13. Neurorevalidatie Leereenheid 15 oktober 2014

Neurorevalidatie
Leereenheid
Vervolgopleiding tot Neuro Verpleegkundige
November 2014
Leereenheid
2
Neurorevalidatie
© VUmc Amstel Academie
De Boelelaan 1109
1081 HV Amsterdam
www.amstelacademie.nl
November 2014
VUmc Amstel Academie
3
Leereenheid
4
Neurorevalidatie
Inhoudsopgave
Leereenheid
1
2
3
4
5
6
Verantwoording
Leerdoelen
Overzicht van de leereenheid in schema
Uitwerking van de leeractiviteiten
Bijlagen
Reader
VUmc Amstel Academie
7
9
11
13
36
38
5
Leereenheid
6
1 Verantwoording
Dit is de eerste leereenheid binnen de Vervolgopleiding tot Neuro
Verpleegkundige.
Neurorevalidatie is het proces dat zich bezighoudt met het behoud of herstel van
functies en vaardigheden. Inzichten in de neurorevalidatie zijn vooral gebaseerd
op moderne herstel- en leermodellen van het centraal zenuwstelsel. Van belang
is dat de patiënt consequent benaderd wordt. Het leren vindt zoveel mogelijk
plaats door het oefenen van vaardigheden binnen de activiteiten van het
dagelijks leven, 24 uur per dag. Die ADL-activiteiten zijn erg waardevol om in de
vaardigheidstraining te betrekken omdat ze heel herkenbaar zijn. Bovendien zijn
het doelgerichte activiteiten die het (her)leerproces eenvoudiger maken.
Neurorevalidatie heeft ten aanzien van beïnvloeden van het functioneren en het
gedrag als hersengedrag de volgende doelstelling:
• het (her)leren van functies en vaardigheden;
• het behouden van functies en vaardigheden;
• het generaliseren van functies en vaardigheden opdat participatie mogelijk
wordt en
• het voorkomen van complicaties.
Het eerste doel geldt vooral bij aandoeningen als CVA en hersentraumata. Bij
deze aandoeningen is in de regel (enige mate van) herstel te verwachten. Het
tweede doel heeft meer betrekking op ziektebeelden die in de loop van de tijd
een toenemende invaliditeit te zien geven. Voorbeelden zijn de ziekte van
Parkinson, Multiple Sclerose en dementie. Deze aandoeningen zullen binnen de
leereenheid nader besproken worden.
Het derde doel is van belang omdat veel patiënten met niet aangeboren
hersenletsel veel moeite hebben met wat ze geleerd hebben in een klinische
situatie, ook toe te passen in de normale dagelijkse gang van zaken. Het vierde
doel is belangrijk bij alle aandoeningen omdat door complicaties het welzijn van
de patiënt ernstig beperkt kan worden en het revalidatieproces stopt.
Het zoeken van aanknopingspunten van de revalidatie met dagelijkse
handelingen en het streven naar consequent handelen maakt dat u als Neuro
verpleegkundige een duidelijke rol heeft in neurorevalidatie. Die rol bestaat onder
meer uit het toepassen van motorische en cognitieve leermodellen, maar ook uit
het geven van voorlichting en het mogelijk maken van ketenzorg. Inmiddels
worden meerdere behandelvormen in de verpleging toegepast. Van geen enkele
behandelvorm is aangetoond dat er een wetenschappelijke meerwaarde is met
betrekking tot het herstel. Het heeft wel opgeleverd dat er een groot arsenaal aan
interventies en benaderingswijzen is ontstaan waarmee de specifieke
problematiek van individuele patiënten behandeld kunnen worden.
Implementatie van neurorevalidatie in de verpleging heeft een aantal bewegingen
in gang gezet, met name op het gebied van verpleegkundige diagnostiek en
multidisciplinaire samenwerking. De ontwikkeling van verpleegkundige
neurorevalidatie diagnostiek is eigenlijk het logisch gevolg van de mogelijkheid
om vanuit verschillende behandelconcepten interventies toe te passen.
VUmc Amstel Academie
7
Leereenheid
Met ander woorden de vraag is actueel: "Welke interventies past u toe bij welke
problematiek?". Het maakt namelijk nogal wat uit hoe u een patiënt wast.
Multidisciplinaire samenwerking wordt vaak als vanzelfsprekend aangenomen.
De praktijk leert dat samenwerking alles behalve gemakkelijk is. De verpleging is
een andere rol aan het krijgen en daarmee veranderen de historisch gegroeide
verhoudingen. Bij neurorevalidatie is veel winst te behalen uit een optimale
multidisciplinaire samenwerking, dat meer moet inhouden dan toevallig dezelfde
patiënt behandelen. In elkaars verlengde werken vraagt om het neerhalen van
tussenschotten, het delen van informatie, het ter discussie durven stellen van de
eigen professionele autonomie en het erkennen van elkaars deskundigheid.
Binnen deze leereenheid zal met name uw rol als zorgverlener, regisseur, en
coach in de directie patiëntenzorg centraal staan. Uw rol als beroepsbeoefenaar
komt zijdelings aan de orde. Deze leereenheid heeft een directe relatie naar de
volgende competenties:
• (verpleeg-) technisch handelen;
• bewaken van vitale en andere fysiologische functies;
• begeleiden en voorlichten;
• handelen in acute situaties;
• samenwerken in mono- en multidisciplinair verband;
• professionaliseren van eigen handelen;
• gebruiken van informatie, communicatietechnologie.
8
2 Leerdoelen
Het leerproces in deze leereenheid is erop gericht dat de student zelfstandig de
verpleegkundige zorg kan verlenen aan en regisseren voor neuro (revalidatie)
patiënten. De opname en revalidatie fase staat hier centraal.
