Antwoorddocument op de binnengekomen zienswijzen

Antwoorddocument
naar aanleiding van de zienswijzen op het voornemen tot een
tussentijdse
partiële
wijziging
van
het
Nationaal Waterplan voor de vastlegging van het rijksbeleid
dat voortvloeit uit het voorstel voor de deltabeslissingen en
gebiedsgerichte strategieën uit het Deltaprogramma 2015 en
op
het
voornemen
tot
het
opstellen
van
een
Milieueffectrapport in verband daarmee’
Zienswijzeperiode: 23 januari tot en met 19 februari 2014
Datum:
Door:
mei 2014
Ministeries van Infrastructuur en Milieu en
Economische Zaken
1
Inleiding en leeswijzer
Inleiding
Wij zijn in Nederland nooit klaar met ons water. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat we
voorbereid zijn op te veel en te weinig water, dat we bewust omgaan met het zoete water dat we hebben en dat we ons water
schoon houden. Voor nu en voor de toekomst. In september 2014 zijn de voorstellen voor de deltabeslissingen gereed. Dit zijn
voorstellen over hoe we de waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor de komende decennia willen gaan aanpakken.
De bewindslieden van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken (EZ) hebben het voornemen om het Nationaal
Waterplan (NWP) tussentijds partieel te wijzigen om hierin het rijksbeleid dat voortvloeit uit het voorstel voor de deltabeslissingen
en bijbehorende gebiedsgerichte voorkeursstrategieën uit het Deltaprogramma 2015 vast te leggen. Ter voorbereiding van deze
wijziging
laat
het
Rijk
een
onderzoeksrapport
opstellen
over
de
milieueffecten
(plan-MER).
De notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) staat aan de basis van dit plan-MER; deze geeft aan hoe het plan-MER voor deze
wijziging wordt opgesteld.
Publieksparticipatie
Het voorstel voor de deltabeslissingen en de voorkeurstrategieën is onder regie van de Deltacommissaris tot stand gekomen via
het in 2010 gestarte Deltaprogramma, waarin alle betrokken overheden samenwerken, met brede en intensieve betrokkenheid van
maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Landelijke participatie loopt via het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu(OIM).
Participatie in de regionale deelprogramma’s van het Deltaprogramma vindt plaats via regionale adviesgroepen. De partijen die
hieraan deelnemen, vertegenwoordigen het overgrote deel van de belangen in het Nederlandse waterbeleid.
2
Zienswijzeprocedure op het voornemen
Van 23 januari tot en met 19 februari 2014 kon men reageren op het voornemen voor de tussentijdse partiële wijziging van het
Nationaal Waterplan en de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Op alle ontvangen reacties wordt in dit document antwoord
gegeven op de ingebrachte punten. Er zijn acht zienswijzen ontvangen, die betrekking hebben op de volgende onderwerpen:
lange termijn effecten op land- en tuinbouw; zand-, grind-, klei- en kalksteenwinning; participatie; scope milieueffectenonderzoek
en strategische keuze; afstemming over Deltaprogramma) 2015 en tussentijdse wijziging Nationaal Waterplan; ruimtelijke kwaliteit
en de scope van het Nationaal Waterplan.
Leeswijzer
In dit antwoorddocument zijn de zienswijzen gerangschikt op onderwerp en in een tabel weergegeven. U vindt in de linkerkolom
een registratienummer (reg. nr.) dat verwijst naar de indiener (zie bijlage 2) die een reactie heeft ingezonden. In de middelste
kolom treft u vervolgens de reactie/vraag samengevat en in de rechterkolom het antwoord/de reactie.
In de bijlagen vindt u vervolgens:
Bijlage 1.
De advertentietekst van de kennisgeving in de Volkskrant
Bijlage 2.
Een overzicht van de participanten
3
1
Onderwerp: Lange termijn effecten op land- en tuinbouw
Reg.nr.
1,3
Deelvraag
Op basis van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau
blijkt dat het milieueffectonderzoek zich primair
richt op de gevolgen van de deltabeslissingen voor
natuur en milieu. De gevolgen voor land- en
tuinbouw blijven buiten beschouwing. De
deltabeslissingen zijn echter van belang voor de
duurzaamheid van land- en tuinbouw, vanwege
zoetwatervoorziening, waterveiligheid en
ruimtelijke claims die direct ingrijpen op het
agrarisch productiepotentieel. Op de lange termijn
is de versterking van land- en tuinbouw een
existentiële opgave. Met de huidige opzet van het
NRD en daarmee het milieueffectenonderzoek,
blijven de lange termijn effecten op de
maatschappelijke en economische duurzaamheid
buiten beeld. Participant verzoekt daarom
dringend om de scope te verbreden.
Reactie
In het totstandkomingproces van de voorstellen voor deltabeslissingen en
voorkeursstrategieën, gericht op zowel waterveiligheid als zoetwater, zijn LTO en
andere koepel- en maatschappelijke organisaties structureel betrokken via het
Overleg Infrastructuur en Milieu (OIM). Via deze benadering is beoogd om de
diverse in dit proces relevante belangen en partijen aan bod te laten komen.
De scope van het milieueffectonderzoek is inderdaad specifiek gericht op de effecten
op natuur en milieu. Het gaat om een scope-afbakening die expliciet gericht is op
het planMER. De afwegingen binnen het voorstel voor de deltabeslissingen en
voorkeursstrategieën worden, op basis van de in het kader van het deltaprogramma
ontwikkelde vergelijkingssystematiek, bepaald op basis van een bredere scope:
doelbereik van waterveiligheid, doelbereik van zoetwater, effecten op functies en
waarden, uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Deze hierboven genoemde brede
scope die de land- en tuinbouw omvat, zal zichtbaar zijn in de verantwoording van
het voorstel voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, die zijn beslag krijgt
in de zogenaamde synthesedocumenten, die per deltabeslissing en
voorkeursstrategie worden opgesteld (achtergronddocumenten bij het DP2015).
