Wetenschappelijk katern_Wardenaar_NTVD

WETENSCHAPPELIJK ARTIKEL
Het gebruik van voedingssupplementen en sportvoeding
door meer en minder actieve Nederlanders –
Een inventarisatie op basis van het Nationaal Sport
­Onderzoek 2012 onder de Nederlandse bevolking
Ir. Floris C. Wardenaar 1, Ingrid J.M. Ceelen, MSc 2, drs. Remko van den Dool 3, prof. dr. Renger Witkamp 4, dr. Marco Mensink 5
SAMENVATTING
CORRESPONDENTIE
Achtergrond
[email protected]
Floris Wardenaar:
Gegevens over het gebruik van sportvoedingsproducten en voedingssupplementen onder de algemene
­bevolking zijn zeer beperkt en onderling moeilijk vergelijkbaar. Het gebruik van voedingssupplementen onder
(top)sporters is goed gedocumenteerd, maar veel producten worden waarschijnlijk ook door de algemene
bevolking gebruikt. Dit onderzoek had als doelstelling het inventariseren van 1) het gebruik van voedings­
supplementen en sportvoedingsproducten door de algemene bevolking in relatie tot hun sportactiviteit,
2) het al dan niet krijgen van sportvoedingsadvies, 3) de zelfgerapporteerde kennis op dit terrein.
Methode
In een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking van 15-80 jaar werd gekeken naar de
­inname van voedingssupplementen en sportvoedingsproducten, het verkregen advies en de zelfgerappor­
teerde kennis. De onderzoekspopulatie was onderverdeeld naar geslacht, leeftijd, frequentie van sporten en
het lidmaatschap van een sportvereniging. Het onderzoek werd gedaan als onderdeel van het Nationaal
Sport Onderzoek (NSO 2012). De bruto gerealiseerde steekproef was n=1647, de netto gerealiseerde steek­
proef n=1015, met een responspercentage van 62%. Met behulp van afzonderlijke 2x2 chi-kwadraattesten
werd getoetst in hoeverre het verschil tussen twee proporties berustte op toeval of werkelijk bestond (p≤0,05).
Resultaten
Van alle respondenten gaf 27,3% aan voedingssupplementen te gebruiken ter bevordering van de alge­
hele gezondheid. Van de sportende respondenten (n=727) gebruikte 5,8% supplementen voor het
­verbeteren van sportprestatie. 21,6% van de respondenten gebruikte sportvoedingsproducten rondom
of tijdens inspanning. Sportende mannen gebruikten vaker voedingssupplementen en sportvoedings­
producten dan vrouwen. Onder leden van sportverenigingen was meer gebruik in vergelijking met
niet-leden. 8,7% van de sporters had ooit advies gekregen van een sportdiëtist (3,6%) of diëtist (5,1%).
Leden van een sportvereniging rapporteerden vaker dat zij advies hadden gekregen van een sportdiëtist
dan niet-leden. Het merendeel van de respondenten (82,4%) had nooit advies gekregen. Respondenten
scoorden zelfgeraporteerde kennis op verschillende thema’s tussen de 21,3% en 60%, waarbij sporters
die gemiddeld ≥2 keer per week sporten het hoogste kennisniveau rapporteerden.
Conclusie
Een typische gebruiker van voedingssupplementen en sportvoedingsproducten is een frequent sportende
man die lid is van een sportvereniging. Mannen gebruiken meer voedingssupplementen en sportvoedings­
producten in relatie tot sportinspanning dan vrouwen. Vrouwen gebruiken meer voedingssupplementen
­gericht op de algemene gezondheid dan mannen. De grootste groep gebruikers van voedingssupplementen
en sportvoedingsproducten zijn frequente sporters (>120 keer/jaar) en/of lid van een sportvereniging. De
meeste respondenten hebben nooit sportvoedingsadvies gehad. Van degenen die dit wel hebben gehad,
is het grootste deel lid van een vereniging of frequent sporter. Wat betreft zelfgerapporteerde kennis scoren
jongeren en frequente sporters het hoogst.
1 Sportdiëtist, hoofddocent/teamleider
Sports & Exercise Nutrition, HAN Sport
en Bewegen, lid kenniskring Lectoraat
Voeding in relatie tot Sport en
­Gezondheid, Hogeschool van
Arnhem en Nijmegen
2 Sportdiëtist, docent/onderzoeker Sports
& Exercise Nutrition, HAN Sport en
Bewegen, Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen
3 Senior onderzoeker, Mulier Instituut,
Utrecht
4 Hoogleraar Voeding en Farmacologie,
Wageningen Universiteit
5 Universitair docent, Wageningen
Universiteit
Belangenverklaring
Het Nederlands Sport Onderzoek
wordt elk jaar uitgevoerd en bestaat uit
een vaste kern van vragen. Daarnaast
bestaat de mogelijkheid om vragen
toe te voegen tegen betaling. Dit
deelonderzoek van het NSO 2012
over voeding is mede gefinancierd
met behulp van subsidie van het
ministerie van VWS. Dit staat los van
het onderzoek en had geen rol in de
onderzoeksopzet, het verzamelen,
analyseren en interpreteren van de
gegevens, de rapportage en het
besluit om het artikel in te dienen
voor publicatie.
