Over zijdevederigheid: Genetica van de kippenextremiteiten Zijdevederigheid (h) Update de exacte mutatie is gevonden Tekst: Sigrid van Dort 9 oktober 2014 Na alle genen die we in de hobby tegenkomen, plus wat ze veroorzaken in het uiterlijk van kippen besproken te hebben in de boeken (Genetica van de... kippenkleuren/ kippenextremiteiten - de basis) en ook in artikels gaan de ontwikkelingen verder. De laatste artikels op www. tuinvee.nl gaan vaak over de oorzaken die leiden tot het zichtbare fenotype van een gen. Dit kun je vergelijken met een gebouw met bovengronds verdiepingen (meerdere allelen in hetzelfde huis) alsook met de kelder, welke ook uit meerdere verdiepingen kan bestaan welke de veroorzakende mutaties zijn onderliggend aan wat we van de buitenkant (de bouwwijze of architectuur) zien. Alles van het gebouw (gen) wat bovengronds staat kunnen we zien, de fundering echter is onzichtbaar hoewel wij daarop welzeker invloed hebben (selectie op genexpressie). het aan 'taal' ontbreekt om de gecompliceerdheid uit te leggen aan een leek. Bovendien kun je je afvragen of het wel nuttig is te weten dat PDSS2 de reden is van zijdevederigheid (het gen h). Ik realiseer me dan ook terdege dat dit soort artikels slechts een handjevol lezers kan bekoren. Het is een weetje, echter de onderliggende mechanismen met hun bijbehorende jargon (vaktaal) zijn van een hoog 'gooi maar in m'n pet' gehalte voor wie er niet voor gestudeerd heeft. Wie het toch wel snapt kan net zo goed het originele engelse onderzoek lezen. Toch staan er wel leuke dingen in zo'n moeilijk leesbaar onderzoek, de weetjes... Zijdevederigheid De veer is een van de meest complexe huidbedekkingen die er zijn vanwege de enorme diversiteit in vorm, maat, rangschikking en pigmentatie. Daarmee is de veer een mooi model voor evolutionaire- en ontwikkelingsbiologie omdat variaties en verschillen (differentiaties) in elke stap van de ontwikkeling mogelijk zijn. Het begint met het embryo en gaat door na het uit het ei komen en de gehele De onderzoeken gaan verder en het wordt steeds moeilijker, nu we steeds verder afdalen in de kelder om dit in Jip & Janneke taal uit te leggen. Dit komt omdat 'A cis-regulatory mutation of PDSS2 causes silky-feather in chickens' (PloS Genet 10(8), doi: 10.1371/journal.pgen, 1004576. Aug. 28, 2014). 1 veerontwikkeling is daarmee een uitdaging om te ontrafelen sinds het begin van de 19e (!) eeuw. Veren zitten in clusters op de kip, om precies te zijn: er zijn ca 20 stroken. Veren van verschillende stroken kunnen sterk van elkaar verschillen en dit is gelegen in waar dat deel van de kip uit ontstaan is (mesenchym - embryonaal bindweefsel ontstaan uit het mesoderm). Filoplumes (haren) en groeiende contourveren (in buisje nog) en oude en nieuwe donsveren tijdens de rui. Veren en hun verschillende vormen De drie typen bevedering op een kip zijn contourveren, dons en filoplumes. Contourveren kunnen onderverdeeld worden in slagpennen, staartveren en de contourveren op het lichaam. Een contourveer bestaat uit een spoel (wat in de huid zit), nerf of schacht in het midden van de veer, veervlag en een bijveertje dat achter de veer zit. De veervlag bestaat uit veerbaarden en daaraan zitten weer baardjes die inelkaar gehaakt zitten met kleine haakjes. Wat veren allemaal met elkaar gemeen hebben is dat het sterk vertakte structuren zijn. Door selectieve fok zijn er veel verschillende soorten veervormen ontstaan. Variaties in