Onderschreven wordt dus dat de deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën van
belang zijn voor de duurzaamheid van land- en tuinbouw en breder voor de
maatschappelijke en economische duurzaamheid. Voor de Notitie Reikwijdte en
Detailniveau leidt dit echter niet tot een aanpassing van de scope; in het planMER
zal dus niet expliciet worden ingegaan op de gevolgen voor de land- en tuinbouw.
4
2
Onderwerp: Zand-, grind-, klei- en kalksteenwinning
Reg.nr.
2, 3, 4, 5
2, 3, 4, 5
Deelvraag
A. Participanten wijzen er op dat de winning van zand-,
grind-, klei- en kalksteen in de Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte SVIR (en in de toekomstige
Structuurvisie voor de Ondergrond/STRONG) worden
aangemerkt als zijnde van nationaal belang. Zij wijzen er
op dat het rijksbeleid er op is gericht om de realisering
hiervan over te laten aan marktwerking. Indieners zijn
van mening dat de doelstellingen van het
Deltaprogramma Rivieren en de diverse
voorkeursstrategieën goede mogelijkheden bieden voor
de lange termijn om het winnen van grondstoffen op een
verantwoorde wijze te blijven combineren. Zij zien het
als uitdaging om deze kansen zo goed mogelijk te
benutten, waardoor tegelijkertijd de kosten van de
deltamaatregelen beperkt kunnen worden en duurzame
gebiedsontwikkeling gerealiseerd kan worden.
B. Private partijen realiseren multifunctionele projecten met
maatschappelijke meerwaarde, zoals rivierveiligheid en
natuurontwikkeling, en draagvlak. Participanten
bepleiten daarom om in de deltabeslissing Rijn-Maasdelta
expliciet ruimte te bieden aan zand- en grindwinning door
middel van zelfrealisatie als kansrijke maatregel om de
5
Reactie
Marktwerking staat - anders dan voorheen toen de rijksoverheid met
behulp van de ruimtelijke ordening/het instrument PKB de
grondstofwinning reguleerde - centraal. De eerste twee zinnen van de
zienswijze zoals hiernaast samengevat zijn correct, met dien
verstande het dat de inhoud van de Structuurvisie voor de
Ondergrond nog niet door de Ministerraad is vastgesteld en dat het
rijk gelet op de SVIR de grondstoffenwinning nog wel monitort. De rol
van de winning van zand, grind, klei en kalksteen in het realiseren van
de veiligheidsopgave, waarin afwegingen gemaakt moeten worden
tussen mogelijk in te zetten maatregelen, zoals dijkversterking en
rivierverruimende maatregelen, alsmede een slimme combinatie
daarvan in plaats en tijd, wordt in abstracto onderschreven.
De geformuleerde uitdaging om deze kansen tot combinatie van
doelen zo goed mogelijk te benutten, zal bij de meer concrete
uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de
afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders)
worden meegenomen.
Deze suggestie van participant zal bij de meer concrete uitwerking van
de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van
belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden
meegenomen. In de uitwerking van de deltabeslissing Rijn-Maasdelta
zullen concrete afwegingen tussen maatregelen - al dan niet met
toepassing van zelfrealisatie - volgen.
2, 5
2, 5
2, 3, 4, 5
beoogde rivierveiligheid te realiseren.
C. Participanten bepleiten om zelfrealisatie via een
programmatische aanpak uit te voeren, waarbij dit
soort projecten in het deltaprogramma opgenomen
worden, zodra ze voldoende concreet zijn. In het
voortraject kunnen de betreffende overheden en
instanties reeds bij het planproces betrokken worden,
zodat optimale inpassing van het project in het
deltaprogramma bereikt wordt.
D. Participanten vragen, in het kader van de plan-MER of
zand-, grind- en kleiwinning door zelfrealisatie een
onderdeel vormt van de autonome ontwikkeling of
dat het een maatregel zou moeten zijn als onderdeel van
het Deltaprogramma. Zij pleiten voor het laatste, omdat
het gaat om maatregelen die effectief bijdragen aan de
doelstellingen van het Deltaprogramma. De voorwaarde
hierbij is dat dit op een flexibele manier via een
programmatische aanpak gebeurt.
E. Participanten verzoeken om flexibele fasering in de
realisatie van de diverse maatregelen. De uitvoering van
de voorkeursstrategie in de praktijk dient flexibel en dus
niet ‘in beton gegoten’ te zijn en dient eerder
kaderstellend te werken. Participanten pleiten voor meer
6
Zie ook voorgaande reactie op deelvraag A van deze paragraaf.
Het pleidooi om (het principe van) zelfrealisatie via een
programmatische aanpak in al zijn concreetheid op te nemen in de
voorstellen voor het deltaprogramma sluit niet goed aan bij het
abstractieniveau waarop het voorstel voor de deltabeslissingen en
voorkeursstrategieën geformuleerd worden (waaronder het voorstel
voor de deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de voorkeursstrategie voor
rivieren). Deze benadering kan wel als mogelijkheid meegenomen
worden bij vervolgbesluiten over concrete maatregelen(pakketten).
Het vergt elke keer weer maatwerk of en in hoeverre zelfrealisatie
passend is bij de concrete doelstellingen. Zie ook voorgaande reacties
op de deelvragen onder A en B van deze paragraaf.
Onderschreven wordt dat zand-, grind- en kleiwinning effectief kan
bijdragen aan de doelstellingen van beleid dat voortvloeit uit het
deltaprogramma. Of de voorgestelde zelfrealisatie ook in de praktijk
zal worden toegepast is afhankelijk van veel factoren. Pas als definitief
besloten is over locatie en planning van rivierverruimende
maatregelen en dijkversterking kan bepaald worden of en waar
zelfrealisatie haalbaar is. Het ligt daarom niet in de rede om
zelfrealisatie onderdeel te laten zijn van de autonome ontwikkeling.
Zie ook de voorgaande reacties in deze paragraaf.