The English abstract is available at
our website: www.ntvd-site.nl >
kennis > wetenschap
Trefwoorden
Voedingssupplementen, sportvoedingsproducten, sportvoeding
S1
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
Inleiding
echter in het geheel geen inzicht in het gebruik van en
Onder (sport)professionals, zoals trainers, sportartsen
kennis over voedingssupplementen en sportvoedings­
en diëtisten, bestaat het vermoeden dat sportvoe­
producten in relatie tot sportbeoefening onder de
dingsproducten en voedingssupplementen niet zozeer
­Nederlandse bevolking.
door topsporters worden gebruikt, maar vooral door
De doelstellingen van het huidige onderzoek waren dan
de algemene bevolking. Dergelijke producten vallen
ook drieledig: 1) de gebruikersgroep van voedings­
onder de Warenwet en zijn, in tegenstelling tot genees­
supplementen en sportvoedingsproducten in kaart
middelen, gemakkelijk en zonder recept verkrijgbaar.
brengen, 2) inventariseren welke deel van de gebruikers­
Sportvoedingsproducten, in de volksmond vaak
groep sportvoedingsadvies heeft ontvangen en van wie,
­aangeduid met de term ‘sportdranken’, omvatten een
en 3) de zelfgerapporteerde kennis met betrekking tot
diverse groep aan producten, zoals dorstlessers,
sportvoeding inventariseren. Dit werd gedaan met een
energiedranken, hersteldranken en eiwitshakes, maar
representatieve steekproef in een panel van de Neder­
ook bijvoorbeeld energie-gels en sportrepen. Onder
landse bevolking van 15-80 jaar, als onderdeel van het
voedingssupplementen worden verstaan: ‘alle gecon­
Nationaal Sport Onderzoek 2012 (NSO 2012).
centreerde bronnen van voedingsstoffen die worden
aangeboden als aanvulling op de normale dagelijkse
voeding, en alle supplementen waarvan een prestatie­
Methoden
bevorderend effect (‘ergogene middelen’) wordt
Het doel van het NSO 2012 was om inzicht te verkrijgen
­geclaimd’.
in diverse aspecten van sportbeoefening en sportbe­
Sportdranken zijn tegenwoordig, anders dan twintig
trokkenheid bij de Nederlandse bevolking. Nog niet eer­
jaar geleden, gewoon verkrijgbaar in de supermarkt.
der werden in dit onderzoek voedingskundige aspecten
Daarnaast zijn veel sportvoedingsproducten en voe­
in relatie tot sport meegenomen. In het najaar van 2012
dingssupplementen via internet te koop. Veel fris­
(13-23 november 2012) werd in opdracht van het Mulier
drankfabrikanten hebben een sportdrankenlijn. Een
Instituut het veldwerk van het Nationaal Sportonderzoek
marktonderzoek uit 2009 onder supermarktketens
2012 uitgevoerd door GfK Panel Services Benelux (GfK).
wees uit dat het marktaandeel sportdranken in het
Het NSO 2012 is voortgekomen uit de SportersMonitor,
­supermarktschap nog steeds toenam.1
die eerder door het Mulier Instituut werd uitgevoerd.
Voedingssupplementgebruik onder buitenlandse (top-)
Het huidige onderzoek vormde een onderdeel van het
sporters is goed gedocumenteerd in de internationale
in 2012 uitgevoerde sportonderzoek.
literatuur, maar recente publicaties over het gebruik van
voedingssupplementen in Nederland ontbreken.2 We­
Steekproef
reldwijd wordt het supplementgebruik bij sporters ge­
Uit het oogpunt van efficiëntie werd gebruikgemaakt
schat op 44-100%. Het (zelfgerapporteerde) gebruik is
van dataverzameling met een internetvragenlijst (Bell­
daarbij afhankelijk van leeftijd, aard van de sport en
view). De vragenlijst was opgedeeld in twaalf blokken;
prestatieniveau.3 Stubbe et al. onderzocht voor TNO het
het thema ‘sportvoeding’ vormde het zesde blok. Het
supplementgebruik van sporters in de fitnessbranche.
gebruikte panel bestond uit minimaal 10.000 represen­
Hieruit bleek dat 57% van de Nederlandse sporters in
tatieve huishoudens en een representatief personenpa­
fitnesscentra supplementen gebruikte. Gegevens over
nel bestaande uit minimaal 10.000 personen.
het gebruik van sportvoedingsproducten en voedings­
De steekproef was zodanig samengesteld dat deze een
supplementen onder de sportende algemene bevolking
afspiegeling vormde van de totale Nederlandse popula­
zijn beperkt, en door de verschillen in onderzoeksopzet­
tie wat betreft leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en et­
ten zijn de beschikbare resultaten moeilijk onderling te
niciteit (op randtotalen). De panelleden ontvingen voor
vergelijken.5
het invullen van een volledige vragenlijst een ‘incentive’
Op basis van de Voedselconsumptiepeiling (VCP)
(bonuspunten). De bruto gerealiseerde steekproef was
2007-2010 mag worden aangenomen dat binnen de
n=1647, de netto gerealiseerde steekproef op basis van
Nederlandse bevolking van 19-30 jaar 18% van de man­
complete data was n=1505, met een responspercen­
nen en 36% van de vrouwen jaarrond voedingssupple­
tage van 62%.
menten gebruikte. In dit geval ging het voornamelijk om
Met behulp van weegfactoren werd onderzocht in hoe­
vitamine-, mineralen- en vetzuursupplementen. Er is
verre de gerealiseerde steekproef overeenkwam met de
4
6
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
S2
kenmerken van het oorspronkelijk geselecteerde panel.
Tot slot werden er drie stellingen voorgelegd op basis
Hierbij werd gekeken naar leeftijd, geslacht, postcode,
van een 5-punts Likert-schaal (geheel mee eens, mee
gezinssamenstelling, hoogst afgeronde opleidingsni­
eens, neutraal, niet mee eens, geheel niet mee eens).
veau, werkzaamheid en aantal uren werkzaam per week,
De volgende stellingen werden voorgelegd:
maandinkomen, etniciteit, lengte en gewicht. Van de
respondenten hadden 22 mensen een weegfactor die
boven de 2 lag, met waarde 3,1 als maximum. Op basis
hiervan mag worden aangenomen dat de verhouding
van kenmerken in de steekproef in grote mate overeen­
kwam met die van het geselecteerde panel.
- Ik heb voldoende kennis over voeding en sport in het
algemeen.
- Ik heb voldoende kennis over het effect van voedings­
supplementen op sportprestaties.
- Ik heb voldoende kennis over het gebruik van sport­
voedingsproducten voor, tijdens of na een sport­
Inhoud vragen
activiteit.