Leerdoelen
De student kan voor een neurologische patiënt in de opname en revalidatie fase:
1. het klinisch beeld weergeven en beredeneren waarin de volgende aspecten
worden betrokken:
- relevante achtergrond informatie;
- mogelijke oorzaken;
- urgentie triage;
2. de feitelijke problematiek beredeneren vanuit:
- de somatiek: de orgaansystemen en daarbij behorende klinische
aandachtspunten en hierbij prioriteit benoemen;
- de psychosociale aspecten: de feitelijke psychosociale problematiek
beredeneren en prioriteit benoemen;
3. het benodigd aanvullend onderzoek beredeneren om een ziekte en/of
gevolgen van een aandoening aan te tonen waarin de volgende aspecten
worden benoemd:
- noodzaak en vraagstelling onderzoek;
- verwachtingen en urgentie uitkomsten onderzoek;
4. de somatische en psychosociale zorg beredeneren vanuit klinische
overwegingen, kennis uit wetenschappelijke literatuur, wetgeving en ethiek,
religie en behandelingscodes, waarin de volgende aspecten worden
betrokken:
- type en volgorde van behandeling;
- wijze van bewaking en begeleiding;
5. het klinisch verloop van de ziekte en het zorgproces op de korte en lange
termijn beredeneren;
6. een nabeschouwing/reflectie geven op:
- patiëntveiligheid;
- kwaliteit van de beroepsuitoefening;
- eventuele ethische dilemma’s;
- het eigen functioneren in de zorgsituatie en de daarbij betrokken
samenwerkingsverbanden;
- rol- en competentieontwikkeling.
VUmc Amstel Academie
9
Leereenheid
10
3 Overzicht van de leereenheid in schema
Leeractiviteit
1. Introductie
2. Functionele neuro anatomie en
-fysiologie
3. Excursie snijzaal
4. Neurologisch onderzoek
5. Verplk. neurologisch onderzoek
6. Neuropsychologie
7. Neurologische
functiestoornissen
8. Cerebrovasculaire
aandoeningen
9. Verpleegkundige zorg CVA
10. Communicatiestoornissen
11. Slikstoornissen
12. Cognitieve stoornissen
13. Neurorevalidatie
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
VUmc Amstel Academie
Extrapiramidale aandoeningen
Multiple Sclerose
De chronische patiënt
Neuromusculaire
aandoeningen
Ziekten ruggenmerg/
wervelkolom
Dwarslaesie
De neurochirurgische patiënt
Dementie en dementiële
stoornissen
Delier/acute
verwardheid/toepassen
vrijheidsbeperkende
interventies
Seksualiteit bij neurologische
aandoeningen
Uitwerken patiëntbespreking
Patiëntbespreking
Integratieve toets
Nabespreking toets
Evaluatie leereenheid
SBU
college
1 uur
4 uur
contact
uur
1 uur
3 uur
practicum
college
practicum
college
werkcollege
2 uur
3 uur
2 uur
4 uur
2 uur
3 uur
2 uur
1 uur
2 uur
2 uur
5 uur
5 uur
3 uur
6 uur
4 uur
college
4 uur
2 uur
6 uur
werkcollege
werkcollege
werkcollege
werkcollege
werkcollege/
practicum
college
college
werkcollege
college
3 uur
2 uur
1 uur
3 uur
5 uur
2 uur
2 uur
1 uur
2 uur
4 uur
5 uur
4 uur
2 uur
5 uur
9 uur
3 uur
2 uur
2 uur
3 uur
2 uur
2 uur
2 uur
2 uur
5 uur
4 uur
4 uur
5 uur
college
4 uur
2 uur
6 uur
college
werkcollege
college
2 uur
3 uur
3 uur
1 uur
1 uur
2 uur
3 uur
4 uur
5 uur
werkcollege
3 uur
2 uur
5 uur
college/
werkcollege
werkgroep
practicum
toetsing
3 uur
3 uur
6 uur
4 uur
8 uur
12 uur
1 uur
89 uur
6 uur
4 uur
2 uur
1 uur
2 uur
61 uur
10 uur
12 uur
14 uur
1 uur
3 uur
150 uur
werkvorm
evaluatie
zelfstudie
totale
SBU
2 uur
7 uur
11
Leereenheid
12
4 Uitwerking van de leeractiviteiten
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de leeractiviteiten welke in hoofdstuk 3
schematisch zijn weergegeven.
Bij de meeste leeractiviteiten staat vermeld welke rollen met bijbehorende
competenties centraal staan. De leeractiviteiten hebben tot doel u voor te
bereiden op het behalen van uw rollen en competenties in de praktijk.
De stuurvragen en voorbereidende opdrachten zijn een hulpmiddel om voor uzelf
te toetsen of u in hoofdlijnen de literatuur heeft begrepen.
U wordt door de voorbereiding op de leeractiviteiten, het werken in werkgroepen
of het volgen van colleges in de gelegenheid gesteld kennis en ervaring op te
doen welke u in de praktijk toe kunt passen.
Een werkgroep bestaat uit ongeveer 3 à 4 studenten. Als lid van een werkgroep
moet u, mede door de hoeveelheid leerstof, samenwerken om een bevredigend
eindresultaat te realiseren. U bent collectief verantwoordelijk voor de kwaliteit van
het proces en product. Wat een bevredigend eindresultaat precies voor alle
betrokkenen is, is lastig te bepalen. Binnen de opleiding wordt beoogd een
eindresultaat na te streven, wat u door studie, discussie en samenwerking,
kennis en inzicht opdoet. Door middel van de afsluitende formatieve
patiëntbespreking laat u het resultaat van bovengenoemde zien.
VUmc Amstel Academie
13
Leereenheid
2. Functionele neuro-anatomie en –fysiologie
De docent geeft een vervolg aan de lesuren neurologisch systeem vanuit de
leereenheid Klinisch redeneren. Aan de hand van casuïstiek komt vooral de
functionele anatomie en –fysiologie van het zenuwstelsel aan de orde.