structuur, hoeveelheid, lengte, wijze van rangschikking en het aantal veren worden gezien in kippen en ook duiven. De onderliggende factoren van deze variatie worden al jaren onderzocht door genetici, biologen en embryologen, er zijn echter maar van een paar van deze veerveranderfactoren begrepen. Een aantal bekende factoren zijn o.a.: waarom is een naakthals een naakthals (reden: BMP12, zie Genetica van de kippenextremiteiten); waarom een kuif een zadelveren is (HOXC8 gen, zie mijn facebookpagina: genetics of chicken colours sigrid van dort); waarom is een krulveer een krulveer (KRT75, zie Artikel op www.tuinvee.nl). Mutaties in de structuur van contourveren beginnen doorgaans aan het uiteinde van de veervlag en ze verstoren het in elkaar grijpen van de baardjes/haakjes. De variaties in veerstructuur bij kippen zijn: zijdevederigheid, krulveer, hennevederigheid, harde en zachte veerstructuur. Zijdevederigheid is een typische raseigenschap van de Zijdehoen die vernoemd is naar deze veerstructuur. De eerste die zijdevederigheid noemde was meneer M. Polo in z'n reisverslagen door Azië (1298), hij schreef: 'kippen met haren zoals poezen die de beste eieren leggen'. Darwin schreef dat nakomelingen van Zijdehoen x normaal hoen geen zijdevederigheid had. De recessieve vererving van zijdevederigheid werd door Dunn bevestigd (1927). Alle kipkuikens hebben dezelfde donsveertjes als ze geboren worden. De eerste rui begint een paar weken na de geboorte en het dons wordt vervangen door de eerste jeugdveertjes. In zijdevederige kuikens is dan duidelijk te zien dat ze een andere veerstructuur hebben dan de gladvederige (wildtype) kuikens, zij hebben donsachtige lichaamscontourveren. Links: Zijdehoenkuikens en gladvederige kuikens hebben hetzelfde kuikendons. Pas als de jeugdveren komen slaat het gen ‘h’ toe: gevolg is dat de jeugdveren van Zijdehoenkuikens geen haakjes aan de baardjes hebben. Zijdehoenserama en Seramakuiken. 2 De gesloten veervlag bij wildtype veren heeft haakjes aan de baarden zitten (fig. 1C en E), zijdevederen hebben deze haakjes niet (fig. 1D en G). Het bijveertje (in dezelfde spoel) heeft bij zowel wildtypeals zijdeveren geen haakjes aan de baarden (fig. 1F en H). De slagpennen en sommige veren aan de poten kunnen bij Zijdehoenders wel haakjes aan de baarden hebben, maar veel minder dan bij wildtype veren (fig. 1B). Het spreekt vanzelf dat Zijdehoenders niet meer kunnen vliegen met die rafels aan de slagpennen en ook doen zij het slecht bij extreme temperaturen omdat ze geen gesloten verenpak hebben. Er zijn een paar veerstructuurvariaties in vogels die te maken hebben met de haakjes. Eentje is krulveer bij de kip waarbij de krul achterwaarts gaat en waarbij hoofdzakelijk de veernerf veranderd is. De volwassen krulveer structuur laat ook andere veranderingen zien zoals een verdikking van de baarden en ook baardjes, verandering van de haakjes en andere abnormaliteiten in de structuur, toch blijft de krulveer een veer zoals we die kennen. Krulveer vererft autosomaal incompleet dominant. Bij de duiven is ook zijdevederigheid bekend, Darwin schreef hier al over hoewel hij niet wist hoe de vererving was. De structuur van de zijdeveren (lace-feathering geheten) bij gedomesticeerde duiven (o.a. Silky Fantail) is geheel anders dan die bij kippen. De zijdevederige duiven hebben haakjes aan de baardjes zitten, alleen zijn die haakjes abnormaal verdikt. Verder zijn de baardjes erg zwak en niet echt elastisch. Het