Digitale nieuwsbrief COOL5-18 (oktober 2014) Dit voorjaar heeft de afname van de derde tranche van het cohortonderzoek COOL5-18 in de derde klas van het voortgezet onderwijs plaatsgevonden. Als opvolger van het tweede cohort (2011), zijn er verder een kleinschalige afname in VWO-6 en een pilot-afname in het MBO uitgevoerd. In deze nieuwsbrief wordt de laatste stand van zaken rondom het onderzoek gegeven. Daarnaast bevat de nieuwsbrief enkele inhoudelijke, op COOL5-18-data gebaseerde, bijdragen. U kunt op diverse links in deze brief klikken voor meer informatie (u gaat dan naar een externe website). COOL5-18 VO3 in 2014 Tussen februari en juli heeft de derde ronde gegevensverzameling van het COOL5-18 onderzoek in de derde klas van het voortgezet onderwijs plaatsgevonden. Maar liefst 110 scholen (vestigingen) hadden zich daarvoor aangemeld. De meeste daarvan hadden zich aangemeld voor de zogenoemde ‘collectieve’ deelname, hetgeen betekent dat alle leerlingen van de derde klassen in de school werden getoetst en vragenlijsten hebben ingevuld. Tezamen met leerlingen op ‘individuele’ scholen (alleen de leerlingen die eerder betrokken waren bij COOL5-18) ging het om ruim 19.000 leerlingen. Gedurende het onderzoek bleek dat 15 scholen alsnog hun medewerking moesten intrekken en/of dat ze het niet voor elkaar kregen de afname te realiseren. Voor een beperkt aantal scholen bleek er onvoldoende tijd om alle onderdelen in te plannen en af te nemen. Uit de eerste responsoverzichten blijkt dat van 80-85% van de leerlingen één of meerdere onderdelen retour is gekomen. Dat is een enorm succes! We willen alle betrokken scholen, contactpersonen en natuurlijk de leerlingen zelf, nogmaals bedanken voor al hun inzet! Een dataset van de meting zal in 2015 worden opgeleverd en in DANS worden geplaatst. In de volgende nieuwsbrief leest u daar meer over. De retourrapportage die bij deelname aan COOL5-18 hoort wordt verzorgd door Cito, en is inmiddels aan de meeste scholen toegestuurd. Een klein deel van de scholen ontvangt de retourrapportage in de week na de herfstvakantie. Een voorbeeld van de retourrapportage kunt u downloaden via deze link. Heeft u vragen over de rapportage? Neem dan contact op met Cito via [email protected]. Dataverzameling VWO-6 Het onderzoek COOL5-18 is zo opgezet dat leerlingen in het Nederlandse onderwijssysteem elke drie jaar worden ‘opgepikt’ voor de verzameling van nieuwe gegevens over hun schoolloopbaan, aangevuld met informatie verkregen via toetsen en vragenlijsten. Leerlingen uit groep 2 van het basisonderwijs doen opnieuw mee aan het onderzoek in groep 5 en later in groep 8. Groep 8 leerlingen doen vervolgens mee aan de gegevensverzameling in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs. De laatste keer dat er gegevens over leerlingen in het VO wordt verzameld is in de eindexamenklassen HAVO-5 en VWO-6, en in het tweede leerjaar van MBO. In het voorjaar van 2014 is een kleinschalig vervolg van COOL5-18 uitgevoerd met betrekking tot leerlingen in VWO-6. Hierbij werd bij deze leerlingen een vragenlijst afgenomen (één lesuur) én werden hun examenresultaten op de vakken Nederlands, wiskunde en Engels opgevraagd uit het systeem WOLF, dat scholen (verplicht) gebruiken om antwoorden van examenleerlingen naar CITO te sturen. Er hadden zich voor deze ronde 42 scholen aangemeld voor deelname. Daarop zaten ongeveer 3300 eindexamenkandidaten. Alhoewel er sprake is van enige uitval wat betreft de vragenlijst (respons 61%) is de afname een succes te noemen. De scholen die hebben meegedaan hebben