Antwoorddocument naar aanleiding van de zienswijzen op het voornemen tot een tussentijdse partiële wijziging van het Nationaal Waterplan voor de vastlegging van het rijksbeleid dat voortvloeit uit het voorstel voor de deltabeslissingen en gebiedsgerichte strategieën uit het Deltaprogramma 2015 en op het voornemen tot het opstellen van een Milieueffectrapport in verband daarmee’ Zienswijzeperiode: 23 januari tot en met 19 februari 2014 Datum: Door: mei 2014 Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken 1 Inleiding en leeswijzer Inleiding Wij zijn in Nederland nooit klaar met ons water. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat we voorbereid zijn op te veel en te weinig water, dat we bewust omgaan met het zoete water dat we hebben en dat we ons water schoon houden. Voor nu en voor de toekomst. In september 2014 zijn de voorstellen voor de deltabeslissingen gereed. Dit zijn voorstellen over hoe we de waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor de komende decennia willen gaan aanpakken. De bewindslieden van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken (EZ) hebben het voornemen om het Nationaal Waterplan (NWP) tussentijds partieel te wijzigen om hierin het rijksbeleid dat voortvloeit uit het voorstel voor de deltabeslissingen en bijbehorende gebiedsgerichte voorkeursstrategieën uit het Deltaprogramma 2015 vast te leggen. Ter voorbereiding van deze wijziging laat het Rijk een onderzoeksrapport opstellen over de milieueffecten (plan-MER). De notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) staat aan de basis van dit plan-MER; deze geeft aan hoe het plan-MER voor deze wijziging wordt opgesteld. Publieksparticipatie Het voorstel voor de deltabeslissingen en de voorkeurstrategieën is onder regie van de Deltacommissaris tot stand gekomen via het in 2010 gestarte Deltaprogramma, waarin alle betrokken overheden samenwerken, met brede en intensieve betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Landelijke participatie loopt via het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu(OIM). Participatie in de regionale deelprogramma’s van het Deltaprogramma vindt plaats via regionale adviesgroepen. De partijen die hieraan deelnemen, vertegenwoordigen het overgrote deel van de belangen in het Nederlandse waterbeleid. 2 Zienswijzeprocedure op het voornemen Van 23 januari tot en met 19 februari 2014 kon men reageren op het voornemen voor de tussentijdse partiële wijziging van het Nationaal Waterplan en de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Op alle ontvangen reacties wordt in dit document antwoord gegeven op de ingebrachte punten. Er zijn acht zienswijzen ontvangen, die betrekking hebben op de volgende onderwerpen: lange termijn effecten op land- en tuinbouw; zand-, grind-, klei- en kalksteenwinning; participatie; scope milieueffectenonderzoek en strategische keuze; afstemming over Deltaprogramma) 2015 en tussentijdse wijziging Nationaal Waterplan; ruimtelijke kwaliteit en de scope van het Nationaal Waterplan. Leeswijzer In dit antwoorddocument zijn de zienswijzen gerangschikt op onderwerp en in een tabel weergegeven. U vindt in de linkerkolom een registratienummer (reg. nr.) dat verwijst naar de indiener (zie bijlage 2) die een reactie heeft ingezonden. In de middelste kolom treft u vervolgens de reactie/vraag samengevat en in de rechterkolom het antwoord/de reactie. In de bijlagen vindt u vervolgens: Bijlage 1. De advertentietekst van de kennisgeving in de Volkskrant Bijlage 2. Een overzicht van de participanten 3 1 Onderwerp: Lange termijn effecten op land- en tuinbouw Reg.nr. 1,3 Deelvraag Op basis van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau blijkt dat het milieueffectonderzoek zich primair richt op de gevolgen van de deltabeslissingen voor natuur en milieu. De gevolgen voor land- en tuinbouw blijven buiten beschouwing. De deltabeslissingen zijn echter van belang voor de duurzaamheid van land- en tuinbouw, vanwege zoetwatervoorziening, waterveiligheid en ruimtelijke claims die direct ingrijpen op het agrarisch productiepotentieel. Op de lange termijn is de versterking van land- en tuinbouw een existentiële opgave. Met de huidige opzet van het NRD en daarmee het milieueffectenonderzoek, blijven de lange termijn effecten op de maatschappelijke en economische duurzaamheid buiten beeld. Participant verzoekt daarom dringend om de scope te verbreden. Reactie In het totstandkomingproces van de voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, gericht op zowel waterveiligheid als zoetwater, zijn LTO en andere koepel- en maatschappelijke organisaties structureel betrokken via het Overleg Infrastructuur en Milieu (OIM). Via deze benadering is beoogd om de diverse in dit proces relevante belangen en partijen aan bod te laten komen. De scope van het milieueffectonderzoek is inderdaad specifiek gericht op de effecten op natuur en milieu. Het gaat om een scope-afbakening die expliciet gericht is op het planMER. De afwegingen binnen het voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën worden, op basis van de in het kader van het deltaprogramma ontwikkelde vergelijkingssystematiek, bepaald op basis van een bredere scope: doelbereik van waterveiligheid, doelbereik van zoetwater, effecten op functies en waarden, uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Deze hierboven genoemde brede scope die de land- en tuinbouw omvat, zal zichtbaar zijn in de verantwoording van het voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, die zijn beslag krijgt in de zogenaamde synthesedocumenten, die per deltabeslissing en voorkeursstrategie worden opgesteld (achtergronddocumenten bij het DP2015). Onderschreven wordt dus dat de deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën van belang zijn voor de duurzaamheid van land- en tuinbouw en breder voor de maatschappelijke en economische duurzaamheid. Voor de Notitie Reikwijdte en Detailniveau leidt dit echter niet tot een aanpassing van de scope; in het planMER zal dus niet expliciet worden ingegaan op de gevolgen voor de land- en tuinbouw. 