Lees meer - Grant Thornton

Newsletter
Editie juni 2014
Audit & Assurance
Belasting & BTW
Juridische diensten
02Dematerialisatieproces aandelen
aan toonder: controle door
commissaris, bedrijfsrevisor,
externe accountant
04Update kostenvergoedingen
(fiscaal en sociaal)
13Motivering van het ontslag
03CBN ontwerpadvies correctie
jaarrekening
07Voorschot op liquidatiebonus tarief roerende voorheffing
03Recente adviezen CBN
08Fairness tax – uitkering ‘oude’
reserves
06Saga interne meerwaarden –
nieuwe ‘a posteriori benadering’
09Hoever reiken de
onderzoeksbevoegdheden van
de fiscus?
10Aangifte personenbelasting
– meldingsplicht ‘juridische
constructies’
10Voorafbetalingen – aanslagjaar
2015
11Elektronische facturatie voor
iedereen?
12Vrijstellingsregeling inzake btw
voor kleine ondernemingen:
interessant?
14Aanwezigheidsregistratie op
bouwwerven
15Nieuwe betalingstermijnen B2B
Agenda
16Seminaries/Opleidingen i.s.m.
Grant Thornton
Audit & Assurance
Dematerialisatieproces aandelen
aan toonder:
controle door commissaris,
bedrijfsrevisor, externe accountant
Met de publicatie van de
Wet van 21 december
2013 heeft de wetgever
een aantal wijzigingen
aangebracht aan de
Wet van 14 december
2005 houdende de
afschaffing van de
effecten aan toonder. Deze
aanpassingen bereiden
het verdere verloop van
het dematerialisatieproces
voor, waarbij ook
een controle op het
dematerialisatieproces
wordt voorzien.
2 Editie juni 2014
Controle door een commissaris
of een bedrijfsrevisor, een
externe accountant of een
externe erkende boekhouder
Deze wijziging betreft de verplichte
controle op de naleving van de
bepalingen van de Wet van 14 december
2005 inzake de bekendmaking en de
organisatie van de openbare verkoop
en de navolgende overdracht van de
bedragen en/of onverkochte effecten
aan de Deposito- en Consignatiekas.
Het bestuursorgaan van de emittent
moet door zijn commissaris (of bij
gebrek aan een commissaris, een
bedrijfsrevisor, een externe accountant
of een externe erkende boekhouder)
schriftelijk laten bevestigen dat de
regels inzake de gedwongen verkoop
werden nageleefd. De emittent zal
deze schriftelijke bevestiging via
elektronische weg moeten overmaken
aan de Deposito- en Consignatiekas.
Bovendien zal de emittent een specifiek
hiertoe bestemde vermelding in
de bijlagen bij de jaarrekening van
het jaar 2015 moeten opnemen.
Audit & Assurance
CBN ontwerpadvies correctie
jaarrekening
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN)
publiceerde op 26 februari 2014 een ontwerpadvies met
betrekking tot de correctie van de jaarrekening. Dit
ontwerpadvies kan worden geraadpleegd op
http://www.cnc-cbn.be voor een uitvoerige bespreking.
Het ontwerpadvies bespreekt de bindende kracht van een
goedgekeurde jaarrekening en meer specifiek de vraag
of de jaarrekening, die als basis dient voor de fiscale
aangifte, na de goedkeuring door de algemene vergadering
nog kan worden aangepast. Het ontwerpadvies geeft
hierover diverse gesynthetiseerde mogelijkheden. De
heersende meningen worden door de CBN bevestigd.
Recente adviezen CBN
Hiernaast vindt u het overzicht van de recente adviezen
van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen.
Voor de integrale tekst van de CBN-adviezen verwijzen
we naar http://www.cnc-cbn.be/nl/advices/index.
CBN-advies 2014/1
Belgische bijkantoren van ondernemingen naar buitenlands
recht - openbaarmaking in geval van sluiting (Dit advies
vervangt advies 110/8.)
CBN-advies 2014/2
De boekhoudkundige verwerking van ontvangen
overheidssteun in de vorm van een terugvorderbaar
voorschot (Addendum aan advies 2011/13)
CBN-advies 2014/3
De boekhoudkundige verwerking van mutaties binnen het
eigen vermogen van een geassocieerde onderneming
CBN-advies 2014/4
Correctie van de jaarrekening
CBN-advies 2014/5
Afsluitingsdatum van het boekjaar
CBN-advies 2014/6
De boekhoudkundige verwerking van effecten aan
toonder van rechtswege omgezet in effecten op naam of in
gedematerialiseerde effecten op 1 januari 2014
Editie juni 2014 3
Belasting & BTW
Update kostenvergoedingen
(fiscaal en sociaal)
Zoals u wellicht weet, aanvaardt de
Administratie in bepaalde gevallen
dat belastingvrije kostenvergoedingen
forfaitair worden vastgesteld (in
plaats van via de terugbetaling van
kostennota’s). Hierbij wordt vaak
verwezen naar de forfaits die door de
Administratie zelf worden gehanteerd
(bijvoorbeeld kilometervergoeding).
