Woorden Engels 1

LESSTOF
Woorden Engels 1
2
Lesstof Woorden Engels 1
INHOUD
INLEIDING....................................................................................................................... 4
DOELGROEP ................................................................................................................... 5
STRUCTUUR .................................................................................................................... 5
INHOUD........................................................................................................................... 11
Lesstof Woorden Engels 1
3
INLEIDING
Muiswerkprogramma’s zijn programma’s voor het onderwijs. De programma’s
zijn verkrijgbaar als netwerkversie en als web-based versie. Het belangrijkste
principe van Muiswerkprogramma’s is dat een diagnostische toets de student
stuurt naar oefenmateriaal dat aansluit bij de gemaakte fouten. De toets kan
herhaald worden en eventueel leiden tot opnieuw oefenen. De docent heeft
een scala aan mogelijkheden om leerlingen te sturen en de voortgang te bewaken.
Het programma Woorden Engels 1 is gemaakt voor de hoogste groepen van
het basisonderwijs, voor de basiseducatie en de eerste klassen van het voortgezet onderwijs.
Woorden Engels 1 behandelt op een eenvoudige manier ruim 250 eenvoudige
en meestal hoogfrequente woorden, bijvoorbeeld: hair, mouse, eye, bike, play,
cat.
Welke moedertaal de leerling spreekt is voor het gebruik van het programma
niet van belang. Woorden Engels is naast elke lesmethode te gebruiken en
leerlingen hoeven geen specifieke voorkennis te hebben.
BELANG VAN WOORDKENNIS
Op basisscholen gebruikt de helft van de scholen communicatieve lesmethoden, op 10% van de scholen wordt een puur grammaticale methode gebruikt
en een derde van de scholen mengt deze twee aanpakken. Welke methode een
school ook kiest: woordenschatverwerving is het belangrijkste onderdeel van
het leren van een taal. Een taalverwerver moet zich altijd op vier verschillende
niveaus bekwamen:

de klanken en de letters;

de woordkennis;

het zinsniveau (grammatica);

het tekstniveau.
Woordkennis vormt de spil van deze reeks: klanken en letters worden gecombineerd tot woorden; woorden worden op hun beurt gecombineerd tot zinnen, en zinnen tot teksten. Bij het overdragen en begrijpen van teksten zijn
woorden essentieel. De meeste methodes voor het onderwijzen van Engels als
4
Lesstof Woorden Engels 1
tweede taal zijn gestructureerd rond een grammaticale basis, toch speelt
grammatica bij het leren van een tweede taal slechts een ondergeschikte rol.
DOELGROEP
Woorden Engels 1 is gemaakt voor beginnende taalleerders Engels, in het
basis- en voortgezet onderwijs. Belangrijkste doel van de programma’s is het
aanleren van woorden. Er wordt echter ook aandacht besteed aan het afleiden
van woordbetekenissen uit de context. Woordkennis is de kern van taalvaardigheid en woordenschatverwerving is daarom de belangrijkste deeltaak bij
het leren van een taal. Woorden Engels 1 is rijk gevuld met mooie plaatjes en
geluiden waardoor ook het aanleren van de klank-tekenkoppelingen ondersteund wordt.
Voor leerlingen met een zwak woordbeeld is de dubbeltaak van leren van de
betekenis én inprenten van de schrijfwijze vaak zwaar. Dit geldt vooral als de
auditieve steun (het correct uitspreken van het woord) ontbreekt, zoals bij het
leren van woordenlijsten. Met Muiswerk Woorden 1 slaat u twee vliegen in
één klap: de leerlingen leren veel nieuwe woorden en door de goede geluidsondersteuning van de programma's worden ze geholpen met het leren van de
klank-tekencombinaties in het Engels.
Woorden Engels 1 bevat 39 oefeningen en 1 totaaltoets. De totaaltoets heeft
32 variabele vragen en hierin komt de hele stof aan de orde. Er zijn in dit
bestand 450 geluidsfragmenten en 300 afbeeldingen verwerkt. Daardoor zijn
delen van de programma’s ook geschikt voor deelnemers die nog vrijwel geen
Engels kennen. De docent kan deze oefeningen selecteren.
Het programma is naast elke lesmethode te gebruiken. Leerlingen hoeven
geen specifieke voorkennis te hebben. Enige ervaring in het werken met de
muis (aanwijzen, klikken, afrollen, slepen) is wel gewenst. Ontbreekt deze
ervaring, dan is een korte instructie daarover wel op zijn plaats.
STRUCTUUR
Het basisprincipe van de meeste Muiswerkprogramma's is dat een diagnostische toets de leerling stuurt naar oefenmateriaal dat aansluit bij de gemaakte
fouten. De toets kan herhaald worden en eventueel leiden tot opnieuw oefeLesstof Woorden Engels 1
5
nen. Ook Muiswerk Woorden Engels 1 is zo gestructureerd. De woorden zijn
onderverdeeld naar thema. Een leerling die bij de toets in een bepaald themagebied verschillende fouten maakt, krijgt na de toets in zijn persoonlijke oefenprogramma een serie oefeningen over dat thema gepresenteerd. Na herhaald oefenen kan de toets opnieuw gemaakt worden om te zien of er vooruitgang is.
OMVANG
Woorden Engels 1 bestaat uit een diagnostische en evaluerende toets, en
ongeveer 40 oefeningen, waar vele uren zelfstandig mee gewerkt kan worden.
Het pakket bestaat uit de volgende onderdelen:

