De Belgische benadering van de voedselveiligheid

FAVV
De Belgische benadering
van de voedselveiligheid
2002-2014
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Januari 2014
INHOUDSTAFEL
Inleiding ............................................................................................................................................................................3
Werking van het FAVV ................................................................................................................................................3
Oorsprong....................................................................................................................................................................3
Schakel in het Europese systeem inzake voedselveiligheid ...................................................................4
Opdracht.......................................................................................................................................................................7
Structuur ......................................................................................................................................................................8
Organisatie ............................................................................................................................................................... 10
Evolutie van het FAVV .............................................................................................................................................. 13
2002 - 2004 Integratie ........................................................................................................................................ 13
2005 - 2008 Implementatie .............................................................................................................................. 15
2009 - 2011 Professionalisme ......................................................................................................................... 18
2012 - 2014 Maturiteit ........................................................................................................................................ 20
De controles.................................................................................................................................................................. 23
Geplande controles ............................................................................................................................................... 23
Niet-geplande controles ..................................................................................................................................... 24
2
Inleiding
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) werkt ondertussen
meer dan tien jaar in het belang van consumenten en ondernemingen. Het wordt dikwijls
beschouwd als een voorbeeld van professionalisme en transparantie in de openbare dienst.
Reeds van bij de aanvang was de bedrijfscultuur sterk resultaatgericht.
De artikels die dagelijks in de pers verschijnen zijn een bewijs van zijn zichtbaarheid en
voortdurende progressie.
Het FAVV draagt bij tot de positieve beeldvorming van de Belgische producten doordat het de
hele voedselketen controleert en daarbij een actief communicatiebeleid naar de consumenten
voert. Het geeft ook blijk van een grote waakzaamheid ten opzichte van eventuele incidenten en
tracht deze zo snel mogelijk te detecteren. Wanneer het toch tot een crisis komt, zal het deze zo
goed mogelijk beheersen. Daarom heeft het FAVV vooral aandacht besteed aan opleiding en
preventie.
Werking van het FAVV
Oorsprong
Hoewel reeds eerder de neiging tot meer samenwerking bestond, werd het idee voor de
oprichting van een agentschap dat bevoegd is voor de controle van de hele voedselketen,
geconcretiseerd in de nasleep van de "dioxinecrisis" die België trof in 1999. Deze crisis legde
een duidelijk gebrek aan coördinatie tussen de verschillende controlediensten bloot.
De schade die de dioxinecrisis veroorzaakte, is uiteraard veel ruimer dan de louter financiële
schade (437,5 miljoen euro) of de politieke gevolgen (ontslag van de Minister van Volksgezondheid
en van de Minister van Landbouw). Door de internationale media-aandacht voor de dioxinecrisis
kreeg het imago van Belgische levensmiddelen en dus ook de handel een forse deuk. De gevolgen
hiervan bleven lange tijd zwaar doorwegen op de handelsbetrekkingen met een aantal derde
landen.
Na afloop van deze crisis zette de regering zich dan ook in om performante controlediensten op
te richten die het verloren vertrouwen van de consumenten konden herstellen.
Zo werd het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht bij de wet
van 4 februari 2000. Dit agentschap, een pionier binnen de Europese Unie, integreert alle
controlediensten bevoegd voor de hele voedselketen, met inbegrip van de dierenziekten en de
fytosanitaire aspecten.
3
Tot in 2002, jaar waarin het Agentschap daadwerkelijk tot stand kwam, waren immers
verschillende diensten samen bevoegd voor het beheer van de voedselveiligheid :
-
het Ministerie van Landbouw met de Directie generaal "planten en grondstoffen" en de
Directie generaal "diergeneeskundige inspectie en dierlijke producten"
het Ministerie van Volksgezondheid met de Algemene Eetwareninspectie (AEWI),
het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK).
Ook al werden tussen hen meermaals bruggen geslagen, in de praktijk werkten deze diensten
naast elkaar, elk op een schakel van de voedselketen. Bij een incident of een crisis werkte elke
dienst bijgevolg een eigen specifieke aanpak van de problematiek uit. Die situatie resulteerde in
aanzienlijk tijdverlies, was weinig efficiënt en gaf daarenboven aanleiding tot kritiek en
wantrouwen bij de publieke opinie.
Schakel in het Europese systeem inzake voedselveiligheid
Europese reglementering
De veiligheid van levensmiddelen ligt erg gevoelig bij de consument. De crisissen eind jaren 90
brachten het vertrouwen in de levensmiddelenindustrie en de overheid ernstig aan het
wankelen. De Europese Commissie maakte daarom begin jaren 2000 de voedselveiligheid tot
een van haar belangrijkste prioriteiten.
De Europese verordening (EG) Nr. 178/2002, ook de “General Food Law” genoemd, wijst ieder
bedrijf actief in de voedselketen (operator) op zijn verantwoordelijkheid en verplicht het een
permanente controle op zijn productie uit te voeren (autocontrole) en een efficiënte
traceerbaarheid op te zetten. De operator moet zo in staat zijn de risico’s te beheersen. Ook de
rol van de andere betrokkenen is duidelijk vastgelegd. De nationale overheden, voor België het
FAVV, houden toezicht op de hele voedselketen aan de hand van een wel overwogen monitoring
en zorgen er voor dat de individuele operatoren zich aan de regels houden. De Commissie is op
haar beurt belast met het nagaan van de doeltreffendheid van de controles gerealiseerd door de
lidstaten. Ze doet dat aan de hand van audits en inspecties uitgevoerd door het Voedsel en
Veterinair bureau.
Daarnaast vormde het zogenaamde "hygiënepakket" een belangrijke fase op het vlak van de
harmonisering van de reglementering. 4 verordeningen die op 1 januari 2006 van kracht
werden, hebben betrekking op (1) de levensmiddelenhygiëne, (2) de specifieke
hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, (3) de officiële controles
met betrekking tot voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en
(4) de officiële controles van diervoeders en levensmiddelen. De verordeningen worden hierna
in detail hernomen:
(1)
Verordening H1: Verordening (EG) Nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de
Raad van 29 april 2004, inzake levensmiddelenhygiëne legt de nadruk op het vastleggen van de
doelstellingen die op het vlak van voedselveiligheid moeten worden bereikt, waarbij de
exploitanten van levensmiddelenbedrijven verantwoordelijk worden gesteld voor het
toepassen van veiligheidsmaatregelen om de onschadelijkheid van levensmiddelen te
garanderen.
4
(2)
Verordening H2: Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de
Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor
levensmiddelen van dierlijke oorsprong legt voorschriften vast die een hoge graad van
voedselveiligheid en volksgezondheid voor deze gevoelige levensmiddelen moeten garanderen.