Wij merken hierbij op dat de fiscale
administratie en de RSZ nog steeds
andere normen hanteren voor het
aanvaarden van zulke forfaits. In
bepaalde gevallen zou dit kunnen
leiden tot de vreemde situatie
waarbij een vergoeding door de
ene wordt aanvaard, maar niet
door de andere. U zal dus steeds
beiden moeten raadplegen.
Recent werden enkele fiscale
aspecten verder uitgeklaard:
Binnenlandse dienstreizen
De werkgever kan forfaitair
tussenkomen in de kosten van zgn.
‘binnenlandse dienstreizen’ (i.e. de
werknemer is niet in de mogelijkheid
om in de omgeving van de vaste plaats
van tewerkstelling een maaltijd te
nuttigen). Deze dagvergoeding dekt
de andere kosten dan de eigenlijke
verplaatsingskosten, nl. de kosten van
maaltijden en dranken ingevolge buiten
de onderneming geleverde prestaties
waarvan de totale duur meer dan 8
uur bedraagt of meer dan 5 uur met
inbegrip van de middaguren. Wanneer
werknemers tijdens een dienstreis
het avondmaal dienen te nuttigen of
wanneer een overnachting vereist is,
is eveneens een vergoeding mogelijk.
4 Editie juni 2014
Vroeger werd hierbij een
onderscheid gemaakt in functie van
het (ambtenaren)niveau (hoger-,
midden- en lager kader). Om
hieromtrent discussie te vermijden
heeft de Minister van Financiën
onlangs gemeld dat voortaan
aan elke werknemer de hoogste
vergoeding mag worden uitgekeerd.
Belasting & BTW
Dit wil zeggen dat de
Administratie voortaan volgende
vergoedingen aanvaardt:
Kosten ontbijt: verplaatsing > 5 uur en < 8 uur
EUR 3,82
Kosten middagmaal: verplaatsing > 5 uur en < 8 uur (incl. middag)
EUR 19,22
Kosten middagmaal: verplaatsing > 8 uur
EUR 19,22
Kosten nachtverblijf (avondmaal, overnachting en ontbijt)
EUR 43,78
Kosten nachtverblijf (avondmaal en ontbijt)
EUR 23,04
Ook de RSZ staat in gelijkaardige
omstandigheden een forfait toe.
Aan werknemers die verplicht zijn
zich tijdens de dag te verplaatsen
(minimum 4 uur opeenvolgend), kan
een maximale kostenvergoeding voor
afwezigheid van sanitaire en andere
faciliteiten worden uitbetaald ten
belope van EUR 10,00. Daarbovenop
kan een bedrag van EUR 6,00 als
forfaitaire maaltijdvergoeding worden
aanvaard. Indien de werknemer voor
de nacht niet naar huis kan komen, kan
een kostenvergoeding van maximaal
EUR 35,00 worden terugbetaald
(avondmaal, logies en ontbijt).
Het aldus bekomen bedrag moet
desgevallend (zowel voor de fiscus
als voor de RSZ) verminderd
worden met de patronale bijdrage
in de maaltijdcheque.
Telewerk
Indien werknemers thuis werken
(tijdens de werkuren), kan een
kostenvergoeding worden uitbetaald
voor bijvoorbeeld het gebruik
van de eigen computer of het
internetabonnement. Op voorwaarde
dat deze effectief gebruikt wordt om
te telewerken (zelfs op “incidentele
basis”), aanvaardt de Administratie
nu een vergoeding van EUR 20,00/
maand voor de computer en EUR 20/
maand voor het internetabonnement.
Enkel indien een hogere vergoeding
wordt toegekend, dan zal dit bedrag
moeten worden onderbouwd.
De RSZ hanteert hiervoor een andere
benadering en maakt een onderscheid
tussen telewerkers en werknemers die
een deel van hun werk thuis doen. Voor
de eerste categorie kan een maximale
forfaitaire kostenvergoeding van 10%
van het brutoloon dat betrekking heeft
op het telewerk, worden toegekend.
Andere werknemers die een deel
van hun werk regelmatig thuis doen,
kunnen hiervoor een kostenvergoeding
ontvangen van maximaal EUR
117,27/maand. Dit bedrag dekt de
kosten voor verwarming, elektriciteit,
klein bureaugereedschap.
Buitenlandse dienstreizen
Inzake de buitenlandse dienstreizen
(zie ook Newsletter maart 2014)
melden wij dat er een nieuwe
landenlijst werd gepubliceerd (van
toepassing vanaf 1 april 2014). Deze
lijst is ongewijzigd t.o.v. deze van 2013.
De RSZ neemt hetzelfde beleid aan:
andere kosten dan verplaatsingsen huisvestingskosten, kunnen
aan het tarief van deze forfaitaire
bedragen worden terugbetaald,
zonder dat u het risico loopt dat
deze vergoedingen door de RSZ
als loon gekwalificeerd worden.