Er is ruimte om vragen te stellen naar aanleiding van de bestudeerde literatuur.
Lesdoelen
Na deze les kunt u:
• binnen casuïstiek aspecten van de neuro- anatomie en fysiologie gebruiken
om tot diagnose stelling en beleid te komen bij neurologische patiënten;
• de stuurvragen beantwoorden.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 24 en 25, De anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel.
Beantwoord onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur.
14
3. Excursie snijzaal
U brengt een bezoek aan de snijzaal van VUmc/AMC.
De docent zal een demonstratie geven aan de hand van een aantal anatomische
preparaten, serieplakken van geplastineerde hoofden en met behulp van een
aantal modellen. Deze plakken leggen een relatie met de CT-scans en de MRI's
die u de praktijk tegen komt.
Een aantal anatomische preparaten geeft u zicht op:
• de hersenvliezen en de cirkel van Willis met vertakkingen;
• de relatie tussen de grote hemisferen, het cerebellum en de hersenstam;
• de relatie van de hersenstam en hersenzenuwen met de dura mater (op de
schedelbasis en in de duraschotten);
• het ruggenmerg met omhullingen en wortels van de spinale zenuwen.
In kleine groepjes (2 á 3 studenten) bespreekt u de structuren in de series
geplastineerde plakken van hele hoofden en de gedemonstreerde modellen.
Welke structuren herkent u?
Lesdoelen
Na deze les kunt u:
• structuren herkenen zoals te zien in de geplastineerde hoofden in CT en MRI
afbeeldingen;
• de relatie van de hersenstam en hersenzenuwen met de dura mater (op de
schedelbasis en in de duraschotten) benoemen;
• de relatie tussen de grote hemisferen, het cerebellum en de hersenstam
benoemen;
• problemen vanuit de bloedvoorziening van de hersenen beredeneren.
Voorbereiding
Een goede basiskennis van de anatomie en fysiologie is noodzakelijk voor een
goed leerrendement.
VUmc Amstel Academie
15
Leereenheid
4. Neurologisch onderzoek
De neuroloog bespreekt met u de principes van anamnese en neurologisch
onderzoek aan de hand van casuïstiek. In uw rol als zorgverlener en regisseur is
het aan u om te beoordelen of de parameters verstoord zijn en daarbij te
beoordelen wat de relatie is tussen de verstoorde parameters en de klachten en
symptomen.
Er is aandacht voor het testen van de motoriek, de coördinatie, de sensibiliteit, de
reflexen, de hersenzenuwen en de hogere cerebrale functies. Met behulp van de
EMV-score en Glasgow coma scale kunnen waardes vastgelegd worden. Bij
onderzoek van spierkracht kan gebruik gemaakt worden van de MRC-schaal.
Over de toepassing van deze indelingen wordt uitleg en instructie gegeven.
Lesdoelen
Na deze les:
• heeft u inzicht in de wijze waarop de neuroloog het neurologisch onderzoek
uitvoert;
• kunt u het nut en de noodzaak van neurologisch onderzoek benoemen;
• heeft u inzicht in het testen van de motoriek, de coördinatie, de sensibiliteit,
de reflexen, de hersenzenuwen en de hogere cerebrale functies.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 2, Het verpleegkundig onderzoek;
• Klinische Neurologie, J.B.M. Kuks e.a.,
> Hoofdstuk 2, Het neurologisch onderzoek;
> Hoofdstuk 4, Kracht en gevoel;
• Neuropsychologie, B. van Cranenburgh,
> Hoofdstuk 2.2 t/m 2.6 Stoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging.
16
6. Neuropsychologie
Een neuropsycholoog bespreekt met u de gelezen literatuur. Aan de orde komen
de theorie van Luria, lateralisatie, opbouw van de hersenen vanuit fylogenetisch
oogpunt, aandacht, geheugen, emoties en normale veroudering.
Lesdoelen
Na deze les:
• kunt u aangeven wat neuropsychologie is en benoemen wat het belang van
deze wetenschap is voor de neurorevalidatie;
• kunt u benoemen wat de rol van de neuropsycholoog is in de diagnostische
en behandelfase van NAH;
• heeft u inzicht in de opbouw van cognitieve functies van de hersenen;
• kunt u functies van verschillende hersengebieden benoemen;
• heeft u inzicht in de wijze waarop neuropsychologisch onderzoek wordt
uitgevoerd.
Voorbereiding
Op blackboard:
• Hoofdstuk 8, De hiërarchische opbouw van het zenuwstelsel,
uit: Neurowetenschappen, B. van Cranenburgh;
• Hoofdstuk 17, Lokalisatie van functies,
uit: Neurowetenschappen, B. van Cranenburgh;
• Neuropsychologie, T. Koene.
VUmc Amstel Academie
17
Leereenheid
7. Neurologische functiestoornissen
Een neuropsycholoog gaat in op vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
Er zal worden gesproken over algemene gevolgen van hersenbeschadigingen,
specifieke neuropsychologische functiestoornissen, trainbaarheid en herstel.
Er is ruimte om situaties vanuit de praktijk in te brengen.
Lesdoelen
Na deze les kunt u:
• naar aanleiding van een gevalsbeschrijving (ervaring) een analyse maken
van de neurologische, neuropsychologische en emotionele gevolgen van
hersenletsel voor de patiënt en diens naasten;
• op grond van de plaats van de laesie mogelijke stoornissen, beperkingen en
participatieproblemen benoemen voor de neurologische patiënt in diverse
situaties;
• op basis van rapportage van een neuropsychologisch onderzoek zorgvragen
en zorgbehoefte vaststellen bij neuropsychologische functiestoornissen en
hierbij bijpassende zorgresultaten formuleren;
• (in samenspraak met de neuropsycholoog) interventies vaststellen en
uitvoeren;
• een omschrijving geven van de bekende neuropsychologische
functiestoornissen;
• benoemen wat kenmerkend is voor een amnestisch syndroom;
• het verschil tussen een neglect en hemianopsie uiteenzetten.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neuropsychologie, B. van Cranenburgh,
> Hoofdstuk 2, Stoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging: een
overzicht.
