Conclusie haalbaarheidsstudie uitbouw culturele infrastructuur in de

HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
culturele infrastructuur
in de Zuidwestrand
rond Brussel
1
CONCLUSIE
uitbouw
SINT-PIETERS-LEEUW • LENNIK
Haalbaarheidsstudie
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
De inleiding
Laat ons, zonder al teveel omwegen, maar direct onze aanbeveling
meegeven.
‘Vanuit onze opdracht stellen wij, aangedreven vanuit een cultureel
project, een volledige herinrichting van de stationsbuurt en
de kanaalzone van Ruisbroek voor. Een nieuw cultuur- en congrescentrum (CCC) bedt zich in deze herinrichting in als de centrale
pool en als de aanleiding voor een project van kernvernieuwing,
opwaardering van de wijk en versteviging van de sociale cohesie.
Het CCC biedt een cultureel programma aan dat binnen het bestaand regionaal aanbod complementair en aanvullend wil zijn.
Een culturele plek als het hart van een cluster van realisaties die
door horeca, woningen, winkels de ontmoeting optimaliseert en
de motor is van economische, sociale en toeristische effecten.
Dit voorstel glijdt volledig in het flankerend beleid van het Vlaams
Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB). En komt dus tegemoet aan
de bredere maatschappellijke bekommernis van Vlaanderen in
ondermeer ‘de zuidelijk kanaalzone’ als enig deel van het VSGB
aan deze zijde van Brussel.
Cultuur als authentieke ervaring maximaliseert de leefbaarheid
van buurt en regio en optimaliseert de samenlevingskwaliteiten.’
Haalbaarheidsstudie
uitbouw
culturele infrastructuur
in de Zuidwestrand
rond Brussel
in opdracht van de gemeenten
Sint-Pieters-Leeuw
en Lennik
Hugo De Greef
met de medwerking van
Christel Simons
en Stefan Loeckx
De School van Gaasbeek
www.facebook.com/www.deschoolvangaasbeek.eu
[email protected]
De vraag van de gemeenten Sint-Pieters-Leeuw en Lennik om deze
‘haalbaarheidsstudie’ te doen mondt uit in de conclusies die we hier
presenteren. Het werd een explorend onderzoek naar antwoorden op
de vele invalshoeken die de vraagstelling oproept. Door het onderzoek kwamen we verder uit dan we ooit konden vermoeden.
We benaderden ons werk voornamelijk vanuit drie aandachtspunten.
Eerst is er de ambitie van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw om
op het grondgebied mogelijk een nieuw cultuurcentrum te bouwen
binnen de door de Vlaamse regering decretaal vastgelegde kaders.
Dan, ten tweede, stelt de Vlaamse Regering binnen haar beleid voor
de Vlaamse Rand vast dat er in de Zuidwestrand rond Brussel een
nood is aan een nieuwe ‘bovengemeentelijke culturele infrastructuur’.
En ten derde, de versterking van de culturele voorzieningen in SintPieters-Leeuw en Lennik.
Dit laatste punt schuift als een basisbekommernis door het geheel.
Wat er ook gerealiseerd of gebouwd wordt, het moet de lokale, regionale culturele context tastbaar versterken. En de lokale behoeften
moeten ingelost worden.
De aangereikte context, de Zuidwestrand en de gemeenten Sint-Pieters-Leeuw en Lennik, is uiterst specifiek en onderlijnen we in deze
2
3
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
studie omdat het, zo bleek, de doorslaggevende rol kreeg bij onze
finale conclusie.
De regio, en in zonderheid de gemeente Sint-Pieters-Leeuw, is in
zijn zwakke als sterke aspecten als het ware de samenvatting van
de hedendaagse Vlaamse samenleving in al zijn kwaliteiten en
uitdagingen.
Ze is Vlaams en internationaal, ze is multicultureel en verbonden
met de Vlaamse identiteit, ze waakt over het landelijke en controleert verstedelijking, ze heeft welvaart en erkent sociale problemen,
ze levert tewerkstelling en kent een dynamisch bedrijfsleven, haar
generatielang gewortelde bevolking verrijkt haar samenleven met
een groot aantal nieuwe bewoners van diverse afkomst, ze kent een
dynamisch verenigingsleven en vraagt om ruimte voor nieuwe
creativiteit.
In het onderzoek brengen we alle mogelijke elementen van deze
hedendaaagse samenleving die nuttig zijn voor het onderzoek
samen. Ze helpen ons een voorstel goed te onderbouwen.
Uiteraard focussen we ons vooral op de direct met cultuur gerelateerde facetten.
Dan hebben we het uitgebreid over een cultureel programma, heel
uitgebreid over het publiek, over de scholen, de meerwaarde voor het
verenigingsleven, over de kostprijs van het gebouw en zijn culturele
werking, over de inplanting en de infrastructurele mogelijkheden.
Daar komen we finaal helder uit.
Complexer, maar vooral boeiender, is binnen dit alles de zoektocht
naar wat een ‘bovengemeentelijke culturele infrastructuur’ zou
kunnen zijn.
Er zijn geen voorbeelden, er wordt geen kader aangereikt.
Dus moeten de antwoorden gezocht worden zonder de houvast van
voorbeelden en ervaringen. Dan moet je sowieso breder denken dan
de letterlijke en figuurlijke grenzen van de beide gemeenten.
Dat vraagt om analyse van de door Vlaanderen gesteunde kunstensector en wat daarbinnen ‘nog kan’ en dikwijls ‘nog moet’ geambieerd worden.
Wat kan anders en wat moet ‘morgen’ een cultuuraanbod zijn?
En wat zijn dan logische en herkenbare keuzes om het profiel van
zo’n bovengemeentelijke culturele infrastructuur te definiëren?
Waar plant je dat in? Wat bouw je waar?
Welke andere relatie dan gemeentelijke, landelijke of culturele zijn
dan belangrijk?
Zeker het bedrijfsleven is dan een partner. Kunnen behoeften gecombineerd worden en gezamenlijke oplossingen aangeboden?
4
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
Niet voor niets kwamen we tot het voorstel om een cultuurcentrum
én een congrescentrum te combineren.
Hoe zit dat met omgevingsfactoren? Wie woont waar? Hoe is de bereikbaarheid?
Vragen over openbaar vervoer, over invalswegen en parking?
Wat zijn de minimale behoeften voor het bouwprogramma: zaal en/
of zalen, tentoonstellingszaal, vergaderruimten, horeca, ontvangsten,
congresfaciliteiten,…?
Hoe bouw je? En hoe financier je bouw, onderhoud en werking?
Wat zijn de economische en toeristische effecten? En op de omgeving? Welke meerwaarde voor de bewoners en bezoekers, voor de
buurt, de wijk, de regio? Zet het in op sociale cohesie en op de
‘sense of belonging’?
Al deze vragen, elementen en bezorgdheden werden bekeken.
Er werden keuzes gemaakt. Die krijg je in deze ‘conclusies’. De studie
baseerde deze conclusies op de onderzoeksresultaten die verzameld
worden in het ‘werkboek’ en in de ‘bijlagen’.
Een verslag dat je dus aangereikt wordt in drie delen: de conclusies,
een werkboek en bijlagen..
In de loop van het onderzoek kregen we de juiste kaders en beleidscontex aangereikt. Tot onze eigen verrassing lag dit ‘voor het oprapen’ bij het Vlaams beleid zelf. We kregen het aangereikt door het
Vlaams beleid in de Rand en heel concreet met het concept ‘Vlaams
Strategisch Gebied rond Brussel’. Het, afgekort, VSGB fixeert zich
nauwgezet op een aantal precies afgebakende gebieden in de Rand
en wil, conform hun uitzonderlijke specificiteit, er een sterke dynamiek ontwikkelen. Het zijn complexe gebieden waar natuur, bedrijfsleven, bewoning, economische activiteit, ontspanning, mobiliteit op
een zeer eigen wijze bij elkaar komen. Evenwichten ontbreken, het
VSGB wil deze vinden.
