Keuzebegeleiding VWO 3 / VWO 4 2012 - 2014 Christelijk Lyceum Delft Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 Tijdpad ..................................................................................................................................................... 5 De vernieuwde Tweede Fase .................................................................................................................. 6 Keuzemogelijkheden op het CLD............................................................................................................. 7 Vakkenpakket VWO 4 .......................................................................................................................... 7 Vakkenpakket VWO 5 / VWO 6 ........................................................................................................... 9 Vakken ................................................................................................................................................... 10 Aardrijkskunde .................................................................................................................................. 10 Algemene Natuurwetenschappen .................................................................................................... 11 Bewegen, Sport en Maatschappij...................................................................................................... 12 Biologie .............................................................................................................................................. 12 Duits................................................................................................................................................... 13 Economie ........................................................................................................................................... 14 Engels ................................................................................................................................................ 14 Frans .................................................................................................................................................. 15 Geschiedenis ..................................................................................................................................... 15 Godsdienst......................................................................................................................................... 16 Grieks ................................................................................................................................................. 16 Informatica ........................................................................................................................................ 18 Klassieke Culturele Vorming .............................................................................................................. 16 Kunst: Beeldende vorming ................................................................................................................ 19 Kunst: Muziek .................................................................................................................................... 20 Latijn .................................................................................................................................................. 16 Management en Organisatie ............................................................................................................. 20 Natuurkunde ..................................................................................................................................... 22 Natuur, Leven en Technologie .......................................................................................................... 22 Nederlands ........................................................................................................................................ 23 Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 2 Onderzoek en Ontwerpen ................................................................................................................. 23 Scheikunde ........................................................................................................................................ 24 Wiskunde A........................................................................................................................................ 25 Wiskunde B ........................................................................................................................................ 25 Wiskunde C ........................................................................................................................................ 26 Wiskunde D ....................................................................................................................................... 26 Aanmelden ouders op www.CLD.DeDecaan.Net .................................................................................. 28 Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 3 Voorwoord Beste ouders/verzorgers en leerlingen uit klas 3, Voor u en jullie ligt een herziene versie van het ‘gele boekje’ over Keuzebegeleiding in VWO 3 en VWO 4 op het Christelijk Lyceum Delft. Deze brochure geeft informatie over de diverse keuzemogelijkheden en de belangrijkste veranderingen die er in de vernieuwde Tweede Fase van het voortgezet onderwijs in het VWO zijn. Bovendien wordt er een toelichting gegeven op de verschillende vakken die kunnen worden gekozen in de bovenbouw van het VWO en de vakken die onderdeel uitmaken van het gemeenschappelijk deel. Het is de bedoeling dat de inhoud van deze brochure, samen met de toelichting van de decanen tijdens twee voorlichtingsavonden in november en februari, voldoende houvast biedt om na het derde rapport in VWO 3 een eerste stap naar een verantwoorde pakketkeuze voor de bovenbouw van het VWO te kunnen maken. De vakken zijn opgenomen in alfabetische volgorde. Wat is in grote lijnen de inhoud van elk vak? Wat moet je kunnen om een bepaald vak te kiezen of te volgen? En wat leer je er en wat heb je daar later aan? Naast de inhoud van dit boekje zal er over verschillende ‘nieuwe’ vakken voorlichting worden gegeven tijdens de gecombineerde leerling/ouderavond van dinsdag 5 februari 2013. Leerlingen kunnen zich via de ELO inschrijven. Meer informatie hierover is opgenomen in de begeleidende brief. Daarnaast zal voor de meeste vakken door de betreffende docenten in maart een advies aan elke leerling worden uitgebracht over de kans om dat vak met succes in de bovenbouw te volgen. Dit advies wordt gebaseerd op de resultaten en de indrukken die de leerling in de derde klas op de docent heeft gemaakt. Tijdens de mentorles verzorgt de mentor lessen Keuzebegeleiding aan de hand van het digitale programma Keuzeweb op de website www.CLD.DeDecaan.net. Hier kunnen leerlingen veel links vinden naar verschillende instellingen (HBO en universiteit) en de bijbehorende opleidingen. Ook is er een overzicht te vinden van de vakkenpakketeisen per vervolgopleiding. Naast kennis van wat er aan studiemogelijkheden in het hoger onderwijs is, worden leerlingen geconfronteerd met hun zelfbeeld: wie ben ik, wat interesseert me en wat vind ik belangrijk. Vragen waarvan het ook goed zou zijn als ze thuis ter sprake kunnen komen. Hoe u zich als ouder kunt aanmelden op de site, kunt u verderop in deze brochure vinden. Het CLD hoopt dat zoveel mogelijk van onze leerlingen uiteindelijk een keus zullen maken waar zij achteraf geen spijt van hebben en die hen voorbereidt op een geslaagde toekomst op school en bij hun loopbaan daarna. Veel succes met het maken van een keuze! Mevr. E.M. Kleine-Vetten Decaan VWO [email protected] Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 4 Tijdpad Het tijdpad van de keuze in VWO 3 is als volgt: Week 42 Bezoek decaan: informatie over pakketkeuze, introductie www.Cld.DeDecaan.net en Keuzeweb. Week 44 t/m Week 7 Keuzeweblessen tijdens mentoruur 7 november Ouderavond: voorlichting vernieuwde Tweede Fase 23 november Studievoorlichtingsmarkt 19.30u – 21.30u MHP (aanwezigheid leerlingen V3 verplicht) 7 december Bezoek aan TU Delft 5 februari Ouderavond: Vakkencarroussel: voorlichting nieuwe vakken (aanwezigheid leerlingen V3 verplicht) Week 2 t/m 7 Voorlichting over de vakken in de vernieuwde Tweede Fase door de vakdocent in de les Week 7/8 Mentorles: Voorlichting klankbordleerlingen over pakketkeuze en vernieuwde Tweede Fase Week 7 t/m 11 Invullen adviezen docenten Week 8 Leerlingen vullen hun voorlopige pakketkeuze in op www.Cld.DeDecaan.net Week 13 Rapportvergaderingen Week 13 t/m 16 Keuzegesprekken van de leerling met de mentor en/of decaan 5 april Rapport 3 + adviezen Week 16 Evt. aanpassen van pakketkeuze op www.Cld.DeDecaan.net 16 april en 7 mei Ouderavond met mentoren, docenten en/of decaan 15 mei Inleveren definitieve pakketkeuze bij de mentor (uitdraai www.Cld.DeDecaan.net met handtekening ouder) 17 mei Keuzeweb opdrachten afgerond Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 5 De Tweede Fase In de Tweede Fase zullen alle VWO leerlingen