Het verzoek om te komen tot een flexibele realisatie van diverse
maatregelen wordt onderschreven. Een dergelijke benadering past bij
‘flexibiliteit’ als één van de basiswaarden van het Deltaprogramma,
alsmede de toepassing van het principe van adaptief deltamanagement. Het concrete verzoek om te komen tot een flexibele
3, 4, 5
flexibiliteit en spreiding binnen de huidige aangegeven
fasering. Bij de uitvoering van rivierverruiming door zanden grindwinning moeten voldoende lange
uitvoeringstermijnen in acht genomen worden. Het
probleem is dat met de huidige fasering treedt mogelijk
een te groot overschot aan vrijkomende grondstoffen op.
Dit scenario speelt nu bij het ‘ Ruimte voor de rivier
programma’. Interferentie met de primaire markt voor
grondstoffen is dus wenselijk (aansluiten bij behoefte aan
grondstoffen vanuit de markt). Projecten zouden binnen
de tijdvakken meer opeenvolgend aangepakt kunnen
worden om zo’n situatie te voorkomen. Ook is het
mogelijk om via de dimensionering van een project in te
spelen op hogere veiligheidsnormen in de toekomst en
deze tegelijkertijd aan te passen aan de huidige
veiligheidsnormen via het treffen van tijdelijke
mitigeringsmaatregelen. Participant 3 wijst op ervaring bij
het project Millingerwaard, waaruit is gebleken dat met
meer flexibiliteit en fasering binnen een rivierverruimendof dijkverzwaringsproject een overschot aan grondstoffen
op de markt voorkomen kan worden.
F. Participanten verzoeken om ruimte voor particuliere
initiatieven. Flexibiliteit moet vooral gelden voor
middellange termijn en er moet ruimte blijven bieden
voor optimalisatie, mede vanuit grondstofwinningsbelang.
Om die reden verzoekt indiener om de
7
fasering, met oog voor het belang van grondstofwinning, sluit echter
niet goed aan bij het abstractieniveau waarop het voorstel voor de
deltabeslissingen en voorkeursstrategieën geformuleerd zullen worden
(waaronder het voorstel voor de deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de
voorkeursstrategie voor rivieren). Deze suggestie en waarschuwing
van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de
deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van
belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden
meegenomen. Mogelijk kan geleerd worden van de aangehaalde case
Millingerwaard.
Het verzoek om te komen tot flexibiliteit, ruimte voor optimalisatie en
ruimte voor particuliere initiatieven, wordt eveneens onderschreven.
Dit verzoek van participanten zal bij de meer concrete uitwerking van
de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van
belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden
3
3
3
voorkeursstrategie veel meer te beschouwen als
een voortschrijdend ruimtelijk toetsingskader,
waarin tevens private partijen passen.
G. Participant vraagt aandacht voor meer flexibiliteit in
tijdelijke opslag van vrijkomende grondstoffen, die op
langere termijn bruikbaar zijn, waarvoor tijdelijke
inrichtingsmaatregelen en bijbehorende natuur(waarde)
belangrijke aandachtspunten zijn.
H. Participant vraag aandacht voor een Plan van Aanpak,
met name in de uiterwaarden van Overijssel en
Gelderland. Het Groene Natuur netwerk vormt hier
een vast en kaderstellend beleidskader. Participant vraagt
om dit kader niet te dwingend te laten zijn en adviseert
projectgebonden maatwerk.
I. Participant stelt voor om een gezamenlijke
(plan)evaluatie van het ‘ Ruimte voor de Rivier’
programma te gebruiken om de opgaven voor het
Deltaprogramma te optimaliseren. Leren van eerdere
ervaringen kan bijdragen aan het verbeteren van de
8
meegenomen. Zie ook voorgaande reacties op de zienswijzen in deze
paragraaf.
Ook het verzoek om te komen tot flexibiliteit met het oog op de
tijdelijke opslag van vrijkomende grondstoffen wordt onderschreven.
Een concreet besluit over zaken als de flexibiliteit in tijdelijke opslag
van vrijkomende grondstoffen sluit echter niet goed aan bij het
abstractieniveau waarop het voorstel voor de deltabeslissingen en
voorkeursstrategieën geformuleerd worden (waaronder de
deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de voorkeursstrategie Rivieren).
Deze suggestie van participant zal bij de meer concrete uitwerking van
de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van
belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden
meegenomen. Zie ook voorgaande reacties in deze paragraaf m.n. die
onder E.
Het Natuurpact biedt ruimte voor projectgebonden
maatwerk.
Dit voorstel van participant zal bij de meer concrete uitwerking van de
deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de afweging van
belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden
meegenomen. Overigens hebben de bij het DP 2015 betrokken
overheden al het nodige geleerd van de aanpak en ervaringen van
3
4
4
toekomstige projecten.
J. Participant vraagt aandacht voor het probleem van
bodemdaling in de hoofdvaargeul, als gevolg van erosie
bij hoge afvoersnelheden. Rivierverruimende maatregelen
kunnen hier de oorzaak van zijn. Participant kan het
aspect ‘bodemdaling in rivierbed’ niet in de stukken
terug vinden.
K. Participant is van mening dat de implementatie en
uitvoering van een (flexibel) integraal en lange termijn
perspectief een bestuurlijke structuur en organisatie
vereist die het mogelijk maakt het integrale karakter van
de voorkeursstrategie ook in de toekomst vast te houden.
L.
Participant wijst, met het oog op het benutten van
9
het programma Ruimte voor de Rivier.
Dit belangwekkende aandachtspunt zal bij de meer concrete
uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de
afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders)
worden meegenomen. Overigens krijgt dit punt ook nu al de nodige
aandacht binnen het deelprogramma rivieren.
Het belang van flexibele, integrale strategieën met een lange termijn
perspectief wordt onderschreven. De bestuurlijke structuur en
organisatie moet daarop toegerust zijn. De Deltacommissaris zal in
het Deltaprogramma 2015, naast zijn voorstel voor de
deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, ook een advies uitbrengen
over de governance van het deltaprogramma na 2014. Het Kabinet
stelt vervolgens het Deltaprogramma 2015 vast, waarbij wordt
aangegeven op welke wijze bij het vaststellen van het
Deltaprogramma rekening is gehouden met het voorstel en de
adviezen van de Deltacommissaris. Daarbij zal ook het advies dat de
Minister van Infrastructuur en Milieu heeft gevraagd aan de
Adviescommissie Water over de “governance” van het
Deltaprogramma na de Deltabeslissingen worden betrokken.