De gebruikte definities voor sportvoedingsproducten
en voedingssupplementen verschilden van die van de
Verwerking resultaten
Classificatie Hulpmiddelen voor de diëtetiek (CH).7 In
De vragenlijsten werden afgenomen met behulp van een
dit onderzoek werd enkel onderscheid gemaakt in
web based programma. Na afsluiting van de registratie­
sportvoedingsproducten en voedingssupplementen.
periode werd het bestand geschoond door middel van
Ter verduidelijking voor de respondenten werd ervoor
een check op legitimiteit van codes en consistentie van
gekozen om als onderdeel van de vraagstelling voor­
data. De resultaten werden verwerkt in SPSS. Aantallen
beelden te geven van sportvoedingsproducten en
(n) en percentages (%) werden weergegeven per ge­
­oedingssupplementen.
slacht, leeftijdscategorie (15-20, 21-35, 36-50, 51-65 en
Sportvoedingsproducten werden gedefinieerd als:
66-80 jaar), sportfrequentie (0, 0-11, 12-59, 60-119 en
’sportdranken, energiedranken, hersteldranken, eiwit­
meer dan 120 keer per jaar) en lidmaatschap van een
shakes, energie-gels en/of sportrepen’. Voedings­
sportvereniging. Er werd gebruikgemaakt van afzonder­
supplementen werden gedefinieerd als: ’producten
lijke (2x2) chi-kwadraattoetsen om te beoordelen of er
met geconcentreerde bronnen van voedingsstoffen
een verschil bestond in verdeling voor voedingssuple­
die worden aangeboden als aanvulling op de opname
mentgebruik, sportvoedingsproductgebruik, sportvoe­
van deze voedingsstoffen uit de normale dagelijkse
dingsadvies en zelfgerapporteerde kennis binnen
voeding, denk hierbij aan: producten in de vorm van
gekoppelde subgroepen, zoals man/vrouw, leeftijdsca­
een pil, tablet, poeder, capsule, softgel of druppels van
tegorieën, sportfrequentiecategorieën en lidmaatschap
een of meer stoffen.’
van een vereniging (ja/nee). Grotere tabellen werden
Naast algemene vragen die deel uitmaakten van de
opgedeeld in verschillende 2x2-tabellen en daarna
­
­totale vragenlijst, werd in het blok ‘sportvoeding’ de
afzonderlijk getoetst met behulp van chi-kwadraat. De
volgende vraag gesteld, aan zowel sporters als
resultaten werden significant verschillend beschouwd
niet-sporters: ‘Gebruikt u voedingssupplementen ter
bij P≤0,05.
bevordering van uw gezondheid?’ (ja/nee). Vervolgens
werden de resterende vragen alleen voorgelegd aan
respondenten die aangaven 1 of meer keer per jaar te
Resultaten
sporten:
De resultaten, inclusief significante verschillen, werden
weergegeven in verschillende tabellen. Als aanvulling
- Gebruikt u voedingssupplementen ter bevordering
van uw sportprestaties? (ja/nee)
op deze tabellen werden de belangrijkste bevindingen
beschreven.
- Gebruikt u sportvoedingsproducten voor, tijdens of
na een sportactiviteit? (ja/nee)
Supplementgebruik in relatie tot gezondheid
- Heeft u ooit een advies over voeding voor sporters
Van alle respondenten (n=1015) gebruikte 27,3% voe­
gekregen van een (sport)diëtist? (ja, sportdiëtist / ja,
dingssupplementen in relatie tot gezondheid (zie tabel 1).
diëtist / wel advies gekregen, maar niet van (sport-)
Vrouwen rapporteren een hogere frequentie van sup­
diëtist / nee).
plementgebruik in relatie tot hun algemene gezondheid
dan mannen. In de leeftijd van 15-20 jaar (15,5%) werd
S3
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
Tabel 1. Resultaten distributie en voedingssupplementgebruik in relatie tot gezondheid (totale populatie, n=1015).
Totaal
Geslacht
Leeftijd (jaren)
Sportdeelname per jaar
Lid van sport-
Voedings-
vereniging1
suppletievoedings-
Sport-
i.r.t. sport2
producten3
Ja Nee
JaNee
Ja Nee
20 35506580 11
59119
Label4
AB
C D E F G
M N
O P
Q R
15- 21-36-51-66-
0 0-12-60- >120
HI J K L
Distributie (%)
100
48
52 7 18283017
29
32817 17
3466
5 95
1981
1015
483
532 71 178284308174
291
93282175 174
342673
39 688
141586
Personen (n)
Voedingssuppl.- 27,3
24,0
30,5 15,5 29,931,423,629,3
22,8
27,8
29,430,6 27,2
26,927,4
89,525,1
44,324,5
277
116
16211 53897351
66
26
8353 47
92185
35173
62114
P
R
gebruik (%)
Personen (n)
A CCF C
1
Lid van sportvereniging: lidmaatschap van sportvereniging of sportschool
2
Distributie en percentage van gebruik van supplementen met als doel om sportprestatie te verbeteren
3
Distributie en percentage van gebruik van sportvoedingsproducten voor, tijdens of na inspanning
4
De subgroepen werden voorzien van unieke labels; significante verschillen werden weergegeven op basis van tweezijdige individuele chi-kwadraattoetsen door voor elk significant verschillend paar het
label van de categorie met een kleinste aantal onder de kolom met het grootste aantal te vermelden
een lager supplementgebruik gerapporteerd dan in de
en 66-80 jaar. Sporters die gemiddeld 60 keer per jaar
andere leeftijdscategorieën, met uitzondering van de
of vaker aan sport deden, gebruikten meer sport­
oudste leeftijdgroep van 51-65 jaar (23,6%). Er was
voedingsproducten dan mensen die minder vaak
geen significant verschil in supplementgebruik tussen
sportten. Er was geen significant verschil in het gebruik
groepen op basis van de mate van sportparticipatie of
van supplementen en sportvoedingsproducten bij een
lidmaatschap van een sportvereniging.
nog hogere mate van sportparticipatie. Tot slot ge­
bruikten leden van een sportvereniging vaker sportvoe­
Supplement- en sportvoedingsproductgebruik
in relatie tot sport
dingsproducten dan niet-leden.
