PORTFOLIO THEORIE EN BEDRIJFSFINANCIERING Lambert Vanthienen Onderzoeksrapport Nr. 7305 PORTFOLIO THEORIE EN BEDRIJFSFINANCIERING Lambert Vanthienen* De traditionele indeling van de financiele problematiek werd doorbroken door de recente ontwikkeling van Portfolio Theorie tot wat genoemd kan worden een theorie van waardebepaling op de kapitaalmarkt. Daarom ~s het de bedoeling van dit artikel samenvattend enkele fundamentele problemen van bedrijfsfinanciering te integreren in deze benadering. Daar- bij wordt vooral aandacht besteed aan risico en bedrijfswaarde, optimale investeringsbeslissingen en kapitaalkost, de financiele structuur en de invloed van het belastingssysteem op alternatieve financieringswijzen. Portfolio Theorie verschaft hierbij een economisch verantwoord en theoietisch gefundeeid inzicht in enkele van de belangrijkste problemen in bedrijfsfinanciering. Ret samenvattend karakter van dit artikel maakt het onmogelijk in de tekst de passende referenties ~n te lassen. Nochtans client, vooral voor het eerste gedeelte, verwezen te worden naar Fama-Miller [2]. * Docent, Departement Toegepaste Economie, Katholieke Universiteit te Leuven. De auteur staat erop Prof. R. Vandenborre en de Heren S. Beckers, F. Depre, L. Gheysens en A. Schrevens te danken voor hun kritische bemerkingen. 1. Doel en basisveronderstellingen Financiele theorie bestudeert de aanwending van financiele middelen van individuele personen en bedrijven in de tijd. Daarbij maakt de kapitaalmarkt het mogelijk beschikbare middelen te beleggen om ze later voor verbruik aan te wenden en zetten bedrijven deze om in toekomstig v~a beschikbare middelen investeringen en produktie. Een centraal thema in de ontwikkeling van financiele theorie is de rol van een perfecte kapitaalmarkt waardoor individuele personen en bedrijven op de meest efficiente wijze over de beschikbare middelen kunnen beschikken. Een perfecte kapitaalmarkt onderstelt dat alle informatie, relevant voor de prijsvorming, vrij ter beschikking staat van iedereen, dat er geen transactiekosten en belastingen zijn, dat de verhandelde objecten oneindig deelbaar zijn en dat geen der marktpar- tijen de prijs kan beinvloeden. Daarenboven wordt ondersteld dat de markt van de verbruiks- en investeringsgoederen perfect is zodat geen enkel alleenstaand persoon of bedrijf de consumptie- of investeringsmogelijkheden van de individuele verbruikers of bedrijven kan beinvloeden. Verder wordt aangenomen dat individuele personen als objectief hebben de verwachte waarde van hun nut over een bepaalde periode te maksimaliseren en dat ze risiko- afkerig zijn. paribus, beleggingen met minder risiko verkozen. Daardoor worden, ceteris Dit betekent tevens dat het nut toeneemt op afnemende wijze in functie van een individu's totale bezittingen w. Klaarblijkelijk zijn deze veronderstellingen geen juiste weergave van de werkelijke kapitaalmarkt. Hieraan wordt tegemoetgekomen enerzijds door de belangrijkste imperfectie op de kapitaalmarkt, nl. het belastingssysteem, later in deze analyse in te brengen en anderzijds door beroep te doen op o.a. Milton Friedman's [3] Stelling dat een theorie niet zozeer beoordeeld client te worden op basis van de realiteitsweergave van de onderstellingen, dan wel op de inzichtelijke verklaringen die eruit kunnen afgeleid worden. 2 2. Ret twee- periode consumptie - investeringsmodel* In dit artikel, zoals gebruikelijk in de literatuur, wordt het financieel beslissingsproces verder vereenvoudigd door een twee-perioden model te beschouwen waarin een individueel persoon zijn totaal initieel bezit wt splitst ~n een belegging ht = wt een gedeelte verbruiksuitgaven ct voor periode t en - ct. Daardoor bekomt hij op het einde van perio- de t een onzekere rijkdom ;t+l die volledig verbruikt wordt in periode t+l, m.a.w. ct+l = wt+l' wat toelaat het daardoor bekomen nut, dat hij overigens wenst te maksimaliseren, weer te geven door u (ct. ct+l)' monotoon stijgend en concaaf in (ct, ct+l). Schijnbaar is dit een weinig interessant of algemeen geval. blijkt nochtans dat de kern van het globale financieringsprobleem vervat Later er~n ~s. 2. I. Ret "Efficient Set" Theorema We stellen nu, ter vereenvoudiging, dat de eigendom van bedrijven vertegenwoordigd wordt door aandelen en dat onzekere beleggingsuitkomsten kunnen beschreven worden door twee parameters : het verwachte rendementE(Rt) en een maatstaf voor de spreiding van de mogelijke rendementen rond de verwachte waarde. Ret verwachte rendement E(Rt)' over een periode van t tot t+l, wordt dan gegeven door : E(pt+l) - pt + dt (I) pt met pt dt = de marktwaarde van een aandeel bij het begin van periode t. dividend uitbetaald per aandeel op ogenblik t. De standaarddeviatie van het rendement wordt gegeven door (2) en geeft een aanduiding van de wijze waarop het rendement kan afwijken van de verwachte waarde, wat het financiele risiko weerspiegelt. *Ret teken - duidt op een lukrake grootheid. 