Het Kabinet zal ingaan op de bestuurlijke structuur en organisatie, die
nodig geacht wordt in de fase van implementatie en uitvoering. Dit
pleidooi wordt derhalve meegegeven aan de Deltacommissaris, met
het oog op zijn advies over de governance van het Deltaprogramma
na 2014.
Een standpunt ten aanzien van ontwikkelingsgericht natuurbeleid en
meekoppelkansen, op de noodzaak van een meer op
ontwikkeling gericht natuurbeleid en regelgeving.
Participant vindt het huidige juridische kader van
Natura2000 voor het dynamische en robuuste
buitendijkse rivierengebied te restrictief en te zeer
gericht op behoud van bestaande waarden. Participant
wijst in dit kader op de, in ontwikkeling zijnde,
Natuurambitie Grote Wateren.
10
regelgeving maakt geen onderdeel uit van de scope van het
deltaprogramma. In het inspiratiedocument dat de Natuurambitie
Grote Wateren is, wordt ruimte gegeven aan natuurlijke processen.
Dit als randvoorwaarde om op langere termijn de biodiversiteit op
niveau te kunnen houden.
3
Onderwerp: Participatie
Reg.nr.
2, 3, 4
Deelvraag
Participanten pleiten voor meer samenwerking tussen de betrokken
organisaties. Bij verdere uitwerking van de voorkeursstrategie ligt de nadruk
echter op samenwerking tussen overheidspartijen.
Zij vragen om de innovatieve kracht van de markt en het samenspel
met diverse maatschappelijke organisaties te gebruiken.
Participanten pleiten daarom voor het betrekken van (maatschappelijke
organisaties en) bedrijfsleven vanaf het begin van de uitvoering en
implementatie van de voorkeursstrategie.
11
Reactie
Vergelijk de reactie op de zienswijze onder paragraaf 2K.
Dit pleidooi voor vroegtijdige betrokkenheid zal derhalve worden
meegegeven aan de Deltacommissaris, met het oog op zijn
voorstel voor de governance van de implementatie en uitvoering
van het Deltaprogramma na 2014.
4
Onderwerp: Scope milieueffectenonderzoek en strategische keuze
Reg.nr.
2, 5
7
Deelvraag
Participanten pleiten voor het benoemen van de positieve
milieueffecten van de nu nog onbekende zelfrealisatieprojecten in de plan-MER, als onderbouwing van de
maatregel om hiervoor in de deltabeslissing expliciet ruimte
te bieden.
Participant ziet graag dat in het milieueffectenonderzoek van
de deelprogramma’s van het DP 2015 ook regionale ambities
van provincies, waterschappen en gemeenten nadrukkelijk
worden verkend en meegenomen. Verder verwacht
participant dat onder het begrip ‘cultuurhistorie’ niet alleen
rijksmonumenten worden meegenomen, maar ook andere
waardevolle, geïnventariseerde objecten en
structuren.
Reactie
Vergelijk voorgaande reacties op de zienswijzen in paragraaf 2.
Of de effecten van zelfrealisatieprojecten per definitie positief voor het milieu
zijn valt nog te bezien, zeker nu die projecten zelf volgens participanten nog
onbekend zijn.
Regionale ambities van provincies, waterschappen en gemeenten vormen
nadrukkelijk een belangrijke basis voor de gebiedsgerichte
voorkeursstrategieën. Uitgangspunt in het deltaprogramma is ook om zoveel
mogelijk meekoppelkansen te benutten, het verbinden van wateropgaven met
andere ambities. De rol van de regionale ambities krijgt zijn weerslag in de
voorkeursstrategieën zelf, en zal nader worden onderbouwd in het
synthesedocument dat voor elke gebiedsgerichte voorkeursstrategie wordt
opgesteld (als achtergonddocument bij het DP2015). In het
milieueffectenonderzoek zullen de milieueffecten van de voorkeursstrategieën
worden beschreven. Uitgangspunt in het DP 2015 is om zoveel mogelijk
meekoppelkansen te pakken.
Het criterium ‘landschap, cultuurhistorie en archeologie’ is in de conceptNotitie Reikwijdte en Detailniveau als volgt omschreven, met dus een bredere
scope dan alleen rijksmonumenten:
o Aansluiting bij landschapskwaliteit en –structuur (schaal,
openheid, consistentie, herkenbaarheid) en cultuurhistorische
en historisch geografische waarden;
12
Toevoeging van betekenisvolle laag aan landschap
(meekoppeling)
o Effect op de belevingswaarde van het landschap;
o Nationale landschappen, Unesco Werelderfgoed, beschermde
stads- en dorpsgezichten, wederopbouwgebieden;
o Bekende archeologische (verwachtings)waarden, gebieden
met hoge archeologische verwachtingswaarde (Verdrag van
Malta).
Het voorstel voor de deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie is specifiek gericht
op een geleidelijke overgang naar een klimaatbestendige en waterrobuuste
ruimtelijke inrichting; deze benadering zal in de diverse genoemde planfiguren
kunnen landen. Via geleidelijke omvorming van bestemmingen/functies kan
gewenste veerkracht in daarvoor in aanmerking komende gebieden bereikt
worden. Beseft moet worden dat de overheden zeker in deze tijden
kostenbewust moeten zijn en dat dit betekent dat niet elk veerkrachtidee op
korte termijn omarmd kan worden.
Dit pleidooi zal dan bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen
en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen
financiële kaders) worden meegenomen.
o
8
8
Participant gaat in op de transitie van overschrijdingskansbenadering naar overstromingskansbenadering en het
streven naar een hogere mate van zelfvoorziening bij de
watervoorziening. In dit kader pleit de participant voor een
veerkrachtalternatief met een sterkere inzet op een
geleidelijke ruimtelijke adaptatie. Telefonisch heeft
participant bij navraag aangegeven dat hierbij een
ruimtelijke ordening, gericht op klimaatadaptatie,
natuurlijke riviersystemen en het bieden van ruimte voor de
rivier past, maar een insnoering van het water binnen steeds
hogere dijken juist niet. Deze methode om waterveiligheid te
bieden zou geleidelijk vorm moeten krijgen in
omgevingsvisies, bestemmingsplannen en
bouwverordeningen. Participant is van mening dat deze
transitie bij de uitwerking van strategische keuzes en
concrete maatregelen nauwelijks van de grond komt.
