Nationalisme of democratisme? Bart Vanhecke 01/05/2014 Wie zich —zoals de leden van de Gravensteengroep— kritisch durft uit te spreken over het huidige Belgische staatssysteem, en wie betwijfelt dat België als staat ooit ten gronde zal kunnen veranderen en daarom durft te stellen dat België wellicht beter zou verdwijnen, wordt meer dan eens als nationalist gebrandmerkt. ‘Gebrandmerkt’ inderdaad, want “nationalisme is een sluipend gif dat langzaam maar zeker de rede uitschakelt en de emoties doet oplaaien”1, “nationalisme is gevaarlijk”2, of erger nog: “nationalisme is oorlog”3. Kortom, nationalisme is alles wat een weldenkend mens “niet kan aanvaarden”4 en waartegen hij of zij “tot de laatste snik zal blijven vechten”5 zodat het ons niet langer “in het verderf”6 kan storten. Ben ik —omdat ik deel uitmaak van de Gravensteengroep— werkelijk aangetast door een sluipend gif dat mijn rede uitschakelt? Zijn mijn ideeën echt zo gevaarlijk dat ze ons in het verderf van de oorlog zullen storten? Ben ik wis en waarachtig aangetast door dit verwerpelijke nationalisme? Deze aantijgingen lijken me ernstig genoeg om de vraag te stellen wat het begrip ‘nationalisme’ kan betekenen en of mijn overtuigingen in dat plaatje passen. Wat is nationalisme? Debatten of discussies over nationalisme stranden geregeld op het feit dat onduidelijk is wat de gesprekspartners verstaan onder ‘nationalisme’. Hoewel er geen algemene eensgezindheid bestaat over de betekenis van het begrip ‘nationalisme’7 wordt het veelal gedefinieerd in termen van ‘een politiek principe (een uitgangspunt) dat stelt dat staat en natie moeten samenvallen, met elkaar moeten overeenstemmen’.8 Een nationalist is iemand die dit principe aanhangt. De hierboven gegeven definitie van het begrip ‘nationalisme’ bevat de begrippen ‘staat’ en ‘natie’. Daarom moeten ook deze twee duidelijk gedefinieerd worden. Voor het begrip ‘staat’ worden vrij algemeen definities gehanteerd die in de lijn liggen van de definitie die Max Weber er in 1922 voor gaf: “een politieke bestuursinstelling waarvan de bestuurders doeltreffend aanspraak maken op het monopolie van het legitieme gebruik van fysieke dwang9 in het bewaren van de orde”10. Onder ‘staat’ versta ik —en dat is slechts een variatie op Webers definitie— ‘een politiek organisatorisch geheel met soevereiniteit (erkende hoogste en onafhankelijke macht)’, het politieke geheel dat aan de basis ligt van de ‘nationaliteit’ van de inwoners; de nationaliteit zoals ze vermeld staat op de identiteitskaart—een louter administratief begrip dus. Zo is België een staat, maar Vlaanderen of Wallonië zijn dat niet; de Belgische nationaliteit bestaat —ze wordt vermeld op identiteitskaarten en paspoorten— maar de Vlaamse of Waalse niet. In tegenstelling tot het begrip ‘nationaliteit’ is ‘natie’ geen administratief begrip, maar “vooral een psychologische constructie. Het gaat om een groep mensen die zichzelf als een geheel beschouwen, die 1 http://www.mathiasdeclercq.be/Over-Mathias/Opinie/41-In-verzet-tegen-de-onwaarheden. http://www.standaard.be/cnt/dmf20121009_00328613. 3 http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/2.10380/100621_michel_nationalisme. 4 http://m.deredactie.be/cm/vrtnieuws.mobile/1.1847590. 5 http://www.knack.be/nieuws/belgie/karel-de-gucht-valt-n-va-aan-8220-tot-mijn-laatste-snik-vechten-tegen-nationalisme8221/article-normal-101961.html. 6 http://www.knack.be/nieuws/belgie/karel-de-gucht-valt-n-va-aan-8220-tot-mijn-laatste-snik-vechten-tegen-nationalisme8221/article-normal-101961.html. 7 Zie: John Coakley, Nationalism, Ethnicity & the State, Making and Breaking Nations, Sage Publications, 2012, p. 4. 