010 NAGEZONDEN Vragen raad 28-08-2014

Onderwerp
Registratienummer
Registratiecode
Auteur
Status
:
:
:
:
:
Reactie op vragen rondom Verordeningen Jeugd en Wmo
at14002568
*at14002568*
André Goudriaan
Openbaar
Algemene vragen
1. Er zijn in Nijmegen e.o. ongeveer tien zorgleveranciers die geacht worden gezamenlijk een aanbesteding
te doen. Is deze systematiek wel toegestaan?
Op dit moment loopt een aanbestedingstraject. De vraag of deze systematiek is toegestaan, kunnen
wij nu niet beantwoorden, omdat:
a. dit een vraag is voor aanbestedingsjuristen;
b. alle communicatie rondom de aanbesteding via het CTM-platform verloopt.
Wij raden u aan om deze vraag op 30 september a.s. te stellen in de regionale raadsbijeenkomst.
2. Het advies van de cliëntenraad is nog niet ontvangen. Komt dit nog wel?
De cliëntenraad heeft de stukken halverwege juli ontvangen en heeft toegezegd met een advies te
komen. Deze reactie zal spoedig komen.
3. De gemeente krijgt minder geld voor het uitvoeren van de Jeugdwet en de Wmo. Hoe gaat de gemeente
om met de situatie dat mensen zelf altijd betaald hebben voor hulp bij het huishouden en dan op latere
leeftijd diezelfde hulp bij het huishouden via de gemeente krijgen?
We kunnen als gemeente een aanvraag niet afwijzen, omdat iemand een voorziening (gemakkelijk)
zelf kan betalen i.v.m. het inkomen of vermogen. Rekening houden met inkomen en vermogen kan
alleen via de wettelijk geregelde eigenbijdragesystematiek. De toegang tot ondersteuning staat
helemaal los van de financiële situatie van de cliënt.
Als gemeente gaan we uiteraard wel in gesprek met de cliënt en daarbij zal nadrukkelijk gewezen
moeten worden op de eigen mogelijkheden die iemand heeft. Dit betekent echter niet dat we
kunnen zeggen dat iemand genoeg inkomen heeft en het daarom zelf maar moet betalen. Ook is
het niet mogelijk om te besluiten dat iemand al jarenlang zelf voor een oplossing heeft gezorgd en
dat het nu dus niet noodzakelijk is dat de gemeente ondersteuning verleent. Afdwingen kan niet.
Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen
1. Hoe zit het met rechtsbescherming bij zowel algemene voorzieningen als maatwerkvoorzieningen?
Welke rol heeft het sociaal team hierin, ook wat betreft cliëntondersteuning? Welke partijen zitten er in
het sociaal team?
Voorbeelden van partijen die in het sociaal team zitten, zijn:
a. maatschappelijk werk;
b. wijkverpleegkundige;
c. MEE-medewerker;
d. Wmo-klantmanagers.
Binnen het sociaal team is ook de functie van cliëntondersteuning belegd. Hier lijkt een conflict te
kunnen ontstaan omdat het sociaal team ook de toegangspoort vormt tot jeugdhulp en
maatschappelijke ondersteuning. Daarom is het gesprek met de cliënt ook zo belangrijk, zodat
samen met de cliënt gezocht wordt naar de passende oplossing.
Het is ook goed om te melden dat de cliënt het recht heeft om zich bij te laten staan, bijvoorbeeld
een familielid, iemand uit het eigen sociaal netwerk, maar bijvoorbeeld ook een curator of een
vertegenwoordiger van een seniorenvereniging. Daar komt nog bij dat bij het onderzoek ook de
eventuele mantelzorger betrokken wordt.
Als de cliënt wil, kan hij/zij ook een vertrouwenspersoon inschakelen. Deze vertrouwenspersoon
staat los van het sociaal team en is dus onafhankelijk van zowel de gemeente als het sociaal team.
Als het sociaal team een advies formuleert en het college vervolgens een besluit neemt waar de
cliënt het niet mee eens is, staat de weg van bezwaar en beroep open.
Deze maatregelen zijn erop gericht de rechtsbescherming van de cliënt te waarborgen.
