Thema Energie - Speurwerkprogramma 2015-2018

Energie
Princetonlaan 6
3584 CB Utrecht
Postbus 80015
3508 TA Utrecht
TNO-rapport
www.tno.nl
TNO 2014 R11291
Speurwerkprogramma 2015-2018
Thema Energie
Uitwerking 2015
Datum
30 september 2014
Auteur(s)
Dr. J.H. Brouwer
Prof. Dr. G.B. Huitema
Ir. R.S. Westerga
Dr. H.M.E. Miedema
Ir. J. de Koning
Autorisatie
Dr. M.J. van Bracht
Managing Director Energie
Aantal pagina's
Aantal bijlagen
53
Projectnummer
056.02061/01.02
- Geo Energie
- Duurzame Energie
- Systeemintegratie
- Energie Gebouwde Omgeving
- Algemeen
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor
opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten
overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2014 TNO
T +31 88 866 42 56
F +31 88 866 44 75
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
2 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
3 / 53
Inhoudsopgave
1
Inleiding .................................................................................................................... 5
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Vraaggestuurd Programma “Geo Energie” .......................................................... 9
Inleiding ..................................................................................................................... 9
Visie en ambitie ....................................................................................................... 10
Geschiedenis en relatie tot Topsector Energie ....................................................... 11
Programma 2015-2018 ............................................................................................ 13
Hoofdlijnen programma 2015 .................................................................................. 15
3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Vraaggestuurd programma “Duurzame Energie” .............................................. 25
Inleiding ................................................................................................................... 25
Visie ......................................................................................................................... 25
Roadmap 2015-2018 ............................................................................................... 26
Relatie Topsector Energie ....................................................................................... 30
Hoofdlijnen programma 2015 .................................................................................. 33
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Vraaggestuurd programma “Systeemintegratie” ............................................... 39
Inleiding ................................................................................................................... 39
Visie ......................................................................................................................... 40
Roadmap 2015-2018 ............................................................................................... 42
Relatie Topsector Energie ....................................................................................... 45
Hoofdlijnen programma 2015 .................................................................................. 45
5
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
Vraaggestuurd Programma “Energie Gebouwde Omgeving” .......................... 47
Achtergronden ......................................................................................................... 47
Installaties: compacte energieconversie en thermische opslag .............................. 49
Gebouw en binnenmilieu ......................................................................................... 50
Wijk .......................................................................................................................... 50
Samenwerking en strategische partnering .............................................................. 51
6
Ondertekening ....................................................................................................... 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
4 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
1
Inleiding
De TNO-wet geeft aan dat TNO eens in de vier jaar een Strategisch Plan moet
opstellen, rekening houdend met het overheidsbeleid ter zake. Dit plan geeft een
uitwerking van de algemene doelstelling op (middel)lange termijn en de
voorwaarden die daartoe vervuld moeten worden. Eén van die voorwaarden is het
uitvoeren van een Meerjarenprogramma.
Voor u ligt het MeerJarenProgramma 2015-2018 van het thema Energie, één van
de thema’s waarop TNO impact wil bereiken. Het meerjarenprogramma is
gebaseerd op de ambities, keuzes en uitgangspunten van het TNO Strategisch
1
Plan 2015 – 2018, zoals dit is aangeboden aan de Nederlandse overheid .
Daarnaast is een meer specifieke uitwerking voor het eerste jaar, 2015, gegeven.
Het bouwt voort op de ingeslagen weg van de afgelopen jaren, zoals deze zich in
het kader van de vraagsturing door de overheid, de Topsector Energie en in
samenspraak met de relevante stakeholders heeft ontwikkeld. Het brengt daarbij
ook nieuwe samenhang en een nieuw focus in de kennisontwikkelingen passend bij
de problematiek die speelt op het gebied van de energievoorziening.
Thema Energie: Van conventionele bronnen naar duurzame energiesystemen
De energiesector bevindt zich wereldwijd in een ingrijpende transitiefase: van een
gecentraliseerde, vooral op fossiele brandstoffen gebaseerd systeem naar een
meer duurzame en meer decentrale energiehuishouding. De energievoorziening
van de toekomst zal naar verwachting bestaan uit een complex systeem van lokale
energiesystemen met duurzame bronnen van energie zoals zonne-energie,
windenergie, geothermie. In de komende decennia zal de energievoorziening nog
in belangrijke (afnemende) mate afhankelijk zijn van fossiele bronnen. Vooral
aardgas zal een belangrijke rol vervullen als transitiebrandstof, vanwege haar
flexibele inzetmogelijkheden en relatief lage CO2 emissies.
Genoemde ontwikkeling bepaalt in belangrijke make het energiebeleid van
Nederland. Belangrijke aspecten van dat beleid zijn:
1. De implementatie van het nationale energieakkoord, dat als doel heeft de
energievoorziening van Nederland verder te verduurzamen (naar 14%
duurzaam in 2020 en 16% duurzaam in 2023). Nederland wil deze doelen
bereiken door een brede set aan acties, gericht op reductie van het
energiegebruik en de introductie van duurzame energiebronnen zoals wind,
zon, biomassa, aardwarmte. Afspraken zijn onder meer gemaakt voor de
ontwikkeling van windparken op zee, het stimuleren van lokale energieinitiatieven en het sluiten van oude kolencentrales.
2. Het bewaken van de energievoorzieningszekerheid door het tot tenminste 2030
op peil houden van het huidige niveau van aardgasproductie middels het
vergroten van de efficiëntie van de winning en het aanboren van nieuwe
(conventionele en onconventionele) voorraden.
Het thema Energie van TNO kan een bijdrage leveren aan het realiseren van
genoemd beleid. Haar kennis, van duurzame bronnen (met name geothermie en
1
Zie “Trends, Transities, TNO Strategie 2015-2018”; www.tno.nl
5 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
zonne-energie), van lokale duurzame energievoorzieningssystemen (smart grids en
smart sustainable energy systemen) én kennis met betrekking tot de volledige CCS
keten en energiebesparing, is zeer relevant voor de realisatie van de onder 1)
genoemde doelen. De TNO-kennis over de Nederlandse ondergrond in combinatie
met kennis op het gebied van exploratie- en exploitatietechnieken, on- en offshore
en de gasinfrastructuur, is van belang voor het onder 2) genoemde aspect.
Tevens beschikt TNO over een brede portfolio aan economische, gedrags- en
sociale wetenschappen, die noodzakelijk zijn voor de niet-technische innovaties die
voor de realisatie van het beleid noodzakelijk zijn.
Het thema werkt samen met partijen uit het bedrijfsleven, de overheid,
universiteiten en kennisinstituten in zowel nationaal als internationaal verband, door
het initiëren van samenwerkingsverbanden, het vormen van consortia en het
(mede) zorg dragen voor een innovatieve, creatieve werkomgeving voor talentvolle
onderzoekers en toepassingsgerichte ontwikkelaars.
Vraagsturing/Topsector
Het onderwerp Energie is door de overheid aangemerkt als één van de negen
Topsectoren. TNO Energie neemt in Nederland actief deel aan de Topsector
Energie . Dit door een substantiële bijdrage te leveren aan de realisatie van
innovatiecontracten binnen de sector. Hierbij wordt intensief samengewerkt met de
NERA partners en het bedrijfsleven . Alle kennisontwikkelingsactiviteiten van het
2
thema passen binnen de topsector .
De innovatieagenda’s van de Gouden Driehoek beschrijven belangrijke
onderwerpen voor deze samenwerking. TNO, de overige TO2 partners en NWO
faciliteren in het opstellen van deze innovatieagenda’s.
Met de topsector Energie zijn Vraaggestuurde Programma’s afgesproken. De
innovatieagenda’s van de topsectoren en de strategische kennisagenda’s van de
departementen zijn het vertrekpunt voor deze vraaggestuurde programma’s. Dit zijn
(bij voorkeur) publiek-private meerjarige onderzoeksprogramma’s waarin de
meerwaarde van onze rol tot uiting komt.
TNO en Horizon 2020
Op 1 januari 2014 is het nieuwe kaderprogramma voor Europees onderzoek,
Horizon 2020 van start gegaan. Het thema Energie zal nauw aansluiten op met
name het programma “Secure, clean and efficient energy”.
TNO wil de komende periode haar samenwerking intensiveren met andere
Europese kennisinstellingen, met name met de partijen die opereren in EERA
(European Energy Research Alliance) verband. Horizon 2020 biedt een uitstekende
basis om met de beste Europese kennisinstellingen te werken aan oplossingen
voor de uitdagingen van vandaag en morgen.
Afstemming en samenwerking met onze Europese collega’s in joint programs
vergroot de synergie tussen nationale en internationale onderzoeksprogramma’s
waar het Nederlandse bedrijfsleven van kan profiteren.
2
Uitzondering daarbij is het onderwerp Geothermie dat tot heden niet in de programma’s van de
Topsector is opgenomen. De (relatief beperkte) kennisontwikkelingsactiviteiten op dit gebied
vinden plaats onder directe aansturing van EZ.
6 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
7 / 53
Vraaggestuurde Programma’s thema Energie 2015-2018
De voorgenomen kennisontwikkeling in de periode 2015-2018 is vastgelegd in de
volgende Vraaggestuurde Programma’s (VP’s):
•
Geo Energie:
Oprekken van de techno-economische grenzen voor de exploratie en
productie van koolwaterstoffen op een veilige en duurzame wijze.
•
Duurzame Energie:
Het slechten van de technische, economische en sociale belemmeringen
voor het realiseren van een adaptief en flexibel duurzaam energiesysteem,
met als doel het maximaliseren van de inzet van vernieuwbare energie
tegen minimale investeringskosten.
•
Systeemintegratie:
Concepten voor inpassing van duurzame energie in het energiesysteem
naar een multicommodity systeem (gas, elektriciteit en warmte in de
combinatie fossiel en duurzaam) vanuit het perspectief van producenten,
gebruikers en netbeheerders.
•
Energie Gebouwde Omgeving:
Technologieën voor installaties en gebouwen met als doel de
energieconsumptie in de gebouwde omgeving drastisch te verlagen.
Programmering 2015
2015 is het eerste jaar van de strategieperiode 2015-2018.
De gewenste invulling van het programma 2015 is door de EZ-regievoerder van het
thema Energie op hoofdlijnen vastgelegd in bijlage 3 van de brief “Programma
2015” van EZ aan TNO dd. 24 juli j.l.kenmerk DGBI-I&K4107985. Hierbij wordt de
vraagsturing vanuit de Topsector Energie centraal gesteld. Dit geldt voor alle
onderdelen van het TNO thema exclusief het onderwerp geothermie.
Referentie VP-programma’s 2015
VP
Geo Energie (excl.
Geothermie)
Referentie*
TKI Gas
Geo Energie onderdeel
geothermie
Duurzame Energie
Energie Gebouwde
Omgeving
Systeemintegratie
Separaat overleg EZ-TNO
TKI Switch2SmartGrids (+ TKI Solar Energy)
TKI EnerGO
TKI overstijgend: Gas/S2SG/EnerGO
* Voor nadere info zie de tekst van de VP-programma’s
** Zie bijlage 1 in dit rapport
De inhoud van de VP-programma’s 2015 zijn dan ook tot stand gekomen in overleg
met de betreffende TKI’s en passen derhalve dan ook binnen de genoemde TKI
innovatiecontracten (excl. Geothermie, zie boven). Daarnaast is intensief contact
geweest met de regievoerder EZ, met name over de specifieke invulling van het VP
Geo Energie.
Bij de selectie van de projecten is tevens rekening gehouden met reeds lopende
projecten en aangegane verplichtingen.
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
8 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
2
Vraaggestuurd Programma “Geo Energie”
Dr. J.H. Brouwer
2.1
Inleiding
De doelstellingen van TNO zijn om innovatie en technologieontwikkeling te
versnellen. Enerzijds door het beschikbaar stellen van onderzoeks- en
ontwikkelingsmiddelen, anderzijds door het assisteren van onze stakeholders bij de
implementatie van de ontwikkelde technologieën
Binnen het vraaggestuurd programma “Geo Energie” (VP-GE) worden
oplossingsrichtingen en nieuwe technologieën ontwikkeld om de transitie naar een
energievoorziening uit hernieuwbare energiebronnen met gas als transitiebrandstof
op een zo duurzaam en efficiënt mogelijke manier vorm te geven. Anders gezegd:
Hoe kan ook in de toekomst aan de groeiende energievraag worden voldaan en
op welke manieren kan, tijdens de transitieperiode naar 100% hernieuwbare
energiebronnen, de huidige energievoorziening op meest effectieve wijze en zo
mogelijk milieuvriendelijke manier worden gewonnen en geconsumeerd.
Het vraaggestuurd programma “Geo Energie” richt zich op twee hoofdonderwerpen
(deelprogramma’s) te weten Leveringszekerheid Gasproductie en Duurzame geoenergie ten behoeve van CO2 reductie.
Het deelprogramma Leveringszekerheid Gasproductie is ondergebracht in de
deelinnovatiecontracten “Upstream Gas” en “small scale LNG” en voor een klein
deel in de deelcontracten Gas Acceptatie Samenleving (G.A.S.) en Groen Gas van
van het TKI Gas van de topsector Energie. De activiteiten van dit deelprogramma
betreffen met name de optimale uitputting van gasvelden (conventioneel en niet
conventioneel) en de verdere ontwikkeling van LNG als brandstof.
Het deelprogramma Duurzame geo-energie ten behoeve van CO2 reductie betreft
het realiseren van CO2-reductie door (grootschalige) toepassingen van CO2 opslag
en geothermie en is sinds 2014 wat betreft de activiteiten ten aanzien van afvang,
transport, gebruik en opslag van CO2 ondergebracht in het deelinnovatiecontract
CCUS van de topsector Energie. Het aan publieke perceptie gerelateerde werk in
dit deelprogramma zal in nauwe afstemming binnen het deelcontract G.A.S. worden
uitgevoerd.
Het onderwerp Geothermie is op dit moment niet opgenomen in een van de
3
deelinnovatiecontracten. Hier voert het ministerie van EZ rechtstreeks de regie .
Het VP-GE sluit aan op de Roadmap “Oil and Gas” van TNO. Deze Roadmap richt
zich op een verantwoorde productie en verantwoord gebruik van fossiele
brandstoffen en behelst:
- Het vergroten van de efficiëntie van de opsporing en winning van fossiele
brandstoffen middels verbeterde productie- en exploratietechnieken;
3
Voor de richtlijnen m.b.t. Geothermie, zie bijlage 3 van het schrijven van EZ aan TNO
“Programma 2015”, dd 24juli 2014, kenmerk DGBI-I&K/14107985
9 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
-
2.2
Het vergroten van de veiligheid en betrouwbaarheid van productie, transport
en gebruik van fossiele brandstoffen;
Het vergroten van de duurzaamheid van cruciale delen van de (fossiele)
energieketen.
Visie en ambitie
Klimaatverandering en energievoorzieningszekerheid (en –onafhankelijkheid)
maken een verschuiving naar een groter gebruik van duurzame energiebronnen
noodzakelijk. In de komende decennia zullen fossiele brandstoffen echter een
belangrijke rol blijven spelen in onze energievoorziening en als grondstof voor onze
industrie. De Nederlandse reserves nemen echter af. Naast een grotere
afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen heeft dit een aanzienlijke impact
op de staatsinkomsten uit royalties ( momenteel ca.€12 miljard per jaar) en in
bredere zin op de economische bijdrage van de energie-intensieve industrie
(inclusief belasting inkomsten ca. € 36 miljard per jaar).
In het kader van de energievoorzieningszekerheid hebben partijen betrokken bij de
olie- en gasproductie, de ambitie uitgesproken de productie uit kleine nationale
velden tot het jaar 2030 op het huidige niveau van 30 bcm per jaar te houden (“3030 doelstelling”). Voor het realiseren van deze doelstelling is verlenging van de
levensduur van conventionele olie- en gasvelden van cruciaal belang. Politieke en
economische ontwikkelingen hebben daarnaast geleid tot een toegenomen
interesse in de productie van onconventionele koolwaterstoffen, zoals schalie gas,
schalie olie, zware olie en coalbed methaan.
Klimaatverandering vereist dat, naast de verdere ontwikkeling van duurzame
energiebronnen, de fossiele energiebronnen op zo duurzaam mogelijke wijze
worden gewonnen en benut. Met name gas is gedurende de overgang naar
duurzame energie een essentiële transitiebrandstof.
Het is de ambitie van TNO om aan de noodzakelijke innovaties op het gebied van
fossiele energie bij te dragen door het uitvoeren van het VP-GE 2015-2018. Hierbij
is een aantal doelen geformuleerd:
1. Doelen ten aanzien van de leveringszekerheid:
De ontwikkeling van innovatieve exploratie en productie technieken;
Het adresseren van issues aangaande gaskwaliteit en
gassamenstelling;
De ontwikkeling van small-scale LNG;
Het adresseren van publieke onrust ten aanzien van de winning van
gas;
2. Doelen ten aanzien van een duurzame ontwikkeling:
Het adresseren van mogelijkheden voor hergebruik van CO2;
Het adresseren van mogelijkheden voor CO2 afvang, transport en
opslag;
De ontwikkeling van geothermie.
Door de ontwikkeling en uitrol van technieken met betrekking tot de
leveringszekerheid ondersteunt TNO de overheid in het realiseren van de “30-30
doelstelling”. Dit vergt zowel technologische vernieuwing als aanpassingen in de
werkmethodes en moet bijvoorbeeld leiden tot concrete mogelijkheden voor de
10 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
exploitatie van moeilijk winbare reserves. Daarnaast zal er in de samenwerking met
spelers in de energiesector worden gestreefd naar een meer gedeelde (precompetitieve) kennisopbouw. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid van partners
ten aanzien van de “30-30 ambitie” en de daarvoor benodigde kennisopbouw geeft
Nederlandse spelers in de olie- en gassector een internationaal leidende positie
met betrekking tot zowel de winning van onze conventionele reserves als de
winning van onconventionele reserves.
Met betrekking tot de duurzame ontwikkeling van ons energiesysteem is, naast
energie-efficiency en inzet van duurzame energiebronnen, afvang en opslag van
CO2 een belangrijke klimaat mitigatie optie: Energie scenario’s – zoals bijvoorbeeld
ontwikkeld door IEA – zien CCS als een vereiste om aan de klimaatdoelen tijdens
de energietransitieperiode te voldoen. Ook in verband met de
energievoorzieningszekerheid worden “schone” kolen- en gasgestookte
energiecentrales – voorzien van afvangtechnologie - gezien als noodzakelijk voor
het opvangen van de schommelingen in vraag en aanbod van duurzame
energiebronnen. In het verlengde van de ontwikkeling van CO2 afvang- en
opslagtechnologie is ook het onderzoek naar nuttig gebruik van CO2 sterk in
ontwikkeling zoals bijvoorbeeld in de glastuinbouw, de olie- en gasproductie en voor
de productie van “solar fuels”.
Naast de ontwikkeling van CCUS is de inzet van geothermische energie een optie
voor een klimaat-neutraal gebruik van de ondergrond. Zowel ondiepe als diepe
geothermische toepassing hebben bewezen reële opties voor duurzame energie te
zijn.
HSE (“Health, Safety, Environment)-kwesties zijn op elk punt in de waardeketen
belangrijk: (1) tijdens de productie van conventionele reserves, vooral aan het einde
van de levensduur van mature fields, (2) tijdens de productie van onconventionele
reserves, in het bijzonder als chemicaliën worden toegepast, en (3) gedurende het
transport, b.v. om de hoeveelheid uitlaatgassen van schepen te verminderen door
toepassing van LNG als transportbrandstof.
De verantwoorde productie van winbare reserves overeenkomstig de hierboven
genoemde doelstellingen zullen de overheid in staat stellen om een essentiële bron
van inkomsten veilig te stellen; om energiezekerheid voor Nederland te garanderen
en om aan haar klimaatdoelen te voldoen.
2.3
Geschiedenis en relatie tot Topsector Energie
Het vraaggestuurd programma “Geo Energie 2015-2018” is de voortzetting van het
“VP-Energiebronnen in Transitie 2011-2014”. De uitvoering van laatstgenoemd VP
is van groot belang geweest voor onze stakeholders b.v. door het wegnemen van
knelpunten bij het onderzoek naar de productie van schaliegas, door het vergroten
van kennis op het gebied van de aan de gasproductie gerelateerde seismiciteit en
bodemdaling, door het oplossen van veiligheidskwesties gerelateerd aan het in
gebruik nemen van small scale LNG en door de ontwikkeling nieuwe generatie CO2
afvangtechnologie.
11 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
12 / 53
Het VP-GE is een integraal deel van de TKI Gas met uitzondering van de
activiteiten op het gebied van de Geothermie. Tot 2014 waren de programmalijnen
“Upstream Gas” en “LNG” richtinggevend. In 2015 is er tevens aansluiting met de
programmalijnen Groen Gas, G.A.S. en de in 2014 ingevoerde programmalijn
4
Carbon Capture, Use, and Storage (CCUS) . Onderzoeksactiviteiten betreffende de
ontwikkeling van Geothermie maken wel deel uit van het VP-GE, maar zijn niet
opgenomen onder de topsector Energie. De algemene scope van het VP-GE en de
relatie tot de TKI-Gas programmalijnen is weergegeven in Tabel 1.
VP-GE 2015, onderdeel
TKI/programmalijn
Zeker stellen van toekomstige energievoorziening
Innovatieve Exploratie- en productietechnieken
Gaskwaliteit en gassamenstelling
Small Scale LNG
Publieke betrokkenheid m.b.t. gas
Gas/Upstream Gas/CCUS
Gas/Groen Gas
Gas/kleinschalig LNG
Gas/CCUS
Zeker stellen van duurzame ontwikkeling
Hergebruik van CO2
Gas/CCUS
CO2 afvang, transport en opslag
Gas/CCUS
Geothermale toepassingen
Niet onder TKI
Tabel 1. Scope van VP-GE in relatie tot TKI Gas programmalijnen.
Financiering van de TNO activiteiten binnen de diverse TKI programmalijnen vindt
5
plaats vanuit de SMO middelen. Daarnaast stelt de TKI extra subsidies
beschikbaar aan haar programmalijnen, die door alle onderzoekpartners binnen
een programmalijn (inclusief TNO) kunnen worden ingezet. Zo werd in 2014
subsidie toegekend aan de programmalijnen Upstream Gas en Small scale LNG. In
afwachting van een beslissing over het ROAD-project werd in 2014 geen
financiering – anders dan SMO - beschikbaar gesteld voor de CCUS
programmalijn. Een beslissing over de toekenning van extra subsidies voor 2015
wordt verwacht in november 2014. Projecten die worden uitgevoerd met extra TKI
subsidie (zonder SMO) zijn opgenomen in het projectenoverzicht in tabel 4.
Een aantal projecten uitgevoerd binnen het VP-GE wordt deels gefinancierd vanuit
Europese FP7 en Horizon 2020 programma’s. Daarnaast vindt cofinanciering vanuit
de industrie plaats. Totale cofinanciering vanuit de industrie en EC-programma’s
bedroeg in 2014 meer dan 50% van het onderzoeksbudget. Er wordt verwacht, dat
private en EC cofinanciering in 2015 op hetzelfde niveau blijven.
Jaarlijks wordt een update van het VP-GE ingediend bij de TKI Gas. Goedkeuring
van projecten met SMO subsidie vindt plaats door de TKI Gas en vervolgens door
4
Het advies van het Topteam energie over de omvang van het budget dat in 2015 aan het TKI
Gas voor CCS beschikbaar wordt gesteld zal afhankelijk zijn van het al of niet doorgaan van het
ROAD-project. De omvang en aard van de inzet van TNO op dit onderwerp wordt geacht hierbij
aan te sluiten. Een besluit over ROAD wordt in het najaar van 2014 genomen
5
SMO: Samenwerkingsmiddelen Onderzoek: door de overheid aan TNO ter beschikking gestelde
kennisinvesteringsmiddelen
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
het Topteam Energie. Goedkeuring van projecten met TKI-subsidie vindt na
indiening middels een open “call for tender” plaats door de TKI Gas en RVO.
2.4
Programma 2015-2018
In het algemeen onderscheidt de positie van TNO zich van de concurrentie door de
grote expertise ten aanzien van specifieke niches binnen het toepassingsgebied.
Binnen deze niches komt TNO tot innovatieve oplossingen door deze unieke
technologische expertise te combineren met kennis van andere markten waarin
TNO actief is. TNO werkt op die gebieden waar standaardoplossingen niet
beschikbaar of toereikend zijn en de meeste projecten zijn dan ook unieke,
eenmalige opdrachten.
2.4.1
Aanpassingen ten opzichte van 2011-2014
De TNO activiteiten in het VP-GE sluiten aan bij TNO’s Roadmap Oil and Gas.
Uitgangspunt van deze Roadmap is dat klimaatverandering en
energievoorzieningszekerheid (en –onafhankelijkheid), een verschuiving naar een
groter gebruik van duurzame energiebronnen noodzakelijk maakt. Met name gas is
gedurende de overgang naar duurzame energie een essentiële transitiebrandstof.
Figuur 1 Energietransitie
Tegen deze achtergrond richt de roadmap (zie ook figuur 2) zich op een
verantwoorde productie en verantwoord gebruik van fossiele brandstoffen:
- Het vergroten van de efficiëntie van de opsporing en winning van fossiele
brandstoffen middels verbeterde productie- en exploratietechnieken;
- Het vergroten van de veiligheid en betrouwbaarheid van productie, transport
en gebruik van fossiele brandstoffen;
- Het vergroten van de duurzaamheid van cruciale delen van de (fossiele)
energieketen.
Het VP-GE 2015-2018 is het vervolg op het 2011-2014 Programma
Energiebronnen in Transitie. Voor een deel keren de projecten die onder het 20112014 programma in uitvoering waren, terug in het programma Geo Energie 20152018. Daarnaast is als gevolg van vraagsturing door Topsector en overheid, een
algemene verschuiving ingezet resulterend in een afname van gas gerelateerde
6
activiteiten. Het oorspronkelijk beschikbare SMO-budget is met 800 k€ verminderd .
Met name het werk met betrekking tot de onzekerheden bij het schatten van de
gasreserves wordt afgebouwd. Daarnaast zal meer aandacht worden geschonken
aan (1) het nuttig gebruik van CO2, (2) de ontwikkeling van small scale LNG, (3)
6
Dat budget is ondergebracht in een nieuw te formuleren Vraaggestuurd programma
“Systeemintegratie”. Zie hoofdstuk 4.
13 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
gaskwaliteit en gassamenstelling (in het bijzonder met betrekking tot “groen gas”)
en (4) de publieke opinie met betrekking tot de productie van gas.
Figuur 2 Producten afgebeeld op de drie in de roadmap onderscheiden impact goals.
2.4.2
Samenwerking
Bij de uitvoering van het VP GE betrekt TNO diverse partijen waaronder operators,
contractors, leveranciers, vervoerders, downstream industriële partners en de
energieopwekkingsindustrie. Ook de overheid (nationaal en EU) behoort tot de
belangrijkste TNO partners.
 De overheid en de EU financieren gezamenlijke onderzoeksprogramma’s in
TNO’s portfolio. Samen met de industrie ondersteunen zij gecombineerde
financieringsprogramma’s zoals TKI Gas (Upstream, CCUS en LNG).
 De operators onder de huidige klanten van TNO investeren in conventionele
velden , alsmede de winning van onconventionele reserves (b.v. zware olie,
schaliegas). Klanten van TNO maken gebruik van onze kennis ten aanzien van
b.v. slimme en innovatieve exploratie- en productiemethodes en HSE
instrumenten.
 Dienstverlenende bedrijven investeren in monitoring- en slimme
productietechnieken. De leveranciers onder de klanten van TNO zijn
voornamelijk betrokken bij onze activiteiten ten aanzien van de veiligheid en
betrouwbaarheid (b.v. met betrekking tot compressoren, etc.) en de
ontwikkeling van innovatieve industriële processen (b.v. technologie
ontwikkeling voor CO2 afvang).
TNO heeft sterke samenwerkingsverbanden opgebouwd met internationale
onderzoeksinstituten en universiteiten voor de uitvoering van haar R& D-activiteiten.
Onder deze instituten bevinden zich Sintef, IRIS en NTNU in Noorwegen, de
Universiteit van Berkely, Texas A&M, MIT en de Stanford Universiteit in de
14 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Verenigde Staten, CSIRO in Australië, GFZ Potsdam in Duitsland, IFPen in
Frankrijk en de Universiteit van Turijn in Italië.
Partners werken vaak langdurig samen met TNO op technologiegebieden waarin
gedurende vele jaren expertise is opgebouwd .TNO vult haar unieke
technologiepositie aan met de beschikbaarheid van geavanceerde
testmogelijkheden zoals bijvoorbeeld op het gebied van blootstelling aan H2S,
cryogenic loading, pressure burst testing, en thermisch mechanische belasting.
TNO’s sterke kennispositie komt tot uiting in de succesvolle participatie in talrijke
EC-programma’s, waaronder b.v. CO2GeoNet, EC SITECHAR, OCTAVIUS,
ECCSEL, CGS-Europe, ECO2 en IMAGE. In een aantal van deze programma’s
treedt TNO op als programma coördinator.
TNO werkt intensief samen met andere TO2 instituten zoals ECN (bijvoorbeeld op
het gebied van CCS in CATO2) en Deltares (gezien de gezamenlijke historie vindt
hier op veel vlakken samenwerking plaats o.a. ten aanzien van monitoring- en
modelleer technieken).
2.5
Hoofdlijnen programma 2015
2.5.1
Bouwstenen
De TKI-Gas programmalijnen Upstream Gas, Small Scale LNG en CCUS en in
mindere mate G.A.S. en Groen Gas zijn de basis voor het VP-GE (met
uitzondering van de Geothermie activiteiten). Daarom wordt hier in het kort
ingegaan op de algemene scope van deze programmalijnen.
Figuur 3 Upstream Gas programmamatrix
De TKI Programmalijn Upstream Gas is georganiseerd op basis van drie types
olie- en gasvelden en zes thematische categorieën in een programmamatrix (zie
Figuur 3).
15 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291



