wie dient er in de nacht?

Liturgie morgendienst
Thema: wie dient er in de nacht?
Emmen, 2 november 2014
(bevestiging ambtsdragers)
1. Votum
2. Zegengroet
Genade voor u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus.
3. Zingen: Psalm 95:1,3 (vers 1 geleerd door de onderbouw)
4. De tien woorden
5. Zingen: Gezang 154:1-4
6. Gebed
7. Schriftlezing: Psalm 134
8. Zingen: Psalm 135:1,12
9. Preek
10. Zingen: Psalm 134:1 (groep1) :2 (groep2) :3 (allen)
11. Bevestiging nieuwe ambtsdragers. Lezen bevestigingsformulier.
Na bevestiging zingen: LvdK 341:1,2,3
12. Dankgebed, voorbede
13. Inzameling van de gaven
14. Slotzang: Opwekking 710 (m.m.v. muziekgroep)
15. Zegen.
De genade van onze Heer Jezus Christus, en de liefde van God en de eenheid
met de heilige Geest zij met u allen.
Amen: LvdK 456:3
Wie dient er in de nacht? Preek n.a.v. Psalm 134, door Jan Haveman, Emmen 2 november 2014
1
Preek n.a.v. Psalm 134
Wie dient er in de nacht?!
Emmen, 2 november 2014
Volk van God, geliefde gemeente van Jezus Christus,
br/zr jonger of ouder, welkome gast, luisteraar/kijker thuis,
Wie heeft er wel eens in [dia1] de kerk geslapen? Eerlijk zeggen!
[Alleen, ik bedoel niet zozeer slapen tijdens de kerkdienst, maar overnachten in de kerk.]
Wel grappig: van de week kwam het een paar keer ter sprake. Op de zangavond met de brs/zrs uit
de CGK sprak ik een paar kinderen, die het mooi vonden om er bij te zijn. Want dan is het
spannend donker buiten, en fijn licht binnen, en kom je lekker laat op bed. We hadden het erover
dat je de volgende morgen ook alweer in de kerk moet zijn – ha, dan zouden we hier mooi kunnen
blijven slapen!, zei een van de kinderen, en volgens mij leek haar dat wel leuk.
[Lijkt het je leuk, een keer in de kerk slapen?]
Woensdagavond was er een ontmoeting met jeugdwerkers uit de CGK en onze gemeente, en een
aantal van hen was ook donderdagmorgen al weer vroeg in de kerk – heb je hier geslapen ofzo?,
werd gevraagd.
Slapen, overnachten in de kerk.
Ik heb gehoord dat kerkenraadsvergaderingen vroeger [dia2] nog wel 's lang konden duren.
Als er veel en spannende zaken aan de orde waren werd het maar zo middernacht.
En dat nogal wat mensen bij de bevestiging van nieuwe ambtsdragers daaraan dachten als er
gezongen werd 'U die in 't huis des HEREN staat, en in de nacht Hem dienen gaat.'
Vooral voor de echtgenotes niet bepaald een aanlokkelijk vooruitzicht...
Psalm 134 is vanwege de eigen tradities en gebruiken een beetje een aparte Psalm.
Idd vaak gezongen bij bevestiging en intrede van ouderlingen, diakenen en predikanten.
En nogal 's bij een huwelijk.
[Wie kan zich nog herinneren dat deze Psalm op z'n trouwdag is gezongen?]
In een vorige gemeente zongen we het steevast [dia3] elkaar toe op nieuwjaarsdag: dat 's Heren
zege op u daal, zijn gunst uit Sion u bestraal...
Is natuurlijk ook een prachtige zegenbede aan het begin van het nieuwe jaar!
Maar wat ik mij steeds afvroeg is wat er nou bedoeld wordt met dat [dia4] 'in de nacht Hem
dienen gaat'. Nog typischer in de NBV: die in het huis van de HERE staat, nacht aan nacht.
Dus niet: dag en nacht. Nee, nacht aan nacht.
Je zult maar elke nacht moeten staan! De nacht is toch bedoeld om te rusten, te liggen?!
Wie dient er in de nacht?
Psalm 134 is de laatste van 15 [dia5] pelgrimsliederen, die begonnen bij Psalm 120.
Liederen Hamaäloth aldus de Statenvertaling, die het Hebreeuwse woord onvertaald liet,
bedevaartsliederen zoals vertaling 1951 zegt, een lied voor de reis naar Jeruzalem, volgens BGT.