Op blackboard:
• Neuropsychologie, T. Koene.
18
8. Cerebrovasculaire aandoeningen
De docent zal met u de vragen vanuit de literatuurstudie bespreken. Er zal
aandacht besteedt worden aan herseninfarcten, TIA’s en hersenbloedingen. De
docent bespreekt met u aan de hand van de verschijnselen, diagnostiek en
behandeling, deels door middel van casuïstiek, de verschillende aandoeningen.
In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in
diagnostiek, de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende
complicaties van voorkomende cerebrovasculaire aandoeningen. Deze informatie
neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt
verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken.
N.B. De subarachnoïdale bloeding met zijn behandeling en trombolyse zal in de
leereenheid “Neuro Acute zorg” behandeld worden.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• benoemen en herkennen wat de oorzaken, symptomen/kenmerken van
cerebrovasculaire aandoeningen zijn;
• beredeneren welk (aanvullend) onderzoek ingezet kan worden om
cerebrovasculaire aandoeningen te diagnosticeren;
• aan de hand van casuïstiek mogelijke oorzaken beredeneren;
• benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke
behandeling ingezet kan worden;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 9, Vaatziekten van de hersenen;
> Hoofdstuk 10, Beroerte (of herseninfarct);
> Hoofdstuk 11, Hersenbloeding en vaatmisvormingen;
• Klinische neurologie, J.B.M. Kuks,
> Hoofdstuk 17, Cerebrovasculaire aandoeningen.
Maak gebruik van in de tekst verwerkte casuïstiek en vragen. Kunt u de
beschreven redenatie volgen?
Noteer vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
VUmc Amstel Academie
19
Leereenheid
10. Communicatiestoornissen
Communicatiestoornissen kunnen ontstaan door motorische en cognitieve
stoornissen als gevolg van een hersenbeschadiging. In de dagelijkse
zorgverlening staat communicatie centraal. Als zorgverlener wordt u nadrukkelijk
met eventuele beperkingen geconfronteerd.
Een logopedist bespreekt met u de verschillende spraak- en taalstoornissen die
voor kunnen komen bij de neurologische/neurochirurgische patiënt.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de door u opgestelde vragen en de uitwerking
van het gebruik van hulpmiddelen. U kunt de lesactiviteit als toets gebruiken voor
het juist verwerken van de opdracht aangaande het gebruik van hulpmiddelen.
Lesdoelen
Na deze les:
• kunt u benoemen wanneer sprake is van afasie en dysartrie;
• heeft u inzicht in de ‘taal-spraak-as” van het zenuwstelsel;
• kunt u beredeneren waarom afasie vooral voorkomt bij laesie van de linker
hemisfeer;
• kunt u aan de hand van videomateriaal of een beschrijving, de meest
voorkomende afasiesyndromen (Broca-, Wenicke-, Amnestische-, Globale
afasie) herkennen;
• kunt u spraak- en taalstoornissen observeren;
• kunt u benoemen welke hulpmiddelen u in verschillende situaties in kunt
zetten om de communicatie te bevorderen;
• kunt u het ontstaan van taalstoornissen in verband brengen met de plaats
van de laesie.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neuropsychologie, B. van Cranenburgh,
> Hoofdstuk 7, Afasieën/taalstoornissen.
Op blackboard:
• Observatie spraak- en taalstoornissen, S.P. Hutten;
• Definitie communicatie;
• Definitie taal.
Aanbevolen
• www.afasie.nl
• www.medicinfo.nl via deze site kunt u het document ‘afasie
spraakvoorbeelden’ opzoeken. Mensen met verschillende typen afasie is
gevraagd dezelfde reclamefoto te beschrijven. U hoort mensen met een
amnestische afasie, een Broca afasie, een globale afasie en een Wernicke
afasie.
20
Opdracht
1. Formuleer een drietal vragen gericht op moeilijke praktijksituaties op het
gebied van communicatie en neem deze mee naar de lesactiviteit.
2. Geef van onderstaande uitingen aan of deze passend zijn bij een afasie met
een stoornis op klank-, woord- of zinsniveau.
Situatie
Stoornis
niveau
Wat doet u zoal overdag? ‘Ja dat doen ik wel, zoals met drogen en
fietsen enne.. zo met mooi weer hier op de dek .. enne hoe ik… Nou ik
ken het mooiste uit, eh, ik speel ’t me raak met gaas en ik speel ’t raak
met me teen .. ik ken doen wat ik wil d’r op en ik geef ze ook allemaal
een cadeautje, een cadeau zogezei .. Wat we doen eh en ik ga ’s
avonds voordat we zal ik maar zeggen .. als we gegeten hebben, dan
help ik die zaal help ik allemaal dopen.
Een patiënt die probeert te vertellen dat hij graag scrabbel speelde:
‘Ik doe graag eh st.. st.. steps streppele, kent u dat? (…) stre trem
stempelen (…) nee strem strempel streppel strempe eh lezen, woord,
woord, zo’n kaart, ken u dat niet? Met al die, dan moet je die wo wo
woorken woorden.. je begint met een woord, van zes letters en dan heb
je een ding voor je en dan zoek je de letters uit.’
Patiënt zet plannen voor kerst en Sinterklaas uiteen: ‘Ja, nee, plannen
niet. Sinterklaas winkelbusiness, mijn portemonnee altijd leeg …
toekomst, nee, verleden in de pan lekkers, hapjes, lekkers eten,
cadeautjes Kerstmis, lootjes trekken, tientje de man, allemaal
cadeautjes halen.’
‘Wat heeft u vanmorgen gedaan?: ‘Ik ben met mijn dinges naar de
dinges geweest.’