De lesbestanden met woordkennistoetsen en -oefeningen staan.

Uitgebreide helpfiles in zogenaamd 'hypertekstformaat'.

Een overzichtelijke handleiding op papier.

Een scholingsdocument voor de docenten die met de programma’s gaan
werken.
CORPUS
In eerste instantie is bij de vaststelling van het corpus voor de oefenbestanden
uitgegaan van de Eibo-woordenlijst, waarvan 150 n.a.v. de kerndoelen voor
het basisonderwijs,150 grammaticawoorden, en 250 woorden die geselecteerd zijn uit veel gebruikte Eibo-leergangen. In Woorden Engels 1 zijn anderzijds ook veel woorden opgenomen die niet in de lijst staan (zie p. 13). De
selectie is ontstaan door te letten op de woordfrequentie en vanuit de gekozen
thema’s.
Moeilijkheid van woorden is niet voor iedereen gelijk. Er is bij de keuze voor
deze woorden van uitgegaan dat woorden moeilijker worden naarmate ze
abstracter zijn, formeler zijn, langer zijn, vervoegd of verbogen zijn, samengesteld zijn, figuurlijk gebruikt zijn, onderdeel van een idiomatische uitdrukking
zijn; horen in een bepaald (sociaal) register en als ze gaan over dingen die
verder weg liggen in de beleving van leerlingen. Woorden Engels 1 bestaat
vooral uit concrete, korte, alledaagse, hoogfrequente woorden, en woorden
die veel overeenkomsten met het Nederlands hebben. Woorden die in eerdere
lessen behandeld zijn, worden verderop bekend verondersteld.
6
Lesstof Woorden Engels 1
THEMA’S
Zoals gebruikelijk in Muiswerkprogramma's is bij Woorden Engels 1 uitgegaan van een aantal rubrieken. In dit geval zijn dat inhoudelijke rubrieken,
afgeleid van veel voorkomende thema's in lesmateriaal voor tweedetaalleerders en dagelijkse onderwerpen. In Woorden Engels 1 komen in oefeningen en toetsen woorden uit vier verschillende rubrieken aan de orde. Hoe
die rubrieken over de bestanden verdeeld zijn ziet u hieronder.
OVERZICHT RUBRIEKEN OF THEMA’S
De rubrieksindeling van Woorden Engels 1 is gebaseerd op de volgende thema’s.
Rubriek
Woorden Engels 1
A
People
B
The house
C
Family
D
Animals
STRUCTUUR BINNEN DE THEMA’S
Een didactische basisregel is dat het leren van woorden nooit in één keer
gebeurt (Verhallen & Verhallen, 1994). Niet alleen moet men de betekenis van
nieuwe woorden uitleggen (semantiseren), daarna moet voldoende worden
geoefend om ervoor te zorgen dat men die betekenis ook onthoudt (consolideren). Ten slotte moet ook nagegaan worden of men de betekenissen kent
(controleren). De thema's van Woorden Engels 1 zijn opgebouwd volgens deze
drieslag van semantiseren, consolideren en controleren.
Lesstof Woorden Engels 1
7
Voorbeeld van een oefening uit Woorden Engels 1 die bedoeld is om geleerde begrippen te consolideren. De leerling moet hier telkens twee begrippen aanklikken die bij elkaar horen. Langzaam wordt de
onderliggende afbeelding zichtbaar.
Het uitleggen van de betekenis van woorden gebeurt binnen elk thema altijd
in de eerste oefeningen. Daarbij wordt altijd gebruikgemaakt van plaatjes en
geluid. Dan volgen enkele oefeningen met verschillende oefenvormen waarin