De drie types olie- en gasvelden die dienen als basis voor onderzoek betreffen:
Mature fields, met aandacht voor het verlengen van de levensduur van olie- en
gasvelden en voor de ontwikkeling van alternatieve gebruiksmogelijkheden van
lege velden;
New Fields, bedoeld voor de ontwikkeling van verbeterde exploratietechnieken
en het vinden van nieuwe gasvoorkomens in weinig onderzochte delen van het
Nederlands territoir;
Tough Gas & Stranded Fields, gericht op de winning van gas uit
onconventionele reservoirs, zoals schaliegas en coal-bed methaan, alsmede op
de gaswinning uit stranded fields.
De thematische categorieën omvatten:
 Exploration and field development
 Production and Reservoir Management
 Infrastructure;
 HSE and Reliable Operation;
 Hardware (Sensing, Actuation, and Compression); en
 Societal Impact and Human Capital.
De TKI programmalijn Small Scale LNG zet actief in op de benutting van LNG als
transportbrandstof in Nederland. Hiermee creëert Nederland een kennisvoorsprong
op dit gebied in Noord West Europa. Nederlandse bedrijven kunnen hun producten,
kennis en diensten als het gaat om de LNG-benutting en de LNG-infrastructuur in
gaan zetten ter ondersteuning van andere landen die willen overstappen op LNG
als transportbrandstof. LNG is makkelijk te transporteren en resulteert in minder
uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen dan het gebruik van veel andere
fossiele brandstoffen. De transportsector, met name wegtransport en scheepvaart,
wordt geconfronteerd met moeilijk haalbare uitstoot-eisen van de EU. LNG gebruikt
als brandstof kan in deze gevallen voordelig zijn, aangezien het de uitstoot van
broeikasgassen beperkt. Daarnaast resulteert LNG in een stillere motor.
De TKI-Gas programmalijn CCUS (CO2 afvang, transport, utilization en opslag)
werd in 2014 opgenomen onder de TKI-Gas als vervolg op het Nederlandse
Nationale CCS programma CATO-2. De programmalijn omvat Werkpakketten voor:
 Afvang;
 Gebruik;
 Opslag, Monitoring en Veiligheid;
 Transport en Ketenintegratie;
 Policy, Wet- en regelgeving; en
 Publieke Perceptie en Publieke Communicatie.
CCUS wordt van vitaal belang geacht om de doelstellingen voor CO2 emissies in
2030 en daarna te halen. Zonder de wijdverspreide inzet van CCUS zullen kolenen gasgestookte centrales, samen met een reeks industriële processen, de
komende tientallen jaren belangrijke bronnen blijven van CO 2-uitstoot. Om klimaat
doelstellingen te halen dient een succesvolle demonstratiefase (mede gefinancierd
door nationale overheden en de EU) te worden gevolgd door een succesvolle
commerciële uitrol van CCUS vanaf 2020. Echter, ondanks prijzenswaardige
pogingen om CCUS technologie te ontwikkelen door middel van
16 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
demonstratieprojecten binnen het 2015-202 tijdschema, loopt de inzet van Europa
achter op die van andere regio’s/landen. Dit is voornamelijk te wijten aan de hoge
kosten van CCUS vergeleken met ETS prijzen en de beperkte publieke support
voor CCUS. Andere economieën maken belangrijke vorderingen bij de ontwikkeling
van CCUS, vooral Australië, Canada, China, Noorwegen en de Verenigde Staten
van Amerika. Verwacht wordt dat de Nederlandse regering in de herfst van 2014
een visiedocument over CCUS zal presenteren.
De TKI-Gas programma lijn G.A.S (Gas Acceptatie Samenleving) spitst zich toe op
de license to operate van de gasvoorziening, en kijkt vooral naar de publieke issues
rond gas en de daarmee samenhangende institutionele aspecten van draagvlak.
Cruciaal is de factor vertrouwen (trust): kan de samenleving erop vertrouwen dat
een ontwikkeling, in dit geval van de gasvoorziening, leidt tot wat nodig en gewenst
is? Kan de samenleving die ontwikkeling aan de sector en aanpalende organisaties
toevertrouwen? Kan erop worden vertrouwd dat private en overheidsregulering
voldoende borgen dat wordt geleverd wat wordt verwacht? En last but not least:
biedt gas een propositie die herkend en erkend wordt als antwoord op de wensen,
ideeën en behoeften die in de samenleving leven? Of moeten proposities en
werkwijzen van de gassector wezenlijk veranderen?
De TKI-Gas programma lijn Groen Gas beoogt de ontwikkeling van Groen Gas als
een ideale transitiebrandstof. Groen Gas bestaat al 25 jaar en heeft een goed
imago. Groen Gas maakt gebruik van het distributienet van aardgas en de
opslagcapaciteit helpt om vraag en aanbod van duurzame energie uit te middelen.
“Geothermale energiesystemen” verschaffen een duurzame energievoorziening
zonder emissie van CO2. Internationale roadmaps (bijvoorbeeld die van IEA, IPCC,
en EERA) identificeren geothermie als een belangrijke duurzame energiebron met
het potentieel om in 5% van de mondiale energiebehoefte in 2050 te voorzien. Voor
elektriciteitsopwekking betekent dit een toename van ongeveer 12 GW
geïnstalleerd vermogen nu tot 300 GW in 2050
In de lente van 2011 werd het “actieplan aardwarmte” gepresenteerd om
bestaande marktinitiatieven met betrekking tot het gebruik van geothermale warmte
uit aquifers te stimuleren. Hierbij speelt bijvoorbeeld het adresseren van
onderzoeksvragen betreffende de coproductie van koolwaterstoffen en
ondersteunen van de praktische ontwikkeling van geothermale toepassingen
(kosten, injecteerbaarheid) een belangrijke rol. TNO ondersteunt de industrie bij
deze ontwikkeling en verschaft hiervoor het wetenschappelijke framework.
Bovendien kijkt TNO naar opties voor diepe geothermale toepassingen (> 4 km)
inclusief fraccing kwesties en daaraan verbonden risico’s.
17 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
2.5.2
18 / 53
Hoofdlijnen VP-GE 2015
Het onderzoek binnen het VP-GE wordt uitgevoerd binnen een 7-tal
programmaonderdelen. Deze worden in tabel 2 verder uitgewerkt naar
onderwerpen op hoofdlijnen. Invulling van de programmalonderdelen vindt plaats
middels de uitvoering van een 12-tal onderzoeksprojecten (zie tabel 3). Deze
projecten zijn gericht op de ontwikkeling van specifieke – maar hoofdlijn
overstijgende - technologie. In de tabel is aangegeven welke projecten specifiek
bijdragen aan de diverse programmaonderdelen.
Programma-onderdeel
Onderwerpen 2015 (hoofdlijnen)
Energievoorzieningszekerheid en gas:
exploratie en productie