Participant pleit voor het beschouwen van een alternatieve
strategische keuze, waarbij de veiligheid in de Rijn13
Ook dit pleidooi zal bij de meer concrete uitwerking van de deltabeslissingen
en voorkeursstrategieën in de afweging van belangen (die plaatsvindt binnen
Maasdelta vooral bepaald wordt in samenhang met de
systeemwerking van de rivieren, ruimte voor de rivieren (ook
achter standszekere dijken – bij navraag is begrepen dat
hiermee stabiele dijken bedoeld worden - en ruimtelijke
adaptatie.
14
financiële kaders) worden meegenomen.
5
Onderwerp: Afstemming over DP 2015 en tussentijdse partiële wijziging van het NWP
Reg.nr.
3
6
6
Deelvraag
Participant is van mening dat er meer
internationale afstemming zou kunnen
plaatsvinden t.a.v. de veiligheidsopgave,
vooral op het gebied van rivierkundige
doorrekenmodellen, te hanteren
referentiekaders en de te behalen
waterstandsdalingsopgaven.
Participant meent dat een goede
afstemming tussen het Nationaal Waterplan
en de Waterbeheerplannen van de
waterschappen van belang is. Uit de
genoemde plannen zou moeten blijken hoe
de onderlinge afstemming is georganiseerd.
Daarnaast dient duidelijkheid te bestaan
over wanneer en in welke plannen wensen
en strategieën een plek krijgen en hoe de
diverse maatregelen gefinancierd worden.
Participant is van mening dat daar waar de
maatregelen die als onderdeel van het DP
2015 voor de Deltaplannen Waterveiligheid
en Zoetwater worden voorgedragen, uit
voorstellen voor MIRT- verkenningen of onderzoeken bestaan, de waterschappen
Reactie
In de voorbereiding van de voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën is
rekening gehouden met bovenstroomse ontwikkelingen in het buitenland. Voor de
internationale afstemming van de waterveiligheidsopgave bestaan internationale commissies.
Uit het Deltaprogramma 2015 vloeit beleid op het gebied van waterveiligheid en zoetwater
voort voor alle betrokken overheden. Het rijksbeleid dat voortvloeit uit het Deltaprogramma
2015 wordt verankerd in de partiële herziening van het Nationaal Waterplan. Van de andere
overheden wordt verwacht dat zij het voor hen relevante beleid verankeren in beleidsplannen,
waaronder regionale waterplannen en waterbeheerplannen. Het intensieve proces van het
Deltaprogramma, met intensieve betrokkenheid van de waterschappen, vormt hiervoor een
goede basis.
Indien er MIRT-onderzoeken of MIRT-verkenningen in de genoemde deltaplannen worden
opgenomen, dan zullen de waterschappen, voor zover ze een rol in die processen (kunnen)
spelen, daarbij zeker betrokken worden.
15
6
hierbij betrokken moeten zijn.
Participant vindt het belangrijk dat de
gezamenlijk geformuleerde doelstellingen
en de generieke criteria/uitgangspunten van
het Deltaprogramma herkenbaar
terugkomen in de afweging.
De voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën worden zorgvuldig
afgewogen. In die afweging speelt de vergelijkingssystematiek van het deltaprogramma een
belangrijke rol. Het gaat dan om de onderbouwing van de voorstellen op basis van de
basiswaarden van het deltaprogramma (solidariteit, flexibiliteit en duurzaamheid) en een
vijftal hoofdcriteria (doelbereik van waterveiligheid, doelbereik van zoetwater, effecten op
functies en waarden, uitvoerbaarheid en financierbaarheid).
In de synthesedocumenten van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën (als
achtergronddocument bij DP2015) komt deze onderbouwing terug.
16
6
Onderwerp: Ruimtelijke kwaliteit
Reg.nr.
7
8
Deelvraag
Participant pleit voor een integrale afweging van ruimtelijke
kwaliteit en het cultuurhistorisch belang en vindt
interbestuurlijke afstemming daarbij noodzakelijk.
Eigenaren van monumentale boerderijpanden in het
rivierengebied verwachten van de overheid dat
belangafweging transparant plaatsvindt en op vergelijkbare
wijze plaatsvindt in de verschillende gebieden. Participant
vindt dat er daarom meer sturing op centraal niveau moet
plaatsvinden in de aanloop naar het DP 2015.
Daartoe is een inventarisatie van ruimtelijke kwaliteiten en
cultuurhistorische waarden in het rivierengebied van groot
belang.
Verder ziet participant graag dat een kwaliteitsteam
gevraagd en ongevraagd kan adviseren over ruimtelijke
kwaliteit en dat er een masterplan beeldkwaliteit komt.
Participant pleit voor meenemen van ruimtelijke kwaliteit
en de mogelijke bijdrage van natuurlijke processen als
voorwaarden bij het ontwikkelen en uitvoeren van concrete
maatregelen. Daarnaast pleit participant er voor om de
(snellere) uitvoering van de volgende concrete maatregelen
te onderzoeken en op milieu effecten te beoordelen:
•
Retentie Rijnstrangen – Strategisch groen project
Gelderse Poort. Dit project biedt volgens de participant
17
Reactie
Gekoppeld aan het abstractieniveau van de voorstellen voor de
deltabeslissingen en voorkeursstrategieën wordt in het kader van het
planMER (zoals beschreven in de concept-Notitie Reikwijdte en
Detailniveau) ook gekeken naar effecten op cultuurhistorie, landschap en
archeologie; aan ruimtelijke kwaliteit wordt dus nu al aandacht besteed.
De voorstellen voor de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in het
DP 2015 betreffen beleidsvoorbereidende studies.