Van de 1015 respondenten gaf 71,6% (n=727) aan
Sportvoedingsadvies
­minimaal 1 keer per jaar aan sport te doen. Verdere
Tabel 3 beschrijft de frequentie van sportvoedingsadvies
resultaten hadden betrekking op deze specifieke
­
en de mate van zelfgerapporteerde kennis van de res­
groep (zie tabel 2). Van de respondenten die aan sport
pondenten. Het aantal respondenten in de groep van
deden, gebruikte 5,8% voedingssupplementen ter be­
mensen die 0-11 keer per jaar sporten was relatief laag
vordering van de sportprestatie. 21,6% van de respon­
in vergelijking met de andere groepen. Het trekken van
denten
conclusies over verschillen van deze groep in relatie tot
gebruikte
sportvoedingsproducten
voor,
tijdens of na een sportprestatie. Mannen gebruikten
de andere groepen is daarom maar beperkt mogelijk.
vaker dan vrouwen voedingssupplementen ter bevor­
Iets minder dan 10% van de mensen die aangaf aan
dering van sportprestatie (respectievelijk 8,8% en
sport te doen, had ooit advies gekregen van een sport­
2,7%), evenals sportvoedingsproducten voor, tijdens of
diëtist (3,6%) of een diëtist (5,1%). Het percentage dat
na inspanning (respectievelijk 29,5% en 13,6 %). De
ooit advies had gekregen van een sportdiëtist was
­inname van sportvoedingsproducten was hoger in de
­hoger voor mannen dan voor vrouwen. Mannen en
jongste leeftijdscategorieën dan in de leeftijdscatego­
vrouwen scoorden gelijk in de frequentie van sportvoe­
rieën boven de 50 jaar. De gescoorde frequentie van
dingsadvies door een diëtist. Deelnemers die 12-119
gebruik in groepen van 15-20 en 21-35 jaar was hoger
keer per jaar zeiden te sporten, rapporteerden een ho­
dan in de groep van 36-50 jaar. De groep van 36-50
gere frequentie aan contact met een sportdiëtist dan
jaar had een hoger gebruik dan de groepen van 51-65
sporters die meer dan 120 keer per jaar sportten.
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
S4
Tabel 2. Resultaten voedingssupplementgebruik en sportvoedingsproductgebruik in relatie tot sport (n=727).
Totaal
Geslacht
Leeftijd (jaren)
Sportdeelname per jaar
Lid van sport-
Suppletie i.r.t.
gezondheid1
vereniging
15-21-36-51-66-
2035506580
0- 12-60- >120
JaNee
JaNee
Label 2
H I J
L M
N O
AB C D E F G
1159
119
K
Distributie (%)
100
48
52 9 20282715
1339
24 24
4654
2971
Personen (n)
727
352375 68 144 207 197 111
96 282175 174
332395
213514
Voedings- 5,8
8,8
2,7 4,110,7
6,81,92,6
2,84,17,6 8,4
10,1
2,0
18,0
0,9
39
30
9 5 13144 3
2
1211
14 31
8 34
5
supplementen i.r.t.
sport (%)
Personen (n)
BFG
FM
O
Sportvoedings-
21,6
29,5
13,6 35,834,518,411,18,8
8,6 13,2
33,3 31,1
30,913,6
33,216,9
141
94
47 2546382210
7 36
49 49
9348
6279
HI HI M
O
producten voor,
tijdens of na (%)
Personen (n)
B
EFGEFGFG
1
Supplementgebruik in relatie tot gezondheid in de subpopulatie van respondenten die aangaven aan sport te doen
2
De subgroepen werden voorzien van unieke labels; significante verschillen werden weergegeven op basis van tweezijdige individuele chi-kwadraattoetsen door voor elk significant verschillend paar het
label van de categorie met een kleinste aantal onder de kolom met het grootste aantal te vermelden
Alle respondenten die ooit sportvoedingsadvies had­
mannen en vrouwen (respectievelijk 26,9% en 15,8%). Er
den gekregen, gebruikten significant meer supple­
werd geen verschil gevonden tussen leeftijdsgroepen.
menten in relatie tot hun algemene gezondheid en in
Op de vraag of respondenten vonden dat zij voldoende
relatie tot hun prestatie. Ook namen ze vaker sportvoe­
kennis hadden over sportvoedingsproducten voor,
dingsproducten voor, tijdens en na inspanning dan
­tijdens en na inspanning antwoordde 23% helemaal
respondenten die nooit advies ontvingen.
mee eens / mee eens. Er werd hierbij een verschil
­tussen mannen en vrouwen gevonden (respectievelijk
Zelfgerapporteerde kennis
29% en 18%). De trend van scores per leeftijdgroep leek
Op de vraag of respondenten vonden dat zij voldoende
redelijk gelijk te blijven; alleen de jongste leeftijdsgroep
kennis hadden over sport en voeding in het algemeen,
(15-20 jaar) antwoordde iets positiever dan de groep
antwoordde 41% helemaal mee eens / mee eens. Er
van 51-65 jaar.
werd hierbij geen verschil gevonden tussen mannen
In relatie tot alle stellingen waren het vooral sporters die
en vrouwen (respectievelijk 43% en 39,1%).
gemiddeld meer dan 2 keer per week sporten (>120 keer
De jongste leeftijdsgroep scoorde hoger op zelfgerap­
per jaar) die significant positiever scoorden in ­vergelijking
porteerde kennis (60,4%) dan alle andere leeftijdsgroe­
met de andere groepen. Ook lidmaatschap van een sport­
pen. Net als bij de mate van ontvangen advies gaven
vereniging beïnvloedde het zelfgerapporteerde kennisni­
de jongere groepen vaker aan dat zij over voldoende
veau positief. Tot slot rapporteerden de g
­ ebruikers van
kennis beschikten dan de ouderen. Significante ver­
voedingssupplementen voor, tijdens en na het sporten
schillen op zelfgerapporteerde kennis werden gevon­
een hoger kennisniveau op het g
­ ebied van sport en sport­
den tussen de leeftijdsgroepen van 21-35 jaar (43,5%)
voedingsproducten dan niet-­gebruikers.
en die van 51-65 jaar (31,9%). Ook de leeftijdsgroep
van 36-50 jaar (44,5%) verschilde significant van de
groepen van 51-65 jaar en 66-80 jaar (33,8%).