Deze hoofdlijn sluit aan bij de
deelinnovatiecontracten Upstream Gas en
CCUS onder de TKI-Gas met bijdragen uit de
projecten:
 Innovative Production Techniques
 Innovative Exploration Techniques
 Geomechanica
 Offshore Production Systems
 Gas Transport & Storage
 Monitoring
 Game Changer
 Instrumentation
 Well Integrity
Energievoorzieningszekerheid en gas:
gassamenstelling
Deze hoofdlijn sluit aan bij het
deelinnovatiecontract Groen Gas onder de TKIGas met bijdragen uit de projecten:
 Gas Transport & Storage (GTS)
 Offshore Production Systems
 Game Changer
Gas/Small Scale LNG
Deze hoofdlijn sluit aan bij het
deelinnovatiecontracten Small Scale LNG
onder de TKI-Gas met bijdragen uit de
projecten:
 Gas Transport & Storage (GTS)
 Game Changer
 Offshore Production Systems


Ontwikkeling van technologie ter
verlenging van de levensduur van
bestaande kleine velden, leidend tot een
hoger percentage geproduceerd gas
Verbetering van exploratie- en productie
technieken voor niet conventioneel gas.
Fundamenteel onderzoek mbt
gasproductie uit zgn ‘Tight Sands’
Ontwikkeling van monitoring technologie
(ten aanzien van bijvoorbeeld seismiciteit
en leakage) voor veilige productie van
gas

Gasbehandeling: gericht op upgradingsen verwijderingstechnieken (CO2 en
H2S)

Gaskwaliteit en veranderende
gassamenstelling
o Invoering biogas in gasnetwerken
o modelleren veranderende
gassamenstelling in complexe gas
netwerken
o online meting van gassamenstelling
o Slimme aansturing voor maximale
flexibiliteit in het gassysteem ten
gevolge van meerdere invoerpunten
met verschillende gassamenstelling
o strategie toekomstige switch naar
hoogcalorisch gas





Ontwikkeling van technologie en
adresseren van economische issues
(zoals verbeterde business modellen) en
specifieke zaken in de regelgeving
(lopende projecten i.o.m. RVO)
Reductie van methaan slip en GHG
emissies bij gebruik van gas in transport
Gastransport en -opslag
Risicomanagement en veiligheid van
Small scale LNG
Public engagement
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
19 / 53
Programma-onderdeel
Onderwerpen 2015 (hoofdlijnen)
Gas/Acceptatie samenleving

Deze hoofdlijn sluit aan bij het
deelinnovatiecontract G.A.S. onder de TKI-Gas
met bijdragen uit de projecten:
 Gas Transport & Storage (GTS)
 CO2 Opslag

CCUS/ hergebruik

Ontwikkeling van gebruikstoepassingen
(inclusief tijdelijke opslag) van CO2
binnen bijvoorbeeld de chemie,
glastuinbouw en winning van
koolwaterstoffen

Verlaging van de kosten van CO2 afvang
door ontwikkeling van 2e en 3e generatie
capture technologie voor toepassing in
industrie en powersector
Ontwikkeling van opties voor
ondergrondse opslag van CO2 met een
nadruk op Monitoring, Verificatie en
Veiligheid.
Deze hoofdlijn sluit aan bij het
deelinnovatiecontract CCUS onder de TKI-Gas
met bijdragen uit de projecten:
 CO2 Opslag
 CO2 Afvang
CCUS/ Opvang, transport en opslag
Deze hoofdlijn sluit aan bij het
deelinnovatiecontract CCUS onder de TKI-Gas
met bijdragen uit de projecten:
 CO2 Opslag
 CO2 Afvang
 Monitoring
 Game Changer
 Instrumentation
 Well Integrity
Geothermie
Deze hoofdlijn sluit niet aan bij een
deelinnovatiecontract onder de TKI en wordt in
direct overleg met het ministerie van EZA
gedefinieerd. Invulling vindt plaats middels het
project:
 Geothermie

het adresseren van de maatschappelijke
onrust met betrekking tot de exploratie en
productie van gas.
Ontwikkeling van kennis ten aanzien van
communicatie, perceptie en acceptatie
aangaande CCS en Schaliegas.
Inclusief:

Ontwikkeling van kennis met betrekking
tot CCUS keten integratie- en
opschalings-issues met specifieke
aandacht voor CO2 transport systemen
.