In de vervolgfasen, voorafgaande aan de vergunningverlening kan
mogelijk een (gedetailleerde) inventarisatie van kwaliteiten opportuun zijn.
Het Besluit ruimtelijke ordening biedt daartoe in het 4e lid van art. 3.16
een aanknopingspunt. Mogelijk zal het College van rijksadviseurs CRA ook
in een later stadium (weer) adviseren.
Zie allereerst het antwoord op de zienswijze van de participant hierboven.
Waterveiligheid en zoetwater zijn de generieke doelen van het
deltaprogramma. De gebiedsgerichte uitwerking van deze generieke doelen
vindt plaats in de voorstellen voor voorkeursstrategieën en de daaruit
voortvloeiende concrete maatregelen. Ruimtelijke kwaliteit, vormt
nadrukkelijk een belangrijke basis voor de gebiedsgerichte
voorkeursstrategieën. Regionale karakteristieken en ambities krijgen hun
weerslag in de voorkeursstrategieën zelf, en zullen nader worden
•
•
•
ook goede mogelijkheden voor het verhogen van de
ruimtelijke kwaliteit door deze maatregel te koppelen
aan realisatie van natuurdoelstellingen.
Waal Maas connectie – Strategisch groen project Fort
Sint Andries. Participant is van mening dat de overlaat
bij Heerewaarden gecontroleerd extreme hoogwaters
op de Waal kan afvangen en daarmee dankzij de
systeemwerking de veiligheid in de nabijgelegen
dijkringen kan verhogen. Ook kan de frequentie van de
mogelijke inzet van de nevengeul Varik worden
verlaagd. Dit alles voegt extra dynamiek toe aan de
natuurprocessen langs de Maas.
Permanent Oostelijke Aanvoer zoetwater WestNederland. Participant is van mening dat de keuze voor
een permanent oostelijke aanvoer van zoetwater nu al
genomen moet worden om de beoogde transitie in het
waterbeheer te realiseren, vanwege de
zoutproblematiek en klimaatverandering.
Zoetwatervoorziening hoge zandgronden. Participant is
van mening dat ruimtelijke adaptatie ook op hoge
gronden essentieel is bij het realiseren van een robuust
watersysteem met een hoge mate van zelfvoorziening.
18
onderbouwd in het synthesedocument dat voor elke gebiedsgerichte
voorkeursstrategie wordt opgesteld (als achtergonddocument bij DP2015).
Het pleidooi voor een (snellere) uitvoering van een aantal concrete
maatregelen is interessant. Deze suggestie van participant zal bij de meer
concrete uitwerking van de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de
afweging van belangen (die plaatsvindt binnen financiële kaders) worden
meegenomen.
Ten aanzien van de specifiek genoemde punten luidt de reactie als volgt.
Waal Maas connectie – Strategisch groen project Fort Sint Andries.
In het algemeen is ruimtelijke kwaliteit te bereiken door uit te gaan van de
kenmerken van de rivier (het DNA van de rivieren; Smart Rivers).
Genoemde projecten als Rijnstrangen, Fort Sint Andries zijn te zien als
voorbeeldprojecten voor de Natuurambitie Grote Wateren.
Permanent Oostelijke Aanvoer Zoetwater West-Nederland: Of de
noodvoorziening vaker ingezet zal moeten worden is afhankelijk van
klimaat- en gebiedsontwikkeling. Deze zaken zijn nog onzeker; daarom
wordt naar huidig inzicht binnen het deltaprogramma gekozen voor een
stapsgewijze aanpak.
Daarbij wordt voor een robuuste watervoorziening voor West-Nederland
ingezet op gefaseerde uitbreiding van de alternatieve aanvoerroutes vanuit
de Lek of het Amsterdam-Rijnkanaal, in combinatie met zuinig en efficiënt
watergebruik in de regio en bij gebruikers. Een permanent oostelijke
aanvoerroute blijft daarbij als mogelijkheid in beeld. De maatregelen
(waaronder een permanente oostelijke aanvoer) zullen door de regio in
een proces van joint fact finding verder worden uitgewerkt waarbij naar
meekoppelkansen wordt gekeken. De optie Oostelijke Aanvoer wordt dus
wel opengehouden maar nu een keuze daarin maken is niet nodig.
Bij het voorgaande geldt nog wel een voorbehoud. Het kabinet dient
hierover in het kader van de partiële herziening van het geldende NWP 1
nog een standpunt te bepalen. Dit komt rond Prinsjesdag naar buiten.
Zoetwatervoorziening hoge zandgronden
Ruimtelijke functieaanpassingen maken onderdeel uit van de strategie voor
de hoge gronden. Voor de korte termijn ligt de focus op vergroten van de
grondwatervoorraad en vochtbuffer in de wortelzone en worden gebruikers
gestimuleerd om zuinig om te gaan met water. Naast deze maatregelen
zullen aanpassingen in de inrichting van het regionale watersysteem
worden overwogen. Hiervoor is vooral een betere afstemming nodig tussen
de functies natuur en landbouw die uiteenlopende eisen aan het
watersysteem stellen. Als op termijn droogte langer en vaker optreedt
worden ruimtelijke functie-aanpassingen en innovaties bij sectoren nog
belangrijker en zal daarop sterker worden ingezet.
Hiervoor kan herbestemming van functies behulpzaam zijn. Anderzijds,
binnen huidige bestemmingen is ook al veel mogelijk om de zelfvoorziening
te maximaliseren. De herijking EHS heeft ook met dit aspect rekening
gehouden.
19
7
Onderwerp: Scope Nationaal Waterplan
Reg.nr.
3
7
Deelvraag
Participant pleit voor uitbreiding van
de scope van het Nationaal Waterplan
(NWP). Nu is het vooral gericht op
veiligheid. Droogteproblematiek
krijgt nu te weinig aandacht. Droogte
treedt ook op als gevolg van
klimaatsverandering. Verder behoeft
de drinkwateropgave, waarbij
landbouwaspecten, nautische
aspecten en natuur- en
landschapswaarden een belangrijke
rol spelen, nadere uitwerking.