Editie juni 2014 5
Belasting & BTW
Saga interne meerwaarden –
nieuwe ‘a posteriori benadering’
Een zgn. ‘interne
meerwaarde’ wordt
gerealiseerd bij de
overdracht (verkoop of
inbreng) van aandelen
aan een holding die wordt
gecontroleerd door de
overdrager zelf. De fiscus
tracht zulke meerwaarden
te belasten als diverse
inkomsten (aan 33%)
vermits zij niet voortkomen
uit een ‘normaal beheer
van privévermogen’ (art.
90, 9° WIB92).
Regelmatig wordt de rulingcommissie
geïnterpelleerd om vast te stellen
of er al dan niet sprake is van
een belastingvrije transactie. De
rulingcommissie heeft in dit kader een
standaardadvies gepubliceerd met de
nodige richtlijnen die haar oordeel
kunnen beïnvloeden. In 2011 voorzag
dit advies o.a. in een engagement om
gedurende een periode van drie jaar
geen kapitaalverminderingen door te
voeren in de holding.
De voornaamste bekommernis van
de rulingscommissie is de vraag
of de overdracht aan de holding
niet in hoofdzaak tot doel heeft
de zgn. ‘overtollige liquiditeiten’
belastingvrij uit te keren aan de
aandeelhouders. Door de overdracht
zou immers een (belastingvrije)
kapitaalvermindering mogelijk zijn in
plaats van een (belastbaar) dividend.
De rulingcommissie eist dan ook dat
de overtollige liquiditeiten worden
uitgekeerd (vóór de transactie) tenzij
de aanvragers “de noodzaak van het
behoud van de huidige beleggingen en
inzake de toekomstige besteding van
de overtollige liquiditeiten” kunnen
verantwoorden.
In de laatste versie (november 2013)
benadrukt de rulingcommissie dat
“de controle van de aangehaalde
motieven naar een later ogenblik
wordt verschoven”. Er wordt gesteld
dat iedere latere kapitaalvermindering
(ook ná drie jaar) kan worden getoetst
6 Editie juni 2014
aan artikel 344, §1 WIB92 rekening
houdend met de verantwoording die
werd gegeven voor het behoud van
de ‘overtollige liquiditeiten’. Indien
met andere woorden de opgegeven
verantwoording achteraf niet correct
blijkt (bijvoorbeeld bestemming voor
investering die uiteindelijk niet heeft
plaatsgevonden), riskeert men alsnog te
worden belast.
Belasting & BTW
Voorschot op liquidatiebonus tarief roerende voorheffing
Vanaf 1 oktober 2014
stijgt de roerende
voorheffing op een
liquidatiebonus van
10% naar 25%. We
verwijzen hierbij naar de
vorige edities van onze
Newsletter.
De vraag rijst nu welk tarief van
toepassing is op een voorschot
op een liquidatiebonus (uiterlijk
op 30 september 2014) waarbij de
vereffening pas ná 30 september 2014
wordt gesloten. De vereffenaar kan
immers op eigen verantwoordelijkheid
voorschotten op liquidatieboni
uitkeren. Deze voorschotten
kunnen worden teruggevorderd
indien blijkt dat het netto-actief
niet volstaat. Ze worden met
andere woorden pas “definitief en
onherroepelijk” op het moment van
het sluiten van de vereffening.
Hierover ondervraagd, bevestigt de
Minister van Financiën dat – onder
voorbehoud van gevallen waarin er
sprake zou kunnen zijn van misbruik
- deze voorschotten moeten worden
aangemerkt als een toekenning die de
roerende voorheffing verschuldigd
maakt. Het toepasselijke tarief
bedraagt aldus respectievelijk 10% of
25% naargelang het voorschot wordt
toegekend vóór of na 1 oktober 2014.
Editie juni 2014 7
Belasting & BTW
Fairness tax – uitkering ‘oude’
reserves
Voor de bespreking/
berekening van de ‘fairness
tax’ verwijzen wij naar de
vorige edities van onze
Newsletter.
Omwille van een onduidelijke
wettekst was er nog enige discussie
omtrent de tijdens aanslagjaar 2014
uitgekeerde tussentijdse dividenden
(i.e. uitkering van beschikbare
reserves per eind vorig boekjaar).
In een recente circulaire (3 april
2014) bevestigt de Administratie dat
indien een vennootschap (waarvan
het boekjaar samenvalt met het
kalenderjaar) in de loop van haar
boekjaar 2013 (aanslagjaar 2014)
een tussentijds dividend heeft
uitgekeerd uit reserves die blijken uit
de goedgekeurde jaarrekening per 31
december 2012 (aanslagjaar 2013), dit
tussentijds dividend niet onderworpen
is aan ‘fairness tax’. Dit dividend
wordt immers gehaald uit de ‘oude’
reserves, en niet uit de winst van het
boekjaar 2013 (aanslagjaar 2014).
