De Invloed van Boosheid op Onderhandelen Wie slim boos wordt, scoort Simon van de Beek Universiteit van Amsterdam Faculteit Organisatiepsychologie Literatuurstudie Aantal woorden: 4488 Aantal woorden abstract: 81 Dinsdag 24 juni 2014 Simon van de Beek Index Abstract ............................................................................................... De Invloed van Boosheid op Onderhandelen Boosheid als Grensafbakening .............................................. pagina 3 ................................................................. pagina 5 Boosheid als Veroorzaker van Wantrouwen ............................................... Boosheid als Beïnvloeder van Informatieverwerking pagina 9 ................................. pagina 12 ........................................................................ pagina 14 ........................................................................................... pagina 17 Conclusies en Discussie Literatuur pagina 2 Abstract In deze literatuurstudie werd onderzocht wat de invloed is van boosheid op onderhandelen. Aan de hand van de Affect als Informatie-theorie, de Trust-theorie en de Informatieverwerkingstheorie werd geconcludeerd dat boosheid tijdens onderhandelingen zorgt voor meer concessies bij de opponent. Dit werkt waarschijnlijk via grensafbakening (Affect als Informatie-theorie) en doordat boosheid de informatieverwerking van zijn opponenten verstoort via heuristieken (Informatieverwerkingstheorie). Bovendien bleek dat boos worden met name werkt tijdens de positionerings- en slotfase van onderhandelingen (Trust-theorie). Want wie slim boos wordt, scoort. Pagina 2 van 19 Simon van de Beek De Invloed van Boosheid op Onderhandelen Wie slim boos wordt, scoort Eind 2013 realiseerde het Kabinet Rutte 2 zich dat zij fundamentele begrotingsplannen niet zouden kunnen realiseren zonder steun van de oppositie. In de Tweede Kamer kende de coalitie een meerderheid, in de Eerste Kamer een minderheid. Om een begroting te realiseren startten er onderhandelingen met de partijen D66, GroenLinks, ChristenUnie en SGP (Meeus, 2013). Doordat GroenLinks na een aantal dagen afhaakte, werd de macht van D66 en de christelijke partijen versterkt. Zij beslisten over het lot van het Kabinet Rutte 2. Twee weken na het starten van de onderhandelingen bereikten de coalitie en de drie oppositiepartijen een akkoord. Daags na het presenteren van dit akkoord lekte er informatie uit over het gedrag dat de onderhandelaars hadden getoond gedurende het proces. Alexander Pechtold, voorman van D66, werd tijdens de onderhandelingen boos, dreigde met weglopen en eiste veelvuldig een-tweetjes met premier Rutte (Niemantsverdriet, 2013). Uiteindelijk dwong Pechtold het bezuinigingskabinet Rutte 2 om 600 miljoen euro te investeren in onderwijs (Dijsselbloem, 2013). De vraag is of de boze houding van onderhandelaar Pechtold heeft bijgedragen aan het uiteindelijke resultaat voor zijn achterban. Onderhandelen wordt door Pruitt and Carnevale (1993) gedefinieerd als 'een discussie tussen twee of meer partijen met het doel om een verschil in belangen bij elkaar te brengen'. Emotie kan worden gedefineerd als een bewust ervaren staat die een evaluatief element kent (Baumeister & Bushman, 2011). De specifieke emotie boosheid wordt getriggerd bij een waargenomen bedreiging of provocatie (Baumeister & Bushman, 2008). Barry (1999) benadrukte de belangrijke rol die emotie kan hebben tijdens het onderhandelen. Hij betoogde dat ‘het opzettelijk gebruiken van emotionele expressie gebruikt kan worden als een onderhandelingstactiek’. Eerder onderzoek biedt een drietal verklaringen voor de invloed van emotie op Pagina 3 van 19 Simon van de Beek onderhandelen. In deze literatuurstudie zullen zij worden besproken van zeer externe invloed (onderhandelaar geeft een grens aan, Affect als Informatie-theorie) naar gemiddeld externe invloed (onderhandelaar creeërt wantrouwen, Trust-theorie) naar interne invloed (onderhandelaar verstoort informatieverwerking van opponent, Informatieverwerkingstheorie). Op deze wijze ontstaat een hiërarchische uitleg van de invloed van boosheid op onderhandelen. Nu zullen de theoriëen van externe invloed naar interne invloed worden uitgelegd. De Affect als Informatie-theorie (Clore, Gasper & Garvin, 2001) stelt dat fungeren als feedbacksystemen voor het individu zelf (bij pijn kan de emotie angst leiden tot een bezoek aan de dokter) en voor de sociale omgeving (bij boosheid begrijpt de omgeving dat het individu zich bedreigd voelt en afstand wil). Tijdens een onderhandeling zorgen informatiegevende emoties dus voor een indirecte gedragsverandering bij de opponent. In het geval van boosheid is dit mogelijk meer inleveren dan de bedoeling was (Baumeister et