PASSIEF - Nederlandse Academie

PASSIEF
ACTIEF
werkwoordsvorm
PASSIEF
De politie arresteert de dief.
presens
De dief wordt (door de politie)
gearresteerd.
De politie arresteerde de dief.
imperfectum
De dief werd (door de politie)
gearresteerd.
De politie heeft de dief
gearresteerd.
perfectum
De dief is (door de politie) gearresteerd.
De politie had de dief
gearresteerd.
plusquam perfectum
De dief was (door…) gearresteerd
De politie zal de dief
arresteren.
futurum
De dief zal (door …) gearresteerd
worden.
De politie zou de dief
arresteren.
conditionalis
De dief zou (door …) gearresteerd
worden.
hulpwerkwoorden
De dief moet (door …) gearresteerd
worden.
De dief kan (door …) gearresteerd
worden.
De dief mag (door …) gearresteerd
worden.
De politie moet de dief
arresteren.
De politie kan de dief
arresteren.
De politie mag de dief
arresteren.
De politie / arresteert / de dief.
S
L.V.
De dief / wordt / door de politie / gearresteerd.
S
H.V.
Opmerking: vermijd de vorm "MEN"; gebruik de passieve vorm (vb. Men zegt
gezegd)
Nederlandse Academie
02/2184707
Er wordt
B2
PASSIEF
Wanneer gebruik je het passief?
Als je het niet belangrijk vindt wie of wat de handeling doet (een onbelangrijk subject), maar je
wil wel iets zeggen over het directe object (DO / COD) van de zin.
Als je het subject toch wil noemen, gebruik je ‘door’.
Bv. De straten in Antwerpen worden elke dag gepoetst.
De straten in Antwerpen worden elke dag door de stadsdienst gepoetst.
De auto is eindelijk (door Wim) gewassen.
Bij een onpersoonlijk subject (met een intransitief verbum) gebruik je ‘er’ + het passief en liever
NIET ‘men’ (het Franse ‘on’)
Let op!
Subject
Ik
Jij / je
Hij
Zij/ze
Object
Mij/me
Jou/je
Hem
Haar
Wij/ we
Jullie
Zij/ ze
Ons
Jullie
Hen
Nederlandse Academie
02/2184707
B2