Conclusie
Op de vraag of respondenten vonden dat zij voldoende
Een typische gebruiker van voedingssupplementen en
kennis hadden over het effect van voedingssupplemen­
sportvoedingsproducten is een frequent sportende man
ten op sportprestaties antwoordde 21,3% helemaal
die lid is van een sportvereniging. Mannen gebruikten
mee eens / mee eens. Er bestond een verschil tussen
meer voedingssupplementen en sportvoedingsproduc­
S5
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
Tabel 3. Resultaten sportvoedingsadvies en zelfgerapporteerde kennis in relatie tot sport (n=727).
Totaal
Geslacht
Leeftijd (jaren)
Sportdeelname per jaar1
Lid van sport-
Suppletie i.r.t.
gezondheid1
vereniging
15-21-36-51-66-
0- 12-60- >120
JaNee
JaNee
1159
119
L M
N O
Label 2
2035506580
AB C D E F G
H I J
K
Sportvoedingsadvies
in het verleden (%) 3
Ja, van sportdiëtist 3,6 5,7
1,5 3,85,14,31,52,7
6,81,52,3 6,5
5,22,2
7,32,1
personen (n)
19
5 37833
554 10
16
8
14
10
24
B
I
I
M
O
Ja, van diëtist
5,1
6,3
7,1
14,9
10,5
14,2
personen (n)
38
24
14 7 1321169
6
3,8
11,2
10,4
9,9
8,2
8,1
8,9
6,9
2411
25 34
8,7
3229
7,7
37
O
Ja, niet van (sport)diëtist
9,6
10,3
8,8 80,981,780,985,183,9
84,384,4
85,8 74,5
78,885,5
72 86,6
personen (n)
3234 7 13 21 16 9
6 2411 25
3432
2937
66
IJ
O
Nee
82,4
78,5
86,3 80,981,780,985,183,9
84,384,4
85,8 74,5
78,885,5
72 86,6
personen (n)
603
280323 55 120 167 168 93
80 239150 131
263340
156447
A
K
K
L
N
Stelling (%), Ik heb voldoende
kennis over: 4
Sport en voeding
41
43,0
39,1 60,443,544,531,933,8
37,556,7
56,2 65,3
59.731
43,740,0
404
201
2034478128
9757
36158
95 113
201
203
121
283
algemeen
personen (n)
Voedingssupplementen
21,3
DEFG
FFG H
H H
M
26,9
15,8 27,320,122,820,218,4
24,828 24,5 37,3
31,216,0
28,618,6
129
82 1936656130
2379
44 63
109
102
80131
M
O
i.r.t. sportprestaties
personen (n)
211
B
HIJ
Sportvoedingsproducten 23
29
18 3123252123
2628
29 44
3517
3021
142
93 2241716338
2580
54 74
122
113
86149
M
O
voor, tijdens of na
personen (n)
235
1
B
F
HIJ
3 respondenten die aangaven nooit te sporten hebben deze vraag per ongeluk ook ingevuld; de som van alle weergegeven
percentages komt hierdoor niet altijd uit op 100%
2
De subgroepen werden voorzien van unieke labels; significante verschillen werden weergegeven op basis van tweezijdige individuele chi-kwadraattoetsen door voor elk significant verschillend paar het
3
Onderdeel geeft de 4 unieke antwoordmogelijkheden weer op de vraag of respondent eerder sportvoedingsadvies heeft ontvangen
4
Onderdeel geeft positieve antwoorden weer op drie verschillende vragen met betrekking tot zelfgerapporteerde kennis
label van de categorie met een kleinste aantal onder de kolom met het grootste aantal te vermelden
ten in relatie tot sportinspanning dan vrouwen. Vrouwen
dingssupplementen ten behoeve van de gezondheid
gebruikten meer voedingssupplementen gericht op
gemiddeld 27,3% met een variatie van 15,5-31,4% per
hun algemene gezondheid dan mannen. De grootste
leeftijdscategorie. Dit was lager dan de gegevens van
groep gebruikers van voedingssupplementen en
de VCP. Dit is echter verklaarbaar: de afzonderlijk uitge­
sportvoedingsproducten waren frequente sporters
­
vraagde percentages van gebruik van voedingssupple­
(>120/jaar) en/of leden van een sportvereniging. De
menten voor sport (5,8%) en sportvoedingsproducten
meeste respondenten hadden nooit sportvoedings­
voor, tijdens en na inspanning (21,6%) waren hier niet
advies g
­ ehad. Van degenen die dit wel hadden gehad,
in meegeteld.
was het grootste deel lid van een v­ ereniging of een fre­
Het is moeilijk om de inname van voedingssupplemen­
quent sporter. Wat betreft zelf­gerapporteerde kennis
ten en sportvoedingsproducten te vergelijken met de
scoorden jongeren en frequente sporters het hoogst.
uitkomsten van de VCP. De VCP maakte geen onder­
scheid in motivatie voor het gebruik van voedingssup­
plementen, en sportvoedingsproducten worden niet
Discussie en implicaties voor
de praktijk
teerden 35-100% gecombineerd gebruik van voe­
Ocké et al. (2006) rapporteerden eerder een voe­
dingssupplementen en sportvoedingsproducten.8-14
dingssupplementgebruik onder Nederlanders van
Het ging hier echter altijd om specifieke populaties
18-56%, afhankelijk van de leeftijdscategorie. In het
sporters, terwijl dit onderzoek zich juist onderscheidde
huidige onderzoek was de geschatte inname van voe­
door een grote spreiding in sportfrequentie en leeftijd.