al. 2011). De Trust-theorie claimt dat boosheid wantrouwen bij de opponent teweegbrengt. Wantrouwen bevat de overtuiging dat de ander onzuivere motieven heeft, wil uitbuiten en opzettelijk informatie achterhoudt (Sinaceur, 2010). Dit wantrouwen kan op termijn zorgen voor een impasse in de onderhandelingen. De Trust-theorie voorspelt dat boosheid constructief is tijdens korte onderhandelingen maar destructief bij lange onderhandelingen. Bij lange onderhandelingen is enig vertrouwen nodig, omdat dit informatie-uitwisseling bevordert en daarmee de kans dat de onderhandelingen slagen. Veelvuldig boos worden werkt dan niet. Ten slotte stelt de Informatieverwerkingstheorie dat emoties, en met name boosheid, cognitieve verwerking bij de ander verstoren of aanpassen. Boosheid kan de informatieverwerking van de opponent verstoren – een mogelijk gevolg van boosheid is een oppervlakkige in plaats van een diepe verwerking van informatie. Deze informatieverstoring kan in het belang zijn van de onderhandelaar. Dit verstevigt mogelijk de onderhandelingspositie van de boze onderhandelaar. In deze literatuurstudie zal gekeken worden naar de invloed van boosheid op Pagina 4 van 19 Simon van de Beek onderhandelen gebruik makende van de Affect als Informatie-theorie, de Trust-theorie en de Informatieverwerkingstheorie. Dit literatuuroverzicht toetst deze theorieën middels empirisch onderzoek en concludeert aan de hand daarvan of er een invloed uitgaat van boosheid op onderhandelen. Deze literatuurstudie gebruikt daarmee drie theoretische perspectieven om de betreffende vraag te beantwoorden. Deze zullen worden besproken in de volgorde van hun externe danwel interne invloed. Boosheid als Grensafbakening Evolutionair psychologen zijn het er over eens dat emoties gezien kunnen worden in het licht van natuurlijke selectie. Iedere emotie heeft tot doel om situaties die evolutionair onwenselijk zijn, aan te kunnen (Tooby & Cosmides, 2008). Zo is jaloezië nuttig om het lichaam snel voor te bereiden op een strijd om een partner en leidt schaamte tot het kleiner maken van het eigen lichaam. Dit laatste kan worden getypeerd als inschikkelijk gedrag, en vergroot zo de kansen op vrede. Iedere emotie zou psychologische en fysiologische kenmerken met zich meebrengen met het doel om mensen aan te trekken of af te stoten. Over grote aantallen mensen gezien leiden emoties zo tot maximale winst met betrekking tot het overleven van de soort (Izard, 2009). Boosheid in het bijzonder is een emotie die gepaard gaat met cognitieve (ervaren dat grenzen zijn overgegaan), fysiologische (spierspanning en onrust) en gedragsmatige (terugtrekking en vijandelijkheid) ervaringen (Novaco, 1986). Over het algemeen wordt aangenomen dat boosheid het eenvoudiger maakt om aan te vallen (Cosmides & Tooby, 2000). De emotie communiceert dominantie en bakent daarmee mogelijk grenzen af voor de omgeving. Of dit ook opgaat tijdens onderhandelingen, en op die manier inschikkelijkheid bevordert bij de opponent, zal in deze paragraaf worden onderzocht. De Affect als Informatie-theorie, (Clore et al. 2001), die stelt dat boosheid een grens communiceert, kan worden gebruikt ter verklaring van onderzoeksresultaten. Er wordt dan ook gekeken naar de invloed van boosheid als grensafbakening tijdens onderhandelingen. Pagina 5 van 19 Simon van de Beek Aangezien boosheid evolutionair gezien fungeert als grensafbakening is er veel onderzoek gedaan naar het nut van de emotie tijdens onderhandelingen. Om te kijken of boosheid als grensafbakening ook werkt tijdens onderhandelingen kan Van Kleef, de Dreu en Manstead (2004) worden aangehaald. Zij onderzochten het effect van boosheid en vrolijkheid op onderhandelingen. In hun studie werden 128 deelnemers random verdeeld over een controle-, vrolijke-onderhandelaar-conditie of boze-onderhandelaar-conditie. Deelnemers werd gevraagd een computertaak te doen waarbij zij moesten onderhandelen over de prijs, garantieperiode en contractlengte van een telefoon. Zij ontvingen punten als de prijs en contractlengte laag was. Ook een zo lang mogelijke garantieperiode leverde punten op. Participanten in de controleconditie kregen hierbij te maken met een opponent die geen emotie communiceerde. Participanten in de vrolijkeonderhandelaar-conditie kregen te maken met een opponent die vrolijkheid communiceerde (‘Ik ben blij dat je dit aanbod doet’). Participanten in de bozeonderhandelaar-conditie kregen te maken met een opponent die boosheid communiceerde (‘Je aanbod maakt me bijzonder boos’). Uiteindelijk werd gemeten hoeveel de deelnemers hun opponenten boden en welke indruk zij kregen van hun opponent. Uit de resultaten bleek dat deelnemers in de boze-onderhandelaar-conditie hun opponent het meest boden, terwijl deelnemers