de leerlingen de themawoorden herhalen en er iets mee doen. Deze oefeningen zijn gericht op het consolideren van de aangeleerde woorden. In dat kader
komen veel woorden ook terug in een gatentekst en in een tekst met vragen.
Door de tekstoefeningen leert de leerling ook gebruik te maken van de context
voor het herleiden van de betekenis van nieuwe woorden. De laatste oefening
van elk thema bevat altijd de belangrijkste woorden van de rubriek. De leerling kan met deze oefening controleren of hij de themawoorden voldoende
beheerst. De vragen van deze controleoefening lijken vaak op die van de diagnostische toets.
DIAGNOSE STELLEN EN OEFENEN
Muiswerk kent toetsen en oefeningen. Oefeningen beperken zich altijd tot een
deel van de stof, leggen uit, laten voorbeelden zien, laten de leerling oefenen
en laten hem weten wat hij goed en fout doet. Toetsen laten nooit zien of het
antwoord goed was en dekken een breder deel van de stof.
De toetsen van Muiswerk kunnen een diagnose stellen. Alle onderdelen van de
stof komen gelijkmatig in elke toets aan bod. Van rubrieken waarin fouten
8
Lesstof Woorden Engels 1
werden gemaakt, krijgt de leerling oefeningen aangereikt in zijn oefenprogramma. Hij kan via die oefeningen de zwakke plekken in zijn kennis opvullen.
Na het oefenen maakt hij opnieuw de toets, om te zien of er vooruitgang is
geboekt.
Hoofdscherm van Woorden Engels 1 na een diagnostische toets. Er is een knop bij gekomen waarop
‘Jouw oefeningen’ staat. Daaronder zitten de oefeningen die aansluiten bij de gemaakte fouten. De
docent kan het programma zó instellen dat alleen de knop met ‘Jouw oefeningen’ zichtbaar is.
Dit is het oefenprogramma dat een leerling na de diagnostische toets voorgeschoteld kreeg.
Lesstof Woorden Engels 1
9
VERSCHILLENDE METHODES
U kunt Woorden Engels 1 op verschillende manieren gebruiken. De eerste
aanpak is geschikt voor een leerling die al behoorlijk zelfstandig is en goed
gemotiveerd. U neemt met hem door hoe het programma werkt en blijft de
eerste keer in de buurt om te controleren of alles goed gaat. De aanbevolen
procedure is: eerst de toets maken en vervolgens de oefeningen die het programma selecteert op basis van de fouten. Dan de toets opnieuw en eventueel
daarna opnieuw oefenen. U kunt zelf bepalen bij welke toetsuitslag de leerling
voldoende hoog scoort om naar het volgende niveau te gaan. Bijvoorbeeld bij
een uitslag van 80 of 90 procent. Spreek dit af met de leerling.
In deze situatie is het handig om de optie ‘Didactische mode’ aan te zetten. In
het scherm verschijnen dan alleen de knoppen ‘Wat weet je al?’ en (na het
maken van de toets) de knop met ‘Jouw oefeningen’ met het oefenprogramma
van de betreffende leerling. De knop met ‘Alle oefeningen’ komt niet tevoorschijn.
Er is een andere werkwijze mogelijk wanneer u met niveaugroepen werkt. U
legt bijvoorbeeld in de klas uit hoe het zit met de namen van beroepen (bijvoorbeeld als die in uw lesmethode ook aan de orde zijn) en vervolgens maakt