4 2 Onderwerp: Zand-, grind-, klei- en kalksteenwinning Reg.nr. 2, 3, 4, 5 2, 3, 4, 5 Deelvraag A. Participanten wijzen er op dat de winning van zand-, grind-, klei- en kalksteen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte SVIR (en in de toekomstige Structuurvisie voor de Ondergrond/STRONG) worden aangemerkt als zijnde van nationaal belang. Zij wijzen er op dat het rijksbeleid er op is gericht om de realisering hiervan over te laten aan marktwerking. Indieners zijn van mening dat de doelstellingen van het Deltaprogramma Rivieren en de diverse voorkeursstrategieën goede mogelijkheden bieden voor de lange termijn om het winnen van grondstoffen op een verantwoorde wijze te blijven combineren. Zij zien het als uitdaging om deze kansen zo goed mogelijk te benutten, waardoor tegelijkertijd de kosten van de deltamaatregelen beperkt kunnen worden en duurzame gebiedsontwikkeling gerealiseerd kan worden. B. Private partijen realiseren multifunctionele projecten met maatschappelijke meerwaarde, zoals rivierveiligheid en natuurontwikkeling, en draagvlak. Participanten bepleiten daarom om in de deltabeslissing Rijn-Maasdelta expliciet ruimte te bieden aan zand- en grindwinning door middel van zelfrealisatie als kansrijke maatregel om de 5 Reactie Marktwerking staat - anders dan voorheen toen de rijksoverheid met behulp van de ruimtelijke ordening/het instrument PKB de grondstofwinning reguleerde - centraal. De eerste twee zinnen van de zienswijze zoals hiernaast samengevat zijn correct, met dien verstande het dat de inhoud van de Structuurvisie voor de Ondergrond nog niet door de Ministerraad is vastgesteld en dat het rijk gelet op de SVIR de grondstoffenwinning nog wel monitort. De rol van de winning van zand, grind, klei en kalksteen in het realiseren van de veiligheidsopgave, waarin afwegingen gemaakt moeten worden tussen mogelijk in te zetten maatregelen, zoals dijkversterking en rivierverruimende maatregelen, alsmede een slimme combinatie daarvan in plaats en tijd, wordt in abstracto onderschreven. De geformuleerde uitdaging om deze kansen tot combinatie van doelen zo goed mogelijk te benutten, zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. Deze suggestie van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. In de uitwerking van de deltabeslissing Rijn-Maasdelta zullen concrete afwegingen tussen maatregelen - al dan niet met toepassing van zelfrealisatie - volgen. 2, 5 2, 5 2, 3, 4, 5 beoogde rivierveiligheid te realiseren. C. Participanten bepleiten om zelfrealisatie via een programmatische aanpak uit te voeren, waarbij dit soort projecten in het deltaprogramma opgenomen worden, zodra ze voldoende concreet zijn. In het voortraject kunnen de betreffende overheden en instanties reeds bij het planproces betrokken worden, zodat optimale inpassing van het project in het deltaprogramma bereikt wordt. D. Participanten vragen, in het kader van de plan-MER of zand-, grind- en kleiwinning door zelfrealisatie een onderdeel vormt van de autonome ontwikkeling of dat het een maatregel zou moeten zijn als onderdeel van het Deltaprogramma. Zij pleiten voor het laatste, omdat het gaat om maatregelen die effectief bijdragen aan de doelstellingen van het Deltaprogramma. De voorwaarde hierbij is dat dit op een flexibele manier via een programmatische aanpak gebeurt. E. Participanten verzoeken om flexibele fasering in de realisatie van de diverse maatregelen. De uitvoering van de voorkeursstrategie in de praktijk dient flexibel en dus niet ‘in beton gegoten’ te zijn en dient eerder kaderstellend te werken. Participanten pleiten voor meer 6 Zie ook voorgaande reactie op deelvraag A van deze paragraaf. Het pleidooi om (het principe van) zelfrealisatie via een programmatische aanpak in al zijn concreetheid op te nemen in de voorstellen voor het deltaprogramma sluit niet goed aan bij het abstractieniveau waarop het voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën geformuleerd worden (waaronder het voorstel voor de deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de voorkeursstrategie voor rivieren). Deze benadering kan wel als mogelijkheid meegenomen worden bij vervolgbesluiten over concrete maatregelen(pakketten). Het vergt elke keer weer maatwerk of en in hoeverre zelfrealisatie passend is bij de concrete doelstellingen. Zie ook voorgaande reacties op de deelvragen onder A en B van deze paragraaf. Onderschreven wordt dat zand-, grind- en kleiwinning effectief kan bijdragen aan de doelstellingen van beleid dat voortvloeit uit het deltaprogramma. Of de voorgestelde zelfrealisatie ook in de praktijk zal worden toegepast is afhankelijk van veel factoren. Pas als definitief besloten is over locatie en planning van rivierverruimende maatregelen en dijkversterking kan bepaald worden of en waar zelfrealisatie haalbaar is. Het ligt daarom niet in de rede om zelfrealisatie onderdeel te laten zijn van de autonome ontwikkeling. Zie ook de voorgaande reacties in deze paragraaf. Het verzoek om te komen tot een flexibele realisatie van diverse maatregelen wordt onderschreven. Een dergelijke