in de vrolijke -onderhandelaarconditie hun opponent het minst boden. Deelnemers die te maken hadden gehad met een opponent die geen emotie communiceerde zaten hier tussenin. Bovendien bleek dat deelnemers hun bod deden op basis van de ervaren toughness bij hun opponent. Dit onderzoek blijkt de voorspelling van de Affect als Informatie-theorie te ondersteunen; boosheid lijkt te fungeren als begrenzer tijdens onderhandelingen. Onderhandelingen zijn in de praktijk echter complexer dan het eerder genoemde onderzoek (Van Kleef et al., 2004) suggereert. In de praktijk hebben onderhandelaars namelijk de mogelijkheid om een onderhandeling af te breken als er goede alternatieven zijn. Opponent 1 kan dan worden ingewisseld voor opponent 2, die allicht bereid is om meer concessies te doen. Het lijkt voor opponent 1 dan weinig zinvol om boos te worden, omdat dit de onderhandelaar zou afschrikken. Pagina 6 van 19 Simon van de Beek Om te toetsen of de Affect als Informatie-theorie ook opgaat als een onderhandelaar meer alternatieven heeft, kan het onderzoek van Sinaceur en Tiedens (2006) worden aangehaald. Zij onderzochten of deelnemers die geconfronteerd werden met boze onderhandelaars meer inleverden als ze slechte alternatieven hadden dan als ze goede alternatieven hadden, en of er verschil was als de opponent vrolijkheid of boosheid communiceerde. In hun studie werden 175 deelnemers random verdeeld over de boze-onderhandelaar-veel-alternatieven-conditie, de boze-onderhandelaar-weinigalternatieven-conditie, de vrolijke-onderhandelaar-veel-alternatieven-conditie en de de vrolijke-onderhandelaar-weinig-alternatieven-conditie. Deelnemers in iedere conditie dienden middels een computertaak te onderhandelen over de garantieperiode, reparatietermijn en korting op technische instrumenten. Gemeten werd uiteindelijk hoeveel concessies zij deden aan respectievelijk hun boze danwel vrolijke opponent. Uit de resultaten bleek dat deelnemers met een boze opponent de meeste concessies deden, maar alleen als zij weinig alternatieven hadden. Deelnemers met een vrolijke opponent boden minder concessies ongeacht hun hoeveelheid alternatieven. De studie vormt bewijs voor de afbakeningshypothese van de Affect als Informatie-theorie maar vult deze aan door te stellen dat het hebben van weinig alternatieven leidt tot het doen van nog meer concessies. Heeft een onderhandelaar veel goede alternatieven dan heeft boosheid van de opponent weinig nut. Hoewel de eerder genoemde onderzoeken bewijs lijken te vormen voor de Affect als Informatie-theorie, gebruikten de studies voornamelijk computertaken. Deelnemers kregen dus te horen wat de emotie van hun opponent was en hoefden dit niet zelf in te schatten. In ambigue onderhandelsituaties dient een onderhandelaar die inschatting echter wel zelf te maken. Een onderhandelaar kan boosheid dan ervaren als oprecht of niet-oprecht. Dit kan van invloed zijn op de begrenzingsfunctie van die boosheid. Hierdoor kan worden verondersteld dat de Affect als Informatie-theorie slechts opgaat als een onderhandelaar een emotie herkent en beschouwt als oprecht. Een onderhandelaar kan boosheid acteren middels deep acting (daadwerkelijk boosheid proberen te voelen) en surface acting (stem verheffen en boos kijken, maar niet echt boosheid voelen) Pagina 7 van 19 Simon van de Beek (Ekman, 1993; Scherer, 1986, vermeld in Sinaceur & Tiedens, 2006). Het is mogelijk dat dit verschil in gedrag bepaalt of een opponent meer inlevert of niet. Een voorspelling die hieruit volgt is dat onderhandelaars die gebruik maken van deep acting inderdaad meer concessies weten te krijgen terwijl onderhandelaars die gebruik maken van surface acting juist worden doorzien. Om deze voorspelling te toetsen kan er gekeken worden naar Côté, Hideg en van Kleef (2013). Zij onderzochten hoeveel opponenten eisten bij onderhandelaars die gebruik maakten van deep acting versus surface acting. In hun studie werden 140 deelnemers verdeeld over de deep-acting-opponent-conditie, de surface-acting-opponent-conditie en de controleconditie. Deelnemers in iedere conditie werden verteld dat zij een auto moesten verkopen voor een zo hoog mogelijke prijs. Hierna kregen zij filmbeelden te zien waarop een potentiële koper een bod deed op de auto. In de deep-acting-opponent-conditie kregen deelnemers filmbeelden te zien van een acteur die het filmpje had gemaakt terwijl hij daadwerkelijk boos was. In de surfaceacting-opponent-conditie kregen deelnemers filmbeelden te zien van een acteur die het filmpje had gemaakt terwijl hij boosheid speelde. In de controleconditie kregen deelnemers filmbeelden te zien van een acteur die het filmpje had gemaakt zonder zichtbare emotie te tonen. Na het zien van de filmbeelden gaven deelnemers aan of zij