inmiddels een retourrapportage ontvangen met daarin de prestaties van leerlingen afgezet tegen landelijke gegevens en afgezet tegen eerdere deelname aan de COOL5-18-toetsen. De toetsen uit leerjaar 3 zijn daarbij gekoppeld aan de eindexamenscores. Een dataset van de meting zal in 2015 worden opgeleverd en in DANS worden geplaatst. Heeft u vragen over de retourrapportage? Neem dan contact op met Cito via [email protected]. Pilot onderzoek in het MBO In het voortgezet onderwijs maken de onderzoekers van COOL5-18 gebruik van de eindexamenscores in HAVO-5 en VWO-6. Dergelijke gegevens waren, vanwege de driejarige cyclus van het cohort, tot voor kort niet van die leerlingen beschikbaar die (meestal vanuit het VMBO) naar het middelbaar beroepsonderwijs gingen. Vanaf 2016 is het voor studenten die een MBO opleiding op niveau 2, 3, of 4 volgen verplicht deel te nemen aan de Centraal Ontwikkelde Examens (COE) rekenen en taal. Gedurende enkele jaren lopen er pilots waaraan de meeste ROC’s in Nederland meedoen. Om een opleiding formeel af te kunnen ronden moeten studenten op deze ROC’s zich op enig moment inschrijven voor de COE’s. Het COOL5-18 heeft, eveneens in de vorm van een pilotonderzoek, aansluiting gezocht bij de examenrondes die in het voorjaar van 2014 hebben plaatsgevonden. Uiteindelijk zijn met zeven ROC’s (11 vestigingen) afspraken gemaakt over het delen van de scores op de examens. In totaal gaat het om ongeveer 4.000 individuele personen die één of twee examens in de periodes P3 en P4 hebben gemaakt. Al deze kandidaten zijn eveneens per brief benaderd waarin zij werden uitgenodigd voor deelname aan een online vragenlijst. Deze bevatte voornamelijk vragen over (de voorbereiding op) het examen, maar ook werden er vragen gesteld over achtergrondkenmerken (vergelijkbaar met de gehanteerde vragenlijst in HAVO-5 en VWO-6). De respons op deze vragenlijst valt helaas tegen: slechts 220 studenten hebben de vragenlijst ingevuld. Onder hen zijn 3 iPad mini’s verloot. De gelukkige prijswinnaars zijn inmiddels bekend en zijn met een ‘selfie’ terug te vinden op de MBO website. Meer informatie over de COE’s is te vinden op de website www.examenbladmbo.nl Informatie over de opzet van COOL in het MBO vindt u hier. Onderzoek naar motivatie In de leerling vragenlijsten van COOL5-18 zijn in verschillende tranches allerlei vragen opgenomen over de motivatie van leerlingen. Je kunt leren omdat je de leerstof wilt begrijpen (leermotivatie), je wilt presteren (prestatiemotivatie), je samen wilt leren (sociale motivatie) en/of je wilt leren voor een beloning (extrinsieke motivatie). Het ligt voor de hand dat sommige leerlingen om meerdere redenen gemotiveerd kunnen zijn. In één van de onderzoeken op basis van gegevens uit COOL5-18 verzameld in 2008 is gekeken of subgroepen van leerlingen onderscheiden kunnen worden op basis van de bovenstaande motivatietypen. Met andere woorden; zijn er subgroepen van leerlingen die leren om dezelfde redenen? Uit het onderzoek blijkt dat er inderdaad verschillende combinaties van motivatietypen bij leerlingen zijn vast te stellen. De grootste subgroep van leerlingen (ruim 30%) wordt gekenmerkt door een combinatie van gematigde scores op alle vier de motivatietypen. De op één na grootste groep (bijna 20%) geeft aan dat zij leren om te willen begrijpen (leermotivatie) èn dat zij samen willen leren (sociale motivatie). Extrinsieke redenen (extrinsieke motivatie) om te leren en leren om te presteren (prestatiemotivatie) worden door deze subgroep, en ook door de meeste andere subgroepen, minder