benadering past bij ‘flexibiliteit’ als één van de basiswaarden van het Deltaprogramma, alsmede de toepassing van het principe van adaptief deltamanagement. Het concrete verzoek om te komen tot een flexibele 3, 4, 5 flexibiliteit en spreiding binnen de huidige aangegeven fasering. Bij de uitvoering van rivierverruiming door zanden grindwinning moeten voldoende lange uitvoeringstermijnen in acht genomen worden. Het probleem is dat met de huidige fasering treedt mogelijk een te groot overschot aan vrijkomende grondstoffen op. Dit scenario speelt nu bij het ‘ Ruimte voor de rivier programma’. Interferentie met de primaire markt voor grondstoffen is dus wenselijk (aansluiten bij behoefte aan grondstoffen vanuit de markt). Projecten zouden binnen de tijdvakken meer opeenvolgend aangepakt kunnen worden om zo’n situatie te voorkomen. Ook is het mogelijk om via de dimensionering van een project in te spelen op hogere veiligheidsnormen in de toekomst en deze tegelijkertijd aan te passen aan de huidige veiligheidsnormen via het treffen van tijdelijke mitigeringsmaatregelen. Participant 3 wijst op ervaring bij het project Millingerwaard, waaruit is gebleken dat met meer flexibiliteit en fasering binnen een rivierverruimendof dijkverzwaringsproject een overschot aan grondstoffen op de markt voorkomen kan worden. F. Participanten verzoeken om ruimte voor particuliere initiatieven. Flexibiliteit moet vooral gelden voor middellange termijn en er moet ruimte blijven bieden voor optimalisatie, mede vanuit grondstofwinningsbelang. Om die reden verzoekt indiener om de 7 fasering, met oog voor het belang van grondstofwinning, sluit echter niet goed aan bij het abstractieniveau waarop het voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën geformuleerd zullen worden (waaronder het voorstel voor de deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de voorkeursstrategie voor rivieren). Deze suggestie en waarschuwing van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. Mogelijk kan geleerd worden van de aangehaalde case Millingerwaard. Het verzoek om te komen tot flexibiliteit, ruimte voor optimalisatie en ruimte voor particuliere initiatieven, wordt eveneens onderschreven. Dit verzoek van participanten zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden 3 3 3 voorkeursstrategie veel meer te beschouwen als een voortschrijdend ruimtelijk toetsingskader, waarin tevens private partijen passen. G. Participant vraagt aandacht voor meer flexibiliteit in tijdelijke opslag van vrijkomende grondstoffen, die op langere termijn bruikbaar zijn, waarvoor tijdelijke inrichtingsmaatregelen en bijbehorende natuur(waarde) belangrijke aandachtspunten zijn. H. Participant vraag aandacht voor een Plan van Aanpak, met name in de uiterwaarden van Overijssel en Gelderland. Het Groene Natuur netwerk vormt hier een vast en kaderstellend beleidskader. Participant vraagt om dit kader niet te dwingend te laten zijn en adviseert projectgebonden maatwerk. I. Participant stelt voor om een gezamenlijke (plan)evaluatie van het ‘ Ruimte voor de Rivier’ programma te gebruiken om de opgaven voor het Deltaprogramma te optimaliseren. Leren van eerdere ervaringen kan bijdragen aan het verbeteren van de 8 meegenomen. Zie ook voorgaande reacties op de zienswijzen in deze paragraaf. Ook het verzoek om te komen tot flexibiliteit met het oog op de tijdelijke opslag van vrijkomende grondstoffen wordt onderschreven. Een concreet besluit over zaken als de flexibiliteit in tijdelijke opslag van vrijkomende grondstoffen sluit echter niet goed aan bij het abstractieniveau waarop het voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën geformuleerd worden (waaronder de deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de voorkeursstrategie Rivieren). Deze suggestie van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. Zie ook voorgaande reacties in deze paragraaf m.n. die onder E. Het Natuurpact biedt ruimte voor projectgebonden maatwerk. Dit voorstel van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. Overigens hebben de bij het DP 2015 betrokken overheden al het nodige geleerd van de aanpak en ervaringen van 3 4 4 toekomstige projecten. J. Participant vraagt aandacht voor het probleem van bodemdaling in de hoofdvaargeul, als gevolg van erosie bij hoge afvoersnelheden. Rivierverruimende maatregelen kunnen hier de oorzaak van zijn. Participant kan het aspect ‘bodemdaling in rivierbed’ niet in de stukken terug vinden. K. Participant is van mening dat de implementatie en uitvoering van een (flexibel) integraal en lange termijn perspectief een bestuurlijke structuur en organisatie vereist die het mogelijk maakt het integrale karakter van de voorkeursstrategie ook in de toekomst vast te houden. L. Participant wijst, met het oog op het benutten van 9 het programma Ruimte voor de Rivier. Dit belangwekkende aandachtspunt zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. Overigens krijgt dit punt ook nu al de nodige aandacht binnen het deelprogramma rivieren. Het belang van flexibele, integrale strategieën met een lange termijn perspectief wordt onderschreven. De bestuurlijke structuur en organisatie moet daarop toegerust zijn. De Deltacommissaris zal in het Deltaprogramma 2015, naast zijn voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, ook een advies uitbrengen over de governance van het deltaprogramma na 2014. Het Kabinet stelt vervolgens het Deltaprogramma 2015 vast, waarbij wordt aangegeven op welke wijze bij het vaststellen van het Deltaprogramma rekening is gehouden met het voorstel en de adviezen