3 De theoretische ontwikkeling gebeurt verder ~n de onderstelling dat de rendementen normaal verdeeld zijn, zodat de verwachte waarde en de standaarddeviatie bestaan. Fama-Miller [2] breiden dit uit tot andere steriele verdelingsfuncties waarvan alleen het eerste moment bestaat. Laat ons nu, op tij dstip t, voor een individueel persoon een beleggingsmogelijkheid p beschouwen met rendement Rpt dat in periode t+l het verwacht Hieruit volgt consumptieniveau en de standaarddevia- tie ervan gegeven wordt door (w t -ct) (1 + E(ll pt )) (3) E (wt+ I) E(;t+l) (4) o(wt+l) o(ct+l) = (wt-ct) o(R pt ) ) houdt een toename ~n E(R ) een verschuiving pt pt ~n van de waarschijnlijkheidsfunctie naar stijgende waarden van R en pt dus ook van ~ zodat een hogere waarde van E(R ) verkozen wordt. t+ 1 pt Tevens, met constante E(R ), houdt een toename van de standaarddeviatie pt van ~pt een afvlakking van de waarschijnlijkheidsverdeling en dus ook Met constante o(R van ct+l rond hun gemiddelde waarden in. Wegens de symmetrie van de normale verdelingsfunctie en omdat risiko-afkerigheid ondersteld werd doet de toegenomen waarschijnlijkheid verbonden aan hogere waarden van R het nut minder toenemen dan de hogere waarschijnlijkheid van lagere pt uitkomsten van R het nut doet afnemen. Ceteris paribus, neemt het pt verwachte nut voor een risiko-afkerig belegger dus af met toenemend risiko. Na weglating van de tijdindex t volgt hieruit het "Efficient Set" theorema De optimale belegging van een risiko-afkerig consument is E(R), o(R) efficient. Bij bepaling dan is een belegging E(R), o(R) efficient indien, gegeven het set van alle mogelijk beleggingen, geen belegging met dezelfde of hogere E(R) een lagere o(R) heeft. 4 2.2. Grafische illustratie van de nutsfunctie Indien men in (E(R), o(R)) isonutsfuncties V weergeeft volgt dat, vermits het verwachte nut ceteris paribus een toenemende functie van E(R) en een dalende functie van o(R) is, elke isonutsfunctie een positieve helling heeft Ln de E(R) o(R) dimensie m.a.w. om een individu er toe aan te zetten, bij gelijkblijvend nut, meer o(R), op te nemen moet hij meer E(R) bekomen. E(R) A 0 Fig. 1. Daarenboven, voor een gegeven E(R), neemt het nut toe bij dalende waarden van o(R); voor een gegeven o(R), neemt het nut toe met stijgende waarden van E(R). Risico-afkerigheid impliceert uiteindeli}k dat in de E(R), o(R) dimensie, isonutsfuncties convex zijn zoals weergegeven in fig. I, waarbij de richtingen AB en CD ceteris paribus toenemend nut aanduiden. 2.3. De Verzameling der Beleggingsmogelijkheden Beschouwen we twee willekeurig gekozen aandelen a en b uit alle - mogelijkheden N, met verwacht rendement E(Ra) en E(Rb), standaarddeviaties o(Ra) en o(Rb) en cov(Ra, Rb). Door een gedeelte x van ht in a en (1-x) van ht in b te beleggen wordt de belegging van een individueel persoon gekenmerkt door (5) Rp = xRa + (1-x) Rb 5 met als gemiddelde E(R ) (6) P = x E(R ) + (l-x) E(Rb) a en standaarddeviatie. o(R ) (7) p = 1I 2 2 2 2 2 [x o (R ) + ( 1-x) o (Rb) + 2x(l-x) cov(Ra, Rb)] a I /2 2 2 + (1-x) o (Rb) + 2x(l-x) kabo(Ra)o(Rb)] cov(Ra,Rb) met _ , de correlatiecoefficient tussen Ra en Rb. o(Ra)o(Rb) Uit (6) volgt dat E(R ) niet belnvloed wordt door k b en uit (7) dat p a - voor elke waarde van x de maximum waarde van o(R ) bekomen wordt voor . kab p = 1 en de minimum waarde voor kab =-1. Tussenliggende waarden van kab geven aanleiding tot o(Rp)'s kleiner dan dit maximum en groter dan het minimum. Grafisch wordt dit voorE(R )>E(Rb) e'no(R )>o(Rb) geschetst in a . a fig. 2. door lijnstuk ba voor kab =I, lijnstukken be en ca voor kab = -1 en door een strict concave curve zoals bda voor -1 < kab< I. Uit (5) en (7) blijkt overigens dat het risiko van een portfolio van twee perfect negatief gecorreleerde aandelen a en b tot nul kan herleid worden, zoals weergegeven door punt c in fig. 2, en in het algemeen gereduceerd wordt indien kab kleiner is dan 1. Voor een gegeven k b wordt de bekomen combinatie E(R ), o(R) bepaald door de waarde a van x. P P Voor x=l wordt deze weergegeven door a, voor x=O door b. Een continue afname in x van I tot 0 veroorzaakt een verschuiving van de resulterende E(R)o(R) combinatie vanuit punt a naar b op de door kab bepaalde verbindingslijn. 6 E(R) E(R) a a c c b b o(R) Fig. 2. Fig. 3. Op dezelfde wijzevolgtdat,voorE(R 8 ) > E(Rb) en o(R 8 ) < o(Rb) bet verband tussen E(Rp) en o(Rp) voor -1 < kab < convexe curve zoals weergegeven in fig. 3. Dan is nocbtans alleen a efficient, d.w.z. slecbts x=l is aanvaardbaar. gegeven wordt een strict Hieruit volgt dat door twee of meer aandelen te combineren in een portfolio een verwacbt rendement bekomen wordt dat gelijk is aan bet gewogen gemiddelde van de individuele verwachte rendementen. Tevens is de standaarddeviatie van bet portfoliorendement kleiner dan bet gewogen gemiddelde van de individuele standaarddeviaties indien de rendementen niet perfect positief gecorreleerd n. Vermits o(R ) een maatstaf is voor bet financiele p risiko van de nleuw gevormde portfolio blijkt bieruit bet risikoreducerend karakter van niet perfect positief gecorreleerde beleggingen. Dit wordt in bet algemeen diversificatieeffect genoemd. Overigens volgt uit het voorgaande dat, indien er geen twee volmaakt negatief gecorreleerde beleggingsmogelijkbeden zijn, de verzameling van alle N Lisikodragende beleggingscombinaties op de kapitaalmarkt begrensd wordt door een curve zoals abcde in fig. 4. 