8 Editie juni 2014
Wij merken nog op dat gewone
dividenden over het boekjaar 2013 wel
onderworpen zijn aan de ‘fairness tax’
(in de mate dat de uitkering afkomstig
is van de winst van het boekjaar
2013). Opmerkelijk is dat indien deze
winst door de Algemene Vergadering
wordt gereserveerd, deze bij een latere
uitkering (i.e. aanslagjaar 2015 of
later) geen ‘fairness tax’ ondergaan.
Belasting & BTW
Hoever reiken de
onderzoeksbevoegdheden van de
fiscus?
Niettegenstaande de bevoegdheden
van de belastingadministratie in
het kader van belastingcontroles
niet gewijzigd werden, is deze
materie toch uitgebreid aan bod
gekomen in de pers. Aanleiding
is recente rechtspraak waarbij de
rechten van de fiscus ruimer worden
geïnterpreteerd dan in vroegere
rechtspraak en rechtsleer.
Zo oordeelde de Rechtbank van
Eerste Aanleg in Antwerpen dat
de belastingadministratie actief op
zoek mag gaan naar documenten
en stukken door kasten en laden te
openen. Dit vonnis is verrassend
aangezien het in strijd lijkt te zijn
met een eerder arrest van het Hof van
Cassatie. Wanneer we naar de letter
van de wet kijken, dan stellen we vast
dat de belastingadministratie in het
kader van een huisvisitatie de boeken
en bescheiden mag onderzoeken die
zich in de beroepslokalen bevinden.
Het Hof van Beroep in Gent
heeft dan weer geoordeeld dat de
belastingadministratie geen fout
heeft gemaakt bij het kopiëren van
(o.a.) Outlook-bestanden op de
bedrijfscomputers van een zaakvoerder
en een werknemer. Aangezien
de verkregen e-mailberichten en
elektronische bestanden gelijkaardig
zijn aan papieren correspondentie
en gegevens die ook zouden moeten
worden overgemaakt aan de
belastingadministratie, mocht de fiscus
de elektronische bestanden kopiëren.
Voor de bescherming van persoonlijke
bestanden op bedrijfscomputers
is het belangrijk dat het private
karakter duidelijk aangeduid
wordt en dat de belastingplichtige
de belastingadministratie wijst
op de aanwezigheid daarvan op
de bedrijfscomputer. Blijkbaar
had de belastingplichtige in
kwestie dit nagelaten.
Mogelijk dringt een wetswijziging
zich op om duidelijkheid te scheppen
omtrent de draagwijdte van de
bevoegdheden van de fiscus.
Editie juni 2014 9
Belasting & BTW
Aangifte personenbelasting –
meldingsplicht
‘juridische constructies’
In de aangifte in de
personenbelasting moet reeds
langer melding worden gemaakt
van buitenlandse bankrekeningen
en/of (sinds vorig jaar) bepaalde
buitenlandse verzekeringsproducten.
Vanaf dit jaar moet u ook melding
maken van het feit dat er een
‘juridische constructie’ bestaat
waarvan u, uw echtgeno(o)t(e) of uw
kinderen oprichter of begunstigde is.
Het begrip ‘juridische constructie’
betreft (1) trusts en gelijkaardige
fiduciaire rechtsverhoudingen (i.e. een
‘rechtsverhouding’ waarbij goederen
of rechten onder de macht van een
beheerder worden gebracht om ze
te besturen ten behoeve van één of
meerdere begunstigden of voor een
bepaald doel) en (2) buitenlandse
vennootschappen of stichtingen die
genieten van een fiscaal gunstregime.
Voor deze laatste categorie werd in
een KB van 19 maart 2014 (B.S. 2 april
2014) opgelijst welke rechtsvormen
nu moeten worden gemeld. Het
betreft o.a. de Zwitserse Foundation,
de Luxemburgse SPF (‘Société de
Gestion de Patrimoine Familiale’), de
Liechtensteinse Stiftung, de Private
Limited Company uit Hong Kong, …
Voorafbetalingen – aanslagjaar 2015
Indien u tijdig/voldoende
voorafbetaalt, vermijdt u een
belastingvermeerdering van 1,69%
voor aanslagjaar 2015 (inkomsten
2014). De verschuldigde vermeerdering
wordt verminderd met het totale
bedrag van de voordelen verbonden
aan de gedane voorafbetalingen, zijnde:
• de 1ste voorafbetaling (VA1) x 2,25%
• de 2de voorafbetaling (VA2) x 1,88%
• de 3de voorafbetaling (VA3) x 1,50%
• de 4de voorafbetaling (VA4) x 1,13%
10 Editie juni 2014
Belasting & BTW
Elektronische facturatie voor
iedereen?
De btw-administratie heeft recent
een aanschrijving gepubliceerd
ter verduidelijking van de btwregels inzake elektronische
facturatie die gelden sinds 1
januari 2013 (aanschrijving nr. 14
van 4 april 2014, grondslag: EU
facturatierichtlijn 2010/45/EU).
De nieuwe aanschrijving licht de
basisvoorwaarden verder toe, nl. de
aanvaarding door de afnemer en
de authenticiteit van de herkomst,
integriteit van de inhoud en
leesbaarheid van de factuur. Verder
verschaft de aanschrijving praktische
richtlijnen ter nakoming van de
nieuwe regels van kracht sinds 2013.
