1 Wat is archeologie? Archeologie is de studie naar het menselijke verleden aan de hand van voorwerpen in hun oorspronkelijke archeologische context. Dit is anders dan bij geschiedenis, omdat deze vertrekt vanuit geschreven bronnen en documenten. Met andere woorden: archeologen houden zich enkel bezig met wat de mens vervaardigde in het verleden (gebruiksvoorwerpen, gebouwen…) en met de dingen die getuigen van zijn aanwezigheid op een bepaalde plaats (bv. etensresten, bouwmaterialen, …). Archeologen noemen dit alles ‘materiële cultuur’. Aan de hand van de bestudering van het archeologische materiaal kunnen zij het verleden van de bewoning van een streek beetje bij beetje reconstrueren en aan het grote publiek bekend maken. 2 Hoe gaan archeologen te werk Waarom graven archeologen nu net hier? Is het omdat ze dat zelf willen? Is het omdat archeologen op voorhand wisten dat hier sporen van menselijke aanwezigheid te vinden waren? Eigenlijk moeten we op beide vragen ‘nee’ antwoorden. Archeologen zijn hier aan het werk omdat de overheid dit oplegt in het kader van grote (infrastructuur)werken. Archeologen bepalen in de meeste gevallen dus niet zelf waar ze gaan graven maar worden als het ware gedwongen door ruimtelijke ingrepen zoals de aanleg van een bedrijventerrein, zoals hier. worden als een steekproef: indien er geen vondsten worden aangetroffen, dan is dat vermoedelijk ook voor het volledige terrein het geval en wordt niet verder gezocht. Op de Spelver werd zo de helft van het terrein als archeologisch onbelangrijk beoordeeld. Wanneer archeologen wel sporen aantreffen tijdens het proefsleuvenonderzoek wordt besloten een uitgebreid archeologisch onderzoek te organiseren. In deze fase zijn we op dit moment op de Spelver aanbeland. Het archeologisch onderzoek zelf verloopt in een drietal stadia. Eerst wordt een terrein op zijn waarde beoordeeld en dit aan de hand van enkele vragen: Werd het terrein in het verleden niet verstoord? Zijn er ooit archeologische vondsten in de buurt aangetroffen? Het resultaat van dit onderzoek wordt het bureau-onderzoek genoemd. En jawel: in de buurt van Spelver werden vroeger inderdaad sporen aangetroffen, meer bepaald uit de Romeinse periode. Op basis van de antwoorden op deze vragen wordt het vervolg van het onderzoek bepaald. Hier, op het nieuwe bedrijventerrein Spelver II werd gekozen om over het volledige terrein proefsleuven te graven. Deze proefsleuven laten toe in de bodem te ‘kijken’ en de ‘rijkdom’ aan archeologie te bepalen. Dergelijke proefsleuven kunnen beschouwd En wat gebeurt er na de opgraving? In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, begint het echte werk pas na de opgraving. Terug in het bureau worden alle vondsten bestudeerd, de monsters geanalyseerd, de plannen bekeken… Dit is een vrij lang proces en duurt meestal langer dan de eigenlijke opgraving. Eenmaal alle puzzelstukjes verzameld en aan elkaar gepast, worden de bevindingen neergeschreven in een rapport. Soms leiden de vondsten ook tot een kleine tentoonstelling. 3 Archeologie in Bilzen In het verleden werden in Bilzen en omgeving al verschillende grote archeologische ontdekkingen gedaan en staan er in verschillende grote musea bijzonder waardevolle archeologische voorwerpen uit Bilzen. Denken we maar aan de vondsten uit het zogenaamde vorstengraf van Eigenbilzen en deze uit de Merovingische graven van Rosmeer (beide in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel). PREHISTORIE De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in het Bilzerse dateren uit het neolithicum (de zogenaamde nieuwe steentijd). Dat is ongeveer 7.000 jaar geleden, het tijdperk dat de allereerste boeren onze gewesten binnenkwamen. Zij bouwden grote huizen in een soort vakwerk. Archeologen noemen deze eerste boeren ‘de lineaire bandkeramiek’, naar het typische aardewerk dat ze vervaardigden. Een van de allergrootste vindplaatsen in de regio bevindt zich op de Staberg in Rosmeer. IJZERTIJD De