in spe – kees stapel - Tijdschrift de Psycholoog

foto: herman wouters
4 0 d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4
in spe – kees stapel
‘N
a de havo en na de scheiding
van mijn ouders, wilde ik bij
de politie om het onrecht te
bestrijden. Maar ik zat er niet op mijn
plek en daar vonden ze dat ik beter kon
overstappen naar de Politieacademie.
Maar daar was geen plaats. Daarom ging
ik in een beveiligingsbedrijf werken.
In korte tijd doorliep ik alle carrière-
stappen. Toen de groei eruit was, wilde
ik psychologie gaan studeren. Ik vind die
studie interessant en van de politie wist
ik dat mijn gespreksvaardigheden goed
waren. Ik koos voor de Open Universiteit
(ou), vanwege de flexibiliteit. Dan kon ik
de studie om mijn werk heen plannen.
Later ben ik een eigen installatiebedrijf in
beveiligingsapparatuur gestart. Het wordt
nu gerekend tot de vijf procent beste
bedrijven in die sector. Ik heb een grote
intrinsieke motivatie om dingen goed te
doen.
Van studeren aan de ou vind ik het
fijn dat het flexibel is, maar het is ook vrijblijvend. Daar liep ik tegenaan bij mijn
bachelor-thesis, mijn medestudenten
stopten ermee. Daarom is de scriptie niet
d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4 4 1
G e e rt j e K i n d e r m a n s
‘Ik schrijf niet meer aan het eind
van elke brief: geen familie van…
Maar dat heb ik dus wel gedaan’
af en heb ik een ander onderwerp moeten
kiezen. Inmiddels gaat de onderwijsstructuur bij de ou op de schop, het moet
minder vrijblijvend worden en er moeten
meer studenten afstuderen.
Academische beveiliging
Ik durf me bijna geen student te noemen.
Dat is raar, want ik studeer, ga om met
psychologen, mijn vrouw is huisarts en ik
kan met haar en anderen op academisch
niveau praten. Maar voor mijn werk zit
ik tussen de beveiligers. De beveiligingswereld en de wereld van psychologen
verschillen erg van elkaar, ze passen niet
bij elkaar. Ik wil snel mijn titel halen om
echt bij de psychologenclub te horen en
wil me daarom nu volledig op mijn studie
richten. Maar dan moet ik mijn bedrijf
loslaten en dat is moeilijk. Toch moet het,
want maximaal studeren én maximaal
voor mijn bedrijf werken, dat kan niet en
deze impasse moet doorbroken worden.
Ik doe erg mijn best, heb altijd het
gevoel dat het nooit goed genoeg is. Ik
heb me ingezet om het imago van de
ou-student te verbeteren in het beroepenveld, zat vier jaar in de Facultaire Opleidingscommissie en richtte met het nip het
sps nip Platform ou op. Ik nodigde sprekers
op de universiteit uit als een onderwerp
me bijzonder boeide.
Ik wil straks stoppen als beveiligingsinstallateur en echt als psycholoog aan de
slag. Maar als je aan het werk wil komen,
moet je cv er goed uitzien. Je moet goede
cijfers hebben en een vakkenpakket waar
mensen van onder de indruk raken.
Stapel en stapel
En toen brak het tumult om de affaireStapel uit. Dat het uitgerekend een
naamgenoot van mij moet zijn… Hij is
geen familie, de lijnen lopen al generaties
lang uit elkaar. Ik las er voor het eerst over
in de krant, ik studeerde toen al. En al snel
kwamen de telefoontjes van vrienden en
familie. Ik dacht: O néé! Dit blijft mij ook
vast nog jarenlang achtervolgen. Eerder
vroegen mensen vaak: “Ben je familie
van Huub Stapel?” Daar kon ik mee leven.
Nu is het: “Ben je familie van Diederik
Stapel?” Ik schrijf niet meer aan het eind
van elke brief: geen familie van… Maar
dat heb ik dus wel gedaan.
Ik maak er nu maar grapjes over, ondertussen is het natuurlijk wel erg vervelend. Zijn wetenschappelijke wangedrag
staat zo haaks op hoe ik zelf ben. Ik zorg
dat ik alles onderbouw en hard kan maken, dat ik betrouwbaar ben. Ik heb een
groot verantwoordelijkheidsgevoel, altijd
al gehad. Op de middelbare school liep ik
al als enige leerling met de hoofdsleutel
rond.
Dat ik alles goed wil doen, is door de
affaire-Stapel alleen maar erger geworden. Terwijl het voor mij best goed zou
zijn als ik het een beetje kon laten vieren.
Die affaire en hoe mensen er tegenover
mij op reageren, het appelleert aan mijn
onzekerheid. Ik dacht: het zal wel minder
worden, maar dat wordt het niet. Het
is een groot litteken in de psychologiewereld.’