het bod zouden accepteren of niet. Accepteerden zij het bod niet, dan dienden zij een tegenbod te doen. Gemeten werd wat deelnemers eisten en hoe taai zij hun opponenten ervoeren. Uit de resultaten bleek dat deelnemers in staat waren om deep acting te onderscheiden van surface acting. Bovendien bleek dat deelnemers meer eisten van opponenten die gebruik maakten van surface acting-boosheid dan van opponenten die gebruik maakten van deep acting-boosheid. Deelnemers zagen deep acting-opponenten als taaier en eisten dus minder. Het onderzoek van Côté et al. (2013) suggereert dus dat het Affect als Informatie-theorie opgaat mits de opponent oprechte boosheid (en dus een bestaande grensafbakening) weet te bespeuren. Lijkt een onderhandelaar boosheid te spelen middels surface acting dan is de Affect als Informatie-theorie niet van toepassing, omdat de opponent de truc van de boze onderhandelaar doorziet. Uit deze paragraaf volgt dat boosheid tijdens onderhandelingen kan fungeren als Pagina 8 van 19 Simon van de Beek grensafbakening. Zo leveren opponenten meer in bij een boze onderhandelaar dan bij een vrolijke. Goede alternatieven en onoprechte boosheid vormen echter een een bedreiging voor dit effect - dan lijkt de Affect als Informatie-theorie niet op te gaan. In zijn algemeenheid lijkt er bewijs te zijn voor een externe invloed (begrenzing) van boosheid op onderhandelen. Begrenzing kan voor de opponent worden beschouwd als een externe invloed – een invloed die ver van de opponent zelf afstaat. Een onderhandelaar kiest immers zijn grenzen, waardoor een opponent voor een voldongen feit staat. Dit is mindere mate het geval bij wantrouwen. Vandaar dat er nu zal worden gekeken naar een minder externe invloed van boosheid op onderhandelen, namelijk boosheid als veroorzaker van wantrouwen. Boosheid als Veroorzaker van Wantrouwen Uit de vorige paragraaf blijkt dat boosheid tijdens onderhandelingen kan werken, omdat de emotie voor begrenzing zorgt. Daarentegen zorgt veinzen van boosheid juist voor een terugkaats-effect. De Trust-theorie stelt dat boosheid wantrouwen bij de opponent teweegbrengt. Wantrouwen bevat de overtuiging dat de ander onzuivere motieven heeft, wil uitbuiten en opzettelijk informatie achterhoudt (Sinaceur, 2010). De Trust-theorie stelt dat boosheid als middel om concessies af te dwingen niet continu gebruikt dient te worden, omdat het tot wantrouwen en vervolgens impasse leidt. Ook voorspelt de Trust-theorie dat boosheid constructief is tijdens korte onderhandelingen, maar destructief bij lange onderhandelingen. Bij lange onderhandelingen is enig vertrouwen nodig, omdat dit informatie-uitwisseling bevordert en daarmee de kans dat de onderhandelingen slagen. In deze paragraaf zal worden gekeken onder welke voorwaarden de Trust-theorie – boosheid veroorzaakt wantrouwen, wantrouwen veroorzaakt impasse – opgaat. Het is zeer wel mogelijk dat de Trust-theorie niet algemeen toetsbaar is en toegespitst moet worden op verschillende onderhandelrondes. Morris & Keltner (2000) onderscheidden vier onderhandelfasen die ieder hun eigen kenmerken en nut hebben. Zo Pagina 9 van 19 Simon van de Beek kan bekeken worden welke fasen ongeschikt zijn voor het tonen van boosheid, en welke geschikt. De openingsfase (1) heeft als doel om een positieve en werkbare relatie te laten ontstaan tussen de onderhandelaars. Een positieve relatie kan ontstaan door interesse te tonen – bijvoorbeeld door oogcontact te maken, te glimlachen en persoonlijke vragen te stellen. Boosheid is hier waarschijnlijk destructief. De positioneringsfase (2) wordt gekenmerkt door het innemen van een scherpe positie en weerstand om die positie te verlaten. Boosheid is hier mogelijk nuttig en gepast, omdat het de onderhandelgrenzen aangeeft. Bruikbare methoden in deze fase zijn een kritische houding tonen, het maken van weinig oogcontact en het bekritiseren van voorgestelde plannen. Hierop ontstaat er waarschijnlijk een probleem-oplossingsfase (3) omdat de sterke positionering heeft gezorgd voor impasse. Hier zijn de methoden van de openingsfase bruikbaar. Als barrières zijn weggenomen eindigen de onderhandelingen veelal met een slotfase (4). In deze fase dient er een balans gezocht te worden tussen een positieve werkrelatie en het zo voordelig mogelijk onderhandelen van de laatste details. Lukt het niet om lastige onderwerpen in de slotfase te onderhandelen dan kan boosheid in de vorm van strategisch weglopen werken. Hierbij geldt dat de opgebouwde positieve werkrelatie kan omslaan in een wantrouwende relatie. Uit de fasestudie van Morris & Keltner (2000) blijkt dat de Trust-theorie opgaat bij de openings- en probleemoplossingsfase. Het gebruiken van boosheid tijdens onderhandelingen lijkt vooral gepast tijdens de