Stimuleren van bestaande
marktinitiatieven m.b.t. het gebruik van
geothermische warmte uit aquifers.
Ontwikkelen van opties voor diepe
geothermie met name gericht op het
opwekken van elektriciteit
Tabel 2 Programma onderdelen VP-GE
De 12 onder het VP-GE uit te voeren projecten zijn in tabel 3 weergegeven. Daarbij
is naast de startdatum van de projecten en de respectievelijke TNO programmalijn
waaronder deze projecten vallen (leveringszekerheid dan wel verduurzaming)
aangegeven waar in deze projecten sprake is van cofinanciering vanuit de EU en
vanuit de industrie. Hieronder volgt een korte beschrijving van deze projecten.
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Geothermie
Dit project is gericht op de volgende specifieke onderzoeksgebieden:
 Duurzame warmte: Energie uit warm water uit de diepe ondergrond.
 Duurzame elektriciteit: Energie door warmte uit de ultra-diepe ondergrond.
Opslag: Schoon Fossiel
Onderzoek naar het ondergrondse gebruik van CO2 (bijvoorbeeld CO2-EGR en
CO2-EOR) en de ondergrondse opslag van CO2, met name (1) ondergrondse
opslagcapaciteit en veiligheid op langere termijn, (2) monitoring t.b.v.
risicobeheersing van opslag. Het onderzoek naar maatschappelijke onrust met
betrekking tot de opslag van CO2 zal in nauw overleg met de TKI hoofdlijn
Gas/acceptatie samenleving worden ingevuld.
CO2 Afvang
Dit project betreft met name de reductie van de kostprijs van CO2 afvang en
aspecten ten aanzien van de veiligheid. Daarnaast wordt gekeken naar het gebruik
van CO2 (bijvoorbeeld in combinatie met algen).
Well integrity
Onderzoek naar de integriteit van putten met toepassing voor zowel de olie- en
gaswinning, de geothermie en de CO2 opslag. Activiteiten op het vlak van
bijvoorbeeld put monitoring, materialen en mitigatie.
Monitoring
Ontwikkeling van monitoring technologie zowel vanuit putten als vanaf het
oppervlak. Toepassingen worden gevonden binnen de productieoptimalisatie,
CCUS, en geothermie.
Instrumentation
Dit project is sterk gekoppeld aan het monitoring project en betreft met name de
ontwikkeling van slimme en goedkope sensoren (bijvoorbeeld gebaseerd op fibreoptics).
Game Changer
Een klein deel van het onderzoeksgeld wordt ingezet voor het ontwikkelen van
ideeën (op basis van een proof of principle) die moeten leiden tot de bijstelling van
het meerjarenprogramma. In het verleden heeft dit bijvoorbeeld geleid tot
voorstellen voor onderzoek op het gebied van instrumentatie en CO2 afvang.
Innovative Production Techniques
Dit project betreft de ontwikkeling van technieken ten behoeve van de optimale
uitputting van gas- en oliereserves. Dit project zal in nauwe samenwerking met
bestaande academische partners (zoals bijvoorbeeld TU-Delft) worden uitgevoerd
en betreft met name fundamentele problemen ten aanzien van meerfasestroming in
zowel putten als reservoirs.
Innovative Exploration Techniques
Ontwikkeling van geïntegreerde kennis ten aanzien van de exploratie van nieuwe
petroleumsystemen met toepassing voor zowel conventioneel als onconventioneel
20 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
gas.
Geomechanica
Dit onderzoek betreft de geomechanische aspecten van ondergrondse activiteiten
zoals bijvoorbeeld geïnduceerde seismiciteit bij gaswinning en gasopslag of risico’s
van fraccing bij winning van schaliegas.
Offshore Production Systems
Dit project betreft met name de veiligheidsaspecten rondom conventionele en
ultradiepe winning van olie en gas met toepassingen voor bijvoorbeeld LNG
installaties en subsea systems.
Gas Transport & Storage
Dit project betreft de technologische ondersteuning van de transitie van Nederland
als gasproducer naar een positie als Noord West Europese gas trading hub,
evenals de uitrol van Small Scale LNG. Daarnaast zal in nauwe samenhang met
het VP systeemintegratie en de hoofdlijnen Groen Gas en Systeemfunctie van Gas
onder de TKI-Gas worden gekeken naar Gaskwaliteit en veranderende
gassamenstelling en de koppeling Gas-en Elektriciteitsmarkt. De voorgenomen
deelname aan het Horizon2020 programma “large scale storage” zal naar
verwachting ook binnen het VP Systeemintegratie worden vormgegeven. Het
onderzoek naar maatschappelijke onrust met betrekking tot de exploratie en
productie van gas zal in nauw overleg met de TKI hoofdlijn Gas/acceptatie
samenleving worden ingevuld.
21 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
NR Project Title
01 Geothermie (waar onder)
22 / 53
Start Start Start Supply
Cofund
Sustainable
Cofund EU
2013 2014 2015 Security
Ind.
√
√
_ EU IMAGE (FP7)
√
√
√
√
√
√
√
√
_ LCE 02 Reservoir Modelling (H2020)
√
√
√
√
√
_ LCE 02 Radial Drilling (H2020)
√
√
√
√
√
_ LCE 02 Scaling & Corrosion (H2020)
√
√
√
√
√
_ LCE 02 Drilling (ADMIT) (H2020)
√
√
√
√
√
_ LCE 02 Middle-deep Drilling (H2020)
√
√
√
√
√
_ LCE 02 EGS (H2020)
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
_ EERA CCS netwerk
√
√
√
√
_ EU Ultimate (FP7)
√
√
√
√
_ IMPACTS (FP7)
√
√
√
√
_ EU CCS Network (FP7)
√
√
_ EC ECO2 (FP7)
√
√
√
√
02 CCUS: CO2 Opslag: Schoon Fossiel (waar onder)
√
√
_ EU MIRECOL (FP7)
√
_ LCE 15: FACTOR S (H2020)
√
√
√
√
_ LCE 15: ENOS (H2020)
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
03 CCUS: CO2 Afvang (waar onder)
√
√
_ EU HIPERCAP (FP7)
_ EU Octavius (FP7)
√
√
√
√
_ EU ICAP (FP7)
√
√
√
√
_ EC Eccsel (FP7)
√
√
√
_ LCE 15: CO2 afvang (H2020)
√
√
√
√
_ LCE 15: AFVANG (H2020)
√
√
√
√
04 CCS/UPSTREAM: Well integrity
√
05 CCS/UPSTREAM: Monitoring
√
√
√
06 CCS/UPSTREAM: Instrumentation
√
07 CCS/LNG/UPSTREAM: Game Changer
√
√
√
08 UPSTREAM: Innovative Production Techniques
√
√
09 UPSTREAM: Innovative Exploration Techniques
√
√
10 UPSTREAM: Geomechanica (waar onder)
√
√
_ EERA Shale gas network (FP7)
√
√
√
√
_ LCE 16: M4ShaleGas (H2020)
√
√
√
√
11 UPSTREAM: Offshore Production Systems (OPS)
√
√
√
12 LNG/UPSTREAM: Gas Transport & Storage (GTS)
√
√
√
Tabel 3 Onderzoeksprojecten VP-GE met daarin opgenomen de (naar
verwachting) onder deze projecten uit te voeren FP7 en H2020 programma’s.
Alle in tabel 3 genoemde projecten vallen onder de TKI-Gas met bijdragen aan
de hoofdlijnen CCUS, LNG, Upstream Gas, GAS en groen gas. In tabel 4 zijn
voor de volledigheid de overige door TNO in 2015 onder de TKI-Gas uit te
voeren projecten weergegeven.
√
√
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
NR Project Title
23 / 53
Start Start Start Supply
Cofund
Sustainable
Cofund EU
2013 2014 2015 Security
Ind.
√
CCUS: TKI-toeslag programma
√
√
Upstream: Salt precipitation
√
√
√
Upstream: Experimental foam
√
√
√
Upstream: New petroleum systems
√
√
√
Upstream: Coatings for deliquifying gas wells
√
√
Upstream: EGR technical and economic feasibility
√
√
√
Upstream: Geochemical composition and origin of natural gas
√
√
√
Upstream: Salt precipitation validation
√
√
√
Upstream: Improved sweet spot identification and smart development
√
√
√
√
√
Upstream: Focus on Upper Jurassic Sandstones
√
√
√
Upstream: Produced Water Treatment Phase 2
√
√
√
Upstream: Sustainable Water Treatment Phase 2
√
√
√
LNG: composites in LNG equipment
√
√
√
LNG: betrouwbaaarheid van cryogene slangen
√
√
√
Tabel 4. Onderzoeksprojecten die naast het VP-GE door TNO onder de TKI-Gas
worden uitgevoerd
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
24 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
3
Vraaggestuurd programma “Duurzame Energie”
Prof. Dr. G.B. Huitema
3.1
Inleiding
De Europese (en Nederlandse) doelstellingen voor 2020 (en 2050) voor de
duurzaamheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid van ons energiesysteem
hebben het energiesysteem veranderd. Onderdeel van het nieuwe systeem zijn
initiatieven voor ‘Smart Energy’ en ‘Smart Grid’ toepassingen. Als gevolg van
ontwikkelingen in de samenleving en geldende regelgeving worden verschillende
oplossingen gekozen, variërend van centrale aansturing tot volledig lokaal.
Verschillende soorten energiecomponenten zijn in bijna elke mogelijke
samenstelling (bijv opwekkers, PV (PhotoVoltaic), (micro)CHP
(CombinedHeatPower), brandstofcellen, elektrische voertuigen) beproefd, getest en
gedemonstreerd. Echter de meeste benaderingen en combinaties zijn ontworpen
om specifieke knelpunten op te lossen en niet om het gehele systeem te
veranderen. Daarmee is geen enkele van deze oplossingen of aanpakken direct
geschikt voor de gestelde globale EU-doelstellingen.
3.2
Visie
Om bovengenoemde complexe situatie het hoofd te bieden heeft TNO een
uitdagende visie op de toekomstige energievoorziening ontwikkeld met als hoofdlijn:
een hechte samenwerking van “Smart Energy Systems” ondersteunt een optimale
inzet en gebruik van energiebronnen. In 2050 moet een samenhangend systeem
niet alleen energieconversie, opslag, transport en distributie integreren, maar ook
de tot nu toe onderliggende afzonderlijk opererende energie-infrastructuren van
elektriciteit, gas en warmte tot een geheel maken. Hierbij geldt het adagium
“energie is energie”, onafhankelijk van de commodity of het transportsysteem, dat
ervoor zorgt dat aanbod en vraag bij elkaar komen. Dit samenwerkende
energiesysteem, in combinatie met een hybride energie infrastructuur, stimuleert
het gebruik van duurzame energie zoals zonne-, wind- en geothermische energie
en alternatieve gasproductie. Het is met name tevens een stimulans voor het
grootschalig gebruik van elektrische voertuigen en warmtepompen.
Figuur 1. TNO visie op Sustainable Energy: integratie van alle soorten en
technologieën energieopwekking dat sterk gerelateerd is aan Smart Energy System
25 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Als drijvende kracht voor de levering van betaalbare, duurzame energie zal een
open en competitieve markt van energiediensten gerealiseerd moeten worden.
Hiervoor is een socio-economische en levensvatbare regelgeving noodzakelijk. In
het onderzoeksprogramma van TNO op het gebied van Smart Energy Systems
grijpen technische en sociale innovatie in elkaar. Onder technische innovatie vallen
(1) ICT-architecturen en de interfaces met de fysieke installaties, (2) (koppelvlakken
naar) duurzame en/of decentrale opwek, (3) buffering en opslag ten behoeve van
balancering en (4) het bevorderen van de efficiëntie over de energiedragers heen.
Sociale innovatie is gericht op de veranderingen in (a) regulering en beleid, (b) de
veranderingen in de waardeketens en business modellen en (c) de veranderingen
in het gedrag gericht op vraagsturing. De kracht van TNO komt specifiek tot uiting in
de integratie van zowel sociale als technische innovatierichtingen.
TNO vormt een brug tussen onderzoek bij universiteiten en toepassing door het
bedrijfsleven en de overheid. Het onderzoek van TNO is in het algemeen méér
innovatiegericht (het werkelijk toepasbaar maken) dan dat van universiteiten.
Bovendien is het steeds multidisciplinair, omdat TNO zo is georganiseerd dat
onderzoekers van verschillende disciplines met elkaar samenwerken aan
onderwerpen binnen thema’s.
De groeiende maatschappelijke vraag naar een sterk samenhangend systeem van
soorten en technologieën energieopwekking leidt bij TNO voor de komende
strategieperiode 2015 -2018 tot de definitie van een nieuw vraaggestuurd
programma Systeemintegratie. De bestaande programma’s voor de Nederlandse
gas infrastructuur (VP Geo Energy) en de ontwikkelingen met betrekking tot de
integratie van duurzame energie (VP Duurzame Energie) worden nu uitgebreid met
een programma dat deze VP’s met elkaar verbindt en uitbreidt. Vanuit het VP Geo
Energie zullen onderdelen die gericht zijn op de verduurzaming van de gas
infrastructuur, ontwikkeling en inpassing van biogas en groen gas in het nieuwe VP
ondergebracht worden. Het VP Duurzame Energie heeft een primaire focus op
elektrische infrastructuren . Onderwerpen die juist de infrastructuren integreren en
uitbreiden zullen de kern vormen van het nieuwe VP Systeemintegratie.
3.3
Roadmap 2015-2018
3.3.1
Programma hoofdlijnen 2015-2018
Het VP Sustainable Energy richt zich op bovengenoemde visie met tegelijkertijd de
drive om pilots en proeftuinen naar grootschalige toepassingen te tillen. Om het
onderzoeksprogramma concreter te maken heeft TNO voor de periode 2015 -2018
een roadmap Smart Energy System gedefinieerd. Voor een gerichte en effectieve
7
innovatie volgt TNO een zogenaamde ‘Tick-Tock’-strategie . Hierbij bestaat een
Tick uit een volgende stap in grootschalige uitrol en kosten efficiëntie, en is een
Tock een opvolgende stap naar een Smart Energy System als een geheel (met een
toenemende systeemintegratie en complexiteit), zie figuur 2. TNO focust hierbij op
7
‘Tick-Tock’ is een model dat sinds 2007 geadopteerd is door de chipsleverancier Intel
Corporation om daarmee de ontwikkeling van elke microarchitectuur te volgen. Een "tick" staat
voor een krimp van de procestechnologie van de vorige microarchitectuur en een "tock" voor de
nieuwe microarchitectuur.
26 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
onderwerpen van de productlijnen Energie planning en Energiemarkten/gebruikers
en anderzijds de productlijnen Smart Energy Systems Componenten en Back
Office (ICT). De TNO roadmap bouwt voort op het innovatiecontract TKI
Switch2SmartGrids (Addendum juni 2014) , TKI Solar, Roadmap Smart Grids
Netbeheer en de internationale roadmaps van EEGI (European Electricity Grid
Initiative) en SET (Strategic Energy Technology Plan).
Figure 2. TNO’s Tick-Tock Smart Energy Innovatie strategie
Deze innovatiestrategie werd ook al gedurende de vorige strategieperiode 20112014 gevolgd. In 2013 (Tock) is een groot deel van het TNO-onderzoek uitgevoerd
naar het ontwikkelen van nieuwe algoritmen en naar de semantiek van
energieflexibiliteit voor elektriciteit, gas en warmte. De focus voor de 2014 (Tick)
onderzoeksprojecten ligt hoofdzakelijk op grootschalige uitrol van strategieën en het
ondersteunen van ICT-architecturen/oplossingen voor Smart Electricity Systems.
De TNO roadmap 2015 -2018 volgens deze “Tick-Tock’-strategie (startend met een
‘Tock’), ziet er als volgt uit:
1) Eind 2015 - Tock: “Een gevalideerd marktconcept”: Voor een flexibele en open
transitie-georiënteerde energiemarkt in 2025 is een vermindering van
onzekerheid met betrekking tot die markt noodzakelijk. De eerste stap is de
