beperking auditieve beperking opositoneneel gedrag angst & stemmingsstoornis autisme spectrum stoornis ad(h)d sociale vaardigheden sociale problemen werkhouding / motivatie faalangst studievaardigheden structuur zwakte concentratiezwakte dyscalculie dyslexie NT2 hoogbegaafdheid Wat betreft de belangrijkste onderwijs behoeften is hieronder schematisch weergegeven wat de scholen aan basisondersteuning bieden (“foto” najaar 2013). CMC Eijkhagen Grotiuscollege Romboutscollege Bernardinuscollege Sintermeertencollege Sint-Janscollege BCPL Praktijkschool BCPL Brandenberg Broeklandcollege BCPL Herle BCPL Holz BCPL Thermen CITAVERDE College Emmacollege Versterking van de positie van de medewerker Voor het realiseren van de doelstellingen van passend onderwijs op de werkvloer is de inzet van leraren onmisbaar. Sterker nog, de kwaliteit van passend onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leraar. Uiteraard is het primair de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en de schoolleiding om te werken aan de versterking van de professionaliteit van de leraar. Ook het samenwerkingsverband heeft hier een taak in. Immers binnen samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 20 het brede onderwijsaanbod van Parkstad is veel deskundigheid aanwezig. De visie om leerlingen ‘gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’ en ‘uitgaand van mogelijkheden en eigen kracht’ op de juiste plaats te krijgen, betekent een aanzienlijke verschuiving vanuit speciale onderwijsvoorzieningen naar reguliere voorzieningen met ondersteuning. Ook de verhoogde bevoegdheidseis voor leerkrachten die voor alle VO/VSO (uitstroomprofiel vervolgonderwijs) geldt (tenminste een tweedegraadsbevoegdheid) brengt een andere personele bezetting voor diverse scholen met zich mee. Het samenwerkingsverband heeft tot en met ( juli) 2016 verplichtingen aan ambulante begeleiders en volgens de tripartiete overeenkomst ook voor andere personeelsverschuivingen onder invloed van de invoering van Passend Onderwijs. Belangrijker nog dan deze verplichtingen is het handhaven en verhogen van de kwaliteit van de ondersteuning. De inzet van specialisten en generalisten uit het VSO zowel in schakelvoorzieningen, als bij het coachen van docenten in het reguliere onderwijs is van belang om de kwaliteit van de ondersteuning te schragen. De inzet van tweedegraadsbevoegd personeel uit het regulier VO in het VSO kan bevoegdheidsproblemen aldaar (tijdelijk) oplossen en kan zorgen voor werkplekopleiding voor leerkrachten die in de toekomst een deskundiger ondersteuningsaanbod gestalte moeten geven als ze door afname van de deelname aan speciale onderwijsvoorzieningen weer terugkeren naar het (regulier) VO. Het samenwerkingsverband is tweerichtingsverkeer: de orthopedagogische en orthodidactische zal voor inspiratie en navolging in de reguliere onderwijssetting zorgen. Het opbrengstgerichte werken met bijpassende didactiek in de kernvakken Nederlands, Engels, wiskunde en (eventuele) praktijkvakken zal op zijn beurt de VSO-scholen inspireren en het onderwijsaanbod kwalitatief versterken. Voor zover er middelen van het samenwerkingsverband ingezet worden voor verdere ontwikkeling, worden deze in een resultaatgericht document verantwoord. Aannamebeleid / toelaatbaarheidsverklaring Passend Onderwijs brengt met zich mee dat scholen verantwoordelijk zijn voor de plaatsing van bij hun aangemelde leerlingen. Ten behoeve van iedere leerling die aan de toelatingsvoorwaarden voldoet maar op grond van ondersteuningsnoodzaak niet te plaatsen is op de school van de keuze van ouder en kind, zal de betreffende school ervoor moeten zorgen dat binnen het samenwerkingsverband een plaats gevonden wordt. Leerlingen die (speciale) ondersteuning nodig hebben dienen tevens bij het samenwerkingsverband gemeld te worden. Toewijzing van alle lichte en zware ondersteuning verloopt via een toelaatbaarheidsverklaring van (de directeur van) het samenwerkingsverband. Vanaf 2015/16 geldt dat ook voor LWOO- en PrO-beschikkingen. In de communicatie bij de overstap PO-VO zal dat ook uitdrukkelijk aan de orde gesteld moeten worden. De ondersteuningstoewijzing en werkwijze CTA is nader uitgewerkt in bijlage 6. Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft m.b.t. de schoolondersteuningsprofielen, die op alle scholen aan de orde zijn, een stimulerende, faciliterende en toezichthoudende taak. Samen met de deelnemende scholen en besturen worden kwaliteitsniveau en indicatoren vastgesteld over schoolondersteuningsprofielen en basisondersteuning, een en ander in verband met de verplichting om te komen tot een dekkende ondersteuningsstructuur. Het samenwerkingsverband volgt — allicht — de inspectierichtlijnen en vraagt van scholen via samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 21 de PDCA-cyclus jaarlijks hun basisondersteuning en ondersteuningsprofiel te monitoren en verantwoorden. Waarbij als parameters onder meer gelden: (geen) thuiszitters, in-, door- en uitstroom, klachtenprocedures, ontwikkelingsperspectieven, professionalisering, gerealiseerde ondersteuning. Omdat de kwaliteit en sterkte van het samenwerkingsverband afhangt van alle schakels in de keten is het van belang dat alle deelnemende partijen verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Het ondersteuningsplan drijft grotendeels op de basisondersteuning en schoolondersteuningsprofielen van de aangesloten scholen. Het samenwerkingsverband houdt toezicht op de uitvoering daarvan. Uiteraard gebeurt dit op basis van vastgesteld bestuurlijk beleid. Alle scholen participeren in auditteams die aanvullend op de zelfevaluatie van scholen (het vierogenprincipe) waken over de kwaliteit en elkaar ondersteunen bij het verder verhogen hiervan. De samenstelling en werkwijze van de auditteams is nader uitgewerkt in bijlage 8. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 22 5 Wanneer extra ondersteuning nodig is Het samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Ondersteuningsteam passend onderwijs Met de invoering van passend onderwijs worden de regionale expertisecentra (REC) opgeheven. Om kennis te behouden en te bundelen heeft het samenwerkingsverband met VSO De Zonnewijzer en VSO De Buitenhof afgesproken om de ambulante begeleiding vanaf augustus 2014 onder te brengen in het ondersteuningsteam passend onderwijs (O-team). Dit onder aansturing van het samenwerkingsverband. Met de besturen van de begeleiders van Adelante, Alterius en De Maasgouw, begeleiders met zeer specifieke en waardevolle deskundigheid voor bijzondere doelgroepen en/of situaties in de reguliere scholen, is een gelijke mate van inzet — maar niet “embedded” — afgesproken passend bij de vraag van de scholen. Vanaf schooljaar 2013 - 2014 zijn de ambulant begeleiders voortaan te noemen gedragsspecialisten omdat ze eigenlijk niet meer ambulant zijn - al ‘embedded’ aan de diverse locaties toegevoegd. Het samenwerkingsverband geeft vanaf 2014 operationeel leiding aan alle “embedded” begeleiders. Afspraken hierover worden vastgelegd in een overeenkomst. Het O-team ondersteunt leerlingen, scholen en docenten. De begeleiders van het team doen dat onder anderen door (zo veel mogelijk) te participeren in de school en door docenten en scholen te ondersteunen in het bieden van goed onderwijs. Deze ‘ondersteuning’ wordt geboden in de vorm van een aantal dagdelen per school per week door een vaste begeleider. Het O-team begeleidt ook scholen die extra ondersteuning bieden en dit hebben vastgelegd in een speciaal profiel. De begeleiding kan gericht zijn op de leerling, op de docent of op beide. Dit kunnen — anders dan de generalistische gedragsspecialist die aan het ondersteuningsteam van een school toegevoegd is — ook specialistische ondersteuners zijn met specifieke kennis van arrangementen, bijvoorbeeld op het gebied van autisme. De ondersteuning kan ook gericht zijn op de school als de school in de breedte een zware populatie kent. Beide vormen zullen in de praktijk ontstaan, maatwerk is het uitgangspunt. Ondersteuning vindt plaats door middel van inzet van expertise vanuit de school of het team passend onderwijs. Om de omslag van bestaand naar nieuw te kunnen maken, ontwikkelt het samenwerkingsverband samen met de scholen, schoolleiders en besturen een werkmodel. Dit model vormt samen met een aantal basisdocumenten en regelingen de basis voor de nieuwe systematiek van zorgtoewijzing. Het ondersteuningsteam passend onderwijs heeft deskundigheid op het gebied van leer- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 23 ontwikkeling, didactiek, gedrag en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kan signaleren, helpen bij het verhelderen van de vraag, adviseren, begeleiden en verbinden en werkt volgens een ontwikkelmodel: naarmate de basis op scholen sterker wordt, kan het team zich meer gaan richten op de extra ondersteuningsvragen van scholen. De gedragsspecialisten die aan de scholen toegevoegd worden zullen hun werkzaamheden uitvoeren onder de vigeur van bewezen effectiviteit van hun handelen. Als de ondersteuningsbehoefte van een leerling, een docent of een school om de inzet van (zeer) specialistische ondersteuning vraagt, zal eerst worden gekeken of deze deskundigheid binnen het samenwerkingsverband geboden kan worden. Als dat niet zo is, wordt deskundigheid van buiten het samenwerkingsverband ingezet. Naast de bundeling van expertise uit het samenwerkingsverband, cluster 3 en 4 wordt ook de verbinding gelegd tussen de kennis en ervaring binnen cluster 1 en 2 met het ondersteuningsteam. Kernpartners Naast begeleiders zijn er ook kernpartners van de school zoals een leerplichtambtenaar, een schoolmaatschappelijk werker en een jeugdverpleegkundige of schoolarts. De kernpartners ondersteunen de professionals in de school in het bieden van passend onderwijs aan alle leerlingen en het uitvoeren van de wettelijke taken. Zij bewaken samen met de school de gezonde ontwikkeling van leerlingen. Scholen bieden waar nodig ondersteuning en jeugdzorg / kernpartners ondersteunen de school bij het bieden van zorg. Dat wil zeggen in gevallen waar het niet duidelijk is geworden wat de vraag is van een leerling of een leerkracht/docent en/of niet duidelijk is welke begeleiding het meest passend is. De school kan dan een beroep doen op (één van de) kernpartners bij handelingsverlegenheid van professionals. De kernpartners werken volgens het principe van 1Gezin1Plan en ze voeren de afspraken uit die in dat kader worden gemaakt. Deze nieuwe manier van werken vraagt niet alleen een omslag in de organisatie van elke kernpartner, maar ook een verdere professionalisering van de werkwijze van de kernpartners. Om te kunnen bepalen of en welke ondersteuning nodig is, is er voor de school, de begeleider uit het O-team en de andere kernpartners een zogenaamde ondersteuningsroute ontwikkeld. Deze route bestaat uit de volgende stappen: 1. (warme) overdracht (informatie uit het PO of een andere school voor V(S)O), waar nodig registreren in de verwijsindex Parkstad (VIP)4; 2. observeren en signaleren (in de klas, in andere klassen, thuis of in de omgeving); overleg met mentor; 3. collegiale consultatie (mentor en ondersteuningscoördinator, zo nodig andere expertise erbij halen, aanmelding uit of bij de sociale (wijk)teams); 4. bespreking in het ondersteuningsteam van de school (bespreking met disciplines binnen de school, vaststellen ondersteuningsbehoeften kind, school, ouders en omgeving); 5. bespreking in het team van kernpartners van de school (voorheen ZAT); 6. bespreking in de CTA: waar kan ondersteuning gegeven worden? Vaststellen van een onderwijs en/of zorgarrangement aan de hand van het ontwikkelingsperspectief, aansluitend bij 1Gezin1Plan); 4 indien nodig handelen volgens meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 24 7. evaluatie en nazorg. Iedere stap wordt altijd in overleg met ouders gezet, bij elke stap wordt geëvalueerd wat het effect is en of er een passend antwoord op de ondersteuningsvraag is geboden. Als dat niet het geval is, dan wordt de volgende stap in de ondersteuningsroute gezet. Het groeidocument is het middel om alle stappen en de uitkomst daarvan vast te leggen. Streven is wel om steeds zoveel mogelijk terug te gaan naar de basis, goed onderwijs, en daar — eventueel met ondersteuning — zoveel mogelijk op te lossen. Praktisch: schoolkeuze en aanmelding De ouders kiezen, samen met hun kind, een school, die voldoet aan de criteria passend bij het advies van de basisschool, ook als hun kind extra ondersteuning nodig heeft. De keuzecriteria voor de aspirant leerling en zijn/haar ouders/verzorgers kunnen legio zijn. Bijvoorbeeld ook omdat zij van mening zijn dat een specifieke school de juiste extra ondersteuning kan bieden. Bij aanmelding van een leerling bij een school voor voortgezet onderwijs kan het gaan om een leerling, die afkomstig is van het (speciaal) basisonderwijs (onderinstroom) of om een leerling die afkomstig is van het voortgezet onderwijs (zij-instroom). De ouders verzorgen de aanmelding door bij de school van hun keuze het uniforme aanmeldingsformulier van het SWV Parkstad af te geven. Binnen het SWV VO Parkstad is een gemeenschappelijk niveau van basisondersteuning afgesproken, dat voor alle scholen in de regio geldt, voor zover van toepassing is er ook een specifiek schoolondersteuningsprofiel van een school beschikbaar. Beide, basisondersteuning en schoolondersteuningsprofiel, zijn te vinden in de schoolgids van de (betreffende) school en op de website www.schoolkeuzeparkstad.nl Intake en toelating De school van herkomst beschrijft in het gemeenschappelijk inlichtingenformulier, indien daar feitelijk aanleiding voor is, wat de gewenste ondersteuningsbehoefte (onderwijs) of (samen met de kernpartners) zorgbehoefte is bij de overdracht van de leerling. Bij extra ondersteuning wordt het onderwijskundig rapport van het SWV Parkstad ingevuld. De ontvangende school onderzoekt op basis hiervan welke onderwijsondersteuning gegeven moet worden. De school bepaalt in overleg met school van herkomst en ouders of zij op de gewenste ondersteuningsvraag een passend antwoord kan bieden en vertaalt deze ondersteuningsvraag in directe en haalbare handelingssuggesties en na toelating — binnen een bepaalde termijn — bepaalt het ontwikkelingsperspectief (OPP). Waar nodig wordt ook gekeken naar de eventuele noodzakelijke ondersteuning in de thuissituatie. De contactpersoon van de kernpartners van het gezin bepaalt, in nauw overleg met de school, of én in welke mate dit gewenst is. De ontvangende school neemt een besluit tot toelating. In alle gevallen, zowel bij toelating als bij afwijzing, ontvangen ouders/verzorgers schriftelijk bericht over het besluit van de school. Is er sprake van extra ondersteuning dan wordt het besluit onderbouwd. Als de school het kind geen passend onderwijs kan bieden dan zoekt de school — na overleg met de ouders — een (andere) passende school. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 25 Zoals beschreven in de wet hebben scholen de plicht om, na schriftelijke aanmelding door ouders, de leerling binnen zes werkweken — bij een tussentijdse aanmelding — aan te nemen of een plek aan te bieden op een andere school waar de leerling wel geplaatst kan worden. Bij aanmelding voor een brugklas begint de zeswekentermijn te lopen vanaf 1 april voorafgaand aan het schooljaar van aanmelding. De school mag deze termijn één keer met maximaal vier weken verlengen. Als het niet lukt binnen die termijn een passende school te vinden wordt de leerling ingeschreven op de aangemelde school (eerste aanmelding na het basisonderwijs) of blijft de leerling ingeschreven op de school van herkomst (binnen het voortgezet onderwijs). Scholen hebben geen opnameplicht, maar als gevolg van de zorgplicht wel de verplichting om het kind zelf toe te laten of, indien dat gezien de extra ondersteuningsbehoefte niet mogelijk is, een andere passende onderwijsplek aan te bieden. De zorgplicht geldt in een aantal gevallen niet: • als de school waar het kind is aangemeld niet voldoet aan de vooropleidingseisen (bijvoorbeeld een leerling met een kaderadvies meldt zich aan op een havo/vwo school) of • indien de ouders weigeren de grondslag van de (passend geachte) school te onderschrijven. Een V(S)O school heeft de mogelijkheid om de toelatingsprocedure met nog eens (twee keer) vier werkweken op te schorten bij onvoldoende medewerking van de ouders of bij het in gebreke blijven met betrekking tot het aanleveren van noodzakelijke dossierinformatie door de school van herkomst. Het samenwerkingsverband zal dan proberen te bemiddelen en de communicatie met de ouders en de school van herkomst vlot te trekken. De aanmeldingsprocedure mag overigens nooit leiden tot het thuiszitten van een leerling. Bij overschrijding van de fatale termijn van achttien werkweken kan een voorziening gevraagd worden bij de directeur van het samenwerkingsverband. Aanvraag extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband Als leerlingen bij aanvang van hun schoolloopbaan in het vervolgonderwijs of in de loop van de schoolloopbaan een ondersteuningsvraag ontwikkelen die de basisondersteuning van de school overstijgt, bekijkt de school samen met de ouders welke extra ondersteuning noodzakelijk is. Ouders en scholen moeten stagnatie in het onderwijsleerproces voorkomen en preventief passende maatregelen treffen. Door de aanwezigheid binnen de reguliere scholen van begeleiders in het ondersteuningsteam en de kernpartners, en indien nodig de Commissie van Toelating en Aanwijzing (CTA), is er voor alle reguliere scholen een multidisciplinaire structuur aanwezig die het proces van toewijzing van extra ondersteuning begeleidt en ondersteunt. De kernpartners in en rond de school zorgen ervoor dat snelle en passende hulp wordt georganiseerd, met name in relatie tot het thuissituatie en/of dat er afstemming plaatsvindt tussen onderwijs en reeds ingezette of in te zetten zorg. Onder ondersteuningstoewijzing verstaan we het beoordelen van de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling wanneer de aanvragende school aangeeft dat de basisondersteuning ontoereikend is met, indien noodzakelijk, daaraan gekoppeld het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring tot het VSO of een BTV. Indien het samenwerkings- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 26 verband beslist om ook basis-plus arrangementen in te richten of als scholen beschikken over basis-plus arrangementen dan kan er ook geadviseerd worden tot plaatsing in een basis-plus arrangement. De aanvragende VO-school dient voorafgaand aan de aanvraag voor extra ondersteuning na te gaan of de school voldoende gedaan heeft om de leerling in het primaire proces te ondersteunen. Hierbij enkele voorbeelden van verwachtingen die door een samenwerkingsverband zijn geformuleerd: • • • • • • • er dient te worden aangetoond dat de extra mogelijkheden die beschikbaar zijn in de school doelmatig zijn ingezet (denk aan remediale hulp, trainingen, inzet kernpartners e.d.); een psychodiagnostisch onderzoek kan ondersteunend zijn ten aanzien van het bepalen en formuleren van de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften; de school heeft begeleiders uit het O-team ingezet als aanvulling op de basisondersteuning; de stappen uit de PM-momenten (professionaliseringsmomenten) zijn adequaat en stapsgewijze gevolgd en gedocumenteerd; de leerling is met de kernpartners van de school besproken, er is gewerkt met een ontwikkelingsperspectief wat recentelijk geëvalueerd en besproken is met ouders; er is steeds gewerkt vanuit een integrale benadering waarbij de drie leefwerelden steeds zijn betrokken: school, gezin en vrije tijd; de school is op grond van alle gegevens, zoals leerlingkenmerken, gegevens testen en toetsen, ontwikkeling, communicatie met ouders en kernpartners tot de conclusie gekomen dat de school, binnen de basisondersteuning, niet in voldoende mate tegemoet kan komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling. Rol Commissie van Toelating en Aanwijzing (CTA) De taak van de CTA is het om de aanvraag (van het bevoegd gezag) van de school te beoordelen of de basisondersteuning al dan niet toereikend is om een antwoord te geven op de ondersteuningsvraag van de leerling. De commissie zal hiertoe het dossier van de leerling bestuderen en dit met belanghebbenden bespreken om tot een juiste afweging te komen. Eventueel kan de commissie, voorafgaand aan het af te geven advies, verzoeken om aanvullend onderzoek. De CTA zal daarna advies uitbrengen aan het SWV. De verplichting om een PCL (voortaan CTA genoemd) te hebben vervalt met ingang van 1 augustus 2015, ook daarna blijft de CTA actief. Vanaf 1 januari 2016 zullen, naast tlv’s, ook “aanwijzingen” afgeven worden door het samenwerkingsverband voor leerlingen die LWOO krijgen of toelating voor leerlingen die instromen in het Praktijkonderwijs. Het secretariaat van het samenwerkingsverband beoordeelt in eerste instantie of het dossier compleet is. Met betrekking tot informatievoorziening (aanmelddossier) is de school van herkomst verantwoordelijk. Indien het dossier compleet is wordt het ingebracht bij de CTA. Indien het dossier niet compleet is zendt het secretariaat het dossier, met aanwijzing wat ontbreekt, terug naar de school van herkomst. De Commissie Toelatingsverklaring en Aanwijzingen voert op de ingebrachte dossiers een marginale toetsing uit. De directeur van het samenwerkingsverband, gehoord het advies van de CTA, geeft bij een positief advies een toelatingsverklaring of aanwijzing af. Zie bijlage 6. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 27 Indien nodig raadpleegt de CTA partners uit het regulier voortgezet onderwijs en/of uit het voortgezet speciaal onderwijs, eventueel aangevuld met de kernpartners. De CTA heeft voor het samenwerkingsverband een auditfunctie wat betreft de kwaliteit van de dossiers. Risicogericht voert zij onderzoeken uit naar de kwaliteit van de in de dossiers opgenomen onderzoeken, verklaringen en rapportages. Indien nodig geeft zij een bindend advies om onderzoeken, rapportages en dergelijke, opnieuw, bijgestaan door een onafhankelijke derde, te laten uitvoeren. De daar verbonden kosten worden verrekend met de school van herkomst. Van elk heronderzoek wordt proces verbaal opgemaakt en dit wordt in het kader van de interne governance besproken met het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband. Specialistische ondersteuning De meeste ondersteuningsvragen kunnen door de school en de kernpartners opgepakt worden. Maar voor een deel van de jeugdigen en gezinnen is specialistische ondersteuning het meest passend. Daarom blijven speciale lesplaatsen en gecombineerde arrangementen van onderwijs en zorg altijd nodig. De kernpartners van de school zijn de verbinding naar specialistische ondersteuning. Deze vorm van ondersteuning wordt ingezet als de ondersteuningsbehoefte de school of het gezin overstijgt en ook boven de mogelijkheden van de kernpartners of het sociale (wijk)team uitstijgt. Uitgangspunt voor speciale ondersteuning is de ondersteuningsbehoefte van een leerling en de vraag waar deze leerling het best passende aanbod kan krijgen. De ondersteuningsprofielen van de VSO-scholen — nu nog gebaseerd op de nog geldende wettelijke indicatiecriteria voor cluster 3 en 4 maar straks op de ondersteuningsbehoefte van de leerling — geven inzicht in het specifieke aanbod van deze scholen voor leerlingen met een speciale onderwijs- en ondersteuningsbehoefte. VSO-scholen cluster 3 zijn speciale onderwijsvoorzieningen voor leerlingen die zeer moeilijk leren, langdurig ziek zijn, een lichamelijke of meervoudige beperking hebben. In ons samenwerkingsverband zijn dat de Catherinaschool, Sint Jan Baptist en speciale voorzieningen buiten de Parkstadregio: Adelante (mytylschool te Valkenburg) en De Maasgouw (tyltylschool te Maastricht)5. VSO-scholen cluster 4 zijn bedoeld voor leerlingen met ernstige gedragsproblematiek en/ of een ernstige psychiatrische stoornis. Ook leerlingen in een gesloten jeugdinrichting vallen onder deze vorm van onderwijs. Voor deze leerlingen is het reguliere onderwijs niet meer passend en de ondersteuning die daar is geboden heeft onvoldoende effect gehad of zal onvoldoende effect hebben. In het samenwerkingsverband zijn twee speciale onderwijsvoorzieningen voor cluster 4: De Zonnewijzer en De Buitenhof. De expertise van deze scholen is van groot belang bij de verdere ontwikkeling van een dekkend en passend aanbod voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en een hoger cognitief niveau. Naast hierboven genoemde speciale onderwijsvoorzieningen en trajecten voor arbeidDe PO-Raad, VO-raad en MBO Raad hebben een richtlijn opgesteld waarmee samenwerkingsverbanden en ouders met zo min mogelijk administratieve en procedurele belasting ernstig meervoudig beperkte kinderen op een passende school kunnen plaatsen. Het samenwerkingsverband Parkstad VO sluit zich hierbij aan. 5 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 28 stoeleiding, biedt de regio ook dagbestedingstrajecten. Deze vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Het UWV draagt bij aan de financiering (in geval van Wajong/SW-indicering). Dit aanbod is van belang om jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar vermogen te laten participeren. Als een leerling niet bij machte is om (speciaal) onderwijs te volgen, dan is vrijstelling van de leerplicht mogelijk. Om arrangementen op maat te kunnen bieden is nauwe samenwerking nodig tussen het onderwijs, gemeenten en partners in de zorg. Nadere afspraken moeten worden gemaakt om te voorkomen dat jongeren de dupe worden van onduidelijkheid in verantwoordelijkheden. Ontwikkelingsperspectief Voor de leerlingen waarvoor extra onderwijsondersteuning en/of jeugdzorg wordt ingezet, is het noodzakelijk een ontwikkelingsperspectief (OPP) op te stellen, waarin de onderwijsdoelen staan vermeld. Bij het VSO en PrO wordt ook het uitstroomperspectief (diplomagericht, arbeid of dagbesteding) beschreven. Een voorlopig ontwikkelingsperspectief wordt uiterlijk opgesteld binnen zes weken na de start van het schooljaar (en moet volgens de regelgeving Passend Onderwijs definitief uitoverlegd zijn met ouders/verzorgers op 1 december) of na vaststelling van extra ondersteuningsbehoefte tijdens schooljaar en altijd in samenspraak met ouders. Het ontwikkelingsperspectief biedt handvatten waarmee de docent het onderwijs kan afstemmen op de behoefte van de leerling. Het ontwikkelingsperspectief laat zien waar naartoe gewerkt wordt en aan welke instroomeisen een leerling moet voldoen om succesvol te zijn in het vervolgonderwijs. Ouders worden hier nauw bij betrokken. School beslist over de aard van de noodzakelijke onderwijsondersteuning. De kernpartners beslissen over de aard van de geboden zorg. Dit alles in samenspraak met elkaar en met ouders/verzorgers, volgens het principe één kind, één gezin, één plan (1Gezin1Plan). samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 29 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 30 6 Tijdelijk op een ander spoor Het samenwerkingsverband rekent het tot haar zorg elke leerling passend onderwijs te bieden (zie ook: art.27 lid 1, WVO), waarbij tijdelijke sporen met inzet van het ondersteuningsteam in de “eigen” school, maar ook overplaatsing van een leerling naar een andere school in of buiten het verband, een mogelijkheid is. Alle scholen hebben de basisondersteuning in kaart gebracht en er zijn regionaal dekkende schoolondersteuningsprofielen. Daarmee komen bovenschoolse voorzieningen zoals, Op de Rails, Herstart en Rebound, in een ander kader te staan. Leerlingen die toegelaten zijn vallen binnen de ondersteuningsstructuur van de school. Waar een leerling tijdelijk op een ander spoor terecht komt is dan ook de school aan zet om de leerling weer het juiste perspectief te bieden. Het samenwerkingsverband investeert in voorzieningen in scholen — onder meer het ondersteuningsteam — om ook voor complexere zorg- en ondersteuningsvragen binnen de school oplossingen te vinden onder het motto: de school als werkplek. Extra expertise wordt daarom, waar mogelijk, de school in gehaald, volgens het principe: zorg en deskundigheid volgt de leerling. Het uitgangspunt hierbij is geen export van problemen, maar import van oplossingen. De situatie waarin elke school voldoende expertise en voorzieningen heeft om voor toegelaten leerlingen de zelf gekozen ondersteuningsplicht ten volle waar te maken ontstaat niet van vandaag op morgen. Sommige (kleine) locaties zullen daarvoor bijvoorbeeld moeten samenwerken want alleen bij een bepaald leerlingvolume kan het ondersteuningsteam elke (school)dag aanwezig zijn. Bovendien moet ook de orthopedagogische deskundigheid van de teams versterkt worden en dat vergt tijd. Gedurende een overgangsperiode van twee jaar zullen, maar in afnemende mate, de huidige bovenschoolse tussen voorzieningen in stand worden gehouden. In die overgangsperiode wordt in elke school geïnvesteerd in de professionele hantering van ondersteuningsvragen (volgens de enkele jaren geleden ingevoerde systematiek van de professionaliseringsmomenten). PM1 klas mentor / docent onderneemt minimaal twee interventies basiszorg in de klas PM2 teamoverleg hulp op grond van basisondersteuning (basiszorg) PM3 ondersteuningsteam extra hulpinzet uit basisondersteuning en op basis van PM4 ZAT samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO bovenschoolse zorg: • kernpartners • arrangementen • btv 31 Orthopedagogische voorziening (in de eigen school) In beginsel blijft de leerling waarvoor overwegend reguliere onderwijs — tijdelijk — geen oplossing biedt, dus die even op een ander spoor zit, op de school waar hij regulier onderwijs geniet. Op elke school wordt een (orthopedagogische) voorziening getroffen zodat leerlingen met ondersteuningsvragen er terecht kunnen en docenten begeleid worden om de ondersteuningsarrangementen goed uit te voeren. Het eigen ondersteuningsteam van de school zal de leerling, die tijdelijk het reguliere spoor op school niet meer kan volgen, opvangen. Het reguliere onderwijsspoor waar de leerling aan deelneemt gaat wat betreft de kernvakken (zoals Nederlands, Engels en wiskunde) onverminderd door, eventueel met extra didactische inzet. Daarnaast zal — eventueel met extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband — de gedragsmatige invalshoek geanalyseerd worden. Voor de leerling wordt een plan van aanpak gemaakt en er wordt gewerkt volgens de hieronder weergegeven orthopedagogische uitgangspunten. Er wordt bekeken of er aanvullend psychologisch en/of diagnostisch onderzoek nodig is. Het ondersteuningsteam observeert de leerling in de klas op een aantal deelgebieden. Indien het ondersteuningsteam het wenselijk of noodzakelijk acht dat er verder onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak van het gedrag wordt een verwijzing naar externe hulpverlening in het advies opgenomen. Samen met de kernpartners wordt ook naar de thuissituatie gekeken. Er vindt eventueel in het kader van “1Gezin1Plan” een huisbezoek plaats om de behoefte aan hulpverlening en de thuissituatie te inventariseren. In een ronde tafelgesprek met ouders, school en kernpartners worden de bevindingen besproken. Indien dat de uitkomst van het ronde tafelgesprek is wordt hulpverlening op gang gebracht, waarbij de zorg- en ondersteuningscoördinator (van school) gedurende korte tijd casemanager/externe zorgcoördinator kan zijn maar dit zo spoedig mogelijk overdraagt aan een van de kernpartners. Indien de reguliere school in ernstige en min of meer uitzichtloze handelingsverlegenheid is met betrekking tot de begeleiding van de leerling kan ook — op initiatief van de school zelf — binnen het samenwerkingsverband gezocht worden naar een andere passende (reguliere) school of eventueel de BTV ingeschakeld worden. Orthopedagogische uitgangspunten Door het ondersteuningsteam wordt gewerkt aan de orthopedagogische en orthodidactische basis van de school. Daarbij geldt de overtuiging dat transactionele patronen tussen het kind en de personen in zijn omgeving, elkaar wederzijds beïnvloeden. Idealiter is het systeem, dat kind en omgeving tezamen vormen, in evenwicht. Dat wil zeggen dat er geen discrepantie is tussen de mogelijkheden en kwaliteiten van het kind enerzijds en de eisen en verwachtingen van de omgeving anderzijds. Echter, indien het evenwicht is verstoord, ontstaat er een orthopedagogische en/ of orthodidactische hulpvraag van het kind en/of zijn omgeving. Leerlingen binnen het VO bevinden zich in een leeftijdsfase waarin zij bezig zijn met het vormen van een eigen persoonlijke identiteit. Wanneer het niet lukt om in deze fase een positieve identiteit te ontwikkelen, die aansluit bij de verwachtingen van het systeem, vergroot dit de kans op het ontwikkelen van gedragsproblematiek. Interventies in het tijdelijke spoor hebben als doel het evenwicht in de patronen tussen het kind en het school- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 32 systeem weer in balans te brengen en de jongere te ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen van een eigen, positieve identiteit. Speerpunten bij het inzetten van interventies in dit tijdelijke, andere, spoor zijn: • het hebben van kennis en inzicht in de mogelijkheden en kwaliteiten van het kind, • het hanteren van een begripvolle en accepterende benaderingswijze van de volwassene (docent) naar het kind, • het inrichten van een positieve, overzichtelijke en voorspelbare schoolomgeving, • het stellen van reële en haalbare doelen, • het borgen en uitbouwen van persoonlijke successen van het kind, • het versterken en uitbouwen van de ontwikkeling van een positieve, persoonlijke identiteit, • het vergroten van zelfbeschermende factoren die nodig zijn bij het kunnen omgaan met stress- en conflictsituaties, waarvan de belangrijksten zijn het versterken van de sociale vaardigheden en het stimuleren van het reflecterend vermogen, • duidelijke grenzen stellen, • relatie bevorderend werken, waarbij de interactie tussen leerling, leerkracht en ouders een belangrijke plaats inneemt, • anti-cumulerend werken en dus geen straf op straf stapelen. Bovenschoolse TussenVoorziening Soms is het ondanks alle interventies nog steeds niet mogelijk om onderwijs te vervolgen op een reguliere school, ook niet met collegiale opvang (door een andere school) of met extra ondersteuning. Bij de constatering dat er nog problemen zijn waar onvoldoende antwoord op is, kan zo’n leerling tijdelijk op een bovenschoolse tussenvoorziening (BTV) geplaatst worden. We onderscheiden hier een BTV-lang, bedoeld voor leerlingen die de overstap vanuit het (speciale) basisonderwijs nog niet in één stap kunnen maken, maar daarvoor een jaar extra voor nodig hebben, in uitzonderlijke gevallen twee (leer)jaren. Daarnaast is er de BTV-kort: dit wordt na de uitfasering van de huidige bovenschoolse tussen voorzieningen en het realiseren van orthopedagogische ondersteuning in de scholen(locatieclusters) in het leven geroepen door alle scholen. Deze voorziening wordt uit eigen middelen in stand gehouden en wordt verder mede bekostigd door scholen die om hun moverende redenen een (extra) leerling, tegen reële kosten, gedurende kortere of langere tijd binnen de BTV-kort geplaatst willen hebben. Plaatsing in de BTV-kort vindt plaats als de leerling een arrangement nodig heeft waar onderwijs en intensieve zorg gecombineerd moeten worden aangeboden. De CTA neemt hierover een besluit. In haar beschikking zal de duur van het verblijf in de BTV-kort worden vermeld en ook de doelen die bereikt moeten worden. Dit gebeurt in de vorm van een ontwikkelingsperspectief. Als een leerling op een BTV-kort geplaatst wordt, dan blijft hij ingeschreven op de reguliere school voor voortgezet onderwijs. In het ontwikkelingsperspectief, dat de reguliere school — mogelijk als hypothese — formuleert, staat de ondersteuningsvraag geformuleerd aan het BTV-kort. Doel is om de leerling te laten terugkeren in het regulier voortgezet onderwijs, eventueel het MBO. Een plaatsing betreft steeds een tijdelijke plaatsing van enkele dagen (ter observatie) tot in beginsel maximaal twaalf weken. Deze verwachte verblijfsduur moet worden opgenomen in het ontwikkelingsper- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 33 spectief. De BTV, de ouders/verzorgers, de school van inschrijving en eventuele hulpverlening hebben tijdens deze periode geregeld met elkaar overleg om ervoor te zorgen dat er geen verwijdering plaatsvindt tussen reguliere school, leerling en ouder/verzorger. Ouders die het niet eens zijn met plaatsing in de BTV-kort of terugplaatsing in het regulier onderwijs richten zich in eerste instantie tot het bevoegde gezag van de reguliere school. Als ze het niet eens worden over het passend aanbod van de leerling dan kunnen ouders een beroep doen op de geldende procedures. Ouders kunnen bijvoorbeeld een oordeel vragen aan de geschillencommissie passend onderwijs. Op grond van de Leerplichtwet is en blijft de school van inschrijving verantwoordelijk voor de verzuimregistratie van de leerling die tijdelijk in de BTV-kort wordt geplaatst. De BTV meldt dan ook onmiddellijk elk verzuim. Leerlingen die tijdelijk op de BTV-kort verblijven worden steeds vanuit drie invalshoeken benaderd: 1. De schoolse invalshoek: Op de BTV wordt gedurende de observatieperiode zo veel mogelijk een normaal studieprogramma doorlopen. De school van herkomst zorgt voor alle studiematerialen, inclusief toetsen tenzij de CTA anders adviseert. In beginsel loopt het schoolse programma dus gewoon door gedurende de plaatsing binnen de BTV. 2. De gedragsmatige invalshoek: Voor elke leerling wordt een plan van aanpak gemaakt, waarin veel aandacht wordt besteed aan de hulpvragen van het kind. Gezien de hardnekkigheid van het probleem c.q. de problemen wordt veelal ook externe hulpverlening betrokken. 