positioneringsfase (2) en slotfase (4). Boosheid op verkeerde momenten kan wantrouwen en daarmee impasse veroorzaken. De vier fasen zijn tijdsmatig echter niet gespecificeerd. Indien er meer dan één afspraak gemaakt dient te worden kan een onderhandeling meerdere dagen, weken of zelfs maanden duren. Hierbij kan meermaals een positioneringsfase langskomen die de positieve werkrelatie op scherp zet. Bovendien is het mogelijk dat partijen na een eerste keer succesvol onderhandelen het nog een tweede keer proberen. In dat geval is vertrouwen en een positieve werkrelatie van belang. Om helder te krijgen of boosheid ook op de lange termijn werkt kan er gekeken worden naar Van Kleef en de Dreu (2010). Zij onderzochten de gevolgen van boosheid tijdens onderhandelingen op de lange Pagina 10 van 19 Simon van de Beek termijn. In hun studie namen 47 deelnemers deel aan twee onderhandelingen die achter elkaar plaatsvonden. In de eerste onderhandeling verkochten zij middels een computer een telefoon en onderhandelden daarbij over de prijs, garantietermijn en service. In de tweede onderhandeling verkochten zij een PC en onderhandelden zij over de prijs van verschillende onderdelen die daarin zaten. In de boze-opponent-conditie kregen deelnemers in de eerste onderhandeling te maken met een boze opponent (‘Dit bod maakt me bijzonder boos, ik bied X’). In de controleconditie kregen deelnemers in de eerste onderhandeling te maken met een opponent die geen emotie uitstraalde (‘Ik bied je X’). Bij de tweede onderhandeling toonde de opponent in beide condities geen emotie. Gemeten werd hoeveel deelnemers van hun opponent eisten en welke indruk zij hadden van hun opponent. Uit de resultaten bleek dat deelnemers die bij de eerste onderhandelronde een boze opponent troffen, minder van hun opponent eisten bij de tweede ronde dan als deze in de eerste ronde geen emotie had getoond. Dit kon echter niet direct worden verklaard aan de hand van de Trust-theorie, omdat het vertrouwen in de boze opponent lager was dan bij de opponent die geen emotie toonde. De Trusttheorie voorspelde juist dat wantrouwen zou leiden tot impasse of minder concessies. Een mogelijke verklaring voor het niet vinden van bewijs voor de Trust-theorie is dat Van Kleef en de Dreu (2010) niet specificeerden waar die boosheid zich op richtte. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een onderhandelaar die boos wordt op personen geen concessies krijgt, terwijl een onderhandelaar die boos wordt om de geboden inhoud wel concessies krijgt. Lelieveld, Van Dijk, Van Beest, Steinel & Van Kleef (2011) onderzochten de invloed van boosheid op de persoon en op de inhoud. In hun studie werden 79 deelnemers verdeeld over een boosheid-op-persoon-conditie en een boosheidop-inhoud-conditie. Zij dienden een onderhandeltaak te volbrengen waarbij zij als verkoper van een telefoon onderhandelden over de prijs, garantie- en serviceperiode. Tussentijds werden ze blootgesteld aan boze reacties - op hun als persoon of op de inhoud die zij boden. Achteraf werd gemeten wat deelnemers eisten van hun opponenten en of zij de reactie van hun opponent zagen als passend. Uit de resultaten bleek dat deelnemers in de boosheid-op-inhoud-conditie minder eisten dan deelnemers in de Pagina 11 van 19 Simon van de Beek boosheid-op-persoon-conditie. Verder bleek dat alle deelnemers de reactie van hun opponent zagen als passend. Hiermee toonden Lelieveld et al. (2011) aan dat boosheid tijdens onderhandelingen constructief is indien het is gericht op de inhoud, en destructief als het is gericht op personen. De Trust-theorie gaat dus slechts op bij boosheid op personen. Boosheid om de inhoud veroorzaakt wel concessies. Uit deze paragraaf blijkt dat boosheid wantrouwen kan veroorzaken, maar dat dit niet direct tot impasse hoeft te leiden. De Trust-theorie – boosheid veroorzaakt wantrouwen, wantrouwen veroorzaakt impasse – gaat slechts op bij bepaalde fasen van onderhandelingen en als boosheid gericht is op de persoon in plaats van op de inhoud. Er wordt geen bewijs gevonden voor de voorspelling dat boosheid constructief is tijdens korte maar destructief bij lange onderhandelingen. Boosheid lijkt ook op de lange termijn te werken. Boosheid als Beïnvloeder van Informatieverwerking De grensafbakening en het wantrouwen dat ontstaat door boosheid tijdens onderhandelingen zou getypeerd kunnen worden als externe invloed. In de literatuur over emoties en onderhandelen is er echter ook bewijs te vinden voor een interne invloed: boosheid als beïnvloeder van geheugen. De Informatieverwerkingstheorie stelt dat herinneringen krachtiger worden opgeslagen als zij gepaard gaan met hevige emotie. Worden die herinneringen later opgehaald, dan blijkt echter dat zij inaccuraat en onbetrouwbaar zijn (Conway et al. 2008). Uit de Informatieverwerkingstheorie volgt dat een onderhandelaar de informatieverwerking van zijn opponent middels boosheid kan verstoren. Boze onderhandelaars werken niet alleen met gezichtsuitdrukkingen maar geven ook inhoudelijk vorm aan hun boosheid door specifieke woorden te gebruiken (Schroth, Bain-Chekal & Caldwell, 2005). Vervolgens zouden deze woorden kunnen leiden tot manipulatie van de informatieverwerking van de opponent. Om te toetsen of er inderdaad een invloed uitgaat van boosheid op informatieverwerking tijdens Pagina 12 van 19 Simon van de Beek onderhandelen kan de studie van Kensinger en Corkin (2003) worden gebruikt. Zij onderzochten of mensen negatieve woorden beter onthouden dan neutrale woorden. In hun studie kregen 180 deelnemers in totaal 140 woorden achter elkaar, in random volgorde, te zien op een beeldscherm. De helft van deze 140 woorden waren van negatieve aard. Hun werd verteld dat zij achteraf een herkenningstest zouden moeten doen. Nadat de woorden getoond waren, dienden deelnemers voor ieder woord aan te geven in welke mate zij deze zagen als negatief. Achteraf werd gemeten hoeveel van deze woorden succesvol werden herkend door deelnemers. Uit de resultaten bleek dat zij negatieve woorden beter onthielden dan positieve woorden. De boosheid van een onderhandelaar zou dus effect op de informatieverwerking van diens opponent kunnen hebben; boze woorden zal de opponent eerder onthouden dan neutrale. Een boze onderhandelaar manipuleert daarmee de informatieverwerking van diens opponent. Hoewel het onderzoek van Kensinger en Corkin (2003) suggereert dat negatieve onderhandelwoorden leiden tot beter onthouden, verklaart dat niet hoe dit in het belang kan zijn van de boze onderhandelaar. Een mogelijke verklaring is dat de boze emoties van de onderhandelaar onbewust worden gemimicked door de opponent, wat leidt tot een andere informatieverwerking middels zogenaamde heuristieken. Onderzoek eerder gedaan door Dimberg en Thunberg (2012) suggereert dat gezichtsuitdrukkingen en gevoelens bij boosheid van een onderhandelaar inderdaad worden overgenomen. De strategische boosheid van een onderhandelaar kan dus leiden tot niet-strategische boosheid van een opponent. Deze opgewekte boosheid leidt op zijn beurt tot het gebruik van zogenaamde heuristieken. Heuristieken zijn korte mentale routes die ons toestaan om snel beslissingen te nemen omtrent onzekere gebeurtenissen (Baumeister & Bushman, 2008). Hoewel heuristieken snel zijn, leiden zij tot slordige informatieverwerking. Een mogelijk gevolg van gebruik van heuristieken is dat nietovertuigende informatie ten onrechte wordt aangemerkt als overtuigend. Dit kan in het voordeel zijn van de strategisch boze-onderhandelaar. Om te toetsen of opgewekte boosheid leidt tot het gebruik van heuristieken zetten Moons & Mackie (2007) een studie op. In hun studie werden 157 deelnemers random verdeeld over een boze-conditie en Pagina 13 van 19 Simon van de Beek een controleconditie. Alle deelnemers dienden eerst hun levendoel te noteren. Deelnemers in de de boze-conditie werden hierna bekritiseerd op de inhoud van dit levensdoel. Bij deelnemers in de controleconditie gebeurde dit niet. Hierna dienden zij een tekst te lezen waarin matige en sterke argumenten waren verwerkt. Na het grondig lezen van de tekst werd gemeten hoe goed deelnemers waren in het onderscheiden van de matige van de sterke argumenten, en hoe overtuigend zij het verhaal in zijn algemeenheid vonden. Uit de resultaten bleek dat deelnemers uit de boze-conditie slechter waren in het onderscheiden van de sterkte van de argumenten dan de deelnemers in de controleconditie. Bovendien vonden zij het verhaal overtuigender dan deelnemers in de controleconditie. De vinding suggereert dat opgewekte boosheid leidt tot het gebruik van heuristieken, en daarmee tot het beoordelen van niet-overtuigende informatie als overtuigend. Uit deze paragraaf blijkt dat boosheid tijdens onderhandelingen de informatieverwerking van de opponent kan verstoren. Dit lijkt te werken doordat negatieve woorden beter worden onthouden en leiden tot boosheid bij de opponent. Deze opgewekte boosheid leidt tot het gebruik van heuristieken. Het gebruik van heuristieken leidt vervolgens tot het beoordelen van niet-overtuigende informatie als overtuigend. Dit is mogelijk in het belang van de boze onderhandelaar. Zo is er bewijs voor de Informatieverwerkingstheorie, die stelt dat een onderhandelaar de informatieverwerking van zijn opponent middels boosheid kan verstoren. Conclusies en Discussie Deze literatuurstudie besprak de invloed van boosheid op onderhandelen door gebruik te maken van drie theoriëen. Zo werd het mogelijk de invloed van die boosheid zowel extern als intern uit te leggen. Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat boosheid een nuttig middel is om meer concessies af te dwingen bij de onderhandelopponent. De Affect als Informatie-theorie stelt dat emoties nuttig zijn voor de sociale omgeving om meer informatie te krijgen over de houding van het individu. De emotie boosheid communiceert dominantie en bakent daarmee grenzen af voor de omgeving. Pagina 14 van 19 Simon van de Beek Hiervoor wordt bewijs gevonden. Goede alternatieven en onoprechte boosheid vormen echter een bedreiging voor dit effect. Een opponent zal bij boosheid dan geen concessies bieden. In zijn algemeenheid lijkt er voldoende bewijs te zijn voor de Affect als Informatie-theorie. De Trust-theorie voorspelt juist een negatieve invloed van boosheid, omdat deze wantrouwen en daarmee impasse met zich meebrengt. Onderzoek maakt hard dat wantrouwen door boosheid alleen ontstaat bij bepaalde fasen van onderhandelen bijvoorbeeld bij de opening. In dat begin loont het om prosociaal gedrag te tonen; boosheid is dan inderdaad destructief omdat het wantrouwen veroorzaakt. Verder blijkt boosheid wel degelijk op de lange termijn te werken, dit is dus ook na de eerste maal onderhandelen een bruikbare strategie. Er wordt dus slechts ten dele ondersteuning gevonden voor de Trust-theorie. Ten slotte voorspelt de Informatieverwerkingstheorie dat een onderhandelaar de informatieverwerking van zijn opponent middels boosheid kan verstoren. Onderzoek suggereert dat een boze onderhandelaar inderdaad in staat is om zijn opponent op dit vlak te hinderen. Een strategisch-boze onderhandelaar veroorzaakt niet-strategische boosheid bij de opponent. Dit leidt mogelijk tot het gebruik van heuristieken, wat uiteindelijk tot gevolg heeft dat niet-overtuigende informatie als overtuigend wordt beoordeeld. Dit is mogelijk in het belang van de strategisch-boze onderhandelaar. Er wordt dus goede ondersteuning gevonden voor de Informatieverwerkingstheorie. Een mogelijk kritiekpunt op de onderzoeken is dat zij een lage externe validiteit kennen. Externe validiteit refereert naar de mogelijkheid om de conclusies van een onderzoek te generaliseren naar andere populaties of personen, situaties en tijdstippen (Robson, 2011). De meeste onderzoekers gebruikten studenten als deelnemers en voerden de studies uit in gecontroleerde labsettingen. Bovendien werden onderhandeltaken vaak uitgevoerd middels een computer of op papier. Dit staat mogelijk wat op afstand van onderhandelen zoals dat in de praktijk gaat. Er worden momenteel causale verbanden gevonden in labsituaties, maar nog niet in praktijksituaties. Toekomstig onderzoek zou meer externe validiteit kunnen behalen door praktijksituaties Pagina 15 van 19 Simon van de Beek na te bootsen. Zo zou een psycholoog ingezet kunnen worden om boosheid te acteren tijdens een onderhandeling met een deelnemer. Verder zou toekomstig onderzoek gebruik kunnen maken van een integratie van de Affect als Informatie-theorie, de Trust-theorie en de Informatieverwerkingstheorie. De keuze voor de afhankelijke variabelen zou zich kunnen richten op onderdelen van deze geïntegreerde theorie – bijvoorbeeld op het meten van ervaren grens, ervaren vertrouwen en verstoringen van geheugen tezamen. Het samenvoegen van drie perspectieven kan leiden tot een groter inzicht in de wijze waarop boosheid onderhandelingen beïnvloed. Ten slotte zouden toekomstige studies zich kunnen richten op de link tussen boosheid en vertrouwen op de lange termijn. De huidige onderzoeken concluderen dat boosheid zorgt voor concessies bij de opponent, ook als onderhandelaars al eerder boosheid toonden. Dit is opmerkelijk, aangezien de Trust-theorie dit niet voorspelt. Een mogelijke verklaring is dat onderzoeken weinig tijd laten tussen de eerste en tweede onderhandelronde. Zo zit de boosheid van de onderhandelaar nog vers in het geheugen van de opponent, en is er te weinig tijd om wantrouwen te laten groeien. Toekomstige studies zouden de tijd tussen de onderhandelronden dus kunnen vergroten – mogelijk gaat de Trust-theorie dan op. In oktober 2012 lekte uit hoe de voorman van D66, Alexander Pechtold, zich had gedragen tijdens onderhandelingen. Tijdens de politieke onderhandelingen werd hij boos, dreigde hij met weglopen en eiste hij veelvuldig een-tweetjes met premier Rutte (Niemantsverdriet, 2013). Uiteindelijk dwong Pechtold het bezuinigingskabinet Rutte 2 om 600 miljoen euro te investeren in onderwijs (Dijsselbloem, 2013). De vraag was of de boze houding van onderhandelaar Pechtold bijdroeg aan het uiteindelijke resultaat voor zijn achterban. Deze literatuurstudie concludeert dat dit zeer waarschijnlijk het geval was. De boosheid van de politieke voorman leidde tot grensafbakening en verstoorde de