volgende periode die goed vertegenwoordigd is in Bilzen is de ijzertijd. De ijzertijdboeren bouwden in ongeveer dezelfde trant als de eerste landbouwers, maar hun huizen waren aanzienlijk kleiner. Typisch voor deze periode is niet alleen het eerste gebruik van metaal in onze gewesten, maar ook het fenomeen van de zogenaamde zwervende erven: een generatie bouwt een aantal huizen, de volgende bouwt iets verder opnieuw haar huizen, en dit gedurende verschillende opeenvolgende decennia. Archeologen troffen sporen van de ijzertijd aan in Grote Spouwen, Hees, Rosmeer, Waltwilder, aan de Tongersestraat in Bilzen en op de Bilzerse markt. ROMEINSE PERIODE Dat de Romeinen in onze streken vertoefden, weten we al langer. Tongeren en Maastricht waren hun grote steden in onze regio. Maar wat met het gebied buiten deze steden, was dat ook dichtbevolkt? Ja. Het buitengebied was letterlijk bezaaid met kleine Romeinse dorpjes, kleine landhuizen en grotere, meer rijkere villadomeinen, te vergelijken met ranches in het Wilde Westen. De rijken begroeven hun doden onder de zogenaamde tumuli. Sporen hiervan zijn terug te vinden in Grote Spouwen en Waltwilder. De gewone man werd in meer gewone graven de laatste eer bewezen. Een mooi voorbeeld hiervan vonden archeologen in Kleine Spouwen. 230700 230725 230750 Bilzen, Romboutstraat-Markt Allesporenkaart, vlak 1 plangebied greppel 173950 173950 kuil natuurlijke cultuurlaag puinlaag paalkuil recent 173925 173925 topografie 0 10 m A-12.0066 © BAAC bv 230700 230725 230750 In Bilzen werden Romeinse resten aangetroffen in alle deelgemeenten, met uitzondering van Beverst. De mooiste vondsten komen uit Munsterbilzen, Kleine Spouwen, Rosmeer, Grote Spouwen en Waltwilder. VROEGE MIDDELEEUWEN Vanaf deze periode worden sporen van de vroegere mens een beetje flou. De reden hiervoor is dat de huidige dorpen en Bilzen-centrum mogelijk ontstaan zijn en teruggaan tot deze periode. En laat een dorp of stad nu net de plaats zijn waar veel gebouwd werd in de voorbije eeuwen. Veel rest er ons dus niet meer. Toch zijn er plekken waar vondsten uit die periode gevonden werden. Zo ontdekten archeologen in Rosmeer, bij een onderzoek naar een Romeinse villa, verschillende Merovingische graven. Sporen van huizen werden er (nog) niet aangetroffen. Daarop was het wachten tot in Munsterbilzen in 2006 de ‘doortocht’ (de hoofdweg) werd heraangelegd. Tijdens dit onderzoek kwam een bescheiden Merovingische woning aan het licht. Op diezelfde plaats kwamen ook sporen aan het licht van de befaamde Karolingers. Zij begroeven hun doden in zogenaamde boomstamgraven waarbij half uitgeholde boomstammen als kist dienden. In de Remise in Munsterbilzen is zo’n prachtig geconserveerd graf tentoongesteld. DE VOLLE MIDDELEEUWEN Alle sporen uit deze periode komen uit de twee belangrijkste locaties in deze periode: Bilzen-centrum en Munsterbilzen. Op beide plaatsen stonden in deze periode middelgrote Romaanse kerkjes met daar rond een bescheiden woonkern. Sporen van deze kern werden recent nog in Bilzen-centrum aangetroffen bij de bouw van het woon- en winkelcomplex ‘de Commanderie’ aan de Romboutstraat. Daar werd tijdens het archeologisch onderzoek een bootvormig huis aangetroffen. Natuurlijk moeten we in deze periode ook rekening houden met de bekende versterkte plaatsen in de buurt zoals o.m. Jonkholt in Hoelbeek. DE LATE MIDDELEEUWEN EN NADIEN Uit deze periode weten we eigenlijk niet zoveel en dat is best wel jammer. Af en toe treffen archeologen wel eens resten aan van deze periode, maar meestal leren ze ons niet zoveel over het dagelijkse leven uit deze periode. De meeste vondsten hebben te maken met het religieuze leven of met oorlogsvoering. De meeste kennis uit deze periodes kunnen we opdoen via archief- en historisch onderzoek. 