duiven-zijdeveergen is autosomaal incompleet dominant. Het is normaal dat slagpennen en staartveren bij Zijdehoenders niet gerafeld zijn, deze veren hebben wel haakjes aan de baardjes zitten. Op de foto hiernaast van een parelgrijs koekoek Zijdehoenhaan hebben wel erg veel staartveren haakjes dus zijn ze nauwelijks zijdevederig. Dit is een kwestie van genexpressie. Een aantal moleculen dat betrokken is bij de vorm van de veer en de vertakking die plaatsvindt is onderzocht. Onder andere de expressie van sonic hedgehog SHH (zie boek Genetica van de kippenextremiteiten voor meer daarover), en het botmorfogenetische eiwit BMP (speelt ook een rol bij bot en kraakbeen en werkt samen met SHH), Noggin (signaalmolecuul in embryo) spelen een rol hierin. SHH heeft een bemiddelende rol in de interactie tussen het epitheel en mesenchym (= embryoweefsel) tijdens de ontwikkeling van de veer. Aan de andere kant zijn er BMP's die de veerontwikkeling juist tegenhouden. Men vond een activator-tegenhouder model tussen de SHH en BMP2 signalering wat het ontstaan van de veerbaarden kan verklaren en ook de vorm van de veer en de vertakkende structuur ervan. SHH en BMP2 en hun onderlinge interactie bepalen dus hoe de veer eruit komt te zien. De variatie in de interactie tussen deze twee moleculen met daarbij een antagonistische interactie tussen Noggin en BMP4 zijn nodig om een veer te doen vertakken waarbij SHH ervoor zorgt dat er veerbaarden komen. Noggin zorgt voor de vertakking zelf en de BMP's zorgen voor de nerf en houden het maken van de baarden weer tegen. Het evenwicht tussen de BMP's en SHH bepaalt het aantal en het formaat van de veerbaarden. De interactie van alles bij elkaar bepaalt het aantal en het lot van de veervormende cellen die betrokken zijn. Als je dit zo leest zie je dat er veel variaties mogelijk zijn en dat het geheel een perfect uitgebalanceerde exercitie is om een veer te laten groeien in een bepaalde vorm, met een bepaalde structuur. Leuk om te weten en dat is het dan ook wel. Hoewel men nu weet hoe de veer ontstaat en waarom deze een bepaalde vorm heeft, weet men niet hoe het ontstaan van de veerhaakjes aan de veerbaardjes tot stand komt en welke moleculen daarvoor verantwoordelijk zijn en welke mechanismen zorgen voor de vorm van de haakjes. Het hier besproken onderzoek gaat precies daarover en ze hebben ontdekt dat er een gen aan ten grondslag ligt. 3 Volwassen krulveren hebben behalve een achterover gebogen veernerf ook verdikte baarden waardoor de haakjes niet lekker meer in elkaar grijpen waardoor de veer gaat rafelen. Links een gewone veer, rechts dezelfde veer (vleugelslagpen) van een krulveer. Het gen voor zijdevederigheid (h) Zijdevederigheid zit op chromosoom 3 bij de kip, dat was al bekend. Nu gingen ze op zoek naar welke genen er nog meer in de buurt zaten. Ze vonden er drie in de eerste populatie kippen, dus gingen ze bij een tweede populatie zoeken en vonden een overlap die de onderzoekers combineerden. Het zoeken naar een veroorzakend gen dat onbekend is, wordt gedaan door het te onderzoeken stukje op het chromosoom steeds kleiner te maken. Zo kon de plek op chromosoom 3 nog verder ingedikt worden dan voorheen door allerlei genen uit te sluiten door het vergelijking van fokonzuivere met fokzuivere dieren. Tevens werden de gegevens van twee homozygote groepen gecombineerd. Er zijn verschillende onderzoeksmethodes die elk hun voor- en nadelen hebben. Die zijn te lezen in het onderzoek en