belangrijk gevonden. Uit een internationale vergelijking met landen als Australië, Hong Kong, Singapore, de Filipijnen en Qatar, waar dezelfde motivatie-vragen bij leerlingen zijn afgenomen, blijkt overigens dat ook in deze andere landen de leerlingen doorgaans aangeven dat zij gemotiveerd zijn om te willen begrijpen (leermotivatie) en samen willen leren (sociale motivatie). Jongens en meisjes verschillen hierin niet van elkaar. Overigens is het in Nederland wel zo dat meisjes gemiddeld genomen wat meer leer- en sociaal gemotiveerd zijn dan jongens, terwijl jongens gemiddeld genomen wat meer prestatiegemotiveerd zijn dan meisjes. Deze verschillen zijn echter maar heel klein. Al met al kunnen we op basis van deze onderzoeken voorzichtig concluderen dat leerlingen verschillende redenen kunnen hebben om te leren, en dat de motivatie van leerlingen om te leren veelal gekenmerkt wordt door de leerstof willen begrijpen en het samen willen leren. Door Hanke Korpershoek. Meer informatie over dit onderwerp? Stuur een email naar [email protected] Onderzoek naar docentconfiguratie In april 2014 hebben de scholen die meedoen met alle derde klassen (collectieve deelname) een uitnodiging ontvangen om nog enkele gegevens aan te leveren met betrekking tot de docent-klas configuratie. Het verzoek hield in dat we voor alle klassen die meedoen aan COOL5-18 graag willen weten van welke docenten zij de vakken Nederlands, Engels, wiskunde en Natuur- en scheikunde krijgen. Op basis van deze gegevens (51 scholen stuurden de gegevens retour) en de overige gegevens die afgelopen voorjaar in COOL5-18 zijn verzameld, zullen onderzoekers van het GION samen met gerenommeerd onderzoeker Herb Marsch (Oxford University) proberen te achterhalen welke invloed de docenten in de klassen van de COOL-scholen hebben op de prestaties, motivatie en zelfvertrouwen van leerlingen. Veel onderzoek is er al gedaan naar de invloed van klasgenoten op dergelijke uitkomstmaten, maar over de rol van de docent weten we nog maar heel weinig. Dat komt vooral omdat we niet eerder een onderscheid konden maken tussen de klas (medeleerlingen) en de docent. Onderzoek doen naar leerlingen die in verschillende klassen zitten, maar van dezelfde docenten les krijgen, kan meer inzicht bieden en zou daardoor ook mogelijke aanknopingspunten kunnen bieden voor andere onderwijskundige problemen (bijvoorbeeld voortijdig schooluitval). In de loop van 2015 zal meer bekend worden over dit deelonderzoek. COOL symposium op de Onderwijs Research Dagen (12 juni te Groningen) Van 11 tot en met 13 juni vonden de Onderwijs Research Dagen (ORD) plaats in Groningen (www.ord2014.nl). Op de donderdag waren er, zowel voor PO als VO, verschillende presentaties over onderzoek dat uitgevoerd is op basis van de in COOL5-18 verzamelde gegevens. Het onderzoek dat over het VO gepresenteerd is heeft te maken met de eindexamenscores, opvoedstijlen en school burn-out. Om de scores op verschillende eindexamens, bijvoorbeeld van verschillende afnamen van COOL5-18, met elkaar te kunnen vergelijken, moeten we weten hoe moeilijk het ene eindexamen is ten opzichte van een ander eindexamen. Bij examens is dat erg lastig omdat er elk jaar unieke examenvragen worden afgenomen. In dat geval kan informatie over de moeilijkheid verzameld worden door de examens voor te leggen aan een expertpanel. Elke expert krijgt twee stapels met opgaven voorgelegd. De eerste stapel bevat de opgaven van het ene eindexamen en de tweede stapel de opgaven van een ander eindexamen. In beide stapels zijn de opgaven geordend