7 d e c b a o(R) Fig. 4. 2.4. Grafische Illustratie van het Consumentenevenwicht Ret "efficient set" theorema laat toe de aandacht te beperken tot de efficiente deelverzameling van alle mogelijke beleggingscombinaties waarbij een efficiente portfolio zo bepaald is dat geen enkele portfolio met hetzelfde of hoger verwacht rendement een lagere standaarddeviatie bezit. Daaruit volgt dat, in fig. 4, efficiente portfolio's zich op de concave grenscurve bed van set abcde bevinden. Fig. 4 impli- ceert overigens enkele bijkomende veronderstellingen inzake de beschikbare beleggingsmogelijkheden. Zo is er geen risikovrije belegging be- schikbaar en zijn er geen beleggingsmogelijkheden die perfect negatief gecorreleerd ZlJn vermits er geen combinatie is met o(R) = 0. Daaren- boven zijn er geen twee perfect positief gecorreleerde beleggingsobjecten in de efficiente portfolio's beschikbaar vermits er geen lineair gedeelte bevat is in abcde. Verder is een onbeperkte "short sale" van eenderwelk beleggingsobject onmogelijk omdat er dan een efficiente portfolio zou bestaan met een arbitrair hoog verwacht rendement. Indien nu verder ondersteld wordt dat er een risikovrije beleggingsmogelijkheid f beschikbaar is met rendement Rf en correlatiecoefficient kfi = 0, met i in fig. 5, = 1,2, ... N, wordt het efficiente set gegeven door Rf cd Als daarenboven een oneindig bedrag kan geleend of ontleend worden tegen Rf wordt het efficiente set Rf cg, waarbij alle mogelijke efficiente beleggingen herleid worden tot combinaties van f en c. In 8 dat geval wordt voor elk individu de portfolio die hij verkiest bepaald door het raakpunt van zijn isonutsfunctie V aan Rf cg. Een uitzondering hierop vormt een persoon die geen enkel risiko wenst op te nemen en wiens maksimale isonutsfunctie daarom Rf moet bevatten. Dergelijke portfolio's worden "cornerportfolio's" genoemd en kunnen zich ook voordoen in punt c, indien er beperkingen zijn op de mogelijkheid tot ontlenen. - E(R) d o(R) Fig. 5. Overigens gebeurde deze analyse in de veronderstelling dat ct en dus ht gegeven was. Teneinde ct optimaal te bepalen dient de consument- belegger alle mogelijke combinaties U(ct, ct+l) te onderzoeken en er het globale maximum uit te kiezen. 3. Risiko, rendement en evenwicht op de kapitaalmarkt Ten. einde een eenduidige marktrelatie tussen verwacht rendement en risiko te bekomen worden homogene verwachtingen en portfoliomogelijkheden ondersteld. Dit wil zeggen dat alle individuele personen het- zelfde set van beschikbare portfoliomogelijkheden hebben. Tevens wordt ondersteld dat er een risikovrije belegging f bestaat en dat alle beleggers onbeperkt kunnen lenen en ontlenen tegen Rf. 9 evenwicht 3. 1. Verwachte rendement-risiko relatie taalmarkt Homogene verwachtingen en portfoliomogelijkheden impliceren dat het efficiente set van risikodragende beleggingsmogelijkheden uniek bepaald is voor alle marktpartijen, weergegeven door bmd in fig. 6. De risikovrije ontlenings- en beleggingsmogelijkheid f vereenvoudigt verder het efficiente beleggingsset doo: het te ~eperken tot de rechte Rfmz, die dan ook de relatie . tussen E(R p ) en o(R p ) weergeeft. Van bmd is alleen m nog bevat in het efficiente set. Beleggingen met toenemend risiko worden bekomen door het gedeelte belegd in m te verhogen en dat in f te verminderen, bepaald door de individuele risiko-houding via de isonutfuncties. E (R) z X < 0 d E(R ) m -a -- b 0 a(Rm) o(R) Fig. 6. De marktportfolio m bevat alle aandelen op de kapitaalmarkt elk opgenomen naar verhouding van zijn totale marktwaarde tot de totale marktwaarde van alle uitstaande aandelen, m.a.w. x. Jill totale marktwaarde van bedrijf j totale marktwaarde van alle bedrijven 10 Dit volgt uit de afleiding van het "efficient set" en het bekomen marktevenwicht. Daarenboven is Rf zo bepaald dat het totale bedrag van leningen en ontleningen aan elkaar gelijk is d.w.z. de totale hoeveelheid die de individuele personen ontlenen tegen Rf is gelijk aan de totale aangeboden hoeveelheid. Ten einde de evenwichtsrelatie tussen verwacht rendement en risiko a£ te leiden wordt uitgegaan van het feit dat m efficient is, waardoor de samenstelling van m zo bepaald lS dat N (8) (9) ( 10) [ L: Min o(R ) p met E(R ) p N L: en x. JP j=l N L: i=l j=1 N L: j =1 = x. x. o .. ] lp JP lJ x. E(ll.) J JP E(R ) m I met x. , x. bepaald zoals x. voor alle mogelijke combinaties p. lp JP Jm De Lagrange functie L lS dan (I 1) L o(R ) + A [E(R ) p 1 m N L: J=l N x. E(RJ.)] + A2 [1 - L: JP j=l X. JP J Om o(R ) te minimaliseren worden de partiele afgeleiden van L m.b.t. p A1 , A2 en xjp' met j (10) en (12) ClL Clx. JP = 1,2 ... N, gelijk gesteld aan 0, waardoor (9), Clo(R ) --3 -x-.