demonstratie van de validiteit van flexibele elektriciteitsmarkten door het
uitvoeren en analyseren van studies van grote pilots.
Doelstelling: Deze grootschalige pilots bouwen verder op de ervaringen in
kleinere pilots (2013 en 2014) waarin: a) TNO’s Flexpower Suite software en
open standaarden zijn geïmplementeerd; b). modellen voor het balanceren van
vraag en aanbod van (duurzame) energie zijn ontwikkeld waarin technologie,
regelgeving en socio-economische aspecten zijn opgenomen ; en c) participatie
eindgebruikers in relatie met dienstontwikkeling is geïnitieerd.
2) Eind 2016 - Tick: “Smart Energy System Componenenten in ontwikkeling”:
Na meer duidelijkheid over de werking van een flexibele en open transitiegeoriënteerde markt, zien we dat IT- en energiecomponenten in lijn met
bekende ‘Smart Energy System ’ standaarden in ontwikkeling zijn.
Doelstelling: TNO heeft een actieve bijdrage geleverd aan het onderzoek naar
de technische haalbaarheid van een samenwerkend system van Smart Energy
27 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Systems, door een ‘Smart Energy System’ blauwdruk op te stellen, inclusief de
benodigde overall architectuur, interoperabiliteit en standaardisatie.
3) Eind 2017 – Tock: “Commodity integratie validatie”: Op basis van de
ontwikkelde: energiecomponenten kan een aanvang gemaakt worden met
kleinschalige multi-commodity (elektriciteit, gas en warmte) markten voor
balanceren, optimalisatie en energiediensten.
Doelstelling: De energieplanning en business analyse voor multi-commodity
markten is door TNO uitgevoerd met onafhankelijke stakeholders. Voorts heeft
TNO grootschalige agent-gebaseerde simulaties uitgevoerd van deze multicommodity energiemarkten. Deze laten de de uitdagingen zien voor de
interactie van commerciële, technologische, institutionele en sociale systemen.
Hieraan wordt de komende jaren gewerkt.
4) Eind 2018 – Tick:“Blauwdruk voor multi-commodity Smart Energy Systems”:
De introductie van additionele energietransporteurs (zoals gas en warmte naast
elektriciteit) in het Smart Energy System creëert een grotere afhankelijkheid
van lokale/regionale omstandigheden. Oplossingspatronen/blauwdrukken voor
onderling afwijkende situaties maken een samenwerkend systeem van Smart
Energy Systemen mogelijk.
Doelstelling: TNO heeft (samen met anderen) blauwdrukken opgesteld voor
verschillende Smart Energy Systemen, waarin stakeholders hun rol spelen. In
de EU Smart Energy Community speelt TNO een belangrijke rol bij het
toelichten van de blauwdrukken en het adviseren over de gerelateerde
implementatiestappen.
Als doel voor 2018 geldt dat TNO internationaal erkend is vanwege haar unieke
verzameling van multidisciplinaire skills, tools en kennis dat de toekomstvaste
transitie naar een samenhangend system van “Smart Energy Systems ondersteunt
en daarmee op deze wijze bijdraagt aan de NL-positie voor de energiesector. Dit
met name door het doen van onderzoek en het aanleveren van kosten-efficiënte
oplossingen en technologieën op het gebied van:
 Grootschalige uitrol van smart energysystemen en –diensten;
 Vergroting van de leveringszekerheid;
 Agile back-office I(C)T voor energieleveranciers.
In deze roadmap kunnen we vier produktlijnen onderscheiden. In de geschetste
‘Tick-Tock’-strategie vinden we voor een Tock (integratie van componenten en
creatie van nieuwe markten) de produktlijnen Energy Planning en Energy Markets
& Users. En voor een Tick (Schaalbaarheid & Kost efficientie) de produktlijnen
Smart Energy System en Back-Office I(C)T. Het VP zal deze lijnen continu
vernieuwen en afstemmen op de TKI programmalijnen.
Het doel van TNO is innovatie en een brede maatschappelijke toepasbaarheid voor
alle partijen in Nederland te bewerkstelligen. De onderzoeksresultaten worden
daartoe openbaar gemaakt, zodat ze ten goede komen aan alle partijen in de
energieketen. Het onderzoek van TNO is derhalve niet gericht op bepaalde partijen
of bepaalde klanten, maar op doelgroepen. De door TNO in deze roadmap
ontwikkelde producten en tools zullen gericht zijn op de huidige energiepartijen
28 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
(energieleveranciers, netbeheerders), nieuwe markttoetreders en lokale smart
(energie) stakeholders (inclusief lokale overheden).
3.3.2
Governance: Organisatie/aansturing van de uitvoering
Bij de uitvoering van de projecten binnen het VP wordt 80% van de beschikbare en
middelen ingezet in Europese en nationale kennisprojecten (FP7, TKI S2SG,
H2020, KIC, ..). Jaarlijks vinden er vanuit het VP geplande vergaderingen en
discussies plaats met gremia van stakeholders, zoals bijv TKI bijeenkomsten,
NetbeheerNL, Ecofys, EIT ICT Labs, etc.
3.3.3
Samenwerking
Op het gebied van Smart Energy Systems werkt TNO met veel partijen samen,
zowel in het private als in het publieke domein. TNO ziet het daarbij als haar taak
om als schakel te fungeren tussen wetenschap en praktijk, zodat kennis ook
daadwerkelijk wordt toegepast in Nederland. TNO onderhoudt contacten met
universiteiten en hogescholen die onderzoeksprogramma’s hebben op het gebied
van smart grids, en gaat samenwerkingsverbanden aan waar dat zinvol is. In het
bijzonder vindt input via aan het VP gelieerde deeltijdhoogleraren plaats. Verder is
er samenwerking met diverse marktpartijen via de proeftuinen/pilots gericht op
Smart Energy Systems. Daarbij vormt TNO de verbinding tussen kennis en
toepassing. In al deze proeftuintrajecten bestaat het consortium uit een combinatie
van netbeheerders, energiebedrijven, projectontwikkelaars, gemeenten, provincies
en ICT-toeleveranciers. Verder werkt TNO samen met internationale partijen in
allianties zoals FlexPower Alliantie Network (FAN), European Energy Research
Alliance (EERA), Energy Business Affiliation Programm (EBAP), en participeert zij
in Europese Standaardisatie Organisaties zoals de (ESO): CEN/CENELEC, ETSI.
Ten slotte vindt samenwerking plaats via Europese onderzoeksprogramma’s zoals
FP7, Horizon 2020 en KIC. Daarnaast wordt voor bredere vraagstukken actief
samengewerkt met TO2 instituten en prominente onderzoeksbureaus.
3.3.4
Kennispositie en klanttevredenheid
De ontwikkeling en betrokkenheid bij internationale projecten laat zien dat de
kennispositie op internationaal niveau goed is. Het werk van TNO onderscheidt zich
door de multidisciplinariteit. Ook zijn er objectieve KPA gegevens van de
belangrijkste toeleverende expertisegebieden die internationaal erg goed ranken.
3.3.5
Impact
De grote impact van het werk in het VP blijkt uit het feit dat (1) TNO sterk bijdraagt
aan de mogelijkheden tot inpassing van duurzame energie, (2) sinds de oprichting
van het VP de omzet in programma’s etc sterk is gegroeid en deze groei zich nog
steeds lijkt voort te zetten en (3) doordat kennis en kunde van TNO ligt op het
gebied van integrator (zowel technisch als sociaal economisch), TNO
nationaal/internationaal gevraagd wordt om te participeren in projecten.
De binnen het VP opgebouwde kennis over de afgelopen jaren wordt voor de
verschillende programmalijnen van het TKI Switch2SmartGrids (zie ook Hoofdstuk
3) toegepast. Daarmee evolueert de kennis steeds verder.
29 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Voorbeelden hiervan zijn
- De opgebouwde kennis met betrekking tot de energie management
algoritme PowerMatcher is inmiddels geëvolueerd naar een praktisch
inzetbare monitor- en stuuromgeving die diverse energieproducten en
diensten mogelijk maakt. Te noemen valt de toepassing binnen EU
projecten en de IPIN/TKI pilotomgevingen.
- De oprichting van de Flexpower Alliantie Network (FAN). Beoogde
deelnemende partijen aan dit netwerk zijn afkomstig van de gehele
energieketen, inclusief de ontwerpers en leveranciers van devices, ICT
partijen en energiebedrijven. Basis voor samenwerking is het door TNO
ontwikkelde FPAI (Flexible Power Architecture Interface) dat in het
bijzonder ingezet is voor het internationale EIT ICT Labs project Hegrid.
(interoperabiliteit van hybride energie-managementsystemen).
- De opgebouwde kennis van energiemanagement- en technologie wordt
gebruikt binnen de smart grid pilots in de Amsterdamse wijk Houthaven,
Lochem en internationaal in het KIC InnoEnergy projecten ESC en EIT ICT
Labs project Hegrid.
- De kennis die binnen het EU project GreenEmotion is opgebouwd op het
gebied van e-mobility wordt verder ontwikkeld binnen het KIC project EVCity en het EU project COTEVOS (o.a interoperabiliteit van EV-systemen).
- Op het gebied van sociale innovatie vormt het eerder door TNO
ontwikkelde Interventiemodel met betrekking tot klantacceptatie nu de basis
van de validatie van Smart Grid Demand Response projecten binnen het
EU project Advanced.
- Op dienstengebied wordt de opbouwde kennis met betrekking tot pricing en
billing van flexibiliteit in consumeren en produceren van energie verder
uitgewerkt tot kennis over schaalbare accounting- en verrekensystemen
binnen het EU-project CIVIS.
- De opgebouwde kennis met betrekking tot wet- en regelgeving in
Nederland en in Europa wordt ingezet en verder uitgewerkt in de EUprojecten E-hub en SI-Drive en in een project voor Netbeheer Nederland
over regulering van de toekomst.
3.4
Relatie Topsector Energie
3.4.1
Historie 2011 -2014
Vanaf de oprichting van de TKI’s heeft TNO de visie op Smart Energy Systems
gedeeld en aangescherpt met de stakeholders in de markt en van de overheden.
Zo is bijvoorbeeld het TNO-vierlagenmodel, Energiegebruikers, Energiediensten,
Abstractie infrastructuur en Fysieke infrastructuur, geadopteerd door de TKI
Switch2SmartGrids en vormde de basis voor het oorspronkelijke TKI programma en
-roadmap.
Het innovatiegebied en Vraaggestuurd Programma (VP) Duurzame Energie is in
2011 begonnen als volledig nieuw onderwerp. Met de komst van de
onderzoeksgroep Intelligente Netten van ECN naar TNO werd de kennis en
beschikbaarheid van technologie op het gebied van energiemanagement zeer
versterkt, met name door de inbreng van de Powermatcher technologie. Deze
kennis en technologie paste perfect in de Virtuele Infrastructuurlaag van Smart
Energy Systems en is daar verder uitgebouwd. Datzelfde geldt ook voor de
30 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
ingebrachte kennis op het gebied van grid stability binnen de Fysieke infrastructuur.
Gedurende de looptijd van het VP is de internationale kennispositie van TNO flink
versterkt. Dat is onder andere zichtbaar door de deelname in een groot aantal EU
projecten, in het bijzonder FP7 en KIC- projecten. Het FP7 programma is vanaf
2014 voortgezet in het EU programma Horizon2020 (H2020). Daarnaast is TNO
nauw betrokken bij het Joint Program Smart Grid van EERA (European Energy
Research Alliance) en de Action Line Smart Energy Systems van EIT ICT Labs.
Als we verder kijken naar het vierlagenmodel dan zijn de afgelopen jaren
belangrijke resultaten behaald op het gebied van de Virtuele Infrastructuur in
combinatie met de Dienstenlaag. Onderzoeksresultaten vanuit EU-projecten
hebben direct bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van een open ICTarchitectuur voor inpassing van nieuwe energie-componenten (opwek, opslag en
verbruik) en een open dienstenplatform. Met betrekking tot sociale innovatie is ook
een belangrijke stap gezet op het gebied van duurzame gedragsverandering door
onderzoek naar de drijfveren voor actieve participatie in lokale energie-coöperaties
en internationaal onderzoek naar best practices voor Active Demand. Specifiek ten
behoeve van dienstontwikkeling is onderzoek verricht naar de verrekening en
pricing van nieuwe energiediensten. Adequate verrekening (smart billing) is een
essentiële bedrijfscomponent voor de energietransitie. Op het gebied van de
Fysieke infrastructuur is o.a. gewerkt aan het simuleren van gedistribueerde PV
opwek om daarmee belangrijke inzichten te verkrijgen in dreigende
instabiliteitssituaties in het grid en mitigerende maatregelen. Daarnaast is er
onderzoek geweest naar wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van
belemmeringen die proeftuinen ondervinden als gevolg van het wettelijk systeem.
3.4.2
Aansluiting op en evolutie binnen Topsector Energie
De TKI Switch2SmartGrids (TKI S2SG) werkt intensief samen met TNO. TNO is
vanaf het begin zowel in het bestuur als in de Raad van Toezicht vertegenwoordigd.
TNO presenteert elk jaar in een vroeg stadium de plannen van TNO op het gebied
van smart grids aan het bestuur en stelt dat zo nodig bij op basis van de feedback
van het bestuur. In het algemeen is er een uitstekende samenwerking tussen TKI
S2SG en TNO.
In de vorige strategieperiode 2011- 2014 waren de programmalijnen van de TKI
gericht op het vierlagenmodel zoals door TNO ontwikkeld en ingebracht. TNO heeft
ondersteuning geboden bij het herdefiniëren van de programmalijnen van de TKI
S2SG. Zo heeft TNO in 2013 en 2014 direct bijgedragen aan addenda bij de
innovatiecontracten die dienen als input voor de tenders, projecten en de nieuwe
TKI programmalijnen en aandachtspunten: Energiemanagement, en Informatie en
Control voor flexibiliteit. Het TNO programma gelieerd hieraan is nu ook verder
geëvolueerd naar de nieuwe TKI opzet van deze programmalijnen. Met de TKI
Systeemintegratie in oprichting zal ook verder afgestemd worden.
31 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
De nieuwe TKI S2SG programmalijnen zijn:
1. “Energiemanagement voor flexibiliteit van energiesysteem”. Deze
programmalijn gaat over het genereren van flexibiliteit en het ontwikkelen
van diensten en producten die nodig zijn om de flexibiliteit van het systeem
te kunnen inzetten om de bestaande infrastructuur beter te benutten, te
kunnen omgaan met de integratie van massieve decentrale opwekking van
energie en de integratie van opslag en conversie.
2. “Informatie en Control systemen voor flexibiliteit in de energie
infrastructuur”. Dit betreft het verzamelen en verwerken van informatie uit
het systeem, verrekenen van diensten en over technologische innovaties
die de infrastructuur zelf flexibeler maakt.
Programmalijn TKI
S2SG
1. Energiemanagement
voor flexibiliteit van
energiesysteem
2. Informatie en
Control systemen
voor flexibiliteit in de
energie
infrastructuur
Onderwerpen