Het is niet alleen verstedelijking, het is complexer en vooral typisch
voor belangrijke delen van de rand rond Brussel. Eén deel van dat
VSGB is de Zuidelijke kanaalzone en enig deel aan deze zijde van
Brussel. Het ligt over Negenmanneke, Zuun, Ruisbroek, Lot en Drogenbos. ‘Deze eerste deelruimte, Zuidelijke kanaalzone, ten zuidwesten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt een verstedelijkte
uitloper in de richting van Halle.’ zegt de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse Regering meent het heel ernstig met deze zones van
complexe samenstelling. Vandaar dat we onze conclusie zeer overtuigend formuleren. Het voorgestelde CCC zit vooral ingebed in het
ook door de Vlaamse Regering besliste ‘flankerend beleid van het
VSGB’. Dat flankerend beleid heeft dan te maken met ondermeer
economie & werk, wonen & huisvesting, welzijn, onderwijs & jeugd,
open ruimte, ontvangst & integratie, toerisme’.
5
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
Bij ons onderzoek viel daardoor het hele plaatje als vanzelfsprekend
mooi samen en kreeg het verhaal een duidelijk coherent geheel.
We kwamen tot het voorstel dat we al formuleerden bij het begin van
deze inleiding.
In de conclusies zelf gaan we daar dieper op in. In het werkboek
reiken we al het materiaal aan, de bouwstenen voor de conclusie.
En het voorstel is helder.
Deze haalbaarheidsstudie is voor ons vooral ‘een explorerend en
toetsend onderzoek’. Dit is slechts het begin. Binnen onze conclusies
stellen we als volgende stap een ‘ontwerpend onderzoek’ voor.
Wat alle mogelijke partners rond de tafel moet brengen met als
opdracht de idee op zijn uitvoeringsmogelijkheden te analyseren en
een eerste fase van realisatie voor te bereiden. Om dit dan te laten
aansluiten binnen het model van de ‘open oproep’ van de Vlaams
Bouwmeester vooraleer de bouw zelf aanvangt.
‘de School van Gaasbeek’, een pril initiatief van wat ervaren streekgenoten, dankt van harte de gemeentebesturen en colleges van
Lennik en Sint-Pieters-Leeuw om ons de gelegenheid te geven dit
werk te doen. Het bracht ons ergens waar we nooit dachten te
landen. Maar het stimuleert uitermate het enthousiasme voor het
voorstel.
Onze dank gaat specifiek naar de schepen van cultuur van Lennik
Filip Van Ginderdeuren en van Sint-Pieters-Leeuw Jan Desmeth.
En naar de burgemeesters, Irina De Knop en Luc De Coninck.
de School van Gaasbeek
1 april 2014
6
7
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
1. De Opdracht
De opdracht van de gemeenten Lennik en Sint-Pieters-Leeuw om de
‘haalbaarheidsstudie uitbouw culturele infrastructuur in de Zuidwestrand rond Brussel (Sint-Pieters-Leeuw)’ uit te voeren vraagt
een benadering vanuit de culturele presentatie, creatie en activiteit
enerzijds en anderzijds vanuit haar gebruikers, haar context en haar
effecten. Kortom, haar onmiddellijke maatschappellijke betekenis
motiveert een initiatief.
De vraagstelling zelf om concreet de haalbaarheid van een ‘bovengemeentelijke culturele infrastructuur in de Zuidwestrand van Brussel’
te toetsen brengt het verhaal haast zonder omwegen bij de noodzaak
om deze mogelijkheid in een breder kader te situeren. Een keuze
haalt zijn argumenten uit, inderdaad in de eerste plaats, een culturele behoefte die ingevuld wordt maar ook uit de veel bredere versterking van de wel heel specifieke context van de rand rond Brussel.
Precieser de Zuidwestrand en dan met een focus op de gemeenten
Sint-Pieters-Leeuw en Lennik.
De haalbaarheidsstudie formuleert de opdracht vanuit twee keuzes.
Er is, ten eerste, het bestuursakkoord van de gemeente Sint-PietersLeeuw die het formuleert als volgt:
‘De gemeente Sint-Pieters-Leeuw heeft in haar bestuursakkoord 2013 –
2018 de studie naar de bouw van een lokaal CC opgenomen. Zij dacht er
in eerste instantie aan dit lokaal Cultuurcentrum principieel te bouwen in
het centrum van de gemeente.’
En ten tweede stelt de opdracht verder:
‘Het gemeentebestuur van Sint-Pieters-Leeuw heeft kennis genomen van
de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering 2009 – 2014, waarbij men
een culturele infrastructuur wenst te bouwen in de Zuidwestrand van
Brussel met een bovengemeentelijk belang en dito uitstraling.’
Letterlijk zegt minister Bourgeois in zijn ‘beleidsnota 2009-2014
Vlaamse Rand:
‘De Zuidwestrand, het gebied gelegen tussen Brussel en Wallonië, verdient
bijkomende aandacht. … Net deze streek heeft een schrijnende nood aan
culturele infrastructuur. Ik zal onderzoeken om in samenwerking met de
verschillende gemeenten, een intergemeentelijke culturele vuurtoren te
bouwen voor deze regio.’
De opdracht van de haalbaarheidsstudie vervolgt:
‘Het gemeentebestuur vraagt zich af of de combinatie van beiden een
meerwaarde kan bieden voor de ruimere omgeving, alsook of de krachten
(en de financiële middelen) kunnen gebundeld worden in het belang van
de gemeente, de (Zuidwest) rand, de hogere overheid en vooral alle inwoners uit de streek.’
8
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
Sint-Pieters-Leeuw wil via deze studieopdracht te weten komen:
Optie 1 : Sint-Pieters-Leeuw bouwt met eigen middelen een lokaal
CC in het centrum van de gemeente of op een andere locatie, indien
dit uit de studie naar voren zou komen als een beter alternatief.
Optie 2 : Sint-Pieters-Leeuw bouwt met de inbreng van de Vlaamse
Gemeenschap en/of de provincie Vlaams-Brabant en/of inbreng van
derden ‘de Zuidrand’, een culturele infrastructuur met bovengemeentelijke impact op een nader te bepalen locatie op het grondgebied van Sint-Pieters-Leeuw.
Bij deze optie 2 moet eerder, dit willen we nu al stellen, wel geopteerd worden dat de Vlaamse gemeenschap bouwt op het grondgebied van Sint-Pieters-Leeuw met de inbreng van gemeente, provincie
en privé investeerders. Dit heeft naar inhoudelijke beleidskeuzes en
financiële draagkracht van de gemeente een logica en zal verder in
de conclusies blijken.
Voor de studie zelf heeft Sint-Pieters-Leeuw van bij aanvang de
betrokkenheid van de gemeente Lennik voorgesteld. De gemeente
Lennik heeft zich akkoord verklaard om samen de opdracht van de
studie te geven. Dus het geheel moet telkens waar gepast vanuit
deze twee gemeenten gelezen worden. Ook zullen we de specificiteit
van beiden aanhalen waar nodig en onderlijnen waar samenwerkingsmogelijkheden liggen, waar parallellen en waar fundamentele
verschillen. De combinatie was interessant voor de studie. Het verplichtte ons ondermeer na te denken over Lennik als een culturele
identiteit en hoe opvallend anders dit ligt dan bij Sint-Pieters-Leeuw.