beresaai hoewel die er wel voor hebben gezorgd dat ze weten wat ze nu weten. Met één onderzoeksmethode waren de onderzoekers er niet, ze moesten er verschillende doen omdat niet alles in elke methode zichtbaar gemaakt kon worden. Testen en lokatie verder indikken In de F0 (P) ging het om een witte Plymouth Rock met gladde bevedering en een Zijdehoen die fokzuiver was voor zijdevederigheid. De witte Plymouth Rock werd er niet van verdacht eventueel fokonzuiver te zijn voor zijdevederigheid omdat deze nooit met Zijdehoen gekruist was. Van die dieren tot en met de F2 werden stukjes chromosoom onderzocht. Bij de F2 waren er dieren fokzuiver voor een bepaald stukje maar niet fokzuiver voor een ander stukje wat zou moeten vallen binnen de mogelijke regio waar zijdevederigheid zit (haplotype). Het stukje dat overeenkwam met de Zijdehoen ouder en in de F2 een zijdevederige gaf was een ander stukje dan het stukje dat overeenkwam met de Plymouth Rock ouder en de F2 die gladde veren hadden. Zo kon binnen het stukje op chromosoom 3, de plek waar het veroorzakende gen voor zijdevederigheid zat nog verder teruggebracht worden. 4 A. Gladvederig (wildtype +) B. Zijdevederige kip C. Wildtype contourveer D. Zijdevederige contourveer E. Baardjes met haakjes wildtype F. Dons van gladvederige contourveer G. Baardjes zonder haakjes zijdeveer H. Dons van zijdevederige contourveer. E t/m H vergroting van 100 um (menselijke haar is 90 um). Daarna zijn ze dat stukje (wat bestaat uit 34 SNP markers) gaan vergelijken met 12 andere rassen waarvan 76 monsters genomen werden van drie soorten Zijdehoenders en van 95 monsters van negen andere rassen met gladde veren. Dit proces werd nog een paar keer herhaald toen ze bij een Witte Leghorn en een witte Plymouth Rock een stukje vonden dat ook op het zijdevederig haplotype zat. De onderzochte Zijdehoenders waren van chinese oorsprong dus werden er ook nog 15 amerikaanse Zijdehoenders onderzocht en vergeleken. Transversie en transitie, twee van de vijf mutatie mechanismen. De andere zijn: insertie, deletie en substitutie. Na een hoop gedoe kon de zijdevederigheid veroorzakende mutatie gelokaliseerd worden in de 18.9 kb regio. En deze mutatie betrof een transversie, een manier van muteren die grote gevolgen heeft voor de aminozuren die gevormd worden. Op de gevonden lokatie waar zijdevederigheid zat waren de C en de G verwisseld. Alle 718 dieren uit 33 populaties werden opnieuw gegenotypeerd en alle 337 zijdevederige dieren hadden G/G, de fokzuivere 341 gladvederigen C/C en de 40 bekende fokonzuivere gladvederigen hadden G/C. Deze resultaten leidden ertoe dat ze de lokatie waar het zijdevederigheid veroorzakende gen (ss666793747) gevonden hadden. Er is besloten dit gen PDSS2(-103C-G) te noemen. h/h = zijdevederig H/h = hetero zijdevederig H/H = gladvederig B: het gen ‘h’, groen en rood, twee alternatieve fokzuivere genotypes. Geel: fokonzuiver genotype. Wit: missend genotype. De dunne zwarte verticale lijnen zijn de grenzen van de h/h dieren. De dikke zwarte verticale lijnen zijn de grenzen waar h het haplotype deelt met fokonzuivere genotypes. Het miniaal gedeelde haplotype van zijdevederigheid is 18.9 kb. Sterretje geeft aan waar de mutatie zit. C Electroferogram van DNA volgorde waar de (vermeende) mutatie zit, zie sterretje bij C en G. 5 De mutatie PDSS2(-103C-G) is een mutatie die ervoor zorgt dat de expressie van PDSS2 veranderd wordt waardoor de veren zijdevederig worden omdat de haakjes