8 Zie bijvoorbeeld: Ernest Gellner, Nations and Nationalmism, Blackwell Publishing, 2nd edition, 2006, p. 1. 9 Soms wordt de vertaling ‘geweld’ gebruikt in plaats van ‘dwang’. 10 Max Weber, Wirtschaft und Gesellschaft, 5. Auflage, Mohr 1980 [1922], p. 29, [mijn vertaling]. 2 bereid zijn om zich tot eenzelfde lotsgemeenschap te bekennen.”11 Dat gevoel van eenheid —het gevoel als groep een geheel te vormen— kan gebaseerd zijn op erg uiteenlopende ‘identificerende eigenschappen’. Onder ‘identificerende eigenschap’ versta ik een eigenschap die aan de basis ligt van het natiegevoel, het eenheidsgevoel van een groep, de eigenschap die identiek of op z’n minst sterk gelijkend aanwezig is bij de leden van de groep, de natie. Hiervan wordt het begrip ‘identiteit’ afgeleid.12 De vaakst genoemde identificerende eigenschappen in de context van het nationalisme zijn: een gemeenschappelijke geschiedenis, taal13, cultuur of godsdienst, maar ook territoriale nabijheid of gemeenschappelijke morele waarden kunnen een identificerende of identiteitbepalende eigenschap zijn, … of simpelweg het feit dat de leden van de groep ervan overtuigd zijn dat ze ‘iets speciaals’ delen ‘dat niet verbroken zou mogen worden’14. Afhankelijk van de gehanteerde identificerende eigenschappen kan een individu tot verschillende naties behoren (of tot geen enkele), wat sommigen doet besluiten dat er niet zoiets bestaat als een identiteit. De vaagheid die daardoor over het begrip ‘natie’ ontstaat maakt de betekenis van het begrip ‘nationalisme’, dat ermee gedefinieerd wordt, problematisch. Daarbij komt nog dat er wereldwijd duidelijke verschillen bestaan in de manier waarop de begrippen ‘staat’ en ‘natie’ worden verstaan; zo zijn de ‘staten’ die samen de Verenigde Staten van Amerika vormen eigenlijk geen staten, maar hooguit deelstaten, terwijl de Verenigde Naties eigenlijk een vereniging van staten is en niet van naties zoals de naam doet vermoeden.15 Het feit dat er meerdere definities bestaan voor ‘staat’ en ‘natie’ hoeft echter geen probleem te zijn, zolang er maar eensgezindheid bestaat over welke betekenis binnen het debat gehanteerd wordt. Op zichzelf genomen is het principe van nationalisme, zoals het hierboven gedefinieerd werd, noch verwerpelijk noch lovenswaardig. Het is een moreel neutraal principe of uitgangspunt. Er is niets moreel fout aan om te vinden dat staat en natie moeten samenvallen. Zelfs Amnesty International beweert dat een gematigde vorm van nationalisme een land ten goede kan komen: “de burgers voelen zich meer betrokken bij grote kwesties van hun samenleving en zijn bereid hun land tegen buitenlandse dreigingen te verdedigen. Aan een meer fervent nationalisme kleven veel nadelen. Mensen hechten dan zo'n groot belang aan hun eigen staat of natie dat ze een agressieve oorlog ondersteunen, hun land of volk zwaar willen bewapenen, en de samenwerking met andere landen opzeggen.”16 Ook wanneer het “verheerlijken van de eigen natie [uitmondt] in een superioriteitsgevoel”17 of “expansionistische trekken”18 vertoont, wordt nationalisme moreel onaanvaardbaar, maar het gaat hier telkens om de manier waarop het principe van het nationalisme in de praktijk wordt gebracht, niet om dat principe op zich. Agressie, superioriteitsgevoel of expansionistisch gedrag zijn noch definiërende eigenschappen noch noodzakelijke gevolgen van het nationalistische principe. Ook de gehanteerde identificerend eigenschap speelt een rol bij de morele aanvaardbaarheid van een nationalistische overtuiging. Sommige identificerende eigenschappen leiden onvermijdelijk tot uitsluiting; dat