met (minimaal) 8 vakken deelnemen aan het eindexamen. De samenstelling van het pakket bestaat uit een gemeenschappelijk deel van een aantal verplichte algemeen vormende vakken, uit een profieldeel van op elkaar afgestemde vakken m.b.t. de aansluiting op een vervolgopleiding en een vrij te kiezen deel. In het gemeenschappelijk deel volgen alle VWO leerlingen naast Nederlands en Engels nog een tweede moderne vreemde taal1, Frans of Duits, of voor de gymnasiumleerlingen een klassieke taal. Voor de profieldelen kan de leerling kiezen uit vier mogelijkheden: - Cultuur & Maatschappij (CM) Het profiel CM is bedoeld voor leerlingen die belangstelling hebben voor kunst, cultuur, maatschappelijk werk, taal en recht. Beroepen die hierbij horen zijn: leraar, hulpverlener, psycholoog, pedagoog, uitgever, jurist, illustrator, bibliothecaris, sociologisch onderzoeker, communicatiedeskundige, planoloog, etc. - Economie & Maatschappij (EM) Het profiel EM is bedoeld voor leerlingen die belangstelling hebben voor het bedrijfsleven, horeca, geld, bankwezen, beurs. Beroepen die hierbij horen zijn: econoom, administrateur, bankfunctionaris, commercieel medewerker, marketingmanager, hoteleigenaar, accountant, belastingadviseur, makelaar, manager, actuaris, etc. - Natuur & Gezondheid (NG) Het profiel NG is bedoeld voor leerlingen die belangstelling hebben voor gezondheidszorg, agrarisch werk, milieu, geneesmiddelen, natuurwetenschappelijk onderzoek. Beroepen die hierbij horen zijn: arts, tandarts, dierenarts, apotheker, laboratoriumwerker, landbouw/tuinbouwspecialist, fysiotherapeut, logopedist, bioloog, medisch onderzoeker, etc. - Natuur & Techniek (NT) Het profiel NT is bedoeld voor leerlingen die belangstelling hebben voor techniek. Beroepen die hierbij horen zijn: architect, ontwerper, piloot, IT specialist, civiel ingenieur, elektrotechnicus, werktuigbouwer, materiaaldeskundige, chemisch technoloog, fysisch geograaf, geoloog, etc. De leerlingen dienen een van de vier profielen te kiezen. Elk profieldeel omvat drie verplichte vakken en een profielkeuzevak waarbij uit een klein aantal mogelijkheden kan worden gekozen. In het vrije deel kiezen de leerlingen tenslotte nog een examenvak. 1 Leerlingen met een dyslexieverklaring en bijbehorend onderzoek hebben de mogelijkheid om vrijstelling te krijgen van de tweede moderne vreemde taal en in plaats daarvan een ander vak te kiezen. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 6 Keuzemogelijkheden op het CLD Met ingang van dit jaar is de pakketkeuze op het Christelijk Lyceum Delft opgesplitst in twee delen. In VWO 3 maken de leerlingen een eerste keuze voor vakken die zij volgen in VWO 4. In VWO 4 zal dan het uiteindelijke vakkenpakket voor VWO 5 en 6 worden samengesteld. Hiermee wordt eind VWO 4 een gefundeerde keuze beoogd, doordat leerlingen beter bekend zijn met de nieuwe vakken en beter inzicht hebben in hun eigen kunnen en interesses dan eind VWO 3. Daarnaast schept deze nieuwe opzet de mogelijkheid voor leerlingen om te excelleren door extra vakken te volgen en kan hiermee het aantal tussenuren in de bovenbouw beperkt worden. Vakkenpakket VWO 4 Alle leerlingen volgen dezelfde vakken uit het Gemeenschappelijk deel met daarbinnen een keuze voor de tweede moderne vreemde taal (Atheneum) of de klassieke taal (Gymnasium). Leerlingen maken eind VWO 3 een keuze voor de richting Maatschappij, de M-stroom, of de richting Natuur, de N-stroom. In deze stromen worden verplichte vakken aangeboden met een keuze voor wiskunde A of B. Binnen de stroom maken de leerlingen daarnaast een keuze uit verschillende modules van relevante - voor hen nu vaak nog onbekende - vakken. Hierin zijn ook vakken opgenomen die nodig zijn om binnen de M-stroom uiteindelijk de profielen Cultuur & Maatschappij (CM) of Economie & Maatschappij (EM) te kiezen en binnen de N-stroom Natuur & Gezondheid (NG) of Natuur & Techniek (NT). De leerlingen volgen minimaal vier modules per jaar. De modules zijn zo ingericht dat leerlingen per half jaar tenminste twee modules volgen van telkens twee lesuren. Op deze manier maken ze kennis met voor hen onbekende vakken en kunnen ze een meer bewuste definitieve keuze maken voor VWO 5 en 6. Ze krijgen zo tevens de gelegenheid om te ontdekken waar hun interesse ligt en waar ze goed in zijn. De groepsgrootte bij de modules in VWO 4 is minimaal 15. Bij onvoldoende aanmeldingen wordt het vak niet aangeboden. Leerlingen worden dan tijdig in staat gesteld een ander vak te kiezen. Als een vak bij een leerling al onderdeel uitmaakt van het gemeenschappelijk deel (bijvoorbeeld Duits of Frans) of in de verplichte vakken van een stroom is opgenomen (bijvoorbeeld Aardrijkskunde in de M-stroom of Biologie in de N-stroom) dan kan dit niet ook als module worden gekozen. De resterende moduletijd in VWO 4 kan benut worden door leerlingen voor het volgen van extra vakken, maximaal 2 extra modules per semester, mits het roostertechnisch mogelijk is en het minimale aantal van 15 leerlingen wordt gehaald. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 7 Vakkenpakket VWO 4 Gemeenschappelijk Deel Nederlands Engels Keuze Atheneum: Duits of Frans Keuze Gymnasium: Grieks of Latijn Godsdienst Lichamelijke Opvoeding Atheneum: Culturele Kunstzinnige Vorming Gymnasium: Klassieke Culturele Vorming Algemene Natuurwetenschappen Verplicht per stroom M-stroom N-stroom Aardrijkskunde Biologie Economie Natuurkunde Geschiedenis Scheikunde Keuze: Wiskunde A of B Keuze: Wiskunde A of B Aardrijkskunde Bewegen, Sport en Maatschappij Biologie Modules (minimaal 4 per jaar) Duits Economie1 Frans Geschiedenis Informatica1 Kunst: Beeldende vorming1 Kunst: Muziek1 Management en Organisatie Natuur, Leven en Technologie Onderzoek en Ontwerpen2 Wiskunde D 1 N.B. de modules Economie, Informatica, O&O, Kunst: Beeldende vorming en Kunst: Muziek worden voor twee semesters aangeboden om de aansluiting naar VWO 5 te garanderen; ze gelden elk voor 2 modules. 2 De module Onderzoek en Ontwerpen kan alleen gekozen worden door Technasium leerlingen. Dit zijn de leerlingen die in klas 3 de pilot Technasium gevolgd hebben. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 8 Vakkenpakket VWO 5 / VWO 6 Eind VWO 4 wordt een keuze gemaakt binnen de M- of N-stroom voor één van de twaalf samengestelde pakketten. Per profiel zijn er drie varianten, volgens de wettelijke regels bestaande uit 3 verplichte profielvakken, 1 profielkeuzevak en 1 keuze examenvak. Daarnaast volgen de leerlingen allemaal de vakken uit het gemeenschappelijk deel. Algemene Natuurwetenschappen is in VWO 4 afgesloten en Maatschappijleer start in VWO 5. In deze opzet is er ruimschoots gelegenheid voor het volgen van extra vakken om te kunnen excelleren of de slagingskans te vergroten. Voorwaarde voor het volgen van de extra vakken is een voldoende in VWO 4 voor deze vakken c.q. modules. Het extra vak wordt aangeboden als er minstens 15 deelnemers zijn. Vakkenpakket VWO 5 / VWO 6 Nederlands Gemeenschappelijk Deel Engels Atheneum: Duits of Frans Gymnasium: Grieks of Latijn Godsdienst Lichamelijke Opvoeding Maatschappijleer Atheneum: Culturele Kunstzinnige Vorming Gymnasium: Klassieke Culturele Vorming Variant 3 Variant 2 Variant 1 Verplichte profielvakken Cultuur & Maatschappij (CM) Economie & Maatschappij (EM) Natuur & Gezondheid (NG) Natuur & Techniek (NT) Aardrijkskunde Economie Biologie Natuurkunde Geschiedenis Geschiedenis Scheikunde Scheikunde Wiskunde C (CM 1) of Wiskunde A (CM 2/3) Wiskunde A of Wiskunde B Wiskunde B Kunst: Beeldende vorming of Muziek Management en Organisatie Wiskunde A of Wiskunde B (NG 1/2) of Wiskunde B (NG 3) Aardrijkskunde Aardrijkskunde Natuur, Leven en Technologie Economie Duits of Frans Duits of Frans Aardrijkskunde Natuurkunde Informatica Management en Organisatie Duits of Frans Natuur, leven en Technologie Wiskunde D Kunst: Beeldende vorming of Muziek Management en Organisatie Natuurkunde Biologie Economie Informatica Informatica Informatica Wiskunde D Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 9 Bewegen, Sport en Maatschappij Biologie Duits Extra vakkenaanbod Frans Geschiedenis Aardrijkskunde Economie Informatica Kunst: Beeldende vorming Kunst: Muziek Management en Organisatie Natuur, Leven en Technologie Onderzoek en Ontwerpen Vakken Hieronder volgt een overzicht van de verschillende vakken die gevolgd kunnen worden in de bovenbouw van het VWO met daarbij een korte toelichting. Aardrijkskunde Er wordt gewerkt met de methode De Geo bovenbouw. Deze bestaat uit een aantal losse boeken met daarin theorie en vragen. Ook ICT-gebruik is hierbij belangrijk, waarbij veel informatie (ook van het boek) via internet binnengehaald wordt. Dit betekent dat er geen apart werkboek en basisboek meer gebruikt wordt. Wel een apart schrift om de antwoorden en aantekeningen op te schrijven. Aardrijkskunde in de bovenbouw (V4,V5 en V6) gaat de volgende onderwerpen behandelen: Ethiopië als ontwikkelingsland Het wereldvoedselvraagstuk (honger in de wereld) Water in het Midden-Oosten, met name Israël en omringende landen Oorlog om energie ? Samenhang en verscheidenheid in de wereld Steden in de Verenigde Staten van Amerika Midden-Europa, Brazilië