3. Inventariseer en werk in schema uit welke hulpmiddelen door u/collega’s
worden gebruikt om de patiënt te ondersteunen bij taal- en
spraakstoornissen.
Hulpmiddel Taalstoornis Spraakstoornis Gebruik door:
……………
……………
……………
VUmc Amstel Academie
21
Leereenheid
11. Slikstoornissen
Een logopedist bespreekt met u de relatie tussen verschillende neurologische
aandoeningen en slikproblematiek. Het signaleren en screenen van
slikstoornissen, varianten in voedingsmiddelen en mondhygiëne worden
besproken.
Lesdoelen
Na deze les:
• kunt u symptomen van dysfagie tijdens en ná het eten benoemen;
• heeft u inzicht in de wijze waarop een slikactie tot stand komt;
• kunt u de kenmerken van de 4 slikfasen uiteenzetten;
• kunt u beredeneren hoe en waarom slikstoornissen ontstaan bij acute
centrale hersenbeschadigingen, neurodegeneratieve ziekten en
neuromusculaire aandoeningen;
• kunt u voor- en nadelen benoemen van hulpmiddelen (o.a. rietje en tuitbeker)
bij het innemen van vocht;
• effecten op de slikfunctie bij intubatie of tracheacanule beredeneren;
• kunt u uiteenzetten hoe de screening van de slikfunctie van patiënten met
een tracheacanule uitgevoerd dient te worden;
• kunt u benoemen in welke situaties een logopedist in consult gevraagd moet
worden.
Voorbereiding
Bestudeer op blackboard:
• Slikscreening voor CVA-patiënten, S.P. Hutten.
Aanbevolen
Slikstoornissen bij volwassenen, een interdisciplinaire benadering, B. Rood
e.a., Bohn Stafleu van Loghum, 2011,
> Hoofdstuk 1,2 en 6;
• www.dysfagie.com
•
Beantwoord onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur.
22
12. Cognitieve stoornissen
De docent bespreekt met u de eventuele vragen naar aanleiding van de
literatuurstudie. De met cognitie gepaard gaande emotionele- en
gedragsveranderingen bij NAH worden van de praktische kant besproken.
Situaties vanuit de praktijk staan centraal. Uw ervaringen dienen als uitgangspunt
waarbij gekeken wordt naar compensatietechnieken en strategietrainingen.
Casuïstiek en beeldmateriaal waarin verschillende veranderingen na
hersenbeschadiging in beeld worden gebracht illustreert de problemen waar
patiënten en naasten mee te maken hebben of mogelijk mee te maken krijgen.
Deze les ondersteunt u in uw rol als zorgverlener bij het toepassen van
neurorevalidatie.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• de belangrijkste cognitieve stoornissen na een beroerte benoemen;
• binnen de aangeboden casuïstiek de cognitieve en daarmee gepaard gaande
emotionele- en gedragsveranderingen bij NAH herkennen;
• de relatie aangeven tussen cognitieve stoornissen en de plaats van de laesie;
• benoemen op welke wijze screening op cognitieve stoornissen plaats kan
vinden;
• interventies benoemen voor het trainen van de aandacht,
geheugenstoornissen, uitvoerende functies en het probleemoplossende
vermogen.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Klinische neurologie, J.B.M. Kuks,
> Hoofdstuk 8, De hogere cerebrale functies;
• Verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, T. Hafsteinsdóttir e.a.,
> Hoofdstuk 8, Cognitieve stoornissen na een beroerte.
VUmc Amstel Academie
23
Leereenheid
13. Neurorevalidatie
Patiënten met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) worden vaak in het diepst
van hun bestaan getroffen. Hun denken en doen kan beïnvloed worden door
sensomotorische, cognitieve- en psycho-emotionele stoornissen. Op het terrein
van beperkingen kunnen zich problemen voordoen ten aanzien van de meest
basale en essentiële vaardigheden zoals mobiliteit, communicatie, eten en
drinken en persoonlijke verzorging. Ernstige participatieproblemen kunnen
ontstaan onder meer op het terrein van wonen, werk en relatie.
Neurorevalidatie is het continue leerproces dat zich richt op een zo optimaal
mogelijk menselijk functioneren na NAH. De basis voor dit leerproces wordt
gevormd door moderne inzichten met betrekking tot plasticiteit van het
zenuwstelsel en menselijk gedrag als hersengedrag.
Het toepassen van interventies uit de neurorevalidatie, zoals beschreven in de
verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, staat binnen deze lesactiviteit
centraal. Aan de hand van werkcollege, gebruikmakend van de door u
ingebrachte casuïstiek, zelfervaringsoefeningen en praktische vaardigheden
zullen verschillende interventies en richtlijnen de revue passeren.
Lesdoelen
Na de les:
• heeft u inzicht in de verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte;
• kunt u benoemen wat onder neurorevalidatie wordt verstaan;
• kunt u voorspellers voor het functionele herstel van een beroerte benoemen;
• kunt u praktische zorgactiviteiten benoemen waarin u in de praktijk
neurorevalidatie toe kunt passen;
• kunt u aan de hand van verpleegdoelen verwoorden op welke wijze u een
ADL-training inzet;
• heeft u ervaring opgedaan met aspecten vanuit de neurorevalidatie.
Voorbereiding
Verwachte beginsituatie:
U bent bekend met de mogelijke oorzaken van NAH en heeft u op de hoogte
gesteld van het nut en de noodzaak van het revalideren van patiënten met een
CVA in het ziekenhuis. U bent bekend met stoornissen en beperkingen welke
kunnen ontstaan na NAH.
Bestudeer uit boek:
• Verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, T. Hafsteinsdóttir e.a.,
> Hoofdstuk 2, Revalidatie na een beroerte;
> Hoofdstuk 3, Mobiliteit en ADL na een beroerte.