specifiek benoemd.6 Buitenlandse publicaties rappor­
6
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
S6
Inname verschil tussen mannen en vrouwen
vragenlijst drie stellingen voorgelegd. De subgroep van
Vrouwen gaven vaker dan mannen aan dat ze voe­
sporters die meer dan 120 keer per jaar sporten rap­
dingssupplementen gebruiken gericht op hun alge­
porteerde de hoogste scores. Het is echter de vraag of
mene gezondheid, en dus minder in relatie tot
deze zelfgerapporteerde kennis ook inderdaad over­
sportbeoefening. Wanneer de algemene bevolking in
eenkwam met een hogere mate van kennis. Het resul­
beschouwing wordt genomen, gebruikten vrouwen
taat is moeilijk vergelijkbaar met andere studies. Er zijn
­vaker voedingssupplementen dan mannen, mogelijk
studies die wel keken naar kennis in relatie tot beoorde­
ingegeven door specifieke suppletieadviezen. Dit is in
ling van de zelfgerapporteerde supplementinname en
overeenstemming met de resultaten van deze studie
onderliggende motieven, en de inschatting van kwaliteit
voor voedingssupplementgebruik in relatie tot ge­
van het eigen dieet.19,20 Uit de huidige studie kan in
zondheid. De gemeten inname van voedingssupple­
­ieder geval worden geconcludeerd dat frequente spor­
menten in de laatste VCP (2007-2010) was voor de
ters zelf meer vertrouwen hadden in hun eigen
groep van 19-30 jaar voor mannen 18% en voor
kennisniveau dan minder frequente sporters.
5
­vrouwen 36%. In tegenstelling tot het voedingssup­
plementgebruik in relatie tot gezondheid was het
Leeftijdscategorieën
sportspecifiek gebruik van voedingssupplementen en
Voedingssupplementengebruik werd specifiek meer
sportvoedingsproducten juist hoger onder mannen. In
gerapporteerd in de leeftijdsgroep van 21-35 jaar
sportspecifieke supplementstudies werd dit vaker
(10,7%). Dit was lager dan de door Schofield and Unruh
­gerapporteerd.12,15 Mannen krijgen ­vaker advies dan
beschreven 22,3% bij adolescenten.15 Het gerappor­
vrouwen, maar er is geen verschil in zelfgerapporteer­
teerde gebruik van sportvoedingsproducten nam gelei­
de kennis tussen mannen en vrouwen.
delijk af naarmate de leeftijd steeg. Mogelijk was dit het
gevolg van de (on)bekendheid met deze productgroep.
Advies
De oudere leeftijdsgroepen kwamen namelijk in hun
Concrete gegevens over aantallen bezoekers aan de
jeugd gewoonlijk niet in aanraking met deze producten,
diëtist ontbreken in Nederland. In deze studie werd
­
omdat deze toen nog niet algemeen in de supermarkt
­nagevraagd of mensen ooit advies hadden gekregen
beschikbaar waren. Dit is in lijn met de zelfgerappor­
over sportvoeding van een diëtist of sportdiëtist. Uit
teerde kennis, die ook geleidelijk afnam naarmate de
deze studie blijkt dat 8,7% van de respondenten rappor­
leeftijd steeg. Er is echter geen verschil zichtbaar tus­
teerde advies te hebben gehad van een (sport)diëtist, en
sen de frequentie van ontvangen advies.
9,6% advies te hebben gekregen van iemand anders
dan een (sport)diëtist. Het aandeel van sporters dat ad­
Lidmaatschap
vies krijgt buiten de (sport)diëtist om is vergelijkbaar met
Bij de auteurs van dit artikel is geen enkele publicatie
gegevens uit eigen ongepubliceerd onderzoek onder
bekend die lidmaatschap van een sportvereniging
150 Nederlandse wedstrijdsporters. Het aandeel van de
heeft beschreven in relatie tot het gebruik van voe­
respondenten in het huidige onderzoek dat geen advies
dingssupplementen en sportvoedingsproducten. Lid­
krijgt, was met ruim 80% echter verreweg het grootst.
maatschap van een sportvereniging is wellicht van
Dat is vergelijkbaar met resultaten van Tavani et al.
invloed op de mate van gebruik van voedingssupple­
(2014). Zij onderzochten 289 amateursporters die lid
menten en sportvoedingsproducten. Daarnaast rap­
waren van een sportvereniging. Van deze respondenten
porteerden leden van een sportvereniging een hogere
rapporteerde 61% dat zij geen medisch advies (waaron­
mate van advies van een sportdiëtist of diëtist en een
der het advies van een dokter of diëtist) hadden inge­
hogere eigen kennis dan niet-leden.
wonnen bij het gebruik van voedingssupplementen.
16
Vragenlijst
Zelfgerapporteerde kennis
Het huidige onderzoek was gebaseerd op een beperkt
Veel sporters halen doorgaans niet de gestelde sport­
aantal vragen, waardoor slechts een beeld op hoofdlij­
Er is weinig bekend over
nen is verkregen. De doorlooptijd was kort (~1 min), wat
het zelfgerapporteerde kennisniveau van mensen in
als positief kan worden beschouwd, omdat dit waar­
­relatie tot het thema voeding en sport en de daarbij be­
schijnlijk heeft geleid tot de hoge respons van 62%. Dit
horende aanbevelingen. Respondenten kregen in deze
is in overeenstemming met het uitgangspunt bij de bru­
voedingsaanbevelingen.