(3)
Verordening H3: Verordening (EG) Nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de
Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie
van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke
oorsprong legt een communautair kader vast voor de officiële controles van voor menselijke
consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en bevat specifieke voorschriften voor
vers vlees, tweekleppige weekdieren, melk en zuivelproducten.
(4)
Verordening (EG) Nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en
levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn strekt ertoe de
leemten in de bestaande wetgeving inzake de officiële controle van levensmiddelen en
diervoeders op te vullen door middel van een geharmoniseerde communautaire aanpak voor het
ontwerpen en toepassen van nationale controlesystemen.
Er zijn tevens nieuwe normen van toepassing, bijvoorbeeld in verband met de microbiologie van
levensmiddelen (Verordening (EG) Nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005
inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen).
De Europese reglementering, die meer dan 90% voor de normen van voedselveiligheid omvat, is
sinds 2006 niet noemenswaardig geëvolueerd. Deze reglementering geeft eerder voorrang aan
een resultaatverbintenis dan aan middelen, wat niet altijd probleemloos verloopt in de vele
kleine ondernemingen in de voedselketen. In deze optiek en om iedere onderneming te helpen
de vooropgestelde resultaten te behalen, stelden de professionele organisaties
autocontrolegidsen op per sector die werden goedgekeurd door het FAVV.
De Europese instellingen
Nu, meer dan tien jaar na publicatie van de "General Food Law", worden het snel
waarschuwingssysteem tussen de lidstaten RASFF (Rapid Alert System for Feed and Food) en de
Europese Voedselautoriteit EFSA (European Food Safety Authority) beschouwd als goed
geïntegreerde concepten.
Het RASFF wordt niet alleen gebruikt door de 28 Lidstaten, maar ook door Noorwegen,
Zwitserland, IJsland en Liechtenstein. Dit zorgt voor een snelle verspreiding van
waarschuwingen en informatie in verband met voedselveiligheid tussen de landen. De
uitgewisselde informatie kan niet alleen worden gebruikt voor het direct ondernemen van een
actie in geval van problemen (vb. recall van producten), maar is ook nuttig voor de risicoanalyse
die aan de basis ligt van het jaarlijkse controleprogramma van het FAVV. Het belang van dit
systeem om het vertrouwen in een eenheidsmarkt op te bouwen mag dus in geen geval
onderschat worden.
Ook het belang van de opdracht van de EFSA (European Food and Safety Authority) inzake
risico- en productevaluatie moet worden onderstreept. De EFSA is ondertussen de Europese
referentie in deze domeinen geworden. Het is dus van essentieel belang dat zij door de
5
onpartijdigheid en wetenschappelijke basis van haar adviezen als dusdanig wordt erkend door
de Europese en nationale overheden. Een sterke en onafhankelijke EFSA, met steun van de
nationale instanties voor risico-evaluatie, is immers de beste garantie voor een relevant beleid
inzake voedselveiligheid, een beleid dat tegelijk wetenschappelijk gefundeerd en sociaal
aanvaardbaar is.
De rol van andere actoren inzake voedselveiligheid mag evenmin uit het oog verloren worden.
Dit betreft in de eerste plaats de Europese Commissie (DG SANCO) die de doeltreffendheid van
de controles van de lidstaten nagaat door inspecties en audits uitgevoerd door het Voedsel en
Veterinair Bureau.
Het Voedsel en Veterinair Bureau van de Directie generaal Gezondheid en Consumenten van de
Europese Commissie (DG SANCO) heeft als opdracht toezicht te houden op de door de nationale
overheid ingevoerde processen om de naleving van de communautaire reglementaire
voorwaarden te controleren. Daarnaast dient het de door de Europese Unie vastgelegde
importvoorwaarden in derde landen te controleren.
Op basis van het subsidariteitsprincipe1 laten de Europese regels aan de lidstaten de
mogelijkheid om bepaalde regels voor de binnenlandse markt vast te leggen. Verschillende
nationale besluiten werden zo aangenomen ter verduidelijking van de Europese reglementering.
Deze nationale teksten moeten evenwel steeds vooraf aan de Europese Commissie ter
goedkeuring worden voorgelegd.
Federale verankering
Op institutioneel vlak is België voortdurend in evolutie. De opvallendste tendens vandaag is de
progressieve regionalisering van federale diensten. Echter, op basis van ervaringen in sommige
Europese landen kan gesteld worden dat de federale verankering in verband met
voedselveiligheid onweerlegbare voordelen biedt. De Europese reglementering (Verordening EG
Het subsidiariteitsprincipe beoogt het lager niveau (nationaal) beslissingsbevoegdheid te verlenen
zolang het hoger niveau (Europees) niet op efficiëntere wijze kan optreden.
1
6
882/2004 inzake officiële controles) gaat ook in deze richting en voert het principe in van een
enkele instantie voor de coördinatie van de controles van de voedselketen. Het FAVV is hiervoor
in ons land dus de unieke gesprekspartner van de Europese Commissie.
In geval van een incident moet de reactiviteit van het FAVV snel zijn en het volledige
grondgebied bestrijken. Anderzijds moet het FAVV ook de conformiteit van levensmiddelen en
de sanitaire en fytosanitaire aspecten controleren binnen een steeds groeiende nationale en
Europese markt.
Wat de Gewesten en Gemeenschappen betreft, is het van primordiaal belang dat het
beleidsoverleg georganiseerd met betrekking tot de primaire productie en de
informatieuitwisseling inzake preventie, meer bepaald voedselvergiftigingen of opleiding, in
een positief en constructief klimaat plaatsvindt. Het is dus absoluut noodzakelijk dat
vertegenwoordigers van de regionale entiteiten zetelen in de overlegorganen van het FAVV.
Opdracht
Zoals eerder vermeld, is de opdracht van het Agentschap te waken over de veiligheid van de
voedselketen en de kwaliteit van ons voedsel, ter bescherming van de gezondheid van mens,
dier en plant.
Anders gezegd, dient het FAVV de risico's, die de gezondheid van mens, dier en plant kunnen
aantasten, te evalueren en te beheren. De vier belangrijke aspecten die onder de bevoegdheid
van het Agentschap vallen, zijn dus de voedselveiligheid, de dierenziekten, de plantenziekten en
de controle van het welzijn van nutsdieren.
Het FAVV is niet alleen bevoegd voor de controles op levensmiddelen, diervoeders, meststoffen
en gewasbeschermingsmiddelen maar is ook verantwoordelijk voor de sanitaire
(dierenziekten) en fytosanitaire (plantaardige sector) preventie- en bestrijdingsmaatregelen.