Op blackboard:
• Revalidatie van patiënten met een beroerte begint in het ziekenhuis!,
J.M.A. Visser-Meilly, G. Kwakkel, L.J. Kappelle,
uit: Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie, nr. 2 -2009;
• Activeren van de CVA patiënt in de acute fase,
uit: TVZ nummer 5, 2011.
24
Voorbereidende opdracht
Beschrijf een casus uit de eigen praktijk waarbij het gaat om een patient met de
diagnose CVA/NAH. De patiënt moet wel medisch stabiel zijn.
Gebruik onderstaande vragen voor de opbouw van uw casus.
Lever de casus twee weken voor het lesblok digitaal in bij uw opleider
([email protected]).
Tijdens de les zal aan de hand van ingebrachte casuïstiek een opdracht worden
uitgevoerd.
1. Persoonlijke informatie: man/vrouw, leeftijd, gezins-/woonsituatie?
2. Diagnose?
3. Hoe is de zitbalans? Kan de patiënt ongesteund zitten en buiten het
steunvlak reiken?
4. Barthelindex 5 dagen na begin beroerte en bij ontslag?
5. Wat is de hulpvraag van de patiënt t.a.v. de ADL-zelfverzorging?
6. Hoe verloopt de transfer? Welke begeleiding wordt door jou gegeven?
7. Welke handelingen in de ADL-zelfverzorging voert de patiënt zelfstandig uit
en waar heeft hij hulp nodig? Welke begeleiding geef je? Is de begeleiding
gericht op motoriek of cognitie?
8. Is er opvallend gedrag zichtbaar binnen de ADL-zelfverzorging? Beschrijf dit
aan de hand van een praktisch situatie.
9. Wordt de aangedane arm/hand ingeschakeld tijdens de ADL-zelfverzorging?
Beschrijf dit.
10. Hoe is het cognitief functioneren van de patiënt? Wat is de invloed hiervan op
de ADL/ zelf verzorging? Geef hier een beschrijving van.
VUmc Amstel Academie
25
Leereenheid
14. Extrapiramidale aandoeningen
De docent bespreekt met u de vragen vanuit de literatuur. Naast de ziekte van
Parkinson wordt aandacht besteed aan ziekten met Parkinsonisme, de ziekte van
Huntington en dystonieën. De ziekteverschijnselen, oorzaak, diagnose en
behandeling zullen aan de hand van casuïstiek worden besproken. De
medicamenteuze behandeling en daarmee samenhangende verpleegkundige
interventies komen aan de orde door het uitwerken van de voorbereidende
opdracht. Aan de docent kunt u vragen stellen over de medicamenteuze
behandelwijze.
In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de
behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van
extrapiramidale aandoeningen. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren
van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt
coördineren en bewaken.
Lesdoelen
Na de voorbereiding en deze les:
• kunt u symptomen die kenmerkend zijn voor de ziekte van Parkinson
signaleren en benoemen;
• beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om de extrapiramidale
aandoeningen te diagnosticeren;
• kunt u aangeven waar tremoren zich doorgaans manifesteren en in welke
situatie deze juist verdwijnen of verergeren;
• kunt u het verschil tussen Parkinson en Parkinsonisme benoemen;
• benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke
behandeling ingezet kan worden;
• kunt u beredeneren waarom terughoudend gedaan moet worden met
neuroleptica (zoals Haloperidol) bij Parkinson patiënten;
• kunt u cues benoemen welke u toe kunt passen bij het freezing/ off
fenomeen’;
• bent u bekend met de (bij)werking van de meest voorkomende medicatie bij
de ziekte van Parkinson;
• kunt u benoemen in welke situatie stereotactische neurochirurgie/STN
overwogen wordt;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Klinische neurologie, J.B.M. Kuks e.a.,
> Hoofdstuk 26, Extrapiramidale ziekten;
• Neuropsychologie, Dr. B. van Cranenburgh,
> Hoofdstuk 12.1, Emotie en expressie.
Aanbevolen
• Richtlijn verpleging en verzorging van mensen met de ziekte van Parkinson,
Uitgave Nederlandse Vereniging Neuro-Verpleegkundigen en Verzorgenden.
• Multidisciplinaire richtlijn ziekte van Parkinson, CBO.
• www.medtronic.nl / informatie voor patiënten / ziekte van Parkinson, voor
informatie over neurostimulatie bij de ziekte van Parkinson.
26
Opdracht
Vragen gericht op koppeling literatuur naar verpleegkundige praktijk.
•
•
•
Zoek van de bij u in de praktijk voornaamst gebruikte medicamenten bij de
ziekte van Parkinson, de werking en bijwerking op in het
Farmacotherapeutisch Kompas en zet deze in een schema uiteen.
Wat zijn uw verpleegkundige aandachtspunten bij de verschillende
medicamenten?
Voor welke vragen/items zult u bij de anamnese van een patiënt met de
ziekte van Parkinson extra aandacht hebben, gezien het mogelijke
klachtenpatroon?
VUmc Amstel Academie
27
Leereenheid
15. Multiple Sclerose
Met gebruik van casuïstiek zal de docent nader ingaan op de aandoening en de
ontwikkelingen op het gebied van MS. Het komen tot de diagnose, de
verschijnselen, de mogelijkheden tot behandeling en prognose komen aan de
orde. Er wordt stil gestaan bij de gevolgen voor de patiënt in kwestie en zijn
omgeving. De docent stelt u in de gelegenheid vragen te stellen aan de hand van
de bestudeerde literatuur.
In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de
behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van multiple
sclerose. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom
deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en
bewaken.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van multiple
sclerose zijn;
• beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om multiple sclerose te
diagnosticeren en stadiëring vast te stellen;
• benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke
behandeling ingezet kan worden;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Klinische Neurologie, J.B.M. Kuks e.a.,
> Hoofdstuk 24, Multiple Sclerose en aanverwante aandoeningen;
• Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 16, Multiple sclerose en andere demyeliniserende ziekten.