Ze werden gezongen door de pelgrims die omhoogklommen naar Sion, de berg waarop de tempel
van de HERE in Jeruzalem stond.
Er zit iets van opklimmen, omhoog gaan, in het woord.
Voor veel mensen was het een eind lopen, over bergen en door dalen.
De reis was niet zonder gevaar, en spannend, je kon er als een berg tegenop zien.
[dia6] Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp? Mijn hulp is van de HERE die
hemel en aarde gemaakt heeft. (Psalm 121)
Dan durf je toch vol vertrouwen op weg.
Tegelijk was de reis verwachtingsvol en feestelijk – ga maar na als je samen met familie en
vrienden onderweg bent naar een plaats waar je graag naar toe wil.
Dan kriebelt het. Dan ben je vrolijk, uitgelaten.
Wie dient er in de nacht? Preek n.a.v. Psalm 134, door Jan Haveman, Emmen 2 november 2014
2
Dan is het fijn samen onderweg te zijn.
[dia7] Ik was heel blij toen mijn vrienden mij vroegen: 'Ga je mee naar het huis van de HERE?' En nu
staan we echt in Jeruzalem, binnen de muren van de stad! (Psalm 122)
Wow, wat een ervaring, dat wil je meemaken.
En als je binnen de muren van de stad bent en de tempel hoog boven je uittorent, voel je je klein
en nietig bij de grote God.
[dia8] Naar U sla ik mijn ogen op, naar U die in de hemel troont, zoals de ogen van een slaaf de
hand van zijn heer volgen. (Psalm 123)
Het is een heerlijke tijd in Jeruzalem, geweldig om er te zijn – in de stad van God, op zijn heilige
berg.
[dia9] Hoe goed is het, hoe heerlijk, als kinderen van de HERE bijeen te wonen! Goed als olie op het
hoofd en dauw die neerdaalt. Daar geeft de HERE zijn zegen: leven voor altijd. (Psalm 133)
Dat zijn van die heerlijke dagen, allemaal zo anders, zo toppie – 't is net een roes.
Je wou dat er geen einde aan zou komen.
Helaas, er komt wel een eind aan. Het feest is weer afgelopen.
Het gewone leven wacht, het leven waarin het waargemaakt moet worden.
Terug naar huis. Je ziet de pelgrims afscheid nemen. Een hartelijke groet met de heilige kus.
Tranen. Tot ziens in Jeruzalem! Volgend jaar in Jeruzalem...
Opeens die gedachte: waarom woon ik hier zelf eigenlijk niet?!
Met iets van jaloezie op zwaluwen en mussen, die in en uitvliegen, op de mannen die werken in de
tempel.
Diep in mijn hart is zo'n heimwee, zo'n blijvende schreeuw om de levende God. (…) Wonen bij U is
een zegen, zo'n blijvende kans om te zingen voor U. (Psalm 84)
De afscheidnemende pelgrims roepen de mannen die in de tempel achterblijven toe:
[dia10] Zegen de HERE, u allen die de dienst van de HERE verricht en in het huis van de HERE staat,
nacht aan nacht. (Psalm 134)
Degene die de dienst van de HERE verrichten zijn de priesters en levieten.
De priesters brachten de offers, de levieten waren hun helpers. Ook voor de muziek en de
tempelwacht.
In Deuteronomium 10:8 lees je over hen: [dia11] Toen zonderde de HERE de stam van de Levieten
af om de ark van het verbond van de HERE te dragen, vóór de HERE te staan om Hem te dienen, en
in zijn naam te zegenen tot op deze dag (vertaling 1951).
Hun werk ging ook 's nachts door, want het was hun opdracht dag en nacht met hun werk bezig te
zijn (1 Kronieken 9:33).
Maar, waarom staat in Psalm 134 dan zo nadrukkelijk: nacht aan nacht? Waarom alleen 's nachts?
Hebben ze het overdag misschien te druk met andere dingen (zoals wij vaak)?
Dat lijk me niet, ze zijn immers speciaal vrijgesteld voor het werk in de tempel.
De oplossing lijkt me te liggen in wat [dia12] de nacht niet zozeer voor de priesters en levieten is,
maar wat de nacht betekent voor de vertrekkende pelgrims.
Ga 's na hoe uzelf tegen de nacht aankijkt.
Ok, ik weet wel dat er juist 's nachts feest gevierd wordt, maar tegelijk is dat ook de tijd dat dieven
op pad gaan. Die mijden het daglicht en kiezen het duister.