van gemakkelijk naar moeilijk. Elke expert wordt gevraagd om de twee bovenste opgaven met elkaar te vergelijken en de gemakkelijkste opgave omgekeerd op een nieuwe stapel te leggen. Vervolgens vragen we aan de inhoudsexperts om opnieuw een vergelijking te maken tussen de twee opgaven die nu bovenop liggen. De gemakkelijkste opgave moet wederom omgekeerd op de derde stapel gelegd worden. We gaan hiermee door totdat de twee stapels volledig opgegaan zijn in de derde stapel. De rangorderingen die we verkrijgen, geven informatie over eventuele verschillen in moeilijkheid van de twee eindexamens. Binnen COOL5-18 worden via de leerling- en oudervragenlijsten allerlei variabelen verzameld die mogelijk schoolprestaties en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen kunnen verklaren. Hieronder valt ook de opvoeding binnen het gezin. De vragen met betrekking tot opvoedstijlen proberen vast te stellen welke dimensies (mate van discipline/controle, warmte en ondersteuning) een rol spelen in de opvoeding van het kind. Uit eerder onderzoek, blijkt dat een authoritatieve opvoedstijl– de ‘ideale’ combinatie van controle en warmte – het meest gunstig is voor de latere academische en persoonlijke ontwikkeling. Op basis van verschillende dataverzamelingen van COOL5-18 kan worden gesteld dat ouders de warmte die ze zelf aan hun kind geven hoger inschatten dan de warmte die het kind van hun partner krijgt. Tevens lijkt de gemiddelde warmte en controle af te nemen naarmate kinderen ouder worden. Ten slotte blijkt dat het schooltype in het voortgezet onderwijs een goede voorspeller is van de mate van controle. Ouders geven voor leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg aan dat ze een meer controlerende opvoedstijl hebben dan voor leerlingen in het vwo. Hoewel iedereen het begrip burn-out kent in de werk-context is het ook onderzocht voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. School burn-out kan worden omschreven als gevoelens van vermoeidheid veroorzaakt door de eisen van school, een cynische en afstandelijke houding ten opzichte van school en gevoelens van tekortschieten als student. Internationaal onderzoek heeft reeds laten zien dat school burn-out een goede voorspeller is van voortijdig school verlaten. Onderzoek op basis van gegevens van COOL5-18 bij leerlingen in de derde klas laat zien dat leerlingen die een goede relatie hebben met zowel hun klasgenoten als docenten, minder vaak last hebben van burn-out gevoelens. Daarnaast is gevonden dat leerlingen die minder ordelijk zijn, minder emotioneel stabiel en minder mild vaker burn-out gevoelens hebben dan de ordelijke, stabiele en milde leerlingen. De gehele bijdrage aan de ORD zal binnenkort op de website geplaatst worden. Ten slotte Voor alle metingen van COOL5-18 geldt dat de verzamelde gegevens toegankelijk worden gemaakt voor iedereen die is geïnteresseerd in het Nederlandse onderwijs. Datasets worden gebruikt door wetenschappelijke onderzoekers, maar ook bijvoorbeeld door de Inspectie van het Onderwijs en het ministerie van OCW. Voor alle (deel)onderzoeken tot en met begin 2013 zijn de data en de technische rapporten beschikbaar via DANS (Data Archiving and Networked Services). Links naar de datasets zijn te vinden op deze pagina. Specifieke informatie over het COOL5-18 onderzoek voor scholen, besturen en ouders van deelnemende leerlingen treft u aan op onze website: www.cool5-18.nl. In de VO kunt u ook alle eerdere inhoudelijke bijdragen, wetenschappelijke publicaties en nieuwsbrieven terugvinden.
© Copyright 2024 ExpyDoc