Participant ziet graag dat aan het
Nationaal Waterplan een ambitie ten
aanzien van ruimtelijk erfgoed wordt
toegevoegd. Een dergelijk project zou
onder de Deltabeslissing Ruimtelijke
Adaptatie kunnen vallen, maar ook
onder een eigen programma in
samenwerking met de Rijksdienst
voor Cultureel Erfgoed.
Reactie
De scope van de tussentijdse wijziging van het NWP is breder dan alleen het thema
waterveiligheid; ook het rijksbeleid dat voortvloeit uit het voorstel voor de
deltabeslissing zoetwater wordt beleidsmatig in het NWP verankerd. De deltabeslissing
zoetwater geeft een nieuwe aanpak voor bescherming tegen droogte, waarbij ook is
gekeken naar de gevolgen voor de drinkwateropgave, landbouw, scheepvaart en natuur
en landschapswaarden. Verwezen wordt naar de ‘dubbele doelstelling’ van het
deltaprogramma: waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Droogteproblematiek,
alsmede de relatie daarvan tot drinkwateropgave, landbouw, natuur en landschap en
nautische waarden, komen nadrukkelijk terug in de deltabeslissing Zoetwater, net als
de regionale adaptatiepaden zoetwater.
Ruimtelijk erfgoed is geen eigenstandige doelstelling van het deltaprogramma en valt
dus als doelstelling/ambitie buiten de scope daarvan. Wel worden de afwegingen
binnen de voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, op basis van de
vergelijkingssystematiek van het Deltaprogramma, bepaald op basis van een bredere
scope: doelbereik van waterveiligheid, doelbereik van zoetwater, effecten op functies
en waarden, uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Deze brede scope, waaronder de
gevolgen voor landschap, cultuurhistorie en archeologie, zal zichtbaar zijn in de
verantwoording van de voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën, die
zijn beslag krijgt in de zogenaamde synthesedocumenten, die per deltabeslissing en
voorkeursstrategie worden opgesteld (achtergronddocumenten bij DP2015).
Ook maakt het aspect landschap, cultuurhistorie en archeologie, op basis van de
20
concept-Notitie Reikwijdte en Detailniveau, expliciet onderdeel uit van het planMER.
Aangezien een ambitie ten aanzien van ruimtelijk erfgoed buiten de scope van het
deltaprogramma valt, zal er ook geen sprake zijn van een beleidsmatige verankering
van een ambitie op dit vlak, in de tussentijdse wijziging van het NWP.
21
Bijlage 1:
Advertentietekst kennisgeving
22
Rijksoverheid
Deltabeslissingen in het Nationaal Waterplan
Voornemen tot wijziging van het Nationaal Waterplan voor de vastlegging van de deltabeslissingen,
inclusief het opstellen van een Milieueffectrapport
Wij zijn in Nederland nooit klaar met ons water. We hebben allemaal
een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat we voorbereid zijn op
te veel en te weinig water, dat we bewust omgaan met het zoete water dat
we hebben en dat we ons water schoon houden. Voor nu en voor de toekomst. In september 2014 zijn de voorstellen voor de deltabeslissingen
gereed. Dit zijn voorstellen over hoe we de waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor de komende decennia willen gaan aanpakken.
De bewindslieden van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische
Zaken (EZ) hebben het voornemen om het Nationaal Waterplan te wijzigen
door hierin de deltabeslissingen en bijbehorende gebiedsgerichte voorkeursstrategieën vast te leggen. Ter voorbereiding van deze wijziging
laat het Rijk een onderzoeksrapport opstellen over de milieueffecten
(plan-MER). De concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het
plan-MER ligt met deze kennisgeving ter inzage.
Wat zijn de deltabeslissingen?
De deltabeslissingen zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. Ze geven richting aan de maatregelen die Nederland
hiervoor inzet op korte en op lange termijn. De deltabeslissingen komen tot stand in
het kader van het Deltaprogramma. Het Deltaprogramma is een nationaal programma,
waarin alle overheden samenwerken om Nederland ook voor de volgende generaties
te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater.
Het Deltaprogramma bereidt vijf deltabeslissingen voor: Waterveiligheid, Ruimtelijke
adaptatie, Zoetwater, IJsselmeergebied en Rijn-Maasdelta. Deze deltabeslissingen vormen
de kaders voor de uitwerking van de gebiedsgerichte voorkeursstrategieën: rivieren,
kust, Zuidwestelijke Delta, Rijnmond-Drechtsteden, IJsselmeergebied, Waddengebied
en zoetwater. Deze strategieën bevatten de maatregelen voor waterveiligheid en
zoetwatervoorziening, die in de betreffende regio zijn voorzien.
De minister van Infrastructuur en Milieu biedt de Staten-Generaal jaarlijks op
Prinsjesdag het Deltaprogramma aan. Daarin staat de stand van zaken van de beleidsvoorbereidingen op weg naar deltabeslissingen en gebiedsgerichte voorkeursstrategieën
beschreven.
Het Deltaprogramma 2015, dat op Prinsjesdag 2014 wordt aangeboden, bevat voorstellen voor de genoemde deltabeslissingen en gebiedsgerichte voorkeursstrategieën.
Hieronder staan de deltabeslissingen kort beschreven.
Toelichting op de vijf deltabeslissingen:
1. Deltabeslissing Waterveiligheid bevat een landsdekkend normvoorstel voor waterkeringen per dijktraject.
2. Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie biedt een instrumentarium voor het waterrobuust en klimaatbestendig inrichten van de bebouwde omgeving met mogelijkheden voor beperking van schade en slachtoffers door een overstroming en met
aanbevelingen om wateroverlast, droogte en hittestress in de stad tegen te gaan.
3. Deltabeslissing Zoetwater betreft doelen en strategie voor een duurzame en
economisch doelmatige watervoorziening en richt zich daarbij zowel op het aanbod
van zoetwater als op de effectieve benutting ervan. Deze doelen zullen worden
uitgewerkt in voorzieningenniveaus. Daarin zal staan tot waar de verantwoordelijkheid van de overheid gaat en welke inspanningen daarbij horen, onder gewone en
onder extreem droge omstandigheden.