en Egypte Klimaat en landschapszones Het mondiale klimaatvraagstuk (broeikaseffect) Vulkanisme en het verschuiven van continenten Opbouw en afbraak van het reliëf op aarde Natuur en samenleving in het Middellandse Zeegebied Zuidoost-Azië: welke landen, bijzonderheden over deze landen. Problemen in de landen van Zuidoost-Azië Stroomgebieden van rivieren in Nederland Het Nederlandse landschap De Randstad en haar invloedsfeer Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 10 Ook zal er in V5 een praktische opdracht gemaakt moeten worden over de eigen omgeving. Hiervoor ga je naar buiten om onderzoek te doen. Je gebruikt bodemboren, kaarten en eventueel andere instrumenten om tot een leuk resultaat te komen. Het liefst in de buurt van je eigen huis. Aardrijkskunde in de bovenbouw heeft een afwisselend programma met een leuke afwisseling van sociale en fysisch-geografische onderdelen. Veel zal geïllustreerd worden met filmpjes van internet (o.a. youtube) en eigen materiaal. Je moet goed kunnen lezen en interesse hebben voor onze en jouw wereld. In de bovenbouw leer je te werken met de atlas. Kaarten, grafieken en tabellen ga je vergelijken en probeer je er zoveel mogelijk informatie uit te halen. Mocht je later het onderwijs in willen is het handig (en vaak verplicht) om aardrijkskunde te hebben gehad. Ook als je terecht komt bij de overheid (gemeente, provincie, rijk), is het goed om dit vak te kiezen. Mocht je geïnteresseerd zijn in het vraagstuk van ontwikkelingslanden, verre landen of wil je later gaan reizen, kies dan voor dit vak. Als je je algemene ontwikkeling wilt vergroten en wilt meepraten over gebeurtenissen in de wereld, met aardrijkskunde in je profiel heb je een streepje voor. Algemene Natuurwetenschappen Het vak is bedoeld om naast een kritische kijk ook kennis van de ontwikkelingen van de natuurwetenschap te krijgen. Wetenschapsbijdragen van kranten, tv programma’s kunnen tijdens en na het volgen van dit vak kritischer beoordeeld worden. Het vak betekent algemene natuurwetenschappen en bestaat uit 5 hoofdonderwerpen: Heelal Je leert wat de theorieën zijn over het ontstaan van het heelal, the big bang, het ontstaan en vergaan van sterren en planeten, wat zwarte gaten zijn en hoe enorm de afstanden in het heelal zijn. Het heelal is zo groot, dat het onwaarschijnlijk is als er ander intelligent leven in het heelal voorkomt, dat wij dit ooit ontmoeten. Leven Hoe zit onze gezondheidszorg in elkaar en wat zijn alternatieve geneeswijzen? Hoe zijn bacteriën ontdekt, door wie en wat waren de consequenties voor onze samenleving? Wat is genetische modificatie, DNA en wat voor gevolgen heeft deze ontdekking voor onze samenleving? Materie Welke stoffen en grondstoffen kennen wij? Welke zijn nuttig en gevaarlijk? Raakt de olie op in 20 jaar en wat zijn de alternatieven? Hoe belangrijk is recycling en hoe zijn synthetische stoffen ontwikkeld? Hoe maak je ijzer en staal en wat zijn de maatschappelijke gevolgen van die ontwikkelingen? Hoe ontwerp je een nieuw product en waar moet je in het bijzonder op letten bij dat ontwerpproces? Biosfeer Hoe gevaarlijk het toenemende broeikaseffect is en wat het gevaar van het gat in de ozonlaag is staan centraal bij het onderwerp biosfeer. De film van Al Gore An Inconvenient Truth wordt kritisch bekeken en besproken. Filosofie Welke wetenschapsfilosofieën zijn in de loop van de tijd ontwikkeld? Hoe ontstaat natuurwetenschappelijke kennis? Hoe weet je wat waar is? Hoe pas je natuurwetenschappelijke kennis toe? Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 11 Wat is de relatie tussen wetenschap en samenleving? Mag alles wat wetenschappelijk kan? Wat is jouw mening? De doelstelling van het vak is meningsvorming over de ontwikkeling in de natuurwetenschappen verkrijgen op grond van argumenten. Het maakt niet uit of je natuurwetenschapper, advocaat, manager of arts wordt. Iedereen krijgt te maken met technologische innovaties en zal daar als democratisch burger een oordeel over moeten vellen, maar dan het liefst met goede argumenten. Bewegen, Sport en Maatschappij BSM wordt ook vaak “gym als examenvak” genoemd. De grote meerwaarde van BSM is, dat we met vaardigheden bezig zijn die leerlingen ook na het vwo veelvuldig nodig zullen hebben. Bewegen is hierbij het aangrijpingspunt (het blijft een praktisch vak!), maar leerlingen zullen ook leiding moeten geven, activiteiten gaan organiseren, het leren analyseren van bewegingen en reflecteren op de ander en zichzelf. Naast beweeglessen zullen de leerlingen aan de hand van het boek Be Sports Minded theorielessen krijgen. Voorbeelden van beweegonderdelen zijn: - Nieuwe activiteiten zoals lacrosse, GPS-lopen, free running etc. - Verdieping van bekende onderdelen als hockey, badminton en turnen etc. Voorbeelden van andere vaardigheden: - Bewegingsanalyse: d.m.v. kijkwijzers, Ipad- en video-opnames bewegingen van elkaar analyseren en komen tot verbeteringen; het elkaar beoordelen. - Onderzoek uitvoeren: bijvoorbeeld naar de relatie tussen agressie en sport; de gevolgen van de financiële crisis en sportbeoefening of de gevolgen van het dopinggebruik voor het voortbestaan van de wielersport. - Leiding geven en organiseren: d.m.v. het lesgeven aan elkaar en het organiseren van een 3daags kamp. - Reflecteren: hoe functioneert de ander en ikzelf binnen de les; hoe geef je feedback aan de ander, welke vragen stel je aan elkaar en hoe kun je kritisch naar jezelf kijken. - Fitheid testen, trainingsprogramma kunnen opstellen en uitvoeren. Voorbeelden van extra onderdelen: - Outdoor-driedaagse (klas 4 en/of 5): op het eind van klas 4 gaan we op kampeerkamp (ergens in Nederland) met activiteiten als mountainbiken, GPS-lopen en teambuildingactiviteiten. Klas 5 gaat het ter zijner tijd organiseren. - Wintersportreis (klas 6): als afsluiting van 3 jaar BSM gaat de examenklas wintersporten in de Alpen, waarbij de essentie zal liggen op oriëntatie van een nieuw sportonderdeel. Ervaren skiërs en/of snowboarders zullen een nieuwe sport aangeboden krijgen. Ben je nu enthousiast geworden voor dit vak en overweeg je om het te kiezen, kijk dan nog even of je past binnen het profiel van een BSM-leerling: - Hij/zij moet over voldoende goede motorische vaardigheden beschikken; - Hij/zij wil zich graag verbeteren in verschillende sportactiviteiten; - Hij/zij is enthousiast voor het vak en neemt graag initiatief; - Hij/zij vindt het leuk om te leren over coachen, leiding geven, hulpverlenen en organiseren. Biologie Als je in de bovenbouw kiest voor de N-stroom krijg je biologie. Voor het NG-profiel is het vak verplicht, bij een NT-profiel is het een keuzevak. Ook in de M-stroom kun je voor biologie kiezen, het is echter wel een beta-vak. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 12 Biologie is een zeer breed georiënteerd vak met links naar natuurkunde, aardrijkskunde en vooral scheikunde. Wiskunde komt er niet zoveel bij kijken. Het is bovendien een boeiend vak, waarbinnen je te maken krijgt met het functioneren van organismen in het algemeen en de mens in het bijzonder. Biologische kennis is van groot economisch belang op het gebied van voeding, gezondheid, duurzaamheid, energie en veiligheid. Kortom je zult je bij bio niet gauw vervelen. Het is echter ook een pittig vak. Vanaf het begin in de 4e klas komen onderwerpen aan de orde, die een stuk moeilijker zijn dan die je in de onderbouw hebt gehad. In ieder geval gaan we er veel dieper op in. Je moet er dan ook rekening mee houden dat je de cijfers die je gewend was te halen in de 3e niet zo gemakkelijk meer zult kunnen scoren. In het schooljaar 2013-2014 start het nieuwe examenprogramma voor biologie in vwo4. We gebruiken de methode Biologie voor jou, die voor het nieuwe examenprogramma volledig herschreven is. Een kort overzicht van de onderwerpen die in de verschillende klassen aan de orde komen zie je in onderstaand schema. Klas 4 Inleiding in de biologie Cellen Voortplanting Genetica Evolutie Ecologie Practica Klas 5 Stofwisseling DNA Mens en milieu Planten Regeling Beweging en gedrag Practica Klas 6 Voeding Gaswisseling en uitscheiding Transport Bescherming Evenwicht Uitgebreide practica Wanneer je in staat bent zelfstandig en zorgvuldig te werken en je bent bovendien goed in de exacte vakken, dan kun je biologie in de bovenbouw van het vwo goed volgen. Als je biologie vanuit de M-stroom als modulevak kiest krijg je in V4 een aantal biologische thema’s aangeboden. - Inleiding in de biologie - Cellen - Genetica Aan het eind van de vierde klas wordt bekeken of de leerlingen uit de M-stroom, die biologie in de keuzemodule kozen, het vak ook als keuzevak kunnen blijven volgen en afsluiten met een centraal eindexamen. Duits Bij Duits wordt de reeds aanwezige kennis en vaardigheid uit de onderbouw uitgebreid en verdiept. De vier taalvaardigheden schrijven ( e-mails, brieven, opstellen), lezen (actuele teksten van uiteenlopende aard zoals artikelen uit kranten en tijdschriften, maar ook korte verhalen en boeken), luisteren (films of filmfragmenten, populair-wetenschappelijke actualiteiten en indien van belang en nuttig ook politieke actualiteiten), en spreken (situaties uit de dagelijkse praktijk en spreekbeurten) komen in ruime mate aan bod. Ook zal literatuuronderwijs worden gegeven die specifiek op het Duitse taalgebied is gericht. Zowel noodzakelijke literaire begrippen zullen worden onderwezen als ook capita selecta uit de Duitse literatuurgeschiedenis. Vaak zal de persoonlijke smaak en interesse van de betreffende docent bij de keuze van de onderwerpen wel een rol spelen, maar op specifieke wensen van geïnteresseerde leerlingen kan zeker worden ingegaan. welke thema’s/contexten/aandachtsgebieden zijn er aan te geven? Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 13 Een redelijke kennis van land en volk wordt voorondersteld en wordt, waar niet aanwezig, bijgebracht. Dit betreft behalve de Duitse Bondsrepubliek ook de andere landen in Europa waar Duits wordt gesproken of waar kennis van het Duits zeer nuttig en belangrijk is. Het Duitse achterland is voor Nederland onmisbaar als afzetgebied voor onze producten en, hoewel kennis van het Engels ook belangrijk is, is het echt niet zo dat men overal met die taal terecht kan. Wie goed Duits kent, heeft een streepje voor. welke specifieke vaardigheden zijn voor dit vak een voordeel? Interesse voor wat er zich buiten de grenzen van je eigen land afspeelt en inzet bij het leren van deze vreemde taal moet vanzelfsprekend zijn voor wie het vak kiest. Goed kunnen leren en het geleerde zowel mondeling als schriftelijk kunnen reproduceren is van groot belang. Grammaticaal inzicht zowel in de eigen taal als in andere vreemde talen is onontbeerlijk. (Durven) spreken en schrijven in het Duits is noodzakelijk. Economie Mensen hebben allerlei wensen. Vaak hebben zij geld nodig om deze wensen te vervullen. Voor de meesten van ons geldt dat we te weinig geld hebben om alles te kunnen kopen wat we willen hebben. Dit is het centrale probleem van ons vak. Het speelt op het niveau van individuele mensen, van gezinnen, bedrijven maar ook van landen. Kort door de bocht: als je beter onderwijs wilt, moet je meer belasting gaan betalen. Zo kijken we naar hoe mensen hun geld verdienen en waaraan ze het uitgeven. Maar ook waarom bedrijven goederen produceren en tegen welke prijs. En natuurlijk welke bedragen wij aan de overheid betalen en wat ze met al dat geld doet. Kortom in ons vak gaat het over dat deel van het dagelijks leven waarbij geld een rol speelt. Welke specifieke vaardigheden zijn voor dit vak een voordeel? Voor dit vak is het handig als je redelijk kunt rekenen, als je tabellen en grafieken kunt “lezen” , als je de betekenis van nieuwe begrippen kunt onthouden, als je het leuk vindt om op zoek te gaan naar waarom mensen dingen doen en als je interesse hebt in de rol van geld in het dagelijks leven. Engels Engels is een wereldtaal en meestal de voertaal in internationale betrekkingen, zoals politiek, cultuur en handel. Het is de taal die mensen over de hele wereld makkelijk verbindt. Binnen onze school is het een zgn. kernvak, dat verplicht is voor iedereen. Het is de taal van film, muziek en het Internet. Het is ook de taal van William Shakespeare en Charles Dickens. Steeds meer vervolgstudies worden in het Engels aangeboden, sommige zijn zelfs volledig Engelstalig. Tijdens de lessen word je getraind in lezen, luisteren, kijken, schrijven en spreken. Je gaat werken met een volledig Engelstalige methode, die gebruikt wordt in 4, 5 en 6 VWO. Veel van de leerstof is gebaseerd op de actualiteit van de Engelstalige wereld. Je maakt kennis met Engelstalige schrijvers en leest hun werk voor je leesdossier. In 5 VWO bestaat de mogelijkheid deel te nemen aan een werkweek naar Londen, waar cultuur, geschiedenis en onderwijs centraal staan. Je moet bereid zijn om Engels te spreken, denken, schrijven en lezen. De voertaal in de lessen is Engels. Je hoeft geen grammaticaspecialist te zijn, maar je moet wel bereid zijn om je te verdiepen in de Engelstalige wereld en cultuur. Je gaat veel gebruik maken van onze Elektronische Leer Omgeving, de ELO, voor het plannen en organiseren van je activiteiten. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 14 Alles wat je in de onderbouw geleerd hebt gebruik je als basis om je snel verder te ontwikkelen. Je gaat gelijk aan de slag met spreken en schrijven, het lezen van boeken en het houden van presentaties. Digitale werkvormen zijn daarbij onmisbaar. In de cursus Academic Writing, in 5 en 6 VWO, bereid je je voor op Engels in het vervolgonderwijs. Je leert lastige teksten samen te vatten, grafieken te beschrijven, formeel taalgebruik te hanteren en in het Engels over je Profielwerkstuk (PWS) te schrijven. Ook verdiep je je samen met je medeleerlingen in academische onderwerpen voor je gespreksexamens. Je krijgt hoorcolleges over bepaalde onderwerpen en leert daar aantekeningen te maken als voorbereiding op een toets. Je leert Engels te hanteren als middel om je uit te drukken. Je legt de basis voor een aansluiting met je vervolgstudie, waar Engels een grote rol zal spelen. Je leert om te gaan met de stof van zogenaamde hoorcolleges. Je kunt corresponderen en discussiëren met andere Engelstaligen. Je krijgt een uitstekende indruk van de Engelstalige cultuur en literatuur, en leest werk van grote schrijvers. Frans In de lessen Frans vanaf vwo 4 wordt gewerkt met de methode Grandes Lignes. Hierin wordt op afwisselende wijze aandacht gegeven aan de verschillende deelgebieden. Er wordt gewerkt met een katern per periode met de bijbehorende site van de uitgeverij. De kennis en vaardigheden die in de onderbouw zijn opgedaan worden uitgebreid en verdiept. Er wordt aandacht geschonken aan de vier vaardigheden leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid. Ook zal er aandacht en tijd zijn voor literatuuronderwijs. Er wordt een keuze gemaakt uit verschillende periodes uit de literatuur. Behalve een goed afgeronde onderbouw is motivatie en zelfstandig kunnen werken een groot voordeel. Goed mondeling en schriftelijk kunnen reproduceren is van belang en het willen spreken en schrijven in het Frans is een vereiste. Geschiedenis Het verleden is de sleutel tot het heden. Bij geschiedenis bestudeer je hoe de huidige samenleving is gevormd door gebeurtenissen uit het verleden. Hierbij kijken wij vooral naar Nederland en de westerse wereld. In de bovenbouw komen de tien tijdvakken en hun kenmerken opnieuw aan de orde. Dat begint met de leefwijze van jagers-verzamelaars en eindigt met het ontstaan van de multiculturele samenleving. Bij het centraal eindexamen wordt de kennis van alle tijdvakken getoetst. Toch zijn er enkele onderwerpen waar meer aandacht naar uitgaat. Voor vwo zijn dat de Republiek, de Amerikaanse en Franse Revolutie, Duitsland (1871-1945) en de Koude Oorlog. Wat je de afgelopen drie jaar hebt geleerd zal in de bovenbouw verder worden uitgebouwd en verdiept. Dat geldt niet alleen voor feitenkennis maar ook voor vaardigheden, zoals gebeurtenissen verklaren, het schrijven van betogen, historische bronnen uitleggen, onderzoek doen en presentaties geven. Aanleg voor tekstbegrip is hierbij een vereiste. Na een paar jaar geschiedenis, kun je veel aspecten van de hedendaagse samenleving beter verklaren omdat je geleerd hebt hoe ze zijn ontstaan. Maar het vak geschiedenis bereidt je ook voor op de toekomst doordat je leert om kritisch na te denken over maatschappelijke ontwikkelingen. Bij veel vervolgstudies zal dat van pas komen. Mocht je eraan denken om historicus, journalist, docent, beleidsmedewerker of politicus te worden, dan wordt het volgen van dit vak helemaal aanbevolen. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 15 Godsdienst Godsdienst is een vak waar je nadenkt over de vragen van het leven en waar je je bewust leert worden van je eigen levensbeschouwing. Ook moet je dat kunnen verwoorden en daarnaar kunnen handelen. Daarom moet je kennis krijgen van de levensbeschouwelijke wereld om je heen. Daarnaast krijg je kennis van en inzicht in de wortels van de Nederlandse cultuur, zoals dat naar voren komt in de kunst, de literatuur, de wetgeving, etc. (besef van historische ontwikkeling). Daarbij is godsdienst een vak waar de tijd wordt genomen om te werken aan de vorming van de sociaal maatschappelijke vaardigheden, zoals het kunnen voeren van discussies,het vormen van een eigen mening en (religieuze) identiteit. In het bestuderen van de andere wereldreligies is het belangrijk dat er de tijd wordt genomen om ‘de ander’ te begrijpen. Hoe ga je, bijvoorbeeld, om met waarheidsclaims, waarom heeft de andere religie geen gelijk en kies ik voor mijn religie? Dergelijke vragen zijn belangrijk voor het vormen van een persoonlijke religieuze identiteit. De thema’s die aan bod komen in de bovenbouw zijn: Boeddhisme/Hindoeïsme, ethiek en filosofie. Vwo bovenbouw: 160 slu in 2 semesters ; 2 uur contacttijd in 2 jaar (V4: 2 lesuren in 2de halfjaar; V5 : 2 lesuren in 1ste halfjaar). Elk thema wordt afgesloten met een toets. In V5 maak je een PO over je eigen levensvisie. De cijfers voor godsdienst, ANW, Maatschappijleer en PWS in het gemeenschappelijk deel worden gemiddeld tot een combinatiecijfer. Grieks, Latijn en KCV Gymnasium Als je gymnasium wil doen in de bovenbouw kies je in principe één van de twee