Papyrus 2014, 2 zomer

TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2014, 2 zomer
Inheemse remedies
Jardin du Roi, Parijs
Water space invaders 1
Hortus Botanicus Amsterdam
Papyrus
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2014, 2 zomer
2
Colofon
Inhoud
Redactioneel
3
De tiende Van Itersonlezing,
Water space invaders 1
4
Bezoek Hortus Botanicus Amsterdam
8
Inheemse remedies,
Jans Kloppenburg-Versteegh en Karel Heyne 10
Een nieuw boek, Van Leeuwenhoek
13
Jardin du Roi, Parijs
14
Sinaasappel in de keuken
17
Tuinnieuws
18
De elfde Van Itersonlezing, aankondiging 19
Verenigingsnieuws
20
Tuinprogramma
20
Expositie Plaagplanten
21
MuseumShop
22
Bij de voorplaat
Hydrastis canadensis, Canadese
geelwortel. Een aquarel van Henriëtte
Beijerinck, zoals zij zelf vermeldt:
“H.W. Beijerinck, copy en vergrooting,
1894”. De bron van de kopie is
onbekend.
Lesley Robertson
Bij de achterplaat
Deze knol van de olifantsvoet (Dioscorea
elephantipes) kwamen we tegen bij de
excursie naar de Amsterdamse Hortus.
Het is een bewoner van het subtropische
deel van de Drieklimatenkas, die
afkomstig is uit Zuid-Afrikaanse, droge,
rotsachtige gebieden.
D.P.H.
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden
van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van
de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De
vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische
tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor
Technische Gewassen’.
Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen,
email redactie: [email protected].
Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft.
Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef.
Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de
hoofdredacteur.
Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel.
Druk: Druk. Tan Heck Delft.
Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris,
Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542,
email: [email protected].
Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op
rekening NL21 INGB 0008 4561 99 t.n.v. Vrienden van de
Delftse Botanische Tuin te Delft.
Opzegging: schriftelijk of per email bij de secretaris.
Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen,
Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356,
email: [email protected],
website: www.botanischetuin.tudelft.nl.
De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van
8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 17.00 uur en
van mei tot en met september ook op zondag van
12.00 - 17.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6
(schuin tegenover de kerk).
De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor
kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van
de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar,
houders van de Museumkaart en Vrienden van de Delftse
Botanische Tuin. Honden mogen er niet in.
De MuseumShop is geopend maandag van 12.00 - 16.30
uur, dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur en
zaterdag van 10.00 - 17.00 uur. Van mei tot en met
september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur.
Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696.
Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier.
ISSN 1875-8282
Redactioneel
Een belangrijke functie van botanische tuinen is de
productie van zaden. Om de bevruchting en dus
de vorming van zaad te stimuleren, kom je op veel
tuinen bijenstallen tegen. Honingbijen worden nog
steeds geconfronteerd met sterke en vaak plotselinge
achteruitgang. De oorzaak is waarschijnlijk divers,
zoals: de varroamijt, landbouwgif en het afnemen
van de hoeveelheid bloeiende planten. Vastgesteld
is nu dat de opbrengst van planten sterk verbetert
naarmate de rijkdom aan bijensoorten groter is.
Dat pleit ervoor nog meer maatregelen te nemen
om ook de populaties van andere bijensoorten en
bestuivende insecten te bevorderen.
Wie dit voorjaar over de Veluwe reed kon worden
verrast door felroze bloementapijten in de middenberm.
Het was Engels gras (Armeria maritima), een plant
van de door zeezout beïnvloede kustgebieden. De
omvang van die gebieden is door de Afsluitdijk en de
Deltawerken flink afgenomen en daarmee ook de
verspreiding van Engels gras. Deze en andere zoutminnende soorten hebben inmiddels een nieuwe
biotoop in de bermen van snelwegen die in de winter
gepekeld worden. Voor de soorten die zich zo verspreiden is de nieuwe benaming pekeladventieven bedacht.
Exoten en de daardoor veroorzaakte problemen
krijgen de laatste tijd veel aandacht. Mooi en
informatief zijn de gratis nieuwsbrieven
Kijk op Exoten (zie bijvoorbeeld www.ravon.nl/
Infotheek/RAVONpublicaties/Nieuwsbrieven/
Nieuwsbriefexoten). In deze nieuwsbrieven is
publieksgerichte informatie van het Signaleringsproject Exoten te vinden. Aan dat project werken
vele organisaties mee die systematisch gegevens
over de Nederlandse flora en fauna verzamelen.
Gerard van der Velde schrijft in dit nummer over een
specifieke groep exoten, de invasieve soorten.
Van zijn hand het eerste van twee artikelen over
de invasie van vreemde soorten in de Nederlandse
wateren, het onderwerp van de door hem gegeven
tiende Van Itersonlezing.
De affiche voor de tentoonstelling Plaagplanten,
vervaardigd door Bert van de Meijden en
Luuk Stalenhoef, heeft zodanig verrassend vorm
gekregen dat we die als aparte bijdrage hebben
opgenomen.
Fred Struik duikt in de geschiedenis van de
Jardin du Roi in Parijs, die al in 1640 is gesticht.
De 17e en 18e eeuw is een periode waarin de tuin
tot grote bloei komt. Wereldwijd worden in Franse
koloniën dependances opgericht die voor een groot
deel nu nog bestaan.
Nadet Somers vestigt de aandacht op het werk
van Karel Heyne (1877-1947), directeur van het
museum voor Economische Botanie te Buitenzorg.
Ze wijst daarbij op relaties tussen zijn boek ‘Nuttige
Planten’ en het kruidenboek van J.C.M. Kloppenburg.
In het Tuinnieuws staat weer een aantal berichten
over de snelle veranderingen in de tuin.
Een verslag van de excursie naar de Amsterdamse
Hortus Botanicus wordt gegeven door Jacintha van
Beveren.
Dan is er nog de aankondiging van de elfde
Van Itersonlezing door professor Erik Smets,
wetenschappelijk directeur van Naturalis te Leiden,
over de indeling en evolutie van de bloemplanten
vroeger en nu, op zondag 5 oktober om 14.00 uur
op Julianalaan 67.
Daan Hallewas
3
Water space invaders 1
hoe exotische soorten onze wateren binnendringen
Het woord invaders roept beelden op van oorlogen
waarbij vijanden nieuwe gebieden binnendringen,
dood en verderf zaaien, de macht overnemen en
zelfs de oorspronkelijke bewoners uitroeien. De
menselijke geschiedenis zit vol met voorbeelden.
Hollywood produceert hierover de ene na de
andere oorlogsfilm.
Een ander genre waarin invaders een rol spelen
is science fiction. Meestal komen de invaders van
outer space en zijn niet veel goeds van plan. Een
eerste voorbeeld van dit genre is het boek ‘War
of the Worlds’ van H.G. Wells, dat verscheen in
1898. Wells beschreef hier een invasie van Mars,
waarbij de aardbevolking relatief machteloos was.
Maar het verhaal eindigt toch in het nadeel van
de Marsbewoners, die geïnfecteerd door voor hen
vreemde ziekteverwekkende bacteriën massaal
het loodje leggen. Sindsdien vormen invasies een
steeds terugkerend thema waarbij Hollywood
zich niet onbetuigd heeft gelaten. Enkele titels
kunnen hier genoemd worden: ‘De Triffids komen’,
‘Operatie Koekoek’, ‘Invasion of the Body Snatchers’,
‘Predator’, ‘Cocoon’, ‘Outbreak’, ‘Aliens’...
Ook in de vrije natuur komen invasies voor.
We weten dat op geïsoleerde plaatsen evolutie
plaatsvindt, waardoor nieuwe soorten ontstaan
4
die alleen daar voorkomen, de zogenaamde
endemen. Het feit dat soorten niet homogeen over
de aarde verdeeld voorkomen is daar onder meer
aan te danken. Zo kunnen we biogeografische
provincies onderscheiden gebaseerd op endemische
soortencombinaties, die alleen kunnen bestaan bij
de gratie van verspreidingsbarrières. Zouden deze
verspreidingsbarrières niet bestaan dan zou alles
in principe overal zijn, maar het milieu selecteert
natuurlijk wel. Vooral als continenten met elkaar
verbonden raakten konden de flora en fauna
uitwisselen met als gevolg verdringing van grote
aantallen soorten door soorten die competitief beter
waren uitgerust.