2. Wie heeft het mandaat voor de toegang tot een algemene voorziening? Is een verwijzing nodig?
Kenmerk van een algemene voorziening is dat de voorziening zonder voorafgaand onderzoek naar
de persoonskenmerken toegankelijk is. Een verwijzing is dus niet noodzakelijk, hoewel het in de
praktijk natuurlijk wel gebeurt dat iemand naar een algemene voorziening verwezen wordt.
Bij de inrichting van de algemene voorziening is het wel mogelijk om de voorziening toe te spitsen
op een bepaalde doelgroep.
3. Mag iedereen gebruik maken van de Stek en van het eetpunt in Weurt? En wat is precies het verschil
tussen algemene voorzieningen voor iedereen en algemene voorzieningen voor een specifieke doelgroep?
Een algemene voorziening is omschreven als: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder
voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de
gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
In juridische zin is een algemene voorziening dus toegankelijk voor iedereen. Dit neemt niet weg
dat in de praktijk soms algemene voorzieningen wel voor een bepaalde doelgroep worden
ingericht. Bijvoorbeeld maatschappelijk werk is er voor mensen die problemen ervaren,
ouderenadviseur zijn er voor informatie en advies voor de doelgroep ouderen.
De Stek en het eetpunt Weurt zijn beide algemene voorzieningen. Het eetpunt is opgezet voor alle
inwoners in de wijk en vrij toegankelijk. De Stek is opgezet voor de doelgroep mensen met een
psychische en of verstandelijke beperking. Beleid is om zoveel als mogelijk een mix te krijgen van
doelgroepen bij algemene voorzieningen. In sommige gevallen is dit in de praktijk echter niet altijd
haalbaar of wenselijk vanwege de kwetsbaarheid van de deelnemers. Voor de Stek is er daarom
voor gekozen om deze in principe te blijven richten op mensen met een psychische of
verstandelijke beperking. De Stek is toegankelijk zonder indicatie.
Eigen bijdrage
1. Uitgangspunt 1: geen eigen bijdrage bij zorgmijders zolang zij in een niet-stabiele situatie verkeren:
Hoe gaat we om met situaties waarin gekozen wordt op geen eigen bijdrage op te leggen vanwege een
niet-stabiele situatie? Hoe voorkom je rechtsongelijkheid en hoe zorg je dat zorgmijders op dezelfde
manier behandeld worden?
Inderdaad is het lastig om exact te omschrijven wat onder een niet-stabiele situatie wordt verstaan.
Dit hangt sterk af van de concrete situatie en omstandigheden van de zorgmijder in kwestie. Er is
dus niet één definitie te geven waarin alle van belang zijnde factoren ondergebracht worden.
Wel willen we hier wijzen op de mogelijkheden die de Zelfredzaamheidsmatrix in dit opzicht biedt.
Dit instrument, dat veel toegepast wordt om in kaart te brengen hoe iemand ‘scoort’ op
zelfredzaamheid, gaan we ook in het sociaal team gebruiken. Door dit instrument kunnen we
meten hoe de zelfredzaamheid van een cliënt zich ontwikkelt. Dat geeft dan ook de mogelijkheid
om te beoordelen wanneer het verantwoord is om wel een eigen bijdrage op te gaan leggen.
Maatwerk is ook hier van groot belang: per individueel geval zal beoordeeld moeten worden of de
situatie stabiel is en wat de gevolgen van een eigen bijdrage zou kunnen zijn. Het opleggen van
een eigen bijdrage wordt zeker met de cliënt besproken.
In het concept van de Wmo-verordening is trouwens de volgende definitie van een zorgmijder
opgenomen: een persoon die (psychische) gezondheidsproblemen heeft en maatschappelijke
ondersteuning nodig heeft, maar nadrukkelijk geen ondersteuning of zorg vraagt of accepteert en
zorginstellingen mijdt.
2. Uitgangspunt 1: geen eigen bijdrage bij individuele begeleiding aan een gezinssysteem waarbij de
begeleiding gericht is op zowel de ouder als het kind. Geldt dit ook voor pedagogische thuisbegeleiding?
De uitzonderingsmogelijkheid die hier bedoeld wordt, is gericht op ondersteuning in een
gezinssituatie. Bij pedagogische begeleiding zal het vermoedelijk meestal gaan om ondersteuning
die gericht is op een kind (en dus geen eigen bijdrage, omdat eigen bijdragen alleen in de Wmo
geheven kunnen worden). Als de pedagogische begeleiding echter gericht is op het gezinssysteem
2
en de ondersteuning daarbij niet te herleiden is tot ouder(s) en / of kind valt het daarmee onder de
uitzondering zoals die volgens dit uitgangspunt bedoeld is.