van de Deltacommissaris. Daarbij zal ook het advies dat de Minister van Infrastructuur en Milieu heeft gevraagd aan de Adviescommissie Water over de “governance” van het Deltaprogramma na de Deltabeslissingen worden betrokken. Het Kabinet zal ingaan op de bestuurlijke structuur en organisatie, die nodig geacht wordt in de fase van implementatie en uitvoering. Dit pleidooi wordt derhalve meegegeven aan de Deltacommissaris, met het oog op zijn advies over de governance van het Deltaprogramma na 2014. Een standpunt ten aanzien van ontwikkelingsgericht natuurbeleid en meekoppelkansen, op de noodzaak van een meer op ontwikkeling gericht natuurbeleid en regelgeving. Participant vindt het huidige juridische kader van Natura2000 voor het dynamische en robuuste buitendijkse rivierengebied te restrictief en te zeer gericht op behoud van bestaande waarden. Participant wijst in dit kader op de, in ontwikkeling zijnde, Natuurambitie Grote Wateren. 10 regelgeving maakt geen onderdeel uit van de scope van het deltaprogramma. In het inspiratiedocument dat de Natuurambitie Grote Wateren is, wordt ruimte gegeven aan natuurlijke processen. Dit als randvoorwaarde om op langere termijn de biodiversiteit op niveau te kunnen houden. 3 Onderwerp: Participatie Reg.nr. 2, 3, 4 Deelvraag Participanten pleiten voor meer samenwerking tussen de betrokken organisaties. Bij verdere uitwerking van de voorkeursstrategie ligt de nadruk echter op samenwerking tussen overheidspartijen. Zij vragen om de innovatieve kracht van de markt en het samenspel met diverse maatschappelijke organisaties te gebruiken. Participanten pleiten daarom voor het betrekken van (maatschappelijke organisaties en) bedrijfsleven vanaf het begin van de uitvoering en implementatie van de voorkeursstrategie. 11 Reactie Vergelijk de reactie op de zienswijze onder paragraaf 2K. Dit pleidooi voor vroegtijdige betrokkenheid zal derhalve worden meegegeven aan de Deltacommissaris, met het oog op zijn voorstel voor de governance van de implementatie en uitvoering van het Deltaprogramma na 2014. 4 Onderwerp: Scope milieueffectenonderzoek en strategische keuze Reg.nr. 2, 5 7 Deelvraag Participanten pleiten voor het benoemen van de positieve milieueffecten van de nu nog onbekende zelfrealisatieprojecten in de plan-MER, als onderbouwing van de maatregel om hiervoor in de deltabeslissing expliciet ruimte te bieden. Participant ziet graag dat in het milieueffectenonderzoek van de deelprogramma’s van het DP 2015 ook regionale ambities van provincies, waterschappen en gemeenten nadrukkelijk worden verkend en meegenomen. Verder verwacht participant dat onder het begrip ‘cultuurhistorie’ niet alleen rijksmonumenten worden meegenomen, maar ook andere waardevolle, geïnventariseerde objecten en structuren. Reactie Vergelijk voorgaande reacties op de zienswijzen in paragraaf 2. Of de effecten van zelfrealisatieprojecten per definitie positief voor het milieu zijn valt nog te bezien, zeker nu die projecten zelf volgens participanten nog onbekend zijn. Regionale ambities van provincies, waterschappen en gemeenten vormen nadrukkelijk een belangrijke basis voor de gebiedsgerichte voorkeursstrategieën. Uitgangspunt in het deltaprogramma is ook om zoveel mogelijk meekoppelkansen te benutten, het verbinden van wateropgaven met andere ambities. De rol van de regionale ambities krijgt zijn weerslag in de voorkeursstrategieën zelf, en zal nader worden onderbouwd in het synthesedocument dat voor elke gebiedsgerichte voorkeursstrategie wordt opgesteld (als achtergonddocument bij het DP2015). In het milieueffectenonderzoek zullen de milieueffecten van de voorkeursstrategieën worden beschreven. Uitgangspunt in het DP 2015 is om zoveel mogelijk meekoppelkansen te pakken. Het criterium ‘landschap, cultuurhistorie en archeologie’ is in de conceptNotitie Reikwijdte en Detailniveau als volgt omschreven, met dus een bredere scope dan alleen rijksmonumenten: o Aansluiting bij landschapskwaliteit en –structuur (schaal, openheid, consistentie, herkenbaarheid) en cultuurhistorische en historisch geografische waarden; 12 Toevoeging van betekenisvolle laag aan landschap (meekoppeling) o Effect op de belevingswaarde van het landschap; o Nationale landschappen, Unesco Werelderfgoed, beschermde stads- en dorpsgezichten, wederopbouwgebieden; o Bekende archeologische (verwachtings)waarden, gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde (Verdrag van Malta). Het voorstel voor de deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie is specifiek gericht op een geleidelijke overgang naar een klimaatbestendige en waterrobuuste ruimtelijke inrichting; deze benadering zal in de diverse genoemde planfiguren kunnen landen. Via geleidelijke omvorming van bestemmingen/functies kan gewenste veerkracht in daarvoor in aanmerking komende gebieden bereikt worden. Beseft moet worden dat de overheden zeker in deze tijden kostenbewust moeten zijn en dat dit betekent dat niet elk veerkrachtidee op korte termijn omarmd kan worden. Dit pleidooi zal dan bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. o 8 8 Participant gaat in op de transitie van overschrijdingskansbenadering naar overstromingskansbenadering en het streven naar een hogere mate van zelfvoorziening bij de watervoorziening. In dit kader pleit de participant voor een veerkrachtalternatief met een sterkere inzet op een geleidelijke ruimtelijke adaptatie. Telefonisch heeft participant bij navraag aangegeven dat hierbij een ruimtelijke ordening, gericht op klimaatadaptatie, natuurlijke riviersystemen en het bieden van ruimte voor de rivier past, maar een insnoering van het water binnen steeds hogere dijken juist niet. Deze methode om waterveiligheid te bieden zou geleidelijk vorm moeten krijgen in omgevingsvisies, bestemmingsplannen en bouwverordeningen. Participant is van mening dat deze transitie bij de uitwerking van strategische keuzes en concrete maatregelen nauwelijks van de grond komt. Participant pleit voor het beschouwen van een alternatieve strategische keuze, waarbij de veiligheid in de Rijn13 Ook dit pleidooi zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen Maasdelta vooral bepaald wordt in samenhang met de systeemwerking van de rivieren, ruimte voor de rivieren (ook achter standszekere dijken – bij navraag is begrepen dat hiermee stabiele dijken bedoeld worden - en ruimtelijke adaptatie. 