is het geval wanneer bepaalde individuen onmogelijk de identificerende eigenschap kunnen bezitten, bijvoorbeeld wanneer ras of etniciteit als identificerende eigenschap worden gebruikt. Je huidskleur of afkomst kan je niet veranderen; het is onaanvaardbaar wanneer dit een obstakel is om tot een staat te kunnen behoren of wanneer het je binnen een staat de rechten ontzegt waar de leden van de natie wel van genieten. Als ‘natie’ een rol speelt in het staatsbestel moet het voor ieder individu mogelijk zijn om tot de natie te gaan behoren. Dit kan enkel het geval zijn bij identificerende eigenschappen die niet leiden tot onvermijdelijke uitsluiting, zoals het respecteren van gemeenschappelijke waarden en gebruiken of het hanteren van een gemeenschappelijke taal. Het lijkt 11 Carl Devos, Politiek, Borgerhoff & Lamberigts, 2013, p.182. Men zou kunnen stellen dat ‘identiteit’ zich verhoudt tot ‘natie’ zoals ‘nationaliteit’ tot ‘staat’. Het feit dat niet identiteit maar nationaliteit aangegeven wordt op de identiteitskaart kan verwarrend overkomen. 13 In tegenstelling tot wat Siegfried Bracke beweert is taal wel degelijk een heel sterk identificerend eigenschap (zie: http://www.knack.be/nieuws/belgie/siegfried-bracke-taal-heeft-niets-met-identiteit-te-maken/article-normal-140143.html). 14 zie hieromtrent: http://www.demorgen.be/dm/nl/2908/film/article/detail/1754236/2013/12/07/Ik-hoop-dat-Vlaanderen-enWallonie-samen-blijven.dhtml, en mijn tekst op: http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/vragen-aan-veerle-baetens 15 Zie: John Coakley, Nationalism, Ethnicity & the State, Making and Breaking Nations, Sage Publications, 2012, pp. 7-8. 16 http://www.amnesty.nl/mensenrechten/encyclopedie/nationalisme. 17 Carl Devos, Politiek, Borgerhoff & Lamberigts, 2013, p.181. 18 Carl Devos, Politiek, Borgerhoff & Lamberigts, 2013, p.181. 12 me moreel aanvaardbaar dat een natie gebaseerd is op de kennis van een welbepaalde officiële taal, omdat die kennis de communicatie en het begrip tussen de leden van de natie, en daarmee de kans op harmonieus samenleven, bevordert. Taal als identificerende eigenschap resulteert niet in onvermijdelijke uitsluiting omdat kan verondersteld worden dat alle staatsburgers (met normale intellectuele of fysieke vermogens)19 in staat zijn om de taal van de staat te leren, gesteld dat hen de mogelijkheid daartoe geboden wordt. Zoals het begrip hierboven werd gedefinieerd hoeft nationalisme bijgevolg niet noodzakelijk een onaanvaardbaar gevaarlijk sluipend gif te zijn. Dat is evenmin het geval bij de enigszins afwijkende definitie die ik voor het begrip hanteer. Ik versta onder het begrip ‘nationalisme’ ‘de overtuiging die het (voort)bestaan of ontstaan van een welbepaalde staat als principe of uitgangspunt veronderstelt’, om het even op welke identificerend eigenschap die overtuiging gebaseerd is. Nationalisme is met andere woorden een politiek principe dat uitgaat van het behoud of ontstaan van een welbepaalde nationaliteit, al dan niet bepaald door een natie.20 De gebruikelijke definities van het begrip ‘nationalisme’ zitten in deze definitie vervat; mijn definitie is echter ruimer en heeft het voordeel vage en vaak omstreden begrippen als ‘natie’ ‘volk’21, ‘cultuur’ of ‘identiteit’, te vermijden doordat er geen specifieke identificerende eigenschap in verondersteld wordt. Het feit dat er sprake is van een welbepaalde staat of nationaliteit is in de door mij gebruikte definitie cruciaal. Pragmatisch democratisme Ik ben overtuigd van de noodzaak van een staat (een overheid) voor de organisatie van een samenleving. Met deze overtuiging