Een van de eerste voorspellingen over de gevolgen
van biologische invasies is biotische homogenisatie.
Overal op aarde zijn dezelfde soorten zich
aan het verspreiden na het opheffen van de
verspreidingsbarrières door menselijke activiteit,
met voordelen en nadelen van dien. Dat nu veel
aandacht aan biologische invasies besteed wordt,
komt omdat het tempo waarin nieuwe soorten
binnendringen en zich explosief vermeerderen
steeds hoger wordt. De studie van biologische
invasies is dan ook een recente ontwikkeling,
begonnen met een serie lezingen voor de BBC door
de Britse dierecoloog Charles Elton. De lezingen
zijn later gebundeld in het eerste serieuze boek
over invasies, getiteld ‘The Ecology of Invasions
by Animals and Plants’, gepubliceerd in 1958. Dit
boek is nog steeds relevant. Elton wees er al op dat
biologische invasies overal zichtbaar zijn met vaak
nadelige gevolgen voor de plaatselijke biodiversiteit.
Naarmate de studie van invasies verder vorderde,
begon ook de hoeveelheid termen toe te nemen,
zoals inheems en niet-inheems, immigranten,
aliens, invasieve soorten en exoten, die door elkaar
worden gebruikt en niet allemaal precies dezelfde
betekenis hebben. In dit artikel gebruik ik de
term exoten. Dat zijn gebiedsvreemde soorten,
afkomstig van andere biogeografische gebieden.
Ze zijn al dan niet opzettelijk geïntroduceerd of
hebben gebruik gemaakt van transport door de
mens en transportroutes die door mensen zijn
aangelegd. Zonder de ingrepen van de mens waren
ze waarschijnlijk hier niet geweest, want geologische
veranderingen die de verspreidingsbarrières
opheffen zijn meestal langdurige processen.
Momenteel neemt het aantal invasieve soorten
overal ter wereld exponentieel toe en worden
ecologische, evolutionaire, economische en
gezondheidseffecten overal gemeld. De schade
loopt vaak in de honderden miljoenen per soort en
is onomkeerbaar. Bovendien vormen invasies in
de natuur een ernstig probleem voor ecosystemen
en natuurbehoud. Daarom is de belangstelling
voor biologische invasies in de afgelopen jaren
snel gegroeid en besteden alle milieu- en ecologietijdschriften hier aandacht aan. Ook zijn er nieuwe
tijdschriften gesticht die geheel op dit onderwerp
gespecialiseerd zijn, zoals ‘Biological Invasions’ in
1999, gevolgd door andere meer gespecialiseerde
tijdschriften, zoals ‘Aquatic Invasions’. Er is een
toenemende aandacht in de media.
Invasieve soorten zijn ook een onderwerp van
wetgeving. In 2009 werd door het Ministerie van
Economische Zaken het Team Invasieve Exoten
gesticht, dat is gelieerd aan de Plantenziektekundige
Dienst te Wageningen. In Nijmegen is in 2012 het
Nederlands Expertise Centrum voor Exoten (NEC-E)
opgericht door stichtingen op gebied van flora en
fauna en afdelingen behorende tot het Instituut
voor Water en Wetland Research van de Radboud
Universiteit. De schade door exoten in de Europese
Unie wordt geschat op 12 miljard euro per jaar.
Daaronder zijn medische kosten, bijvoorbeeld als
gevolg van een prik van een Tijgermug, en schade
aan gewassen en constructies. Nu wordt ook
Europese wetgeving aangekondigd om het tij te
Prof. dr. Gerard van der Velde
is verbonden aan:
• Afdeling Dierecologie en ecofysiologie,
Instituut voor Water en Wetland Ecologie,
van de Radboud Universiteit Nijmegen,
• Naturalis Biodiversity Center, Leiden,
• Nederlands Expertise Centrum voor
Exoten (NEC-E), Nijmegen.
De tiende Van Itersonlezing
werd gehouden op 22 september 2013.
keren. De nieuwe regels waarbij uitheemse plantenen diersoorten niet meer in de EU mogen worden
geïmporteerd, gebruikt, gekocht of verkocht zijn
onlangs door het Europese parlement aangenomen.
Het gaat om soorten die unie-breed een gevaar
vormen voor Europese soorten en voor het uit balans
brengen van ecosystemen. Wanneer nieuwe soorten
in ons land gemeld worden, leidt dit tot een reeks
standaardvragen. Ten eerste welke soort is het?
Met andere woorden wat is de naam? Dat is soms
5
al niet eenvoudig. Ten tweede waar komt deze soort
vandaan? Met andere woorden wat is het gebied van
origine en hoe is de soort hier gekomen? Ten derde
wanneer is de soort hier gekomen of hoe lang zit hij
hier al? Ten vierde wat doet de soort en ten vijfde
welke invloed zal de soort uitoefenen?
In Nederland komen de exotische soorten vooral
uit Oost-Europa (onder andere het Ponto-Caspische
gebied), Noord-Amerika en Azië (China), en slechts
voor een gering deel uit Zuid-Amerika, Afrika,
Australië en Nieuw Zeeland. Dit reflecteert niet
alleen de handelsverhoudingen en het transport,
maar ook het feit dat deze soorten uit gebieden
met een met Nederland vergelijkbaar klimaat
afkomstig zijn, hetgeen hun succes hier mede
bepaalt. De manieren waarop deze soorten in ons
land terechtkomen zijn velerlei, zoals transport met
schepen (scheepswanden, ballastwater) en vliegtuigen,
doordat barrières opgeheven worden (zoals door het
graven van kanalen die riviersystemen met elkaar
verbinden ten behoeve van de scheepvaart), door
de handel in planten en dieren en ontsnappingen uit
aquaria, vijvers en aquacultuur, door opzettelijke
introducties en het meeliften met aarde, water en
andere planten- en diersoorten.
Lang niet alle soorten die zo in andere gebieden
terechtkomen kunnen zich handhaven. Daarvoor is
nodig dat ze zich kunnen voeden en voortplanten ten
einde populaties op te bouwen. In feite is het aantal
soorten dat de status van invasieve soort bereikt
zeer beperkt ten opzichte van het aantal soorten dat
over de aardbol getransporteerd wordt. Veel soorten
slagen er niet in zich elders te vestigen. Vestiging
is afhankelijk van waar ze terechtkomen, hoe ze
zich voortplanten en wat hun tolerantie is voor
omgevingsfactoren. Daarbij komen nog ingewikkelde
levenscycli met meerdere stadia, tussengastheren
enzovoort. Dieren en planten die zich asexueel,
zonder bevruchting of door zelfbevruchting kunnen
voortplanten, zijn in het voordeel, omdat in principe
één individu voldoende is om een nieuw gebied
te koloniseren. Hiermee neemt de kans om zich
te vestigen enorm toe. Ook planten en dieren die
voortplantingsmiddelen hebben (propagules, zoals
zaden en sporen) die tolerant zijn voor uitdroging en
andere extreme omgevingsfactoren en hiervan grote
aantallen produceren, zijn in principe goed toegerust
voor een snelle kolonisatie.
6
Er zijn verschillende benaderingen om invasiemechanismen te verklaren. Soortbenadering,
zoals de eigenschappen van soorten, ecosysteembenadering, zoals de eigenschappen van het
ecosysteem, relaties tussen soorten en ecosysteem,
invasieprocessen in ruimte en tijd en vergelijkende
historische benaderingen worden gebruikt. Het
enorme succes van veel invasieve exoten kan
verklaard worden door factoren die de invasibiliteit
bevorderen, zoals het ontsnappen aan parasieten,
ziektes, concurrenten en predatoren in de nieuw te
koloniseren gebieden (enemy release hypothese).