17,18
S7
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
to steekproeftrekking van de NSO met een beoogd
sportfrequentie is er 26% kans dat de uitkomst van
responspercentage van 60-65%.
minstens één van de getoetste paren in werkelijkheid
Voorafgaand aan de vragen werd een korte definitie
afwijkend is van de huidig getrokken conclusie. Toch is
van voedingssupplementen en sportvoedingsproduc­
besloten om in het huidige onderzoek hier niet voor te
ten gegeven. Het is niet te achterhalen in hoeverre res­
corrigeren. Het aantal groepen dat wordt vergeleken is
pondenten deze definitie goed hebben geïnterpreteerd,
namelijk nog steeds beperkt (vijf leeftijdsgroepen en
waardoor percentages beïnvloed kunnen zijn. Het toe­
vier sportdeelnamegroepen). Daarnaast zijn de absolu­
kennen van een ‘incentive’ werd gedaan om respon­
te verschillen in gerapporteerde percentages over het
denten die mogelijk minder betrokken zijn bij het
algemeen zeer substantieel, waarbij geldt dat signifi­
thema toch te motiveren om de vragenlijst in te vullen.
cante verschillen niet altijd leidend zijn voor de prakti­
Om er daarnaast voor te zorgen dat ook niet-sporters
sche bruikbaarheid van de verzamelde gegevens.
het ­onderzoek invulden, kreeg het onderzoek de neu­
trale titel ‘gezondheid en bewegen’.
Relevantie en belangrijkste implicaties
voor de praktijk
Beperkingen
Er is een grote groep gebruikers van voedingssupplemen­
Als gevolg van de opzet van de vragenlijst is niet uit te slui­
ten en sportvoedingsproducten. Deze groep gaf in dit
ten dat mensen ook voedingssupplementen en sportvoe­
­onderzoek aan dat zij deze producten gebruikten in relatie
dingsproducten gebruikten op andere momenten dan
tot hun sportbeoefening. Het ging hierbij vooral om die
voor, tijdens of na sport of op basis van andere motivaties.
mensen die gemiddeld twee of meer keren per week aan
Denk hierbij aan het gebruik van energiedranken als fris­
sport deden. Dit zijn geen topsporters. Alhoewel de con­
drank. Daarnaast werd in de vraagstelling wel informatie
sensus is dat mensen deze producten in het algemeen
gegeven over wat wordt verstaan onder sportvoedings­
niet nodig zullen hebben, rapporteerden toch veel men­
producten, maar mogelijk hebben mensen hun eigen pro­
sen dergelijke producten te gebruiken. Om deze mensen
ducten niet in dit rijtje herkend of wellicht verkeerd
goed te kunnen adviseren, zullen (sport)diëtisten dus
geclassificeerd (bijvoorbeeld als voedingssupplement in
­actief navraag moeten doen naar dit gebruik, en op de
plaats van als sportvoedingsproduct of andersom).
hoogte moeten zijn van de laatste ontwikkelingen.
Het soort product, de dosering en de frequentie van
De kleine groep die nu al advies kreeg of heeft gekregen,
het gebruik van voedingssupplementen en sportvoe­
bestond voornamelijk uit frequente sporters en leden
dingsproducten werden niet nagevraagd. Op popula­
van sportverenigingen. Het is onduidelijk wat de kwaliteit
tieniveau zouden deze gegevens wel inzichtelijk
van het advies is geweest en in hoeverre dit het gebruik
kunnen worden gemaakt, omdat dergelijke producten
van dergelijke producten heeft gestimuleerd of niet. Mede
wel worden uitgevraagd als onderdeel van de VCP.
vanwege het gegeven dat het advies zowel door (sport)
Alhoewel sociale status en opleidingsniveau werden
diëtisten als door andere professionals wordt gegeven,
meegenomen in de weegfactoren bij het samenstellen
kan de boodschap verschillend zijn. Dat betekent dat het
van de panelpopulatie, werd deze relatie tussen gerap­
in kaart brengen van de inhoud van voorgaande adviezen
porteerd gebruik van voedingssupplementen en
als onderdeel van de diëtistische anamnese belangrijk is.
sportvoedingsproducten niet onderzocht.
Zelfgerapporteerde kennis geeft geen informatie over de
Doordat elke relatie afzonderlijk werd getoetst met be­
werkelijke kennis. Mogelijk bestaat er een verschil tussen
hulp van een 2x2 chi-kwadraattoets, werden de uitge­
de hoge rapportage door jongeren als gevolg van attitu­
voerde toetsen onafhankelijk voor de verschillende
de- of andere verschillen tussen generaties. De hoge
categorieën, maar binnen een categorie was wel spra­
rapportage onder frequente sporters en leden van een
ke van afhankelijkheid van elkaar. Dit betekent voor de
sportvereniging is wellicht het gevolg van meer interesse
categorieën leeftijd en sportfrequentie dat er een kans
in het thema, maar mogelijk is er ook daadwerkelijk een
bestaat dat een vermeend significant verschil in wer­
hoger kennisniveau, doordat mensen georganiseerd
kelijkheid op toeval berust (multiple comparisons).
sport bedrijven; juist deze mensen gaven vaker aan een
Vanwege deze vergrote kans op ‘type 1 errors’ is het
sportvoedingsadvies te hebben gekregen. Verschillende
van belang om de resultaten van deze specifieke cate­
doelgroepen schatten hun eigen kennisniveau verschil­
gorieën met voorzichtigheid te interpreteren. In het
lend in, wat consequenties heeft voor de wijze waarop
­geval van leeftijd is er 40% kans en in het geval van
consulten en begeleiding dienen te worden ingestoken.
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)
S8
BESCHOUWING
Via de sportdiëtist naar een optimale prestatie
Dit onderzoek is onderdeel van het Nationaal Sport Onderzoek en
richt zich op de recreatieve sporter en zijn gedrag met betrekking
tot (sport)voeding en suppletie rondom sport. Dat sportvoedings­
producten gebruikt worden door deze groep is niet zo vreemd. De
aanbieders van deze producten ontwikkelen hun producten welis­
waar voor (top)sporters, maar richten zich ook juist op deze veel
grotere, recreatieve groep; menigeen zal in het weekend op de
sportvelden flesjes sportdrank voorbij zien komen, en iedere zich­
zelf respecterende wielrenner of mountainbiker weet dat de man
met de hamer overal kan staan. Ook is bekend dat een sportdrank
deze onaangename verrassing kan voorkomen.
maar sporadisch voor. En dat terwijl er zo veel enthousiaste colle­
ga’s zijn, die juist deze groep van een goed advies kunnen voorzien.