4. Deltabeslissing IJsselmeergebied geeft aan welke structurerende keuzes moeten
worden gemaakt voor een veilig en veerkrachtig IJsselmeergebied met voldoende
zoetwater.
5. Deltabeslissing Rijn-Maasdelta betreft keuzes om dit cruciale overgangsgebied in
onze delta te beschermen tegen hoogwater en voor een duurzame zoetwatervoorziening.
Waarom het voornemen om de deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën
op te nemen in het Nationaal Waterplan?
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het NWP beschrijft
welke maatregelen nodig zijn om Nederland nu en in de toekomst veilig en leefbaar
te houden. Ook de (economische) kansen die water biedt, komen in het NWP aan bod.
Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen. Daarnaast is er aandacht
voor voldoende en schoon water en de manieren waarop water kan worden gebruikt.
De minister van IenM en de staatssecretaris van EZ zijn voornemens om het rijksbeleid
dat voortvloeit uit de deltabeslissingen en gebiedsgerichte strategieën beleidsmatig
te verankeren in het NWP, door het NWP tussentijds partieel te wijzigen.
Publieksparticipatie
De vijf deltabeslissingen en de voorkeurstrategieën zijn tot stand gekomen via het in
2010 gestarte Deltaprogramma, waarin alle betrokken overheden samenwerken, met
brede en intensieve betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.
Landelijke participatie loopt via het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu.
Participatie in de regionale deelprogramma’s van het Deltaprogramma vindt plaats
via regionale adviesgroepen. De partijen die hieraan deelnemen, vertegenwoordigen
het overgrote deel van de belangen in het Nederlandse waterbeleid.
Eenieder kan nu zijn of haar zienswijze geven op het voornemen voor de wijziging van
het huidige NWP om de deltabeslissingen en gebiedsgerichte strategieën vast te leggen
en op de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Deze notitie geeft aan hoe het
plan-MER voor deze wijziging wordt opgesteld.
Waarom een plan-MER?
Een plan-MER is een wettelijk instrument om de milieugevolgen van een initiatief of
activiteit en reële alternatieven hiervoor systematisch, transparant en objectief in beeld
te brengen. Ook worden daarin maatregelen beschreven om negatieve gevolgen op
het milieu te voorkomen of te beperken. Ook kunnen de voorgenomen wijzigingen
effect hebben op Natura 2000-gebieden. In het plan-MER wordt daarom tevens een
passende beoordeling opgenomen.
Het plan-MER wordt voorafgegaan door een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD).
Hierin wordt aangegeven welke milieu-informatie het plan-MER zal bevatten en hoe
het plan-MER zal worden opgezet. De Commissie voor de m.e.r. heeft reeds geadviseerd
over de reikwijdte en het detailniveau van dit onderzoek naar de milieueffecten.
Dit advies is betrokken in de concept-NRD. Op basis van de zienswijzen op dit voornemen
en de concept-NRD, wordt een definitieve NRD opgesteld.
Wat willen we graag van u weten?
Om de bovengenoemde wijziging van het NWP zorgvuldig uit te voeren, vragen de
ministeries van IenM en EZ u mee te denken over de volgende vragen:
-H
eeft u aandachtspunten voor of opmerkingen over het voornemen om de vijf deltabeslissingen en de zeven voorkeursstrategieën op te nemen in het huidige NWP?
-H
eeft u aandachtspunten voor of opmerkingen over de concept Notitie Reikwijdte en
Detailniveau die van belang is voor het plan-MER?
Hoe kunt u reageren?
U kunt van 23 januari tot en met 19 februari 2014 reageren.
Dat kan online via het reactieformulier op www.centrumpp.nl onder het kopje
‘actuele zienswijzeprocedures’.
Ook kunt u een schriftelijke reactie sturen naar:
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Directie Participatie
o.v.v. ‘Deltabeslissingen in het Nationaal Waterplan’
Postbus 30316
2500 GH Den Haag
Inzien
Deze advertentietekst en de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau kunt u
van 23 januari tot en met 19 februari 2014 downloaden via www.centrumpp.nl.
U kunt het voornemen ook inzien bij de ministeries van Infrastructuur en Milieu en
van Economische Zaken in Den Haag.
Vragen?
Voor meer informatie over het Deltaprogramma, de deltabeslissingen en de gebiedsgerichte voorkeursstrategieën kunt u terecht op www.deltacommissaris.nl.
Op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/water-en-veiligheid/vraag-en-antwoord/
wat-is-het-nationaal-waterplan.html vindt u meer informatie over het huidige
Nationaal Waterplan.
Voor inhoudelijke vragen kunt u contact opnemen met de projectorganisatie NWP
via e-mail: [email protected].
Voor vragen over de procedure kunt u contact opnemen met de Directie Participatie,
telefoon 070 456 96 02.
Wat gebeurt er daarna?
Als u een zienswijze heeft ingediend op de voorgenomen wijziging van het NWP en/of
op de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau, dan wordt u geïnformeerd over de
samenvatting van de ingediende zienswijzen en de doorwerking ervan op de definitieve
Notitie Reikwijdte en Detailniveau.
Na het uitbrengen van het Deltaprogramma 2015 op Prinsjesdag, 16 september 2014,
verschijnt de ontwerpwijziging van het NWP. Deze ontwerpwijziging en het plan-MER
worden dan ook ter inzage gelegd. Eenieder kan dan wederom een zienswijze naar
voren brengen.
Bijlage 2: Overzicht van indieners zienswijzen op voornemen tot tussentijdse wijziging van het
het Nationaal Waterplan’
Registratie Organisatie
nummer
Mede namens
1.
LTO Nederland
2.
Cascade, zand en grind
3.
K3Delta
4.
FODI
5.
Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek
6.
Unie van Waterschappen
7.
Erfgoedvereniging Bond Heemschut
8.
Natuur en Milieufederaties
Federatie Oppervlakte Delfstofwinnende
Industrie (FODI)
de hele organisatie
Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers
23