informatieverwerking van zijn opponenten doordat zij heuristieken gebruikten. Dit leidde mogelijk tot het beoordelen van niet-overtuigende informatie als overtuigend. Er kan ten Pagina 16 van 19 Simon van de Beek slotte worden geadviseerd om slechts boos te worden tijdens de positionerings- en slotfase. Want wie slim boos wordt, scoort. Pagina 17 van 19 Simon van de Beek Literatuur Baumeister, R. F., & Bushman, B. J. (2008). Social psychology and human nature. Belmont, CA: Thomson Higher Education. Barry, B.: 1999, 'The Tactical Use of Emotion in Negotiation', in R. J. Bies, R. J. Lewicki and B. J. Sheppard, Research on Negotiation in Organizations (JAI Press, Stamford, CT), blz. 93-121. Clore, G. L., Gasper, K., & Garvin, E. (2001). Affect as information. In J. P. Forgas, (Ed.). Handbook of Affect and Social Cognition (pp. 121-144). Mahwah, NJ.: Lawrence Erlbaum Associates. Conway, A. R., Skitka, L. J., Hemmerich, J. A., & Kershawz, T. C. (2008). Flashbulb Memory for 11 September 2001. Psychological Science, 14(5). Côté, S., Hideg, I., & van Kleef, G. A. (2013). The consequences of faking anger in negotiations. Journal of Experimental Social Psychology, 49(3), 453-463. Cosmides, L., & Tooby, J. (2000). Evolutionary Psychology and the Emotions. Opgehaald op 8 juni 2014 via http://www.cep.ucsb.edu/emotion.html Dijsselbloem, J. V. (2013). Begrotingsafspraken 2014. Opgehaald van Rijksoverheid website: http://www.wenb.nl/Document/begrotingsafspraken2014.pdf Dimberg, U., & Thunberg, M. (2012). Empathy, emotional contagion, and rapid facial reactions to angry and happy facial expressions. PsyCh Journal, 1(2), 118-127. Fredrickson, B. L. (2001). The role of positive emotions in positive psychology: The broaden-and-build theory of positive emotions. American psychologist,56(3), 218. Grandey, A. A. (2003). When “the show must go on”: Surface acting and deep acting as determinants of emotional exhaustion and peer-rated service delivery.Academy of management Journal, 46(1), 86-96. Izard, C. E. (2009). Emotion theory and research: Highlights, unanswered questions, and emerging issues. Annual review of psychology, 60, 1. Kensinger, E. A., & Corkin, S. (2003). Memory enhancement for emotional words: Are emotional words more vividly remembered than neutral words?.Memory & cognition, 31(8), 11691180. Lelieveld, G. J., Van Dijk, E., Van Beest, I., Steinel, W., & Van Kleef, G. A. (2011). Disappointed in you, angry about your offer: Distinct negative emotions induce concessions via different mechanisms. Journal of Experimental Social Psychology, 47(3), 635-641. Meeus, T. J. (2013, October 9). En nu is het kabinet overgeleverd aan D66-leider Pechtold. NRC Handelsblad, p. http://tinyurl.com/p5x2n7k. Moons, W. G., & Mackie, D. M. (2007). Thinking straight while seeing red: The influence of anger on information processing. Personality and Social Psychology Bulletin. Morris, M. W., & Keltner, D. (2000). How emotions work: The social functions of emotional expression in negotiations. Research in organizational behavior, 22, 1-50. Niemantsverdriet, T. (2013, October 12). Makelaar Pechtold is spil in spel. NRC Handelsblad, p. 4. Pagina 18 van 19 Simon van de Beek Novaco, R. W. (1986). Anger as a clinical and social problem. Advances in the study of aggression, 2, 1-67. Pruitt, D. G., & Carnevale, P. J. (1993). Negotiation in social conflict. Thomson Brooks/Cole Publishing Co. Robson, C. (2011). Real world research: a resource for users of social research methods in applied settings. Chichester: Wiley. Schroth, H. A., Bain-Chekal, J., & Caldwell, D. F. (2005). Sticks and stones may break bones and words can hurt me: words and phrases that trigger emotions in negotiations and their effects. International Journal of Conflict Management, 16(2), 102-127. Sinaceur, M., & Tiedens, L. Z. (2006). Get mad and get more than even: When and why anger expression is effective in negotiations. Journal of Experimental Social Psychology, 42(3), 314-322. Sinaceur, M. (2010). Suspending judgment to create value: Suspicion and trust in negotiation. Journal of Experimental Social Psychology, 46(3), 543-550. Tao, J., & Tan, T. (2009). Affective Information Processing. London: Springer London. Tooby, J., & Cosmides, L. (2008). The evolutionary psychology of the emotions and their relationship to internal regulatory variables. Van Kleef, G. A., & De Dreu, C. K. (2010). Longer-term consequences of anger expression in negotiation: Retaliation or spillover?. Journal of Experimental Social Psychology, 46(5), 753-760. Van Kleef, G. A., De Dreu, C. K., & Manstead, A. S. (2004). The interpersonal effects of anger and happiness in negotiations. Journal of personality and social psychology, 86(1), 57. Pagina 19 van 19
© Copyright 2024 ExpyDoc