sta ik niet alleen; ze wordt wellicht enkel in het anarchisme en libertarisme betwist. Hooguit lopen de meningen enkel uiteen —vooral tussen politiek links en rechts— over het aandeel dat die staat mag of moet hebben in de samenleving, niet over het principe van de noodzaak van een staat zelf. Voor mij is de overtuiging het gevolg van louter pragmatische overwegingen: een staat lijkt me de enige manier om in de praktijk grote groepen mensen op een georganiseerde manier te laten samenleven. De meeste soevereine staten (of landen) in de wereld hebben een bevolkingsaantal dat schommelt tussen enkele honderdduizenden en enkele honderd miljoenen inwoners.22 Mogelijk is dit geen toeval en zijn deze aantallen in de praktijk de meest werkbare. Te grote of te kleine bevolkingsaantallen brengen problemen van democratische bestuurbaarheid of zelfstandigheid van de staat met zich mee. Het ideaal van de ‘wereldstaat’, de ene staat die alle mensen op de wereld verenigt, mag dan al een lovenswaardig streefdoel zijn, in de praktijk is het wellicht utopisch. Het bestaan van verschillende staten leidt onvermijdelijk tot een onderscheid tussen “wij” (de landgenoten die deel uitmaken van de staat) en “zij” (de anderen).23 Dit hoeft echter geen probleem te zijn zolang het wij-zij-denken niet gepaard gaat met superioriteitsgevoel —wij zijn ‘beter’ dan zij, onze cultuur, onze taal ,… is beter dan de hunne— of misprijzend, onrechtvaardig behandelen en uitsluiten van ‘de andere’.24 Dat ik overtuigd ben van de noodzaak van het bestaan van een staat betekent niet dat voor mij om het even welke staat aanvaardbaar is. In deze ben ik een aanhanger van het democratisme, ‘de overtuiging dat een staat een zo hoog mogelijk democratisch gehalte moet hebben’, dat ze met andere woorden een volwaardige democratie moet zijn. Enkel dan heeft een staat bestaansrecht. 19 Uiteraard moet in iedere maatschappij uitzondering gemaakt worden voor individuen die door een fysieke, mentale of andere beperking onmogelijk de gemeenschappelijke taal kunnen leren of hanteren. 20 Daardoor is mijn begrip van ‘nationalisme’ niet noodzakelijk verbonden met het begrip ‘natie’ maar met ‘nationaliteit’. 21 Het begrip ‘volk’ wordt meestal beperkt gebruikt in de context van het etnisch nationalisme. 22 zie een lijst met de bevolkingsaantallen per ‘land’ op http://www.indexmundi.com/Map/?v=21&r=xx&l=nl 23 Dit wij-zij-onderscheid wordt soms beschouwd als een verwerpelijke eigenschap van het nationalisme, maar zelfs zonder nationalistische basis is het een onvermijdelijke gevolg van het feit dat er meer dan één staat bestaat. 24 Ook dit is geen noodzakelijk gevolg van het nationalistische principe. Democratie is geen absoluut begrip. Een staatsbestel kan nooit ‘volledig’ of ‘perfect’ democratisch zijn, en evenmin volledig ondemocratisch.25 Democratie is een kwestie van gradatie. Elk staatssysteem heeft een zeker democratisch gehalte. Elke democratie heeft haar zwakke punten, haar tekortkomingen. Soms leidt het wegwerken ervan tot het ontstaan van nieuwe zwakke punten. ‘Volledige’ democratie is daarom een streefdoel dat nooit kan bereikt worden. Vandaar Winston Churchills uitspraak dat de democratie de slechtste bestuursvorm is, op alle andere die ooit geprobeerd zijn na.26 Dit betekent echter niet in een staatsbestel geen enkele democratische tekortkoming verbeterd kan worden. Sommige staatssystemen vertonen een onverholen democratisch deficit dat probleemloos kan verholpen worden en dat moet weggewerkt worden vooraleer de staat aanvaardbaar wordt. En net daar schort het in het huidige Belgische staatssysteem. Herhaaldelijk