Beter Benutten van de Infrastructuur
Integratie van decentrale productie
Beheersen en Bufferen van Energiestromen
Aandachtspunten: tools voor systeemintegratie;
opschaling van oplossingen met bijbehorende
standaardisatie.
 Beschikbaar stellen of leveren van Informatie- en
datamanagement
 Inzetten van Prijsmechanismen en Dynamische
Verrekeningen
 Flexibilisering van de Infrastructuur
Aandachtspunten: privacy & security; wet- en
regelgeving, business modellen; (Gedrag van)
energieprosument.
Figuur 3 De twee programmalijnen met focusonderwerpen van de Topsector
Energie/Smart Grids (referentie: 2014 Addendum Innovatiecontract TKI S2SG)
Het TKI S2SG heeft voor haar tender van 2014 een verdeling aangegeven van 60%
programmalijn 1 en 40% programmalijn 2.
De opbouw van het VP Duurzame Energie is gericht op de programmalijnen van de
TKI S2SG van de Topsector Energie. Tevens wordt hierbij ervoor gezorgd dat er
voldoende raakvlakken zijn met de TKI Solar en met de TKI Systeem integratie in
oprichting. Aan de hand van de TKI S2SG programmalijnen kunnen we zo de focus
van het VP Duurzame Energie 2015-2018 uitdrukken in de eerder genoemde (zie
sectie 3.1.1) genoemde TNO productlijnen.
32 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
33 / 53
Programmalijn TKI S2SG
Focus TNO produktlijnen
Energiemanagement voor flexibiliteit van
energiesysteem
Energy Markets & Users:
Active user participation
Market Modelling
Legislation Asessment
Smart Energy System:
Supply & demand mechanismen
Forecasting of flexibility
Informatie en Control systemen voor
flexibiliteit in de energie infrastructuur
Backoffice ICT:
Smart Grid Billing
Transition driven IT
Datamodelling
IT service architectures
Data management
Grid management
Figuur 4:. Focus 2015 -2018 van TNO VP Sustainable Energy gerelateerd aan de
TKI programmalijnen.
Het TKI S2SG bestuur verwacht van TNO dat zij net als afgelopen jaren haar
kennisprogramma en –projecten afstemmen op de (in dit geval hernieuwde)
programmalijnen, speerpunten en essentiële aandachtspunten van het TKI S2SG.
Daarnaast kan TNO een rol op zich nemen om speerpunten op te pakken die het
“systeem echt laten werken” en die niet worden opgepakt in de lopende TKI
(tender) projecten mits dat past in haar strategie en expertise. Hierbij wordt gedacht
aan bijvoorbeeld het binnen het TKI S2SG programma ontwikkelen van meer
generieke oplossingen en standaard producten ten behoeve van kostenefficiënte
opschaling.
3.5
Hoofdlijnen programma 2015
Het programma van 2015 levert direct een bijdrage aan de onderzoekslijnen van de
TKI S2SG. Het vierlagenmodel is hierbij leidraad. Kenmerkende speerpunten voor
het onderzoek van TNO zijn opschaling, open infrastructuren en participatie van
eindgebruikers.
2015 is gepland als een Tock en specifiek heeft deze betrekking op een
gevalideerd marktconcept voor een flexibele en open transitie-georiënteerde
energiemarkt in 2025. In 2015 zullen eerste stappen gezet worden voor
demonstraties van grootschalige flexibele (elektriciteit) markten. Deze
grootschalige pilots bouwen verder op de ervaringen van 2013 en 2014 in kleinere
pilots waarin: a) TNO’s Flexpower Suite software en open standaarden zijn
geïmplementeerd; b). modellen voor het balanceren van vraag en aanbod van
(duurzame) energie met zowel technologische als regelgevings en socioeconomische aspecten zijn gebruikt; en c) participatie eindgebruikers in relatie met
dienstontwikkeling is geïnitieerd.
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
34 / 53
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de projecten in 2015 (voor een
korte beschrijving van deze projecten, zie de Appendix op blz. 35).
Programmalijn TKI S2SG
2015 Focus TNO VP Projekten
Energiemanagement voor flexibiliteit van
energiesystemen (60%)
Heatmatcher, EcoGrid, iBalance,
Flexiheat,, CERISE, Advanced,
STEM, ESC
Informatie en control systems voor
flexibiliteit in energie-infrastructuur (40%)
COTEVOS, Dream, Cotevos,
tDASA, Greengrowing,
Greenemotion, Electra, VIOS,
OS4ES, CIVIS, OS4ES, Sunseed,
Impact, ValueFlex, TEI
Figuur 5 . Positionering 2015 TNO VP projecten naar de TKI S2SG
programmalijnen, met verdeling budgetten.
Ook in 2015 ligt het grootste deel van het budget van TNO vast in
meerjarenprojecten (orde 80%). Dit zijn met name EU FP7/H2020/KIC projecten
(ca. 55% van het vastgelegde budget), nationale subsidieprojecten (ca. 35%) en
Shared Research projecten (ca. 10%). Dit betreft met name matching met private
middelen of EU middelen. Ook voor volgende jaren zullen de EU researchprojecten
een significant beslag leggen op de VP middelen.
Waar het budget nog niet vast ligt is de intentie van TNO de projecten te verdelen
over de verschillende TKI S2SG programmalijnen volgens de hierboven
weergegeven (60/40) verdeling. Dit is een lopend proces en betreft zowel EU
projecten, projecten in de tender(s) van de TKI S2SG als wel zelfstandige
projecten, die beoordeeld worden op hun aansluiting met de (addendum)
innovatiecontracten 2014 van TKI Smart Grids en TKI Solar. Op deze manier
worden marktpartijen in een zo vroeg mogelijk stadium van het onderzoek
betrokken en kan er substantieel onderzoek gedaan worden door financiering
vanuit derden.
TNO draagt alle kennis die zij verwerft, direct uit ten behoeve van de
innovatiecontractdoelstellingen. Daarbij gaat het niet alleen om de kennis die ze
heeft opgedaan in dit VP, maar ook om de kennis uit de IPIN proeftuinen en
andere projecten met marktpartijen.
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Appendix TNO VP Duurzame Energie projecten 2015