De duisternis van de nacht kan rustgevend maar net zo goed beklemmend zijn.
Als alles om je heen tot rust komt, dan hoor je de stilte spreken.
Word je overdag nog door van alles en iedereen afgeleid, in het donker is dat anders.
Je bent dan ook meer alleen.
Komt aan het verwerken toe van wat er die dag gebeurd is.
Wie dient er in de nacht? Preek n.a.v. Psalm 134, door Jan Haveman, Emmen 2 november 2014
3
Alle problemen staan je opeens helder voor ogen; zorg, ziekte, dood, pijn, rouw.
Misschien begint je geweten te knagen; spijt, wroeging.
Of heb je angst voor het donkere en de nacht.
Als je erop let, zie je dat er in de Bijbel regelmatig over de nacht gesproken wordt.
De Here Jezus trekt zich na een drukke dag terug op een berg om alleen te zijn en te bidden.
Nicodemus komt uitgerekend in de nacht naar Jezus toe om met Hem te praten, en onze Heer zit
dan al op hem te wachten.
In de nacht viert Jezus met zijn leerlingen het Pesachmaal, om er een nachtmaal van te maken tot
zijn gedachtenis. In de nacht gaat Hij naar de olijfbomentuin om er te waken en te bidden, terwijl
zijn leerlingen de ogen niet open kunnen houden van vermoeidheid. In de nacht wordt Hij
verraden en uitgeleverd en verhoord. En toen Hij stierf aan het kruis... toen werd het nacht. Ook
Jezus schreeuwde toen van angst: Mijn God mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten.
Nacht – zou het de taak van de priesters en levieten zijn om juist in de nacht te bidden voor het
volk? Te bidden voor al die mensen die als een berg opzien tegen het alleen zijn, het donker van de
nacht? Zeker nu ze het heerlijke Jeruzalem weer gaan verlaten, en wat somber zijn over het leven
dat hen thuis weer wacht?
Is het daarom hun vraag aan degene die het voorrecht hebben te mogen blijven in het huis van de
HERE: bid voor ons, vooral in de nachten?
Want jullie kunnen, als wij het moeilijk hebben, als we verdriet hebben en rouw dragen, als ons
geweten ons aanklaagt, als we vervolgd worden, en bang zijn voor de dood of juist voor het leven,
jullie kunnen al onze nachten aan de HERE voorleggen – wil dat alsjeblieft doen!
Zegenen jullie de HERE, als wij geen woord over onze lippen kunnen krijgen...
Zegenen jullie de HERE – over dat [dia13] zegenen moeten we het nu eerst hebben.
Ik weet niet of het u opviel, maar het gaat in deze Psalm over twee verschillende zegens.
In het begin gaat het om: [dia14] zegenen jullie de HERE. En aan het eind: de HERE zegent jullie.
Dus eerst de beweging van ons mensen naar boven, naar God.
Daarna de omgekeerde beweging, die van God naar ons mensen.
Alleen, is het niet raar dat mensen de HERE zegenen?
Kijk, dat de HERE ons zegent, dat begrijp je, dat heb je nodig, dat is alleen maar geweldig.
Het tekent zijn [dia15] zorg voor je en zijn bescherming, zijn nabijheid, leven voor altijd.
Het laat Gods goedheid en genade zien, dat er vrede is tussen Hem en jou.
Maar hoe geldt dat omgekeerd dan? Hoe zou jij zo als mens ooit God kunnen zegenen?
Dat kan idd niet. Dat zegenen van ons is anderssoortig.
Als mensen God zegenen betekent dat, dat zij Hem [dia16] prijzen, goed over Hem spreken.
Denk aan vorige week: eerbied voor God en vreze des Heren.
Wij zegenen o Heer, uw goedheid alle dag, is: we zingen de lof van Gods goedheid, elke dag weer.
Goed, [dia17] de vertrekkende pelgrims vragen de achterblijvende tempeldienaars de HERE te
zegenen en voor hen te bidden vooral als het nacht is.
Dat is een schone taak voor dienaars van de HERE: voorbede doen. Bidden, als mensen zelf niet
meer kunnen bidden, of het moeilijk vinden. Hen verzekeren dat God hen niet in de steek zal laten,
maar een God is die liefheeft en genadig is, die zijn naam eer aan doet: JHWH – Ik ben erbij!, dat
Hij de God van het verbond is en trouw houdt tot in eeuwigheid.
Zo mogen dienaars van de HERE God kennen en doen kennen!