De formulering van de opdracht zelf neemt de gemeente Lennik duidelijk mee:
‘Teneinde vooral in optie 2 het belang van de bovengemeentelijke impact
te bewaken, zal deze studie in nauw overleg met buurgemeente Lennik
uitgevoerd worden. Zij zullen voluit deel uitmaken van elke stap in de
studie zodat in de praktijk, zowel bij beleidsmakers, culturele actoren
als de bevolking, constant het bovengemeentelijke aspect kan afgetoetst
worden.’
Doorheen het onderzoek kwamen eigenlijk drie mogelijkheden als
voorstel boven drijven. De eerste twee leest men duidelijk in de opdracht:
• Een lokaal cultuurcentrum binnen het decretaal verankerd beleid
van de Vlaamse Gemeenschap.
• Een Bovengemeentelijke Culturele Infrastructuur met een uitzonderlijk cultureel programma voor een groot publiek, als een
‘vuurtoren’.
Een derde mogelijkheid diende zich gaandeweg aan:
• Een cultuur- en congrescentrum (CCC) binnen een ruimer kernvernieuwend project dat naadloos past binnen het flankerend
beleid van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel.
9
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
2. Een CCC
in het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel
De ‘haalbaarheidsstudie’ maakt uit deze mogelijkheid een heldere
keuze en concludeert vanuit de aangereikte onderzoeken en opgesomde argumenten om in Sint-Pieters-Leeuw een ‘cultuur- en congrescentrum (CCC)’ te bouwen. Dit nieuw gebouw wil invulling geven
aan de ambitie om een ‘Bovengemeentelijke Culturele Infrastructuur’
in te planten in de Zuidwestrand van Brussel kaderend in het flankerend beleid van het Vlaams Strategisch Gebied Rond Brussel (VSGB).
De Vlaamse Gemeenschap zegt over dit VSGB
‘Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk realiseren met betrekking tot
de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van
het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een meer
optimaal gebruik en beheer van de stedelijke structuur.’
Het flankerend beleid bij dit VSGB werd door de Vlaamse Regering
goedgekeurd op 16 december 2011 en neemt de begeleidende maatregelen op het vlak van mobiliteit, economie, werk, wonen, huisvesting, welzijn, onderwijs, jeugd, open ruimte, ontvangst, integratie en
toerisme. Trouwens de vraag naar een ‘onderzoek’ dat aan de basis
van deze haalbaarheidsstudie ligt werd opgenomen als één van de
63 maatregelen die dit flankerend beleid vermeld.
Als locatie om deze infrastructuur in te planten en te realiseren
stelt deze studie de deelgemeente Ruisbroek voor, bij voorkeur in de
stationsbuurt. Deze stationsbuurt zit als het ware ‘te paard’ op Zuun
en Ruisbroek, en ook Drogenbos. Deze deelgemeente behoort samen
met Lot, Zuun, Negenmanneke en Drogenbos tot ‘gebied deel 1’, de
zuidelijke kanaalzone, van het VSGB.
De Vlaamse gemeenschap over het VSGB: ‘Deze eerste deelruimte,
Zuidelijke kanaalzone, ten zuidwesten van het Brussels hoofdstedelijk gewest vormt een verstedelijkte uitloper in de richting van
Halle. Het kanaal Brussel-Charleroi is de belangrijkste drager van
deze deelruimte. Het gebied heeft een sterk verweven karakter van
verstedelijkte gebieden en waardevolle omringende open ruimten.
Het sterk contrast tussen de naast elkaar voorkomende functies en
ruimtelijke entiteiten vormt een bijzondere uitdaging. Deze deelruimte is in hoofdzaak gestructureerd door de aanwezigheid van
enkele kenmerkende infrastructuren maar doorheen de tijd ontstond
een veeleer chaotische ruimtelijke structuur. Een grondige herwaardering van het deelgebied is bijgevolg nodig. Hierbij dienen diverse
ruimtelijke entiteiten een verhoogde identiteit te krijgen en dienen
deze zich ruimtelijk te verankeren in een vernieuwde ruimtelijke
structuur. Het revitaliseren van de economische structuur en het opwaarderen van het huidig woonweefsel moeten samengaan met een
behoud en versterking van de waardevolle open ruimte structuren.
10
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
Dit alles dient te kaderen in een streven naar een sterke band met de
onderbenutte kwaliteiten van het Zeekanaal, waaronder de mogelijkheid voor watergebonden activiteiten.’
Het CCC integreert volledig de werking van een lokaal cultuurcentrum in dit veel ruimer profiel. In dit ruimer profiel wil het CCC
ambitieus een breed cultureel aanbod programmeren. Van de grotere
artistieke podiumactiviteiten en de muziek tot de kwaliteitsprojecten
binnen de populaire disciplines en het zogenaamde ‘lichte genre’.
In het CCC worden ook tentoonstellingen, integratieworkshops en
festivals georganiseerd. Vooral door dit laatste wil het CCC inzetten
op beleving met resultaten in de zogenaamde belevingseconomie.
Deze ‘nieuwbouw’ staat in zijn CCC-functie dus niet op zichzelf maar
maakt deel uit van het flankerend beleid van het VSGB. Waar zowel
het station, het kanaal, mogelijk winkels, kantoren, restaurants en
een hotel in één concept worden geïntegreerd. Zodat dit voorstel
tastbaar resulteert in een directe opwaardering voor de wijk en de
versterking van de sociale cohesie binnen de plaatselijke bevolking.
Het houdt bovendien rekening met groenvoorziening, ruime parking
en een maximaal organiseren van de bereikbaarheid. Dit alles ook
vanuit de kennis dat in de directe buurt de volgende jaren minstens
350 nieuwe wooneenheden bijkomen.
Het voorstel plaats zich dus volledig in het flankerend beleid van
het Vlaams Strategisch Gebied in de rand van Brussel (VSGB) van de
Vlaamse regering. Wat zowel een meerwaarde is voor het project als
een versterking van het flankerend beleid zelf. Het bezorgt dit beleid
een grote uitstraling en uitgelezen toepassing.
Als tweede locatie optie van dit CCC stellen we de inplanting voor in
Zuun op het terrein tussen de gemeentelijke basisschool ‘het populiertje’ en de Bergensesteenweg (ter hoogte van het Lidl terrein).
Het is duidelijk dat dit echt een tweede keus is.
3. Een cultuurcentrum in Sint-Pieters-Leeuw
Mocht Vlaanderen toch beslissen om geen CCC te bouwen en de
gemeente Sint-Pieters-Leeuw beslist vervolgens om zich te concentreren op de bouw van een cultuurcentrum categorie C dan stellen
we voor dit niet te bouwen in het centrum van de gemeente maar
eveneens in de deelgemeente Ruisbroek. De gemeente heeft ‘nog
recht op een CC categorie C’, wat wil zeggen dat haar werking – eens
geopend– door de Vlaamse Gemeenschap betoelaagd wordt.
Ditmaal niet als tweede optie maar als gelijkwaardige keuze stellen
we de inplanting voor in Zuun op het terrein tussen de gemeente-
11
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
lijke basisschool ‘het populiertje’ en de Bergensesteenweg (ter hoogte
van het Lidl terrein).
De voorgestelde locatie in het centrum van Sint-Pieters-Leeuw, het
terrein Wilgenhof, zien wij als de derde maar minst aantrekkelijke
inplanting. Zonder ze echter uit te sluiten maar, indien deze locatie
toch zou gekozen worden, ze te zien als het minst ambitieuze project. En dan vooral gericht als waardevolle toevoeging binnen een
geheel van culturele infrastructuur over de gemeente verspreid.
Deze conclusies zullen vooral de keuze van het CCC argumenteren.
En daar waar nodig de variant cultuurcentrum C meenemen en waar
noodzakelijk deze mogelijkheid expliciet aanhalen en duiden.