Het opstellen van de operationele reglementering omtrent de door de operatoren van de
voedselketen na te leven controles, de certificering en de normen inzake infrastructuur behoren
eveneens tot haar opdrachten. Het FAVV verzorgt tevens de communicatie over alle materies
waarvoor zij bevoegd is, in het bijzonder de informatie voor de consumenten.
7
Structuur
Intern
Organigram
Het Voedselagentschap is een federale administratie (parastatale type A) die wordt geleid door
een Gedelegeerd bestuurder, die rechtstreeks verslag uitbrengt aan de federale voogdijminister.
Conform de wensen van het Parlement beschikt het FAVV over een grote autonomie om zijn
opdrachten te kunnen uitvoeren. De Gedelegeerd bestuurder wordt bijgestaan door vier
Directeurs-generaal, samen vormen zij het beperkte directiecomité. Deze structuur wordt
aangevuld met drie externe adviesorganen: een Raadgevend comité, een Wetenschappelijk
comité en een Auditcomité.
Opdrachten van de Directies-generaal
De diensten van de Gedelegeerd bestuurder staan naast de algemene coördinatie van het
Agentschap ook in voor de communicatie met het meldpunt voor de consumenten, de
voorlichtingscel, de Dienst voor Crisispreventie en –beheer en de Dienst Interne audit, Kwaliteit,
Preventie en Ombudsdienst.
8
De Directie-generaal (DG) “Controlebeleid” is belast met het onderhouden van de internationale
relaties en vertegenwoordigt België bv. in de OIE (World Organisation for Animal Health……),
het Permanent Comité voor de voedselketen en de dierengezondheid van de EU (SCOFCAH) en
bij de Codex alimentarius binnen het kader van het Agentschap, enz... Zij werkt de operationele
reglementering en het meerjarige controleprogramma uit, zorgt voor de ontwikkeling van
databanken en ontwerpt het beleid van het Agentschap. Deze DG organiseert ook de contacten
met de professionele sectoren.
De Directie Generaal (DG) “Controle” zet het jaarlijkse controleprogramma om in
controleplannen per provincie. Ze bestaat uit een hoofdbestuur, dat instaat voor de algemene
coördinatie, en uit buitendiensten bevoegd voor inspecties en certificatie. Elke provincie en het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een provinciale controle-eenheid (PCE), allen ISO 17020
geaccrediteerd. Deze 11 PCE’s staan elk onder leiding van een PCE-hoofd.
De Directie Generaal (DG) “Laboratoria” beheert de vijf laboratoria van het FAVV te Gentbrugge,
Tervuren, Melle, Luik en Gembloux, die allen ISO 17025 geaccrediteerd zijn, alsook de relaties
met een netwerk van een zestigtal externe (particuliere, universitaire, publieke…) laboratoria
die partner zijn van het FAVV. Deze DG erkent eveneens de externe laboratoria die voor
rekening van het Agentschap mogen werken.
De Directie Generaal (DG) “Algemene diensten” beheert het personeel, het budget, de
financiering, de logistiek, het ICT en de juridische dienst van het Agentschap.
Externe comités
Raadgevend comité
Om zijn beleid van openheid en transparantie zo geloofwaardig mogelijk te maken, werd van bij
de aanvang bij het Agentschap een raadgevend comité opgericht. In dit comité zijn de
belangrijke partners van het FAVV vertegenwoordigd, te weten de organismen die de
consumentenbelangen behartigen, beroepsverenigingen, verenigingen voor dierenbescherming
en ook de vertegenwoordigers van belanghebbende overheidsdiensten (Gewesten,
Gemeenschappen, de FOD Economie en de FOD Volksgezondheid ). Dit maakt het comité
waardevol en staat garant voor evenwicht in het algemeen belang. Dit comité geeft advies en
raad over het te voeren beleid op het vlak van voedselveiligheid (reglementering,
risicomanagement, autocontrole,, communicatie…) en de financiering van het Agentschap. Er
zijn minimaal 10 vergaderingen per jaar, die georganiseerd worden op initiatief van het comité
zelf, op vraag van de bevoegde minister of op vraag van het Voedselagentschap, bijv. in
crisissituaties.
Wetenschappelijk Comité
Het Wetenschappelijk Comité telt 22 onafhankelijke wetenschappelijke topexperts die actief zijn
in universiteiten en onderzoekscentra in België en in het buitenland. Het Comité is volledig
autonoom, staat in voor risicobeoordeling en brengt advies uit over ontwerpen van
reglementering, de controleprogramma’s en de autocontrolegidsen. Daarnaast waakt het comité
erover dat het Voedselagentschap pro-actief optreedt en moet het tijdig problemen identificeren
en melden zodat het Agentschap de nodige maatregelen kan treffen, bijvoorbeeld in de vorm van
een passend bewakingssysteem.
9
Auditcomité
Het Auditcomité staat de Gedelegeerd bestuurder en het Directiecomité van het Agentschap bij
door te waken over de werking van het FAVV. Dit comité evalueert het auditprogramma en de
uitgevoerde audits. Het heeft een globaal overzicht van alle audits(intern en extern).
Het Comité bestaat uit vijf leden: twee personen aangeduid door het Raadgevend comité (een
vertegenwoordiger van de beroepsorganisaties en een vertegenwoordiger van de
consumentenorganisaties), een afgevaardigde aangeduid door de voogdijminister, een
vertegenwoordiger van het FAVV en een externe expert op het gebied van audit en kwaliteit die
tevens het voorzitterschap waarneemt.
Organisatie
Personeel
In 2003 kreeg het FAVV een voorlopige cel waarin de integratie van de verschillende
personeelsgroepen uit de 6 verschillende diensten van oorsprong kon gebeuren. Het eerste
volwaardige personeelsplan uit 2005, gebaseerd op het businessplan van de toenmalige
Gedelegeerd bestuurder (Piet Vanthemsche) voorzag een evolutie van de personeelsbehoeften
op basis van het certificatiepercentage van de autocontrole door de bedrijven in de agrovoedingsindustrie. In 2013 had het Voedselagentschap 1.324 medewerkers in dienst, waarvan
724 in de 11 provinciale controle-eenheden en 152 in de 5 interne laboratoria. Het Agentschap
vertrouwt ook werk toe aan 668 zelfstandige dierenartsen, dierenartsen met opdrachten
genoemd, voor de keuringen in slachthuizen en uitsnijderijen en de exportcertificatie. De
personeelsplannen worden op een dynamische en evolutieve wijze opgesteld en kunnen
voortdurend worden aangepast aan de opdrachten van het FAVV, aan de opgedane ervaring, aan
de budgettaire beperkingen,...