14 financiële kaders) worden meegenomen. 5 Onderwerp: Afstemming over DP 2015 en tussentijdse partiële wijziging van het NWP Reg.nr. 3 6 6 Deelvraag Participant is van mening dat er meer internationale afstemming zou kunnen plaatsvinden t.a.v. de veiligheidsopgave, vooral op het gebied van rivierkundige doorrekenmodellen, te hanteren referentiekaders en de te behalen waterstandsdalingsopgaven. Participant meent dat een goede afstemming tussen het Nationaal Waterplan en de Waterbeheerplannen van de waterschappen van belang is. Uit de genoemde plannen zou moeten blijken hoe de onderlinge afstemming is georganiseerd. Daarnaast dient duidelijkheid te bestaan over wanneer en in welke plannen wensen en strategieën een plek krijgen en hoe de diverse maatregelen gefinancierd worden. Participant is van mening dat daar waar de maatregelen die als onderdeel van het DP 2015 voor de Deltaplannen Waterveiligheid en Zoetwater worden voorgedragen, uit voorstellen voor MIRT- verkenningen of onderzoeken bestaan, de waterschappen Reactie In de voorbereiding van de voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën is rekening gehouden met bovenstroomse ontwikkelingen in het buitenland. Voor de internationale afstemming van de waterveiligheidsopgave bestaan internationale commissies. Uit het Deltaprogramma 2015 vloeit beleid op het gebied van waterveiligheid en zoetwater voort voor alle betrokken overheden. Het rijksbeleid dat voortvloeit uit het Deltaprogramma 2015 wordt verankerd in de partiële herziening van het Nationaal Waterplan. Van de andere overheden wordt verwacht dat zij het voor hen relevante beleid verankeren in beleidsplannen, waaronder regionale waterplannen en waterbeheerplannen. Het intensieve proces van het Deltaprogramma, met intensieve betrokkenheid van de waterschappen, vormt hiervoor een goede basis. Indien er MIRT-onderzoeken of MIRT-verkenningen in de genoemde deltaplannen worden opgenomen, dan zullen de waterschappen, voor zover ze een rol in die processen (kunnen) spelen, daarbij zeker betrokken worden. 15 6 hierbij betrokken moeten zijn. Participant vindt het belangrijk dat de gezamenlijk geformuleerde doelstellingen en de generieke criteria/uitgangspunten van het Deltaprogramma herkenbaar terugkomen in de afweging. De voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën worden zorgvuldig afgewogen. In die afweging speelt de vergelijkingssystematiek van het deltaprogramma een belangrijke rol. Het gaat dan om de onderbouwing van de voorstellen op basis van de basiswaarden van het deltaprogramma (solidariteit, flexibiliteit en duurzaamheid) en een vijftal hoofdcriteria (doelbereik van waterveiligheid, doelbereik van zoetwater, effecten op functies en waarden, uitvoerbaarheid en financierbaarheid). In de synthesedocumenten van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën (als achtergronddocument bij DP2015) komt deze onderbouwing terug. 16 6 Onderwerp: Ruimtelijke kwaliteit Reg.nr. 7 8 Deelvraag Participant pleit voor een integrale afweging van ruimtelijke kwaliteit en het cultuurhistorisch belang en vindt interbestuurlijke afstemming daarbij noodzakelijk. Eigenaren van monumentale boerderijpanden in het rivierengebied verwachten van de overheid dat belangafweging transparant plaatsvindt en op vergelijkbare wijze plaatsvindt in de verschillende gebieden. Participant vindt dat er daarom meer sturing op centraal niveau moet plaatsvinden in de aanloop naar het DP 2015. Daartoe is een inventarisatie van ruimtelijke kwaliteiten en cultuurhistorische waarden in het rivierengebied van groot belang. Verder ziet participant graag dat een kwaliteitsteam gevraagd en ongevraagd kan adviseren over ruimtelijke kwaliteit en dat er een masterplan beeldkwaliteit komt. Participant pleit voor meenemen van ruimtelijke kwaliteit en de mogelijke bijdrage van natuurlijke processen als voorwaarden bij het ontwikkelen en uitvoeren van concrete maatregelen. Daarnaast pleit participant er voor om de (snellere) uitvoering van de volgende concrete maatregelen te onderzoeken en op milieu effecten te beoordelen: • Retentie Rijnstrangen – Strategisch groen project Gelderse Poort. Dit project biedt volgens de participant 17 Reactie Gekoppeld aan het abstractieniveau van de voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën wordt in het kader van het planMER (zoals beschreven in de concept-Notitie Reikwijdte en Detailniveau) ook gekeken naar effecten op cultuurhistorie, landschap en archeologie; aan ruimtelijke kwaliteit wordt dus nu al aandacht besteed. De voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in het DP 2015 betreffen beleidsvoorbereidende studies. In de vervolgfasen, voorafgaande aan de vergunningverlening kan mogelijk een (gedetailleerde) inventarisatie van kwaliteiten opportuun zijn. Het