Anderzijds zijn er ook gevallen bekend van ziekten
en parasieten die via de exoten worden ingevoerd
en waartegen de inheemse soorten minder goed
of niet bestand zijn. Het is tevens duidelijk dat het
verdwijnen van habitats voor inheemse soorten, het
creëren van nieuwe habitats en verstoringen van het
ecosysteem leiden tot fluctuerende beschikbaarheid
van bronnen waarmee zich kansen voordoen voor de
kolonisatie van nieuwe soorten. Verstoringen leiden
tot verminderde soortenrijkdom in de gemeenschap
waardoor deze gemeenschappen incompleet worden
en er niches vacant komen. Bovendien leiden
verstoringen tot reductie van populaties waardoor
concurrentie verhinderd wordt.
Verstoring van het watermilieu door de mens is
overal, denk aan eutrofiëring (voedingsstoffen),
organische stofbelasting, zware metalen, pesticiden,
verzoeting en verzouting door veranderde
hydrologie, alkalinisatie, verzuring, diffuse en
puntbronverontreinigingen, illegale lozingen en
calamiteiten. Invasies van exoten zijn ook een vorm
van verstoring waardoor gemeenschappen in korte
tijd kunnen veranderen.
In de volgende aflevering zullen deze processen.
worden verduidelijkt aan de hand van waterplanten,
ongewervelde zoetwaterdieren en vissen.
Gerard van der Velde
Bij de afbeeldingen
1. Aangespoelde Aziatische korfmosselen (Corbicula fluminea) op
een Waalstrandje (foto: Gerard Dekkers).
2. Aziatische korfmossel (Corbicula fluminea) graaft zich met
zijn voet in het zand. Hij filtert plankton uit het water en kan
met zijn voet bacterieën omhooghalen voor consumptie. De
opening met papillen is de instroomopening, die zonder papillen
de uitstroomopening. Deze tweekleppige komt uit China, waar hij
wordt verzameld voor consumptie en in korfjes wordt vervoerd.
Sinds 1988 komt de soort in Nederland voor alwaar hij vooral op de
rivierbodems zich massaal ontwikkelt (foto: Henk Jenner).
3. Waarschuwingsborden en affiches uit de Verenigde Staten.
In de VS wordt overal gewaarschuwd exoten niet onbedoeld te
verspreiden.
Bij het binnendringen van soorten vinden interacties
plaats tussen inheemse diersoorten en exoten
die elkaar nooit ontmoet hebben en dus een
vaak onvoorspelbaar verloop hebben. Deze trend
is meer en meer een interactie tussen exoten
van verschillende origine geworden en wanneer
meerdere soorten exoten uit hetzelfde gebied
binnendringen faciliteert de invasie van de een de
invasie van de ander en kunnen zich snel exotische
gemeenschappen vormen van soorten die in het
gebied van oorsprong op elkaar zijn ingespeeld. Dit
laatste wordt een ‘invasional meltdown’ genoemd.
De weerstand van de gemeenschap van inheemse
soorten is dan verloren gegaan. In de meeste
gevallen zien we een exponentiële toename van
invasies terwijl er een afvlakking zou worden
verwacht bij biotische weerstand.
7
Bezoek Hortus Botanicus Amsterdam
Ondanks de aanhoudende regen bezochten op 10 mei 2014 14 vrienden
van de botanische tuin in Delft de Hortus van Amsterdam. Dat was voor de
OV-ers onder de vrienden nog een belevenis, omdat de treinen tussen Delft
en Den Haag die dag niet reden. Het betekende een stukje bussen of trammen.
Eerst werden we verwelkomd door de voorzitter van de Vriendenvereniging,
Frans Sitsen. Hij legde aan Paula Delhez uit dat de vriendenvereniging van
de Hortus geen extra moeite deed voor het werven van leden, omdat “het in
de tuin al druk genoeg is”. Wat een luxe. Wij proberen toch nog altijd leden
te werven, maar onze tuin is dan ook wel een stukje groter dan de Hortus,
die slechts 1,2 ha meet.
Na de lange reis eerst maar eens een heerlijke koffie, tenslotte
claimt de Hortus aan de wieg van de koffiecultuur (Coffea
arabica, 74% van de wereldproductie) te hebben gestaan. Het
verhaal gaat dat de Nederlandse VOC in 1696 koffieplanten
vanuit Arabië naar Batavia (nu Jakarta) bracht, waarna de
eerste partij van de in Batavia gekweekte koffiebonen in 1706
naar Amsterdam kwamen. In de kassen van de Hortus groeiden
deze bonen uit tot koffieplanten. In 1714 werden enkele van
deze plantjes geschonken aan de Franse koning Lodewijk XIV.
De Fransen op hun beurt brachten in 1725 enkele plantjes
naar hun koloniën in Zuid- en Midden-Amerika. Koffie
maakte toen dus al grote wereldreizen. Vanuit Frans Guyana
kwamen de planten in Brazilië terecht. Dat land is tegenwoordig de belangrijkste koffieproducent. De Hortus claimt
nu dat de wereldwijde aanplant van koffie begonnen is met
een enkele plant, die is opgekweekt in Amsterdam. Op dit
moment behoort de koffie tot de zogenaamde kroonjuwelen
(de topstukken) van de Hortus.
De Hortus Botanicus werd in 1638 opgericht door de
burgemeester als medicinale plantentuin om de stad te behoeden
voor een nieuwe pestepidemie. Tijdens de rondleiding met
de bioloog Asker Mulder, horen we veel wetenswaardigheden
van de Hortus. Hij vertelt droog-komisch dat de huidige
Hortus in de Gouden Eeuw (1682) verbannen werd uit de
grachtengordel naar de Plantagebuurt. Met een tekening
tijdens de regen in het schelpenzand verduidelijkt hij de
uitbreiding van de stad. Gelukkig neemt hij ons dan mee de
Drieklimatenkas in. Daar is het warmer, niet perse droger.
8
De Drieklimatenkas werd in 1993 ontworpen door Zwarts & Jansma Architects
als een indrukwekkende, ultramoderne constructie. De kas is verdeeld in drie
klimaatzones die de subtropen, de woestijn en de tropen vertegenwoordigen. Elke
zone heeft zijn eigen klimaatbeheersing voor temperatuur, luchtvochtigheid en
luchtcirculatie. We starten in het subtropische struikgewas. Asker snoept van de
Strelitzia. Hij laat ons de lange draden honing zien. Dan naar de woestijnkas, waar
het droog en warm is. We zien er verschillende in beslag genomen Aloë-soorten. De
Hortus verzorgt deze planten tot de rechter bepaalt wat ermee moet gebeuren. Zo
is de Hortus in het bezit gekomen van grote indrukwekkende kokerbomen (Aloe
dichotoma). Als laatste bezoeken we de jungle, warm en vochtig. De planten hier
gedijen uitbundig. Ze zijn op verschillende niveaus te bezichtigen.
In de Palmenkas uit 1912 (ontworpen door de architect Johan Melchior van der Mey, bekend van
de Amsterdamse school) vertelt Asker de anekdote over de botanicus Hugo de Vries, bekend van
de mutatietheorie en het gen. Hugo de Vries werd soms ‘Paus der Nederlandse Botanici’ genoemd
vanwege zijn positie in de Nederlandse plantkunde. Hij ontving elf eredoctoraten, was erelid
van 23 wetenschappelijke academies en verenigingen en werd drie keer genomineerd voor de
Nobelprijs. Hij gebruikte de Hortus om planten te kweken en te kruisen. Hij reisde verschillende keren naar Amerika waar hij botanische instituten bezocht en lezingen
gaf. In 1910 kreeg De Vries het aanbod ‘Head of Department’ te worden aan de ColumbiaUniversiteit van New York. Volgens Asker was De Vries bereid in Amsterdam te blijven als er
een nieuw laboratorium gebouwd werd en zijn onderwijstaak verminderd werd. De kas (nu de
Palmenkas) kwam er in 1912 en hij kreeg een nieuwe collega. Asker: "Dat waren nog eens
tijden, dat het univeristeitsbestuur naar een botanicus
luisterde en zijn wensen
inwilligde." De rondleiding
was geanimeerd en interessant.
We bekijken nog even op eigen
gelegenheid de vlinderkas – het
weer klaart niet op – en nemen
nog maar een kopje van die
overheerlijke koffie, voor we
huiswaarts keren. Dank aan
de Vriendenvereniging voor de
organisatie van dit bezoek.