U kunt de casuïstiek en vragen vanuit de literatuur gebruiken als stuurvragen.
Opdracht
Vanuit verschillende bronnen blijkt dat veel mensen, waaronder ook
professionals, niet op de hoogte zijn van het soort aandoening dat MS is. Hoe
zou u de ziekte MS omschrijven wanneer u hierover uitleg geeft aan de patiënt
en diens naasten? Werk deze vraag uit waarbij u de volgende items belicht:
• omschrijving type aandoening;
• oorzakelijke factoren;
• verschijnselen;
• behandelmogelijkheden.
28
17. Neuromusculaire aandoeningen
De docent bespreekt met u de verschillende aandoeningen van de zenuw op
ruggenmergniveau en de stoornissen op niveau van de zenuw, zenuwwortel,
zenuw-spierovergang en op spierniveau. Er is aandacht voor Myasthenia Gravis
en het syndroom van Guillain-Barré.
In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de
behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van
neuromusculaire aandoeningen. Door het bespreken van casuïstiek van
neuromusculaire aandoeningen leert u (verpleegkundige) interventies te
beredeneren.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van de behandelde
neuromusculaire aandoeningen zijn;
• beredeneren welk (aanvullend) onderzoek ingezet kan worden om de
verschillende aandoeningen te diagnosticeren en stadiëring vast te stellen;
• benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke
behandeling ingezet kan worden;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 23, Neuromusculaire ziekten;
> Hoofdstuk 22.2, Polyradiculopathie, het syndroom van Guillain-Barré.
Kunt u onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur beantwoorden?
Noteer uw vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
VUmc Amstel Academie
29
Leereenheid
18. Ziekten ruggenmerg/wervelkolom
De docent behandelt, naar aanleiding van de bestudeerde literatuur,
aandoeningen van het ruggenmerg, zenuwwortels en cauda equina, de
diagnostiek, de klinische verschijnselen en de verschillende behandelingen
waaronder o.a. halo-vestsysteem, schedeltractie, met daarbij de verpleegkundige
zorg. Tevens wordt aandacht besteed aan de houdingsaspecten/leefregels die
de patiënt krijgt gedurende de opname en bij ontslag.
In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de
behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties. Deze
informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten.
Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van behandelde
aandoeningen van het ruggenmerg, zenuwwortels en de cauda equina;
• beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om deze aandoeningen te
diagnosticeren en stadiëring vast te stellen;
• benoemen welke (chirurgische) behandelwijzen er zijn en verwoorden wat er
tijdens deze ingrepen wordt gedaan;
• beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neurologie voor verpleegkundigen hoofdstuk, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 8.1, Ruggenmergletsel;
> Hoofdstuk 21, Ziekten van het ruggenmerg;;
• Klinische Neurologie, J.B.M. Kuks e.a.,
> Hoofdstuk 14, Neurologische pijnsyndromen;
> Hoofdstuk 15, Ziekten van het ruggenmerg;
• Basisboek Neurochirurgie, K.G. Go en G. Blauw,
> Hoofdstuk 7, Aandoeningen van de wervelkolom.
30
19. Dwarslaesie
De docent behandelt vragen naar aanleiding van de literatuurstudie. Aan de hand
van de stoornissen op verschillende niveaus worden de medische en
verpleegkundige interventies besproken. Er wordt aandacht besteed aan de
spinale shockfase en autonome dysreflexie; hoe kunt u dit herkennen en welke
verpleegkundige interventies kunt u toepassen? Tevens wordt ingegaan op de
prognose, de toekomstverwachting en de revalidatie mogelijkheden van deze
patiënten.
In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de
behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties. Deze
informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten.
Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• benoemen en herkennen wat de (acute) oorzaken, symptomen/kenmerken
van een dwarslaesie zijn naar het niveau van de laesie;
• beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om deze aandoeningen te
diagnosticeren;
• benoemen welke (chirurgische) behandelwijzen er zijn;
• beredeneren welke verpleegkundige interventies u op neemt in het
verpleegplan;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Algemene kennis over anatomie, fysiologie van het ruggenmerg en
ruggenmergletsel is noodzakelijk.
Zie leeractiviteit 18.
VUmc Amstel Academie
31
Leereenheid
21. Dementie en dementiële stoornissen
De docent bespreekt met u de vragen naar aanleiding van de literatuurstudie, de
diagnostiek, gebruik MMSE-scorelijst, verschijnselen, behandeling,
verpleegkundige aspecten en de nazorg betreffende dementie en dementiële
syndromen.
Aan het eind van de leeractiviteit moet u door middel van het klinisch redeneren
in staat zijn om de verschillende dementiële stoornissen te kunnen plaatsen
binnen de systemen en deze kunnen beredeneren. Daarnaast wordt verwacht
dat u een vertaalslag kunt maken naar de in te zetten verpleegkundige zorg en
interventies.
Lesdoelen
Na de les kunt u:
• benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van dementie zijn;
• beredeneren welk (aanvullend) onderzoek ingezet kan worden om dementie
te diagnosticeren en stadiëring vast te stellen;
• benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke
behandeling ingezet kan worden;
• complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn
benoemen en beredeneren.
Voorbereiding
Bestudeer uit boek:
• Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers,
> Hoofdstuk 18, Dementie en gedragsstoornissen;
• Klinische neurologie, J.B.M. Kuks e.a.,
> Hoofdstuk 27, Dementie.
Op blackboard:
• Stand van zaken: Liquormarkers als voorpellers van Alzheimer-dementie;
diagnostiek bij lichte cognitieve stoornissen F. Verhey e.a.,
uit: Ned. Tijdschrift Geneeskunde 2013.