Onderstaande tabel geeft een evolutie van het personeelsplan in de tijd weer.
10
1400
1200
1000
800
600
400
200
0
2003
2008
2012
197
Algemene diensten (VTE)
183
206
Controlebeleid (VTE)
57
71
74
Laboratoria (VTE)
137
159
153
Controle (buitendiensten) (VTE)
651
636
651
Controle (centrale diensten) (VTE)
90
61
70
Gedelegeerd bestuurder (VTE)
26
39
39
Personeelsplan (VTE)
1.262
1.256
1.249
Totaal effectief (VTE)
1.144
1.172
1.184
Budget
Het budget van het Voedselagentschap voor 2013 bedroeg 179 miljoen euro. De dotatie van de
Staat bedroeg 58% van het budget, wat het equivalent is van 9,5€ per inwoner. Het FAVV
beschikt ook over financiële reserves, aangelegd sinds 2006, waaronder een crisisreserve van 10
miljoen Euro om zeer snel de eerste noodzakelijke kosten van het beheer van een eventueel
ernstig incident te kunnen dragen
11
Business plan
Sinds de oprichting van het Voedselagentschap werden vier businessplannen goedgekeurd door
de verschillende voogdijministers. Elk van deze plannen legt de krachtlijnen vast volgens
dewelke het FAVV wenst te evolueren voor een periode van 3 jaar. De Gedelegeerd bestuurder
stelt het plan op in overleg met het management en gebaseerd op SWOT-enquêtes (troeven,
zwakheden, opportuniteiten en bedreigingen) bij consumenten en operatoren. Vervolgens
wordt het bekrachtigd door de voogdijminister.
12
Evolutie van het FAVV
2002 - 2004 Integratie
Vanaf zijn oprichting heeft het FAVV de basisideeën uitgevoerd die aan de grondslag lagen van
de Europese en nationale reglementeringen inzake veiligheid van de voedselketen, nl.:
1. systematische registratie van operatoren actief in de voedselketen,
2. de verplichte autocontrole,
3. traceerbaarheid van producten om in geval van besmetting de bron op te sporen en de
producten die reeds in handel zijn te lokaliseren,
4. verplichte melding zowel door de operatoren als door de laboratoria aan de bevoegde
overheden bij vaststelling van risicosituaties,
5. financiële verantwoordelijkheid van de schuldige bij een incident.
De doelstellingen, die voor deze periode werden vastgelegd, bestonden hoofdzakelijk uit de
uitwerking van de structuur van het Agentschap, de integratie van de verschillende diensten in
de nieuwe organisatie en een globale monitoring van de voedselketen. Het was ook belangrijk
voor het versterken van het consumentenvertrouwen en het verzekeren van een sterke
concurrentiekracht van de Belgische producten om het Agentschap een betrouwbaar en solide
imago te geven.
Van bij de aanvang heeft het Agentschap een nieuw communicatiebeleid ingesteld en werd een
contactpunt voor de consumenten opgericht (klachten en vragen naar informatie).
De integratie van 6 controlediensten
Na de aanstelling van het management van juni tot oktober 2002, werd de integratie van de
verschillende controlediensten van het Ministerie van Landbouw, het Ministerie van
Volksgezondheid en het Instituut voor Veterinaire Keuring einde 2002 afgerond en die van de
Centrale Dierengezondheidsvereniging (CDV vzw) in 2003. De jaren 2002-2003 waren
hoofdzakelijk gewijd aan het oprichten van de nieuwe structuur, het harmoniseren van de
personeelsstatuten en het uitwerken van een modern controlebeleid gebaseerd op risicoevaluatie. Gedurende deze periode zette de organisatie in op belangrijke investeringen
betreffende het beheer van de verandering (BPR) in het belang van zijn opdracht en ook van zijn
medewerkers.
Alle medewerkers werden volgens hun bekwaamheden en in de mate van het mogelijke volgens
hun eigen voorkeur geïntegreerd in de nieuwe structuur. Daarom was het noodzakelijk opnieuw
te onderhandelen met de vakbonden over een uniform systeem van vergoedingen en
verplichtingen voor het personeel.
13
Gemeenschappelijke cultuur
De invoering van een gemeenschappelijke bedrijfscultuur werd aanzienlijk bevorderd door de
ontwikkeling van de interne en externe communicatie.
Toch was en is de interne communicatie nog steeds een dagelijkse uitdaging voor een
organisatie als het Voedselagentschap. De veranderingsagenten vormden van bij de aanvang
een soort intern netwerk waarbij de personeelsleden met vragen en onzekerheden omtrent de
wijzigingen terecht konden. In deze periode besliste het management jaarlijks alle
buitendiensten te bezoeken om het beleid op beslissingsniveau toe te lichten, om rechtstreeks te
antwoorden op vragen van de medewerkers en om de kloof te dichten tussen buitendiensten en
centrale diensten.
Bovendien werd vanaf de oprichting van het FAVV een extern communicatiebeleid ingesteld om
de organisatie van bij de start een positief imago te geven. Alle diensten kwamen uit een
moeilijke periode en waren het slachtoffer van zware kritiek op de twijfelachtige reputatie van
de werking van de Belgische administraties. Een zeer open communicatie over de werking van
het Agentschap en over incidenten en de hiervoor ondernomen acties in de voortdurende strijd
voor de voedselveiligheid was dus noodzakelijk. Het FAVV is erin geslaagd een imago van
moderne waarden te ontwikkelen die onmisbaar zijn voor een overheidsdienst en heeft een
imago van transparantie en professionalisme. Dankzij dit nieuwe elan is het FAVV er redelijk
snel in geslaagd het vertrouwen van de consumenten en dat van de importeurs van Belgische
producten te herwinnen.
Crisisbeheer
De Dienst Crisispreventie en -beheer staat in voor de uitwerking en de actualisering van
crisishandboeken. Een centrale rol is weggelegd voor deze dienst bij crisissituaties of incidenten
in de voedselketen. De dienst implementeert ook een systeem voor de tijdige captatie van
signalen die aan een crisissituatie voorafgaan. Er wordt intensief samengewerkt met andere
diensten van het FAVV en met het federale crisiscentrum. De eerste grote crisis waar het FAVV
heeft moeten optreden is de vogelgriep in 2003. De eerste uitbraken deden zich voor in
Nederland. Niettegenstaande de preventieve vernietiging van alle geïmporteerde dieren uit de
14
risicozones, had het Voedselagentschap zich, omwille van het omvangrijke handelsverkeer
tussen België en Nederland, voorbereid op een mogelijke uitbraak van de ziekte in ons land. In
totaal werden in België 8 haarden vastgesteld in de twee weken die volgden op de eerste
vaststelling in de provincie Limburg.