3. De thuissituatie: de eerder geboden hulpverlening door een van de kernpartners wordt onverminderd voortgezet en waar nodig opgeschaald. Doelgroep BTV Plaatsing in de BTV is voorbehouden aan leerlingen met ernstige of persisterende gedragsproblematiek. De CTA richt zich voor wat betreft de toelaatbaarheid van leerlingen op (een combinatie) de volgende kenmerken: • er is sprake van externaliserend gedrag en de school zit in handelingsverlegenheid; • (extern opgestelde) DSM-V diagnose met sterke begeleidingsbehoefte; • sociaal-emotioneel kwetsbaar met mogelijke angstproblematiek; • stagnatie van de persoonlijkheidsontwikkeling: structuur- en persoonsgebonden faseproblematiek; • disfunctionerend sociaal gedrag naar de groep toe; • primair leermotivatieprobleem met tekortkomingen op het gebied van de werkhouding, zelfstandigheid, taakgerichtheid en motivatie; • ontbreken van algemene leervoorwaarden met gevolgen voor aandacht, instructiegevoeligheid, problemen in de interactie met leraren, storend gedrag t.a.v. het onderwijsleerproces van medeleerlingen • betrokkenheid van jeugdhulpverlening, Raad voor de Kinderbescherming of Reclassering, • instabiele thuissituatie. Contra-indicaties: niet toelaatbaar tot de BTV zijn leerlingen waarvan de gedragsproble- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 34 matiek aanleiding geeft tot plaatsing binnen de “zware zorg” of leerlingen die geplaatst zijn binnen een justitieel traject. De CTA bedient zich van de in bijlage 7 genoemde gekwalificeerde onderzoeksmiddelen. Samenwerking met kernpartners Leerlingen met gedragsproblematiek hebben vaak te maken met problemen op diverse vlakken, vaak ook onderdeel van het opvoedsysteem rondom de leerling. Dit soort problemen zijn moeilijk binnen het onderwijs alleen op te lossen. Om deze leerlingen te helpen hun (gedrags-)problemen te overwinnen, zal ook de thuissituatie betrokken worden. Vaak verkeren de ouder(s) zelf ook in handelingsverlegenheid. Het is zaak om in dit soort situaties externe hulpverleners te betrekken. Een belangrijke rol hierbij is weggelegd voor kernpartners. Als de ondersteuningscoördinator (zorgcoördinator) constateert dat de hulpverlening opgeschaald dient te worden (PM4), dan kan deze het O-team en de kernpartners betrekken. Dit gebeurt in de vorm van een “ronde tafel gesprek”. Afhankelijk van de casus en de problematiek wordt in dit gesprek besproken en eventueel beslist wie van de kernpartners met betrekking tot het externe spoor de “probleemeigenaar” wordt. Samen met de ondersteuningscoördinator wordt volgens de aanpak van “1Gezin1Plan” (school- en thuissituatie) een plan van aanpak gemaakt. Hierin wordt het schoolinterne en -externe spoor beschreven. School en externe zorg trekken in dit traject samen met elkaar op. Regelmatig koppelen beide probleemeigenaren onder leiding van de casemanager de ontwikkelingen naar elkaar terug om het proces te monitoren en eventueel bij te stellen. Door deze integrale aanpak via “1Gezin1Plan” kan maximaal effect worden gesorteerd. Toeleiding naar het tijdelijke spoor of BTV In de aanloop van het plaatsingstraject zowel binnen de eigen of een andere passende school, als bij verwijzing naar de BTV, is een consultatie van het ondersteuningsteam passend onderwijs van de school verplicht. Dit wil zeggen dat een aanvraag voor een plaatsing in de BTV bekeken wordt of de toeleiding (voorfase) ook volgens afspraak (zie checklist in bijlage 6) verlopen is. Samen met het ondersteuningsteam passend onderwijs, de ondersteuningscoördinator en betrokken docenten wordt duidelijk in beeld gebracht: wat zijn de concrete problemen? Wanneer doen deze zich voor (of juist niet)? Wat is er reeds gedaan om het probleemgedrag aan te pakken? Welke aanpak heeft een positieve invloed op de leerling of welke juist niet etc. Vervolgens wordt bekeken of er nog winst te behalen is binnen de bestaande schoolse setting. Indien de conclusie luidt dat dit niet het geval is kan een plaatsing op het tijdelijke externe spoor — overigens voor rekening van de school, maar eventueel met begeleiding van het samenwerkingsverband — gestart worden. Doorloop BTV-kort 6 Leerlingen die tijdelijk via de BTV-kort een andere leerspoor volgen doorlopen verschillende fasen: • intakefase: het dossier, inclusief preadvies, wordt door de VO-school aangeleverd bij de CTA. De CTA geeft een toelaatbaarheidsverklaring af, waarna de leerling geplaatst 6 het betreft hier vooral leerlingen met gedragsproblemen en/of een multiproblemsetting samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 35 • wordt; onderzoeksfase: gedurende zes weken wordt de leerling intensief geobserveerd en begeleid, tevens vindt aanvullend onderzoek. Na de onderzoeksfase vindt een adviesgesprek plaatst op basis van een geschreven preadvies. Dit advies wordt besproken met de ondersteuningscoördinator, ouders en kernpartners. Vanuit het preadvies wordt toegewerkt naar het uiteindelijke advies, waarin alle partijen een stem hebben. Het definitieve advies bevat informatie over een “behandeltraject binnen de BTV-kort” en het vervolg- c.q. herplaatsingstraject. Het is bindend voor de VO-school. In het advies wordt concreet afgesproken op welke termijn de leerling terugkeert en welke taak de diverse partijen hebben in dit traject. Voor deze tweede fase en derde fase (behandel- en uitstroomfase) is samen ongeveer zes weken nodig; • op basis van het advies keert de leerling terug naar de VO-school van herkomst of een andere VO-school. In een uitzonderlijk geval kan het advies een verwijzing naar “zware zorg” zijn; • indien de leerling is teruggeplaatst naar het VO vindt nazorg en monitoring plaats vanuit het ondersteuningsteam van de school waar de leerling naar terugkeert of doorstroomt; • binnen de periode van deelname aan de BTV-kort wordt (met in acht neming van voorgaande stappen) gewerkt aan het opstellen van een ontwikkelingsperspectief (OPP) voor de leerling. Taken en verantwoordelijkheden Het samenwerkingsverband faciliteert middelen en deskundigen om te komen tot een weloverwogen professionele toeleiding naar en begeleiding tijdens de orthopedagogische schakelmomenten (bijvoorbeeld tijdelijk een ander spoor) in de school en eventueel het toelaatbaarheidsadvies en verblijf op de BTV. Het brengt voor betrokkenen ook verplichtingen met zich mee: het is niet vrijblijvend. De onderwijslocaties zorgen voor een rustige, overzichtelijke en gestructureerde (orthopedagogische) omgeving, waarin een leerling het beste uit zichzelf naar boven kan halen. Er wordt op een positieve manier gezocht naar mogelijkheden in plaats van naar onmogelijkheden. Tenslotte wordt veel aandacht besteedt aan heldere communicatie naar alle partijen. De te volgen strategieën worden in alle fases van het proces tijdig en duidelijk besproken met ouders/verzorgers. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij hun kind in de gelegenheid stellen van het leerrecht en de leerplicht gebruik te maken en deze daarbij binnen de grenzen van redelijkheid te ondersteunen en te begeleiden. Er wordt verwacht dat de thuissituatie het traject ondersteunt dan wel dat er samen met de kernpartners aan gewerkt wordt dit ondersteunende klimaat te scheppen. Het vraagt dus ook een investering van (en waar nodig in) ouder(s)/verzorger(s). Van de leerling wordt een gemotiveerde en begeleidbare houding verwacht. Hij/zij voelt zich probleemeigenaar en toont de inzet om de doelstellingen uit het ondersteuningstraject te bereiken. Het is immers zijn of haar ontwikkelingsproces en inzet mag verwacht worden om aan het (gedrags)probleem te werken. De gemeenten zijn met ingang van 2015 verantwoordelijke voor alle vormen van jeugd- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 36 zorg en maken afspraken over het aansluiten van de kernpartners. Kwaliteitszorg Om de kwaliteit van de orthopedagogische voorzieningen in de scholen te waarborgen en de onderlinge afstemming te optimaliseren zullen intervisiebijeenkomsten worden georganiseerd met ondersteuningsteamleden door de CTA. De CTA vormt een auditteam dat jaarlijks de orthopedagogische setting in de scholen monitort. Daarnaast zullen de BTV’s van Maastricht e.o. en de Westelijke Mijnstreek eenmaal per twee jaar een audit uitvoeren met en onder elkaar. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 37 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 38 7 Ontwikkeling bestaande voorzieningen Aanwijzing ondersteuning Vmbo met LWOO/praktijkonderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is extra ondersteuning voor die leerlingen waarvan na aanmelding bij het vmbo de inschatting is dat deze leerlingen extra ondersteuning nodig hebben om een VMBO-diploma te gaan behalen. Voor leerlingen voor wie het behalen van een VMBO-diploma te hoog gegrepen is er het praktijkonderwijs (PrO). Direct na aanmelding van betreffende leerlingen door ouders bij de vmbo-scholen of de school voor praktijkonderwijs onderzoeken deze scholen of de leerling in aanmerking komt voor LWOO of PrO. Eventueel nemen deze leerlingen deel aan aanvullend onderzoek zodat de scholen vanuit een volledig dossier kunnen beoordelen of de leerling voldoet aan de (landelijk) vastgestelde criteria. De beschikking LWOO of PrO wordt op aanvraag van de VO-school afgegeven door de Regionale verwijzingscommissie (RVC). Deze onafhankelijke commissie besluit op grond van het door het VO aan te leveren dossier of de leerling al dan niet voor deze beschikking in aanmerking komt op grond van de landelijk vastgestelde criteria. De Commissie van Toelating en Aanwijzing (CTA) adviseert en bemiddelt bij leerlingen voor wie het onduidelijk is, of zij in aanmerking komen voor leerwegondersteuning of praktijkonderwijs en/of waar sociaal-emotionele problematiek speelt. De CTA kan daarvoor door de intakers van het voortgezet onderwijs maar ook door scholen voor primair onderwijs geconsulteerd worden. Vanaf augustus 2015 stopt de RVC met haar werkzaamheden en worden de beschikkingen LWOO en PrO door het samenwerkingsverband afgegeven. De CTA neemt dan de rol van de RVC over. Zij adviseert het bestuur van het samenwerkingsverband. De directeur van het samenwerkingsverband heeft het mandaat van het bestuur om de beschikking af te geven. De registratie van de aanvragen en de verleende beschikkingen is dan onderdeel van de werkzaamheden van de CTA. Daarnaast ziet de CTA toe op de uitvoering van de procedure en het aanleveren van de gevraagde gegevens. Toelaatbaarheid VSO en BTV Met ingang van 1 augustus 2014 zal de toelaatbaarheid tot het VSO, die nu geregeld is via de door de Centrum voor Indicatiestelling (CVI) afgegeven beschikkingen voor cluster 3 en 4, een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband worden. Cluster 1 en 2 vallen buiten het kader van deze toelaatbaarheid, net als leerlingen in residentiële inrichtingen. De toelating van leerlingen tot een residentiële inrichting is een zaak waarop het samenwerkingsverband geen invloed heeft en waarover het geen besluiten neemt. De CTA krijgt de taak om het bestuur van het samenwerkingsverband te adviseren m.b.t. de aanvraag tot toelaatbaarheid tot het VSO. Zij neemt de rol van de CVI over. De directeur van het samenwerkingsverband heeft het mandaat van het bestuur om op grond van het advies van de CTA de toelaatbaarheidsverklaring (TLV) af te geven. In de TLV staat het nummer van de toelaatbaarheidsverklaring, de startdatum en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 39 Naast het VSO is er binnen het samenwerkingsverband een tijdelijke voorziening (BTV). Wanneer de extra ondersteuning van een VO-school ontoereikend is kan een leerling gedurende twaalf weken buiten de school nader onderzocht en behandeld worden om daarna in principe zijn route binnen het reguliere voortgezet onderwijs te vervolgen (zie ook hoofdstuk 6). Voor de toelaatbaarheid tot deze voorziening geldt dezelfde procedure als voor de TLV bij het VSO. Alle leerlingen op cluster 3 en 4 VSO-scholen die op 1 augustus 2014 een geldige CVI-beschikking hebben, kunnen tot het eind van die CVI beschikking op de huidige VSO-school blijven. De Commissie voor Begeleiding (CvB) van de VSO-school kan adviseren dat een eerdere overstap naar een reguliere VO-school, naar arbeid of naar dagbesteding, beter is voor de leerling. Bij de rugzakleerlingen die op 1 augustus 2014 nog een geldige CVI beschikking hebben en op een reguliere VO-school zitten vervalt de ambulante begeleiding. Vanaf 1 augustus 2014 gaan de middelen naar het samenwerkingsverband en zal de VO-school samen met de leerling, ouders en het samenwerkingsverband nagaan welke ondersteuning nog geboden kan worden in de vorm van arrangementen. In de arrangementsbeschikking staat een startdatum en een einddatum — van enkele weken tot een (school)jaar — en het eventueel overeengekomen bekostigingsniveau van het arrangement. Binnen het ZMLK onderwijs is er een groep leerlingen die niet genoeg uitdaging ervaart binnen de context op een school voor ZMLK, omdat ze zichzelf niet rekenen tot de populatie van leerlingen met een verstandelijke beperking. Binnen het Praktijkonderwijs is er een aantal leerlingen met een andere mate van begeleidingsbehoefte. In sociaal opzicht horen ze niet binnen de populatie van de ZMLK-school, hoewel inhoud van het leerstofaanbod en manier van aanbieden daarvan wel passend is wat betreft de ontwikkelvraag van de leerling. Het samenwerkingsverband stimuleert de op gang komende samenwerking tussen praktijkonderwijs en ZMLK-scholen (cluster 3) zodat bereikt kan worden dat deze leerlingen meer in hun kracht worden gezet en hun kwaliteiten optimaal worden benut. Plaatsing van residentiële (extern bekostigd) en niet residentiële leerlingen via jeugdzorg/ geestelijke gezondheidszorg (kosten samenwerkingsverband) is zogenaamde “zware ondersteuning”, volgens de afspraken binnen de transitie jeugdzorg7. Het budget lichte ondersteuning (zorgbudget, Rebound, Op de Rails en Herstart) wordt ingezet om binnen scholen (extra) orthopedagogische ondersteuning te bieden onder het motto: geen export van problemen, maar import van oplossingen. Scholen voor VO krijgen de opdracht leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ASS), veelal, maar niet uitsluitend, vmbo-tl en hoger, in overwegende mate aan te nemen en invulling te geven aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van de betreffende leerlingen. Het ondersteuningsteam en ingerichte trajectvoorzieningen zorgen ervoor dat deze leerlingen in de reguliere scholen zacht zullen landen. In het komende jaar worden mogelijke organisatievormen in beeld gebracht en verder uitgewerkt. Dit gebeurt vanuit de gedachte dat we een lerende organisatie zijn. In de overgangssituatie zullen we ervoor waken dat leerlingen niet de dupe worden van de versnelde invoering van passend onderwijs. Een en ander wordt met concrete voorbeelden beschreven in de notitie van de PO-raad "Bekostiging van Residentiële leerlingen". Het samenwerkingsverband handelt conform 7 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 40 Instelling Commissie van Toelating en Aanwijzing Met de invoering van passend onderwijs krijgt de CTA een centrale rol in het adviseren omtrent het meest passende onderwijs bij leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De commissie dient te beschikken over de kennis en de deskundigheid om binnen alle clusters en scholen voor voortgezet onderwijs een passend advies met betrekking tot een best passend arrangement op basis van het ontwikkelingsperspectief af te kunnen geven. Naast de wettelijke taken vanuit het verleden die nu ook nog uitgevoerd dienen te worden zal de CTA nieuwe taken in het kader van Passend Onderwijs gaan uitvoeren. Het samenwerkingsverband is verplicht om tot 1 augustus 2015 een PCL (voortaan CTA genoemd) in stand te houden (WVO art. 17a lid 6e). Wettelijke taken van de CTA vanuit verleden (WVO artikel 17a, lid 11) zijn: • advisering bij plaatsing van een leerling met een pro-beschikking in het LWOO • advisering bij toelating van leerling in het PrO in bijzondere gevallen Taken in het kader van Passend Onderwijs Het samenwerkingsverband heeft de plicht om de door de rijksoverheid toegekende ondersteuningsmiddelen te verdelen en toe te wijzen, te beoordelen of een leerling toelaatbaar is tot het VSO en scholen te adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een zittende of aangemelde leerling. (WVO art 17 a, lid 6 b, c en d). Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft de uitvoering van deze taken bij de CTA ondergebracht. Dit betekent voor de CTA: • advisering omtrent de toelaatbaarheid tot het VSO, • advisering omtrent de toelaatbaarheid tot de BTV, • advisering omtrent het toekennen van LWOO- en PrO-beschikkingen (vanaf 1 aug. 2015), • advisering omtrent de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling wanneer de basisondersteuning niet toereikend is. Uitgangspunten zorgtoewijzing binnen SWV 31.06: 1. Op niveau van samenwerkingsverband is er een gemeenschappelijk niveau van basisondersteuning afgesproken dat alle scholen (minimaal) aanbieden. 2. Ter bepaling van de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling wordt binnen samenwerkingsverband Parkstad het IVO-model gehanteerd . 3. Het gemeenschappelijk afgesproken niveau van basisondersteuning binnen samenwerkingsverband is leidend voor de CTA om te adviseren omtrent: - extra ondersteuning binnen het VSO of de BTV, - plaatsing binnen het LWOO of PrO, - vervolg binnen de eigen basisondersteuning. 4. Het afgeven van de toelaatbaarheidsverklaring voor VSO en BTV geschiedt door de directeur samenwerkingsverband. 5. Het advies dat de CTA geeft t.a.v. toelaatbaarheid tot VSO of BTV is bindend voor de ontvangende scholen, dat wil zeggen dat de ontvangende instelling geen inhoudelijke toetsing doet ten aanzien van de toelating. Alleen bij capaciteitsproblemen kan de instelling een leerling (voorlopig) niet toelaten. Mochten er na het afgegeven van de TLV, maar nog voor de start in de instelling waarvoor de TLV afgegeven is, nieuwe relevante aanvullende gegevens boven tafel komen dan kan er een nieuwe advies- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 41 aanvraag bij de CTA gedaan worden. 6. Bij de terugplaatsing van leerlingen na afloop van de toelaatbaarheidsverklaring van het VSO is de zorgcoördinator van het VSO de casemanager. 7. Bij de terugplaatsing van leerlingen na afloop van de toelaatbaarheidsverklaring van BTV is de zorgcoördinator van de verwijzende school de casemanager Onderinstroom In het samenwerkingsverband wordt al langer de procedure “Veilig Oversteken” gehanteerd waarin de afspraken voor een goede overgang van primair naar voortgezet onderwijs zijn vastgelegd. Bij invoering van passend onderwijs zullen accenten gelegd worden voor de toelaatbaarheid tot het VO en het VSO in het bijzonder. Leerlingen melden zich aan bij een school voor V(S)O. De leerlingen kunnen komen uit het primair onderwijs, het speciaal basisonderwijs (SBO) of het speciaal onderwijs. Toelating Elke school voor V(S)O kent een toelatingscommissie die aan de hand van de overeengekomen afspraken met de scholen voor primair en voortgezet onderwijs binnen Parkstad en het uitgebrachte advies bepaalt voor welk onderwijstype de leerling in aanmerking komt en welke ondersteuning de leerling nodig heeft. Daarbij zijn van belang: • de kindkenmerken c.q. het leerlingprofiel; • resultaten uit het leerlingvolgsysteem; • het advies van de basisschool met betrekking tot het te behalen opleidingsniveau; • een ontwikkelingsperspectief indien extra ondersteuning (arrangementen/SO/SBO) geboden is. Leerlingen kunnen vervolgens geplaatst worden in het onderwijstype dat het beste aansluit bij de ontwikkeling van de leerling. Indien een leerling een advies heeft voor plaatsing binnen een school met extra ondersteuning en/of de school kan niet tegemoetkomen aan de onderwijsbehoefte van de leerling dan heeft de school de zorgplicht. De toelatingscommissie heeft dan twee opties: 1. Een passend aanbod op een andere school voor VO binnen het samenwerkingsverband voorleggen. 