niet goed gevormd worden. Er is een mogelijkheid dat deze mutatie invloed kan hebben op de mate van vertaling en ook invloed heeft op de mRNA stabiliteit en eventueel ook op andere genen op een zeker moment in de ontwikkeling van de huid/veren. Bij de normale veervorming in het embryo is sprake van een competitie tussen twee regulerende signaal moleculen (SHH) die activators zijn en anderzijds tegenhouders (BMP) welke ook resulteren in een bepaald fenotype van de veer omdat ze invloed hebben op de allervroegste cellen die zich later opsplitsen in gespecialiseerde veerfollikels (bestaan ook weer uit verschillende cellen met hun eigen specifieke taken). Het gen PDSS2 is aanwezig in het kuikendons van zowel gladverderige als zijdevederige kuikens. Langzaam maar zeker neemt de expressie van PDSS2 toe tegelijkertijd met de veerontwikkeling in het kuiken. Dus PDSS2 speelt een rol in de veerontwikkeling, ongeacht glad- of zijdevederig. Andere soort keratine De haakjes aan de veren worden in het laatste stadium gevormd bij de veerontwikkeling. De veerpulp is gevuld met ander materiaal en de baarden worden gevormd door gedifferentieerde celdood (cel die baard is sterft dus baard klaar, nieuwe cel komt wordt baard, gaat dood etc). De verschillende onderdelen van de veer zijn gemaakt van verschillende soorten keratine-eiwitten waarvan de aan- of afwezigheid te zien is in de vele verschillende soorten veren, ook in gemuteerde. De vorming van haakjes vindt plaats door een toegenomen aantal veerbaardcellen die in haakjes gaan groeien nadat er een verandering heeft plaatsgevonden in het keratine zodat de baarden in elkaar grijpen als de veer klaar is. Er is een verschil in veermaakcellen die gewone veren of donsveren maken, deze verschillen in cellen heb je dus ook bij het maken van een contourveer die uit veervlag en onderin uit dons bestaat. Er zijn hier experimenten mee gedaan en het is de stof BLSK1 (barbule specific keratin 1) die specifiek in veerfollikels gemaakt wordt die dons moeten produceren. Daarmee is ook aangegeven dat de expressie van BLSK1 ook betrokken is bij de vorming van harde veren met 6 Bij normale activiteit van PDSS2 ontstaan er haakjes aan de baardjes waardoor een gladde veer ontstaat. Bij het bovenstaande Zijdehoen lijkt PDSS2 niet overal even actief of juist inactief te zijn. Het kan echter ook liggen aan de schildklier van deze hen. Off topic: deze hen heeft overduidelijk een erwtenkam: nauwelijks lelvorming en een keelwam. baarden, baardjes en haakjes. De veerfollikel wordt gevormd in het embryonale stadium en de contourveren worden pas gevormd na de eerste rui. Tijdens de ontwikkeling van de contourveren na de eerste rui (kuikendons weg) worden er bij zijdevederigen géén haakjes gevormd aan de veren. In het onderzoek is duidelijk geworden dat de expressie van PDSS2 sterk vermindert op dat moment waardoor de cellen die de veerbaarden moeten maken veranderen waardoor de ruimtelijke organisatie van de veer in de veerfollikel anders gaat werken, resulterend in de afwezigheid van haakjes in de zijdeveer. Het groeien van de veer doorloopt een aantal opeenvolgende stappen volgens een bepaalde structuur waarin achtereenvolgens baarden, nerf, baardjes en haakjes gevormd worden die leiden tot de veervlag. Speciale veren voor speciale doeleinden worden gevormd door onafhankelijke variërende onderdelen in dit proces. De vroegste cellen die de baarden moeten maken zouden eerder volgroeid zijn dan