~p-- AI E(Rj)- A 2 JP bekomen worden. = 0, j = I, 2, ... N - Wanneer de minimale waarde voor o(R ), d.i. o(R) p m bereikt wordt, is x. JP sm de belling van curve bmd ln punt m. 1I Vermits A constant is moeten alle x. voorwaarden (9),(10) en (12) vol2 Jill doen 1n m. Daaruit volgt voor twee willekeurige aandelen i en J (13) 3o(R ) m 3x. Jill - S1 3o(R ) m 3x. lill - E(R.) m J l - - S E(Ri) m of (14) - E (R.) - E (R.) l J = sm 1 ' 2, met l, J II$ 3o(R ) m ( 3x. lill o o 3o(R ) m ) 3x. Jill N. Vermits x. de verhouding aangeeft waarmee aandeel j in m werd opgenomen, Jill kan het verband tussen E(R ) en o(R ) bekomen worden door (14) te vermem m nigvuldigen met x. en samen te tellen over alle mogelijke j's. Jill N N z (15) sm[ z [E (R.) - E (R.)] l Jill J X. j =1 j=l 3o(R ) m Jill 3x.lill X. N z x. j==l Jill 3o(R ) m ] 3x. Jill N z Vermits j=l (16) x. Jill 1 volgt dat sm E (R.) - E(R ) = l m ( 3o(R ) m 3x. lill N z x. j=l Jill 3o(:R ) m d x. ) Jill Bij bepaling lS ( 17) N - o(R ) m [ z N z X. lill i=l j=l X. Jill O .. lJ ]J/ 2 met x. en x. de prop or tie van l en J ln m, met lill Jill N z x. j=l Jill N 1 en z i=l x. lill = zodat de standaarddeviatie van het rendement van m de paarsgewijze covarianties tussen de rendementen van de individuele componenten bevat. De bijdrage van een individuele component j tot o(R ) kan bekomen worm den door (17) uit te drukken als 12 o(R ) = m (18) Daarenboven z i=l =1 x. x. l.ffi 0 .. l.J Jill o(R ) m N I: x. x. ( 0 .. l.J l.ffi j=l Jill j=I ) o(R ) m voor elk aandeel N l.S, z <Jo(R ) m (20) N z N I: a (R ) m ( 19) N x. Clx. 0 .• l.ffi i=l l.J = o(R ) m Jill J • J = 1• ... N, cov(R., R ) m J o(R ) m zodat cov (R., R )/o(R) het marginaal effect op de standaarddeviatie J m uitdrukt. van R m m Het risiko van m, o(R ), is dan juist het gewogen gem middelde hiervan over alle aandelen. Dit impliceert dat cov(R. ,R )jo(R ) J ni. m een zinvolle maatstaf is voor het risiko van j gemeten op de kapitaalmarkt vermits het risiko van m het gewogen gemiddelde van het risiko van de individuele componenten 1.s. Door substitutie van (19) en (20) in (16) bekomen we Clo(R ) (21) E(R.) - E(R ) 1. m S m m ( <Jx.]_ffi - o(R )) m Vermits sm kan (21) geschreven worden als <Jo (R ) E(R ) - Rf (22) E (R.) = R + ( ]_ f m ) o(R ) m m dX.]_ffi of omwille van (20) (23) E (R.) ]_ = Rf + E(R ) - R cov(R., R.m) ]_ m f o(R ) m o(R ) m 13 In evenwicht is het verwachte rendement van belegging i gelijk aan de risikovrije interestvoet Rf vermeerderd met een risikopremie die gelijk is aan de premie per eenheid risico, (E(Rm) - Rf)/o(Rm)) vermenigvuldigd met de risikograad van belegging i, gemeten t.o.v. marktportfolio men uitgedrukt door ( cov(R., R ) ~ m ) o(R ) m De premie per eenheid risiko is dezelfde voor alle beleggingen en wordt in feite gegeven door de helling van de lijn die het verwacht rendementrisiko verband weergeeft in fig. 7. Overigens, de lineariteit van dit verband hangt niet af van het bestaan van f of van de homogeniteitsonderstelling in 3. Deze twee onderstellingen maken het mogelijk een relatie af te leiden tussen verwacht rendement en risiko die relevant is voor elke belegger en dus zinvol is op de kapitaalmarkt. Deze relatie is sm E(R ) m o(R ) m cov(Ri• Rm) Fig. 7. o(R ) m van fundamenteel belang in financiele theorie en weerspiegelt dat, indien beleggers in het algemeen risiko-afkerig zijn en hun beleggingsmogelijkheden kunnen beschrijven in twee parameters (verwacht rendement en spreiding van het rendement), er dan in evenwicht een p,ositieve "tradeoff11 bestaat tussen risiko en rendement. Om meer risiko te aanvaarden eist een belegger een hoger verwacht rendement. Om een hoger rendement te realiseren moet in het algemeen meer risiko opgenomen worden. 14 4. Implicaties voor bedrijfsfinanciering 4.1. Marktwaarde van een Bedrijf Relatie (23) laat toe de marktwaarde P. J 't van bedrijf j op ogen- blik t uit te drukken in functie van de verwachte waarde E(V. ) op J. t+ 1 tijdstip t+l en van het risiko verbonden aan Na weglating van de tijdsindices, is het rendement van bedrijf J V.-P. (24) zodat J R. P. J E J met E (R.) J J v. - p. J J = P. J R..). p. (I + J J CV.) J Op dezelfde wijze is N p z m N ~ p.' J j=l vm = Z j=l v.J en vm P C1+R ) m m (l+R) P.P zodat cov(V., V ) J a(V ) m cov P.(l+R.), m P J J p m m o(R ) m m Hieruit volgt (25) cov(R. ,R ) J m cov(V. ,V ) oCRm) P. a(V) J m Door substitutie (26) J ~n m (23) volgt dat E (V. )-P. J J P. J en met S m cov(v.J a(Rm) 'vm) P. a (V J ) m J m cov(R., R) en J m 15 E(V.)