reeds wees de Gravensteengroep op het feit dat het huidige Belgische staatssysteem kampt met een ontzettend democratisch deficit; een deficit dat enkel kan weggewerkt worden wanneer dat staatssysteem grondig wordt hervormd, bijvoorbeeld door de invoering van het confederalisme. Bij velen groeit stilaan echter de overtuiging dat die hervorming onmogelijk is binnen het vergrendelde Belgische staatssysteem, net als gevolg van de aard van dat staatssysteem.27 Een patstelling met andere woorden, die wellicht alleen op te lossen is nadat België als staat ophoudt te bestaan. Terwijl voor het democratisme een staat zo democratisch mogelijke moet zijn, gaat het politieke pragmatisme op zoek naar de praktisch meest haalbare en best werkbare staat. Het pragmatisch democratisme combineert beide: het streeft naar de meest democratische staat voor zover die praktisch het best werkbaar is. België of Vlaanderen, het maakt voor de pragmatisch democraat niet uit, zolang het maar werkt en volwaardig democratisch is. Dat stelde ook de Gravensteengroep in haar eerste manifest dat verscheen in 2008: “Met onze Franstalige vrienden als het kan, zonder hen als het moet”28 luidt het daar. Zo dacht ik er ook over tot aan de regeringsvorming van 2010. In de periode tussen 2007 en 2010 groeide (niet alleen bij mij) het besef dat het Belgische staatssysteem haar grenzen bereikt had,29 en dat het blijkbaar niet kan evolueren naar een volwaardigere democratie. Sinds de moeizame regeringsvorming van 2010 en de regeerperiode die erop volgde (met haar Vlaamse minderheidsvertegenwoordiging en haar zesde staatshervorming) is volgens mij jammer genoeg elke hoop dat het ooit “met onze Franstalige vrienden” zal kunnen in rook opgegaan, en lijkt elk verder geloof in een toekomstig meer democratisch België me een teken van vergevorderde naïviteit. Indien België ophoudt te bestaan is het uiteenvallen van het land in een onafhankelijk Vlaanderen en een onafhankelijk Wallonië volgens mij de meest voor de handliggende en praktisch meest haalbare optie. Het vereist de minste ingrepen aangezien Vlaanderen en Wallonië op regionaal niveau nu reeds over een hoogwaardig democratische politieke structuur beschikken. Alle andere oplossingen, zoals versmelting van Vlaanderen met Nederland of van Wallonië met Frankrijk, veronderstellen grotere hervormingen en hebben daarenboven een impact op de staatsstructuur van beide buurlanden; een situatie waar onze buren misschien niet op zitten te wachten. Is pragmatisch democratisme een vorm van nationalisme? Laten we nu de principes van nationalisme en pragmatisch democratisme naast elkaar leggen. Ik beschouw mezelf als een pragmatisch democraat die het geloof verloren heeft dat het binnen een Belgische context mogelijk is om te evolueren naar een volwaardige democratie, en die de Om te beginnen verschillen de opvattingen over wat ‘democratie’ is van individu tot individu. “… it has been said that democracy is the worst form of government except all those other forms that have been tried from time to time.” Winston Churchill op 11 november 1947 [bron: http://hansard.millbanksystems.com/commons/1947/nov/11/ parliament-bill#column_206]. 27 Zie mijn tekst op: http://www.gravensteengroep.org/bijdragen/mangelland-belgië-een-gegijzeld-beleid-een-vergrendeldsysteem-bart-vanhe 28 Gravensteengroep, Land op de Tweesprong: Manifesten ter Ontgrendeling van Vlaanderen, Pelckmans, 2012, p. 29. 29 Yves Leterme verwoordde het in juli 2008 als volgt in de brief waarin hij het ontslag van zijn regering aan de koning aanbood: “Het overlegmodel op federaal niveau heeft zijn limieten bereikt”. 