3. Uitgangspunt 2: niet bij alle algemene voorzieningen een eigen bijdrage opleggen. Wat is de reden om
hiervoor te kiezen?
Algemene voorzieningen zijn voorzieningen die zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften
en persoonskenmerken van de gebruikers toegankelijk zijn. De voorzieningen moeten gericht zijn
op maatschappelijke ondersteuning. Algemene voorzieningen zijn dan ook bedoeld als
laagdrempelige voorzieningen die ertoe bijdragen dat mensen ondersteund worden in hun
zelfredzaamheid. Algemene voorzieningen, die (veelal) goedkoper zijn dan
maatwerkvoorzieningen, zijn ook bedoeld om het beroep op zwaardere en intensievere
ondersteuning te voorkomen. Het is dus wenselijk om het gebruik van algemene voorzieningen te
stimuleren om daardoor het beroep op maatwerkvoorzieningen te verminderen.
Het heffen van een eigen bijdrage bij alle algemene voorzieningen zou een drempel op kunnen
werpen. In lijn met de Wmo is het idee om niet bij alle algemene voorzieningen een eigen bijdrage
te heffen. Als er wel een eigen bijdrage opgelegd gaat worden, zal per voorziening goed
beoordeeld moeten worden hoe hoog de eigen bijdrage moet zijn. De eigen bijdrage voor algemene
voorzieningen mag – in tegenstelling tot de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen – niet
inkomensafhankelijk gemaakt worden. Als er iets betaald moet worden, zal dit dus beperkt van
aard moeten zijn.
4. Uitgangspunt 2: we heffen niet bij alle algemene voorzieningen een eigen bijdrage (p. 6 van de bijlage
over de eigen bijdrage). Maatschappelijk werk wordt hier genoemd (onder het kopje ‘overige
voorzieningen’): is het zo dat bij maatschappelijk werk een eigen bijdrage gevraagd wordt en is hierin
het risico voor zorgmijders en escalatie meegenomen?
Het noemen van maatschappelijk werk kan op deze plaats tot onduidelijkheid leiden.
Maatschappelijk werk is hier bedoeld als voorbeeld voor een groep voorzieningen waar – wettelijk
gezien - een eigen bijdrage gevraagd zou kunnen worden. Hier is niet mee gezegd dat dit wenselijk
wordt geacht. Het is een mogelijkheid. Bij de overwegingen rondom de eigen bijdrage in het geval
van algemene voorzieningen wordt rekening gehouden met gevolgen voor zorgmijders of escalatie
van problemen. Dat zijn bijvoorbeeld juist overwegingen om voor algemeen maatschappelijk werk
geen eigen bijdrage te vragen.
5. Uitgangspunt 3: we definiëren geen doelgroepen voor een korting op de eigen bijdrage. Hoe definieer je
de doelgroep voor een dergelijke korting?
Omdat we algemene voorzieningen zo laagdrempelig mogelijk willen laten zijn en willen
voorkomen dat door een eigen bijdrage mensen afzien van het gebruik van een algemene
voorziening, zal de eigen bijdrage van beperkte aard zijn. De noodzaak om doelgroepen te
formuleren voor een korting op de eigen bijdrage neemt daarmee af. De afbakening van de
doelgroep zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door aansluiting te zoeken bij de normen zoals die
gelden in de Wet werk en bijstand (Wwb).
6. Eigen bijdrage voor algemene voorzieningen: betekent dat qua systematiek geen achteruitgang ten
opzichte van de situatie nu waarin het CAK eigen bijdragen int?
Het is belangrijk om het verschil te zien tussen de eigen bijdrage voor algemene voorzieningen en
de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen.
De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen wordt geïnd door het college of de aanbieder van
de algemene voorziening. Het is daarom niet mogelijk om rekening te houden met anticumulatie
(het voorkomen van de stapeling van eigen bijdragen die één cliënt moet betalen voor diverse
voorzieningen). De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen mag niet inkomensafhankelijk
gemaakt worden.