Jacintha van Beveren
tekst en foto’s p. 8 rechts
9
In de vorige aflevering van
Papyrus heb ik u kennis laten
maken met het levenswerk
van mevrouw KloppenburgVersteegh: haar boek over
inheemse geneeskrachtige
kruiden. Aan de hand van dit
kruidenboek kon men een
huisapotheek samenstellen met
planten op het eigen erf. Het
boek was zeer populair onder
de (Indo-)Europese bevolking.
Vanuit de medische hoek waren
er echter ook kritische geluiden
te horen, want Jans had geen
universitaire opleiding genoten
en zou medisch gezien niet
voldoende onderlegd zijn. Wat
dat betreft heeft zij zich altijd
bescheiden opgesteld. Zij zegt
duidelijk dat zij haar kennis in
Jans Kloppenburg-Versteegh
en Karel Heyne
de praktijk heeft opgedaan in
plaats van op de universiteit.
Als zij twijfelde aan de werking
van een kruid of receptuur,
raadpleegde zij bevriende
artsen.
Belangstelling vanuit de
wetenschappelijke hoek
Ondanks het scepticisme
van wetenschappelijk
geschoolde artsen bestond
er rond 1900 in de kolonie
veel belangstelling voor de
inheemse kruidenkennis.
Goede geneesmiddelen waren
schaars, zeker in de afgelegen
gebieden. De NederlandsIndische regering stimuleerde
artsen dan ook om zich op de
hoogte te stellen van het gebruik en toepassingen
van kruiden door zogeheten doekoens, de inheemse
geneeskundigen. Het ging dan natuurlijk om hun
praktische kruidenkennis en zeker niet om de
magische kant ervan. Een arts die met inheemse
kruiden werkte, was bijvoorbeeld Vorderman, die
door de hierna genoemde Karel Heyne veelvuldig
wordt aangehaald. Mevrouw Kloppenburg-Versteegh
was dus niet de enige die bij de lokale bevolking
te rade ging; deze gang van zaken was door een
deel van de wetenschappelijke gemeenschap
geaccepteerd.
In diezelfde periode kwam er steeds meer onderzoek
naar de farmacologisch werkzame plantenstoffen.
In 1899 publiceerde Dr. W.G. Boorsma ‘Nadere
resultaten van het onderzoek naar de plantenstoffen
van Nederlandsch-Indië’, waarin zowel zijn eigen
werk als dat van professor P.C. Plugge was
opgenomen. Uit het werk van Boorsma blijkt dat het
wetenschappelijk onderzoek naar de inhoudsstoffen
van bijvoorbeeld de Javaanse nierthee rond 1900 al
volop aan de gang was.
Een bijzondere relatie
In de kolonie werd veel onderzoek gedaan naar
handels- en voedingsgewassen en geneeskrachtige
planten: de economisch nuttige planten. Het
herbarium en het museum bij de botanische tuin
in Buitenzorg (nu Bogor), vervulde een spilfunctie
in dit onderzoek. Karel Heyne (1877-1947) was
in 1906 benoemd tot directeur van het museum
voor Economische Botanie te Buitenzorg. In zijn
levenswerk, ‘De Nuttige planten van NederlandschIndië’, beschrijft hij planten naar hun voorkomen,
hun taxonomische indeling en hun gebruikswaarde.
Mevrouw Kloppenburg-Versteegh was een van de
mensen die hem planten ter identificatie stuurde en
met wie hij correspondeerde. Hij betrok de kennis
over diverse planten die zij had opgetekend in
zijn boek en nam de moeite om haar te corrigeren
wanneer zij een plant verkeerd had gedetermineerd;
dit was bij drie planten het geval.
een standaardwerk. Helaas lukte het Karel Heyne
niet om de financiën bij elkaar te krijgen om
illustraties op te nemen van de planten die hij met
zoveel zorg beschreef. Later is het boek vertaald in
het Engels en het Bahasa Indonesia. Toen G. Heyne,
de kleinzoon van Karel, in 1980 een bezoek bracht
aan de Plantentuin in Bogor, kreeg hij te horen dat
het werk van zijn grootvader daar nog steeds als
standaardwerk gold.
Uit de manier waarop Karel Heyne in zijn boek
refereert aan het werk van Jans KloppenburgVersteegh blijkt veel respect voor haar kennis. In
dit licht is het bijzonder om te vermelden dat hij in
1927 repatrieerde en in Bennekom een huis kocht
dat hij Villa Albertina noemde. Albertina is de naam
van de moeder van Jans Kloppenburg-Versteegh.
Zij was degene die haar dochter aanmoedigde zich
in geneeskrachtige kruiden te verdiepen en haar
een enorme schat aan lokale kruidenkennis meegaf.
Als meisje was Albertina van Spreeuwenburg
(1828-1913) in het huishouden van dokter Van
Haastert opgenomen, een Hollandse arts die met
een Indonesische vrouw was getrouwd en in zijn
praktijk werkte met inheemse kruiden. Albertina
zal hier veel medische en kruidenkennis hebben
opgedaan, die zij later aan haar dochter Jans
doorgaf.
De opdracht van Karel Heyne was verre van
eenvoudig: alleen al in zijn eerste jaar als
directeur ontving hij meer dan duizend planten
die ‘economisch nuttig’ zouden zijn, en waarvan
de wetenschappelijk correcte namen moesten
worden vastgesteld. Heyne speurde alle beschikbare
literatuur af om de planten te beschrijven, terwijl
zijn medewerkers de archipel rondreisden op zoek
naar data en soorten voor het museum.
‘De Nuttige planten van Nederlandsch-Indië’ werd
11
toegepast tegen rheumatische aandoening van de
spieren en spierscheeden der lendenen. De pijnlijke
plek werd belegd met een laag moes van 5 mM.
dikte: na een etmaal inwerken, binnen welken
tijd de pap één keer werd ververscht, bleek een
groote blaar te zijn ontstaan, die bij inprikken een
onwelriekend serum ontlastte. Inmiddels was de
rheumatische pijn verdwenen en de beweeglijkheid
van de lendenen teruggekeerd. (...)
Mvr. Kloppenburg raadt aan bij rheumatiek een
zalfje van de bladeren met klapperolie aan te
wenden en zegt verder, dat die bladeren, gekneusd,
met klapperolie bestreken en boven het vuur
verflenst, achter de ooren worden geplakt tegen
hoofdpijn. Langer dan 2 à 3 minuten mag men
ze echter niet laten zitten, omdat anders blaren
ontstaan. Volgens Jasper (Geneeskrachtige planten)
smeert men poksorbladeren [Plumbago zeylanica]
met adas poelasari [Alyxia stellata] gewreven, op
den buik van kinderen bij gestoorde urineloozing.
Karel Heyne liet bij villa Albertina twee kassen
bouwen waarin hij tropische planten kweekte.
Stekken kreeg hij vanuit Indië gestuurd door onder
andere zijn zoon. De kleinzoon, G. Heyne, vertelt
dat zijn vader onder andere croton-stekken stuurde,
die Karel in zijn kassen verder opkweekte, en die
ten dienste stonden voor Wageningse studenten.
Volgens professor De Wit heeft Karel Heyne nooit
meer een voet in Indië gezet, maar in Bennekom
hield hij zijn liefde voor Indische planten brandend.
Koemis koetjing en entjok
Karel Heyne verwijst in zijn boek vele malen
naar het werk van Jans Kloppenburg-Versteegh.
Hij baseert zich hierbij op de druk van haar
boek uit 1909 en refereert aan haar als mevr.
Kloppenburg. Hieronder wil ik twee voorbeelden
geven, waarvan de ene zijn bespreking van de ook
in Europa bekende koemis koetjing of remoedjoeng
(Orthisophon aristatus – Javaanse nierthee) en de
andere van de in Europa minder bekende entjok
(Plumbago zeylanica). De Javaanse nierthee stond
zowel bij de Javaanse als bij de Europese bevolking
bekend als hét middel tegen nierstenen. Karel Heyne
schrijft dat het gebruik van het kruid als thee is
besproken in het Tijdschrift voor Inlandse Geneeskunde
(Vorderman, 1900, p. 54) en vervolgt met (p. 139):
Mevr. Kloppenburg zegt, dat men de bladeren liever
niet alleen moet gebruiken doch steeds tezamen
met een (ander) middel om de nieren tot verhoogde
werkzaamheid aan te zetten, bijv. daoen méniran
[Phyllanthus urinaria]. Tegen galsteen beveelt
deze schrijfster een aftreksel aan van remoedjoeng
met koenir [Curcuma longa] en woengoe-bladeren
[Graptophyllum pictum] en een aftreksel van
remoedjoeng met bast van papaya gantoeng
[Carica papaya] is volgens haar een heilzaam
inwendig middel tegen podagra. Als Folia
Orthosiphonis zijn de bladeren als niet verplicht
geneesmiddel opgenomen in de Nederl.