4. Het publiek voor een CCC
Londerzeel
Kapelle-op-den-Bos
Opwijk
Het CCC zal een cultureel aanbod verzorgen met een uitstraling in
geheel de rand rond Brussel, de provincie Vlaams-Brabant en Brussel. Door haar ligging én de kwaliteit van het cultureel aanbod zal het
centrum bezocht worden door geïnteresseerden uit alle gewesten.
Niet voor niets expliceert de Vlaamse Regering in de vraagstelling
rond deze culturele ‘vuurtoren’ over de Zuidwestrand als ‘het gebied
gelegen tussen Brussel en Wallonië’.
Het beoogde publieksbereik situeert zich voornamelijk binnen deze
‘gewest overschrijdende’ reikwijdte als de ‘directe omgeving’.
Maar niet uitsluitend: op regelmatige basis wil het aanbod landelijk
werven.
Al mogen we de zeer specifieke belemmeringen bij de organisatie
van de werving niet ontkennen. Deze zal dus in verschillende gewesten gebeuren en zal eigenlijk evenveel verschillende manieren
van aanpak vragen. Denk nog maar aan het taalgebruik. Op de lange
termijn en bij een succesvolle exploitatie is dit wel een duidelijke en
heel reëel haalbare kaart. Als uitgangspunt is het dé ambitie.
12
Asse
Wemmel
Herent
Kortenberg
Zaventem
Kraainem
WezembeekBertem
Dilbeek
Roosdaal
Lennik
Sint-Pieters-Leeuw
Gooik
Beersel
Herne
Overijse
Bauvechain
Grez-Doiceau
La Hulpe
Rixensart
Waterloo
Bever
Tubize
Rebecq
Huldenberg
St.-Gen.-Rode Hoeilaart
Halle
Pepingen
Leuven
Oud-Heverlee
Tervuren
Drogenbos
10 KM
Linkebeek
Galmaarden
Rotselaar
Machelen Steenokkerzeel
Affligem
Ternat
Haacht
Tremeloo
Kampenhout
Vilvoorde
KM
De kennis van het Nederlands zal volgens onderzoeken binnen deze
afbakening groeien! Binnen de vermelde aantallen inwoners rekenen
we een totaal aan Nederlandskundigen tussen de 400.000 en 700.000.
Dat is dus vergelijkbaar met de Singel in Antwerpen maar is nog
altijd ruimer dan bij het Concertgebouw in Brugge.
Merchtem
Liedekerke
Boortmeerbeek
Grimbergen
15
We stellen vast dat het reguliere aanbod zal werven binnen een
straal van 10 à 15 km van het CCC. Dit gebied omvat een bevolking
tussen de 850.000 en 1.500.000 inwoners. Dit is een dichter bevolkt
wervingsgebied dan bijvoorbeeld de Singel in Antwerpen of het
Concertgebouw Brugge.
Meise
Keerbergen
Zemst
Wavre
Lasnes
Brâine-le-Château
Brâine-L’Alleud
Ittre
Gemeenschapscentrum
Cultuurcentrum Cat. A
Cultuurcentrum Cat. B
Cultuurcentrum Cat. C
vzw de Rand
Wemmel
Kraainem
Sint-Genesius-Rode
Linkebeek
Drogenbos
Wezembeek-Oppem
Jezus-Eik / Overijse
13
Ottignies
Louvain-La-Neuve
Chaumont-Gistoux
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
5. Complementair en aanvullend
6. Culturele competentie
Het cultureel aanbod is vooral ‘complementair aan en aanvullend op’
het aanbod van de bestaande culturele initiatieven en centra in de
regio.
Met ‘complementair en aanvullend’ wordt gedoeld op het reeds
aanwezig aanbod maar dat fijnmaziger kan gespreid worden.
Op het aanbod dat nog niet gekend is in de ruime regio.
Het centrum schuift aan bij het regionaal overleg van de culturele
sector in de Zuidwestrand rond Brussel om deze aanvullende en
complementaire opdracht te verankeren en waar nodig te legitimeren. In dezelfde geest biedt het zich ook aan om deel te nemen aan
het ‘Brussels Kunsten Overleg’.
Aansluitend zal het CCC een deel van haar programma binnen deze
diciplines samenstellen uit belangrijk internationaal werk. Vooral
deze presentaties waar een nationale publiekswerving mogelijk is en
daarom een voor ons land haast exclusief aanbod moet zijn.
Het cultureel programma van het CCC zal wegens de geformuleerde
ambities zich als vanzelf plaatsen binnen het Brussels cultureel aanbod. Het beschouwt de grotere culturele Brusselse spelers als directe
collega’s. En het wil met haar programma ook aan dit aanbod complementair en aanvullend zijn. Het CCC zal ook de mogelijkheid concretiseren om uit het uitgebreid zeer kwalitatief aanbod dat nu niet
kan of niet wordt gepresenteerd in de regio en Brussel, of dat beter in
het CCC zou gepresenteerd worden, zijn profiel te definiëren.
Dit ‘complementair en aanvullend’ aanbod ligt op diverse vlakken en
genres. Een bepaald aanbod van de cultuurcentra in de regio kan een
fijnmazigere spreiding verdragen of het kan zelfs nodig zijn om een
vraag voldoende te dekken. De belangrijkste ‘comedians’ horen bij
dit onderdeel. En dit speelt zeker voor het scholenaanbod. Scholen
vragen optimale bereikbaarheid en grotere diversiteit in de aanbodkeuzes.
Er is Vlaams cultureel aanbod dat weinig of niet op de podia van
de cultuurcentra staat of op de Brusselse podia. Het zijn vooral de
artistieke kernen, ensembles en gezelschappen, die binnen het
kunstendecreet op jaarbasis 700.000 euro (of meer) subsidie krijgen.
Samen zijn ze goed voor een subsidiebedrag van 15,43 miljoen.
Maar het is ook het kwalitatieve populaire aanbod dat we zien in
pakweg het Kursaal van Oostende, of de mix van ‘licht en ernstig’
in de Roma in Antwerpen. En er zijn de podiumproducties die om
diverse redenen niet kunnen op de scènes van de CC’s en die er in
het CCC prominent moeten staan.
Het ‘aanvullende’ ligt hem bij de discplines waarvan de vraag groter
is dan het aanbod in de rand en in Brussel. Of vooral disciplines waar
soms gewoon geen aanbod van is. Dan denken we aan grootschalige
hedendaagse dans, ballet, opera, klassieke orkesten en musical.
14
Vooral zal het een CCC zijn dat het niveau van het aanbod bewaakt
maar zeer breed invult. Dit zal dus zowel verwantschap vertonen
met cultuurhuizen als het concertgebouw in Brugge of de Singel in
Antwerpen als met het kwalitatieve aanbod dat eerder wordt gepresenteerd in een Kursaal in Oostende. Haar gemengd profiel van
‘licht naar ernstig’ sluit nauw aan bij wat in Antwerpse Roma wordt
gerealiseerd.
Het zet in op een ruime en brede interpretatie van de zorg om culturele competentie.
Van Christoph tot Mozart. Geen van beiden was de laatste jaren te
zien of te horen in de CC’s in de regio.
7. Beleving en interactie
Het centrum ontvangt en organiseert interactieve belevingsevents.
Het wil een niche vullen binnen de breed thematische tentoonstellingsprojecten. De uitstraling is ambitieus doordat het zich inschrijft
in de rij van de belangrijkste landelijke thematische initiatieven.
Het CCC moet zich voor voor een breed en ruim publiek aantrekkelijk
maken met een grote inzet op ‘interactie en beleving’ en vorming.
De initiatieven mikken op grote bezoekerstromen die zich vooral
situeren binnen de familiale culturele vrijetijdsbesteding, scholen en
toeristen. Waar dus logischerwijs nevenactiviteiten worden aan gekoppeld: animaties, kinderprogramma’s, educatieve ateliers, nocturnes, … . Het is dus vanuit deze benadering envenzeer een toeristisch
project met economisch effect. Al verbeelden we ons vooral culturele
interactieve belevingsprojecten.