iedereen de Muiswerkoefeningen die daarover gaan.
Zie verder de sectie DIDACTIEK.
10
Lesstof Woorden Engels 1
INHOUD
Woorden Engels 1 is bedoeld voor leerlingen die het Engels nog nauwelijks
beheersen. Woorden Engels 1 behandelt op een eenvoudige manier ruim 250
eenvoudige en meestal hoogfrequente woorden, bijvoorbeeld: hair, mouse, eye,
bike, play, cat. Een overzicht van de gebruikte woorden ziet u aan het eind van
dit hoofdstuk.
Woorden Engels 1 bevat 39 oefeningen en 1 totaaltoets. De totaaltoets heeft
32 steeds wisselende vragen en hierin komt de hele stof aan de orde. Er zijn in
dit bestand 450 geluidsfragmenten en 300 afbeeldingen verwerkt. De oefeningen van Woorden Engels 1 zijn verdeeld over een aantal rubrieken (zie de
tabel hieronder). De vorm van elke oefening staat erbij. Voor een omschrijving
van deze oefenvormen, zie de sectie DIDACTIEK.
Een plaatjesoefening uit Woorden Engels 1. In het beeld knippert iets. De leerling wijst in de woordenlijst aan wat dat is. Als hij met de aanwijzer over de woorden gaat, worden ze voorgelezen. De leerling
hoeft dus nog niet te kunnen lezen, maar leert spelenderwijs wel ook woordbeelden aan. Het goed
aangewezen woord wordt in het beeld gezet. Dit soort oefeningen is bedoeld om nieuwe woorden aan
te leren.
Lesstof Woorden Engels 1
11
RUBRIEKEN EN OEFENINGEN VAN WOORDEN ENGELS 1
Links in het overzicht staan de onderwerpen. In de tweede kolom de namen
van de oefeningen die over het onderwerp gaan. Oefeningen met een * zijn
voorzien van geluid. In de derde kolom de oefenvormen.
Onderwerp
Naam
Oefenvorm
A t/m D
English words 1 - TOETS
meerkeuze
A People
1
2
3
4
5
6
7
8
9
The boy Bob *
The girl Susan *
Parts of the body *
Parts of the face *
What people are doing (1) *
Translate E-N (1)
Translate N-E (1)
Eva
About people *
plaatje verklaren
plaatje verklaren
meerkeuze
meerkeuze
plaatje klikken
koppelpuzzel
koppelpuzzel
plaats woord
meerkeuze
B In the house
1
2
3
4
5
6
7
8
9
The house *
Things in the house *
The living-room *
Outside the house *
What people are doing (2) *
Translate E-N (2)
Translate N-E (2)
Tom’s house
About the house *
meerkeuze
plaatje klikken
plaatje verklaren
plaatje verklaren
plaatje klikken
koppelpuzzel
koppels
plaats woord
meerkeuze
C Family
1
2
3
4
5
6
7
My family *
About my family *
What people are doing (3) *
Translate E-N (3)
Translate N-E (3)
Meet Martin
Family words *
plaatje verklaren
meerkeuze
plaatje klikken
koppelpuzzel
koppels
plaats woord
meerkeuze
D Animals
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Animals *
Twelve animals *
A list of twelve animals *
Which animal do you hear? *
What animals are doing *
Translate E-N (4)
Translate N-E (4)
Blackie
About animals *
meerkeuze
plaatje klikken
plaatje verklaren
meerkeuze
plaatje klikken
koppelpuzzel
koppels
plaats woord
meerkeuze
12
Lesstof Woorden Engels 1
DE WOORDEN VAN WOORDEN ENGELS 1
De ruim 250 woorden die in het bestand Woorden Engels 1 aan de orde komen zijn hieronder opgesomd.