Pharmacopee. Uit de bladeren is een glucosied
afgezonderd, waarvan de werking nog niet is nagegaan;
Boorsma vond in 100 gram versche stengeltoppen
631 mgr. kalium en in een even groote hoeveelheid
bladeren 738 mgr. Men zou geneigd zijn aan de
kaliumverbinding de diuretische werking toe te
schrijven, ware het niet, dat de hoeveelheid, waarin
het kruid hier wordt toegediend, te gering is om
aan een zoodanige werking te kunnen gelooven. In
Europa echter, waar men gewoonlijk een afkooksel
maakt van 15 gram droog blad, komt ongetwijfeld
het kaliumgehalte bij de verklaring van de werking
in aanmerking (Boorsma, Plantenstoffen IV, bl. 25).
12
In de kolonie werd entjok vooral voor uitwendige
toepassingen gebruikt, maar de Ayurvedische
geneeskunde, de traditionele Indiase geneeskunde,
kent ook inwendige toepassingen. P. zeylanica
geldt in deze traditie als bijzonder antiseptisch
en ontstekingsremmend. In de (westerse)
homeopathie is P. zeylanica een ingrediënt in een
maagzuurremmend middel.
Uit deze voorbeelden blijkt dat Jans KloppenburgVersteegh een serieuze informant was voor het
wetenschappelijk onderzoek naar inheemse kruiden.
Karel Heyne wist haar werk op waarde te schatten
en gaf het een plaats in zijn standaardwerk over de
de nuttige planten van Indië.
Nadet Somers
Verder lezen
Hesselink, L., 2009: Genezers op de koloniale markt; inheemse
dokters en vroedvrouwen in Nederlands Oost-Indië, 1850-1915.
Proefschrift. Universiteit van Amsterdam, faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen.
Heyne, K., 1917: De nuttige planten van Nederlandsch-Indië.
Batavia: Ruygrok & Co.
Wit, H.C.D. de -, 1994: Karel Heyne and his classic on ecnonomic
plants. Prosea Newsletter, special issue No. 1, February 1994.
Bij de afbeeldingen
1. Plaat uit de facsimile derde druk 1934, met koemis koetjing
(Javaanse nierthee). 2. Het boek van Karel Heyne. 3. Karel Heyne,
bron: wikipedia. 4. Albertina Versteegh-van Spreeuwenburg met
een onbekende jonge vrouw (bron: auteur).
Een nieuw boek
Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar de
inhoudsstoffen en werking van Javaanse nierthee.
Farmacologisch belangrijke inhoudsstoffen zijn
flavonoïden, triterpeensaponinen, koffiezuurderivaten,
diterpenen en etherische olie. De European Scientific
Cooperative on Phytotherapy (ESCOP) adviseert de
toepassing van het blad voor het doorspoelen bij
urinewegonstekingen, maar ook bij niergruis.
Over entjok (Plumbago zeylanica) schrijft Karel
Heyne (p. 6-7):
De bladeren zijn een gebruikelijk inlandsch
geneesmiddel. Vorderman bericht in het Tijdschr.
v. Inl. Geneeskundigen 1898, bl.1, dat zij,
fijngewreven, met succes door hem werden
Eén cadeau, dat Lesley Robertson bij haar afscheid
werd aangeboden, verdient ook hier de aandacht.
Het is een nieuw boek over leven, werk en omgeving
van Anthonie van Leeuwenhoek en zijn belang voor
de wetenschap. Voor Lesley was het een beetje
een koekje van eigen deeg, want zij is zelf een van
de schrijvers. Het boek is heel rijk geïllustreerd
en besteedt uiteraard veel aandacht aan de grote
ontdekkingen op het terrein van de microscopie die
Van Leeuwenhoek deed. Dat was mogelijk omdat
hij erin slaagde microscopen te vervaardigen met
vergrotingsfactoren waar in die tijd niemand aan
kon tippen. Voor het eerst werden zaaddiertjes
in sperma, klokdiertjes, de delen van het
samengestelde libellenoog, mijten en zelfs bacteriën
waargenomen en beschreven. Er openbaarde zich
een nog geheel onbekende wereld. Internationaal
werd zijn werk breed erkend: de Londense Royal
Society publiceerde het en tsaar Peter de Grote had
er grote belangstelling voor.
Dit boek geeft, ook door de vele afbeeldingen, een
prachtig en toegankelijk beeld van die nieuwe wereld
die dankzij Van Leeuwenhoek openging.
Daan Hallewas
13
Jardin du Roi
Parijs
De ‘Jardin du Roi’ ofwel de ‘Tuin des Konings’ in Parijs
was op het gebied van wetenschap, evolutieleer en
economie van grote betekenis. Al vanaf 1640 staat
hij, tot op de dag van vandaag, open voor publiek.
De tuin als politiek manifest
De tuin, het onderhoud, de salarissen, de laboratoriuminstrumenten, de broeikassen, dat alles betaalde de
Franse koning. Het was zijn tuin. Dat hij een machtig
man was, daarover liet hij geen enkele twijfel
bestaan. Planten stonden in gelid, heggen waren
glad geschoren en paden vertoonden meetkundige
patronen. Alom dwang tot rechtlijnigheid, symmetrie
en structuur: tekenen van regulerende macht. De
strak geordende perken, de streng geometrische
en symmetrische patronen zagen eruit, alsof de
koning eigenhandig zijn stempel erop had gezet. De
tuin was één en al ornament van zijn macht. Met
de tuin stond het prestige van de koning, dus van
Frankrijk, op het spel. Zo stond Koning Lodewijk XIV
erop, dat men ook in zijn tuinen exotische gewassen
kon acclimatiseren net zoals in de rivaliserende
botanische tuinen in Italië. Dus verrezen er ook
in zijn tuin glazen stolpen, broeikassen en andere
glastuinbouwwerken. Van daaruit werd menig gewas
overgeplant in de tuinen en kassen van zijn paleis
in Versailles. Ook was de Parijse tuin bewijs van
‘s konings eruditie en van diens wereldwijd bezit
aan natuurlijke rijkdommen. Want zijn territoriale
macht beperkte zich niet tot Frankrijk. Hij veroverde
gebieden in Amerika, het Caribische gebied en India.
Tegen 1700 kwam een groot deel van de planten uit
Canada en Louisiana. Ze vormden het bewijs hoe
ver de macht van de koning reikte.
14
deze ziekte was voor de
Fransen vaak de grootste
vijand bij het veroveren
en instandhouden van hun
koloniën.
Wetenschap
Of het nu dagjesmensen of wetenschappers
waren, ze vergaapten zich aan planten die vanuit
verre streken in de tuin arriveerden: begonia’s,
orchideeën, cactussen, varens, Japanse mispels,
allerlei soorten plumeria en wat niet al. De
kennismaking met al deze exotische gewassen
riep bij hen een fascinatie op met de paradijselijke
natuur en haar overweldigende vegetatie. Door
deze directe confrontatie juist met ‘het andere’ in de
natuur groeide het besef dat de plantenwereld een
eigen leven leidt, onafhankelijk van haar nut voor de
mens, dus los van commerciële en geneeskundige
doeleinden. Mede daardoor ging men de botanie
als een zelfstandig onderzoeksgebied zien, duidelijk
te onderscheiden van geneeskunde en kruidkunde.
Dat ging gepaard met een verenging van de term
‘botanist’. Eeuwenlang had die betrekking op een
ieder die belangstelling koesterde voor gewassen:
van artsen, apothekers, alchemisten, kloosterlingen,
kruidenkenners tot en met kruidenvrouwtjes.