Deze opdracht staat helder naast het profiel en de activiteit van
collega’s als het nabijgelegen FelixArt museum in Drogenbos. Deze
focust succesvol op de hedendaagse kunst met als referentie de ‘tijd
van Felix De Boeck met haar specifieke artistieke kwaliteiten’.
En het CCC zal zich ook zeer onderscheiden van het tentoonstellingsbeleid van het Kasteel van Gaasbeek. Het kasteel is een uiterst
belangrijk erfgoedproject dat tentoonstellingen organiseert ter
ondersteuning, verruiming en verduidelijking van de uitzonderlijke
zeer kenmerkende ‘erfgoed identiteit’.
15
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
Het CCC zal wellicht regelmatig de mogelijkheid hebben om deze
collega’s als partner bij projecten te betrekken. Of zal kunnen ingaan
op hun eventuele vraag voor organisatie van projecten aansluitend
bij hun werking. Samen versterken ze elkaar in de cultureel toeristische uitstraling van de regio.
8. Festivals
Het CCC zal een plek zijn voor festivals. Festivals zijn intense momenten die waardevolle artistieke uitdagingen mogelijk maken, een
nieuw groot publiek aantrekt en uitzonderlijke aandacht genereert
bij pers en publieke opinie. Niet zelden zijn het motoren, van de
totale dynamiek van een centrum. Al staat de culturele profilering en
de artistieke invulling voorop het kadert in de ambitie om het CCC
maximaal als belevingsproject te positioneren.
Er zijn verschillende mogelijkheden om dit deel in te vullen.
Of er wordt samengewerkt met het Festival van Vlaanderen VlaamsBrabant met mogelijk combinaties met het Klarafestival. Of het
neemt dynamische plaats in de keuzes van het culturele luik van de
‘gordel-nieuwe-formule’. Of het vindt een niche in het festivalaanbod
dat door het CCC zelfstandig wordt uitgebouwd.
De verschillende ideeën kunnen onderling gecombineerd worden.
9. Residenties, werkplaats en creatie
Het CCC zal binnen de culturele werking ook de werkvorm residentie,
werkplaats en creatie opnemen voor de disciplines die aan bod komen. Het zal zeker tot de doelstellingen behoren om een groot orkest
en/of dansgezelschap in residentie te hebben, om creaties mogelijk
te maken en om ensembles, groepen en kunstenaars een werkplek
aan te bieden. Het zou in deze ook een niche in het kunstenlandschap kunnen vullen door bijvoorbeeld in te zetten op musical.
Werkplaatsen, residentiemogelijkheden en creatie, het is niet alleen
een nood die in de regio wordt aangevoeld en met zoveel woorden
door de collega’s uit de sector wordt vermeld. Het is ook een bouwsteen om de culturele profilering van het CCC te verscherpen.
De studie dringt wel aan dat kleinschaligere initiatieven binnen de
werkvormen residentie, werkplaats en creatie ook in de regio mogelijkheden krijgen. Zeker in de basishouding die in deze studie wordt
onderlijnd om te zoeken naar ‘complementariteit én aanvulling’.
16
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
10. De buurt, haar bewoners en een
gedecentraliseerde culturele bedrijvigheid
Het centrum zal zich tenvolle inzetten op een eigen programma, op
het aanbod van neven- en aansluitende activiteiten. Met de zorg om
de onmiddellijke omgeving te betrekken in de werking. Niet alleen
als een participerend publiek maar ook door incentives te organiseren die de lokale creativiteit opzoekt, kansen en infrastructurele
faciliteiten biedt. Het plaatselijk culturele leven laten integreren in
de bestaande, en waar kan, nieuwe initiatieven binnen de leefgemeenschap in de buurt en in de gemeente.
Het centrum zal daarom een hefboom zijn in de sociale, culturele en
economische ontwikkeling van wijk, gemeente en regio.
Van de 32.500 inwoners van Sint-Pieters-Leeuw woont en leeft er
70%, 22.000 à 23.000, in de deelgemeenten en wijken Negenmanneke, Zuun en Ruisbroek. Het zijn de meest multiculturele delen, niet
alleen van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw, maar samen met het
centrum van Vilvoorde, van heel de rand rond Brussel. Vooral hier is
er nood aan culturele initiatieven die participatie mogelijk maken,
gemeenschapsvormend zijn, de integratie bevorden, een zinvolle
‘sense of belonging’ stimuleren en nieuwe creativiteit ontplooien.
Het CCC neemt daar verantwoordelijkheid op. Zoals ze dat doet voor
de gehele bevolking.
Ook via wijkinitiatieven en gedecentraliseerde activiteiten in de
bestaande culturele infrastructuur van de gemeente zoals Coloma en
de Merselborre. En vanuit de relatie binnen deze studie met Lennik
moet er alles aan gedaan worden om deze activiteit te verlengen tot
in de culturele infrastructuur van Lennik. In deze ziet de studie een
nieuwe en sterke mogelijkheid in de zaal voor culturele presentatie
die het Kasteel van Gaasbeek wil bouwen als deel van haar masterplan.
11. De verenigingen
in Sint-Pieters-Leeuw en Lennik
Het centrum beantwoordt ook aan de behoeften die leven bij de
bestaande (socio) culturele verenigingen van de gemeenten Sint-Pieters-Leeuw en Lennik. Dit zijn naast een goed aantal goed uitgeruste
vergaderlokalen ook mogelijkheden tot repetities, culturele activiteiten en vormingsinitiatieven. Daartoe zal het centrum in en vanuit
de eigen infrastructuur een hierop aansluitende werking opzetten.
Incluis zal het de nodige infrastructuur voorzien binnen het nieuwe
CCC of binnen de andere bestaande of nog te ontwikkelen culturele
infrastructuur van Sint-Pieters-Leeuw en Lennik.
17
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
Het CCC zal ook het beheer waarnemen van deze andere culturele
infrastructuur in de gemeente Sint-Pieters-Leeuw om als zodanig
het verenigingsleven een waaier van mogelijkheden aan te bieden,
vanuit één culturele dynamiek.
Voor Sint-Pieters-Leeuw gaat dat om Coloma en De Merselborre
maar ook over de kerk van Zuun waar regelmatig culturele activiteiteiten worden georganiseerd. Lennik heeft goede tot zeer goede
voorzieningen voor het verenigingsleven met vooral de Schepenbank
voor culturele presentatie. Maar Lennik heeft geen ‘zaal’ waar een
cultureel aanbod kan gepresenteerd worden. We willen echter nogmaals de mogelijkheid aangrijpen die ons aangereikt wordt door het
Kasteel van Gaasbeek binnen hun voorgestelde masterplan. Daarin
wordt de ‘(nieuw) bouw een (concert)zaal voor 200 bezoekers’ geïntegreerd. We willen dit voorstel steunen temeer opdat deze ondermeer
kan ingezet worden voor het lokaal cultuurleven en tegemoet komt
aan een culturele voorziening ten dienste van het sociaal cultureel
leven van Lennik en omgeving.
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
De activiteit die dit met zich meebrengt verbindt zich waar toepasbaar met het culturele aanbod, in de organisatie van nocturnes bij
tentoonstellingen, bijwonen van voorstellingen of het cultureel prive
evenement. Op de kansen tot wisselwerking wordt ingezet van bij
het concept van het project.
Tenslotte dient er in dit kader onderlijnd te worden dat er vele en
verschillende studies zijn die het hoge economisch effect van
culturele activiteit wetenschappelijk aantonen. Dat zal met het CCC
in Ruisbroek niet anders zijn. Het terugverdieneffect voor de regio is
reëel, onderbouwd en berekend.