4 De ijzertijd In heel Europa wordt in de periode 1100 voor Chr. tot 800 voor Chr. geleidelijk aan gebruik gemaakt van ijzer voor het vervaardigen van werktuigen en wapens. Het introduceren van ijzer is niet overal in Europa tegelijkertijd gebeurd. Zo zien we dat het gebruik van ijzer vanuit het Middellandse Zeegebied een opmars kent in noordelijke richting. Vanaf ongeveer 800 voor Chr. kunnen we ook in onze gewesten spreken van de ijzertijd. De introductie van ijzer is niet de enige verandering die tekenend is voor het begin van de ijzertijd. In de late bronstijd (1100-800 voor Chr.) is er een breuk vast te stellen met het verleden. De nederzettingen worden kleiner, de begravingen zijn niet langer monumentale grafheuvels maar eerder uitgestrekte grafvelden van kleine begravingen, de materiële cultuur verandert. We zien in deze periode ook verre handelsrelaties ontstaan én is er de opkomst van een sociale elite. Deze mensen laten zich ook begraven met schitterende juwelen, wapens en paardentuig. Het paard was een dier dat pas sinds de late bronstijd/vroege ijzertijd als lastdier en sociaal belangrijk dier gebruikt werd. De elites wilden zich blijkbaar tonen als zijnde ruiters of krijgers. Dit was waarschijnlijk meer een imago en status dan een eigenlijke uitbeelding van militair kunnen. Deze elite werd begraven in grote monumentale grafheuvels, samen met hun wapens, sieraden en objecten van status. Een van deze graven werd aangetroffen in Eigenbilzen. Replica’s van de rijke vondsten bevinden zich in de trouwzaal van het stadhuis van Bilzen. Voor de gewone bevolking zal er in de vroege ijzertijd niet zo veel veranderd zijn. De mensen leefden van landbouw (graangewassen) en veeteelt (schapen, runderen, varkens) en lieten zich begraven in uitgestrekte urnenvelden. De dode werd gecremeerd en de asresten werden (al dan niet voorzien van een urn) in een kuil in de grond bijgezet. Vanaf de 5de eeuw voor Chr. groeit het belang van de Etrusken en de Romeinen. De handelsrelaties verschuiven en de oude elites verliezen aan belang. Tussen 450 voor Chr. en 200 voor Chr. zien we de dramatische verhuizingen van volkeren uit Noord-Europa naar het Middellandse Zeegebied. Op deze manier komt Rome voor het eerst in contact met de ‘Galliërs’, die o.m. de jonge stad Rome in 386 voor Chr. plunderen. In het begin van de late ijzertijd leefden de mensen nog steeds in eenvoudige, rechthoekige boerderijen en aan hun levenswijze veranderde niet heel veel. De opslag van de levensmiddelen was nog steeds verbonden aan de vele bijgebouwtjes en schuurtjes die in de directe nabijheid van het hoofdgebouw werden opgetrokken. In de constructie werd, voor zover geweten, geen gebruik gemaakt van ijzeren nagels, hetgeen in de oppida wel het geval was. Daar gebruikte men ontelbare ijzeren nagels voor het bouwen van de zogenaamde ‘murus gallicus’. De landelijke erven stonden alleen in het landschap, waren niet omheind (greppels, palissade). Waarschijnlijk werden deze nederzettingen bewoond door de uitgebreide familie, zijnde drie generaties van één gezin. De mensen maakten gebruik van keramiek voor het koken en het opslaan van voeding en goederen. Deze keramiek was handgemaakt (niet op een draaischijf) en in vele gevallen versierd met bijvoorbeeld groeven, vingerindrukken, nagelindrukken en indrukken van mespunten. Verder kunnen we er van uitgaan dat er veelvuldig gebruik gemaakt werd van hout en berkenbast, riet voor manden, leder voor drinkzakken en kledij, dierenbot enz. We moeten er niet van uitgaan dat men als primitieve landbouwers door het leven ging, maar eerder dat er een vorm van bescheiden welvaart bestond waarbij de inheemse bevolking van onze gewesten eenvoudige maar degelijke huisraad, meubilair, enz. bezat en niet als dieren op de grond sliep. Wanneer Julius Caesar besliste om Gallia binnen te vallen begon een campagne die hem en zijn legers door heel Frankrijk en België zal leiden. Het is een langdurige oorlog waarbij stammen zich bij Rome aansloten en andere stammen mee hielpen uitroeien. Het is een oorlog die Rome en Caesar een flinke duit opbracht maar een heel land gebroken achterliet.
© Copyright 2024 ExpyDoc