Nu is het ook al zo dat mensen bij sommige algemene voorzieningen een kleine eigen bijdrage
betalen. In dit opzicht is er dus qua systematiek geen achteruitgang.
De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen loopt verplicht – net zoals nu al het geval is bij
3
individuele voorzieningen – via het CAK. Het CAK baseert de hoogte van de eigen bijdrage op het
inkomen en vermogen van de cliënt. De benodigde informatie ontvangt het CAK via de
Belastingdienst. Het CAK houdt wel rekening met anticumulatie. Ook in dit opzicht is er geen
verslechtering waarneembaar ten opzichte van de huidige situatie.
7. Eigen bijdrage voor woningaanpassingen ten behoeve van minderjarige kinderen. Is het heffen van een
eigen bijdrage in deze situatie niet een – perverse – prikkel om een kind op te laten nemen in een
instelling?
Of de gevraagde eigen bijdrage leidt tot het op laten nemen van een kind in een instelling, is niet
zo gemakkelijk te beantwoorden. Een overweging zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat het redelijk
geacht wordt om iemand mee te laten betalen aan een voorziening, zoals bij meerderjarigen het
geval is.
8. Wat is de maximale hoogte van de eigen bijdrage?
De eigen bijdrage mag in totaal niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening. Het kan
dus voorkomen dat iemand de voorziening uiteindelijk helemaal zelf betaalt.
9. Is al bekend of bij een rolstoel een eigen bijdrage geheven mag worden?
Ja, inmiddels is duidelijk geworden dat bij een rolstoel geen eigen bijdrage gevraagd mag worden.
Persoonsgebonden budgetten
1. Uitgangspunt 1: het vragen van een Verklaring omtrent gedrag (Vog) bij een pgb voor jeugdhulp. Hoe
ver reikt deze verplichting? Wordt nu ook al van medewerkers van zorgaanbieders een Vog gevraagd?
Regionaal is afgestemd dat we een Vog verplicht willen stellen als het zorg of ondersteuning betreft
aan jeugdigen onder de 18 jaar, waarbij de ondersteuning of zorg geleverd wordt door
professionals en vrijwilligers die werken vanuit een organisatie/stichting of als zzp’er
ondersteuning bieden.
Het vragen van een Vog is geen onbekend fenomeen. In de huidige contracten voor huishoudelijke
hulp is bijvoorbeeld al opgenomen dat medewerkers over een Vog dienen te beschikken.
2. Uitgangspunt 2 – pgb’s voor niet-professionals: in hoeverre is hier ruimte voor lokale invulling? Wat is
de definitie van sociaal netwerk? Om welke handelingen gaat het?
Het is aan uw raad om de kaders van het pgb-beleid te formuleren. Regionaal zijn zaken afgestemd
– zoals blijkt uit het regionale concept van de verordeningen – maar daarin is zeker ruimte voor
lokale keuzes.
Zoals in de bijlage over het pgb-beleid op p. 3 genoemd staat, wordt als definitie van sociaal
netwerk de volgende omschrijving gehanteerd: “Tot het sociale netwerk worden personen
gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie
onderhoudt. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis
wonen, buren, vrienden kennissen, etc.”
Iedere situatie moet individueel beoordeeld worden. Het geven van algemene richtlijnen is dan ook
niet eenvoudig. Wel is het zo dat de ondersteuning tot aantoonbaar betere resultaten moet leiden.
Een voorbeeld daarvan zou kunnen zijn dat iemand zorg nodig heeft op wisselende tijden of
onverwachtse momenten. Het is dan voorstelbaar dat het efficiënter is om iemand uit het sociaal
netwerk in te schakelen via een pgb dan een professionele kracht van een gecontracteerde
aanbieder te laten komen.
3. Uitgangspunt 2 – pgb’s voor niet-professionals: wie bepaalt uiteindelijk of de cliënt ondersteuning in
mag kopen uit het sociaal netwerk?
Het sociaal team voert het gesprek en formuleert uiteindelijk een advies. In dat (bindend) advies
zal dan ook staan of de voorziening als pgb verstrekt wordt. Vervolgens neemt het college een
formeel besluit.