13. Het gebouw
De Zuidwestrand van Brussel kent een intense economische activiteit. En die groeit nog. Hier toch een opmerkelijke toevoeging: de
grootste economische groei vandaag in ons land situeert zich in
Waals-Brabant (bron Voka, Vlaams-Brabant).
Het centrum wordt gebouwd op een terrein van minstens 25.000 m².
Het CCC heeft een grote scene en een zaal met een toeschouwerscapaciteit van (minstens) 900 zitplaatsen. Ze vormt het hart van
een labyrintisch gebouw. En kan zich moduleren aan het optimaal
ontvangen van orkesten, theatervoorstellingen, dansgezelschappen,
muziektheater en musicals. De technische vereisten van de belangrijkste orkesten, theaters, muziektheaters en dansgezelschappen
door de Vlaamse Gemeenschap gesteund binnen het kunstendecreet
worden vlot beantwoord door de aangeboden infrastructuur.
En het CCC is dus ook in de mogelijkheid om het belangrijkste internationale aanbod in deze diciplines zonder problemen te ontvangen.
De bedrijven en industriën zijn vragende partij om, zo dicht mogelijk
bij hun zetel, te beschikken over congresfaciliteiten en infrastructuur
om intense vorming mogelijk te maken.
De toeschouwersruimte die in zijn architectuur ‘intiem’ moet blijven
kan, indien aangewezen, de publiekscapaciteit, afhankelijk van het
aanbod en het te verwachten bezoekersaantal, vlot aanpassen.
Het CCC moet ook aan deze nood tegemoetkomen. Niet in het minst
om de investering optimaal te verantwoorden; bijvoorbeeld in het
‘de klok rond’ gebruik. Dit onderdeel van de werking heeft een opvallende grote diversiteit aan toegevoegde waarde: uitstraling, toegankelijkheid, economisch, dienstbaarheid.
Het centrum heeft daarnaast ook een ‘vlakke vloer’ theater. Dit is een
ruime polyvante zaal voor presentaties en voorstellingen. De zaalcapaciteit bij een maximale opstelling kan tot 350 zitplaatsen hebben.
12. Een congrescentrum
Ook aan de inkomstenzijde van het budget van het CCC.
Het ‘vermarkten’ van de culturele infrastructuur kan hoger resultaat
halen dan wat als normaal haalbaar wordt ingeschat bij een louter
culturele invulling. Gebruik van de infrastructuur kan intenser. Wat
het terugverdieneffect van de investering verhoogt. Maar belangrijker
nog, de toegankelijkheid en de laagdrempeligheid resulteert in een
brede uitstraling van het CCC. Omdat via de congresfunctie en de
mogelijkheid tot vormingsactiviteiten zowel wordt gewerkt met de
lokale werknemers van de bedrijven voor vorming en trainingen als
voor landelijke klanten en partnercontacten als voor internationale
netwerken en de uitwisseling van kennis.
18
Beide zalen kunnen vlot ingezet worden voor congressen, seminaries
en colloquia. Het centrum voorziet, om aan de congresfunctie ruim
te voldoen, in de nodige aangepaste technische uitrusting en voldoende goed uitgeruste kleine en grotere vergaderzalen, ontvangstruimten, VIP voorzieningen, cateringfaciliteiten, … .
Ze beantwoordt uiteraard technisch aan alle voorzieningen door een
cultuurcentrum vereist en zal vooral specifiek aandacht hebben voor
alle relevante IT-, beeld- en klanktechnieken.
De combinatie cultuurcentrum en congrescentrum –beide vragen
hun specificiteit in één gebouw– verleent de unieke mogelijkheid
hierin uitzonderlijk performant te zijn. Ook naar belevingsprogramma, belevingseconomie, het verhogen van de bereikbaarheid van het
cultureel product, de toegankelijkheid van informatie, de interactiviteit en de communicatie. Het gebouw straalt dit uit.
19
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
De zalen voor tentoonstellingen, extra congresruimte en repetities
beslaat een totale oppervlakte van 5.000 m².
Dit kan architecturaal opgevangen worden door één zaal waarbinnen op een flexibele wijze onderverdelingen kunnen georganiseerd
worden of door een aantal op elkaar aansluitende ruimten te concipieren. Wat ook de mogelijkheid geeft tentoonstellingsparcours, breakout groepen bij congressen, … te organiseren. En waarvan sommige
ruimten voor meerdere, dus ook andere dan tentoonstellingsdoeleinden, kunnen aangewend worden.
14. Architectuur
Een bij voorkeur Vlaamse ‘toparchitect’ zal het CCC ontwerpen. Het
ontwerp wordt gekozen en verder tot de bouw begeleid via de procedure van de ‘open oproep’ binnen de werking van de Vlaams Bouwmeester.
De architectuur is uitzonderlijk en hedendaags en vult de ‘vuurtoren’ ambitie in. Het CCC plant zich met zijn signaalfunctie als een
landmark in de regio. En voegt zich in het rijtje belangwekkende
bouwwerken van uitzonderlijke kwaliteit waar een reeks uitgelezen
Vlaamse architecten internationaal worden door erkend. Een gebouw dat alleen al door zijn architecturaal concept nieuwsgierigen
lokt en een verhaal vertelt.
15. De bereikbaarheid
Het geheel accentueert de idee van ‘een ontmoetingsplaats’.
Verschillende functies worden er ondergebracht waardoor het ontmoeten ‘gestimuleerd’ wordt. Maar de agora die het wil zijn deint uit
tot de buurt die een boost van leven en activiteit krijgt. Het herdenken en herinrichten van de hele omgeving maakt dus deel uit van
het voorstel.
De inplanting in Ruisbroek, in de stationsbuurt en direct verbonden
met het centrum van de (deel)gemeente motiveert zich deels door
deze opportuniteit en de noden in dit deel van de gemeente en de
Vlaamse Rand.
Er zal vlot ingespeeld worden op de mobiliteitscapaciteit. Het bereik
van het CCC met de trein en de bus is gegarandeerd maar zal op zich
aanleiding geven om een nog efficientere organisatie te implementeren. Ook dat voorziet het flankerend beleid van het VSGB in een aantal concrete verwezenlijkingen. Het GEN station dat er binnenkort
komt is zondermeer een troef in de optimalisering van de mobiliteit.
Het centrum ligt in de nabijheid van het kanaal. Voor de verschillende ambities van het CCC is de nabijheid van water een meerwaarde.
20
21
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
Deze nabijheid wordt in de architectuur onderlijnd en ontworpen,
aansluitend bij de recreatiemogelijkheden die de nabijheid van water
biedt (promenade, horeca, aanlegsteiger, waterverbindingen,…).
Ook daar heeft het VGSB het over ‘… dit alles dient te kaderen in
een streven naar een sterke band met de onderbenutte kwaliteiten
van het Zeekanaal, waaronder de mogelijkheid voor watergebonden
activiteiten’.
Het CCC is tevens zeer eenvoudig bereikbaar via de afrit van de autostrade Brussel–Parijs, afrit nummer 18 van de ring, aan de ene zijde.
En via de Bergensesteenweg aan de andere zijde.
We schatten de passage van de ‘fietssnelweg Halle–Brussel’ (en verder), ter hoogte van het kanaal in Ruisbroek, als zeer hoog in voor de
aantrekkelijkheid van het CCC-initiatief. Maar het zal ook omgekeerd
werken: het gebruik van de fietssnelweg zelf wordt hoger en intenser.
16. De locale economie
Een ontmoetingsplaats kan geen ontmoetingsplaats zijn zonder
een zeer toegankelijke en gebruiksvriendelijke horecavoorziening.