Besluit ruimtelijke ordening biedt daartoe in het 4e lid van art. 3.16 een aanknopingspunt. Mogelijk zal het College van rijksadviseurs CRA ook in een later stadium (weer) adviseren. Zie allereerst het antwoord op de zienswijze van de participant hierboven. Waterveiligheid en zoetwater zijn de generieke doelen van het deltaprogramma. De gebiedsgerichte uitwerking van deze generieke doelen vindt plaats in de voorstellen voor voorkeursstrategieën en de daaruit voortvloeiende concrete maatregelen. Ruimtelijke kwaliteit, vormt nadrukkelijk een belangrijke basis voor de gebiedsgerichte voorkeursstrategieën. Regionale karakteristieken en ambities krijgen hun weerslag in de voorkeursstrategieën zelf, en zullen nader worden • • • ook goede mogelijkheden voor het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit door deze maatregel te koppelen aan realisatie van natuurdoelstellingen. Waal Maas connectie – Strategisch groen project Fort Sint Andries. Participant is van mening dat de overlaat bij Heerewaarden gecontroleerd extreme hoogwaters op de Waal kan afvangen en daarmee dankzij de systeemwerking de veiligheid in de nabijgelegen dijkringen kan verhogen. Ook kan de frequentie van de mogelijke inzet van de nevengeul Varik worden verlaagd. Dit alles voegt extra dynamiek toe aan de natuurprocessen langs de Maas. Permanent Oostelijke Aanvoer zoetwater WestNederland. Participant is van mening dat de keuze voor een permanent oostelijke aanvoer van zoetwater nu al genomen moet worden om de beoogde transitie in het waterbeheer te realiseren, vanwege de zoutproblematiek en klimaatverandering. Zoetwatervoorziening hoge zandgronden. Participant is van mening dat ruimtelijke adaptatie ook op hoge gronden essentieel is bij het realiseren van een robuust watersysteem met een hoge mate van zelfvoorziening. 18 onderbouwd in het synthesedocument dat voor elke gebiedsgerichte voorkeursstrategie wordt opgesteld (als achtergonddocument bij DP2015). Het pleidooi voor een (snellere) uitvoering van een aantal concrete maatregelen is interessant. Deze suggestie van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden meegenomen. Ten aanzien van de specifiek genoemde punten luidt de reactie als volgt. Waal Maas connectie – Strategisch groen project Fort Sint Andries. In het algemeen is ruimtelijke kwaliteit te bereiken door uit te gaan van de kenmerken van de rivier (het DNA van de rivieren; Smart Rivers). Genoemde projecten als Rijnstrangen, Fort Sint Andries zijn te zien als voorbeeldprojecten voor de Natuurambitie Grote Wateren. Permanent Oostelijke Aanvoer Zoetwater West-Nederland: Of de noodvoorziening vaker ingezet zal moeten worden is afhankelijk van klimaat- en gebiedsontwikkeling. Deze zaken zijn nog onzeker; daarom wordt naar huidig inzicht binnen het deltaprogramma gekozen voor een stapsgewijze aanpak. Daarbij wordt voor een robuuste watervoorziening voor West-Nederland ingezet op gefaseerde uitbreiding van de alternatieve aanvoerroutes vanuit de Lek of het Amsterdam-Rijnkanaal, in combinatie met zuinig en efficiënt watergebruik in de regio en bij gebruikers. Een permanent oostelijke aanvoerroute blijft daarbij als mogelijkheid in beeld. De maatregelen (waaronder een permanente oostelijke aanvoer) zullen door de regio in een proces van joint fact finding verder worden uitgewerkt waarbij naar meekoppelkansen wordt gekeken. De optie Oostelijke Aanvoer wordt dus wel opengehouden maar nu een keuze daarin maken is niet nodig. Bij het voorgaande geldt nog wel een voorbehoud. Het kabinet dient hierover in het kader van de partiële herziening van het geldende NWP 1 nog een standpunt te bepalen. Dit komt rond Prinsjesdag naar buiten. Zoetwatervoorziening hoge zandgronden Ruimtelijke functieaanpassingen maken onderdeel uit van de strategie voor de hoge gronden. Voor de korte termijn ligt de focus op vergroten van de grondwatervoorraad en vochtbuffer in de wortelzone en worden gebruikers gestimuleerd om zuinig om te gaan met water. Naast deze maatregelen zullen aanpassingen in de inrichting van het regionale watersysteem worden overwogen. Hiervoor is vooral een betere afstemming nodig tussen de functies natuur en landbouw die uiteenlopende eisen aan het watersysteem stellen. Als op termijn droogte langer en vaker optreedt worden ruimtelijke functie-aanpassingen en innovaties bij sectoren nog belangrijker en zal daarop sterker worden ingezet. Hiervoor kan herbestemming van functies behulpzaam zijn. Anderzijds, binnen huidige bestemmingen is ook al veel mogelijk om de zelfvoorziening te maximaliseren. De herijking EHS heeft ook met dit aspect rekening gehouden. 19 7 Onderwerp: Scope Nationaal Waterplan Reg.nr. 3 7 Deelvraag Participant pleit voor uitbreiding van de scope van het Nationaal Waterplan (NWP). Nu is het vooral gericht op veiligheid. Droogteproblematiek krijgt nu te weinig aandacht. Droogte treedt ook op als gevolg van klimaatsverandering. Verder behoeft de drinkwateropgave, waarbij landbouwaspecten, nautische aspecten en natuur- en landschapswaarden een belangrijke rol spelen, nadere uitwerking. Participant ziet graag dat aan het Nationaal Waterplan een ambitie ten aanzien van ruimtelijk erfgoed wordt toegevoegd. Een dergelijk project zou onder de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie kunnen vallen, maar ook onder een eigen programma in samenwerking met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Reactie De scope van de tussentijdse wijziging van het NWP is breder dan alleen het thema waterveiligheid; ook het rijksbeleid dat voortvloeit uit het voorstel voor de deltabeslissing