Voor de sanering van deze 8 haarden en 129 contactbedrijven deed het Voedselagentschap een
beroep op externe bedrijven. De crisisstructuur werd voor het eerst opgezet met 2 lokale cellen
in de provincies Antwerpen en Limburg. De besluitvorming gebeurde centraal en de beslissingen
werden rechtstreeks overgemaakt aan de 2 lokale crisiscellen. Het regionale niveau werd
opgeheven voor een efficiëntere werking.
Daarenboven werd op nationaal niveau een callcenter opgericht om consumenten en
professionelen correct te informeren. Dankzij een transparante communicatie, een goede
samenwerking met de Europese Commissie en andere nationale diensten (federale en lokale
politie, het federale crisiscentrum, …) en doeltreffende maatregelen heeft deze crisis slechts een
beperkte impact gehad op de Belgische consumptie, maar spijtig genoeg werden wel vele
exportmarkten tijdelijk verloren.
2005 - 2008 Implementatie
Standaardisatie en billijkheid de van controles
De uitdaging bestond erin de procedures zodanig te objectiveren en te harmoniseren dat aan alle
operatoren de verzekering kon geboden worden dat eenieder op een zelfde basis wordt
gecontroleerd, onafhankelijk van het type bedrijf, de controleur, de provincie,… Dit principe was
reeds ontwikkeld tijdens de voorgaande jaren. Concreet gaat het om een risicoanalyse van de
controles die het FAVV uitvoert bij ondernemingen of op producten die een grotere kans op nonconformiteit hebben. Deze methodologie van het controleplan werd ontwikkeld door de DG
Controlebeleid en gevalideerd door het Wetenschappelijk comité.
Bovendien zijn de inspecties van bedrijven gebaseerd op checklists die de belangrijkste
elementen van de reglementering hernemen (item). Ieder element wordt gewogen in functie van
de potentiële impact van een inbreuk op de voedselveiligheid. Afhankelijk van de globale quota
wordt de inspectie als gunstig beschouwd, soms met ruimte tot verbetering, of als ongunstig
vergezeld van maatregelen die moeten worden genomen (waarschuwing of proces-verbaal).
Uitzonderlijk kan de controleur in functie van de aard van de vaststellingen afwijken van deze
classificatie, mits uitdrukkelijke goedkeuring van zijn hiërarchische meerdere.
De checklists variëren naargelang de “scope” van de inspectie (infrastructuur en hygiëne,
autocontrole, etikettering, ...) en het soort inrichting. Ze zijn beschikbaar op de website van het
FAVV; iedere onderneming kan dus op ieder moment zijn eigen evaluatie uitvoeren.
De eerste doelstelling van deze checklists is de uniformiteit te waarborgen van de controles
tussen de verschillende provinciale controle-eenheden enerzijds en tussen de verschillende
controleurs anderzijds om zo te resulteren in een objectieve manier van werken.
In 2005 werd een ombudsdienst opgericht voor het behandelen van individuele klachten van
operatoren omtrent de werking van het FAVV. Omdat de ombudsdienst op kwaliteit gericht is,
worden klachten beschouwd als een mogelijkheid tot verbetering. In verhouding tot het totaal
15
aantal uitgevoerde controles (120.000 in 2012) wordt een beperkt aantal klachten ontvangen
(148 in 2012).
Het Voedselagentschap heeft ook een gedragscode voor haar inspecteurs en controleurs
opgesteld. Dit charter legt hun rechten en plichten vast. De basisprincipes van deze gedragscode
zijn wederzijds respect, rechtvaardigheid, professionalisme en integriteit. Concreet wil dit
zeggen dat de controleur zich aanmeldt bij de operator en uitlegt welke controles zullen
plaatsvinden en met welk doel. In geval van uitzonderlijke familiale omstandigheden kan de
controle worden uitgesteld. Gelijke behandeling van gecontroleerde personen en
geheimhouding over de bij de controles vastgestelde feiten en verkregen informatie zijn
belangrijke elementen. Ook moeten alle maatregelen worden genomen om ziektes, vervuilingen
of andere schade jegens de gecontroleerde inrichting te voorkomen.
Geïntegreerde informaticatools: de informatica-ruggengraat!
Dankzij zijn ontwikkelde werkprocedures heeft het Agentschap een uitstekend professioneel
niveau bereikt dat algemeen wordt erkend. Het is in dit kader belangrijk de investeringen van
het Agentschap op het vlak van informaticatools te beklemtonen.
Een precieze kennis over de ondernemingen, die actief zijn in de voedselketen, is een eerste
onbetwistbare en noodzakelijke voorwaarde voor de correcte en efficiënte planning van de
controleactiviteiten. Hiervoor werden de verschillende databanken die gegevens over de
operatoren bevatten en beschikbaar bij de verschillende controlediensten, maar niet steeds van
dezelfde kwaliteit, geïntegreerd in een unieke databank genaamd BOOD. Bij deze operatie
hebben de administratieve experts en de controleurs op het terrein kostbaar werk geleverd om
een databank samen te stellen die steeds over de meest actuele gegevens beschikt. De
uitwisseling van gegevens met de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO) zorgde, sinds
2008, voor een automatische en dagelijkse actualisatie van de gegevens van ondernemingen die
hun activiteiten starten of stopzetten.
Bovendien leveren de administratieve experts en de controleurs, actief op het terrein, dagelijks
inspanningen om deze databank actueel te houden. Er werd een vereenvoudigde
activiteitenboom ontwikkeld voor de operatoren die vanaf 1 januari 2014 in gebruik is. Deze
activiteitenboom is ontwikkeld op basis van plaats, activiteit en product. Elke activiteit is nader
omschreven door middel van fiches die een duidelijke beschrijving geven en die te raadplegen
zijn op www.favv.be.
De gegevens, die aan de basis liggen van de risico-evaluatie voor het opstellen van de
controleprogramma’s, moeten kwaliteitsvol zijn. Het is dus zeer belangrijk te beschikken over
een efficiënt en volledig rapporteringsysteem. Alle inspecties, monsternames en
analyseresultaten worden derhalve in een centrale databank ingegeven (FOODNET). Dit
programma zorgt voor een optimale opvolging van operatoren en een precieze en snelle
rapportering. Het merendeel van de checklists wordt elektronisch ingevuld en afgeprint bij de
operatoren, die zo onmiddellijk over hun inspectierapport kunnen beschikken.