Dit wordt door het CCC ingevuld binnen haar eigen muren vooral
gericht om de eigen werking te ondersteunen. Dus om bij voorstellingen, tentoonstellingen, animaties, eventen, congressen voldoende
aanbod te organiseren als een dienstverlening voor de bezoeker en
gebruiker. En het wil zo min mogelijk concurreren met de horeca in
de omgeving. Een culturele inplanting is meestal de aanstoker van
verschillende lokale private horeca-initiatieven in de onmiddellijke
omgeving.
Het feit zelf van een actief CCC stimuleert de lokale economie.
Drank- en eetgelegenheden, winkels, … komen zich in de schaduw
van de ‘grote broer’ vestigen. Kleinere en grotere bedrijven vestigen
zich graag in aangename en goed bereikbare buurten. Ons voorstel
is een toepassing van het gentrificatiemodel waarbij een zwakkere
buurt een ‘hippe’ omgeving wordt.
Dus de horeca van het CCC is eerder complementair aan de horeca
voorzieningen in de onmiddellijke omgeving en concipeert zich als
een dienstverlening voor gebruiker & bezoeker. Bij voorkeur werkt
het CCC met een privépartner voor de exploitatie.
De keuze van de locatie en het geïntegreerd concept versterkt deze
verwachting zeer. En geeft op het vlak van het ontmoeten, haar horeca en andere economische bedrijvigheid heel wat niet-alledaagse
en uitzonderlijke mogelijkheden. Dan herhalen we nogmaals de voor
de hand liggende interactie met het kanaal. Als dit al een animatieve
en recreatieve dimensie voor het CCC heeft moet dit met een horeca
poot extra lukken.
De horeca onderbouwt mee de commerciële mogelijkheden van het
CCC en het economisch effect.
22
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
17. Het participeren
Het hele welslagen van het CCC wordt uiteraard geholpen door de
nabijheid van ‘mensen die er ook daadwerkelijk wonen’. Door het
centrum in te planten in het hart van Ruisbroek en dicht bij andere
(Zuun en Negenmanneke) druk bewoonde delen van de gemeente
kan het maximaal zijn opdracht invullen om minder met cultuur
vertrouwde doelgroepen toe te leiden tot cultuur, vermits juist deze
bevolkingsgroep vooral in deze nabijheid woont. In dit deel van
Sint-Pieters-Leeuw woont 70% van de bevolking, zo’n goede 22.500.
Het verste dicht bewoonde punt van het station van Ruisbroek in dit
gebied is niet meer dan 900 meter! Er zijn maar weinig CC’s met een
dergelijk groot aantal bewoners zo dicht bij het CC zelf. De uitwerking van deze opdracht deint dan als vanzelfsprekend versterkt uit
naar de ruimere regio. In de stationsbuurt van Ruisbroek is er voor de
komende jaren de bouw gepland van minstens 350 extra wooneenheden.
Deze nieuwe infrastructuur is een hefboom in het opwaarderen van
een buurt die onder druk staat van een gewijzigde maatschappelijke
context en die wijziging stopt niet. Vanuit vele invalshoeken is dit
een win-winsituaties.
Complementair daaraan kan het CCC de beoogde landelijke en
regionale uitstraling uitstekend invullen door een programma aan te
bieden dat door een goed georganiseerde mobiliteit en reeds georganiseerde bereikbaarheid maximaal publiek kan aantrekken.
Daar het de opdracht is van het CCC om complementair te programmeren binnen de regio en zich als een collega te profileren van de
Brusselse culturele instellingen zal de publieke belangstelling evident zijn binnen een ruime straal rond het CCC. Bij het reguliere
programma-aanbod wordt een publiek geworven binnen een inwonersaantal van minstens 850.000 tot maximaal 1.500.000 die direct
aangesproken worden. Waaronder tussen de 400.000 en 700.000
Nederlandskundigen.
En het CCC haalt een landelijk bereik bij het ruim aantal uitzonderlijke programma’s.
23
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
18. De kunsten, hun gezelschappen,
hun creaties
Het CCC zal dus extra presentatiemogelijkheden bieden aan de gezelschappen, ensembles, orkesten van ons land. De door de Vlaamse
Gemeenschap gesteunde grote instellingen en de door het kunstendecreet hoog gewaardeerde en gesubsidieerde organisaties krijgen er
een belangrijke presentatieplek bij.
Dit moet het CCC zeer ter harte nemen maar ook de gezelschappen,
ensembles, orkesten, … ..
De te beperkte spreiding in ons land van deze, ook internationaal,
zeer relevante kernen van creatie en repertoire krijgen in dit CCC een
nieuwe grote mogelijkheid om een ruim publiek te bereiken. En om
extra eigen inkomsten te genereren. Dat deze spreiding ook te weinig
gebeurt in verhouding tot de bestaande vraag én de mogelijkheid om
vraag te creëren in Brussel en de rand verantwoordt des te meer de
opdracht van het CCC.
De bestaande culturele presentatieplekken in de rand doen op zich al
het maximale binnen de hun geboden mogelijkheden. Doch door infrastructurele beperkingen, budgetaire limieten, historisch gegroeide
verwachtingspatronen en een duidelijke lokale en regionale opdracht
blijft er een heel ruim terrein aan aanbod nog niet aangesneden. Het
is vooral daar dat het CCC zijn programma moet situeren en zich
aanvullend moet profileren.
Het aanbod beperkt zich niet tot de podiumkunsten en de muziek.
Een belangrijk luik is het tentoonstellingsbeleid. Dat vooral moet begrepen worden als thematische events bij voorkeur aan de actualiteit
gebonden. Deze activiteit situeert zich eerder in belevingsinitiatieven
en interactieve projecten. De invulling is niet permanent maar concentreert zich rond een beperkt aantal initiatieven. Mogelijk slechts
één per seizoen als deze dan groot zou kunnen zijn met een werving
die nationaal kan gebeuren. Eerder lokale projecten kunnen dus ruim
tussendoor georganiseerd worden in bijvoorbeeld een verkleinde oppervlakte van de tentoonstellingsruimten.
Dit tentoonstellingsparcours moet van het niveau zijn dat het zich
landelijk binnen de top events zet en waar mogelijk internationaal
aandacht trekt. Met vooral projecten die inzetten op beleving en interactie. En vandaar ook een toeristische toevoeging zal zijn. Waarbij
streekgebonden combinaties met collega’s of parallelle initiatieven
gestimuleerd worden bij de organisatie van bezoeken. Het versterkt
de opdracht om regionaal complementair te functioneren en landelijk belangwekkend te zijn.
24
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
19. Het beheer
Het CCC wordt beheerd door een vzw opgericht door de subsidiërende en participerende overheden die ook de meerdereid van de
beheerders aanduiden. Naast de Vlaamse Gemeenschap als voornaamste speler gaat het hier dan als een voorstel naar de provincie
Vlaams-Brabant. Het is ook logisch dat de gemeente waar het CCC
ingeplant is en die mogelijk een deel van de investering zal dragen
in het beheer vertegenwoordigd is, de gemeente Sint-Pieters-Leeuw
dus.
Gezien de keuze om het CCC als een bovengemeentelijke concept
neer te zetten mag het niet uitgesloten worden formules te bedenken
om andere gemeenten uit de regio te vertegenwoordigen. Bij voorkeur uit de bestaande georganiseerde ‘vzw cultuurregio’, die nu al 16
gemeenten uit Zennevallei en Pajottenland samenbrengen.
Naast deze vertegenwoordigers vult de samenstelling van het beheer
zich met specialisten in het beheren van culturele initiatieven, vertegenwoordigers van de culturele sector uit de regio inzonderheid vzw
De Rand en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.
De vzw sluit een beheersovereenkomst af met de subsidiërende overheden. De vereniging heeft een professionele groep medewerkers. Dit
type initiatief heeft zeker een tewerkstelling van ongeveer een 50 tal
mensen.