- S (cov(V.,V )/(o(V )) P. (27) J J = m J m m Dit betekent dat de huidige waarde van bedrijf J bekomen wordt door te actualiseren tegen interestvoet Rf de verwachte waarde van het bedrijf E(V.) J de negatieve waarde van het risiko van het bedrijf bekomen door de eenheids-risikopremie (S te vermenigvuldigen met het risiko van het bedrij£, m uitgedrukt door cov(V.,V )/(o(V )). J m m In feite kan gezegd worden dat de huidige waarde van een eenheid verwachte waarde gelijk is aan 1/(1 + Rf) terwijl de huidige prijs per eenheid risiko gelijk is aan -Sm/(l+Rf). 4.2. De Doelfunctie van de Bedrijven In feite werden nu twee van de drie uit te voeren stappen in financiele theorie voltooid. Slechts de implicaties voor optimale pro- duktie- en investeringsbeslissingen in de bedrijven dienen verder onderzocht. De eigenaars van de bedrijven, d.i. de aandeelhouders, worden verondersteld hun verwacht nut te maximaliseren. ren belangr Daarb zijn drie facto- k nl. wt' de nutsfunctie en de verzameling van alle con- sumptie- en beleggingsmogelijkheden. In een perfecte markt kan een bedrijf alleen wt beinvloeden, waarvan dus een zo groot mogelijke waarde verkieslijk is. Vermits wt de waarde van de uitstaande aandelen bevat volgt dat elk bedrij£ een produktieprogramma moet ondernemen dat deze maximaliseert. Immers zodra het marktevenwicht op ogenblik t bereikt is, wordt de waarde der uitstaande aandelen bepaald door de verwachte waarde en de risicograad van het bedrij£. Nieuwe aandeelhouders betalen steeds de evenwichtsprijs voor de aandelen waarin de verwachte opbrengst 16 van de investeringsbesliss iseerd is. reeds Daarb ont- vangen ze dan ook slechts de evenwichts "trade-off" tussen verwacht rendement en ri itaalmarkt. bepaald op de Het bedrijf zelf kan dus niets meer doen voor deze uieuwe aandeelhouders. 4.3. taalkost timale Product De financiele doelstel de reeds uitstaande aandelen van het bedr f is dus de waarde van te maximaliseren wat kan uitgedrukt wor- den door (28) Max. (P. waarb en ) J P. de marktwaarde van f J J het bedrag dat het lS het begin van periode t f moet investeren in het productieproces om de marktwaarde P. te doen ontstaan. J Laat ons vooreerst onderstellen dat het bedr van activi f slechts ~~n soort en onderneemt waardoor het inve teringsprobleem herleid wordt tot de optimale schaalbepaling van de produktiemogelijkheden. Overigens impl slechts een act teit dezelfde risicograad voor elke produktiebeslissing zodat cov(Rj,Rm)/o(Rm) constant 1s. Daaruit volgt dat, met E(R.) bepaald vo J (23) • P. 1n evenwicht geJ geven wordt door E E (R.) (29) J E (30) of ) P. J + E (R.) J De verwachte rentabili ) (31) I. J t van 1s de waarde van p. waarbij J 17 Uit (30) en (31) volgt dat (P.-I.) toeneemt zolang, b J J stijgende waar- den van I., J p. > E (R.) (32) J J Hieruit volgt dat E(R.) beschouwd kan worden als het minimum door de J kapitaalmarkt geeiste verwacht rendement voor bedrijf j, met risicograad cov(R.,R )/o(Rm), m.a.w. de kapitaalkost. J m _ een grafische voorstelling waarbij T(E(V.), J Fig. 8 geeft daarvan ) het verband tussen E(V.) J en I. weergeeft. J E(V) T -I':·'· -I. J J P. 0 J Fig. 8. Tevens mag ondersteld worden dat E(V.) stijgt op afnemende WlJze als J I. toeneemt. J In fig. 8. wordt P.-I. gemaximaliseerd door I~ te invesJ J J teren d.i. tot de marginale verwachte rentabiliteit van I. gelijk wordt J aan E(R.), de kapitaalskost van het bedrijf j. J Hieruit volgt dan als maximale toename in de marktwaarde van bedrijf j tengevolge van invesE (V.) J "J't: -I. J + E (R.) J Tot nog toe werd een bedrijf beschouwd dat slechts een bepaalde activiteit onderneemt. Fama-Miller [2] tonen aan dat voor bedrijven met ver- schillende activiteiten d.i. met verschillend risico, de evenwichtsrelatie tussen verwacht rendement en risico (23) client voldaan voor elke 18 activiteit afzonderlijk. Derhalve is, zelfs in eenzelfde bedrijf, de kapitaalskost verschillend naargelang de beschouwde activiteit en bepaald volgens (23) d.i. E(Rkj)' waarbij k verwijst naar de specifieke activiteit en j naar het bedrijt. ln het algemeen dus is het begrip kapitaalskost voor een dergelijk bedrijf niet zinvol en reflecteert de totale waarde de som van de waarden van de verschillende activiteiten met elk een specifieke kapitaalkost. Dit betekent tevens dat diversificatie van een bedrijf geen financiele voordelen oplevert voor de eigenaars tenz komen worden die alleen mogelijk te brengen. financiele voordelen be- n door juist die activiteiten samen De reden daarvan is dat op de kapitaalmarkt elke activiteit afzonderlijk gewaardeerd wordt waarbij het risiko gemeten wordt t.o.v. van de markt als een geheel via cov (Rk'' R) en niet t.o.v. de reeds J m bestaande activiteiten van een of ander bedrijf. 