Via een beveiligde toegang is het portaal FOODWEB toegankelijk voor de operatoren. Zij kunnen
in FOODWEB hun inspecties raadplegen, alsook de monsternames en analyseresultaten; via dit
portaal kunnen zij ook hun jaarlijkse aangifte invullen of hun administratieve gegevens wijzigen.
Het grote publiek kan via een algemene toegang eveneens FOODWEB raadplegen en zo de bij het
FAVV geregistreerde operatoren terugvinden en nazien of zij over een Smiley beschikken.
16
Financiering
De financiering van het FAVV steunt op de wet van 9 december 2004. Vóór dit nieuwe systeem
van financiering in werking trad, was de vleessector in feite de enige sector die bijdragen
leverde. Het huidige financieringssysteem is van toepassing sinds 1 januari 2006.
Volgende inkomsten worden in de wet voorzien:





Een dotatie van de Staat (ingeschreven in de begroting van de
FOD Volksgezondheid),
Retributies die verschuldigd zijn voor prestaties die het FAVV
levert aan individuele bedrijven,
Jaarlijkse en variabele heffingen naargelang de sector die een deel
van de uitgaven voor het toezicht op de voedselketen dekken,
EU-subsidies in het kader van de bestrijding van bepaalde
dierenziekten of quarantaineziekten in de plantaardige sector,
Verschillende inkomsten: analyses uitgevoerd door de laboratoria
van het FAVV voor rekening van derden, administratieve boetes,
enz...
De dotatie werd in 2007 en 2008 substantieel verhoogd naar ongeveer 60 % van het
totaalbudget van het FAVV. De bedoeling was om de kosten voor de operatoren te beperken
zodat een gebrek aan competitiviteit met buitenlandse ondernemingen wordt vermeden.
Daarenboven krijgen ondernemingen die hun autocontrolesysteem laten certificeren een bonus
van 75% op de jaarlijkse heffing. Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat hoewel de in
voege stelling van een autocontrolesysteem wettelijk verplicht is, de certificatie ervan facultatief
blijft. Het risicoprofiel van de ondernemingen waarvan het autocontrolesysteem gecertificeerd
is, blijkt duidelijk gunstiger te zijn (zie histogram 2012).
Het is dus logisch dat de autoriteiten een groter vertrouwen hebben in deze inrichtingen en dat
de inspectiefrequentie er bijgevolg lager ligt. De bonus op de jaarlijkse heffing voor deze
ondernemingen is daarom helemaal gerechtvaardigd.
Resultaten van de inspecties (2012) bij de operatoren die hun autocontrolesysteem (ACS) lieten
certificeren
17
100%
1,9%
5,5%
4,1%
90%
25,5%
80%
70%
60%
50%
92,6%
40%
70,4%
30%
20%
10%
0%
ACS gevalideerd
Geen maatregel
ACS niet gevalideerd
Waarschuwing
PV
2009 - 2011 Professionalisme
Gerichte contoles en efficiëntie
Van bij zijn oprichting heeft het FAVV de nadruk gelegd op het ontwikkelen van een
bemonsterings- en inspectieprogramma op basis van een wetenschappelijke benadering. Het
doel is om de menselijke en financiële middelen maximaal te benutten op basis van een
wetenschappelijke risicoanalyse en een statistische benadering. De ontwikkeling van de
informaticasystemen heeft een optimale reportage van de gegevens van op het terrein mogelijk
gemaakt. Zo kan de inspectiefrequentie aangepast worden een het individueel risicoprofiel van
elk bedrijf.
Zo zal bijvoorbeeld een industrieel bedrijf dat vis of gehakt vlees verwerkt tussen de 4 en 16
maal per jaar geïnspecteerd worden en dit afhankelijk van zijn individueel risicoprofiel. Dit is de
hoogste inspectiefrequentie. Daarentegen zal een landbouwbedrijf een inspectie krijgen om de 8
of 12 jaar en dit ook in functie van het individuele risicoprofiel.
Het Voedselagentschap waakt erover zijn efficiëntie steeds te verbeteren zowel op het vlak van
analyses als op het vlak van inspecties. Zo kan men een verhoging vaststellen van het aantal
controlemissies op een bedrijf ter opvolging van eerder vastgestelde non conformiteiten.
18
Interne controle en kwaliteitszorg
Kwaliteit, veiligheid, milieu
Men vindt het streven naar kwaliteit dan ook permanent terug in de strategische doelstellingen
van het FAVV. Een van de doelstellingen uit het businessplan 2009-2011 was onder meer om
alle activiteiten in overeenstemming te brengen met de internationale normen voor
kwaliteitsmanagement die relevant zijn voor het Agentschap. Bovendien dient iedere moderne
organisatie de problematiek van duurzame ontwikkeling te integreren in haar beleid. Dit geldt
des te meer voor openbare instellingen die een voorbeeldfunctie in de samenleving hebben
Al deze doelstellingen werden geconcretiseerd. De eisen van de verschillende normen werden
samengebracht in één enkel kwaliteits-, veiligheids- en milieusysteem om te kunnen beschikken
over een instrument dat efficiënter en gebruiksvriendelijker is voor de gebruikers :





Het geheel van de kernprocessen van het FAVV hebben de ISO 9001-certificatie behaald
na verloop van een project dat van eind 2008 tot 2011 in 3 fasen werd uitgevoerd.
De meeste controleactiviteiten hebben met succes de ISO 17020 accreditatie-audits
doorstaan die Belac in 2010 en 2011 in 2 fasen uitvoerde. Een vraag om deze uit te
breiden naar de grensinspectieposten werd in de auditcampagne van einde 2013
opgenomen.
Alle FAVV-labo's beschikten reeds sinds 2004 over de ISO 17025-accreditatie en een van
de 5 labo's heeft daarbij een ISO 17043-accreditatie in 2011 gekregen voor de
organisatie van ringtests.
In het kader van duurzame ontwikkeling, werden audits uitgevoerd met het oog op de
EMAS-registratie. Dit gebeurde in opeenvolgende fasen van 2010 tot 2012 in het
hoofdbestuur in Brussel, in de Provinciale controle-eenheden en in de FAVV-laboratoria.
De certificaten die in verschillende domeinen verkregen zijn en hun respectieve
toepassingsgebieden zijn beschikbaar op de websites van het FAVV (www.favv.be) of
BELAC.
Interne controle, interne audit
Het geïntegreerde beheersysteem van het FAVV dient ook als werkbasis voor de toepassing van
de interne controle. In dat verband werd het systeem vervolledigd met een methodologie voor
het management van de aan de processen en projecten verbonden risico’s met als doel de
risico’s te beheersen die, ondanks een goed management, steeds kunnen optreden en de
verwezenlijking van de doelstellingen in het gedrang kunnen brengen. De verslagen, die jaarlijks
aan het Auditcomité van de federale Overheid overgemaakt worden, tonen de effectiviteit van de
interne controle in het Agentschap aan.