4
4. Uitgangspunt 3: slechts in uitzonderingsgevallen komen jeugdigen tussen 16 en 18 jaar in aanmerking
voor een pgb
Volgens de wet zijn jeugdigen onder de 18 jaar handelingsonbekwaam. Het aangaan van
contracten is daarom niet mogelijk. Slechts in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld als de rechter
daartoe een uitspraak heeft gedaan, kan een jeugdige zelf – al dan niet onder begeleiding – een
contract afsluiten, wat onder andere nodig is voor het beheren van een pgb.
5. Een cliënt moet bewijzen dat een pgb voor ondersteuning door het sociaal netwerk aantoonbaar
efficiënter en beter is. Hoe dient een cliënt dit aan te tonen?
In het persoonlijk plan dient de cliënt onder andere te beschrijven hoe het pgb gebruikt wordt en
wie de ondersteuning gaat leveren. Op die manier kan de cliënt inzichtelijk maken welke
ondersteuning verleend gaat worden. Uit de beschrijving moet de cliënt laten blijken dat de
geleverde ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht is, zoals de wet dat formuleert.
Het gesprek is hier van groot belang. In het keukentafelgesprek wordt gezorgd voor een passend
arrangement.
Het trekkingsrecht is een instrument om te zorgen dat het geld ook daadwerkelijk terecht komt op
de plek waar het terecht moet komen.
6. De cliënt moet motiveren waarom een pgb een passende maatwerkvoorziening is, maar het is geen
toetsingsgrond. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
Dit heeft te maken met de parlementaire behandeling van de Wmo. In het oorspronkelijke
wetsvoorstel stond als eis dat de cliënt moest motiveren waarom een maatwerkvoorziening in
natura niet toereikend was. Tijdens de parlementaire behandeling is deze eis versoepeld en is
bepaald dat de cliënt moet motiveren waarom een pgb gewenst is. Met het oog op de keuzevrijheid
van de cliënt is bepaald de formulering aan te passen. Een cliënt moet dus wel motiveren, maar het
college kan de aanvraag niet afwijzen op basis van de motivatie. Zo wordt de cliënt geïnformeerd
wat het betekent om een pgb te hebben en te beheren.
Wettelijk gezien is de motivatie door de cliënt een verplichting.
7. Kan een cliënt van de gemeente hulp krijgen bij het vinden van een geschikt persoon om
ondersteuning/zorg te leveren?
Nee, dit is een taak van de cliënt zelf. Als gemeente geven we informatie en advies, maar als
verdere ondersteuning noodzakelijk is, verwijzen we bijv. naar het eigen sociaal netwerk of naar
vrijwilligers die een helpende hand kunnen bieden.
8. Bij het bepalen van de hoogte wordt gesproken over diverse componenten van het pgb-tarief. Aan welke
componenten kan gedacht worden?
Van het pgb maken onder andere (niet limitatief en afhankelijk van de soort voorziening) de
volgende componenten deel uit: werkgeverslaten, vakantietoeslag, verzekeringen etc.
9. Hoe worden de kwaliteitseisen bepaald in het geval van een pgb voor een Wmo-voorziening?
Het is de verantwoordelijkheid van de budgethouder om kwalitatief goede ondersteuning in te
kopen. Een cliënt moet in het persoonlijk plan aantonen dat deze zorg inderdaad kwalitatief goed
is. De wet geeft aan dat onder kwalitatief de volgende aspecten worden verstaan: de voorziening
moet veilig, cliëntgericht en doeltreffend zijn.
10. Kan één cliënt meerdere pgb’s tegelijkertijd hebben?
Ja, dit is mogelijk.
11. Bepaalt de medewerker van het sociaal team ook de hoogte van het pgb?
In het beleid dat door uw Raad en het college wordt vastgesteld worden regels vastgelegd over
pgb’s. Ook de systematiek hoe de hoogte van het pgb bepaald wordt, zal in regelgeving vastgelegd
worden. De medewerker van het sociaal team kan – na het gesprek gevoerd te hebben en nadat de
cliënt een pgb-plan heeft ingediend – op basis van het beleid en het gesprek vaststellen hoe hoog
5
het pgb moet zijn.
12. Kan een cliënt een pgb krijgen voor pedagogische hulp?
Ja, zowel in de Jeugdwet als in de Wmo zijn pgb’s mogelijk. Wel dient een hulpverlener in het
kader van de Jeugdwet te voldoen aan alle wettelijke kwaliteitseisen, ook als deze hulpverlener
met een pgb gefinancierd wordt.