a - address - age – am – an – and - animals - ankle – are - arm - ask - at - aunt baby - back - ball - bank - bark - bath - bathroom - be - bear - bed - bedroom belly - big - bike - bird - birthday - bite - boat - body - born - boy - breast bridge - brother - brown - building - bureau - butterfly - buzz - camel - car - cat
- ceiling - chair - cheek - chest - chicken - child - chin - circus - city - climb clock - cock - computer - cousin - cow - crawl - cry - cupboard - curtain - cushion - dad - daughter - desk - dog - doll - - draw - drink - duck - ear - eat - embrace - eye - face - family - farm - father - feed - find - finger - first - fish - fist five - floor - flower - fly - foot - forehead - friend - frog - garage - garden - girl girlfriend - goat - goodbye - granddad - grandfather - grandma - grandmother grandpa - grandparents - grass - graze - ground - grow - hair - hand - hands has – he - head - hear - heel - help - her - hi - hide - hip - his - hope - horse house – I - in - is – it - jump - kiss - kitchen - knee - lamp - laugh - leg - lie - life lion - lip - listen - little - little finger - live - living – living-room - look - marry mirror - monkey - mouse - mouth - mum - my - name - named - neck - no nose – not - notebook - old - on – or - own - painting - paper - parents - pay people - person - phone - piano - picture - pig - pigeon - plant - play - pour problem - queen - rabbit - read - rest - road - roof - room - rug - run - school scratch - see - shake – she - sheep - shoulder - sing - sky - sleep - small - smoke
- snake - - son - sorry - speak - spider - steps - sting - surname - swan - swim table - talk - teeth - television – that - the - thanks - their - thigh - thumb - to toe - toilet - tongue - too - tooth - tree - tv - twelve - uncle - walk - wall - wash wave – we – what – where - wife - window - with - woman - work - write years - yes – you – your - young
Lesstof Woorden Engels 1
13
Naar frequentie uitgesplitst:
http://www.er.uqam.ca/nobel/r21270/cgi-bin/webfreqs/web_vp.cgi:
van de 500 meest frequente
97
38,2%
van de 1000 meest frequente
149
58,7%
waarvan functiewoorden
32
12,6%
waarvan inhoudswoorden
117
46,1%
met frequentie 1001-2000
66
26,1%
academische woorden1
1
0,3%
minder frequent dan 20002
38
15,0%
LITERATUUR
Boogaart, P. C. Uit den (red.) (1975), Woordfrequenties in geschreven en gesproken Nederlands. Oosthoek, Scheltema en Holkema, Utrecht.
Coenen, M. en A. Vermeer (1998). Nederlandse woordenschat allochtone kinderen. Tilburg: Zwijssen.
Verhallen, S en M. Verhallen (1994). Woorden leren, woorden onderwijzen.
Handreiking voor leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Hoevelaken:
CPS.
1 computer
2 ankle - bark - bathroom - belly - bike - breast - bureau - butterfly - buzz - camel - ceiling - cheek - chin - circus - cock - crawl - doll - embrace - feed - fist - forehead - frog girlfriend - granddad - graze - heel - hip - lion - mirror - notebook - piano - spider - surname - swan - television - thigh - toilet
14
Lesstof Woorden Engels 1