4.4. De Financiele Struc ties In 1958 veroorzaakten Modigliani en Miller een uitgebreide en inmiddels geluwde controversie over het eventuele belang van de financiele structuur. In het kader van een gegeven risikoklas toonden ze aan dat a. de marktwaarde van een bedrijf onafhankelijk is van de financiele structuur m.a.w. de kapitaalkost is onafhankelijk van de kapitaalstructuur. b. het verwacht rendement van een aandeel gelijk aan de kapitaalkost, vermeerderd met een risicopremie gelijk aan de verhouding vreemd/ eigen vermogen vermenigvuldigd met het verschil tussen de kapitaalkost en de interestvoet van het vreemd vermogen. In wat volgt worden deze twee conclusies afgeleid ~n het meer algemene kader van financiele theorie via de verwachtrendement-risico evenwichtsrelatie. analyse. Vervolgens wordt het belastingssysteem gelntegreerd in deze 19 le Structuur en Marktwaarde We beschouwen twee bed ven A en B, met eenzelfde act met eigen middelen gefinancierd is en B identiek behalve dat A volled vreemd vermogen DB, ontleend ciele structuur. interestvoet Rf, opnam in zijn finan- Laat E(X) de verwachte opbrengsten, voor interestvan A en B, d,i. betalingen, voorstellen beschikbaar voor de E(XA) "'E(XB) it en = E(X), waarbij ondersteld wordt dat zowel E(X) als RfDB een perpetuiteit vormen. Teneinde PA en PB te bepalen, wordt het verwachte rendement voor de aandeelhouders van A uitgedrukt als (33) en voor deze van B met PA en PB de huidige marktwaarde van A en B. Dit vloeit voort uit het feit dat E(X) hetzelfde is voor A en B en dat er aan de interestbetaling RfDB geen onzekerheid verbonden is. Intuitief nochtans draagt een belegging in bedrijf B meer risico omdat, tengevolge van de vaste verplichting RfDB, de totale opbrengst voor de eigenaars van B slechts het residu van X - RfDB omvat. De verwacht rendement - ris (23) bepaalt, in evenwicht op de re kapi taalmarkt, het verschil :tn rendement via (35) E(:RA) = Rf + sm cov(RA,Rm) E(X) PA o(R ) m en (36) E (RB) ""' Rf + sm cov (:RB ,Rm) = o(R ) m E(X) - RfDB 20 Vermits E(:l{) hetzelfde 1s voor A en B vo cov(RB,Rm) cov(RA,Rm) (Rf + Sm ---------o(R ) m (37) o(R ) m - E (38) 1 -p A (39) dat en cov(RB,R ) m = I (Rm) ]} - - cov(X,R ) m - cov(X,R ) B m --p Door subsitutie bekomen we (40) P + [R A f S ~ cov(X,R ) ____m_] == PA - ) cr(R m S cov(X,R ) m m cr(R ) m en door eliminatie van de gelijke termen De totale marktwaarde van het volledig met eigen middelen gefinancierde bedrijf is dus juist gelijk aan de som van de waarde van de uitstaande aandelen (PB) en de uitstaande schuld (DB) van een identiek bedrijf dat gedeeltelijk met vreemde middelen gefinanc.ierd wordt. De waarde van een bedrijf j hangt dus niet af van de financieringswijze maar wel van de verwachte opbrengsten en het r activiteit," de risicopremie Sm,en de risicovr ico van de bedrijfse interestvoet Rf. De kapitaalskost, zoals bepaald in 4.3., van bedrijven A en B wordt dus gegeven door - E(RA) = Rf + sm - cov(RA,Rm) cr(R ) m en 1s dus onafhankelijk van de wijze waarop een project gefinancierd wordt. 21 4.4.2. Financiele structuur en verwacht Aandelenrendement Uit (35), (36), (38) en (39) volgt dat (42) E(RB) - E(RA) sm cov(X,R ) 1 m [1- - ] PB p A cr(R ) m of, vermits DB= PA - PB, cov(X,R ) (43) m sm cr(R ) m met eveneens, omwille van (35) cov(X,R ) sm (44) m cr(R ) m Substitutie van (44) ~n (43) geeft Het door de kapitaalmarkt verwacht rendement van een bedrijf dat gedeeltelijk gefinancierd wordt met vreemde middelen neemt dus lineair toe met het ratio vreem vermogen/eigen vermogen, zoals geillustreerd in fig. 9. - Rf Fig. 9. 22 Deze toename is proportioneel met bet verscbil tussen de kapitaalkost en de interestvoet van bet vreemd vermogen en wordt in het algemeen het befboomeffect genoemd. 4.5. De Financiele Structuur en Tot nog toe werd een perfecte kapitaalmarkt verondersteld. ijke imperfectie In de werkelijkbeid doet er zicb nocbtans een voor nl. belastingen op bedrijfsinkomen, die in het algemeen kunnen uitgedrukt worden als (T c • bedrijfsinkomen). Daarbij zijn interestbetalin- gen op geleend vermogen aftrekbaar voor het belastbare inkomen bepaald wordt. In wat volgt wordt de invloed van deze belastingen onderzocbt. 4.5.1. Bedrijfsbelastingen en Marktwaarde De aftrekbaarbeid van interestbetalingen voor de bepaling van bet belastbaar bedrijfsinkomen impliceert voor bedrijven A en B, bescbreven in 4.4., (46) o(:R ) m en cov(RB,Rm) E [(X- RfDB)(l -'c)] (47) R +S f m PB o(R ) m waarbij E(RA), E(RB), PA enz. kunnen verscbillen van de overeenkomstige ln 4.4. bepaalde waarden omwille van de bedrijfsbelastingen. (1 - T c ) E(X) betzelfde is voor A en B volgt dat met (J - (49 T ) --~---c- cov(X,R ) en m Vermits 23 (I - T ) ______ c_ cov(X,R ) m ,:Rm) vermits cov 0 substitutie van (49) en (50) en +D B _.,.. D ~c ) bekomen we B is DB de actuele waarde- met als discontovoet - van de j kse interestbetalingen RfDB die een perpe op het bedrijfsinkomen, waarb teit vormen. betaalde interesten aftrekbaar zijn voor het belastbaar inkomen bepaald wordt hebben dus als gevo dat de waarde van het met vreemde middelen van bedr De be f A overtreft met een bedrag ierde B deze f , d.i. met de aans der bedrijfsbelastingen vermenigvuldigd met de actuele waarde van de toekomstige interestbetalingen. In feite de huid waarde van de belastingsbesparing weer wat neerkomt op een overheidssubs ten voordele van financ ceteris met vreemde middelen. de waarde van een Daarom ook neemt, f toe wanneer eigen vermogen door vreemd vervangen wordt. 