Maar gaandeweg verstond men daaronder
een vakspecialist. Daarvan getuigt het in 1808
verschenen ‘Journal de botanique’, een tijdschrift dat
de botanist-als-vakspecialist als doelgroep had.
In het laboratorium van de tuin onderzochten
wetenschappers exotische gewassen op hun
geneeskracht. Want bij de uitvoering van de
koloniale expansiepolitiek was naast het Franse
leger, de marine en de missie de geneeskunde i.c.
de medische botanie onmisbaar. Dus richtte men in
de buurt van havens en marinehospitalen botanische
tuinen op. En men ging naarstig op zoek naar de
kinaplant die goed was tegen malaria. Immers,
Ook agrarische gewassen
waren object van wetenschappelijk onderzoek. Dat
was vooral om de honger
te bestrijden. Daarbij was
het werk van twee Franse
natuuronderzoekers die nauw
bij de tuin betrokken waren
van letterlijk vitaal belang: René-Antoine Ferchault
de Réaumur en Antoine-Augustin Parmentier.
De Réaumur voorzag in de jaren 1730 alcoholthermometers van een schaal. Het gebruik daarvan
was vooral voor boeren van groot belang. Precieze
meting van de bodemtemperatuur hielp hen, om
de juiste tijd voor het uitzaaien te bepalen. Een te
koude grond vertraagt en belemmert immers het
ontkiemen van zaad. En als de luchttemperatuur
te hoog is, treedt bederf in bij de vruchten en
melkproducten die zij leverden.
De Réaumur gaf aan ambassadeurs, ingenieurs,
botanisten, artsen en missionarissen die op reis
gingen zijn thermometer mee met het verzoek
om daarmee iedere dag zowel aan boord van hun
schip als in het land van aankomst de minimum- en
maximumtemperatuur te meten. Vervolgens bracht
hij hun meetgegevens in tabellen bijeen. Aan de
hand daarvan probeerden zijn medewerkers de
relatie te onderzoeken tussen klimaat en vegetatie
en tussen weersomstandigheden en het vóórkomen
van plantenziektes. En de koning kreeg in het kader
van zijn koloniale expansiepolitiek onderbouwde
informatie welke winstgevende gewassen, in welke
koloniën het best geïntroduceerd konden worden.
Ook Antoine-Augustin Parmentier was nauw bij
de tuin betrokken. Hij volgde er onderwijs in de
botanie en verrichtte chemisch onderzoek op de
aardappel. Die wees hij aan als een gewas met een
hoge concentratie aan gezonde voedingsstoffen.
Dat was bijzonder, omdat men daarvóór de knollen
als ongezond beschouwde. Maar nu verdrong de
aardappel de pastinaak, heel lang volksvoedsel
nummer één. De aardappel maakte een eind aan de
honger die Frankrijk, en andere landen, maar al te
vaak teisterde.
Al in de jaren 1730 was de Parijse tuin uitgegroeid
tot een wetenschapsinstelling van formaat. Ter
vergelijking: honderd jaar later moest ‘The Royal
Botanic Gardens’ in Kew bij Londen nog aan haar
hoge wetenschappelijke vlucht begínnen. Dát de
Parijse tuin op het gebied van de wetenschap
vernieuwend was, was mede te danken aan het feit
dat koning Lodewijk XV in hoogst eigen persoon
daar docenten aanstelde. Daardoor waren zij niet in
directe dienst van de conservatieve en autoritaire
medische faculteit van de Parijse Sorbonneuniversiteit waaronder traditiegetrouw het onderwijs
in de (medische) botanie ressorteerde.
Evolutie
De planten die in de tuin arriveerden, kwamen van
heinde en ver: van steenkoude poolgebieden tot en
met verzengend heet Afrika, van de oevers van de
Gele Rivier en de Jangtsekiang tot en met de kusten
rond Kaap de Goede Hoop. Het is dus alleszins
begrijpelijk, dat juist in deze tuin biologen studie
maakten van de distributie van het plantenleven op
aarde (plantengeografie). Daarbij viel het hen op,
dat deze verspreiding niet homogeen is. GeorgesLouis Leclerc de Buffon, directeur van de tuin,
werkte dit inzicht uit in zijn veelgelezen hoofdwerk
‘Histoire naturelle’ (vanaf 1749). Charles Darwin
schreef in zijn ‘On the Origins of Species’ (4e
editie): “De eerste schrijver die in onze moderne
tijd de evolutie op een wetenschappelijke manier
benaderde, was Buffon”.
Economie
Omdat de Franse veroveraars in hun koloniën vaak
gewassen aantroffen waarmee zij niet bekend
waren, ontstond dringend behoefte aan expertise op
het gebied van de botanie. Die werd samengebracht
niet alleen in de tuin zelf, maar ook in den vreemde.
15
Dus vestigde men botanische tuinen in koloniën
als Frans Guyana, Mauritius, Reunion, Guadeloupe
en Saint-Domingue (het huidige Haïti). Die zijn
daar nog steeds te vinden, respectievelijk de
‘Jardin botanique de Cayenne’, ‘Jardin Botanique
des Pamplemousses’, ‘Conservatoire Botanique de
Mascarin’, ‘Jardin botanique de Deshaies’ en ‘Le
Jardin Botanique des Cayes’. Deze tuinen maakten
deel uit van een wereldwijd netwerk. Daarin draaide
alles om de tuin in Parijs. Wereldwijd was ook zijn
netwerk van correspondenten: jaarlijks verstuurden
de hoveniers van deze tuin meer dan tachtigduizend
pakketjes met zaden, twintigduizend daarvan naar
koningen en twaalfduizend naar de Franse koloniën.
Deze verstrengeling van koloniale expansiepolitiek
en botanie werd nóg sterker nadat Frankrijk een
belangrijke oorlog tegen Engeland (Zevenjarige
Oorlog 1756-63) verloor. Dit kortwiekte Frankrijk’s
overwicht op zee. Ter compensatie ontwierp de
Franse overheid een strategie om nieuwe zeeroutes
en nieuwe economische kansen te verkennen.
Daartoe werden vele zeevaarten ondernomen,
met ook botanisten aan boord. In verschillende
klimaatzônes maakten zij kennis met nieuwe
gewassen. Dat zette hen aan tot acclimatiseren,
ordenen, classificeren en tot biologisch en chemisch
onderzoek. Op die manier bevorderde de koloniale
(economische) politiek de ontwikkeling van de
botanie. Omgekeerd stimuleerde de botanie de
economie. Daarvan geven wij twee voorbeelden van
Franse koloniën uit het Caribisch gebied: Martinique
en Saint-Domingue. Deze en andere koloniën waren
leveranciers van lucratieve, natuurlijke grondstoffen.
Waaronder tabak, indigo, cacao, katoen, koffie,
rietsuiker en kina.
Op Martinique verbouwden Franse kolonisten onder
toeziend oog van botanisten vooral koffie. De
aanplant daarvan had een lange geschiedenis achter
de rug. Die begon als volgt.
Om het monopolie van de Arabieren op de handel
in koffie te breken, brachten schepen van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie uit de regio
Kaffa (Ethiopië) koffieplanten naar Java en vandaar
naar het ‘glase huys’ van de Hortus Botanicus in
Amsterdam. In 1715 gaf de burgemeester van die
stad als curiosum een bloeiende stek aan de Franse
koning. Die belandde in de broeikas van de Parijse
tuin. Dat ging met veel bombarie gepaard, want
koffie was zeldzaam in West-Europa, thee was er
nummer één. Zes jaar daarna werd de koffiestruik
overgebracht naar een koloniale tuin op het Franse
eiland Martinique. Omgeven door doornstruiken en
bewaakt door slaven beschermde men hem daar
angstvallig. Al het werk van botanisten daarbij
bleef niet zonder gevolg: in 1774 stonden er op
Martinique miljoenen koffiestruiken. Vandaar
kwamen ze in Saint-Domingue terecht. Voor de
opvang en het kweken van de koffiestruik maar ook
van de indigofera en de kinaplant richtte de Franse
botanist Nicolas-Joseph Thiery de Menonville op dat
Franse eiland, in Port-au-Prince, een botanische
tuin op. Na de komst op Saint-Domingue van
de koffiestruik uit Martinique produceerde deze
slaveneconomie, rond 1780, zestig procent van alle
koffie en veertig procent van alle rietsuiker die men
in Europa gebruikte. In de staatskas van Frankrijk
vloeiden de accijnzen die op deze artikelen geheven
werden. Dat zijn voorbeelden van de betekenis
die de botanie had voor de (zwakke) Franse
handelsbalans en de Franse economie.