Er kan echter op voorhand geen
rechtszekerheid verkregen worden
via een administratieve beslissing
wat betreft de conformiteit van de
toegepaste bedrijfscontroles. De
nadruk ligt voortaan op het nut en
het belang van de documentatie en
de interne processen (bij voorkeur
onderbouwd via een externe audit).
Cruciaal uitgangspunt van de nieuwe
regelgeving is de gelijkschakeling
van de papieren en elektronische
factuur. In dat verband dient de
elektronische factuur uiteraard ook alle
verplichte vermeldingen te bevatten.
De factuur kan bovendien eender
welk elektronisch formaat hebben
(EDIFACT, XML, PDF, Word,
Excel, enz.). Determinerend om als
‘elektronische’ factuur te kwalificeren,
is dat het document een elektronisch
formaat heeft op het tijdstip waarop de
factuur wordt uitgereikt én ontvangen.
In eerste instantie is het gebruik
van een elektronische factuur,
zoals voorheen, enkel toegestaan
wanneer de klant dit aanvaardt.
De leverancier of dienstverrichter
moet dus kunnen aantonen dat de
klant de elektronische factuur heeft
aanvaard. De aanvaarding zou ook
impliciet kunnen gebeuren. Wel is
het aangewezen om de aanvaarding
toch schriftelijk vast te leggen.
Daarnaast dient tevens de authenticiteit
van de herkomst, integriteit van
de inhoud en leesbaarheid van de
factuur te worden gewaarborgd. De
uitgereikte factuur dient uiteraard
een handeling te weerspiegelen die
werkelijk heeft plaatsgevonden. De
belastingplichtige is voortaan echter
vrij in de keuze waarop hij aan deze
vereisten tegemoetkomt. Zoals
voorheen kan dit nog steeds door het
gebruik van technologische middelen
zoals de geavanceerde elektronische
handtekening of een EDI-toepassing.
Maar dit is voortaan ook mogelijk
via interne bedrijfscontroles. Deze
bedrijfscontroles moeten een
betrouwbaar controlespoor opleveren
tussen de belastbare handeling
enerzijds en de elektronische factuur
anderzijds. Het typevoorbeeld van
dergelijke bedrijfscontrole is de
systematische vergelijking en/of link
van alle handelsdocumenten (bestelbon,
leveringsnota, vervoersdocument,
factuur en betaling).
Het is aan de belastingplichtige
om aan te tonen dat aan alle
voorwaarden is voldaan die vereist
zijn om elektronische facturen
uit te reiken en te ontvangen. De
aanschrijving stelt expliciet dat een
voorafgaande goedkeuring van
de interne bedrijfscontroles door
de administratie niet mogelijk is.
Bijgevolg verdient het de aanbeveling
om gepaste bedrijfscontroles uit te
werken en behoorlijk te documenteren.
In dat kader kan onze btw-afdeling
u assisteren in nauwe samenwerking
met de collega’s van Business Risk
Services, die een ruime ervaring hebben
met de certificering van controles
voor operationele processen.
Editie juni 2014 11
Belasting & BTW
Vrijstellingsregeling inzake btw
voor kleine ondernemingen:
interessant?
Zoals eerder toegelicht, geldt
met ingang van 1 april 2014 een
verhoging van de omzetdrempel
voor de bijzondere btw-vrijstelling
voor kleine ondernemingen van
EUR 5.580 naar EUR 15.000 (zie
onze Newsletter editie maart 2014).
Deze verhoging werd gepubliceerd
in het Belgisch Staatsblad en
verdere toelichting werd gegeven in
FAQ’s gepubliceerd op de website
van Financiën (Mededeling van 3
maart 2014, B.S. 12.03.2014). Een
wetswijziging zou nog volgen. Deze
regeling houdt in dat een dergelijke
vrijgestelde btw-plichtige geen btw
dient aan te rekenen op de verrichte
belastbare handelingen. Als keerzijde
van de medaille zal hij geen btwaftrek kunnen uitoefenen. Bij de
overschakeling naar de bijzondere
regeling dient rekening te worden
gehouden met een eventuele
herziening (terugstorting) van het
uitgeoefende recht op aftrek van
in het verleden afgetrokken btw
op aangekochte bedrijfsmiddelen
(voor zover de herzieningstermijn
nog niet is verstreken).
In principe is de toepassing van deze
bijzondere vrijstellingsregeling een
keuze voor de btw-plichtige. Een btwplichtige met een jaaromzet lager dan
EUR 15.000 kan dus nog steeds kiezen
om de normale regeling toe te passen.
Indien dergelijke btw-plichtige ook
voor de toekomst verkiest om onder
de normale regeling te vallen, dient
hij zijn keuze voor het normale btwregime via een aangetekend schrijven
te melden aan het lokale btw-kantoor
en dit vóór 1 juni 2014. In het andere
geval zal de betrokken btw-plichtige
automatisch vallen onder de bijzondere
vrijstellingsregeling vanaf 1 juli 2014.