zoetwater wordt beleidsmatig in het NWP verankerd. De deltabeslissing zoetwater geeft een nieuwe aanpak voor bescherming tegen droogte, waarbij ook is gekeken naar de gevolgen voor de drinkwateropgave, landbouw, scheepvaart en natuur en landschapswaarden. Verwezen wordt naar de ‘dubbele doelstelling’ van het deltaprogramma: waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Droogteproblematiek, alsmede de relatie daarvan tot drinkwateropgave, landbouw, natuur en landschap en nautische waarden, komen nadrukkelijk terug in de deltabeslissing Zoetwater, net als de regionale adaptatiepaden zoetwater. Ruimtelijk erfgoed is geen eigenstandige doelstelling van het deltaprogramma en valt dus als doelstelling/ambitie buiten de scope daarvan. Wel worden de afwegingen binnen de voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, op basis van de vergelijkingssystematiek van het Deltaprogramma, bepaald op basis van een bredere scope: doelbereik van waterveiligheid, doelbereik van zoetwater, effecten op functies en waarden, uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Deze brede scope, waaronder de gevolgen voor landschap, cultuurhistorie en archeologie, zal zichtbaar zijn in de verantwoording van de voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, die zijn beslag krijgt in de zogenaamde synthesedocumenten, die per deltabeslissing en voorkeursstrategie worden opgesteld (achtergronddocumenten bij DP2015). Ook maakt het aspect landschap, cultuurhistorie en archeologie, op basis van de 20 concept-Notitie Reikwijdte en Detailniveau, expliciet onderdeel uit van het planMER. Aangezien een ambitie ten aanzien van ruimtelijk erfgoed buiten de scope van het deltaprogramma valt, zal er ook geen sprake zijn van een beleidsmatige verankering van een ambitie op dit vlak, in de tussentijdse wijziging van het NWP. 21 Bijlage 1: Advertentietekst kennisgeving 22 Rijksoverheid Deltabeslissingen in het Nationaal Waterplan Voornemen tot wijziging van het Nationaal Waterplan voor de vastlegging van de deltabeslissingen, inclusief het opstellen van een Milieueffectrapport Wij zijn in Nederland nooit klaar met ons water. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat we voorbereid zijn op te veel en te weinig water, dat we bewust omgaan met het zoete water dat we hebben en dat we ons water schoon houden. Voor nu en voor de toekomst. In september 2014 zijn de voorstellen voor de deltabeslissingen gereed. Dit zijn voorstellen over hoe we de waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor de komende decennia willen gaan aanpakken. De bewindslieden van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken (EZ) hebben het voornemen om het Nationaal Waterplan te wijzigen door hierin de deltabeslissingen en bijbehorende gebiedsgerichte voorkeursstrategieën vast te leggen. Ter voorbereiding van deze wijziging laat het Rijk een onderzoeksrapport opstellen over de milieueffecten (plan-MER). De concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het plan-MER ligt met deze kennisgeving ter inzage. Wat zijn de deltabeslissingen? De deltabeslissingen zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. Ze geven richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet op korte en op lange termijn. De deltabeslissingen komen tot stand in het kader van het Deltaprogramma. Het Deltaprogramma is een nationaal programma, waarin alle overheden samenwerken om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. Het Deltaprogramma bereidt vijf deltabeslissingen voor: Waterveiligheid, Ruimtelijke adaptatie, Zoetwater, IJsselmeergebied en Rijn-Maasdelta. Deze deltabeslissingen vormen de kaders voor de uitwerking van de gebiedsgerichte voorkeursstrategieën: rivieren, kust, Zuidwestelijke Delta, Rijnmond-Drechtsteden, IJsselmeergebied, Waddengebied en zoetwater. Deze strategieën bevatten de maatregelen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening, die in de betreffende regio zijn voorzien. De minister van Infrastructuur en Milieu biedt de Staten-Generaal jaarlijks op Prinsjesdag het Deltaprogramma aan. Daarin staat de stand van zaken van de beleidsvoorbereidingen op weg naar deltabeslissingen en gebiedsgerichte voorkeursstrategieën beschreven. Het Deltaprogramma 2015, dat op Prinsjesdag 2014 wordt aangeboden, bevat voorstellen voor de genoemde deltabeslissingen en gebiedsgerichte voorkeursstrategieën. Hieronder staan de deltabeslissingen kort beschreven. Toelichting op de vijf deltabeslissingen: 1. Deltabeslissing Waterveiligheid bevat een landsdekkend normvoorstel voor waterkeringen per dijktraject. 2. Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie biedt een instrumentarium voor het waterrobuust en klimaatbestendig inrichten van de bebouwde omgeving met mogelijkheden voor beperking van schade en slachtoffers door een overstroming en met aanbevelingen om wateroverlast, droogte en hittestress in de stad tegen te gaan. 3. Deltabeslissing Zoetwater betreft doelen en strategie voor een duurzame en economisch doelmatige watervoorziening en richt zich daarbij zowel op het aanbod van zoetwater als op de effectieve benutting ervan. Deze doelen zullen worden uitgewerkt in voorzieningenniveaus. Daarin zal staan tot waar de verantwoordelijkheid van de overheid gaat en welke inspanningen daarbij horen, onder gewone en onder extreem droge omstandigheden. 4. Deltabeslissing IJsselmeergebied geeft aan welke structurerende keuzes moeten worden gemaakt voor een veilig en veerkrachtig IJsselmeergebied met voldoende zoetwater. 