25 26 onafhankelijkheid van Vlaanderen als het praktisch meest werkbare alternatief ziet om het plekje op de aardbol waar wij samenleven een aanvaardbaar democratisch gehalte te geven. Maakt dat van mij een Vlaams-nationalist? Ik denk het niet. Hoewel mijn pragmatisch democratisch standpunt en het Vlaams-nationalisme beide resulteren in een onafhankelijk Vlaanderen verschillen ze erg van elkaar. Zoals boven besproken heeft het nationalisme het bestaan of ontstaan van een welbepaalde staat als uitgangspunt. Wie bijvoorbeeld beweert dat in België een republiek een onmogelijke staatvorm is omdat een president het land niet zou kunnen samenhouden,30 redeneert vanuit de Belgisch-nationalistische premisse dat het voortbestaan van België voorrang heeft op het democratische gehalte ervan. Anderzijds is het standpunt dat België moet ophouden te bestaan omdat Vlaanderen, om welke reden dan ook,31 een onafhankelijke staat moet worden uiteraard Vlaams-nationalistisch, maar dit laatste uitgangspunt staat niet noodzakelijk het democratische gehalte van de onafhankelijke Vlaamse staat in de weg. Waar het Belgisch-nationalisme niet te rijmen valt met het democratisme, is een democratisch Vlaams-nationalisme wel mogelijk. Het uitgangspunt van het pragmatisch democratisme is niet het bestaan of ontstaan van om het even welk land maar, zoals gezegd, het streven naar de praktisch best werkbare staatsvorm met het hoogst mogelijke democratisch gehalte. Mij maakt het niet uit in welk land ik leef, zolang het staatssysteem er maar democratisch is en zolang dat systeem praktisch verwezenlijkbaar is. Dat is geen onbelangrijk verschil; voor nationalisten is een bepaalde staat het doel (het verwezenlijkt het nationalistisch principe), voor praktisch democraten is het een middel en is een werkbare democratische samenleving het doel. Dit essentiële verschil maakt dat ik, als pragmatisch democraat, geen nationalist ben (hoewel ik nationalisme niet per definitie moreel verwerpelijk vind). Het doel is niet hetzelfde (onafhankelijk Vlaanderen vs. volwaardige democratie), en het resultaat is ook niet noodzakelijk hetzelfde: een onafhankelijk Vlaanderen is voor de pragmatische democraat enkel aanvaardbaar als het resulteert in een volwaardige democratie. Nationalisme dat gebaseerd is op een moreel verwerpelijke identificerende eigenschap (zoals ras of etniciteit) die tot onontkoombare uitsluiting leidt is verwerpelijk. Wanneer nationalistisch streven daarentegen leidt tot een volwaardige, inclusieve en werkbare democratie is het zeker verenigbaar met pragmatisch democratisme omdat het dan tot hetzelfde resultaat leidt. Uit wat voorafgaat mag duidelijk zijn dat mijn opvattingen niet nationalistisch zijn, zelfs niet in de ruime betekenis die ik aan het begrip heb gegeven. Anderzijds blijkt dat het nationalisme niet noodzakelijk een sluipend gif en een verderfelijk gevaar hoeft te zijn. Daarom blijft het voor mij een raadsel wat verstaan wordt onder ‘nationalisme’ door diegenen die mij enerzijds een nationalist noemen, en dat zogezegde nationalisme van mij anderzijds als een gevaarlijk sluipend gif bestempelen. Hoever moeten zij de betekenis van het begrip ‘nationalisme’ rekken om het pragmatisch democratisme erin onder te kunnen brengen en het tegelijkertijd moreel verwerpelijk te maken? 30 Zie bijvoorbeeld: http://www.tijd.be/nieuws/politiek_economie_belgie/Voorstander_van_een_republiek_maar_niet_in_Belgie_Interview_juli_ 2013.9370861-3136.art 31 Een veel door Vlaams-nationalisten aangegeven reden is de bewering dat de Vlaamse natie en de Vlaamse staat moeten samenvallen.
© Copyright 2024 ExpyDoc