Voor de berekening van de drempel
van EUR 15.000 dienen alle aan
btw onderworpen handelingen te
worden opgenomen in de jaaromzet.
Verder dienen ook een aantal
vrijgestelde handelingen te worden
opgenomen en dit voor zover
deze niet bijkomstig zijn, zoals: de
verhuur van kantoorgebouwen, het
verstrekken van een lening of een
verzekering. Andere vrijgestelde
handelingen in de zin van artikel 44,
§1 en 2 W.btw (medische, sociale en
culturele vrijstellingen) dienen dan
weer niet te worden opgenomen.
Bepaalde belastingplichtigen zijn
expliciet uitgesloten van deze regeling
zoals buitenlandse belastingplichtigen,
‘btw-eenheden’ en ondernemingen
die op niet incidentele wijze ‘werken
in onroerende staat’, ‘handel in
12 Editie juni 2014
afval en recuperatieproducten’ of
‘horecadiensten’ verrichten.
Tot slot nog dit: een belastingplichtige
met een jaaromzet lager dan EUR
15.000 en die opteert voor de
bijzondere regeling, dient nog
steeds een btw-nummer aan te
vragen en te vermelden op alle
aan- en verkoopfacturen.
Juridische diensten
Motivering van het ontslag
Vanaf 1 april 2014 gelden
nieuwe regels omtrent de
motivering van het ontslag.
Tot vóór die datum was
België één van de weinige
landen waar een ontslag
niet hoefde gemotiveerd
te worden, behoudens in
uitzonderlijke gevallen,
bijvoorbeeld bij een ontslag
wegens een dringende
reden.
De cao nr. 109 van 12 februari 2014
heeft daar verandering in gebracht en
voert enerzijds een recht op motivering
in. Anderzijds bepaalt de cao ook
welke de sancties zijn, indien er sprake
is van een kennelijk onredelijk ontslag.
Motivering van het ontslag
Indien de werknemer bij zijn ontslag
niet werd geïnformeerd omtrent de
oorzaak van zijn ontslag, dan heeft hij
voortaan het recht om bij aangetekend
schrijven een verzoek te richten om de
redenen te kennen. Dit verzoek dient
aan de werkgever te worden gericht
binnen een termijn van 2 maanden
nadat de arbeidsovereenkomst een
einde heeft genomen, zonder dat
deze termijn meer dan 6 maanden na
de betekening van de opzegging kan
liggen.
De werkgever dient binnen 2 maanden
na ontvangst van het aangetekend
verzoek, de concrete redenen mee
te delen bij aangetekend schrijven.
Indien de werkgever niet of niet tijdig
antwoordt op het verzoek, zal hij
voortaan een forfaitaire vergoeding van
2 weken loon verschuldigd zijn.
Kennelijk onredelijk ontslag
De tweede krachtlijn van deze cao
bestaat erin dat een schadevergoeding
wordt voorzien voor een werknemer
die het slachtoffer is van een kennelijk
onredelijk ontslag.
Een kennelijk onredelijk ontslag is
een ontslag van een werknemer die is
aangeworven voor onbepaalde tijd, dat
gebaseerd is op redenen:
• die geen verband houden
met de geschiktheid of het
gedrag van de werknemer
• die niet berusten op de
noodwendigheden inzake de
werking van de onderneming, EN
• waartoe nooit beslist zou zijn door
een normale en redelijke werkgever.
De schadevergoeding die de rechter
aan de werknemer bij een kennelijk
onredelijk ontslag kan toekennen,
stemt overeen met minimaal 3 weken
en maximaal 17 weken loon.
Daarnaast voert de cao ook een
specifieke bewijslastregeling in, waarbij
het cruciaal is of de werkgever de
hoger vermelde regels omtrent de
ontslagmotivering heeft nageleefd.
Indien de werkgever niet aan zijn
verplichting omtrent motivering heeft
voldaan, zal een zwaardere bewijslast
op hem rusten.
Uitzonderingen
De cao is niet altijd van toepassing.
Zo is de cao niet van toepassing
op de werknemers die ontslagen
worden tijdens de eerste 6 maanden
van de tewerkstelling of tijdens
een arbeidsovereenkomst voor
uitzendarbeid of studentenarbeid.
Een uitzonderingsregime geldt ook
voor de sectoren met een tijdelijke of
structurele uitzondering omtrent de na
te leven opzeggingstermijnen.
Editie juni 2014 13
Juridische diensten
Aanwezigheidsregistratie op
bouwwerven
De Wet van 8 december 2013 over
voorafgaande aangiften van werken
en aanwezigheidsregistratie op
bepaalde bouwplaatsen verplicht
de registratie van personen die
werken in onroerende staat uitvoeren
op bepaalde werkplaatsen.
De aanwezigheidsregistratie
(Checkinatwork) is verplicht voor
werkplaatsen waar werken worden
uitgevoerd waarvan het totale bedrag
exclusief btw gelijk is aan of hoger is
dan EUR 800 000. Het gaat hier om
contracten gesloten door aannemers
met een en dezelfde opdrachtgever.