FP7:Momenteel lopen de volgende FP7 trajecten waarin TNO participeert, en
die minstens tot in 2015 doorlopen:
o Ecogrid (Large scale Smart Grids demonstration of real time
market-based integration of DER and DR). Project betreft een large
scale Smart Grids demonstratie van real time based integratie van
DER en DR met oa. de partners SINTEF, Energienet.dk, Siemens
en IBM Danmark;
o Green eMotion, betreft EV Standardisation met o.a. de partners
IBM,SAP, Siemens, EDF en RWE;
o Advanced (Active Demand Value And Consumers Experience
Discovery). Enel is trekker, andere partners zijn Iberdrola, ERDF,
RWE, TNO, VaasaETT, Universidad Ponteficia Comillas, Entelios,
Fondazione Eni Enrico Mattei, Distribuciòn Elèctrica en The
European Omnibus Survey SCRL.
o Dream (Distributed Renewable resources Exploitation in electric
grids through Advanced heterarchical Management). Betreft (inter)
management aanpak voor inpassen duurzame energie op basis
van autonome agent-based systemen. Partners zijn: Institut
Polytechnique Grenoble, Elektrikis Energeias Greece, Uni St
Gallen, Institute of Communication and Computer Systems, Kema,
Societa Aeroportuali Italy, Telvent Energia Spain, TXT E-solutions
Italy, Uni Kassel, TNO.
o Sunseed.(Sustainable and robust networking for small electricity
distribution) beschouwt converged communicatie-infrastructuren
voor energiesystemen. Partners: Telco + DSO + smart meter +
onderzoek partij in Slovenië, TNO, Aalborg University (Denmark),
Toshiba Research Lab (UK), Sierra Wireless (France).
o Electra (European Liaison on Electricity grid Committed Towards
long-term Research Activities). Betreft uitvoeren van EERA Joint
Programme met EU research partners; in het bijzonder het
ontwerpen grid toekomst; standaardisatie, control- en
monitormechanismen. Partners: EERA
o CIVIS (Cities as drivers of social change) Ontwikkelen van enabling
technologieën en business modellen (TNO) voor “energy-optimized
smart cities”; twee pilots in Trento en Stockholm. Partners:
TrentoRISE, AALTO, KTH, KIT, TUDelft (Brazier), TNO.
o OS4ES. Open System for Energy Management; ontwikkeling van
een Distributed Registry voor DER componenten voor een een
dynamische samenwerking DER-DSO. Lab- en veldtesten. Het
project draagt bij aan standaardisatie. Partners: FGH uit
Mannheim, HUAS (Hamburg University of Applied Science),
Hypertech (Hypertech IT Solutions), Greece, IT4 (it4power)
Switzerland, KONCAR (KONČAR-Power Plant and Electric
Traction Engineering Inc.), Croatia, MVV Energy AG, Germany,
Tecnalia Spain, T-Systems Germany, TNO.
35 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291