talen (Latijn of Grieks), maar allebei mág wel. Je krijgt daarnaast automatisch KCV (klassieke culturele vorming). Latijn en Grieks in de bovenbouw In de 4e klas ronden we eerst de methode (Disco bij Latijn, Pallas bij Grieks) af. Vanaf het eind van de 4e klas gaan we ons bezighouden met het vertalen en interpreteren van originele teksten, d.w.z. teksten die beroemde Griekse of Romeinse auteurs geschreven hebben. Bij elke taal komen verschillende auteurs aan bod. Bij Latijn lezen we bijvoorbeeld mythen van Ovidius of delen uit de zwerftocht van Aeneas, geschreven door Vergilius. Misschien filosoferen we samen met de schrijver Seneca over de zin van het leven of volgen we Caesar op zijn veroveringstocht door Gallië. Ook bestaat de kans dat je vóór je Romereis in de 5e klas, Latijnse teksten leest waarin de stad Rome centraal staat, zodat je goed voorbereid op reis gaat. Wat Grieks betreft staat bijvoorbeeld een deel uit de Ilias of de Odyssee van Homerus op het programma in combinatie met passages over wat goed en kwaad is uit het werk van de filosoof Plato. Maar het kan ook zijn dat je de tragedie Medea van Euripides of de Oidipous van Sophokles leest, waarin op prachtige wijze verbeeld wordt wat een mens kan overkomen of waartoe hij in staat is. Het eindexamenjaar staat altijd in het teken van (jaarlijks wisselende) stof die voor het hele land verplicht is gesteld; deze stof wordt getoetst in het Centraal Schriftelijk Examen. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 16 Zowel bij Grieks als Latijn ligt, na het afronden van de methode de nadruk, niet meer op de grammatica maar wel op het vertalen van teksten. Je past dus de grammaticakennis die je hebt toe (en daarom blijven we de grammatica ook herhalen). Daarnaast speelt het interpreteren van teksten een grote rol en wordt, waar mogelijk, ook gekeken naar de receptie van teksten in de moderne literatuur, gedichten of kunsten, maar ook naar verschillen tussen de hedendaagse westerse cultuur en die van de Grieken en/of Romeinen. Zo zie je dat de Grieken en Romeinen een ander beleving hadden van normen en waarden dan wij nu. Juist dit verschil maakt de bestudering interessant. Toetsing Latijn en Grieks In de bovenbouw bestaat zowel bij Grieks als bij Latijn een toets meestal uit twee delen. Eén deel bevat vragen over de in de les gelezen teksten. De nadruk ligt daarbij op de inhoud (tekst verklaren). Het andere deel is doorgaans een vertaalopdracht van een ongezien stukje tekst van de auteur van wie je tijdens de les teksten gelezen hebt. Een belangrijk verschil met de onderbouw is dat je na het afsluiten van de methode bij de toetsen een woordenboek mag gebruiken (met daarin ook een grammaticaal aanhangsel). KCV (klassieke culturele vorming) KCV wordt gegeven in vwo 4 en vwo 5. Bij dit vak verdiep je je in dat wat de Grieken en Romeinen op literair, artistiek en filosofisch gebied hebben nagelaten en in hoe zij de latere westerse cultuur beïnvloed hebben. Naast het verwerven van kennis, kom je op een actieve manier met de klassieke oudheid in aanraking. Zo onderzoek je bijvoorbeeld welke klassieke elementen in het stadhuis van Delft en in het paleis op de Dam verwerkt zijn en ook waarom men daar vroeger voor gekozen heeft. Een belangrijk onderdeel van dit vak vormt de voorbereiding op de Romereis én natuurlijk de reis zelf. Toetsing KCV: KCV kent alleen een schoolexamen, samengesteld uit twee schriftelijke toetsen en twee praktische opdrachten. Het cijfer wordt meegewogen bij het cijfer voor Latijn of Grieks. Welke specifieke vaardigheden zijn handig voor het volgen van Latijn Grieks en KCV? Culturele belangstelling, tekstbegrip en vertaalvaardigheid, inzet en discipline. Waarom Latijn of Grieks (met KCV)/ waarom gymnasium? Waarom zou je er nu voor kiezen om een gymnasiumopleiding te doen? In de eerste plaats moet je het leuk vinden om je met de klassieke cultuur bezig te houden. Er zijn maar weinig studies (theologie en klassieke talen) die Latijn en/of Grieks verplicht stellen. Maar het is ook erg handig als je een (westerse) taal wilt studeren aangezien deze ontstaan zijn uit of beïnvloed zijn door de klassieke talen. Denk alleen maar aan het gebruik van naamvallen! Dat zelfde geldt ook als je iets met kunsten wilt gaan doen. Voor studies als geschiedenis kan het nuttig zijn omdat je dan al de nodige kennis hebt van de oudheid. En zelfs voor een exacte studie kan het een hulp zijn. Bij het vertalen heb je immers geleerd om zeer nauwkeurig teksten grammaticaal te ontleden. Daardoor ben je beter getraind in het zien van verbanden en ben je beter in staat om bij het oplossen van een probleem systematisch te werk te gaan. Tot slot komen veel ‘moeilijke’ woorden of medische termen uit het Grieks en Latijn. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 17 Meer informatie Als je na het lezen hiervan geïnteresseerd bent geraakt en je meer informatie over de klassieken wilt, kijk dan op: www.oudheid.nl Informatica Informatica kan gekozen worden in alle profielen. In het nieuwe modulaire systeem geldt het vak voor twee modules. Dit betekent dus dat je dit vak het hele jaar krijgt, en niet zoals de meeste modules slechts een half jaar. Wat leer je bij informatica? Natuurlijk leer je hoe computers werken, hoe ze in elkaar zitten en hoe ze met elkaar communiceren, maar, waar de meeste aandacht aan besteed wordt is wat je er eigenlijk mee kunt doen. En, dat leer je door het zelf te doen. Het is een erg praktisch vak, dus je werkt veel aan praktische opdrachten. Je cijfer wordt voor 60% bepaald door praktisch werk, en, dit begint meteen in de vierde klas. En, al het praktische werk dat je doet telt ook meteen mee voor je eindcijfer in de zesde. In de vierde In de vierde begin je in de eerste les met het maken van je eigen, persoonlijke website, of, en dit is nieuw dit komende jaar, je ontwerpt en maakt je eigen bordspel samen met een medeleerling(e). Verder leer je hoe computers met elkaar communiceren en wat voor soorten programma’s er eigenlijk zijn en waar ze voor dienen. Je gebruikt het internet, maar, hoe werkt dat eigenlijk? De tweede, grote, praktische opdracht die je in de vierde doet is het maken van je eigen spel, je bedenkt en ontwerpt je eigen computerspel en leert hoe je dat kunt maken met behulp van het programma Gamemaker. In de vijfde De vijfde klas staat in het teken van samenwerking. Je leert hoe je op verschillende manieren samen kunt werken, en, je gaat dat in de praktijk ook doen. Wederom aan de hand van een paar praktische opdrachten. Met een groepje ga je de binnenkant van een computer bekijken en bedenk je een unieke manier om dit te presenteren. Verder leer je werken met gegevens en databases en maak je kennis met samenwerken waar niet iedereen hetzelfde doet, en, niet iedereen hetzelfde leert. Sommigen vinden het leuker om grafisch te ontwerpen en gaan zich bezighouden met ontwerp en indeling van een actieve website, anderen willen graag leren programmeren en gaan zich verdiepen in php. Je leert om met een groepje één product af te leveren waar ieder zijn eigen, unieke stempel op heeft gedrukt. In de zesde Het laatste jaar, geen theorie meer, we werken alleen nog maar aan een grote praktische opdracht. Met een flink aantal medeleerlingen ga je aan de slag om een heus 3D spel te ontwerpen en te bouwen. De één zal zich bezig houden met het ontwerpen en bouwen van de wereld waar het spel plaatsvindt, een ander zorgt ervoor dat alles kan bewegen, weer een ander zorgt ervoor dat alles in het spel goed samenwerkt, of, dat iedereen in de groep goed samenwerkt. Je leert om te gaan met complexe programma’s (kun je op je CV zetten) zoals 3D gamestudio of Cryengine3. Uiteindelijk worden alle spellen op een presentatieavond aan leerlingen, ouders en docenten gepresenteerd. Moet je iets van computers weten voor dit vak? Nee, maar, het is wel belangrijk dat je het leuk vindt om met computers te werken. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 18 Kunst: Beeldende vorming Het vak ‘Kunst’ (beeldend), richt zich op de ontwikkeling van het beeldend vormgeven van leerlingen. Zowel de vlakke als de ruimtelijke vormgeving komt aan bod. Naast de ontwikkeling van de praktische beeldende kwaliteiten bij leerlingen heeft het vak ook een theoretisch component; zij bestuderen de westerse kunst- en cultuurgeschiedenis. Het vak Kunst bestaat uit het praktijkvak Kunst Beeldend en het theoretische vak Kunst Algemeen. Kunst Beeldend is in hoofdzaak een praktijkvak en bestaat uit twee manieren van verwerken: vlak (2 dimensionaal) en ruimtelijk (3 dimensionaal). Aan de hand van lesopdrachten worden diverse beeldende probleemstellingen aangeboden die zowel een vlakke- als een ruimtelijke uitwerking en oplossing behoeven. Voor die uitwerking moet de leerling kiezen uit diverse materialen en technieken. Parallel aan deze opdrachten maken de leerlingen kennis met stijlen en stromingen in de beeldende kunst en verdiepen zij zich in de kennis over materialen en technieken. Alle opdrachten worden voorafgegaan door een oriënterende fase van schetsen en ontwerpen. Hiervoor gebruiken de leerlingen een logboek waarin alle voorstudies, gedichten, foto’s, plannen, opmerkingen, kortom het hele proces van werken in woord en beeld wordt voorbereid en bijgehouden. Kunst Algemeen is een theorievak dat ook wel cultuurgeschiedenis genoemd wordt. Bij deze cultuurgeschiedenis komt met name de moderne tijd (cultuur na 1900) en de huidige massacultuur (vanaf 1945 tot heden) aan bod. Daarnaast stelt de minister twee extra examenthema’s vast waarbij gekozen kan worden uit: Cultuur van de kerk (middeleeuwen) Hofcultuur (cultuur van renaissance en barok) Burgerlijke cultuur (cultuur van Nederland in de 16e en 17e eeuw) Romantiek en realisme (cultuur van de 18e en 19 eeuw) De nadruk ligt op kunstbeschouwing in een cultureel historische context en betreft verschillende kunstdisciplines zoals theater, film, dans, muziek, beeldende kunst en architectuur De keuze voor dit vak. Leerlingen die dit vak kiezen hebben belangstelling voor kunst en cultuur en beschikken over gevoel voor vormgeving. Creativiteit en inventiviteit zijn noodzakelijk naast doorzettingsvermogen. Leerlingen krijgen in de 3e klas advies van de vakdocent of ze wel dan niet het vak Beeldend in het 4e jaar moeten kiezen. Wat heb je eraan en wat kan je ermee gaan studeren? In de eerste plaats is het een algemeen vormend vak waarbij leerlingen beter leren kijken, beter met kleur en vorm leren omgaan, zowel ruimtelijk als vlak. De leerling maakt kennis met beeldende kunst (architectuur, schilderkunst, fotografie, grafische kunst, beeldhouwkunst, enz). Leerlingen leren ervaren wat beeldende kunst voor hen persoonlijk kan betekenen. Leerlingen leren ook hoe beeldende kunst met de cultuur door de eeuwen heen verweven is. Kortom een vak waarbij kennis en vaardigheden worden ontwikkeld op het beeldend vlak. Mits verder ook de vereiste vakken voor toelating in het pakket zijn opgenomen, is het vak Beeldend een prima voorbereiding op universitair onderwijs Bouwkunde, Industriële Vormgeving en Kunstgeschiedenis. Daarnaast is er een gevarieerd aanbod van studierichtingen aan Kunstacademies. (mode, video, fotografie, interieur, decor, games, digitale technieken, enz.) Het samenstellen van een portfolio van hoge kwaliteit is bijzonder belangrijk voor een eventuele toelating. Maar welke Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 19 studierichting de leerling ook kiest, het beschikken over vormgeefcapaciteiten en creativiteit, komt bij veel studies van pas. (Biologie, Archeologie, Techniek, Toneel, Onderwijs, enz.) Kunst: Muziek Aan het eind van het derde leerjaar maken de leerlingen een keuze voor de richting Maatschappij, de M-stroom, of de richting Natuur, de N-stroom. Naast de verplichte vakken kan in beide richtingen de module Kunst Muziek (KUMU) gekozen worden. Iedere leerling volgt minimaal 4 modules: 2 per half jaar. In tegenstelling tot de meeste modules wordt KUMU niet gedurende één semester aangeboden maar gedurende twéé semesters. Deze keuze is gemaakt om de aansluiting naar vwo 5 te garanderen. Mocht blijken dat KUMU tóch niet de juiste keuze is geweest dan bestaat de mogelijkheid om in overleg met de docent, in het tweede semester een andere module te kiezen. Het vak Kunst Muziek richt zich op de ontwikkeling van de muzikale vaardigheden en creatieve vermogens van de leerlingen. Het vak bestaat uit drie onderdelen. Tijdens de lessen ligt het accent op het spelen en het meerstemmig zingen van muziek. Daarnaast zal er aandacht worden besteed aan solfège. Hieronder verstaan we een stuk gehoortraining waardoor met name het zingen zal worden ondersteund. Kies je voor het vak Kunst Muziek, dan moet je rekening houden met het volgende: Het kunnen lezen van noten is een vereiste. In de onderbouw is dit middels de methode BeatsnBits systematisch aangeleerd. Als leerling heb je twee ingangen om het vak te kiezen: óf je komt binnen omdat je een instrument bespeelt, óf je kiest duidelijk voor zang waarbij je jezelf met name op deze muzikale vaardigheid zult moeten ontwikkelen en dus ook zal worden beoordeeld. Hoe dan ook: de twee lesuren zullen worden besteed aan één uur gecombineerd spelen en zingen en één uur zingen voor iedereen, waarbij er dus meerstemmig repertoire zal worden gezongen met veelal begeleiding door de piano, en de groep indien mogelijk zal worden ingedeeld in sopranen, alten, tenoren en bassen. Verder zullen er een aantal componeer-opdrachten voorbijkomen, waarbij de creativiteit en muzikaliteit worden beoordeeld. Bij Kunst Algemeen, vanaf klas vijf, komt met name de moderne tijd (cultuur na 1900) en de huidige massacultuur (vanaf 1945 tot heden) aan de orde. Daarnaast stelt de minister twee extra examenthema’s vast waarbij gekozen wordt uit: Cultuur van de kerk (Middeleeuwen) Hofcultuur (cultuur van de Renaissance en de Barok) Burgerlijke cultuur (cultuur van Nederland in de 16e en 17e eeuw) Romantiek en Realisme (cultuur van de 18e en 19e eeuw) Al deze thema’s worden belicht vanuit de verschillende disciplines: beeldende kunst, muziek, dans, drama en film. Leerlingen die KUMU kiezen hebben dus belangstelling voor praktisch musiceren enerzijds en voor kunst en cultuur anderzijds. Voor het praktisch musiceren moet je het leuk vinden en lef hebben om samen muziek te maken, zoals dat in de onderbouw de laatste 3 jaar aan de orde is geweest. Daarnaast is presenteren een belangrijk deel van het vak. KUMU wordt in V6 afgesloten met een schoolexamen, zijnde een openbaar concert. Management en Organisatie Bij Management & Organisatie (M&O) staat de organisatie centraal. Leerlingen leren naar organisaties te kijken vanuit verschillende gezichtspunten (denk aan: aandeelhouder, bank, Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 20 personeelslid, manager). Als manager gebruikt de leerling praktische en theoretische kennis om de organisatie te managen en problemen in de organisatie op te lossen. Door slimme vragen te stellen en geschikte berekeningen te maken probeert hij de organisatie te leiden en voor allerlei problemen een oplossing dichterbij te brengen. Binnen een organisatie werken veel mensen samen. Het kan dan gaan om een bedrijf dat is gericht op het maken van winst, zoals Philips, of om een ideële organisatie zoals bijvoorbeeld een ziekenhuis, het Wereld Natuurfonds of een sportvereniging. Dagelijks moeten daar allerlei zaken gemanaged worden. Met organisatieproblemen krijgt elke organisatie vroeg of laat te maken, als werknemer in een personeelsvergadering of als manager tijdens een directievergadering. In dat soort vergaderingen worden de plannen van het bestuur of de directie besproken en ook de nodige financiële zaken. Met M&O kun je door je kennis en inzicht in die vergaderingen de juiste vragen stellen. Bovendien biedt dit vak een goede basis voor managementfuncties, niet alleen voor economische richtingen maar voor alle beroepen waarin management en leidinggeven belangrijk zijn. Als we een greep doen uit de onderwerpen en vragen die in de bovenbouw van het vak M&O aan de orde komen, dan komen we tot het onderstaande: Interne organisatie: Hoe kan je de organisatie het beste vormgeven: welke organisatiestructuur zorgt voor de meest effectieve organisatie? Personeelsbeleid: Wat zijn de rechten en plichten van werknemers? Hoe motiveer je je personeel? Productie en verkoop: Wat is de kostprijs van een product? Hoe bereken je de gewenste verkoopprijs? Marketing: Hoe zetten we de marketing-mix in om binnenkort marktleider te worden in Nederland? Duo’s presenteren als manager tijdens een mondelinge toets hoe de marketing van een zelf gekozen product in elkaar steekt. Financieel beleid: Kunnen we als attractiepark de investeringen in nieuwe apparaten wel betalen? Verslaggeving: hoe ziet een Jaarverslag er uit? Welke belangrijke informatie kunnen we er uit halen? Beleggen: je moet in een groep gedurende een paar weken handelen met € 100.000 en allerlei beleggingsproducten kopen en verkopen en dus informatie over de gang van zaken rondom de beurs en bedrijven bijhouden. Internetwinkel opzetten: Bij een Praktische Opdracht schrijven leerlingen een ondernemingsplan voor de verkoop van een zelf bedacht product en onderbouwen de plannen met (begrote) financiële cijfers. Logistiek en voorraden: Hoeveel euro is de voorraad waard? Welke risico’s loopt de organisatie met de voorraad? Wat is de ideale omvang van de voorraad? Om zaken in organisaties degelijk te regelen moet een manager beschikken over een aantal vaardigheden. Met alleen theoretische kennis los je immers geen problemen op! Wat moet een manager nog meer in huis hebben? Communiceren en presenteren: ideeën en de bijbehorende argumenten moeten op anderen worden overgebracht. Informatie kunnen ordenen en analyseren: welke gegevens om een bepaald probleem op te lossen zijn relevant en hoe moet de manager de gegevens interpreteren? Rekenen met financiële gegevens en het lezen van grafieken op basis van bedrijfsgegevens. Interesse hebben in leidinggeven en organiseren en van aanpakken weten. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 21 Het vak M&O wordt niet gegeven in de onderbouw. Wel zijn onderwerpen als ondernemen (winstberekeningen, balans , liquiditeit, marketing, rechtsvormen) en procent-rekenen (bij hypotheken, bij btw) in Index, het economieboek in de 3e klas, al aan de orde geweest. Wil je wat meer weten over dit vak? De sectie M&O heeft een voorlichtingsfolder met daarin uitgebreidere uitleg en voorbeelden over het vak. Je kunt deze ophalen bij de leden van de sectie. Natuurkunde Onderwerpen Onderwerpen die in de bovenbouw aan de orde komen bij natuurkunde zijn onder andere: licht, elektriciteit, krachten, beweging, straling, energie, geluid, automatische schakelingen, magnetisme. Vragen die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: Kun je geluid met ander geluid uitdoven? Kun je auto’s laten rijden op de energie uit een bliksemflits? Is een MRI-scan gevaarlijk voor ongeboren baby’s? Kun je met één liter benzine in de tank van je scooter van Delft naar Parijs rijden? Waarom moet je harder trappen als je fietst met je meisje achterop? Practica in de les Veel practica in de bovenbouw zijn demonstratiepractica. Die worden gedaan door de docent en/of de toa. Op een aantal practicummiddagen zul je zelf aan de slag gaan. Dit zal ongeveer zes keer per jaar zijn. Daarnaast zijn er nog enkele andere momenten dat je zelf aan de slag gaat, zoals bij het “stralingspracticum”. Daarbij werken leerlingen – op een verantwoorde manier uiteraard – met radioactieve stoffen. Computer In de bovenbouw zal meer met computers gewerkt worden. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt met meetapparatuur die aangesloten is via “IP-coach” op een computer. Ook zul je werken met het “systeembord” en daarmee allerlei elektrische schakelingen simuleren. CompEx Vanaf 2008 zullen natuurkunde-eindexamens waarschijnlijk deels digitaal worden afgenomen. Dit examen op de computer wordt CompEx genoemd. Daarnaast zal er ook een schriftelijk gedeelte zijn. Natuur, Leven en Technologie Wat is dit voor vak? In een officieel stuk kun je lezen: ‘Natuur, Leven & Technologie (NLT) is een NIEUW geïntegreerd bètavak in de bovenbouw. Doelstellingen zijn: de aantrekkelijkheid van het bètaonderwijs verhogen en de samenhang tussen verschillende vakken versterken.’ Dit klinkt misschien wel leuk en aardig, maar wat betekent dat nou voor JOU? Het betekent dat je op allerlei verschillende manieren gaat werken: gewoon les, maar vooral zelf aan de slag; standaardproeven uitvoeren maar ook eigen onderzoek doen, alleen werken, maar ook in koppels of groepen. Wat houdt het in? Bij NLT werken we met modules (blokken). Dat betekent dat je iedere periode een andere module en dus een ander onderwerp behandelt. Vind je programma’s als CSI leuk? Er komt een module over forensische technieken, waarin je zelf sporenonderzoek gaat doen aan bijv. vingerafdrukken en DNA. In de module ‘dynamisch modelleren’ ga je ingewikkelde verschijnselen proberen te onderzoeken door met de computer berekeningen uit te voeren. Ben je geïnteresseerd in de gezondheidszorg? Er komt een module ‘moleculen in leven’ over ziektes en medicijnen. In de module ‘rijden onder Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 22 invloed’ ga je wetenschappelijk onderzoeken wat de invloed van alcohol op je lichaam is en welke gevolgen dat heeft bij het besturen van je scooter. Wat moet ik kunnen om dit te kiezen/volgen? Je moet lol hebben in de exacte vakken: binnen NLT komen (natuurkundige) aardrijkskunde, biologie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde aan bod. Je moet een beetje creatief zijn en van puzzelen houden: er moeten problemen uit de praktijk opgelost worden en daar werken we aan bij dit vak! Je moet de lol van het toepassen van je schoolkennis zien: binnen één module komen minimaal twee schoolvakken aan bod. Als je samenwerken met anderen leuk vindt, moet je zeker NLT kiezen! Wat leer ik bij dit vak? NLT voor vwo richt zich vooral op onderzoek en ontwikkeling binnen de bètawetenschappen en de technologie. Je leert verbanden te zien tussen de verschillende bètavakken en de samenleving. Zo zal je dus bijvoorbeeld ontdekken wat wiskunde en biologie met elkaar te maken hebben. Je leert veel toepassingen kennen van de theorie die je bij de andere bètavakken krijgt . Daarnaast leer je veel vaardigheden zoals informatie verzamelen en beoordelen, verslagen schrijven, presenteren en samen een probleem aan te pakken. Dit laatste is een mooie voorbereiding op probleem gestuurd onderwijs dat bij veel vervolgopleidingen gegeven wordt. Wat kan ik er later mee? Misschien denk je er al aan om na de middelbare school verder te studeren aan het HBO of de universiteit. Als je NG of NT doet, wordt dat misschien wel een studie waarin je één of meer bètavakken gaat gebruiken. NLT geeft een goede voorbereiding op zo’n studie, omdat veel studies zich juist bezig houden met de toepassingen van de bètavakken. Bovendien krijg je bij NLT veel te zien, waardoor het makkelijker zal zijn om straks een studie te kiezen. Kijk voor meer informatie op www.betavak-nlt.nl Nederlands Iedereen volgt in het gemeenschappelijk deel het vak Nederlands. Welke studie je ook doet later, welk vak je ook gaat uitoefenen, het Nederlands gebruiken we allemaal elke dag. In de bovenbouw geven we je handvatten om je taal zo goed mogelijk te gebruiken. Je kennis uit de onderbouw breiden we uit. Dat betekent dat we ons niet meer richten op grammatica en spelling als doel, maar dat we het gebruiken om te schrijven, te lezen en te spreken. Samen met literatuur vormen die onderdelen de kern van ons vak. In de bovenbouw krijg je drie uur per week Nederlands. In de bovenbouw werken we per onderwerp. In een periode staat er een onderwerp centraal waar we verschillende vaardigheden aan koppelen. Als schrijven centraal staat, zijn we bezig met het opfrissen van je spelling, je leert hoe je een overtuigend betoog of een goede beschouwing neerzet en je vergroot je woordenschat. Als we spreken leer je hoe je debatteert volgens vaste regels, je leert argumenteren en jezelf op een goede manier presenteren. Lezen blijft een belangrijk onderdeel, omdat tekst begrijpen en kunnen samenvatten bij alle vakken een noodzakelijke vaardigheid is. Je kennis van de literatuur gaan we uitbreiden. Je leert wat literatuur is, hoe je een verhaal en een boek analyseert en je werkt zelfstandig aan je literatuurlijst waarover je in V6 een afsluitend mondeling examen doet. Onderzoek en Ontwerpen Bij het vak onderzoek en ontwerpen voer je onderzoeken uit of maak je een ontwerp binnen enkele van de volgende werelden: Water, Energie & Natuur, Mobiliteit & Ruimte, Science & Exploration, Voeding & Vitaliteit, Market & Money, Mens & Medisch, Lifestyle & Design. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 23 In de onderbouw heb je bij het vak Onderzoek en Ontwerpen in een klein team gewerkt aan opdrachten van een echte opdrachtgevers. De docenten hebben afspraken gemaakt met de opdrachtgevers en de opdrachten voor jullie uitgeschreven. O&O kun je alleen in de vierde kiezen als je in de derde klas aan het pilotproject hebt meegedaan. O&O kun je alleen kiezen binnen een Nprofiel. Vierde klas In de bovenbouw krijg je geleidelijk meer vrijheid en keuze in de opdrachten. In de vierde klas hebben de docenten nog de opdrachtgever voor je geregeld en een korte beschrijving gemaakt van de opdracht. Je bedenkt met je team de deelopdrachten en voert deze uit om tot een goed resultaat te komen. In de eerste helft van het schooljaar voer je twee van deze opdrachten uit. Het is de kunst om de opdrachtgever te overtuigen van de bijzondere kwaliteit van jullie eindresultaat! Op het technasium kun je jouw competenties versterken, uitbouwen en ontwikkelen. Competenties zijn bijvoorbeeld samenwerken, plannen en organiseren, kennisgericht werken, product gericht werken. Het tweede half jaar kun je kiezen uit een lijst met opdrachtgevers van de docenten. Je legt nu zelf contact met deze opdrachtgever en je werkt de opdracht uit waar je met je team aan werkt. De opdrachtgever verwacht een prima resultaat, dat je degelijk hebt onderbouwd. Omdat het schrijven van een opdracht ook tijd kost, krijg je nu een half jaar om je opdracht uit te werken en uit te voeren. Een leerlinge van een andere school vertelt hierover: “Ik heb gemerkt dat ik voor Onderzoek en Ontwerpen een beetje beter mijn best doe dan voor andere vakken. In plaats van dingen te moeten weten van een docent ben je nu in het kader van een opdracht juist op zoek naar dingen die je wilt weten vanuit je eigen interesse. Zo kom je onder meer tot de ontdekking dat er meer bij techniek komt kijken dan je op het eerste gezicht denkt. Het is niet zomaar iets in elkaar zetten, maar je moet ook rekening houden met zaken als materiaalkeuze, veiligheid en gebruiksgemak. “ Vijfde klas Vanaf de vijfde klas haal je zelf een opdracht binnen. Uitgangspunt is je eigen interesse en daarbij zoek je een opdrachtgever. Je krijgt dus zicht op interessante beroepen, opleidingen en bedrijven die aansluiten bij jouw interesse. Je voert in de vijfde klas met je team twee opdrachten uit die elk een half jaar duren. Zesde klas In de zesde klas voer je de meesterproef uit. Je zoekt als team je eigen opdrachtgever, haalt een opdracht binnen en krijgt een expertbegeleider van een universiteit toegewezen.Zo maak je kennis met vervolgopleidingen en de mensen die er werken. In je meesterproef laat je zien dat je de 8 competenties van het technasium voldoende hebt ontwikkeld: samenwerken, plannen & organiseren, productgericht werken, inventief zijn, individueel werken, procesgericht werken, doorzetten, kennisgericht werken. Je combineert de meesterproef met je profielwerkstuk. Je profielwerkstuk is jouw eigen individuele verdiepi ng van de meesterproef. Scheikunde Bij scheikunde zoeken we naar antwoorden op vragen als: Waarom zijn de smelt- en kookpunten van stoffen zo uiteenlopend, waarom lossen sommige stoffen goed en andere slecht op in bepaalde oplosmiddelen als water of benzine? Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 24 Waarom roest ijzer snel en goud niet? Waarom wordt marmer door zure regen aangetast? Hoe werkt een batterij of een accu? Wanneer noemen we iets zuur of basisch? Zijn reacties in een aantal groepen in te delen? Hoe kun je de snelheid van een reactie beïnvloeden en hoe kun je de opbrengst van een reactie zo groot mogelijk maken? Met welke “kunststoffen” kom je regelmatig in je dagelijks bestaan in aanraking en hoe kun je die bereiden? Waar zijn eiwitten, suikers en vetten voor nodig en wat is de rol van DNA in het voortbestaan van het leven en bij misdaadonderzoek? Welke apparaten en methoden bestaan er om stoffen te herkennen en welke om te meten hoeveel er van een bepaalde stof aanwezig is? Welke stoffen zijn schadelijk voor ons milieu en wat kan je daar aan doen? Wanneer noem je een stof giftig? Hoe zet je een onderzoek op en hoe rapporteer je dat? Voor scheikunde in de bovenbouw is het gewenst dat je het leuk vindt om aan de hand van kleine experimenten kennis van de theorie op te doen. Er wordt vaak in tweetallen samengewerkt. Gevoel voor getallen en rekenen is nodig. Richting het eindexamen komt het accent steeds meer te liggen op complexere opgaven, het analyseren van informatie en daar vervolgens zelf de juiste theorie mee combineren. Het is belangrijk om je werk goed bij te houden, aangezien alle lesstof van de derde klas tot en met het eindexamen met elkaar verweven is. Wiskunde A Wiskunde A is een vak dat je bij veel vervolgstudies en –opleidingen zult tegenkomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor vakken als psychologie en pedagogiek, maar ook bij economische studies. Als je verder wilt studeren in de richting van “Economie” is wiskunde A onmisbaar. Bij de richting “Gedrag en maatschappij” is wiskunde A aan te raden, hoewel ook wiskunde C toegang tot deze studies biedt. Let op: Bij sommige economische studies op de universiteit moet je wiskunde B hebben. Als wiskunde je goed af gaat en je wilt economie studeren op de universiteit, dan heeft wiskunde B de voorkeur boven wiskunde A. Wiskunde A bevat een flink stuk statistiek en kansrekening. Verder speelt het onderzoek van functies en grafieken een belangrijke rol. Een belangrijk onderdeel hiervan is differentiëren, waarmee je o.a. kunt bepalen hoe steil een grafiek in een bepaald punt is. Ook kun je hiermee bijvoorbeeld uitrekenen hoe groot in een bepaalde situatie de maximale winst is. De hoofdstukken 5 en 9 uit de 3 vwo delen van ‘Getal en Ruimte’ geven een goed beeld van wiskunde A. In wiskunde A zit geen meetkunde. Je moet kritisch teksten kunnen lezen en aan de hand daarvan modellen kunnen opstellen en daarmee kunnen rekenen. Enige algebraïsche vaardigheid is nodig. Het goed kunnen gebruiken van de grafische rekenmachine is noodzakelijk, maar daarnaast moet je ook (algebraïsche) berekeningen op papier kunnen maken. Wiskunde B Bij wiskunde B krijg je onderwerpen die belangrijk zijn voor opleidingen in de exacte hoek, bijvoorbeeld op een technische universiteit, maar ook voor universitaire studies zoals natuurkunde en scheikunde. Let op: Bij sommige economische studies op de universiteit moet je wiskunde B hebben. Als wiskunde je goed af gaat en je wilt economie studeren op de universiteit, dan heeft wiskunde B de voorkeur boven wiskunde A. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 25 Wiskunde B bevat onderwerpen zoals differentiëren en integreren van functies. Hiermee kun je allerlei problemen oplossen, zoals het maximaliseren van functies en het berekenen van oppervlaktes en inhouden. Verder spelen goniometrische functies een belangrijke rol (sinus, cosinus en tangens). Deze komen van pas als je moet rekenen aan golven en trillingen. Ook (ruimte)meetkunde is een onderdeel van wiskunde B. De hoofdstukken 4 en 7 uit de 3 vwo delen van ‘Getal en Ruimte’ geven een goed beeld van wiskunde B. Kansrekening en statistiek komt niet voor in wiskunde B. Het opstellen van en rekenen aan wiskundige modellen neemt een belangrijke plaats in. Algebraïsche vaardigheden uit de onderbouw en uitbreiding daarvan zullen veel aandacht krijgen. De grafische rekenmachine is belangrijk, maar daarnaast zul je ook veel algebraïsche bewerkingen met de hand moeten kunnen uitvoeren. Wiskunde C Wiskunde C is alleen bestemd voor leerlingen met het profiel CM. Hiermee kun je geen sterk wiskundig getinte studies doen, maar je kunt wel de kant van “Gedrag en Maatschappij” op. Bij sommige studies komt op het eerste gezicht geen wiskunde aan de orde, zoals bij talen of rechten. Toch zijn er ook dan vaak onderdelen die wiskunde noodzakelijk maken, zoals onderdelen op economisch of fiscaal terrein bij Rechten, daarom krijgen ook CM-leerlingen verplicht wiskunde. Wiskunde C bevat een flink stuk statistiek en kansrekening. Verder speelt het onderzoek van functies en grafieken een belangrijke rol. Een belangrijk onderdeel hiervan differentiëren, waarmee je o.a. kunt bepalen hoe steil een grafiek in een bepaald punt is, komt niet voor bij wiskunde C. Als je dat wel nodig hebt, zoals bij economische studies, ben je aangewezen op wiskunde A. De hoofdstukken 5 en 9 uit de 3 vwo delen van ‘Getal en Ruimte’ geven een goed beeld van wiskunde C. In wiskunde C zit geen meetkunde. Je moet kritisch teksten kunnen lezen en aan de hand daarvan modellen kunnen opstellen en daarmee kunnen rekenen. Enige algebraïsche vaardigheid is nodig. Het goed kunnen gebruiken van de grafische rekenmachine is noodzakelijk, maar daarnaast moet je ook (algebraïsche) berekeningen op papier kunnen maken. Wiskunde D Wiskunde D behandelt zowel onderwerpen die bij wiskunde B als bij wiskunde A niet of slechts summier aan de orde komen. Van uit de harde bètastudies, zoals je die bijvoorbeeld aan de TU Delft kunt volgen maar ook aan andere universiteiten, wordt wiskunde D sterk aangeraden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurkunde, wiskunde, elektrotechniek, lucht en ruimtevaart, MST, maar ook bijvoorbeeld voor een studie econometrie is het een goede basis waardoor de kans van slagen aanzienlijk wordt verhoogd. De stof die ook bij wiskunde A wordt behandeld zal bij dit vak in een aanzienlijk hoger tempo worden doorgewerkt. Het vak wiskunde D kan alleen worden gekozen als ook het vak wiskunde B wordt gevolgd. Onderwerpen die bij wiskunde D aan bod komen zijn: Kansrekening en statistiek Vlakke meetkunde Ruimtemeetkunde Dynamische modellen Complexe getallen Exponentiële en logaritmische functies Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 26 Limieten Er wordt gebruik gemaakt van de grafische rekenmachine, hoewel het accent meer zal liggen op het uitvoeren van berekeningen met de hand. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 27 Aanmelden ouders op www.CLD.DeDecaan.Net Ouders spelen een belangrijke rol bij de studie- en beroepskeuze blijkt uit meerdere onderzoeken. Het is belangrijk dat u op de hoogte bent van wat er op school gebeurt rond het decanaat. Een goede oriëntatie op mogelijke vervolgopleidingen en discussies over toekomstplannen moeten zowel op school als thuis plaatsvinden. Daarom heeft het CLD een aparte website voor het decanaat: www.CLD.DeDecaan.Net. Leerlingen kunnen via deze website informatie zoeken, hun decanen een mailtje sturen, vragen stellen in het forum, hun profielkeuze of studiekeuze aangeven. Daarnaast werken ze op de site met het programma Keuzeweb en leggen een CV en portfolio aan met daarin hun interesses en de activiteiten die ze ondernemen. Als ouder(s)/verzorgers van leerlingen in klas 3 tot en met 6 kunt u zich ook aanmelden op deze site en de ontwikkelingen van uw kind volgen. Bovendien zal een paar keer per jaar een nieuwsbrief verschijnen met actuele informatie. Meldt u zich ook aan voor de module “KeuzeKenners”, dan kunnen (oud-)leerlingen vragen aan u voorleggen over uw beroep en/of studie. Hoe meldt u zich aan? Ga naar www.CLD.DeDecaan.Net > inloggen, knop aanmelden Er wordt u gevraagd om uw eigen gegevens en de gegevens van uw kind(eren) in te vullen. Dat is nodig om misbruik van de site te voorkomen. Bij het aanmelden heeft u het leerlingnummer en de klas van uw kind(eren) nodig. Nadat u alles heeft ingevuld ontvangt u een e-mail met een link. Klik op de link om uw aanmelding te bevestigen. Er wordt ook een mailtje gestuurd naar uw kind om uw aanmelding te laten bevestigen. Nadat uw kind de aanmelding heeft bevestigd kunt u vanaf dat moment inloggen op de website. Keuzebegeleiding - VWO 3 / VWO 4 – 2012-2014 28
© Copyright 2024 ExpyDoc