Het systeem maakt het mogelijk
een duidelijk beeld te krijgen van de
personen die op een bepaald moment
aanwezig zijn op een bouwplaats, of zij
werken als werknemer of zelfstandige
en voor wie zij werken uitvoeren. Deze
gegevens worden opgenomen in een
gegevensbank.
14 Editie juni 2014
Aanwezigheidsregistratiesysteem
Registratiemiddel
De registratie moet gebeuren op
de bouwplaats via een elektronisch
aanwezigheidsregistratiesysteem
dat zich op de werf bevindt of
via een alternatieve automatische
registratiewijze. Deze laatste
registratiewijze dient registraties vanop
afstand of voorafgaandelijke registraties
mogelijk te maken.
De werkgever is verantwoordelijk
voor de aflevering van het
registratiemiddel aan zijn werknemers.
Het registratiemiddel laat toe dat elke
persoon die zich op de bouwplaats
bevindt en die onder de regeling valt,
zijn aanwezigheid registreert. De
bouwdirectie belast met de uitvoering,
de aannemer of onderaannemer die een
beroep doet op een zelfstandige zorgt
ervoor dat dit registratiemiddel wordt
bezorgd aan deze zelfstandige.
De bouwdirectie belast met de
uitvoering (d.i. iedere natuurlijke of
rechtspersoon die voor rekening van
de opdrachtgever zorg draagt voor de
uitvoering van het bouwwerk, d.i. in
de meeste gevallen de hoofdaannemer)
stelt het registratieapparaat ter
beschikking van de aannemer op wie
deze bouwdirectie een beroep doet.
Op hun beurt stellen de aannemer
en elke volgende aannemer het
registratieapparaat ter beschikking
van hun eigen onderaannemers
op wie ze een beroep doen. Zo
is het registratieapparaat ter
beschikking gesteld van de hele
onderaannemingsketen van de
bouwdirectie belast met de uitvoering.
Alle actoren in de keten dienen
ervoor te zorgen dat de wettelijk
voorgeschreven gegevens worden
geregistreerd.
Controle- en informatieplicht
Elke aannemer en onderaannemer
zorgt ervoor dat de wettelijk
voorgeschreven gegevens correct
worden geregistreerd en doorgestuurd.
Bovendien dienen zij hun eigen
onderaannemers contractueel op
hun verplichtingen te wijzen opdat
ook zij alle gegevens betreffende hun
aanwezigheid daadwerkelijk en correct
registreren.
Tot slot: het sociaal strafwetboek
voorziet in administratieve en
strafrechtelijke sancties indien de
regeling niet wordt gerespecteerd.
Parallel wordt er een belastingvoordeel
toegekend: de gedeeltelijke vrijstelling
van bedrijfsvoorheffing op overuren
wordt verhoogd van 130 naar 180
overuren.
Juridische diensten
Nieuwe betalingstermijnen B2B
In onze Newsletter van 1 december
2012 bespraken wij reeds de nieuwe
Europese richtlijn 2011/7/EU waarin
te lange betalingstermijnen in B2Brelaties aan banden worden gelegd
en laattijdige betalingen worden
gesanctioneerd. Deze richtlijn diende in
principe uiterlijk tegen 16 maart 2013 te
worden omgezet in nationaal recht. De
Belgische wetgever heeft thans bij Wet
van 22 november 2013 de voornoemde
Europese richtlijn, met terugwerkende
kracht vanaf 16 maart 2013, omgezet in
Belgisch recht, via de aanpassing van de
Wet van 2 augustus 2002 betreffende de
bestrijding van de betalingsachterstand
bij handelstransacties. Wij brengen
hierna kort de belangrijkste
vernieuwingen van deze gewijzigde wet
in kaart.
De gewijzigde wet op de bestrijding
van de betalingsachterstand in
handelstransacties is, zoals voordien
reeds het geval was, niet alleen van
toepassing op handelstransacties
tussen ondernemingen onderling,
doch ook op handelstransacties
tussen ondernemingen en de overheid
(B2G-relatie), waarbij de overheid
de schuldenaar is. In de gewijzigde
wettekst wordt wel verduidelijkt
dat de wet enkel van toepassing is
in de B2G-relatie “in de mate dat
de specifieke bepalingen inzake
overheidsopdrachten op het vlak van
de algemene uitvoeringsregels niet van
toepassing zijn”. In principe komt dit
erop neer dat de gewijzigde wet in
de B2G-relatie enkel van toepassing
zal zijn op overheidsopdrachten
waarvan het geraamde bedrag lager
is dan EUR 5.500 en in beginsel,
behoudens afwijking, eveneens op
overheidsopdrachten waarvan het
geraamde bedrag lager is dan EUR
22.000 (excl. btw) (op de mogelijke
uitzonderingen hierop wordt in
het kader van het kort bestek van
dit artikel niet verder ingegaan). In
concreto betekent dit derhalve dat de
nieuwe regeling inzake de bestrijding
van de betalingsachterstand in
handelstransacties in de B2G-relatie
enkel van toepassing is op de kleinere
overheidsopdrachten.