Aanbevolen
www.alzheimerexperience.nl
www.alzheimer.nl
www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/alzheimer
www.alzheimer-nederland.nl
www.med.harvard.edu/AAMLIB/home.html
•
•
•
•
•
Kunt u onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur beantwoorden?
Noteer uw vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
32
22. Delier/acute verwardheid en toepassen vrijheidsbeperkende interventies
Door (acute) verwardheid kan de veiligheid voor de patiënt en diens omgeving in
het geding komen. Binnen deze lesactiviteit wordt aandacht besteed aan het
ontstaan van een delier/acute verwardheid, hulpmiddelen die de observatie
ondersteunen, en de interventies. De overweging om gebruik te maken van
vrijheidsbeperkende interventies wordt besproken.
Kennis van het ontstaan van een delier en inzicht in de patiëntpopulaties, welke
hiertoe op uw afdeling een verhoogd risico hebben, wordt verondersteld.
Lesdoelen
Na deze les:
• kunt u beredeneren welke neurologische patiënten een verhoogd risico
hebben op het ontstaan van een delier;
• kunt u benoemen, welke interventies, buiten vrijheidsbeperkende, u in z’n
algemeen kunt nemen om patiënten, die risico hebben op letsel door een
delier, te beschermen;
• kunt u het verschil in besluitvorming t.a.v. het toepassen van
vrijheidsbeperkende interventies bij dreigend of acuut gevaar benoemen;
• weet u welke en hoe screeningsinstrumenten ingezet kunnen worden bij
neurologische patiënten.
Voorbereiding
Bestudeer op blackboard:
• Neurologiepatiënt screenen op delier: met DOSS? H. van den Heuvel,
uit: Nursing, nr. 6 2011;
• Vrijheidsbeperking in het ziekenhuis, A. Mourik, L. Van Gemert, e.a.,
uit: Tijdschrift voor Verpleegkundigen, nr. 7/8 2008;
• Puzzelen met de 3 D’s, delier, dementie, depressie, M. Oelen,
uit: Nursing, maart 2013.
Aanbevolen
www.vilans.nl/Thema-Vrijheidsbeperking.html
Op blackboard:
• Rapport “Extra inspanning noodzakelijk voor terugdringen vrijheidsbeperking
in langdurige zorg”, IGZ december 2012.
•
VUmc Amstel Academie
33
Leereenheid
23. Seksualiteit bij neurologische aandoeningen
Seksualiteit is een gevoelig onderwerp, zowel voor de neurologische patiënt als
voor u als verpleegkundige. U ontkomt niet aan het feit dat zowel de ziekte als
vele vormen van behandeling invloed hebben op het seksueel functioneren van
de patiënt en vaak dus ook op de relatie met de partner. Vaak verandert de
seksuele relatie van de patiënt.
De docent zal ingaan op vragen naar aanleiding van de literatuurstudie en de
voorbereidende opdracht. Speciale aandacht zal uitgaan naar de
omgang/begeleiding van de patiënt met seksueel ontremd gedrag en de
verschillende seksuele effecten ten gevolge van ziekte, aandoening en/of
behandeling.
In uw informerende en uw begeleidende taak als zorgverlener is seksualiteit een
onderwerp dat ter sprake moet komen. In deze les worden de beperkingen door
NAH op het seksuele beleven besproken, als ook de vragen waarom en wanneer
dit ter sprake moet komen en hoe dit het beste kan worden aangepakt.
Vervolgens wordt de gespreksvoering geoefend.
Lesdoelen
Na deze les kunt u:
• de begrippen intimiteit en seksualiteit definiëren;
• aan de hand van casuïstiek aangeven welke specifieke seksuele problemen
zich voordoen ten gevolge van neurologische aandoeningen of ten gevolge
van bijverschijnselen van (medicinale) behandelingen;
• de oorzaken en gevolgen van de seksuele problematiek verwoorden op
lichamelijk, psychisch, sociaal- en spiritueel niveau;
• verwoorden wat zijn of haar taken zijn in de voorlichting en begeleiding van
patiënten en diens naasten ten aanzien van veranderingen in seksualiteit;
• in een gesprek het onderwerp seksualiteit aan de orde brengen.
Voorbereiding Literatuurstudie + opdracht
Bestudeer uit boek:
• Verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, T. Hafsteinsdóttir e.a.,
> Hoofdstuk 11, Seksualiteit na een beroerte.
Op blackboard:
• Praten over seksualiteit, J.L. Bender,
uit: Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking;
• Seksueel functioneren na een beroerte, J. van Lankveld e.a.,
uit: Tijdschrift voor seksuologie (2011) 35, 77-80;
• De 9e vraag van Gordon, praten over seksualiteit, M. Verstraeten,
uit: Nursing maart 2012;
• Seks na CVA: Praten is een must!, P. Dijkstra, M. Verstraeten,
uit: Bijzijn XL, nummer 10 2012;
• Intimiteit en seksualiteit na een beroerte, de Hart en Vaatgroep.
Aanbevolen
Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking, W.L. Gianotten e.a.,
Uitgeverij van Gorcum, 2008;
• Parkinson en seksualiteit, Brochure Parkinsonvereniging.
•
34
Opdracht
Zet voorafgaand aan de les de beantwoording van de volgende vragen uiteen:
• aan wie is het de taak patiënten te informeren over mogelijk te verwachten
stoornissen op het gebied van seksualiteit door ziekte of behandeling?;
• maakt u het onderwerp seksualiteit bespreekbaar, zo ja wanneer en hoe, zo
nee, waarom niet?;
• hoe zijn uw ervaringen met het bespreken van onderwerpen gericht op
seksualiteit?;
• wat vindt u lastig te bespreken?
VUmc Amstel Academie
35
Leereenheid
5 Bijlagen
Deze leereenheid bevat geen bijlagen.
36
VUmc Amstel Academie
37
Leereenheid
6 Reader
Deze leereenheid bevat geen reader.
38
VUmc Amstel Academie
39