2. De leerling verwijzen naar de CTA die een afweging maakt of de leerling toelaatbaar is tot passend onderwijs binnen het VSO cluster 3 of 4 of dat plaatsing binnen BTV geschikt is. Indien het volledige leerlingendossier voorgelegd wordt aan de CTA zal deze op basis van criteria een bindend advies uitbrengen over toelaatbaarheid tot het VSO dan wel plaatsing binnen een school voor voortgezet onderwijs met extra ondersteuning. Aannamebeleid Het aannamebeleid van leerlingen tot het V(S)O is en blijft vooral de verantwoordelijkheid van de verschillende scholen voor V(S)O. De scholen hebben daarvoor hun eigen plaatsingsprocedures waarin zij aan de hand van richtlijnen aangeven binnen welk onderwijstype de leerling uitzicht heeft op diplomering. Daarvoor bestaan lopende procedures samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 42 en vindt afstemming plaats tussen PO en VO. Daar waar het gaat om de aanname van leerlingen die specifieke ondersteuning behoeven op cognitief en/of sociaal-emotioneel gebied kan via een indicatie, afgegeven door de RVC/CTA, leerwegondersteuning of praktijkonderwijs aangeboden worden. Voor plaatsing in het VSO hebben leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring van de CTA nodig. Uitgangspunt van het samenwerkingsverband is deelname aan regulier voortgezet onderwijs voor zoveel mogelijk leerlingen mogelijk te maken, onder meer door de versterking van de orthopedagogische ondersteuningsmogelijkheden in het regulier onderwijs. Bij de toekenning van toelatingsverklaringen zal de CTA in eerste instantie uitgaan van de mogelijkheden voor een passende onderwijsplek in het regulier onderwijs. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 43 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 44 8 Samenwerken met ouders Scholen en ouders hebben elkaar veel te bieden. Ouders zijn voor kinderen veelal de belangrijkste personen in hun leven. Zij kennen het kind ook het langst en in veel opzichten ook het best. Hun houding ten opzichte van de school en het leren heeft veel invloed op hoe een kind daar tegenaan kijkt en mee omgaat. En als er extra ondersteuning nodig is dan is hun medewerking cruciaal voor het welslagen daarvan. De professionals in een school — leerkrachten, mentoren, intern begeleiders, ondersteuningscoördinatoren en schoolpsychologen — hebben een goed zicht op de (normale) ontwikkeling van kinderen. Zij hebben veel meer vergelijkingsmateriaal dan ouders. Zij kunnen daardoor mogelijke belemmeringen in de ontwikkeling, het leren of het gedrag vroegtijdig signaleren. De school heeft de expertise hoe er met die belemmeringen kan worden omgegaan. Zij kunnen ouders ook adviezen geven over hoe zij in de thuissituatie met die belemmeringen om kunnen gaan. Scholen kunnen, als dat nodig is ook snel, externe hulp inschakelen voor het kind en/of de ouders of het gezin. Maar dit werkt allemaal pas écht, als scholen hun signalen en voorstellen voor aanpak niet opleggen aan ouders, maar van meet af aan de ouders betrekken bij wat ze waarnemen en ouders de ruimte geven hun kijk erop te geven en de tijd geven om moeilijke boodschappen te verwerken. Kortom, als ouders het gevoel hebben dat de school echt het beste met hun kind en met hen voor heeft en niet handelt vanuit de wens om problemen door te schuiven. Om leerlingen optimale ontwikkelingskansen te bieden is samenwerking tussen school en ouders dus van groot belang. Versterken van de positie van ouders Het samenwerkingsverband VO Parkstad stimuleert dat ouders vanaf het begin worden betrokken bij het onderwijs en de ondersteuning van hun kind, niet pas als er problemen zijn. Dit is ook onderdeel van ons handelingsgericht werken. In de ondersteuningsroute - een schema met de te doorlopen stappen voor het bieden van extra ondersteuning aan een leerling in het reguliere onderwijs- is het gesprek en de afstemming met ouders bij elke stap aan de orde. Ook in het — eventuele opgestelde — groeidocument (1Gezin1Plan) is de positie van ouders duidelijk gemarkeerd: het begint met de visie van de leerling en de ouders op de vraag naar de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Leerling en ouders zijn de eigenaar van het groeidocument. Op basis daarvan kan een ondersteuningsarrangement worden voorgesteld. Een van de instrumenten die de wet passend onderwijs biedt om de zeggenschap van ouders te versterken, is het inrichten van een ondersteuningsplanraad (OPR). De (voorlopige) OPR van het samenwerkingsverband is in juni 2013 opgericht. Op grond van de wet is het aantal vertegenwoordigers namens ouders en leerlingen in deze raad gelijk aan het aantal vertegenwoordigers namens personeel. Een lijst met leden van de OPR is als bijlage 5 opgenomen. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 45 Samenwerking ouders en school Om de samenwerking tussen school en ouders goed en zorgvuldig te laten verlopen, hebben we een aantal basisdocumenten opgesteld die hierbij kunnen helpen: • Samenwerken met ouders in tien richtlijnen: hulpmiddel bij een zorgvuldige voorbereiding van de bespreking in een intern ondersteuningsoverleg of met de kernpartners (zie bijlage 10) • Privacyreglement tussen de kernpartners waarin de omgang met persoonsgegevens wordt geregeld om persoonsbescherming te garanderen. Bij dit reglement horen ook toestemmingsverklaringen • Hoewel we het spreken mèt ouders in plaats van het spreken óver ouders als één van onze prioriteiten hebben, blijkt het in de praktijk nog moeilijk om tijdig en goed met ouders te communiceren. Daarom gaan we daar in de schooljaren 2013/14 en 2014/15 verder in investeren. Informatievoorziening Alle VO- en VSO-scholen binnen het samenwerkingsverband hebben een ondersteuningsplan- en profiel opgesteld. Dit plan en profiel moeten samen met het schoolplan ouders informeren over de ondersteuningsmogelijkheden die de school biedt. Deze informatie wordt door iedere school op de eigen website ontsloten. Op de website van het samenwerkingsverband kunnen ouders ook alle basisinformatie over passend onderwijs binnen het samenwerkingsverband lezen. Verder werken we aan ouderinformatie voor de CTA. Activiteiten 2014 - 2015 In de samenwerking en communicatie met ouders moet verder worden geïnvesteerd. We maken hiervoor gebruik van de al aanwezige kennis en ervaring van de scholen en de begeleiders passend onderwijs, mogelijk aangevuld met specifieke expertise op dit gebied. Uit onderzoek verricht door de gemeente Heerlen (werkgroep ouderbetrokkenheid)8 blijkt behoefte aan communicatie c.q. instructie over het (verhogen van het) onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Daarnaast zal in samenwerking met de kernpartners gezocht worden naar de invulling van de ondersteuningsbehoefte bij opvoeding. 8 Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid, gemeente Heerlen, december 2012, Oberon / Cedin samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 46 9 Samenwerken in regionale netwerken In de wet op Passend Onderwijs staat dat samenwerking met andere partners van groot belang is voor het realiseren van de doelstellingen van passend onderwijs. In de voorgaande hoofdstukken is dat ook gebleken. Het realiseren van de doelstellingen van het samenwerkingsverband wordt ook tot stand gebracht door intensieve samenwerking met de kernpartners. Met de gemeenten voert het bestuur van het samenwerkingsverband tenminste éénmaal in de vier jaar, de planperiode van een ondersteuningsplan, OOGO (Op Overeenstemming Gericht Overleg Passend Onderwijs). In de eerste planperiode stelt het bestuur van het samenwerkingsverband voor om dat vaker te doen. Inzet van dat overleg is de samenhang tussen het ondersteuningsplan en de plannen in het kader van de jeugdhulp. Samenhang en afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp en andere vastgestelde thema’s is van essentieel belang. Het samenwerkingsverband passend onderwijs is een belangrijk onderdeel in de educatieve infrastructuur van ondersteuning en zorg in een regio. Het onderwijs neemt daarin een bijzondere positie in en heeft een bijzondere verantwoordelijkheid. Centraal staat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de schoolloopbaan van de leerling. Door de invoering van passend onderwijs komt daarbij de bijzondere verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een passende plaats voor iedere leerling in het onderwijs. De inzet van de expertise van jeugdhulp is daarbij van groot belang. Continuüm onderwijs, zorg en gemeentelijk beleid Jeugdhulp en onderwijs zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een onmiskenbaar knelpunt hierbij is dat de couleur locale die gemeenten mogen toevoegen aan hun inzet voor en aanbod van jeugdhulp waardoor verschillen in zorgarrangementen kunnen ontstaan. Dit kan voor de nodige verwarring zorgen. Het voedingsgebied van scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs is per definitie gemeentegrens overstijgend. Het OOGO is eenrichtingsverkeer, dat kan natuurlijk ook niet anders, de lokale democratie kan niet door de samenwerkingsverbanden de regel voorgeschreven worden. Maar het legt wel een extra verantwoordelijkheid op de bestuurders om voor bovenlokale eenheid te zorgen. In Denemarken is de regionale herindeling voorafgegaan aan een (vergelijkbare) transitie van de jeugdzorg. Hierdoor kon één samenhangend voorzieningenniveau en één samenhangende uitvoering gerealiseerd worden. We moeten ons realiseren dat bij het ontbreken van zo’n (wellicht ook ongewenste) gemeentelijke herindeling de leerling in de ene gemeente niet beter of slechter af mág zijn dan in de andere. Wat betreft het voorzieningenniveau van scholen — die op zichzelf ook afzonderlijke grootheden zijn met hun eigen lokale kleur — is het juist het samenwerkingsverband om hier het verschil te maken, of beter gezegd: er voor te zorgen dat die complicerende en mogelijk verwarrende verschillen er niet meer zijn. De essentie van een gezamenlijke missie is dat gemeenten, scholen, zorginstellingen en overige partners — kernpartners van elkaar — de krachten bundelen, onder één noemer brengen en elkaar versterken in plaats van elkaar beconcurreren. Oftewel opereren vanuit één gezamenlijke, sectoroverschrijdende visie waarin het kind en de jongere en hun samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 47 ouders/gezin centraal staan. Op hoofdlijnen betekent dit dat de partijen zich gezamenlijk inspannen om kinderen een goede start te bieden, overdracht en overgangen goed te regelen, problemen en uitval zoveel mogelijk te voorkomen en daar waar nodig adequate ondersteuning te bieden in en rond de scholen en in en rond het gezin. In het 3-kolommenschema zijn de thema’s, waarop gemeenten en schoolbesturen elkaar treffen, samengevat. De thema’s zijn onderverdeeld in drie categorieën om duidelijk te maken welke thema’s primair bij één van beide partners liggen en welke thema’s op het snijvlak van beide partners liggen. Ook wanneer de wetgeving de primaire uitvoeringstaak bij één partij legt, ligt het thema vaak op het snijvlak en hebben partijen elkaar nadrukkelijk nodig bij de uitvoering Aan de linkerkant van het schema zien we de verantwoordelijkheden van gemeenten, rechts die van de schoolbesturen. Op het snijvlak (middenkolom): de onderwerpen waarop de beide partijen elkaar treffen. De invulling van de agenda is maatwerk en evolueert. Bespreekpunten voor het OOGO samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 48 De samenwerkingsagenda wordt bepaald door het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en de consequenties daarvan voor het gemeentelijk beleid en omgekeerd door (de voornemens voor) het gemeentelijk beleid en de impact daarvan op de plannen van de samenwerkingsverbanden . a. de jeugdhulp; b. overgang PO-VO-MBO-HBO/WO c. het leerlingenvervoer; d. de leerplicht, tegengaan voortijdig schoolverlaten en aanpak thuiszitters; e. de onderwijshuisvesting; f. aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt V(S)O en MBO ; g. eventueel andere gezamenlijk overeen te komen overlegpunten . De nieuwe jeugdwet stelt dat jongeren gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Het nieuwe jeugdstelsel moet eenvoudiger worden en aansluiten op de eigen kracht en sociale netwerken van burgers. De gemeente(n) heeft/hebben de regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid; het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of netwerk pleegouders die te maken hebben met hulpverleners. Gezamenlijke agenda gemeenten / onderwijs Uit de tabellen van de verschillende vormen van jeugdhulp blijkt dat in deze regio (Zuid-Limburg) 18,8% van de jongeren tot 19 jaar (soms met doorlooptijd) gebruik maakt van jeugdhulp. Dit zijn 19405 cliënten, maar geen unieke cliënten omdat er sprake is van ongeveer 30% multi-gebruik. Bij 3% tot 5 % is de ondersteuning structureel van aard en zijn er problemen op meerdere leefgebieden. In Zuid-Limburg is de behoefte aan jeugdhulp hoger dan het gemiddelde landelijk (circa 4% à 5%). Hiervoor is tot nu toe geen sluitende (wetenschappelijke ) verklaring te geven. Het verdeelmodel van het Sociaal Cultureel Planbureau houdt rekening met factoren als opleidingsniveau, werkeloosheid, lagere arbeidsparticipatie, lager inkomen, eenoudergezinnen en slechtere gezondheid dan gemiddeld in Nederland. Desondanks is het zorggebruik in Zuid-Limburg significant hoger dan mag worden verwacht. Er is hoger gebruik van de Jeugd-GGZ: 9,4% regionaal tegenover landelijk 7,1%. Het gaat hier om relatief veel jongeren (N = 9600) maar ook de gesloten jeugdzorg kent een hoger gebruik: 0,12% (landelijk 0,05%). Hier gaat het om weinig jongeren (N = 400), maar hier betreft het zeer dure zorg. Ook het onderwijs in deze regio kent een substantieel hogere gebruik van duurdere voorzieningen dan de landelijke norm (waarnaar het regionale onderwijs teruggebracht moet worden en de gezamenlijke besturen ook uitgesproken hebben dat dit de stip op de horizon is waar we in 2020 willen zijn). De visie van de achttien Zuid-Limburgse gemeenten met betrekking tot preventie, jeugdhulp en de uitvoering van Kinderbeschermingsmaatregelen en Jeugdreclassering is gebaseerd op acht ambities9: • meer ruimte geven aan eigen verantwoordelijkheid en kracht van jeugdigen en ou9 Regionaal Transitiearrangement Zuid-Limburg, conceptversie november 2013 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 49 • • • • • • • ders, de pedagogische omgeving van het kind versterken, tijdig signaleren én meteen actie ondernemen, hulp is licht waar het kan, zwaar waar het moet, integraal, alle leefgebieden betrokken, veiligheid en rechtsbescherming voor de jeugdige, sterk door samenwerken en resultaatgericht (effectiviteit en efficiëntie), couleur locale (kernen, buurten, omgeving van kinderen verschillen van elkaar). Om de ambities van de Zuid-Limburgse gemeentes, samen met de forse bezuinigingen (17,6%) en de herverdeeloperatie, te realiseren zal de cultuur c.q. de werkwijze van de professionals, onderwijsinstellingen en opleidingsinstituten voor de zorg, ambtenaren en het gemeentebestuur moeten veranderen (“van zorgen voor… naar zorgen dat”). Dit moet hand in hand gaan met de cultuurverandering bij de burger wat betreft het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht. De Zuid-Limburgse gemeentes hebben zich gecommitteerd aan resultaatverplichtingen. Een aantal van deze in 2018 beoogd te halen resultaten sluiten nauw aan bij de agenda van (de scholen van) het samenwerkingsverband: • Vragen stellen rond opgroeien en ontplooien is normaal, evenals (mede) verantwoordelijkheid: ouders en jongeren worden hierop aangesproken (thema “opgroeien en ontplooien”). • De pedagogische infrastructuur van de leefomgeving van de jongere is versterkt. Iedereen die met jongeren en ouders werkt is in staat om opvoeden te versterken, werkt samen en weet de weg in het netwerk. Informele netwerken en basisvoorzieningen worden beter benut (thema “opgroeien en ontplooien”). • Toewerken naar een meer inclusieve samenleving. Onderwijs, welzijnswerk en verenigingsleven gaan een bredere doelgroep bedienen (thema “opgroeien en ontplooien”). • Een goed functionerende, vrij toegankelijke voorziening in de eigen omgeving waar jeugdigen/ouders terecht kunnen met een ongedeelde vraag. Deze voorziening kan ook functioneren als toegang indien inzet van passende hulp nodig is (thema “versterken”). • Met een groter percentage van de jongeren in Zuid-Limburg gaat het goed (afname van vraag specialistische jeugdhulp van 20 naar 15%). De verschillen ten opzichte van het landelijk gemiddelde zijn afgenomen (thema “versterken”). • Voorzien in een deskundige beoordeling en inzet van een passend aanbod van jeugdhulp, waarbij de integrale vraag, de eigen kracht en zelfregie uitgangspunt blijft naast ondersteuning, hulp en zorg op maat. Voorzieningen zijn zo ingericht dat ouders hun taak als verzorger en opvoeder kunnen blijven vervullen (thema “ondersteunen”). • Ontmedicaliseren, ontzorgen en normaliseren is uitgangspunt bij de meer intensieve hulp (thema “ondersteunen”). • Professionals hebben ruimte om te doen wat nodig is, zijn efficiënt en kostenbewust. De regeldruk is verminderd (thema “ondersteunen”). Aandachtspunten Samenwerking met instellingen: als de jongeren zowel vanuit het oogpunt van zorg als vanuit het oogpunt van ondersteuning het uitgangspunt zijn van onze gemeenschap- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 50 pelijke aandacht zijn dan moeten we er in het onderwijs voor zorgen dat de ondersteuningscoördinator en het ondersteuningsteam op elke locatie volgens de zelfde professionele standaarden werken en een gemeenschappelijke en gedeelde aanpak hanteren. Van de zijde van de gemeente mogen we verwachten dat hun behoefte aan couleur locale de eenduidigheid niet in de weg staat. Immers anders dan (veelal) in het primair onderwijs is het voedingsgebied gemeentegrens overstijgend. Ondersteuningscoördinatoren en -teams hebben met een aantal verschillende sociale (wijk)teams van verschillende gemeenten te maken. Wat betreft de inkoop van zware zorg kiezen de Zuid-Limburgse gemeenten voor de vrijwillige centrumgemeenteconstructie voor zover het gaat om de inkoop niet vrij toegankelijke jeugdhulp. De Parkstadgemeenten kiezen voor de vrijwilige centrumgemeenteconstructie voor zover het gaat om de inkoop van niet vrij toegankelijke jeugdhulp. Dit gezamenlijk commitment biedt (hopelijk) goede perspectieven op een (zo) gezamenlijk(e) (mogelijke) uitvoering! Onderwijs als onderdeel van zorgtrajecten Onderwijs werkt samen met de kernpartners in trajecten van zorg. Dit is van fundamenteel belang bij meervoudige problematiek omdat hier meerdere hulpverleners/specialisten aan zet kunnen zijn. Gezamenlijk is men verantwoordelijk voor het behalen van het doel (doelen). Hierbij is het invoeren van 1Gezin1Plan1Regisseur een belangrijk instrument. Dit zorgtraject moet feitelijk vrij zijn van wachtlijsten, omdat bijvoorbeeld andere hulp ook kan vertragen. Bij langdurige trajecten moet doorzettingskracht niet telkens worden onderbroken door wachttijden. Voor jongeren tussen de 4 en 18 jaar is onderwijs de belangrijkste vindplaats van jeugdhulp, immers naast het gezin is dit de plaats waar de jongere (het meest) structureel verblijft. Onderwijsvoorzieningen (scholen) zijn dan ook belangrijke werkplaatsen met betrekking tot de uitvoering van jeugdhulp. Bij een eerste signalering van problemen mag van het onderwijs verwacht worden dat ze het initiatief nemen om jeugdhulp in een zo vroeg mogelijk stadium erbij te betrekken. Net als voor professionals in de jeugdhulp het centrale motto van “zorgen voor …. naar zorgen dat” een belangrijk ontwikkelpunt is zal dat ook zo zijn voor de professionals in het onderwijs. Dit punt zal, samen met “van praten over … naar praten met”, de komende planperiode in de ondersteuningsteams veel aandacht vragen. In nauwe samenwerking met de diverse sociale (wijk)teams, en de daarin deelnemende kernpartners, waarmee scholen — het kan niet genoeg onderstreept worden — geprotocolleerd en éénduidig samenwerken, zal dit de komende tijd ontwikkeld worden. ‘Handelingsverlegenheid’ is zowel in de jeugdhulp als in het onderwijs een te vaak gebezigde term. Handelingsverlegenheid is deels de schroom van professionals om (complexe) zaken, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling of seksueel misbruik, bespreekbaar te maken met ouders en kinderen. Dit heeft tot gevolg dat noodzakelijke interventies en handelingen uitblijven. Dat is een ongewenste situatie waarin de nodige (reuze) stappen genomen moeten worden. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 51 Schoenmaker … De constatering dat voor jongeren tussen de 4 en 18 jaar onderwijs de belangrijkste vindplaats van jeugdhulp is en daarmee de school een belangrijke werkplaats met betrekking tot de uitvoering van jeugdhulp is laat onverlet dat onderwijs en jeugdhulpverlening twee verschillende disciplines zijn. Er is een delicaat evenwicht tussen beide partijen om zowel de doelstellingen van passend onderwijs als de in het “(concept) beleidskader(s) [ jeugdhulpverlening] 2014 – 2018” beoogde resultaten te bereiken10. Beide doen dat op een andere maar complementaire wijze. Het onderwijs zorgt waar nodig voor de benodigde onderwijs (gerelateerde) ondersteuning, jeugdhulpverlening voor het ervoor zorgen dat de juiste zorg geboden wordt. Hoe goed ook toegerust, de professionals uit de ondersteuningsteams zijn geen hulpverleners. OOGO, andermaal Over de jeugdzorg of beter de jeugdhulp zijn de knelpunten maar vooral de kansen in het bovenstaande voldoende uit de doeken gedaan. Wat betreft de overgang PO-VO-MBOHBO/WO is het OOGO slechts de vinger aan de pols van de overleggen die gemeentes met de besturen van de instellingen voert. Een sterke basis — nodig om leerlingen zoveel mogelijk regulier onderwijs te laten volgen — vraagt om krachtige scholen. In een ook door krimp geplaagde regio vraagt dat van alle betrokkenen de moed om keuzes te maken. Passend Onderwijs ‘zo dicht bij mogelijk’ aanbieden brengt een bestuurlijk dilemma met zich mee: samenvoeging van scholen of locaties maakt scholen krachtiger in het faciliteren van ondersteunend onderwijs maar kan ook betekenen dat niet alle scholen/ locaties open kunnen blijven en dat leerlingen daardoor soms (iets) verderop het gewenste onderwijs gaan volgen. In deze dichtbevolkte regio (gemiddelde bevolkingsdichtheid Parkstad: 1176 inw/km2 | gemiddelde bevolkingsdichtheid Nederland: 497 inw/km2) zal door (eventuele) concentratie de afstand naar school naar landelijke maatstaf nog altijd “dichtbij” blijven. Het verdient dan ook aanbeveling om voor de onderwijshuisvesting samen met de besturen aan de tafel te gaan zitten om de gewijzigde leerlingenstromen goed in beeld te krijgen. Het betreft hier de thema’s: • concentratie, door krimp zal het aantal onderwijslocaties verminderen en door een versterking van de ondersteuningsbasis wellicht nog meer; • Passend Onderwijs, het speciaal (voortgezet) onderwijs zal als gevolg van het ingezette beleid de komende jaren sterk krimpen (30% tot 45%). Het aantal leerlingen dat een beroep doet op leerlingenvervoer zal door de daling van de deelname aan het (V)SO afnemen. Er blijft echter ook een noodzaak om leerlingen begeleidt van en naar de school te laten reizen. De hoge kosten die gemoeid zijn met het vervoer van leerlingen vraagt om slimme oplossingen. Niet alle leerlingen van en naar het (V)SO zijn even kwetsbaar. Voor de meest kwetsbare leerlingen is het huidige voorzieningenniveau ook in de toekomst de maat. Voor minder kwetsbare leerlingen kunnen andere oplossingen gekozen worden, variërend van oplossingen uit de eigen kring, via begeleid deelnemen aan het openbaar vervoer tot handhaving van de huidige situatie. Het samenwerkingsverband en de (V)SO-scholen zullen samen met gemeentes hier nieuwe wegen (moeten) gaan bewandelen. 10 er is een beleidskader Zuid-Limburg en een beleidskader Parksstad. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 52 Het ingezette succesvolle beleid om leerplicht strikter te handhaven en het tegengaan voortijdig schoolverlaten zal de komende jaren voortgezet moeten worden, in toenemende mate onder de paraplu van Passend Onderwijs. Leerplichthandhaving en VSV correleren sterk met zwakkere sociale systemen waarin deze leerlingen verkeren. De versterking van het draagvlak binnen de sociale systemen brengen school en jeugdhulp bij elkaar (1Gezin1Plan). Door meer rekening te houden met de verschillen tussen leerlingen zullen de scholen ook aantrekkelijker onderwijs gaan bieden dat meer aansluit bij de capaciteiten van de leerling. De leerling wordt serieus genomen maar de school mag ook verwachten dat de leerling het onderwijs (en de daaraan gekoppelde verplichtingen) serieus neemt. Landelijk berichtgeving dat, door de invoering van Passend Onderwijs, onbedoeld, het aantal thuiszitters zal toenemen, maakt scholen en jeugdhulp extra alert om te voorkomen dat dit gebeurt. Het vraagt enerzijds begrip en geduld, de thuiszitter blijft niet zomaar thuis en anderzijds om een heldere koers: thuiszitten is nooit een oplossing voor dit probleem. School en het gezinssysteem zijn in gelijke mate aanspreekbaar en verantwoordelijk. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt V(S)O en MBO: de jongeren uit het speciaal onderwijs (en praktijkonderwijs) die kunnen werken maar die niet in staat zijn een startkwalificatie te halen worden op hun talenten aangesproken. Hierdoor ontstaat een ontwikkeling waardoor ze vanuit school gematcht kunnen worden aan een werkplek en werkgevers aan jonge werkkrachten. Daarbij is er niet alleen een gerichtheid op het vinden van werk maar ook op het behoud ervan. De jongeren en hun werkgevers worden gevolgd en indien nodig ondersteund. Deze aanpak noopt tot een sluitende aanpak tussen onderwijs, werkgevers en de overheid waarbij de gemeente haar rol moet pakken als regievoerder. Gemeenten worden met de aanstaande decentralisaties (financieel) verantwoordelijk voor het gehele sociale domein en daarmee ook voor het aan het werk helpen bovenstaande doelgroep. De gemeente zet in op aansluiting van deze doelgroep bij het regionale arbeidsmarktbeleid en daarmee ook op de regionale werkgeversdienstverlening. Door deze coördinatie worden werkgeversnetwerken ontsloten en uitgebreid en daarmee de plaatsingskansen van kwetsbare jongeren vergroot. Daar waar de toeleiding naar werk niet sluitend is zal de school in overleg met de gemeente treden om te bekijken welke alternatieven kunnen worden ontwikkeld. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 53 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 54 10 Kwaliteitszorg Toezichtskader inspectie De inspectie ontwikkelt een toezichtkader voor de samenwerkingsverbanden. Onderdeel van het toezicht op de samenwerkingsverbanden is of middelen in voldoende mate ten goede komen aan het onderwijs. Ook ziet de inspectie erop toe dat samenwerkingsverbanden de verkregen gelden in voldoende mate distribueren naar de deelnemende scholen. Uit het simulatieonderzoek dat in oktober 2013 uitgevoerd is weten we dat — in de gegeven omstandigheden — de inspectie op een sterke doorzettingsmacht van het samenwerkingsverband - aandringt. Het toezicht wordt verder conform de Wet op het onderwijstoezicht uitgewerkt, waarbij onder meer indicatoren voor de risicoanalyse worden opgesteld. Het risicomodel dat de inspectie momenteel uitwerkt is gebaseerd op de parameters: 1. het aantal thuiszitters; 2. de spreiding en doorstroom in het onderwijs; 3. (eerder gegeven) inspectieoordelen; 4. signalen, bijvoorbeeld het aantal, de inhoud en de uitkomsten van beroep- en bezwaarprocedures die voorgelegd worden aan de commissie gelijke behandeling; 5. de bestuurskracht, verdeling van de ondersteuningsmiddelen; 6. de deskundigheid op het gebied van ondersteuning van de leraar. Verantwoording: schoolbesturen en samenwerkingsverbanden leggen via het jaarverslag, jaarrekening en het ondersteuningsplan verantwoording af over de inzet van de ontvangen middelen en de daarmee bereikte resultaten. Planning en normering resultaten in vierjarencyclus In de planning- en controlecyclus (P&C-cyclus) wordt op een systematische manier inhoud gegeven aan het proces van richting geven en het op koers houden van het samenwerkingsverband. Bij de inrichting van de P&C-cyclus gaat het in essentie om: • het vaststellen wat de organisatie wil (missie, visie en doelstellingen); • wat zij daarvoor nodig heeft (beleid en inzet van middelen); • plannen (wanneer doet wie wat), uitvoeren en de planning vergelijken met de uitvoering; • evalueren en aan de hand van deze evaluatie de planning eventueel verbeteren. Uitvoering zelfevaluaties Ten behoeve van de evaluatie van het gevoerde beleid verzamelt het samenwerkingsverband jaarlijks, aan de hand van vastgestelde procedures en instrumenten, ten minste gegevens over de toewijzing van de extra ondersteuning die leerlingen nodig hebben en de plaatsing van deze leerlingen. De ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen aan het samenwerkingsverband zijn beschikbaar. Het samenwerkingsverband toetst de verzamelde informatie aan de vastgestelde doelen en normen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn. Het samenwerkingsverband stelt zich jaarlijks op systematische wijze op de hoogte van de ervaringen van de belanghebbenden met de gerealiseerde samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 55 dienstverlening, toetst deze aan de vastgestelde doelen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn. Planmatig werken aan, evalueren en borgen van kwaliteitsverbetering Op basis van de conclusies uit de zelfevaluatie werkt het samenwerkingsverband jaarlijks beargumenteerd, doelgericht en aan de hand van een plan aan verbeteractiviteiten. Hierbij gaat het om verantwoording van beleid en resultaten en de verantwoording van middelen. Een belangrijk toetsingskader wordt gevormd door het integraal toezicht door de inspectie, op grond van de indicatoren passend onderwijs. Naast de horizontale en verticale verantwoording die ook schoolbesturen kennen (met jaarverslag en jaarrekening) is er ook sprake van een uitgebreidere interne verantwoording (naar de deelnemende schoolbesturen) en een lijst van stakeholders (waaronder bijvoorbeeld de gemeenten waarmee OOGO wordt gevoerd). Een belangrijk instrument in dit kader is het jaarlijkse activiteitenplan. Tevredenheidsmeting bij belanghebbenden over het samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband zal in het tweede jaar van de eerste plancyclus een tevredenheidsonderzoek onder de belanghebbenden – scholen, ouders en kernpartners – uitvoeren. Ook zal steeds na afloop van een ondersteuningstraject met de betreffende ouders het traject worden geëvalueerd om in beeld te krijgen op welke punten mogelijk nog verbeteringen kunnen worden gerealiseerd. Uit een tenminste vierjaarlijkse, betrouwbare en valide (zelf)evaluatie blijkt de mate van tevredenheid met de realisatie van het beleid van het samenwerkingsverband. Ook evalueert het samenwerkingsverband haar klachtenbehandeling. De resultaten van de evaluaties leiden tot afstemming van beleid. Van belang daarbij is een goede monitor. Dit instrument ondersteunt de sturing (management- of stuurinformatie op korte termijn), de beleidsevaluatie (op langere termijn) en vereenvoudigt de verantwoording achteraf. Welke gegevens zijn essentieel voor het samenwerkingsverband om bij te houden als het gaat om sturing, evaluatie en verantwoording; hoe vaak, op welke wijze en door wie worden deze gegevens gegenereerd en hoe wordt dat (instrumenteel) vorm gegeven? Monitoring Met een monitor passend onderwijs verschaft het samenwerkingsverband zich een set van gegevens waarmee de operationalisering van het eigen beleid kan worden gevolgd. De inhoud van de monitor wordt ontleend aan twee gebieden waarin doelstellingen zijn verwoord. Ten eerste over het geheel van het werkingsgebied van het samenwerkingsverband gesteld dat de doelen daarvan zijn: geen thuiszitters, thuisnabij onderwijs, efficiënte en effectieve ondersteuning organiseren. Dit levert kengetallen op Ten tweede is gesteld dat de effectiviteit waarmee scholen invulling geven aan de afspraken over basisondersteuning gemeten wordt aan de hand van kwaliteitsindicatoren van ondersteuningsuitvoering en –aanbod en in samenhang met de inspectie-indicatoren. Monitoring ten behoeve van het eigen beleid Een kengetal geeft de verhouding weer tussen twee grootheden, bijvoorbeeld de verhou- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 56 ding tussen het aantal leerlingen op een school en het aantal verwijzingen naar het speciaal onderwijs. Kengetallen geven iets weer over de stand van zaken maar kennen op zichzelf geen norm, geen streefwaarde, geen waardering, geen betekenis; ze zijn ‘kaal’. Stuurgetallen zijn cijfers waaraan doelstellingen zijn verbonden; een stuurgetal geeft aan waar de organisatie straks wil zijn. Daarmee zijn stuurgetallen altijd verbonden met de visie, ambities en concrete doelen. De monitor wordt digitaal opgezet en waar mogelijk gekoppeld aan bestaande systemen, zoals Vensters voor Verantwoording en bestaande monitors op bestuursniveau. Bij de gegevens die worden opgenomen in de monitor valt te denken aan de volgende: • Bij instroom: aantal aanmeldingen van leerlingen bij de school en geplaatste leerlingen. • Bij instroom: aantal geschillen. • Bij af- en uitstroom: aantal leerlingen dat gediplomeerd de school verlaat of elders de opleiding voortzet. • Bij doorgeleiding: aantal leerlingen dat naar een andere reguliere of speciale school wordt doorgeleid. • Bij uitval: aantal leerlingen dat ongediplomeerd de school verlaat. • Deze monitoring zal plaats vinden eind 2014. Monitoring ten behoeve van de kwaliteit van de ondersteuningsstructuur en –aanbod Bij de monitoring op de kwaliteit van de ondersteuningsstructuur en –aanbod wordt aan de hand van kwaliteitsindicatoren met de scholen besproken of deze binnen de school behaald worden: de aard en effectiviteit van de begeleidingsroutes, (extra ) ondersteuning /arrangementen binnen basisondersteuning; zowel wat betreft onderwijsbehoefte van leerlingen als ondersteuningsbehoefte van docenten. Deze monitoring geeft de scholen de gelegenheid om constructief en doelgericht de basisondersteuning op deze aspecten steeds verder te ontwikkelen, onder geleide aansturing vanuit het samenwerkingsverband. De samenwerking en afstemming met jeugdhulp zal hiervan onderdeel uitmaken. De eerste monitoring zal plaats vinden in mei 2014. De tweede in eind 2014 en zal samen gaan met de monitoring op de kengetallen deel I. Beide uitkomsten zullen aan elkaar verbonden worden en leiden tot aanvullende /vervolgsturing vanuit het samenwerkingsverband vanaf 2015. Het SWV voert de zelfevaluatie jaarlijks uit. Het ontwerp van de zelfevaluatie wordt in schooljaar 14-15 ter hand genomen. Het samenwerkingsverband voert de monitor op de interne ondersteuningsstructuur uit in 2014-2015. Het ontwerp van de monitoring wordt in voorjaar 2014 ter hand genomen. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 57 begrippenlijst samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 58 AB Ambulante Begeleiding, vanaf de invoering van dit ondersteunings plan verder team gedragspecialisten genoemd AMK Algemeen Meldpunt Kindermishandeling ASS Autisme Spectrum Stoornis, vanaf de DSM V, waarvan de Nederlandse versie medio 2014 wordt ingevoerd, worden geen specifieke autisme beelden als ppd-nos, asperger e.d. meer onderscheiden Basisondersteuning BTV Bestuur Beschrijft welk kwaliteitsniveau van passend onderwijs de schoolbesturen in alle scholen voor V(S)O willen bereiken Bovenschoolse Tussen Voorziening Bestuur van het SWV VO/VSO Cluster 1 Speciale onderwijsvoorzieningen voor blinde of slechtziende kinderen (visueel gehandicapte kinderen), mogelijk in combinatie met een andere handicap Cluster 2 Speciale onderwijsvoorzieningen voor dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden en kinderen met communicatieve problemen, eventueel in combinatie met een andere handicap Cluster 3 Speciale onderwijsvoorzieningen voor kinderen met lichamelijke en/ of verstandelijke beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, kinderen met epilepsie en meervoudig gehandicapte kinderen die zeer moeilijk leren Cluster 4 Speciale onderwijsvoorzieningen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen en voor kinderen verbonden aan pedologische instituten CTA Commissie van Toelating en Aanwijzingen, commissie - vergelijkbaar met de CTA - die vanaf 2015 toelatingsverklaringen (VSO en PrO) en aanwijzingen (LWOO) adviseert aan de directeur van het samenwerkingsverband CVI Commissie voor Indicatiestelling (opgeheven per 1 augustus 2014) Decentralisatie jeugdzorg DUO De jeugdzorg wordt met ingang van 1 januari 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten Dienst Uitvoering Onderwijs EMG Ernstig meervoudig gehandicapt (kind) GGZ GMR Geestelijke Gezondheidszorg; Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Jeugd-GGZ Geestelijke gezondheidszorg die zich speciaal richt op jongeren samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 59 onder de 18 jaar Jeugd-Lvg Jeugd met een licht verstandelijke handicap JGZJeugdgezondheidszorg Kernpartners Directe externe partners voor het bieden van ondersteuning aan school op alle levensgebieden van leerlingen, zoals maatschappelijk werk, GGD, jeugd-GGZ, leerplicht. LG Kinderen met een lichamelijke handicap LGF Leerlinggebonden Financiering LOB Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding LPLeerplicht LVG Licht Verstandelijk Gehandicapten LVS Programma om leerkrachten inzicht te geven in de ontwikkeling van leerlingen, zowel op individueel als op groepsniveau LWOO Leerwegondersteunend onderwijs LZ(K) Langdurig zieke kinderen M&O-groep Instelling die onderwijsorganisaties adviseert bij het doorvoeren van veranderingsprocessen MBO Middelbaar Beroepsonderwijs MG Meervoudig gehandicapte kinderen MRMedezeggenschapsraad Mytylschool Aangepaste school voor leerlingen met een lichamelijke of meervoudige handicap of langdurige ziekte NJi Nederlands Jeugdinstituut OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Onderpresteerders leerlingen die op grond van leerprestaties moeten overstappen naar een lager niveau (op een andere school) Ondersteunings- Verricht werkzaamheden ten behoeve van de planning en de coördinatoren coördinatie van de ondersteuning aan leerlingen op school Ondersteuningsplan Dient zowel de functie van bestuurlijk afsprakenkader als van werkplan per schooljaar Ondersteuningsroute Stappenplan voor het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van een leerling Ondersteuningsteam team dat op elke school/locatie de invoering en doorvoering van Passend Onderwijs begeleidt, bestaande uit tenminste voor elke school de ondersteuningscoördinator (zorgcoördinator) en de aan de school toegevoegde gedragsspecialist (embedded ab-er) aangevuld met (voorzover op school aanwezig) schoolmaatschappelijkwerkers, leerlingbegeleiders, orthopedagogen en dergelijke OPDC Orthopedagogisch Didactisch Centrum (V)OPR (Voorlopige) Ondersteuningsplanraad Orthopedagoog Houdt zich bezig met de problematische leer- en opvoedingssituaties van kinderen en jeugdigen PaO Passend Onderwijs samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 60 PDCA kwaliteitszorginstrument