Slot
In de Franse Revolutie (1789) moesten velen niets
van de koning hebben. Die verloor, letterlijk, zijn
hoofd. Omdat het zijn tuin was, immers de ‘Tuin des
Konings’, belandde ook die naam onder de guillotine.
Vanaf dat moment heette hij ‘Jardin des Plantes’ en
werd onderdeel van het (huidige) ‘Muséum d’histoire
naturelle’.
Fred Struik
Bij de afbeeldingen
1. Plattegrond, 1636, gravure van Frédéric Scalberge. 2. RenéAntoine Ferchault de Réaumur aan het werk met zijn thermometer,
door Joseph Planella Coromina. 3. Antoine-Augustin Parmentier,
door François Dumont l’Aîne. 4. ‘Jardin des Plantes’. Op de
achtergrond ‘Grande Galerie de l’Evolution’.
16
In de keuken
sinaasappel
Citrussoorten en hybriden gaan gemakkelijk kruisingen
met elkaar aan, ze zijn interfertiel. Ook uit DNAonderzoek blijkt nauwe verwantschap, wat erop wijst
dat het om kruisingen gaat. De sinaasappel zelf is een
hybride van de mandarijn met de pompelmoes. Al circa
2300 jaar geleden wordt de sinaasappel in Chinese
bronnen genoemd, die kruising moet dus toen al hebben
plaatsgehad. De naam sinaasappel (Chinese appel)
verwijst nog naar de herkomst uit het Verre Oosten. De
vermeerdering van citrusplanten vindt plaats door enten,
daardoor blijven de eigenschappen die door kruisingen
zijn bereikt behouden.
De eerste sinaasappels kwamen naar Europa via de
handelscontacten met het Midden Oosten die als gevolg
van de middeleeuwse kruistochten opbloeiden. Het betrof
de bittere sinaasappel (Citrus aurantium), in het Frans
de bigarade, ook vaak als zure sinaasappel aangeduid.
Oorspronkelijk werd die vrucht vooral medicinaal gebruikt.
Nu wordt hij vooral toegepast in sinaasappelsauzen,
bijvoorbeeld bij eend, en in marmelade.
De zoete sinaasappel (Citrus sinensis) bereikte pas in
de 15e/16e eeuw Europa. Portugese handelaren die
als eersten om de Kaap voeren brachten deze vrucht
met zich mee. In een aantal Europese talen wordt deze
herkomst levend gehouden, in het Grieks bijvoorbeeld
heten sinaasappels ‘πορτοκάλι’ (portokali, uit Portugal).
Koude sinaasappel – avocado soep
Doe het sap van een rijpe citroen en een sinaasappel
in een hoge container. Voeg daaraan toe het in stukjes
gesneden vruchtvlees van een of twee rijpe avocado’s.
Meng voortdurend even om verkleuren te voorkomen. De
overige ingrediënten kunnen er ook bij: een scheut sherry,
een scheut olijfolie, twee flinke theelepels dijonmosterd,
peper, eventueel een theelepel kaneel of cacao. Erg nauw
steekt het niet met de hoeveelheden. Homogeniseer het
geheel met de staafmixer en verdun de dikke massa met
kippenbouillon, aangelengd fond of sinaasappelsap.
Ontvel een sinaasappel zoals een grapefruit, scheur de
partjes in stukjes en roer die door de soep en strooi
er tenslotte een aantal bovenop. Laat afkoelen in de
koelkast. Het is een heerlijk verfrissende soep voor een
warme zomeravond.
Daan Hallewas
17
Tuinnieuws
Het Daphnetum in wording
Er is een kleine periode
Een groot deel van de
van rust op de tuin.
stoeppaal zit ondergronds
Het zomerfestival en
de Hortusdag zijn net
achter de rug en ruim 6000 bezoekers hebben de
tuin bezocht. Door de goed onderhouden tuin en het
mooie weer hebben we heel veel positieve reacties
gekregen over de tuin. Veel tijd voor genieten is er
echter niet. Het Bonsaiweekend en het
Piccolo Festival staan op het moment van schrijven
al weer voor de deur. Hopelijk zijn deze twee
evenementen net zo’n succes als de Hortusdag.
Daphnetum
Onder de oprit van de Sebastiaansbrug bevond
zich een opslagplaats voor grote archeologische
vondsten en bouwfragmenten. In verband met de
reconstructie van de brug is dat depot ontruimd.
Daarbij is een groot aantal bouwfragmenten
aangetroffen waarvan de herkomst niet meer
kon worden achterhaald. De tuin kon gelukkig de
beschikking krijgen over die stukken. Met deze
fragmenten is het muurtje om het daphnetum
opgetrokken. Een stoeppaal is daarnaast opnieuw
opgericht. De muur en een smalle vlonder voor
onderhoud zijn gereed. In het plantvak is een
speciaal grondmengsel aangebracht. De verdere
invulling met rotsen en een toplaag van split volgen
op korte termijn en dan kunnen eindelijk de eerste
daphne-soorten een definitieve plek krijgen in de tuin.
Fietsenstalling en opslag
De locatie voor de nieuwe fietsenstalling is
voorbereid en zodra het dak geplaatst is zullen de
fietsen definitief verhuizen. De oude fietsenstalling
wordt omgebouwd zodat er meer eenheid ontstaat
18
tussen de kassen en de akkers. Een klein gedeelte
van de stalling zal een inrichting krijgen voor
wisselende exposities.
De oude opslag is in beslag genomen door een
groep studenten
van de TU Delft die
hier een moestuin
opbouwt met
allemaal gebruikte
materialen. Deze
Permaculture group
is heel enthousiast
bezig met de
inrichting.
Plaagplanten
Op de Hortusdag is de jaartentoonstelling
Plaagplanten officieel geopend. Hij is te bewonderen
in de Oranjerie. Het levende deel van de
tentoonstelling staat opgesteld voor de projectkas
en omvat planten die in Nederland als invasief
betiteld worden. Invasieve planten zijn planten uit
andere delen van de wereld die het zo naar hun zin
hebben in Nederland dat ze onze eigen flora en ook
fauna bedreigen. De tentoonstelling geeft goed weer
wat de gevolgen zijn van deze planten en wat we
eraan kunnen doen.
Al met al is er genoeg te bezichtigen in de tuin, het
is zeker weer een bezoek waard.
Erwin Kluver
Verhoogde plantenbakken
op de akkers
aankondiging
De lezing wordt
gegeven door
professor Erik Smets
die voor ons belicht:
‘Indeling en evolutie
van de bloemplanten
vroeger en nu’.
De lezing is op
zondag 5 oktober
om 14.00 uur in het
gebouw Julianalaan 67,
2628 BC te Delft.
Met naar schatting 350.000 bekende soorten zijn
de bloemplanten of angiospermen veruit de meest
dominante en grootste plantengroep op Aarde.
Deze bloemplanten herbergen een dermate groot
aantal nutsplanten dat het maatschappelijke belang
van de groep nauwelijks overschat kan worden.
Sedert Linnaeus (1707-1778), de grondlegger
van de indeling en naamgeving van planten, is de
plantensystematiek (of plantentaxonomie) ingrijpend
veranderd. Denk hierbij aan de invloed van de sterk
verbeterde observatietechnieken, de mogelijkheid
om moleculaire kenmerken - vooral DNA - te
gebruiken voor classificatiedoelstellingen, en de
(r)evolutie in informatieverwerking.
Toch is de oorsprong en relatief snelle expansie
van het aantal bloemplantentaxa - door Darwin
beschreven als een ‘Abominable mystery’ - nog
steeds niet helemaal opgehelderd. In deze lezing
zullen de mijlpalen in de geschiedenis van het
systematisch onderzoek op bloemplanten kort
worden geschetst, startend met Linnaeus en
eindigend met het actuele, integratieve onderzoek.