4.5.2. fsbelastingen en verwacht Aandelenrendement Uitdrukkingen (46) en ) E (RB) - E(RA) sm ) imp dat ( cov (RB, Rm) - cov o(R ) m omwi le van (49) en (50) (l-T ) S c m cov(X,R ) m o(R ) m en, volgens (l - ,R ) ) m 24 kan (53) berleid worden tot (1-T ) S c (54) m cov(i,i ) m o(R ) m (I - T ) c Overigens l.S sm cov (x,Rm) o(R ) (J -T DB ( p p ) A B = p A (E(RA) lge van m (46) en (49)' waaruit door substitutie l.n (54) vo dat (55) Deze uitdrukking geeft bet befboomeffect, zoals bescbreven in 4,4.2, weer wanneer interestbetalingen op vreemd vermogen aftrekbaar zijn voor bet belastbaar inkomen bepaald wordt. 4.5.3. Bedrijfsbelastingen en de Kapitaalkost Om de invloed van de bedrijfsbelastingen op de kapitaalkost te onderzoeken client bet effect van de financieringswijze (samen met de investeringsbeslissingen) op de tot ale waarde van het eigen en vreemd vermogen, d, i. WB = PB + DB onderzocbt te worden omdat de, voor belasting aftrekbare, interestbetalingen de waarde van het bedr E(X(! - Vermits, volgens (46), PA c f beinvloeden. )) ------------is, omwille van (51), E(RA) E(X(I - (56) WB T c )) = ----...:......- E(RA) + T D c B Volgens de bepaling van de kapitaalkost (32) zijn investeringen economiscb verantwoord zolang ze een gunstig effect bebben op de totale waarde van het bedrijf, d.i. dWB/diB > 1, waarb veau voorstelt met WB een op afnemende wijze st IB bet 1nves gende functie van IB. Toegepast op (56) berleid dit tot bet vinden van de minimum waarde van E(X) waarvoor dWB gelijk wordt aan diB. geeft dan Differentiatie van (56) 25 (57) zodat (58) Hierbij is (1 - rc) dE(X)/diB de verwachte toename in beschikbare opbrengsten, na belastingen, voor de eigenaars en de verschaffers van het vreemd vermogen. Ingeval dus investeringen volledig gefinancierd worden met vreemd vermogen (diB = dDB) wordt de kapitaalkost van het bedrijf gegeven door (I - rc)E(RA). Dit betekent in feite een afname van de kapitaalkost wat nogmaals de gelijkenis van de aftrekbaarheid van interestbetalingen met een overheidssubsidie aantoont. financiering volledig met eigen middelen gebeurt (dDB = Ingeval de 0) wordt de kapitaalkost gegeven door E(RA) en geniet het bedrijf dus niet de hoger vermelde belastingssubsidie. 4.6. Financiele Structuur, Bedrijfsbelastingen en Belastingen op het Persoonlijk Inkomen Naast belastingen 1 c op de inkomens van bedrijven wordt er in het algemeen een belasting 'p geheven op de inkomsten van individuele personen. In wat volgt wordt dit belastingssysteem geintegreerd en de implicaties ervan op de bedrijfsfinanciering beschreven. Opnieuw kun- nen E(RA), PA etc. verschillen van de overeenkomstige waarden in voorgaande secties omwille van de personenbelasting. 4.6. 1. Ret Belastingssysteem en de Marktwaarde De verwachte rendementen voor de eigenaars van A en B wordt dan gegeven door E[X(I-r )(1-r )] . c p o(R ) m 26 )] o(R ) m Vermits (1-T )(1-T) E(X) hetzelfde 1s voor A en B volgt dat c p (61) met en door substitutie van (62) en (63) en (61) (64) PA (65) PA zodat = PB + DB - Tc DB - Tp (I- Tc ) DB De belasting op het persoonlijk inkomen veroorzaakt dus ceteris paribus een bijkomende "subsidie" in marktwaarde ten voordele van de bedrijven die vreemde middelen aantrekken. De grootte van deze bijkomende subsidie wordt uitgedrukt door Tp (1-T c ) DB welke steeds positief 1s vermits 0 < T c < l en 0 < T p < I. 27 4.6.2. Ret Belastingssysteem en verwacht Aandelenrendement Uitdrukkingen (59) en (60) impliceren dat (66) en omwille van (62) en (63) (67) (1-, )(1-T ) cov(X,R )S PA-PB E (RB) - E (RA) = ----=c_ _. .Ji.p_ _ ____:m__;_.:_m (P P ) o(R ) A B m ~s Volgens (65) (62) (1-, )(I-,) cov(X,R) sm c m p o(R ) m waardoor (67) herleid wordt tot (68) waardoor het hefboomeffect weergegeven wordt. 4.6.3. Ret Belastingssysteem en de Kapitaalkost Vermits, volgens (59) • E[X( I - T PA c ) ( 1 - T p )] ~s E(RA) omwille van (65) E[X( 1 (69) w= - T c ) ( E(RA) 1 - ] + T D + c B T p (l - T c ) DB Investeringen in het gedeeltelijk met vreemde middelen gefinancierde bedWB drijf B zijn economisch verantwoord zolang ---~I. diB 28 Toegepast op (69) vo - (I dWB (70) dat dDB + diB 1 E(RA) -- + c diB dDB T p ( J - T c ) --~ diB zodat (71) (J - T Hierbij is (I - r )(1 - r) c p dE(X) de verwachte toename in netto opbrengdiB sten voortvloeiend uit bijkomende investeringen. Zolang deze de kapi- taalkost, weergegeven door dDB (!- T dDB ---- c diB r (! - r ) ---) E(RA), overtreft zijn bijkomende inves- p c diB teringen verantwoord. De kapitaalkost is opnieuw, ceteris paribus, een dDB dalende functie van ~ B 4.7. Inves kheden en Groei We veronderstellen nu dat bedrijf A, beschreven in 4.4. 