volgens het stramien van Plan - Do - Check - Act (bedenk - doe - controleer - stel (eventueel) bij) Plusvoorziening speciale trajecten gericht op overbelaste jongeren alsnog een diploma te laten halen PO Primair Onderwijs POVO (werkgroep die overgang) Primair Onderwijs – Voortgezet Onderwijs (beter op elkaar af gaat stemmen) PrOPraktijkonderwijs REC 3 Regionaal Expertisecentrum cluster 3 (Sint Jan Baptist, Catharina, Adelante) REC 4 Regionaal Expertisecentrum cluster 4 (De Zonnewijzer, De Buitenhof) RMC Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten ROC Regionaal Opleidingen Centrum Rugzakleerlingen LGF-leerlingen of leerlingen met een REC beschikking RVC Regionale Verwijzingscommissie SO Sociale (wijk)teams Speciaal Onderwijs Teams die toegang verlenen tot specialistische hulp wanneer er sprake is van meervoudig complexe problematiek waarvan het voorliggende veld de hulpvraag niet kan beantwoorden. VSO SMW SWV PO SWV VO Voortgezet Speciaal Onderwijs Schoolmaatschappelijk werk Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Samenwerkingsverband Voortgezet onderwijs Tussenvoorziening Voorziening voor leerlingen die aangepast onderwijs ontvangen, maar niet doorverwezen worden naar het speciaal onderwijs VMBO VO MBO VSO VSV VWO VWS Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Voortgezet Onderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs (Arcus, Citaverde) Voortgezet Speciaal Onderwijs Voortijdig Schoolverlaten Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Warme overdracht Gesprek tussen de mentor van de leverende school en de mentor/ loopbaanbegeleider/ trajectbegeleider van de ontvangende school over de specifieke leerbehoeften van een bepaalde leerling Wet passend onderwijs Wet verplicht scholen een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben WMS Wet Medezeggenschap op Scholen ZAT Zoco’s Zorgcoördinatoren Zorg Advies Team Zorg- en ondersteuningscoördinatoren Verricht werkzaamheden ten behoeve van de planning en de samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 61 bijlagen ZML(K) ZMO(K) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 coördinatie van de zorgverlening aan leerlingen op school Zeer moeilijk lerende kinderen Zeer moeilijk opvoedbare kinderen algemene gegevens deelnemers samenwerkingsverband kengetallen begroting ondersteuningsplanraad ondersteuningstoewijzing onderzoeksmiddelen CTA auditprotocol overlegmatrix voorbereiding Passend Onderwijs 10 richtlijnen voor een goede samenwerking met ouders samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 63 64 65 65 68 69 75 76 85 86 62 bijlage 1 | algemene gegevens Bestuur SWV VSO Alterius VO Citaverde PO/VSO Movare VO – SVO|PL PO/VSO MosaLira VSO Adelante VO – Stichting LVO VSO De Maasgouw PO/VSO INNOVO de heer T. Bisscheroux de heer J.P. Janssen de heer H. Linssen de heer J.M. Meens (voorzitter) de heer Th. van Mulken de heer P. van Mulkom de heer F. Schings (penningmeester) de heer F. Thiessen mevrouw J. van Zomeren (secretaris) Directie Directeur SWV Adres Telefoon e-mailadres Team passend onderwijs Adres Telefoon e-mailadres de heer N.P. Bollen Nieuw-Eyckholt 290E, 6419 DJ Heerlen 06 50285031 [email protected] Nieuw-Eyckholt 290E, 6419 DJ Heerlen 06 34849504 [email protected] Commissie Toelating en Aanwijzingen (CTA) Coördinator Adres Telefoon e-mailadres de heer A. Daemen (voorzitter CTA) Nieuw-Eyckholt 290E, 6419 DJ Heerlen 045 - 525 86 16 a. [email protected] samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 63 bijlage 2 | deelnemers samenwerkingsverband 01GL00 01GL01 02DF00 02ZC00 05FJ00 05FJ01 13FB00 16SL00 16VM00 16VM04 17JB00 17JB01 17JB02 18DO00 19HV00 19QC00 19XS00 21CS03 21SG00 26KZ00 vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vo vso vo Sophianum SGM i h Heuvelland Landsraderweg 3 SGM in het Heuvelland Hofstraat 14 Grotiuscollege Akerstraat 117 Gymn vh Bernardinuscollege Akerstraat 95 Emmacollege De Weggebekker 1 Emmacollege locatie Broekland Polderstraat 4 Katholieke School voor Pro Sittarderweg 75 Sint-Janscollege Amstenraderweg 122 Herlecollege Heldevierlaan 5 Herle College Bekkerveld 4 Charlemagne College (Eijkhagen) Eijkhagenlaan 31 Charlemagne College (Brandenberg) Graafstraat 10 Charlemagne College (Holz) Richerstraat 35 Romboutscollege Schoolstraat 16 Ath vh Bernardinuscollege Akerstraat 95 Bernardinuscollege Akerstraat 95 Sintermeertencollege Valkenburgerweg 219 CITAVERDE College Heldevierlaan 12 SO VSO De Zonnewyzer Heldevierlaan 4 Openbare School voor Pro Sittarderweg 75 01UO00 vso ZMOK School De Buitenhof 16PB00 vso ZMLK Sch St Jan Baptist 20IF00 vso SO VSO Catharina samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO Kloosterkensweg 6 Schoolstraat 81 Smidserweg 4 6271NT 6286CG 6417BM 6417BK 6413NR 6431LE 6412CC 6431EN 6415SB 6417CL 6371XA 6371XS 6461VP 6443BT 6417BK 6417BK 6419AT 6415SB 6415SB 6412CC Gulpen Gulpen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Landgraaf Landgraaf Kerkrade Brunssum Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen 6419PJ Heerlen 6466 HV Kerkrade 6419CP Heerlen 64 bijlage 3 | kengetallen 1. LEERLINGEN LWOO PrO overige VO totaal VO vo woonachting 1115 459 11880 13454 in regio VSO cat 1 VSO cat 2 VSO cat 3 VSO totaal 12978 674 27 45 746 CLUSTER 4 LG MG LZ ZMLK vso totaal 427 27 45 21 226 746 naar onderwijssoort 2. RUGZAKKEN CLUSTER 4 LG MG LZ ZMLK rugzakken totaal in overig vo 94 13 0 8 0 115 in LWOO en PrO 17 2 0 0 5 24 139 3. DEELNAME percentage LWOO PrO VO 3106 8,29% 3,41% landelijk 10,61% 2,93% VSO cat 1 VSO cat 2 VSO cat 3 VSO totaal rugzakken VO 3106 5,01% 0,20% 0,33% 5,54% 1,03% landelijk 3,15% 0,11% 0,34% 3,61% 1,94% 4. CLUSTER 1 EN 2 LEERLINGEN schoolgaand in het vo in het swv woonachtig in swv en schoolgaand in het vso cluster 1 cluster 2 cluster 1 cluster 2 teldatum 7 10 2 2 1 okt 13 Landgraaf Nuth Onderbanken Simpelveld Voerendaal 1 3 0 1 0 0 0 0 5 aantal to egeno men in 2012-2013 1 25 4 3 2 1 4 2 42 aantal wv het pro bleem is o pgelo st in 12-13 1 22 2 2 0 0 4 1 32 aantal thuiszitters in '12-13 18 jaar gewo rden 0 1 0 1 2 0 0 0 4 aantal niet o pgelo st en + 6 maanden thuis 1 5 2 1 0 1 0 1 11 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO Parkstad Kerkrade aantal per 01-09-12 Brunssum Heerlen thuiszitters 65 bijlage 4 | begroting 2014 & meerjarenbegroting Begroting 2014 (augustus - december) inkomsten uitgaven lichte ondersteuning € 514.160 zware ondersteuning verevening zware ondersteuning € 328.966 € 12.203 totale baten € 855.329 extra afdracht vso € 71.786 BTV, Herstart, Op de Rails € 141.667 Ondersteuningsteams vervroegd testen € 20.833 PCL personeelskosten versterken pm-structuur overgangsmaatregel LGF organisatie swv (1) versterken ondersteuningsstructuur automatisering / digitalisering € € € € € € weerstandsvermogen resultaat € 104.167 € 385 totale lasten € 855.329 20.000 10.417 43.574 98.333 331.667 12.500 (1) het bestuur van het samenwerkingsverband werkt onbezoldigd en kent geen kosten vergoedingen Financiële kengetallen Bij de beoordeling van deze kengetallen dient men zich te realiseren dat een SWV in haar aard geen schoolbestuur is en er derhalve andere kengetallen relevant zijn, c.q. andere normen gehanteerd moeten worden. Om die reden is de kapitalisatiefactor niet opgenomen. Wel bruikbaar zijn: solvabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit, weerstandsvermogen en de opbouw van de algemene reserve. Voor de solvabiliteit en liquiditeit zijn vooralsnog de onder- en bovengrens van de commissie Don (middelgrote besturen) ingevoerd. Het weerstandsvermogen geeft inzicht in de financiële draagkracht van het samenwerkingsverband. Om de gewenste bandbreedte (veelal tussen 5 en 15%) te bepalen moet worden gekeken naar vier variabelen: • Het wel of niet in dienst hebben van personeel • De kwaliteit van de financiële functie en governance processen • De mate waarin er sprake is van incidentele subsidies en bijdragen • De hoogte en beheersbaarheid van diverse deelnemingspercentage, m.n. VSO Naarmate hier op één of meer terreinen sprake is van grotere risico’s zal een hoger weerstandsvermogen noodzakelijk zijn. Op grond van de stabiliteit van het samenwerkingsverband en het gegeven dat er geen eigen personeel is, wordt voor de komende periode gekozen voor een weerstandsvermogen van 5% op te bouwen vanaf schooljaar 2015/2016. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 66 samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 67 24.609 789.518 29.288 2.051.865 925 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € Lasten afdrachtlwoo (via duo) afdrachtpro (via duo) afdrachtVSO,teldatum (via duo) Lastenondersteuningsplan 1) verplichtebestedingAB(personeel) bij VSO 2) BTV,Herstart,Opde Rails 3) Ondersteuningsteams 4) Vroegtijdigtestenzorgleerlingen( incl. diagnost iek) 5) Pclbemensing 6) VersterkenPM st ruct uur 7) OrganisatieSWV LGF 8) Overgangsmaatregel 9) Digitaliseren 10) BTVlang40lln 11) MaatwerkregelingVSOVO 12) Ondersteuningpedagogischen didactischvia interne rebound 13) Pilots maat werkregeling 14) Incidentelevoorzieningen 15) Dotatie weerst andsvermogen Totalelasten Resultaat 250.000 50.000 48.000 25.000 236.000 1 04.578 30.000 100.000 1 00.000 500.000 96.000 340.000 1 72.287 2014/15 2.052.790 2014/15 1 .258.593 € Meerjarenbegroting SWV31.06 op schooljaar 3april 14 Baten lichte ondersteuningalgemeen( €87, p. lln.) lichte ondersteuninglwoo lichte ondersteuningpro vereveninglichte ondersteuningalgemeen zwareondersteuning voor 2014/15 schooldeelLGFvan 139 lln + €25, p.lln. vanaf2015/16 bedragper lln in woonachtigswv €499, vereveningzware onderst euning overigebaten geoormerktebaten Totalebaten 2015/16 1.142.760 2.676.092 970.509 16.090 6.679.775 150.000 30.000 100.000 100.000 500.000 20.000 50.000 48.000 25.000 236.000 601.481 340.000 2015/16 2.513.299 1.010.540 6.931.450 € 2.009 € 12.655.770 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 1.204.733 € € € 12.657.779 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 3.085 14.981.277 250.000 200.000 500.000 200.000 30.000 340.000 601.481 50.000 48.000 55.000 236.000 2016/17 4.280.613 1.720.975 6.469.208 14.984.362 1.082.503 2016/17 1.127.462 4.558.858 1.653.310 4.732 6.566.961 300.000 500.000 400.000 70.000 30.000 340.000 601.481 50.000 48.000 55.000 236.000 € 16.510 € 14.617.671 € € € € € € € € € € € € € € 2017/18 € 4.221.160 € 1.696.914 € 6.069.116 € 901.353 € € € 14.634.181 € 6.495.614 2017/18 € 1.111.730 € 4.495.244 € 1.630.240 200.000 500.000 555.000 70.000 30.000 340.000 601.481 50.000 48.000 55.000 236.000 € 43.550 € 14.139.996 € € € € € € € € € € € € € € 2018/19 € 4.127.829 € 1.660.498 € 5.666.188 € 715.811 € € € 14.183.546 € 6.388.440 2018/19 € 1.087.471 € 4.397.156 € 1.594.668 bijlage 5 | ondersteuningsplanraad 2014 naam school geleding bestuur 1 Ineke van den Aakster ouder SVOPL 2 Lixel Bevk Emma personeel LVO 3 Benedikte Candel-Konsten Bernardinus ouder SVO-PL 4 Harry Lenoire Brandenberg / Holz personeel SVO-PL 5 Jef Lenssen Herle / Thermen personeel SVO-PL 6 Veronique Meuffels ouder LVO 7 Marlie Notermans Zonnewijzer personeel Innovo 8 Mayke Reumkens ouder LVO 9 Marinka Robroek Sint Jan Baptist ouder Movare 10 Job Schoonman Zonnewijzer personeel Innovo 11 Marleen Siebelt-Breebart Grotius ouder LVO 12 Monique Urlings ouder SVOPL 13 Belinda Verstappen ouder LVO 14 Roger Willems Buitenhof personeel Alterius samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO taak 68 bijlage 6 | ondersteuningstoewijzing & CTA De volgende informatie zal in het aanmelddossier voor de CTA opgenomen moeten zijn om tot een goede afweging te kunnen komen: 1. Informatie m.b.t. de onderwijsondersteuning • relevante gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie leerling; • schets van de schoolloopbaan (samenvatting van de informatie uit het leerlingvolgsysteem, zowel didactisch als sociaal-emotioneel); • schets van capaciteiten en de actuele sociaal-emotionele situatie; • schets van de omstandigheden in thuissituatie; • schets van de ondersteuningsvraag school/leerling (eventueel aangevuld met informatie van de leerling zelf en de ouders); • overzicht van al uitgevoerde activiteiten en de effecten ervan (interventies volgens de PM-structuur); • schets van de bevorderende/stimulerende omstandigheden en belemmerende omstandigheden; • verslagen van ZAT; 2. Informatie m.b.t. de jeugdzorgondersteuning (indien van toepassing) Schets van de betrokkenheid van instelling voor zorg en welzijn en effecten ervan; Rapportage “één gezin, één plan” met aanvullende informatie van de jeugdzorgpartners. 3. Overige informatie (Para)-Medische, psychologische of psychiatrische rapportages; Uitgangspunten zorgtoewijzing binnen SWV 31.06: 1. Op niveau van SWV is er een gemeenschappelijk niveau van basisondersteuning afgesproken dat alle scholen (minimaal) aanbieden. 2. Ter bepaling van de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling wordt binnen SWV Parkstad het IVO-model gehanteerd. 3. Het gemeenschappelijk afgesproken niveau van basisondersteuning binnen SWV is leidend voor de CTA om te adviseren omtrent a. extra ondersteuning binnen het VSO of een BTV b. plaatsing binnen het LWOO of PrO (ten minste voor het schooljaar 2015/16) c. vervolg binnen de eigen basisondersteuning. 4. Het afgeven van de toelaatbaarheidsverklaring voor VSO en BTV geschiedt door de directeur SWV. 5. Het advies dat de CTA geeft t.a.v. toelaatbaarheid tot VSO of BTV is bindend voor de ontvangende scholen. D.w.z. dat de ontvangende BTV of VSO geen inhoudelijke toetsing doet t.a.v. toelating. Alleen bij capaciteitsproblemen kan de BTV voorziening en het VSO een leerling niet toelaten. Mochten er na het afgegeven van de TLV maar nog voor de start in de BTV of op het VSO nieuwe relevante aanvullende gegevens boven tafel komen dan kan er een nieuwe adviesaanvraag bij de CTA gedaan worden. 6. Bij de terugplaatsing van leerlingen na afloop van de toelaatbaarheidsverklaring van het VSO is de zorgcoördinator van het VSO de casemanager. 7. Bij de terugplaatsing van leerlingen na afloop van de toelaatbaarheidsverklaring van de BTV is de zorgcoördinator van de verwijzende school de casemanager. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 69 8. Advies CTA De CTA geeft haar advies aan de directeur van het samenwerkingsverband en zal in haar advies de uitspraak onderbouwen. Als de directeur van het samenwerkingsverband dit advies ondersteunt zal een toelaatbaarheidsverklaring voor BTV of het VSO worden toegekend. Het samenwerkingsverband geeft de school en de ouder(s)/verzorger(s) een schriftelijk beschikking, waarin aangegeven wordt: • het advies • de startdatum van het tussenarrangement of de toelaatbaarheidsverklaring voor VSO • de einddatum van het tussenarrangement of de toelaatbaarheidsverklaring voor VSO • het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning: categorie 1, 2 of 3 bij het toekennen van zware ondersteuning. • eventuele vervolgafspraken In geval van het toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring voor het vso, zal tevens aangegeven worden welke scholen binnen de regio de gewenste zware ondersteuning kunnen bieden, zodat ouders zich daarop kunnen oriënteren. Dossieropbouw De afleverende school zorgt voor samenstelling van het dossier volgens een vast format zodat de aanvraag voor een tussenarrangement of voor een toelaatbaarheidsverklaring transparant is en voldoet aan de voorwaarden die door het samenwerkingsverband daaraan gesteld zijn. Ontwikkelingsperspectief Voor de leerlingen waarvoor extra onderwijsondersteuning en/of jeugdzorgondersteuning wordt ingezet, is het noodzakelijk een ontwikkelingsperspectief (OPP) op te stellen, waarin de onderwijsdoelen staan vermeld. Bij het VSO wordt ook het uitstroomperspectief (diplomagericht, dagbesteding, of arbeid) beschreven. Voor het ontwikkelingsperspectief is binnen het SWV een format ontwikkeld. Een voorlopig ontwikkelingsperspectief wordt uiterlijk opgesteld binnen 6 weken na de start van het schooljaar (definitief op 1 december) of na vaststelling van extra ondersteuningsbehoefte tijdens schooljaar en altijd in samenspraak met ouders. Het ontwikkelingsperspectief biedt handvatten waarmee de docent het onderwijs kan afstemmen op de behoefte van de leerling. Het ontwikkelingsperspectief laat zien waar naartoe gewerkt wordt en aan welke instroomeisen een leerling moet voldoen om succesvol te zijn in het vervolgonderwijs. Ouders worden hier nauw bij betrokken. School beslist over de aard van de noodzakelijke onderwijsondersteuning. De CJG-partners en de al reeds in het gezin aanwezige hulpverleners beslissen over de aard van de jeugdzorgondersteuning. Zij doen dit in samenspraak met elkaar en met ouders, ieder met eigen procedures, aanpak en te nemen stappen volgens het principe één kind, één plan. Aanvraag voor plaatsing in een Bovenschoolse Tijdelijke Voorziening (BTV) of een toelaatbaarheidsverklaring VSO (TLV). Binnen Passend Onderwijs is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor de besluitvorming over toewijzing van alle vormen van extra ondersteuning in het onderwijs, inclusief voortgezet speciaal onderwijs. Van belang is dat het proces van beoordeling en samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 70 bepaling van extra ondersteuning en de eventueel daarmee samenhangende toelaatbaarheidsverklaring efficiënt, tijdig en transparant tot stand komt. De verandering van de indicatiestelling naar een beoordeling van wat de leerling nodig heeft, zal tot gevolg hebben dat de diagnostiek minder leidend zal zijn maar juist dienend aan de bepaling van de mate van onderwijsondersteuning die de leerling nodig heeft. Er zijn verschillende routes voor instroom in een BTV of het VSO: route 1: route 2: route 3: route 4: route 5: route 6: route 7: route 8: Leerling afkomstig uit het (speciaal) basisonderwijs leerling afkomstig uit het (primair) speciaal onderwijs leerling afkomstig uit het reguliere voortgezet onderwijs leerling afkomstig uit BTV leerling afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs verhuisleerling, waarvoor speciaal voortgezet onderwijs geadviseerd wordt leerling afkomstig uit een plaatsbekostigde setting, waarvoor de behandeling stopt en speciaal voortgezet onderwijs geadviseerd wordt verlenging BTV plaatsing of TLV COS Binnen het SWV kennen we ook nog de tijdelijke plaatsing binnen de Centrale Opvang Schoolverlaters (COS). Het COS is een tijdelijke voorziening (8 weken, bekostigd vanuit de gemeenten) waarbij gewerkt wordt aan gedrags verandring en relatieherstel en gericht op terugkeer naar de school van herkomst. Met als doel het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Aanmelding geschiedt via bureau VSV en indicatiestelling via commissie Retour. Route 1 en 2 Leerlingen afkomstig uit het primair (speciaal) onderwijs De school voor primair (speciaal) onderwijs of de intaker van de VO-school heeft vastgesteld dat de extra ondersteuning binnen de door de ouders en leerling gewenste reguliere VO-school niet toereikend is om tegemoet te komen aan de ondersteuningsvraag van de leerling. Met alle betrokkenen (leerling, ouders, leerkracht, IB-er of CvB) is besloten dat een aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring bij het samenwerkingsverband vo zal worden gedaan. Het samenwerkingsverband PO is van de situatie van deze leerling op de hoogte. Het bevoegd gezag van de VO-school zet de procedure voor het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring voor het voortgezet speciaal onderwijs in gang. De intaker