de cellen die de veernerf maken voor het transport van voedingsstoffen/materialen. Tot op heden hebben alle onderzoeken naar het ontstaan van veren zich gericht op de vorming van de cellen die de baarden produceren, wat er met de keratinecellen gebeurt in het stadium tussen baard > baardje, haakje is niet bekend en moet nog onderzocht worden. In tegenstelling tot krulvederigheid waarbij hoofdzakelijk de veernerf en het ontstaan van de baarden zelf veranderd is, is in dit onderzoek naar zijdevederigheid voor het eerst gekeken naar wat er gebeurt met de haakjes. Omdat de haakjes totaal afwezig zijn in de contourveren van zijdevederigen, is het moeilijk om vast te stellen wat de precieze rol van het PDSS2 gen is als je kijkt naar de ontwikkeling van de gehele (zijde)veer. Dat moet onderzocht worden. Wat PDSS2 doet Het PDSS2 gen speelt een rol bij de vorming van coenzym Q (een molecuul), iets wat wellicht bekend klinkt. Dit coenzym Q is 7 Het komt wel vaker voor dat Zijdehoenders in mindere mate zijdevederigheid laten zien. Uiteindelijk komt het allemaal neer op genexpressie. En genexpressie is dus ook het selecteren op onder het gen liggende signaalmoleculen. De fokker doet dit zonder dat h/zij dat weet... nodig voor de celstofwisseling met betrekking tot zuurstof. In mensen veroorzaakt dit gen een fout die leidt tot het Leigh syndroom (onmogelijkheid CoQ10 op te nemen) met nierziekte. Muizen met een mutatie in PDSS2 en dus verstoorde CoQ stofwisseling kregen een verdikte huid, haaruitval en er werd schade aangericht in nieren, hersens, lever en spierweefsel. Mutatie in het gen PDSS2 en daarmee verstoring van de CoQ huishouding en daarmee gebrek aan zuurstof in cellen is verantwoordelijk voor nierproblemen wat weer leidt tot tal van andere problemen in mensen en muizen. Ondanks dat PDSS2 een grote rol speelt in de CoQ biosynthese en een abnormale expressie van PDSS2 leidt tot problemen en ook schade bij mensen en muizen, is er niets bekend over wat een gemuteerd PDSS2 gen voor invloed heeft op de huid. De lagere expressie van PDSS2 in de huid van kippen leidt tot zijdevederigheid, dat is alles. Zijdevederigheid zonder genetische basis Huidtransplantaties van Zijdehoenders hebben laten zien dat de vorming van haakjes aan de veerbaardjes in de veerfollikel zit. Dit geeft aan dat zijdevederigheid niets te maken heeft met wat er zich binnenin de kip afspeelt aan stofjes. Er zijn echter ook zijdeveren bekend die geen genetische achtergrond hebben. Zijdeveren zijn bekend van een bruine Leghorn (1927) waarvan de schildklier verwijderd was. Later werd zijdevederigheid ook gevonden in witte Leghorns die een te zwak functionerende schildklier hadden (tekort aan schildklierhormoon). Kippen die dit hadden waren klein, dik met meer lichaamsvet en hadden een kleine droge kam, het waren zeker geen zijdevederige (genetische) Leghorns. Zijdevederigheid kan ook ontstaan in gladvederige kippen als er veel teveel schildklierhormoon geproduceerd wordt. Zijdehoenders kun je lokaal gladvederig maken door de veren eruit te trekken en ze op die plek een onderhuidse injectie te geven met schildklierhormoon (thyroxine). Schildklierhormoon samen met andere hormonen staat erom bekend invloed te hebben op haargroei. Nog wat hersengymnastiek Uit experimenten met schildklierhormoon is bekend dat het een rol speelt in de veerontwikkeling met betrekking tot de vorm en ook de snelheid van de regeratie van de cellen in de veerpapil. Schildklierhormoon