1. verwacht wordt de schaal van zijn activiteiten te kunnen uitbreiden op toekomstige tijdstippen t door investeringen I( liteit E(RXt) > uit te voeren met verwachte rentabi- E(RA), constant verondersteld. verschaffen E(X) als j De lopende activiteiten kse opbrengsten, de bijkomende investeringen E(RXt) I(t) vanaf jaar t, met als waarde op tijdstip t : E(R~~ (72) At ) I(t) en als netto waarde op ogenblik t E(R:'~ (7 3) ) I(t) At - I(t) E(:RA) 29 De actuele waarde 1s dan : (7 4) Hieruit volgt dat de totale actuele waarde van bedrijf A gelijk wordt a an E(R~'; (75) ( L: t=l At ) - E(R) A )) E(RA) Indien dus verwacht wordt dat een bedrijf in de toekomst investeringen zal kunnen uitvoeren die meer opbrengen dan de kapitaalkost wordt dit in de huidige waarde weerspiegeld. De totale waarde van een dergelijke bedrijf is dan de som van de waarde van de huidige activiteiten vermeerderd met de actuele waarde die voortvloeit uit de verwachte opbrengst van de toekomstige investeringen. Dergelijke bedrijven worden dikwijls groeibedrijven genoemd omwille van hun gunstige investeringsvooruitzichten. Nochtans, indien men aandelen koopt in een dergelijk bedrijf, weerspiegelt de aankooppr s deze gunstige vooruitzichten reeds. Hierdoor zijn koerswinsten dan, ceteris paribus, slechts mogelijk 1ndien de toekomst nog gunstiger verloopt dan voorzien. Overigens ver- schaft uitdrukking (75) bijkomend inzicht in het "price-earnings" of PIE ratio van een aandeel. Indien het P/E ratio, voor een bedrijf dat volledig met eigen middelen gefinancierd is, groter is dan het omgekeerde van de kapitaalkost d.i. (76) - - > verwacht de kapitaalmarkt dat het bedrijf investeringen zal kunnen uitvoeren die meer zullen opbrengen dan de kapitaalkost. Ret is overigens klaar dat de financiele structuur en het belastingssysteem opnieuw in deze analyse van de groeimogelijkheden van een bedrijf kunnen verwerkt worden zoals in wat voorafgaat. De beperkte doelstelling van dit artikel noopt ons hierover niet verder uit te weiden. 30 5, Besluit De int t ~o van Port dus de voornaamste conclusi e daarb verschaft tevens bedrijven, Theorie en Bedrijfsfinanciering bevesvan Miller-Modigliani [6]. niet alleen hun komend s De kapitaalkost van een project is het m1n1mum verwacht , opdat de waarde van het debepal z assen" concept maar icht in de kapitaalkost en de waarde der rendement dat het project moet overtreffen, ris Deze be- van een bedrijf z ds het rendement der bedr bonden risico, Ret houdend met het f niet zou afnemen, Bij de waar- n twee factoren meest belangrijk; enerfsactiviteiten anderz ds het daaraan ver- fsrisico wordt vnl. bepaald door de samenhang met het ganse economische , wat tgedrukt wordt door de covari- antie met de marktportfolio m, 1n practisch onderzoek te vervangen door een passende itaalmarktindex. tingssysteem 1n bedr Verder bleek het belang van het belas- fsf : ceteris paribus daalt de kapitaal- kost en neemt de waarde van een mogen wordt aangetrokken. f toe naargelang meer vreemd ver- In feite bevoordeelt de aftrekbaarheid van interestbetalingen op geleend vermogen b bare bedr fsinkomen, het het bepalen van het belast- van vreemd vermogen. de huidige waarde van een bedr wat impliceert dat er wel groeibedr f de verwachte groeimogelijkheden ven maar geen groei-aandelen bestaan. Tenslotte client vermeld dat in recent theore en [3], de onderstell beleggingsmoge sch onderzoek, zoals in [I] van een onbeperkte ris k f weggelaten werd wat de rijke problemen in bedrijfsf e ontlenings- en t van de rendement- risico evenwichtsrelatie nochtans niet beinvloed. dit artikel zich nochtans tot de Tevens weerspie- Klaarblijkelijk beperkte benadering van enkele belanglng 1n het kader van de oorspronkelijke en meest bekende evenwichtsrelatie op de kapitaalmarkt teneinde de inzichtelijkheid niet te schaden. 31 BIBLIOGRAFIE (l) Black, Fisher, "Capital Market librium with Restricted Borrowing", Journal of Business, July 1972, pp. 444-454. ( Fama, Eugene F. and Miller, Merton H., "The Rhinehart, Winston, N.Y. 1972. of Finance", Holt, (3) Fama, E. and MacBeth J., "Risk, Return and Tests". librium : Emirical Journal of Political Economy, May-June 1973, pp. 607-636. (4) Friedman, Milton, "The Methodology of Po Economics", Essays in Positive Economics, Chicago, The University of Chicago Press, 1956. (5) Hamada, Robert S., "Portfolio Analysis, Market Equilibrium and Corporation Finance", Journal of Finance, March 1969, pp. 13-31. (6) Markowitz, Harry M., tfolio Select ~ Efficient Diversification of Investments", John Wiley and Sons, N.Y., 1959. (7) Miller, Merton H. and Modigliani Franco, "The Cost of Capital, Cor- poration Finance and the Theory of Investment", American Economic Review, June 1958, pp. 26!-297. (8) Miller, Merton H. and Modigliani Franco, and the Cost of Capital June 1963, pp. 433-443. ~ orporation Income Taxes a Correction", American Economic Review, (9) Rubinstein, Mark E., "A Mean-Variance Synthesis of Corporate Financial Theory", Journal of , March 1973, pp. 167-181. (10) Vasiceck, Oldrich A. and McQuown, John A., "The Efficient Market Model", Financial Analysts Journal, Sept.-Oct. 1972, pp. 71-84.
© Copyright 2024 ExpyDoc