De huidige stamboom van de bloemplanten zal
worden toegelicht en de recentste ontwikkelingen
in het systematische onderzoek zullen aan de orde
komen. Hierbij zal vooral aandacht worden besteed
aan de betekenis van het zogenaamde evo-devoonderzoek (‘evolutionary developmental biology’)
voor de reconstructie en het begrijpen van de
stamboom van het leven in het algemeen, en die
van de bloemplanten in het bijzonder.
Prof. Dr. Erik Smets werd geboren te Hasselt (België)
in 1957 en is gespecialiseerd in de evolutie van
bloemplanten. Zijn promotieonderzoek handelde
over de morfologie en evolutie van nectarklieren in
de bloemplanten.
In 2005 werd hij Wetenschappelijk directeur van het
Nationaal Herbarium Nederland en van de Hortus
Botanicus Leiden. Aan de Universiteit Leiden werd
hij benoemd tot Hoogleraar en hij werd aan de KU
Leuven als Buitengewoon Hoogleraar aangesteld.
Sedert 2010 is hij wetenschappelijk directeur van
Naturalis Biodiversity Center te Leiden.
Omwille van zijn verdiensten voor het
wetenschappelijk onderzoek in de plantkunde
werd hij in 2005 verkozen tot ‘Foreign Member of
the Linnean Society’ en in 2012 tot ‘Buitenlands
lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor
Wetenschappen en Kunsten’.
19
Verenigingsnieuws
Sinds u Papyrus, voorjaar 2014 ontving zijn een paar
belangrijke verenigingsactiviteiten voorbijgegaan.
Van de jaarlijkse voorjaarsexcursie op 10 mei
jongstleden vindt u op pagina 8 in deze Papyrus een
aardig verslag van Jacintha van Beveren.
De Delftse Hortusdag 2014 op 25 mei was een groot
succes. Het weer was stralend en de 850 bezoekers
vermaakten zich uitstekend bij de vele kramen met
een heel scala aan planten en bloemen en andere
tuinzaken. Directeur Bob Ursem gaf een boeiende
lezing over de Plaagplanten, die ook in de Oranjerie
bij de interessante expositie nog eens nader worden
toegelicht. Zeer aanbevelenswaardig!
De activiteiten van het TU Zomerfestival in de
Botanische Tuin bleken een aangename (rustige)
muzikale aanvulling. Het was ook nuttig omdat de
veelal jeugdige bezoekers ervan op deze manier
onze botanische tuin ontdekten als een prettige plek
om te kunnen relaxen en nog wat te leren ook! Wie
weet worden ze toekomstige leden?
De drie ezeltjes waarop de kinderen een rondritje
konden maken bleken een gouden greep. De
huur was wel hoger dan die van het tradionele
stoomtreintje, maar het is een herhaling waard.
Op zondag 7 juni jongstleden werd de algemene
ledenvergadering gehouden. Het verslag ervan zal
in de volgende Papyrus verschijnen.
Een paar highlights kunnen hier niet ontbreken.
• Ondanks het ‘opschonen’ van de ledenlijst
en een aantal opzeggingen bleef door de nieuwe
aanmeldingen, met name tijdens de Hortusdag,
het aantal leden stabiel op 1130.
• De alom gewaardeerde Papyrus gaat door op
de ingeslagen weg. Van het herfstnummer zal
een gedeelte worden gebruikt voor het vervaar digen van een vernieuwde verenigingsfolder.
• De vereniging zal bijdragen bij de uitgave van
het gedenkboek t.g.v. het 100-jarige bestaan van
de Botanische Tuin in 2017.
• De actie voor een ledenbijdrage voor het
Rotstuinproject is een succes. De uiteindelijke
vorm van die tuin en de plaats van het prieel is
nog niet helemaal bepaald. Wel zullen de
daphnes (zie ook Papyrus - 2011, 2 zomer, p. 9)
er een belangrijke plaats krijgen.
• Op zondag 5 oktober 2014 zal de elfde
Van Itersonlezing worden gegeven door prof. dr.
Erik Smets, directeur van Naturalis in Leiden.
Op pagina 19 in deze Papyrus kunt u hiervan een
introductie vinden.
Last but not least:
• Wij gaan een e-mailadressenbestand van
onze leden opzetten ten behoeve van de actuele
berichtgeving door het bestuur van de
vereniging. Uw adres wordt uitsluitend hiervoor gebruikt. U kunt reageren door een mail te sturen
naar het e-mailadres van het secretariaat:
[email protected]. Het is voor ons extra werk,
maar andere vriendenverenigingen werken er al
langer mee, tot volle tevredenheid.
Hans Hirs, secretaris
Tentoonstellingen
25 mei - 26 oktober
22 juni - 26 oktober
Plaagplanten
Keramiek van de VAK, Raad eens een lied, of niet
Activiteiten
6 juli, 13.00 - 17.00 uur
13 en 14 september, 10.00 - 17.00 uur
5 oktober, 14.00 uur
11 oktober,
24 oktober,
26 oktober,
12 december,
13 december,
14 december,
20
10.00
19.00
10.00
14.00
10.00
10.00
-
11.30
01.00
17.00
21.00
21.00
18.00
uur
uur
uur
uur
uur
uur
Piccolo Festival
Monumentenweekend
De elfde Van Itersonlezing, prof. dr. Erik Smets,
‘De indeling en evolutie van bloemplanten’
Plantenruilbeurs
Museumnacht
Wetenschapsdag
Kerstmarkt
Kerstmarkt
Kerstmarkt
Technische Boekhandel Waltman
Binnenwatersloot 33
2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een
winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98
2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263
Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
altman B.V.
maandag:
12.00 - 16.30 uur
dinsdag - vrijdag:
10.00 - 16.30 uur
zaterdag:
10.00 - 17.00 uur
vanaf mei, zondag:
12.00 - 17.00 uur
MuseumShop
Ons terrasje staat op een mooie plek en de nieuwe Senseo
schenkt heerlijke koffie voor 50 euro cts. De shopdeuren
staan altijd uitnodigend open voor de bezoekers.
Nieuw in onze collectie zijn: leuke tuindecoraties en de
uitvouwbare boodschappentasjes door een IO-student
ontworpen met diverse afbeeldingen, zoals sinaasappel,
flamingo, appel, New York, ananas, bloem. Een super
cadeautje. Voor kinderen kleine tolletjes, seizoenboeken,
kompas en vogelkijker.
Voor de heren ‘wallets’, origineel en praktisch. Een mooie
Franse wijn met ons Strelitzia-logo samen met het kookboek
‘Koken met bloemen en kruiden uit de Botanische Tuin’.
Mocht u belangstelling hebben om 10 boeken en 10 flessen
aan te schaffen, krijgt u er gratis een verse hartige taart
met eetbare bloemen uit de Hortus bij cadeau. De taart is
een recept uit ons succesvolle (3e herdruk) geïllustreerde
kookboek met de vier-seizoenenrecepten. Natuurlijk
bezorgen wij dan uw bestelling.
Het kookboek is ook Engelstalig te verkrijgen.
22
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
Lieve dames, zoekt u een tas en een nieuw modisch
sieraad, keuze genoeg en de collectie heeft altijd een link
naar de natuur.
Nieuwe ansichtkaarten, voor de toerist Delfts blauwe
aardigheidjes en linnen doeken met bloemen, stillevens in
full colour om op een stenen of houten muur in uw tuin of
balkon te hangen.
Vergeet vooral onze glazen waterbakken voor de vogels
niet, uit Murano en een strak sieraad in de tuin.
Bruiloft in zicht? De MuseumShop heeft het juiste cadeau,
de Koningskikker, die verandert bij volle maan tot een
echte Prins. Waardevol idee voor de bruid? Een cadeaubon
van de leukste shop van Delft. Als zij de bon inlevert en
haar huwelijkskaart kan tonen, schenken wij haar een
handgeblazen vriendschapsvogel als verrassing.
Het is maar een idee!
Tot ziens en met zonnige groet namens ons enthousiaste
team partners.
Yoka Boshoff
ZOMERTJE?
Laat de tuin maar aan ons over!
Den Hoorn 070-3966690 www.hoveniervanderheijden.nl