De Dienst interne audit is volledig operationeel sinds juli 2007. De onafhankelijkheid van de
interne audit wordt gegarandeerd door een auditcomité waarin twee vertegenwoordigers van
de beroepssectoren en de consumentenorganisaties zetelen, evenals een externe expert in
interne audit en een vertegenwoordiger van de voogdijminister. De auditverslagen worden ook
doorgestuurd naar het federale auditcomité en op intranet geplaatst met het oog op verbetering
en transparantie.
19
Tevredenheidsenquête
Het Agentschap hecht uitzonderlijk belang aan de mening van zijn "stakeholders"; daartoe wordt
alternerend en om de 3 jaar een enquête georganiseerd die peilt naar de perceptie van de
operatoren die zij controleert, van de consumenten die zij ten dienste staat en van het eigen
personeel. Het is immers de ambitie van het FAVV om de wettelijke opdrachten uit te voeren en
zo goed mogelijk aan de verwachtingen van de samenleving te voldoen.
Deze enquêtes tonen aan dat het Voedselagentschap steeds meer bekend raakt. Bovendien
worden ook hogere globale tevredenheidsscores bekomen (www.sondagepeiling.be).
Hoewel deze enquêtes mogelijke en zelfs noodzakelijke verbeteringen aangeven, bevestigen de
resultaten ook dat het FAVV een stevig verankerde instelling is binnen het Belgische en
Europese institutionele landschap.
27.910 van de in 2012 gecontroleerde operatoren werden begin 2013 ondervraagd en 6.863
personen of meer dan 24% van de ondervraagden hebben de enquête anoniem beantwoord. De
resultaten tonen een zeer positieve evaluatie van het FAVV. Het Agentschap geeft blijk van
professionalisme (91%) en draagt bij tot het verbeteren van de veiligheid van de voedselketen
en de betrouwbaarheid van Belgische producten (94%). Daarnaast is het inspectierapport voor
89% van de operatoren een correcte weergave van de reële toestand van hun onderneming.
De perceptie door de consumenten van het Voedselagentschap, zijn rol, zijn activiteiten maakte
het voorwerp uit van 2 enquêtes (2009 en 2013).
Deze enquêtes werden uitgevoerd bij een panel dat representatief is voor de Belgische bevolking
en anderzijds was er een open enquête waar iedereen die wilde aan kon deelnemen via een link
geplaatst op website van het FAVV. Het Agentschap is beter en beter gekend door de
consumenten : 88% kennen het FAVV, maar enkel 34% kent het goed of zeer goed (19% in
2010).
De werking van het Agentschap krijgt dezelfde appreciatie in 2013 als in 2010, bijvoorbeeld de
beheersing van incidenten : 93% van de respondenten gaf een score gaande van 6/10 tot 10/10
( gemiddelde : 7,65/10 ; mediaan : 8/10). Een derde van de consumenten vindt wel dat er niet
genoeg controles plaatsvinden en 44% is van oordeel dat het FAVV niet voldoende informatie
verstrekt. De communicatie blijft een actiepunt, zoals ook aangetoond wordt door het weinige
gebruik van de diverse informatiekanalen van het FAVV.
2012 - 2014 Maturiteit
Een Agentschap internationaal erkend
Voor onze voedingsindustrie is de export van cruciaal belang. Dit steeds toenemende belang
moet door de autoriteiten op een professionele en verantwoorde manier worden ondersteund.
Hiervoor werden door het FAVV de interne processen herzien om door duidelijke en
transparante procedures, een goed uitgebouwde communicatie en een betere definitie van de
verantwoordelijkheden een betere service te geven aan de exporteurs ( LEAN project in 2013).
Het Voedselagentschap werkt intensief samen met de regionale overheden bevoegd voor de
export en met de professionele organisaties.
20
Daarenboven is de striktheid waarmee de medewerkers de exportproducten certificeren van
kapitaal belang voor de erkenning en de geloofwaardigheid van de bij export door het FAVV
afgeleverde gezondheidscertificaten; deze striktheid is ook cruciaal voor het exploreren van
nieuwe afzetmarkten.
In deze optiek ontvangt het Voedselagentschap jaarlijks vele buitenlandse delegaties. Deze
bezoeken bieden de mogelijkheid om de werking en de missies van het FAVV nader te
omschrijven. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het behoud van onze exportmarkten en
aan de bilaterale overeenkomsten die werden afgesloten met verschillende landen.
Bovendien neemt het FAVV, in samenwerking met de Belgische Technische Coöperatie (BTC)
ook deel aan de ontwikkeling van nationale instanties die toezicht moeten houden op de
voedselveiligheid. Voorbeelden zijn Benin en Marokko.
Tot slot, net als in de andere lidstaten, wordt de invoer in de EU uit derde landen in België of via
België gecontroleerd in een van de zes Belgische grensinspectieposten.
Deze strenge controles zorgen ervoor dat de veiligheid van ingevoerde producten voor de
consumenten verzekerd is en dat concurrentievervalsing ten nadele van de Europese bedrijven
wordt voorkomen.
Barometer
Ter gelegenheid van de 10de verjaardag van het FAVV en van het Belgisch Voorzitterschap van
de Europese Unie in 2010 heeft de Gedelegeerd bestuurder (Gil Houins) het Wetenschappelijk
Comité van het Agentschap opdracht gegeven een barometer voor de voedselveiligheid te
ontwikkelen. Deze tool, uniek op internationaal vlak, heeft als doel de voedselveiligheid van een
land op een objectieve manier weer te geven door middel van een aantal met zorg uitgekozen
parameters. Deze tool werd vervolgens uitgebreid naar dierengezondheid en fytosanitaire
aspecten.
De barometer van de voedselveiligheid bestaat uit een 30-tal indicatoren die alle schakels van de
voedselketen omvatten: van leverancier tot consument, de controles van Belgische of
geïmporteerde producten, bedrijven en ook de voedselvergiftigingen.
Versoepeling en Opleiding
In de eerste jaren van het FAVV ging de aandacht vooral naar het operationeel maken van de
nieuwe structuur, de ontwikkeling van procedures en een strikte controlecultuur.
21
Repressie heeft evenwel zijn grenzen: als een speler in de voedselketen de regels niet kent, als
niemand hem op de goede praktijken van zijn beroep wijst, zal repressie nauwelijks tot
verbetering leiden.