van de VO-school coördineert het hele proces (dossieropbouw en eventueel aanvullend onderzoek) om te komen tot een toelaatbaarheidsver-klaring en is ook de contactpersoon voor de CTA. Route 3 Leerlingen afkomstig uit het reguliere voortgezet onderwijs Als leerlingen in de loop van hun (reguliere) schoolloopbaan vastlopen, ondanks de inzet van extra onderwijs- en/of jeugdzorgondersteuning kan een aanvraag bij het SWV worden ingediend voor een BTV-plaatsing of voor een toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs. Als op de VO-school waar de leerling ingeschreven staat, is vastgesteld dat de basisondersteuning niet toereikend is wordt in overleg, met de ouders de leerling besproken in het ZAT. In het ZAT wordt de afweging gemaakt tot het aanvragen van plaatsing in een samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 71 BTV of het aanvragen van een TLV. Na overeenstemming hierover met de ouders wordt de aanvraag in gang gezet bij het SWV. Binnen de interne ondersteuningsstructuur van de VO-school vindt de voorbereiding plaats voor het hele proces om te komen tot de aanvraag. De voorbereiding bestaat uit dossieropbouw en eventueel aanvullend onderzoek. De coördinatie ligt bij de zorgcoördinator (ondersteuningscoördinator) van de VO-school en hij is ook de contactpersoon voor de CTA. Route 4 Leerling afkomstig uit BTV Het SWV VO Parkstad kent twee soorten Bovenschoolse Tijdelijke Voorzieningen (BTV) • een BTV gericht op orthopedagogische problematieken • een BTV gericht op primaire leer- en ontwikkelingsproblematieken Leerlingen worden voor een periode van 12 weken in een BTV geplaatst. Na onderzoeksen behandelfase volgt een uitstroomfase. Omdat het een tijdelijke plaatsing betreft zal het merendeel van de leerlingen in de uitstroomfase voorbereid worden op terugkeer naar de school van herkomst. Mocht de leerling niet terug kunnen naar de school van herkomst dan vraagt de zorgcoördinator van het VSO advies bij de CTA of vraagt een TLV voor een VSO plaatsing aan, na afstemming met de ouders. Indien het advies van de BTV en de CTA is dat de leerling wel terug zou kunnen naar een reguliere school maar niet zijnde de school van herkomst (andere peergroep, pestproblematiek) dan wordt de aanmelding van deze leerling bij de nieuwe reguliere school als een verhuisgeval opgepakt. Route 5 Leerling afkomstig uit VSO In incidentele gevallen kan het voorkomen dat de toegewezen zwaartecategorie bij leerlingen met een TLV aangepast moet worden. De zorgcoördinator van het VSO dient daarvoor bij de CTA een verzoek in aan de hand van een compleet dossier. Route 6 Verhuisleerling met advies VSO Bij een leerling die beschikt over een TLV vanuit een ander SWV maar na verhuizing woonachtig is in onze regio blijft de TLV geldig. Ouders melden aan bij de VSO school van hun keuze. Mocht de intaker / zorgcoördinator van de VSO school concluderen dat een andere VSO setting passender is, dan neemt hij de zorgplicht op zich. Beschikt de leerling (nog) niet over een TLV en ouders melden de leerling aan dan neemt de school van aanmelding de zorgplicht op zich. Route 7 Leerling afkomstig uit een plaatsbekostigde setting, waarvoor de behandeling stopt en speciaal voortgezet onderwijs geadviseerd wordt Leerlingen die uitgeschreven zijn omdat ze in een speciaal behandeltraject (Mondriaan, MIKX, …) opgenomen zijn, zijn op zeker moment uitbehandeld en keren terug naar het onderwijs. Ouders melden dan aan bij de V(S)O school van hun keuze. Mocht de intaker / zorgcoördinator van de V(S)O school concluderen dat een andere V(S)O setting passender is, dan neemt hij de zorgplicht op zich. Beschikt de leerling (nog) niet over een TLV en ouders melden de leerling aan dan neemt de school van aanmelding de zorgplicht op zich. Route 8 verlenging BTV plaatsing of TLV samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 72 Bij de leerlingen die gestart zijn in een BTV of op het VSO is in overleg met de ouders een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld. Zijn de geformuleerde doelen van het OPP op het eind van de extra ondersteuning niet behaald dan is een verlenging van de plaatsing in de BTV of van de TLV mogelijk. De zorgcoördinator van de BTV legt dan het dossier aan de CTA voor met het verzoek tot verlenging. Problemen tussen ouders en school Indien ouders het met de school niet eens zijn over het besluit over de toelating van hun kind op school of als er problemen zijn met de ondersteuning die hun kind krijgt is het eerste aanspreekpunt altijd de school. Komt men er samen niet uit, dan zijn er verschillende mogelijkheden voor onafhankelijke bemiddeling, bezwaar en beroep en verdere stappen. Hieronder worden deze mogelijkheden beschreven. Procedure bij een geschil over toelating of verwijdering Zijn ouders het niet eens met het besluit over toelating van hun kind dat extra ondersteuning nodig heeft of gaan ouders niet akkoord met verwijdering, dan zal de school allereerst met de ouders proberen tot een oplossing te komen. Lukt dat niet, dan kunnen ouders kosteloos een beroep doen op een onderwijsconsulent. Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen met veel kennis en ervaring op het gebied van onderwijs aan kinderen met een handicap, ziekte of stoornis. Zij kunnen adviseren en bemiddelen in de fase waarin er nog geen geschil in behandeling is genomen. Zie www.onderwijsconsulenten.nl Komen ouders en school niet tot overeenstemming rond een plaatsingsaanbod, dan kunnen ouders ook kiezen voor een bezwaarprocedure of wettelijke stappen. • • • • Ouders tekenen bezwaar aan bij het schoolbestuur. De school vraagt naar het standpunt van de ouders, voordat ze een beslissing neemt over het bezwaar. Als ouders het niet eens zijn met dit besluit, dan kunnen ouders hiertegen in beroep gaan bij de bestuursrechter (openbaar onderwijs). Of ouders vechten de beslissing op bezwaar aan bij de burgerlijke rechter (bijzonder onderwijs). De rechter doet een bindende uitspraak. Ook kunnen ouders het geschil voorleggen aan de tijdelijke, landelijke geschillencommissie passend onderwijs. Alle scholen en samenwerkingsverbanden zijn bij deze commissie aangesloten. De commissie geeft binnen 10 weken een oordeel over het geschil. Ouders kunnen verder een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens (CVRM) als ouders menen dat de school bij de toelatingsbeslissing verboden onderscheid maakt of discrimineert op grond van een handicap of chronische ziekte. De oordelen van het CVRM zijn niet bindend maar worden in de meeste gevallen wel opgevolgd. Procedure bij een geschil over het ontwikkelingsperspectief Als ouders het oneens zijn met het ontwikkelingsperspectief dat de school voor hun kind heeft opgesteld, dan is de school het eerste aanspreekpunt. Komen ouders en school er samen niet uit, dan zijn er de volgende mogelijkheden: • • Ouders dienen een klacht in bij het schoolbestuur Ouders kunnen het geschil voorleggen aan de tijdelijke, landelijke geschillencommis- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 73 • sie passend onderwijs. Deze commissie brengt binnen 10 weken een oordeel uit aan het schoolbestuur. Als laatste mogelijkheid is er nog de gang naar de rechter. Procedure bij een geschil over extra ondersteuning Vinden ouders dat de extra ondersteuning van de school van hun kind tekortschiet, dan zijn er de volgende wettelijke mogelijkheden: • • • • Ouders kunnen zich wenden tot de klachtencommissie van de school. Ouders kunnen een onderwijsconsulent om advies vragen. Als ouders vinden dat de school onvoldoende doeltreffende aanpassingen treft voor de handicap of chronische ziekte van hun kind, kunnen zij ook een oordeel vragen aan het CVRM. In laatste instantie kunnen ouders een geschil aanhangig maken bij de rechter samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 74 bijlage 7 | onderzoeksmiddelen CTA De CTA bedient zich van de volgende gekwalificeerde onderzoeksmiddelen. • Onderwijskundig rapport met duidelijke probleemomschrijving en begeleidingsbehoefte t.a.v. het gedrag of andere beschreven interventies. • Psychodiagnostisch onderzoek t.a.v. persoonlijkheidsproblematiek en/of leermotivatieprobleem. • Hulpverleningsverslagen - Bureau Jeugdzorg, - Raad vd Kinderbescherming, -MEE, -etc. •Gedragsvragenlijsten, - Child Behavior Checklist (CBCL), - Teacher Report Form (TRF), - Youth Self Report (YSR) • Voorgestructureerd gesprek met de verwijzende school via een daarvoor bestemd format. • Observatielijst competentiemeting samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 75 bijlage 8 | auditprotocol Doelstellingen Het samenwerkingsverband heeft met de audit/visitatie de volgende doelstellingen voor ogen: • Het systematisch onderzoeken van de kwaliteit van de geboden ondersteuning – zowel basisondersteuning als (eventueel schoolondersteuningsprofiel - van deelnemende scholen); • Scholen handvatten bieden om de ondersteuning – conform de afspraken en doelen van het ondersteuningsplan 2014 – 2018 te versterken. Eigenaarschap Iedere collegiale visitatie is eigendom van de betreffende school. Het samenwerkingsverband voorziet in de organisatie van de visitatie, maar de schoolleiding is eigenaar van de eigen visitatie. Niet alleen past dit binnen de eerder genoemde doelstelling van de visitatie, ook de ervaring van veiligheid bij scholen over een dergelijk traject is gebaat bij deze keuze. In het visitatieproces zal zo open mogelijk over de sterke en ook de zwakke punten van de betreffende school gesproken worden. Veiligheid is daarvoor een belangrijke basisvoorwaarde. Met de school als eigenaar van het product en het proces van de visitatie is een deel van deze veiligheid geborgd. Vertrouwelijkheid Ook vertrouwelijkheid van de collegiale visitaties draagt bij aan de veiligheid van het proces. Het spreekt voor zich dat alle gesprekken die de commissieleden met scholen voeren vertrouwelijk zijn. Bevindingen in de rapportage zullen niet terug te voeren zijn op individuele gesprekspartners van de commissie. Uit bovenstaande vloeit logisch voort dat de rapportage van een collegiale visitatie ook vertrouwelijk is. De visitatiecommissie levert haar rapportage aan de leiding van de school. Deze is vrij in de verspreiding hiervan binnen de school. Ook de regiegroep van de collegiale visitaties ontvangt de rapportage. De regiegroep gaat hier zorgvuldig mee om. De rapportages worden gebruikt om op hoofdlijnen en anoniem een analyse te doen en conclusies te trekken over de ontwikkeling van de ondersteuningskwaliteit. Positie ten opzichte van andere processen Scholen kennen allerlei vormen van kwaliteitszorg, verantwoording en beoordeling. Sommige scholen kennen visitaties van het eigen bestuur, alle scholen worden beoordeeld door de inspectie en (bijna) alle scholen werken met horizontale verantwoording via Vensters. De intercollegiale visitaties/audits van het samenwerkingsverband kenmerken zich in dit geheel door twee aspecten: 1. De visitaties zijn niet gericht op verantwoording, beoordeling of accreditatie. 2. De visitaties beperken zich tot ondersteuningsaspecten van de school. Karakter van zelfevaluatie en visitatie De collegiale visitaties hebben als doel het inspireren van scholen om hun ondersteuningskwaliteit te identificeren en verder te ontwikkelen. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 76 Het onderzoek bestaat om te beginnen uit een zelfevaluatie waarbij de school reflecteert op de verschillende deelgebieden. Het staat de school vrij te kiezen op welke manier het team en/of de leerlingen betrokken zijn bij de zelfevaluatie. Bovenstaande doelstelling zal ook reflecteren in het karakter van de gesprekken en rapportages van de visitatie/auditcommissies. De toonzetting is niet beoordelend dan wel veroordelend maar vragend, spiegelend en inspirerend. Commissies bevragen verschillende betrokkenen bij de school over onder andere de doelen, werkwijzen en resultaten. Dit doen zij vanuit hun eigen ervaring met passend onderwijs. In de gesprekken en rapportage zal dan ook blijken dat commissieleden oog hebben voor de karakteristieken van de school en de specifieke uitdagingen voor ondersteuning. Vanuit hun ervaring en de verkregen informatie houdt de commissie de school een eerlijke spiegel voor en geeft waar mogelijk suggesties voor verdere verbetering. In het visitatieproces zoekt de commissie een balans tussen uniformiteit van onderzoek en aandacht voor diversiteit. De commissie geeft de eigen karakteristieken zoals de leerlingenpopulatie en het onderwijskundig beleid een plaats in de rapportage. Tegelijkertijd is er behoefte aan een zekere uniformiteit van het onderzoek. Dit maakt vergelijking tussen scholen mogelijk. Frequentie In de planperiode (2014-2018) zullen in beginsel twee audits per school plaatsvinden, in 2015/16 en 2017/18 of in 2016/17 en 2018/19. Voorafgaan aan de ingang van het ondersteuningsplan 2018-2022 wordt deze werkwijze gevalueerd en op grond daarvan in deze of een andere frequentie voorgezet of in een andere vorm van auditing gegoten. In het eerste planjaar zal op alle scholen eenmalig een audit (als een soort nulmeting) uitgevoerd worden door de VSO’s. Organisatie De audits/visitaties kennen de volgende betrokkenem: School: zoals eerder beschreven is de school eigenaar van de eigen visitatie. Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de planning, voorbereiding en begeleiding van de visitaties en vormt daarmee het projectteam. Het projectteam is het dagelijks aanspreekpunt voor scholen, commissies en de regiegroep. Regiegroep: gezien het belang, de benodigde zorgvuldigheid en onafhankelijkheid in het project is er een regiegroep. Deze bewaakt de kaders, doelstellingen en de voortgang van het totale project en stuurt waar nodig bij. De regiegroep wordt gevormd door het bestuur van het samenwerkingsverband. Commissieleden: de collegiale visitaties worden uitgevoerd door een commissie van schoolleiders en ondersteuners (ondersteuningscoördinator/leerlingbegeleiders/loopbaanbegeleiders). Zij doet dit vanuit een onafhankelijke rol ten opzichte van de betreffende school en van de regiegroep: de commissie is onbevooroordeeld in het formuleren van bevindingen en aanbevelingen, binnen het visitatiekader. Audit/visitatiekader Leidraad bij de voorbereiding en uitvoering het audit/visitatiekader. Dit kader is opgesteld door het bestuur van het samenwerkingsverband. Het kader is bedoeld om scholen houvast te geven bij het opstellen van een zelfevaluatie en commissies houvast te geven bij hun onderzoek. Het kader waarborgt dat de belangrijkste kenmerken van Passend samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 77 Onderwijs onderzocht worden en dat de verschillende rapportages enigszins vergelijkbaar zijn. Het audit/visitatiekader kent twee thema’s: Ondersteuningsbreedte: maken de scholen het sluitende aanbod van ondersteuningsvoorzieningen waar? Hoe ervaren leerlingen die van deze voorzieningen gebruiken het? Hoe waarderen ouders het aanbod? Hoe functioneren de ondersteuningsteams? Hoe ervaart de professional op de werkvloer de grotere actieradius die aan de dag gelegd moet worden om Passend Onderwijs gestalte te geven? Rekening houden met verschillen: leerlingen verschillen van elkaar, hoe homogeen een groep ook lijkt samengesteld de verschillen tussen leerlingen zijn groot. Om goed onderwijs — onderwijs dat hoge opbrengsten kent — te realiseren voor álle leerlingen wordt doelgericht onderwijs gegeven om alle leerlingen in de groep minstens de gestelde minimumdoelen voor de basisvaardigheden te laten bereiken, waarbij het streven is dat alle leerlingen profiteren van de groepsinstructie, maar dat er tijdens de verwerking rekening wordt gehouden met de verschillen tussen leerlingen (convergente differentiatie). De uitgevoerde audit/vitiatie heeft als leidraad “waarderend onderzoeken”. Dat is gebaseerd op het gedachtegoed van David Cooperrider. Deze methodiek gaat er vanuit dat door vragen te stellen over de kracht van een organisatie, veranderingen eerder succesvol zullen zijn. Deze methodiek kent vier stappen: verkennen, verbeelden, vormgeven en verankeren (of discovery, dream, design en destiny): 1. Verkennen betekent het bevragen van succesfactoren op het genoemde thema. Bijvoorbeeld: wanneer waren we succesvol in het verbeteren van de ondersteuning? Welke kwaliteiten hebben we toen ingezet? Welke omstandigheden waren daarvoor nodig? 2. Bij verbeelden wordt een mogelijk toekomstbeeld geschetst. Bijvoorbeeld: welke mogelijk heden bieden deze succesfactoren voor onze toekomstige opbrengsten? Welke opbrengsten zijn voor ons haalbaar? 3. Vormgeven draait om een plan voor het realiseren van deze verbeelding: wat is er voor nodig om deze opbrengsten te realiseren? Welke middelen zetten we in? Wat gaan we veranderen? 4. Verankeren is de stap waarin de vormgegeven toekomst daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Bij deze waarderende methodiek bepaalt de school zelf tot welke stap ieder thema uitgewerkt wordt. Het kan zijn dat op een bepaald thema het verkennen en verbeelden de stappen zijn die in de zelfevaluatie gezet worden. De visitatie en het rapport worden vervolgens gebruikt om te starten met vormgeven en verankeren. Wanneer een school al verder is in de ontwikkeling op dit thema kan ook het vormgegeven plan en de gerealiseerde verbetering beschreven en geëvalueerd worden. Samenstelling van de commissie Collegiale visitatie betekent dat de audits/visitaties uitgevoerd worden door collega’s uit het samenwerkingsverband. De visitatiecommissie bestaat uit schoolleiders en ondersteuners (ondersteuningscoördinator/leerlingbegeleiders/loopbaanbegeleiders) van andere scholen. Het visitatietraject kent een regiegroep die de kaders, doelstellingen en de voortgang samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 78 van het totale project bewaakt en bijstuurt waar nodig. De visitatiecommissie bestaat uit vier leden: een voorzitter, twee leden en een secretaris. De secretaris van de commissie is het aanspreekpunt voor de school gedurende het gehele proces van visitatie. De secretaris is de voorzitter van de CTA of de directeur van het samenwerkingsverband. De regiegroep selecteert – op basis van onderstaande criteria– een groep voorzitters en een groep commissieleden. Het samenwerkingsverband stelt hoge eisen aan deskundigheid, gezag, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de leden van de commissie. De leden van de commissie zijn gehouden aan geheimhouding. De kwaliteit van de visitatie is in de ogen van het samenwerkingsverband in belangrijke mate afhankelijk van de deskundigheid en het gezag van de commissie. De eisen die aan de deskundigheid van de commissieleden stelt, zijn de volgende: • Deskundigheid op het gebied van het voortgezet onderwijs en de ontwikkelingen die zich op dat gebied voordoen • Deskundigheid op het gebied van het zorg- en ondersteuningsbeleid en management van scholen in het voortgezet onderwijs • Deskundigheid op het gebied van visitatie of de bereidheid deze te verwerven. De voorzitter van de commissie is een directeur van een van de locaties van het samenwerkingsverband. Hij of zij is goed op de hoogte van de ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en van vraagstukken van beleid en management van scholen. De voorzitter beschikt over ruime deskundigheid in het voortgezet onderwijs. Hij of zij heeft het vermogen het bezoek aan de school op een effectieve en sympathieke wijze te leiden. De voorzitter heeft de vaardigheid om de school en de personen die aan de school verbonden zijn, de ruimte te geven om hun verhaal te doen. De voorzitter ziet samen met de secretaris erop toe dat alle relevante onderwerpen op een evenwichtige manier aan bod komen. Tenslotte heeft de voorzitter de capaciteiten om de commissie tot afgewogen en eensluidende bevindingen en uitspraken te brengen. De twee leden van de visitatiecommissie brengen, naast abstractievermogen, vooral deskundigheid mee op het gebied van het voortgezet passend onderwijs en ontwikkelingen daarin. Daarnaast beschikken de leden over de benodigde deskundigheid op het gebied van één of meer van de vakgebieden in het voortgezet onderwijs. Het verdient aanbeveling om per commissie één lid te hebben met een verantwoordelijkheid als ondersteuningscoordinator. De secretaris van de audit/visitatiecommissie is een persoon die met een grote regelmaat aan de audits/visitaties op scholen in het voortgezet onderwijs deelneemt. Hij of zij is uitstekend op de hoogte van het voortgezet onderwijs en de ontwikkelingen daarbinnen. Daarnaast brengt deze de benodigde auditdeskundigheid in de commissie mee. De secretaris kent de regels en procedures rond de audit/visitatie en heeft ervaring met het opstellen van de schriftelijke rapportage. Naast de deskundigheid is als tweede component het gezag van de commissieleden van wezenlijk belang. De commissieleden hebben een staat van dienst op het gebied van hun deskundigheid en ervaring. Mede als gevolg van deze staat van dienst zal de school de bevindingen en adviezen die de commissie uitspreekt, accepteren en waarderen. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 79 De derde component betreft de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en de geheimhouding van de leden van de commissie. De regiegroep/ secretaris vergewist zich ervan dat de leden geen persoonlijke banden met de te beoordelen school hebben. De commissieleden moeten hun visitatie in volstrekte onafhankelijkheid kunnen uitvoeren. Ook betrachten de leden van de commissie geheimhouding ten aanzien van de informatie die zij verkrijgen. De regiegroep/ secretaris legt de samenstelling van de visitatiecommissie voor aan de school. De school heeft het recht één of meer leden van de commissie af te wijzen. De school dient dat te doen in een brief aan de regiegroep en dient de afwijzing met redenen te omkleden. In het geval het bezwaar van de school zwaarwegend genoeg is, kan de regiegroep zorgen voor een vervanging van de gewraakte persoon. Training commissieleden Zoals beschreven is de kwaliteit van de visitaties in belangrijke mate afhankelijk van de kwaliteit van het werk van de commissieleden. Lang niet alle commissieleden zullen al ervaring hebben met audit/visitatiewerk. We organiseren daarom trainingen om een zeker basisniveau van kennis en vaardigheden te waarborgen bij aanvang van de eerste visitaties. Ten eerste worden de secretarissen uitgebreid getraind. Deze training is gericht op de toepassing van het visitatiekader, het begeleiden van de bezoeken en de rapportagevaardigheden. Ook voorzitters ontvangen een aparte training. Zij krijgen in deze training uitgebreide toelichting op het verloop van de visitaties en hun rol daarin. De overige commissieleden ontvangen kort voor het visitatiebezoek een training in auditvaardigheden. Op deze manier kunnen in de training concrete afspraken gemaakt worden over de aanpak van het betreffende bezoek. Alle trainingen worden verzorgd door professionals. Training scholen en totstandkoming zelfevaluatie Ook voor de meeste scholen zal de deelname aan de collegiale visitatie een nieuwe ervaring zijn. De samenwerkingsverband houdt daarom met scholen bij de start van het traject een bijeenkomst waarin de doelstelling, opzet en planning van de visitatie worden besproken. Aan deze bijeenkomst nemen in ieder geval de commissiesecretaris en de schoolleider deel. Het is wenselijk dat de schoolleider daarnaast ook direct betrokkenen bij de visitatie, zoals een kwaliteitscommissie, laat aansluiten bij deze startbijeenkomst. De secretaris zal (desgewenst) vervolgens een bijeenkomst op de school begeleiden ter voorbereiding op het schrijven van een zelfevaluatie. Deze zelfevaluatie is een belangrijk onderdeel van het visitatieproces. In de zelfevaluatie kijkt de school zelf kritisch naar het eigen functioneren op de onderdelen van het visitatiekader en zij geeft in de zelfevaluatie haar visie weer op de eigen ondersteunings kwaliteit. Het doel van de zelfevaluatie is tweeledig. Ten eerste geeft deze zelfevaluatie de commissie op efficiënte wijze inzicht in het functioneren van de school, de commissie is hierdoor goed voorbereid op het visitatiebezoek. Ten tweede, en niet minder belangrijk, stimuleert het opstellen van een zelfevaluatie een proces van bewustwording binnen de school over de eigen dromen en daden. In de bij- samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 80 eenkomst met de secretaris zal met een vertegenwoordiging van de school (bij voorkeur weer een kwaliteitscommissie of een vertegenwoordiging van schoolmanagement en docenten) een eerste aanzet gemaakt worden met deze inventarisatie. Ook geeft de secretaris in deze bijeenkomst suggesties voor het proces waarmee de school de zelfevaluatie tot stand kan brengen. Door in dit proces brede geledingen te betrekken zet de school een belangrijke stap ten behoeve van een van de projectdoelstellingen: het aanwakkeren van een kwaliteitscultuur binnen de school. De school is in principe vrij in de vorm waarin zij de zelfevaluatie presenteert. Wel geeft het samenwerkingsverband enkele richtlijnen mee: • alle twee de thema’s van het visitatiekader komen in de zelfevaluatie aan bod. • de zelfevaluatie bevat enkele algemene schoolkenmerken: NAW gegevens, missie, visie en de organisatiestructuur. • de zelfevaluatie is ten minste gelezen en van feedback voorzien door een vertegenwoordiging van schoolmanagement en personeelsleden. • de zelfevaluatie telt maximaal tien pagina’s hoofdtekst, eventueel aangevuld met ondersteunende bijlagen. Samenstelling panels Tijdens het visitatiebezoek spreekt de commissie met een aantal panels. Deze gesprekken zijn bedoeld om vragen te kunnen stellen over de zelfevaluatie. Het gaat er om dat de commissie in deze gesprekken de zelfevaluatie onderzoekt en waar nodig aanvult. Om praktische redenen kiezen we er voor een school zelf deelnemers voor de panels te laten selecteren en uitnodigen. Zij stelt in ieder geval de volgende panels samen: • schoolleiding / teamleiders • docenten en andere betrokkenen bij de ondersteuningsstructuur • leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte De school selecteert per panel vier tot zes deelnemers. Deze selectie dient zo representatief mogelijk te zijn voor de onderdelen en opvattingen binnen de school. Voorbereiding commissie De commissieleden ontvangen uiterlijk vier weken voor het visitatiebezoek de zelfevaluatie van de school. Op basis hiervan kunnen zij zich inhoudelijk voorbereiden op het bezoek. De secretaris brengt nog een bezoek aan de school c.q. neemt nog contact op om het bezoekprogramma en alle praktische aspecten van de visitatie met de school door te spreken. Het definitieve bezoekprogramma wordt in samenspraak met de school vastgesteld. Vlak voor het bezoek komt de commissie bij elkaar om het bezoek voor te bereiden. Hierbij worden zij zoals eerder beschreven getraind door de secretaris of een andere professional. In deze bijeenkomst wisselen de commissieleden ook de opmerkingen en vragen uit die zij hebben naar aanleiding van het lezen van de zelfevaluatie. Op basis hiervan stelt de secretaris een overzicht op van de vragen die aan de verschillende panels gesteld zullen worden tijdens het bezoek. Facilitaire zaken Om het bezoek zo efficiënt en effectief mogelijk te laten verlopen is het belangrijk dat de school een aantal faciliteiten verzorgt tijdens het bezoek: samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 81 • • • • Voor de gesprekken die de commissie voert met de panels en met elkaar is de gehele dag een vaste ruimte nodig. Panelleden worden door de school in een andere ruimte opgevangen om rumoer te voorkomen. Het is gezien het korte bezoek belangrijk dat de school zorgt dat alle panelleden op tijd aanwezig zijn voor de gesprekken. De school bereidt in de gespreksruimte een leestafel voor met aanvullende illustraties voor de commissie, bijvoorbeeld: school- en zorgplan, lesmaterialen, verslagen van commissies. De school verzorgt catering voor de commissieleden (koffie en thee, lunch, fruit). Alle commissieleden en panelleden hebben een naambordje met daarop de naam en functie of leerjaar. Bezoek Het bezoek van de commissie aan de school duurt één dag. Het bezoekprogramma ziet er als volgt uit: 9.00 - 9.30 Aankomst commissie, inzien leestafel 9.30 - 10.15 Gesprek met schoolleiding 10.15 - 11.00 Gesprek met leerlingen 11.00 - 11.15 Pauze 11.15 - 12.00 Gesprek met personeelsleden 12.00 - 13.15 Lunch, inzien leestafel en aansluitend tussentijds overleg commissie 13.15 - 14.00 Gesprek met ouders/verzorgers 14.00 - 14.30 Eindgesprek met schoolleiding In het eindgesprek heeft de commissie de gelegenheid om eventuele nieuwe inzichten uit de panelgesprekken aan de schoolleiding voor te leggen. 14.30 - 15.15 Overleg commissie, opstellen voorlopige bevindingen De commissie bespreekt haar bevindingen op de verschillende thema’s van het onderzoekskader. 15.15 - 15.45 Presentatie voorlopige bevinding De commissievoorzitter presenteert de hoofdlijnen van waarnemingen van de commissie. Op deze manier krijgt de school al tijdens het bezoek een eerste algemene reflectie van de commissie. De school kan voor deze presentatie alle betrokkenen uitnodigen of in ieder geval alle panelleden. Deze krijgen zo direct feedback op hun eigen inbreng in de gesprekken. Het karakter van de panelgesprekken is open en collegiaal: de commissie stelt zich geïnteresseerd en onbevooroordeeld op tegenover de gesprekspartners. Het is geenszins de bedoeling dat de commissie veroordelend of controlerend overkomt naar de panelleden. De commissievoorzitter leidt de gesprekken en zal ieder gesprek inleiden met een korte introductie over het doel van het gesprek. De voorzitter bewaakt een evenwichtige inbreng van alle gesprekspartners. Rapportage Na afloop van het bezoek aan de school zorgt de secretaris voor een schriftelijke rapportage van het onderzoek. Deze rapportage volgt de indeling en opbouw van het onderzoekskader. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 82 Het rapport omvat de volgende informatie: • Werkwijze van de commissie, waaronder het bezoekprogramma • Lijst van documenten en informatie die de commissie heeft ingezien • Namen, functies en beknopte c.v.’s van de leden van de commissie • Bevindingen van de commissie per onderwerp • Waardering per onderwerp, ontleend aan de bevindingen • Aanbevelingen van de commissie om tot bepaalde verbeteringen te komen De eisen aan de schriftelijke rapportage zijn aan de ene kant beknoptheid en aan de andere kant helderheid. Het rapport zal maximaal vijftien bladzijden groot zal zijn. Het rapport bevat heldere en navolgbare bevindingen en een logisch daaruit voortvloeiende waardering van de onderwerpen. Het is belangrijk dat de school zich in het rapport herkent. Voor de school en voor anderen die het rapport lezen, dient helder uit te komen waarop de waarderingen gebaseerd zijn. Het rapport moet zelfstandig leesbaar zijn: ook zonder het lezen van de zelfevaluatie of het bijwonen van de presentatie van de commissie moet het rapport een duidelijke indruk geven van de stand van zaken rond Passend onderwijs op de school. Het opstellen van het rapport is in handen van de secretaris. De visitatiecommissie komt in onderling overleg tot de conceptversie van het rapport. De conceptversie van het rapport gaat normaal gesproken naar de school binnen zes weken na afloop van het bezoek aan de school. De secretaris legt de conceptversie voor aan de school. De school heeft de gelegenheid om mogelijke feitelijke onjuistheden te corrigeren in een hoor - wederhoorprocedure. Het is niet de bedoeling dat de school de inhoud van de bevindingen of de waarderingen ter discussie stelt. Na de verwerking van de feitelijke onjuistheden levert de secretaris het definitieve rapport aan de school aan. De commissie rondt daarmee haar werkzaamheden af. Evaluatie en nazorg Een week na het opleveren van de definitieve rapportage brengt de secretaris een bezoek aan de school om het proces en de resultaten van de visitatie te evalueren. Zowel de secretaris als de school benoemt in deze evaluatie de zaken die goed verliepen, de zaken die minder goed verliepen en eventuele aanpassingen die gedaan moeten worden in een volgend audit/visitatietraject. De secretaris maakt een verslag van deze evaluatie dat zowel naar de school als naar de regiegroep wordt verzonden. Mocht de school grote bezwaren hebben over het verloop of de uitkomsten van de visitatie, dan kan zij met deze klachten terecht bij de regiegroep. Randvoorwaarden Draagvlak Het succes van een audit /visitatie staat of valt bij het draagvlak dat het proces heeft binnen de school. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de schoolleider: deze zorgt voor een duidelijke communicatie naar het team en leerlingen over het doel van de audit/visitatie en moedigt hen aan om zich open op te stellen in het proces. De schoolleider betrekt team en leerlingen bij het proces en bij de opvolging van de visitatie. Tijd Een visitatieproces is intensief. Betrokkenen moeten voldoende tijd hebben om hun samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 83 werkzaamheden goed te kunnen doen. De schoolleider zorgt ervoor dat in de voorbereiding tijd beschikbaar is om de zelfevaluatie tot stand te brengen en dat tijdens het bezoek voldoende gesprekspartners beschikbaar zijn. Vertrouwelijkheid Voor een open opstelling van de gesprekspartners is het van belang dat de commissieleden alle informatie die zij ontvangen vertrouwelijk behandelen. Informatie zal nooit op persoonlijke titel teruggekoppeld worden aan de school of aan het samenwerkingsverband. Kosten We streven ernaar om de kosten van de audits/visitaties zo laag mogelijk te houden. Commissieleden ontvangen daarom geen vergoeding voor hun werkzaamheden. De gevisiteerde school draagt de kosten voor de ontvangst: koffie, lunch e.d.. [Dit protocol is mutatis mutandis geschoeid op de leest van het “Protocol Collegiale Consultatie”, SHZG, 2013] samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 84 bijlage 9 | overlegmatrix voorbereiding Passend Onderwijs stuur- & bestuur (v)opr regiegroep wg ab wg zoco beleidsraad bestuur: (v)opr: (gemandateerde) bestuurders van de in het samenwerkingsverband opererende sitchtingen (voorlopige) ondersteuningsplanraad stuurgroep: regiegroep: beleidsraad: wg ZoCo: wg ab: eindverantwoordelijke schoolleiders schoolleiders, inhoudsexperts en vertegenwoordiger opr unit- & locatiedirecteuren / beleidsmakers gemeenten en MBO-instelling zorgcoordinatoren van de aangesloten scholen / locaties ambulante begeleiders ter ondersteuning LGF-leerlingen In het voorjaar van 2014 werd deze overlegstructuur geevalueerd. Er is een simpeler structuur gekozen om de continuiteit van het ondersteuningsplan te begeleiden en monitoren. stuurgroep bestuur opr ZoCo’s OSO’s 50 audits 50 beleidsadviesraad samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 85 bijlage 10 | 10 richtlijnen goede samenwerking met ouders Het zorgvuldig handelen, op basis van wederzijds vertrouwen is een belangrijk aspect van partnerschap tussen school, ouders en leerlingen. Onderstaande richtlijnen helpen bij een zorgvuldige voorbereiding van de bespreking in een intern overleg, een overleg van school en kernpartners. Informeren 1. De ouders en leerling zijn op de hoogte van de samenstelling en de werkwijze van het (interne) ondersteuningsoverleg (informatie staat in schoolgids). Zij worden vooraf op de hoogte gesteld met welk doel en wanneer de leerling besproken wordt. Ouders en leerling worden gevraagd naar hun visie en hun ondersteuningsbehoefte of hulpvraag en krijgen na afloop van het overleg terugkoppeling. 2. De ouders en leerling zijn op de hoogte van de samenstelling en de werkwijze van overleg van de school en de kernpartners (voorheen ZAT of CvB). Informatie staat in de schoolgids. In het kader van goed partnerschap met ouders is het uitgangspunt dat ouders en/of leerling betrokken zijn bij de bespreking. Ouders en leerling wordt altijd gevraagd naar hun visie en ondersteuningsbehoefte of hulpvraag, deze wordt ook beschreven in het groeidocument. Zij krijgen na afloop van het overleg terugkoppeling. Alleen die informatie wordt besproken en gedeeld, die van belang is voor het doel van de bespreking. Toestemming vragen 3. De ouders en/of leerling (v.a. 16 jaar) geven ‘ondubbelzinnige toestemming’ om hun kind te bespreken in het overleg van de school en de kernpartners door hun handtekening te plaatsen. 4. In het toestemmingsformulier is duidelijk aangegeven wie de deelnemers zijn, dus aan wie informatie wordt verstrekt en persoonsgegevens worden uitgewisseld. 5. Wanneer schriftelijke toestemming niet haalbaar is/lijkt, kan men ouders en/of leerling (v.a. 16 jaar) schriftelijk informeren. Indien zij vervolgens ‘geen bezwaar maken’ (en dus ‘instemmen’) kan van het leerlingdossier de ‘buitenkant informatie’ (naam, geboortedatum, bekend bij hulpverlening, sinds wanneer) besproken worden (niet de inhoud). 6. Wanneer ouders en/of leerling (v.a. 16 jaar) geen toestemming geven/‘bezwaar maken’ kan de leerling anoniem worden besproken (consultatie). 7. Wanneer de leerling ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door verwaarlozing, mishandeling of huiselijk geweld, gelden deze toestemmingsregels niet (uitzonderingssituatie). Het is dan mogelijk om zonder toestemming een leerling te bespreken bij het externe ondersteuningsteam. Een dergelijke stap is gebonden aan een juridisch toetsbare procedure en dient slechts in uiterste instantie te worden ingezet. Het criterium hiervoor is dat sprake moet zijn van 'conflict van belangen'. In de praktijk werkt men dan toe naar een ‘zorgmelding’ bij de kernpartners of een melding bij het AMK. 8. Wanneer de school of een van de kernpartners besluit tot het doen van een zorgmelding, worden ouders geïnformeerd en krijgen hiervan zij hiervan schriftelijk bericht. Vastleggen 9. Informatie uit contacten met de ouders en de gegevens vanuit de bespreking worden verwerkt in het groeidocument en toegevoegd aan het leerlingdossier. De ouders en leerlingen (v.a. 16 jaar) hebben te allen tijde recht op inzage van het leerlingdossier (na een afspraak). Privacy 10. De school beschikt over een basisprivacyreglement. Hiervan wordt melding gemaakt in de schoolgids en het schoolplan. De kernpartners hebben gezamenlijk een privacyreglement opgesteld. Hierin zijn de afspraken vastgelegd over het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens door de kernpartners van de school. samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 86 uitgave: Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Parkstad redactie: Norbert Bollen, Aloïs Daemen vormgeving: swv Parkstad VO samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 87 Stichting samenwerkingsverband VO Passend Onderwijs Parkstad 31.06 Nieuw-Eyckholt 290E 6419 DJ Heerlen [email protected] samenwerkingsverband Passend Onderwijs Parkstad VO 88
© Copyright 2024 ExpyDoc