Inzake de toepasselijke
betalingstermijnen voorziet de
gewijzigde wet in een verschillende
regeling, naar gelang het om een
B2B- of een B2G-relatie gaat. In
de B2B-relatie geldt een standaard
betalingstermijn van 30 dagen te
rekenen vanaf (i) de datum van de
levering van de goederen of diensten,
(ii) de datum van de ontvangst
van de factuur of het verzoek tot
betaling, indien deze na de datum
van de levering van de goederen of
diensten valt of (iii) de datum van
de aanvaarding of verificatie van de
goederen wanneer in een aanvaardingsof verificatieprocedure is voorzien.
De termijn van deze aanvaardings- en
verificatieprocedure mag in principe
eveneens slechts 30 dagen bedragen. De
betalingstermijn
kan in onderling akkoord opgetrokken
worden tot 60 dagen. De gewijzigde
wet voorziet, in navolging van de
richtlijn, evenwel nog steeds in een
achterpoortje, met name door aan de
partijen de mogelijkheid te bieden
om een langere verificatietermijn
en/of betalingstermijn (langer dan
respectievelijk 30 en 60 dagen) overeen
te komen, mits er geen sprake is van
een kennelijke onbillijkheid jegens de
schuldeiser.
In de B2G-relatie geldt een
absolute maximumtermijn van
30 dagen, met uitzondering van
twee overheidssectoren (o.a. de
gezondheidszorg) waarvoor een
absolute maximumtermijn van 60
dagen geldt. Zoals hoger vermeld,
geldt deze regeling enkel voor de
kleinere overheidsopdrachten. Voor
andere (grotere) overheidsopdrachten
gelden de betalingstermijnen voorzien
in het kader van de wetgeving op de
overheidsopdrachten.
Ten slotte voorziet de gewijzigde
wet in het recht van de schuldeiser
om automatisch (zonder vereiste
van voorafgaande ingebrekestelling)
een interest gelijk aan de referentieinterestvoet van de ECB + 8%
(voorheen was dit 7%) en een
administratiekost van minimum
EUR 40 aan te rekenen, indien
de schuldenaar de vervaltermijn
overschrijdt.
Editie juni 2014 15
Agenda
Seminaries / opleidingen
i.s.m. Grant Thornton
Spreker
Datum
Organisatie
Seminarie / Opleiding
Stefaan De Coninck
Academiejaar 2013-2014
Syntra Antwerpen & VlaamsBrabant – campus Metropool
Module ‘Boekhouden en
vennootschapsboekhouden’
Hilde Gaublomme
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn
Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit –
Module ‘Diverse belastingen:
rechtspersonenbelasting’
Bart Verstuyft
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn
Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit –
Module ‘Omvormingsproblematiek’
Voor het meest recente
overzicht van onze
seminaries en opleidingen
kan u steeds terecht op
onze website:
www.grantthornton.be
Disclaimer
Grant Thornton garandeert de grootste
zorg te hebben besteed aan de
betrouwbaarheid van de informatie
weergegeven in deze nieuwsbrief. Zij kan
hiervoor evenwel geen aansprakelijkheid
aanvaarden. Wenst u de Grant Thornton
Newsletter voortaan elektronisch te
ontvangen, dan kan u dit melden via
[email protected].
Onze nieuwsbrief is eveneens online
beschikbaar op www.grantthornton.be.
Grant Thornton is een handelsnaam
van Grant Thornton Accountants
en Belastingconsulenten CVBA,
Grant Thornton Bedrijfsrevisoren CVBA,
Grant Thornton Efficiëntia CVBA
en Grant Thornton Belgium CVBA.
Genoemde vennootschappen zijn lid van
Grant Thornton International Ltd (GTIL).
GTIL en haar leden zijn geen wereldwijd
partnerschap. Alle diensten worden
geleverd door de leden van GTIL. GTIL en
haar leden zijn geen vertegenwoordigers
van elkaar, hebben geen onderlinge
verplichtingen en zijn niet verantwoordelijk
voor elkaars handelingen of nalatigheden.
Zie www.grantthornton.be voor meer
details.
Contactinfo
V.U. Geert Lefebvre
[email protected]
Antwerpen
Potvlietlaan 6
2600 Berchem (Antwerpen)
T +32 (0)3 235 66 66
Doornik
Rue du Progrès 4B
7503 Doornik (Froyennes)
T +32 (0)69 84 78 44
Brussel
Metrologielaan 10 bus 15
1130 Brussel
T +32 (0)2 242 11 40
Hasselt
Maastrichtersteenweg 8 bus 5-6
3500 Hasselt
T +32 (0)11 22 72 45
www.grantthornton.be
© 2014 Grant Thornton
Alle rechten voorbehouden.
Turnhout
Parklaan 49 bus 7
2300 Turnhout
T +32 (0)14 47 30 70