20. De kost van een lokaal cultuurcentrum
categorie C
Indien de gemeente Sint-Pieters-Leeuw beslist een lokaal CC categorie C te bouwen dan kunnen we ons baseren qua budget en bouwkost op de inkomsten en uitgaven in de bestaande en reeds gebouwde CC’s. Als we ons op de gemiddelden baseren dan is de jaarlijkse
werkingskost van de CC’s categorie C e1.070.542,20.
Daar zitten de personeelskosten in!
De inkomsten zijn als volgt op te delen: e 200.115,092 (subsidies),
e 268.804,92 (eigen inkomsten), e 10.537,48 (diversen).
Het tekort is dus e 591.084,71 (+/- 55% van de uitgaven) en dat is de
som die de gemeente betaalt, bijpast.
Tel daar de gemiddelde jaarlijkse infrastructuurkost (afschrijvingen
van de investeringen incluis), ook op last van de gemeente, bij van
e 324.674,62 dan kom je aan een totale kost voor de gemeente van
(afgerond) e 915.000,00.
Voor de gemeente Sint-Pieters-Leeuw zal de bouwkost ­–afhankelijk
van de ambitie­– zich bij benadering tussen de 6 à 10 miljoen situeren. En zal dus verrekend worden binnen de jaarlijkse infrastructuurkost.
25
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
21. De kost van het CCC
22. Het ontwerpend onderzoek
Voor de financiering van de bouw, het onderhoud en de werking van
de beherende vereniging worden budgetten samengebracht vanuit
diverse subsidiënten, financiers en de door de vereniging zelf verworven inkomsten. Als het CCC los gezien wordt van de ruime context waarbinnen vele partners ingezet worden kunnen we ons voor
de bouw (voorbereiding, architectuur, technische voorbereidingen,
uitrusting en de bouw zelf inbegrepen) alleen laten inspireren door
de recentste grote cultuurprojecten in Vlaanderen. Dit zijn het
Concertgebouw Brugge (2002 – bouwkost 44 miljoen) en De Grote
Post Oostende (2011 – verbouwing & nieuwbouw 35 miljoen). Wel
wetende dat ‘als alles vlot gaat’ dit voorstel wel tien jaar zal vragen
voor er een lintje zal geknipt worden. Dan moet een raming van de
bouwkost, geprojecteerd binnen deze tijdsblok, uitgemaakt worden
door een hopelijk volgend ‘ontwerpend onderzoek’.
Deze haalbaarheidsstudie is een explorerend en toetsend onderzoek.
Daar houdt het onderzoeken niet op. Er moet verder nagedacht worden en de concrete uitvoering wordt best getest. Een volgende stap
lijkt ons een ‘ontwerpend onderzoek’ te organiseren. Waarbij alle
betrokken partners nodig om het hier geformuleerde voorstel van
het CCC rond de tafel gaan zitten. Dan heb je uiteraard de gemeente
Sint-Pieters-Leeuw, de gemeente Lennik en andere gemeenten uit
de Zuidwestrand. Maar zeker de Vlaamse Gemeenschap wellicht als
voornaamste speler. De Provincie Vlaams-Brabant kan niet anders
dan een belangrijke partner zijn. Al was het maar voor essentiële
aspecten als toerisme, fietssnelweg, mobiliteit, … . Maar ook vzw
De Rand en de Vlaams Bouwmeester maken deel uit van het gesprek,
met nv Waterwegen en Zeekanaal, de NMBS, De Lijn,…
Doch binnen het bredere kader en het multifunctuele van de nieuwe
infrastructuur –waar hier toch in de eerste plaats voor wordt gekozen– moet er een urbanistisch concept ontwikkeld worden waarbinnen dit CCC zich optrekt. Dan ligt het budget qua hoogte bouwkost
en qua financiering totaal anders. Dan moet er een PPS-constructie
ontworpen worden. En dan zal het CCC wel een gebruikersvergoeding voorzien voor haar exploitatie van het culturele deel.
Waarna het ontwerpen kan beginnen. Het hele verdere traject tot
de aanvang van de bouw zal zich dan inschrijven in het programma
‘open oproep’ van de Vlaams Bouwmeester.
Voor het onderhoud van het gebouw moet een jaarlijks budget van
2,5 % van de bouwkost voorzien worden. Indien er binnen een PPS
geopereerd wordt zal de gebruikersvergoeding incluis het onderhoud
van het gebouw aangerekend worden. Binnen een groter geheel mag
aangenomen worden dat het deel voor het cultureel gebruik lager is
dan in een situatie dat het volledige project cultureel ingevuld wordt.
Ramingen zijn hier voorlopig niet mogelijk. De grootteorde is afhankelijk van de ambitie van het totale plaatje en is pas een kost voor
het CCC eens de bouw klaar is.
Voor de werking zelf mag een budget veronderstelt worden van vijf
miljoen euro per jaar dat voor 50 % gedekt wordt door subsidies. De
andere helft realiseert het CCC vanuit de activiteit: ticketinkomsten,
sponsoring, verhuren van de infrastructuur, horeca en merchandising.
We willen nogmaals onderlijnen dat voor het hele project en de hier
opgesomde voorstellen er rekening moet mee gehouden worden
dat de opening zich pas binnen 10 jaar zal organiseren. Dus cijfers,
budgetten en maatschappelijke context zullen uiteraard geëvolueerd
zijn. Het zal een kunst zijn om voldoende visionair dit project en
haar realisatie te benaderen.
26
27
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
23...
NINOOF
Dit CCC is als totaal concept nieuw. Het onderlijnt de ambitie van de
Vlaamse Gemeenschap om verder de organisatie van het cultureel
aanbod te verfijnen en op te waarderen. Het maakt ook eens te meer
duidelijk hoe belangrijk deze ‘rand’ is voor Vlaanderen. En het zorgt
voor een ‘vuurtoren’-initiatief om het flankerend beleid van het VGSB
uitstraling, een gezicht en een persoonlijkheid te geven. Het zorgt
voor een broodnodige en ongekende versterking van de te zwak uitgebouwde culturele infrastructuur in de Zuidwestrand.
SESTEEN
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR
WEG
Sint-KwintensLennik
4
2
Gaasbeek
6
Vlezenbeek
5
Ruisbroek
1
Zuun
Het verruimt een kwalitatief cultureel aanbod in de hele regio, en is
gewestoverschrijdend. Het project dient de kunstenaar, daar de bereikbaarheid van een publiek vergroot, in hun creatie, in hun werkomstandigheden en in hun financiering.
3
Sint-Pieters-Leeuw
BER
GE
Het bedrijfsleven vindt er een nog ongekende mogelijkheid tot het
congresseren, vergaren van kennis, presenteren van activiteit en
uitwisseling van ideëen.
Sint-Pieters-Leeuw
1 Kerk van Zuun
2 De Merselborre
3 Coloma
De opdracht van het CCC, zijn inplanting en de betrokkenheid van
velen draagt bij aan de sociale cohesie, de culturele betrokkenheid
en de economische resultaten van de regio.
Lennik
4 Schepenbank
5 Kasteel van Gaasbeek
6 de School van Gaasbeek
Maar, we herhalen, het voorstel vraagt om visionaire gedrevenheid!
Ons werk is daar een uitnodiging toe.
Cultuur- & congrescentrum
Ruisbroek
de School van Gaasbeek
1 April 2014
28
29
9
E1
NS
EST
EEN
WE
G
Het CCC dient eerst en vooral het publiek en zal de onmiddellijke
buurt en de gemeente betrekken en de cultuurparticipatie van haar
inwoners én deze van de regio verhogen. Het verankert de Vlaamse
culturele activiteit in de omgeving, bij uitstek waar de kosmopolitische samenleving zichtbaar wordt.
HA ALBA ARHEIDSSTUDIE
30
SINT-PIETERS-LEEUW & LENNIK
CULTURELE INFRASTRUCTUUR