Een diëtist heeft blijkbaar toch nog niet het vertrouwen van deze
groep sporters. Vanuit dit perspectief is er nog een lange weg te
gaan naar optimale advisering van recreatieve sporters.
Wel moet de onderzoeksgroep bij dit onderzoek in ogenschouw
genomen worden. Respondenten die eens per jaar sporten zijn
namelijk ook meegenomen in de resultaten. Mag je jezelf een
­recreatieve sporter noemen als je één keer per jaar op je racefiets
stapt en 50 km wegtrapt? Naar mijn mening niet. Maar waar ligt
de grens wel?
Verschillen
Profileren
Dat mannen vaker gebruikmaken van sportvoedingsproducten dan
vrouwen verbaast ook niemand. Blijkbaar spelen bij vrouwen andere
motieven dan optimaal presteren een rol om actief te worden. Dat
verklaart ook waarom juist vrouwen meer suppletie gebruiken voor
de algemene gezondheid. Het is goed om het resultaat te zien dat
naarmate iemand vaker sport, het kennisniveau over sportvoeding
toeneemt, althans: het zelfgerapporteerde kennisniveau.
Opvallend is dat de bronnen voor deze kennis niet liggen bij de
specialist in voeding. Het bezoeken van een (sport)diëtist komt nog
Belangrijker is dat wij ons als (sport)diëtisten beter gaan profileren.
We moeten in de huid kruipen van onze sportieve medemens en
meedenken naar de beste oplossing. Op die manier wordt het een
win-winsituatie: recreatieve sporters kunnen het beste uit zichzelf
en hun sportvoeding/suppletie halen, en wij komen als beroeps­
groep beter op de kaart te staan.
anne-marijke ambergen ioc-gediplomeerd sport­
diëtist en docent aan de hogeschool van amsterdam
Referenties
1
Kools, MCE. Energiedrankgebruik door adolescenten: effecten op gezondheid en
leerprestaties. Kennispunt Betawetenschappen, Universiteit Utrecht, 2009.
2 Maughan RJ, King DS, Lea T. Dietary supplements. J Sports Sci 2004 ;22(1):95113.
3 Sobal J, Marquart LF. Vitamin/mineral supplement use among athletes: a review
of the literature. Int J of Sport Nutr 1994;4:320-34.
4 Stubbe JH, Chorus AMJ, Frank LE, Hon O de, Schermers P, Heijden PGM van der.
Prestatiebevorderende middelen bij fitnessbeoefenaars. De Dopingautoriteit.
2009.
5 Ocké MC, Buurma-Rethans EJM, Fransen HP. Dietary supplement use in the
Netherlands: current data and recommendations for future assessment. RIVM
report 350100001/2005.
6 Rossum CTM van, Fransen HP, Verkaik-Kloosterman J, Buurma-Rethans EJM,
Ocké MC. Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010, RIVM-rapport
350050006/2011.
7 Lie E en Heerkens Y. Classificaties en codelijsten 2003: eenduidig taalgebruik van
belang voor elke diëtist. Ned Tijdschr Dietisten 2006:149.
8 Goston JL en Correia MITD. Intake of nutritional supplements among people
exercising in gyms and influencing factors. Nutrition 2010;26:604-11.
9 Giannopoulo I, Noutsos K, Apostoliditis N, Bayios I, Nassis GP. Performance level
affects the dietary supplement intake of both individual and team sports athletes.
JSSM, 2012;12:190-6.
10 Lun V, Erdman KA, Fung TS, Reimer RA. Dietary supplementation practices in
Canadian high-performance athletes. International Journal of Sport Nutrition
and Exercise Metabolism, 2012;22:31-7.
11 De Silva A, Samarasinghe Y, Senanayake D, Lanerolle P. Dietary supplement inta­
ke in national-level Sri Lankan athletes. International Journal of Sport Nutrition
and Exercise Metabolism, 2010;20:15-20.
12 Braun H, Koelher K, Geyer H, Kleinert J, Mester J, Schanzer W. Dietary supple­
ment use among elite young German athletes. International JSNEM,
2009;19(1):97-109.
13 Kristiansen M, Levy-Milne R, Barr S, Flint A. Dietary supplement use by varsity
athletes at a Canadian university. International Journal of Sport Nutrition and
Exercise Metabolism, 2005;15:195-210.
14 Burns RD, Rosita Schiller M, Merrick MA, Wolf KN. Intercollegiate student athlete
use of nutritional supplements and the role of athletic trainers and dietitians in
nutrition counseling. J Am Diet Assoc, 2004;104:246-9.
15 Scofield DE en Unruh S. Dietary supplement use among adolescent athletes in
central Nebraska and their sources of information. Journal of Strength and Con­
ditioning Research, 2006;20(2):452-5.
16 Tavani A, Colombo P, Scarpino V, Zuccaro P, Pacific R, La Vecchia C. A survey of
dietary supplement use among Italian sporting club athletes. Nutrafoods
2014;13:29-34.
17 Baker LB, Heaton LE, Nuccio RP, Stein KW. Dietitian-observed macronutrient
intakes of young skill and team-sport athletes: adequacy of pre, during, and
post-exercise nutrition. IJSNEM: acceptance date September 25, 2013.
18 Heaney S, O’Connor H, Gifford J, Naughton G. Comparison of strategies for as­
sessing nutritional adequacy in elite female athletes’ dietary intake. IJSNEM
2010;20:245-56.
19 Petroczi A, Naughton DP, Mazanov J, Holloway A, Bingham J. Limited agreement
exists between rationale and practice in athletes’ supplement use for maintenan­
ce of health: a retrospective study. Nutr J, 2007;6:34.
20 Erdman KA, Fung TS, Reimer RA. Influence of performance level on dietary sup­
plementation in elite Canadian athletes. Med Sci Sports Exerc, 2006;38(2): 34956.
S9
NED TIJDSCHR VOOR VOEDING & DIËTETIEK - 2014;69(6)