Alleen, let op: nu nemen de dienaars van de HERE het woord in de Psalm.
Ze sporen de gelovigen aan vooral zelf actief te blijven, zelf de HERE te blijven zoeken: [dia18] hef
Wie dient er in de nacht? Preek n.a.v. Psalm 134, door Jan Haveman, Emmen 2 november 2014
4
uw handen op naar het heiligdom en zegen de HERE!
Het opheffen van handen is de manier van bidden bij de Joden (zoals wij de handen vouwen).
Het is heel goed en belangrijk dat dienaars van de HERE voor de gelovigen bidden, voorbede doen,
hen aan de HERE opdragen, maar zij mogen en kunnen het geloven en het bidden en het leven in
het geloof niet van hen overnemen.
Ze moeten vooral ook zelf blijven bidden!
Zelf hun handen vol verwachting opheffen naar de HERE.
Zelf de HERE blijven eren en grootmaken.
Al te makkelijk kan je als pelgrim, als gelovige, als kerkganger, achterover gaan leunen: de dienaars
van de HERE doen het wel, zij zijn er immers voor aangesteld! Laten zij vooral bidden en bijbellezen
en op bezoek gaan en zich een slag in de rondte werken, dan kunnen wij lekker ons eigen dingetje
doen...
Nee, dat is de bedoeling niet!
Terecht kaatsen de dienaars van de HERE de bal terug: ga ook zelf aan de slag!
Kom op – zegen ook zelf de HERE! Maak er werk van. Maak het waar.
Strek je handen uit naar de HERE en verwacht het van Hem.
Ook in de nacht vol zorgen, en moeite en eenzaamheid.
Natuurlijk is het waardevol als er voor je gebeden wordt, maar het is niet de bedoeling dat de
dienaars van de HERE niet aan slapen toe komen, of dat je zelf ligt te knikkebollen in het geloof.
Nog meer dan toen Psalm 134 gemaakt is, is dat belangrijk om te beseffen.
Want zeker, er zijn nog steeds dienaars van de HERE, maar geen priesters en levieten meer.
[dia19] Priesters en levieten vervulden echt een taak tussen God en het volk.
Zij waren speciaal aan de HERE gewijd, zij brachten offers, zij gingen (althans de priesters) het
heiligdom binnen; het waren zeg maar een soort tussenpersonen.
Maar na het offer dat Jezus Christus met zijn eigen leven bracht, is de tempel niet meer nodig en
zijn de offers afgeschaft. [dia20] Nu Jezus de volmaakte Hogepriester is geworden, zijn alle andere
priesters en tempeldienaren niet meer nodig.
Iedere gelovige mag dankzij Christus zelf rechtstreeks naar de HERE gaan.
En dat is meer dan bemoedigend, omdat onze Heer Jezus Christus onze moeite en zwakheid kent.
Hij weet van de eenzaamheid en pijn van onze nachten.
Hij is er zelf door verzocht geweest; het verraad, de verlatenheid, de toorn van God, het was een
hel!
Ook Hij [dia21] strekte zijn handen naar de hemel, maar om ze vast te laten spijkeren aan het
kruishout, en zo zijn Vader en ons mensen te zegenen, en voorbede te doen: Vader, vergeef het
hun, want ze weten niet wat ze doen.
Nu mogen wij, u/jij/ik, ieder van ons persoonlijk, naar deze Jezus gaan, die gestorven is, wat meer
is: die is opgewekt, en aan de rechterhand van God is en daar voor ons pleit.
Laten we dat doen, telkens weer: Jezus zoeken, dichtbij Hem blijven, Hem eren en navolgen.
De dienaars van de HERE die we nu nog kennen mogen ons daarin voorgaan, helpen, steunen en
de weg wijzen. Maar ze kunnen dat nooit van ons overnemen.
Want wij allen mogen leven onder de zegen van de ware Hogepriester, die tenslotte het woord
neemt: [dia22] Moge uit Sion de HERE u zegenen, Hij die hemel en aarde gemaakt heeft.
Dat is geen vrome wens, maar een gegeven, een feit: onderweg het leven in, terug naar huis, over
bergen en door dalen, ja zelfs in de donkere eenzame nacht: de HERE is er altijd bij.
De HERE is altijd bij je, zijn thuis is overal. Ga met God, dan gaat Hij met jou.
Amen [dia23]
Wie dient er in de nacht? Preek n.a.v. Psalm 134, door Jan Haveman, Emmen 2 november 2014
5