is veel onderzocht met betrekking tot het effect ervan op de zuurstofstofwisseling waarbij het de expressie van genen veranderde die hier betrekking op hebben doordat het hormoon de structuur veranderde van de betrokken cellen (via genexpressie dus). Alles zit aan elkaar vast zoals te lezen is... Er vanuitgaande dat te weinig schildklierhormoon in gladvederigen leidt tot het verliezen van veerhaakjes (resultaat: zijdevederig) en dat met het bijspuiten van het hormoon Zijdehoenders gladvederige veren produceren met haakje, kan het zijn dat de vorming van haakjes afhangt van de normale zuurstofstofwisseling in cellen in aanwezigheid van schilklierhormoon. In de huid van Zijdehoenders kan de mindere expressie van PDSS2 leiden tot een verminderde CoQ10 synthese waardoor het zuurstofstofwisseling in de veerfollikel vermindert. 8 Kippen zijn dino's Er is sowieso discussie over de oorsprong van veren en dit is al 150 jaar aan de gang. Er zijn vele soorten veerstructuren gevonden in dinosaurusfossielen waardoor het begrip 'veer' wel verbeterd is en ook de evolutionaire oorsprong van de zeer vertakte structuren die op de huid groeien beter begrepen. Veren die op dino's gevonden werden en hoe ze eruit zagen en waar ze zaten qua plaats op het beest, hebben inzicht gegeven over de hypothese of kippen kleine dino's zijn. De staart- en vleugelveren die gevonden zijn van de Protoarcheopteryx laten zien dat deze er eerder waren dan dat de tweepotige dino's de lucht in gingen. De latere Anchiornis liet zien dat er verschillende veergroottes waren en dat er wellicht ook kleur op zat. Dit zijn allemaal dingetjes waardoor er een beter begrip ontstaat over de evolutie van de veer en het gebruik ervan. In het onderzoek naar zijdevederigheid is weer een tipje van de sluier opgelicht over veerstructuur en zeker ook hoe een stofje kan leiden tot het verlies van draagvermogen bij vliegen/fladderen. Vervolgonderzoeken naar hoe het precies zit met de baarden, baardjes en de haakjes moet nog meer begrip brengen over de ontwikkelingsgeschiedenis van de veer. De PDSS2(-103G-C) mutatie verandert de interactie van een of meerdere transcriptiefactoren (van RNA > DNA) is in dit onderzoek voorgesteld. Het is altijd een uitdaging om mutaties die de genexpressie veranderen te koppelen aan een waterdichte oorzaak & gevolg situatie van genotype naar fenotype. Er zijn echter al best een aantal van deze mutaties gevonden die verantwoordelijk zijn voor een verandering in het uiterlijk van kippen doordat ze ingrijpen op celtypische expressie van genen. Wat er o.a. gevonden is: BCD02 wat geel vel (w) veroorzaakt, SOX5 wat erwtenkam (P) plus bij-effecten geeft, SOX10 wat het gen Db z'n actie geeft, BMP12 wat naakthals veroorzaakt, EDN3 wat zwart vel (fibromelanose, Fm) veroorzaakt, MNR2 wat rozekam (R) geeft en SLCO1B3 wat verantwoordelijk is voor blauwe eischaalkleur. Dit onderzoek samen met een flink aantal eerdere onderzoeken de afgelopen 15 jaar laat zien dat er voor ons als geneticafreaks nog best wel wat te snoepen valt. Zoals eerder gesteld, het gaat niet meer om het bovengrondse gen, zoals hier h (hookless) voor zijdevederigheid en hoe het vererft, we zitten in de kelder van het gen, dus de veroorzakende mutaties die leiden tot de expressie die wij kennen als zijdevederigheid. Twee hennen uit dezelfde (amerikaanse) foklijn. Op een minder zijdevederige is het meerzomig patrijspatroon veel beter zichtbaar. 9
© Copyright 2024 ExpyDoc