5. Deltabeslissing Rijn-Maasdelta betreft keuzes om dit cruciale overgangsgebied in onze delta te beschermen tegen hoogwater en voor een duurzame zoetwatervoorziening. Waarom het voornemen om de deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën op te nemen in het Nationaal Waterplan? Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het NWP beschrijft welke maatregelen nodig zijn om Nederland nu en in de toekomst veilig en leefbaar te houden. Ook de (economische) kansen die water biedt, komen in het NWP aan bod. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen. Daarnaast is er aandacht voor voldoende en schoon water en de manieren waarop water kan worden gebruikt. De minister van IenM en de staatssecretaris van EZ zijn voornemens om het rijksbeleid dat voortvloeit uit de deltabeslissingen en gebiedsgerichte strategieën beleidsmatig te verankeren in het NWP, door het NWP tussentijds partieel te wijzigen. Publieksparticipatie De vijf deltabeslissingen en de voorkeurstrategieën zijn tot stand gekomen via het in 2010 gestarte Deltaprogramma, waarin alle betrokken overheden samenwerken, met brede en intensieve betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Landelijke participatie loopt via het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu. Participatie in de regionale deelprogramma’s van het Deltaprogramma vindt plaats via regionale adviesgroepen. De partijen die hieraan deelnemen, vertegenwoordigen het overgrote deel van de belangen in het Nederlandse waterbeleid. Eenieder kan nu zijn of haar zienswijze geven op het voornemen voor de wijziging van het huidige NWP om de deltabeslissingen en gebiedsgerichte strategieën vast te leggen en op de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Deze notitie geeft aan hoe het plan-MER voor deze wijziging wordt opgesteld. Waarom een plan-MER? Een plan-MER is een wettelijk instrument om de milieugevolgen van een initiatief of activiteit en reële alternatieven hiervoor systematisch, transparant en objectief in beeld te brengen. Ook worden daarin maatregelen beschreven om negatieve gevolgen op het milieu te voorkomen of te beperken. Ook kunnen de voorgenomen wijzigingen effect hebben op Natura 2000-gebieden. In het plan-MER wordt daarom tevens een passende beoordeling opgenomen. Het plan-MER wordt voorafgegaan door een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Hierin wordt aangegeven welke milieu-informatie het plan-MER zal bevatten en hoe het plan-MER zal worden opgezet. De Commissie voor de m.e.r. heeft reeds geadviseerd over de reikwijdte en het detailniveau van dit onderzoek naar de milieueffecten. Dit advies is betrokken in de concept-NRD. Op basis van de zienswijzen op dit voornemen en de concept-NRD, wordt een definitieve NRD opgesteld. Wat willen we graag van u weten? Om de bovengenoemde wijziging van het NWP zorgvuldig uit te voeren, vragen de ministeries van IenM en EZ u mee te denken over de volgende vragen: -H eeft u aandachtspunten voor of opmerkingen over het voornemen om de vijf deltabeslissingen en de zeven voorkeursstrategieën op te nemen in het huidige NWP? -H eeft u aandachtspunten voor of opmerkingen over de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau die van belang is voor het plan-MER? Hoe kunt u reageren? U kunt van 23 januari tot en met 19 februari 2014 reageren. Dat kan online via het reactieformulier op www.centrumpp.nl onder het kopje ‘actuele zienswijzeprocedures’. Ook kunt u een schriftelijke reactie sturen naar: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Directie Participatie o.v.v. ‘Deltabeslissingen in het Nationaal Waterplan’ Postbus 30316 2500 GH Den Haag Inzien Deze advertentietekst en de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau kunt u van 23 januari tot en met 19 februari 2014 downloaden via www.centrumpp.nl. U kunt het voornemen ook inzien bij de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken in Den Haag. Vragen? Voor meer informatie over het Deltaprogramma, de deltabeslissingen en de gebiedsgerichte voorkeursstrategieën kunt u terecht op www.deltacommissaris.nl. Op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/water-en-veiligheid/vraag-en-antwoord/ wat-is-het-nationaal-waterplan.html vindt u meer informatie over het huidige Nationaal Waterplan. Voor inhoudelijke vragen kunt u contact opnemen met de projectorganisatie NWP via e-mail: [email protected]. Voor vragen over de procedure kunt u contact opnemen met de Directie Participatie, telefoon 070 456 96 02. Wat gebeurt er daarna? Als u een zienswijze heeft ingediend op de voorgenomen wijziging van het NWP en/of op de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau, dan wordt u geïnformeerd over de samenvatting van de ingediende zienswijzen en de doorwerking ervan op de definitieve Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Na het uitbrengen van het Deltaprogramma 2015 op Prinsjesdag, 16 september 2014, verschijnt de ontwerpwijziging van het NWP. Deze ontwerpwijziging en het plan-MER worden dan ook ter inzage gelegd. Eenieder kan dan wederom een zienswijze naar voren brengen. Bijlage 2: Overzicht van indieners zienswijzen op voornemen tot tussentijdse wijziging van het het Nationaal Waterplan’ Registratie Organisatie nummer Mede namens 1. LTO Nederland 2. Cascade, zand en grind 3. K3Delta 4. FODI 5. Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek 6. Unie van Waterschappen 7. Erfgoedvereniging Bond Heemschut 8. Natuur en Milieufederaties Federatie Oppervlakte Delfstofwinnende Industrie (FODI) de hele organisatie Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers 23
© Copyright 2024 ExpyDoc