Daarom heeft het FAVV vanaf 2003 de professionele sectoren aangezet tot het opstellen en
verspreiden van "autocontrolegidsen". De bedoeling van dergelijke gidsen is om individuele
operatoren bewust te maken van hun verplichtingen en zo de veiligheid van de productieketen
beter te waarborgen. Tegenwoordig kan 95% van de bedrijven in de voedselketen gebruik
maken van een sectorgids. In 2013 werden de gidsen voor de B2C (directe verkoop aan de
consument) op de website van het FAVV geplaatst waarvan ze gratis kunnen gedownload
worden en kunnen alle ondernemingen uit deze sector genieten van versoepelingen voor de
autocontrole en de traceerbaarheid.
Voor het B2C-segment, dat het dichtst bij de klant staat en paradoxaal genoeg de laagste scores
behaalt bij inspecties, werd in 2008, om dezelfde reden, een voorlichtingscel opgericht. En daar
bovenop werd in 2012 het project ontwikkeld dat aan de restaurateurs, die een
administratieve boete gekregen hadden, de mogelijkheid bood tot het volgen van een opleiding
als alternatief voor het betalen van de boete. De inspectieresultaten voorgesteld in onderstaande
grafiek bewijzen dat deze opleiding zijn vruchten afwerpt.
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
6%
50%
19%
17%
13%
29%
70%
44%
52%
PV
Waarschuwing
Geen maatregel
1ste controle in controle in
controle in
2012
2012
2012 na
(nieuwe
(PV in 2009)
opleiding
operator)
(PV en 2011 ou
2012)
Vanaf 1 januari 2014 kunnen de andere bedrijven van het B2C-segment ook een kwijtschelding
bekomen van hun administratieve boete mits ze in de loop van de 6 maanden, die volgen op het
krijgen van de administratieve boete, de certificatie behalen van hun autocontrolesysteem door
een externe audit.
22
De controles
Geplande controles
Het Voedselagentschap werkt een nationaal meerjarig geïntegreerd controleprogramma
(MANCP) uit in het kader van de verordening (EC) nr. 882/2004. Dit plan beschrijft de strategie
en organisatie die opgesteld worden om een efficiënte controle van de hele voedselketen te
verzekeren. Het programma wordt uitgewerkt met aandacht voor een hoog niveau van
voedselveiligheid door efficiënt gebruik te maken van alle beschikbare middelen. Het
Wetenschappelijk Comité van het FAVV heeft deze methodologie goedgekeurd.
Naast het FAVV zijn er ook andere instanties betrokken bij dit MANCP, waaronder de FOD
Volksgezondheid, het Geneesmiddelenagentschap, de Multidisciplinaire hormonencel, het
Federaal Agentschap voor nucleaire controle, het Bestuur der Douane en Accijnzen, de FOD
Economie en diverse externe controle-instanties. De looptijd en de strategische en operationele
doelstellingen van het MANCP zijn dezelfde als die van het businessplan van de Gedelegeerd
bestuurder. Het MANCP en de controleresultaten worden jaarlijks meegedeeld aan de Europese
Commissie. Het MANCP is verre van een statisch proces, het is voortdurend in beweging; de
acties, die eruit voortvloeien, vereisen van alle personeelsleden een groot reactievermogen en
de nodige efficiëntie.
Concreet maken de geplande controles deel uit van het controleprogramma. Dat programma
bestaat uit inspecties (van bijvoorbeeld de identificatie van dieren, registers, hygiëne) en
analyses (bacteriologische, residuanalyses, enz. …) die zijn opgenomen in het
bemonsteringsprogramma. Het Wetenschappelijk Comité valideert ook het programma.
Meer informatie is terug te vinden in “Het kernproces van het Belgische Federaal Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV): van risicobeoordeling en programmering over
planning naar uitvoering en rapportering”, dit document is te raadplegen op:
http://www.favv.be/overhetfavv/_documents/KernprocesFAVV.pdf
Bemonsteringsplan
De aard en het aantal van de analyses uit het controleprogramma houden rekening met de
Belgische en de Europese reglementering, met criteria die door het FAVV werden vastgelegd
volgens een risico-ondersteunde methodologie en met wat in de verschillende stadia van de
voedselketen (slacht, invoer,... …) wordt vastgesteld.
Inspectieplan
De checklists die worden gebruikt voor de inspecties zorgen voor een gelijke behandeling van de
operatoren en een uniformiteit bij de controles. De checklists zijn een oplijsting van de
verschillende punten die worden gecontroleerd en ze zijn beschikbaar op de website van het
FAVV; iedere operator kan dus zelf nagaan of zijn inrichting in overeenstemming is met de
reglementering.
23
Na een ongunstige controle wordt systematisch een hercontrole uitgevoerd, hetzij zeer korte tijd
na de ongunstige controle indien het een ernstige inbreuk betreft, hetzij na de periode die nodig
geacht wordt om de vereiste aanpassingen uit te voeren. Verschillende controles kunnen
plaatsvinden tijdens één opdracht: verschillende inspecties (infrastructuur en hygiëne,
traceerbaarheid, ...), meerdere bemonsteringen of inspecties in combinatie met een of meerdere
bemonsteringen.
Niet-geplande controles
Naast de geplande controles zijn er ook niet-geplande controles:
i. Opvolging van de vastgestelde niet-conformiteiten tijdens een inspectie
of een monsterneming: een hercontrole wordt automatisch
geprogrammeerd in geval van een waarschuwing of een proces-verbaal.
ii. Opvolging van Europese waarschuwingsberichten ( RASFF): door dit
systeem wordt het FAVV zeer snel op de hoogte gebracht van in andere
lidstaten vastgestelde non-conformiteiten betreffende een Belgisch
product of een product dat in België wordt verdeeld.
iii. Controles in verband met de “meldingsplicht”: iedere exploitant moet het
FAVV onmiddellijk in kennis stellen indien hij vermoedt dat een product
schade kan toebrengen aan de gezondheid van mens, dier of plant.
iv. Controles naar aanleiding van “klachten”: de klachten van consumenten,
andere overheden of ondernemingen worden systematisch opgevolgd
door de controleurs.
Het FAVV wil zo voorkomen dat zich ongemerkt een incident zou
voordoen en behandelt daarom ook anonieme klachten. In 2012 vormden
de klachten minder dan 3% van de FAVV- controles.
v. Controle op de import: het RASFF-systeem verstuurt ook de problemen
inzake controles bij import.
vi. Controle en certificatie bij export: de voedingsmiddelen en dierlijke en
plantaardige producten moeten voor ze naar een derde land worden
uitgevoerd gecontroleerd en gecertificeerd worden.
24