In de Wmo geldt de eis dat het pgb veilig, doeltreffend en cliëntgericht moet zijn. Dus ook de
kwaliteit van een op basis van de Wmo verstrekt pgb dient gewaarborgd te zijn.
Ondersteuning chronisch zieken en gehandicapten
1. Matrix met afzonderlijke opties voor gericht maatwerk chronisch zieken en gehandicapten: de
collectieve verzekering voor minima dekt de directe en (meeste) verborgen meerkosten voor chronisch
zieken en gehandicapten. Welke kosten zijn niet gedekt?
Enkele voorbeelden (niet limitatief) zijn:
a. extra kosten voor kleding en beddengoed;
b. extra kosten voor voeding en dieet (nu al gedeeltelijk opgenomen in basis- en / of aanvullende
verzekering;
c. extra energiekosten.
De exacte omvang van deze kosten is lastig te bepalen. Het betreft voornamelijk kosten die nietmedisch van aard zijn.
2. Wij hebben nu geen informatie over de financiële aspecten? Hoe kunnen we een besluit nemen?
De financiële gevolgen van bijv. de CZM zijn nog niet in kaart te brengen. Op dit moment is nog
niet bekend wat de gevolgen zijn voor de premie. Dit zal naar verwachting pas in het laatste
kwartaal van dit jaar bekend worden. Als gemeente hebben we helaas niet de tijd om te wachten
met het nemen van een beslissing, want voor 1 november moeten het beleidsplan en de
verordeningen vastgesteld worden.
3. Optie 3 (financiële tegemoetkoming in de Wmo): hoe worden de draagkrachtregels bepaald?
Dit is een keuze: wettelijk zijn ze niet vastgelegd, zodat de gemeente beleidsvrijheid heeft. Regels
van de Wet werk en bijstand worden vaak gebruikt om bepalingen rondom draagkracht vast te
stellen.
4. Op pagina 5 en 6 van de bijlage voor maatwerk chronisch zieken en gehandicapten wordt het aantal
huishoudens genoemd dat op een bepaald percentage van het sociaal minimum zit. Moet dit bij elkaar
opgeteld worden?
Nee, om een voorbeeld te geven bij de tabel over 2013: het aantal huishoudens dat op 110% zit,
wat er in totaal 890 zijn, zijn inbegrepen bij het aantal dat bij 120% genoemd staat (1200). De 890
huishoudens op 110% zijn al meegeteld bij het aantal van 1200 op 120%.
5. Er worden vijf scenario’s besproken voor een regeling die gericht is op chronisch zieken en
gehandicapten met hoge zorgkosten. Kan er ook een regeling ontworpen worden waarbij alleen mensen
die het verplicht eigen risico opmaken voor een tegemoetkoming in aanmerking komen?
Continuering van de huidige regeling is niet mogelijk, omdat het budget ontoereikend is. Het is dus
een taak voor de gemeente om een afbakening van de doelgroep te maken. Aansluiten bij het
verplicht eigen risico kan inderdaad, maar daarbij rijzen enkele vragen:
a. hoe is de financiële beheersbaarheid geborgd? In feite is er in dit model sprake van een
openeinderegeling;
b. hoe wordt de doelgroep afgebakend? Iemand die bijv. een been breekt, verbruikt ook het eigen
risico, waarbij het dan de politieke keuze is of dat een reden is om het verbruik van het eigen risico
te compenseren;
c. is het enkele feit van het verbruik van het verplicht eigen risico een criterium of hangt het ook af
van het inkomen? Dienen mensen met hogere inkomens ook gecompenseerd te worden?
d. het gebeurt regelmatig dat chronisch zieken niet-medische kosten hebben (zie hierboven). Deze
6
kosten komen in dit model niet voor vergoeding in aanmerking;
e. hoe worden de uitvoeringskosten beperkt?
Jaarlijkse blijk van waardering mantelzorgers
1. Wat doet de gemeente in 2014 voor mantelzorgers?
In de bijlage staat een kopje waarin beschreven staat wat er zoal voor mantelzorgers gedaan wordt.
De jaarlijkse blijk van waardering heeft betrekking op 2015 en de periode daarna.
7