KIC InnoEnergy. TNO vormt samen met TU Eindhoven, KU Leuven en
VITO de kern van co-locatie Benelux, met als primair onderzoeksgebied
"Smart Cities". Binnen KIC InnoEnergy lopen tot in 2015 de projecten:
o ESC (Energy Supply Cooperative). Het project richt zich op de
realisatie van een woonwijk die volledig onderling energie deelt.
Partners: KIT, EVohaus en TNO
o ValueFlex (Value Analysis Leading to Unleashed Electricity
Flexibility for network management and market operations). Project
beschouwt wat elementen zoals AM en operation sytem tools, LV
monitoring en control , energie-opslag, integratie van PHEV en
Demand Repsonse aan waarde bijdragen voor energieflexibiliteit.
Partners zijn KTH, Vattenfall en TNO.

EIT ICT Labs. Binnen de EIT ICT Labs -node Berlijn (Smart Energy
Systems) lopen een aantal projecten:
o HEGRID (Hybrid Energy Grid Management). In dit project wordt
een prototype van een multi-commodity (hybrid: elektriciteit, gas en
thermische energie) energy management framework gerealiseerd.
Dit voorstel omvat de partners: TNO (Lead), KIT, Siemens,
Alliander, Deutsche Telekom, VTT, TU/e, CWI, TUTwente.
o IMPACT (Integration of sMart Power ConTrollers) met als doel het
creëren van marktrijpe Smart Power Controllers voor elektrische
voertuigen en andere toepassingen in smart distribution grids en
virtual power plants. Partners; Siemens, KIT en TNO.

Proeftuinen. TNO is actief in diverse proeftuinen/pilots gericht op Smart
Energy Systems. Daarbij vormt TNO de verbinding tussen kennis en
toepassing. Voor een deel zijn het projecten met marktpartijen, voor een
ander deel gaat het om trajecten ingediend bij de EZ proeftuinenregeling
IPIN zoals Couperus, PowerMatchingCity II (KEMA, Essent, TNO, Humiq)
en Houthaven en Lochem. In al deze proeftuintrajecten bestaat het
consortium uit een combinatie van netbeheerders, projectontwikkelaars,
gemeenten, provincies en ICT-toeleveranciers.

FlexiHeat. In dit samenwerkingsproject wordt gewerkt aan onderzoek- en
ontwikkelvraagstukken die investeringsbeslissingen in warmteinfrastructuur zullen versnellen, de economische rentabiliteit van
warmteprojecten verhogen en hiermee de bedrijfseconomische risico’s van
deze projecten zullen verminderen. Partners zijn: RenQi (penvoerder),
Verkley Groep, Waterbedrijf Groningen, A. Hak, Akzo Nobel, Attero, DVN
KEMA, EBN, Electrabel, Energy Valley, Essent, Groningen Seaports,
Holland Malt, Hanzehogeschool Groningen (Energie Kenniscentrum,
Kenniscentrum Ondernemerschap), Rendo Netwerken, Rijksuniversiteit
Groningen (Energy and Sustainable Research, lnstitute Groningen,
Research lnstitute of Technology and Management), TCN SIG
Telehousing, Universiteit Twente, Warmtenetwerk en TNO.
36 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291

Tenderprojecten TKI Topsector Energie. Doorlopende projecten zijn:
o VIOS (Virtuele Infrastructuur Operating Systeem). Doelstelling van
dit project is het ontwikkelen van specificaties en technologie
waarmee een interoperabiliteit op het niveau van de virtuele
infrastructuur ontstaat,TNO is hierbij penvoerder, partners zijn
Alliander, iNRG en Technolution;
o I-Balance (link met Entrance): Hanze Hogeschool is hierbij
penvoerder, partners zijn TNO, iNRG,Westland Infra, Gasunie,
Gasterra, HHD, RWE
o tDASA (Technology for Distribution Area Situational Awareness in
Electrical Networks). Partners zijn: Netbeheerder Enexis,
Locamation, TU/e en TNO.
o TEI (Toegankelijke Energie Informatie). Enexis wil graag een
concrete bijdrage leveren aan de Energietransitie en heeft daartoe
het initiatief genomen om aan de Energiehuishouding gerelateerde
gegevens toegankelijk te maken voor partijen die daarmee waarde
kunnen creëren en innovatie bevorderen.
o CERISE (Combineren van Energie- en Ruimtelijke Informatie
Standaarden als Enabler – Smart Grids). Project richt zich op het
richt zich op het combineren van data uit verschillende bronnen
door middel van koppelingen.
o STEM (De Energietransitie van Onderaf). In dit project wordt de
vraag beantwoord Hoe benutten we de beweging van duurzame,
lokale energie initiatieven optimaal om de transitie naar een
duurzame Nederlandse energiehuishouding te versnellen?
37 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
38 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
4
Vraaggestuurd programma “Systeemintegratie”
Ir. R.S. Westerga
4.1
Inleiding
4.1.1
Aanleiding
Systeemintegratie gaat over het optimaal inzetten van het volledige energie
systeem over alle mogelijke energiedragers heen: elektriciteit, gas, warmte en
8
koude. De bijbehorende infrastructuren kunnen elkaar ondersteunen en aanvullen
bij het bereiken van de doelen in de energietransitie: een duurzaam, betrouwbaar
en betaalbare energievoorziening.
Het VP Systeemintegratie is voor TNO een nieuw VP in het thema Energie. De
bestaande programma’s voor de Nederlandse gas infrastructuur (VP Geo Energie)
en de ontwikkelingen m.b.t de integratie van duurzame energie het (VP Duurzame
Energie) wordt nu uitgebreid met een programma dat deze VP’s met elkaar verbindt
en verder verbreedt . Vanuit het VP Geo Energie zullen onderdelen die gericht zijn
op de verduurzaming van de gas infrastructuur, ontwikkeling en inpassing van
biogas en groen gas in het nieuwe VP ondergebracht worden. Het VP Duurzame
Energie heeft een primaire focus op de elektrische infrastructuur. Onderwerpen die
juist de infrastructuren integreren zullen de kern vormen van het nieuwe VP
Systeemintegratie, zie ook figuur 1.
Figuur 1. Samenhang van de Vraaggestuurde programma’s binnen TNO
Net zoals het VP Geo Energie een nauwe relatie heeft met het TKI Gas en het VP
Duurzame Energie met het TKI Switch2SmartGrids, heeft dit vraaggestuurde
programma een nauwe relatie met de TKI overstijgende programmalijn
Systeemintegratie, waarbij de programmering van het TKI Systeemintegratie de
volgende hoofdlijnen kent:
1. Hybride Energie infrastructuren
2. Energie Opslag
3. Keteninteracties
De hoofdlijnen van dit VP zijn nauw gerelateerd aan deze programma hoofdlijnen.
8
infrastructuren omvatten alle fysieke middelen (netwerken, apparatuur, aansluitingen etc.) en de
bijbehorende markten
39 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
4.1.2
Achtergrond
Het energiesysteem in Nederland ondergaat een transitie richting een duurzaam
systeem. Het aandeel duurzaam opgewekte energie moet omhoog waarbij
tegelijkertijd de leveringszekerheid en betaalbaarheid een gezonde balans blijven
vertonen. In Nederland bestaat tevens een sterke relatie tussen fossiele
grondstoffen en de nationale economie, mede ingegeven door de eigen
gasvoorraad, de handel en verwerking van fossiele grondstoffen en het daarbij
gepaard gaande gunstige ondernemingsklimaat voor energie-intensieve
bedrijvigheid. Elke verandering in dit systeem heeft een significante impact op de
toekomst van de Nederlandse economie, en het is zaak deze impact goed in kaart
te brengen en hierin de juiste keuzes te maken tijdens de transitie.
Systeemintegratie gaat over die onderwerpen die te maken hebben met de relatie
tussen de verschillende energie infrastructuren in Nederland tijdens (en na) de
transitie: elektriciteit, gas en potentieel ook warmte/koude. Dit kan bijvoorbeeld met
behulp van conversie en opslag van energie om het totale energie systeem te
optimaliseren. Het idee is dat in Nederland de bestaande infrastructuren elkaar
kunnen helpen om de verduurzaming te versnellen en in goede banen te leiden
waarbij energetische en economische optimalisaties over de infrastructuren heen
een belangrijke rol spelen.
In Nederland, en in ons omringende landen, zijn er twee aspecten die de hoofdrol
spelen in de transitie naar een duurzame energievoorziening. Ten eerste de
veranderingen in de elektriciteit infrastructuur. Hier zullen de grootste technische en
economische problemen het eerst gaan optreden, zoals de stabiliteit en
betrouwbaarheid van levering, de prijsontwikkelingen van energie en potentiële
desinvesteringen en benodigde investeringen in die infrastructuur. Ten tweede
hebben we te maken met een bestaande gas infrastructuur, die nog een belangrijke
rol kan spelen in de verduurzaming van het gehele systeem.
In dit programma zijn op basis van voorgaande teksten de volgende twee
uitdagingen van belang:
1. Op welke manier zijn de gas- en warmte-infrastructuren optimaal in te zetten
als flexibiliteitsbron voor het elektriciteit systeem?
2. Wat is de rol van de gasinfrastructuur tijdens en na de energietransitie, in een
duurzame energievoorziening?
Op termijn zullen deze twee uitdagingen in elkaar overvloeien en convergeren en
daarbij samen met de ontwikkelingen op het gebied van Duurzame Energie een
coherent en consistent geheel vormen.
4.2
Visie
Nederland kent twee belangrijke nationale energie infrastructuren: de elektriciteiten gasinfrastructuur. De warmte/koude infrastructuur is een derde, maar die speelt
vooral op lokaal en regionaal niveau een rol. In de transitie naar een duurzaam
systeem zullen beide infrastructuren een rol spelen, zowel in zichzelf, maar ook met
elkaar. Een optimaal systeem maakt gebruik van de beschikbare infrastructuren.
Systeemintegratie gaat dan ook om de verandering in, en samenhang tussen deze
infrastructuren om de doelstellingen van verduurzaming te bereiken tegen
40 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
acceptabele kosten en met voldoende mate van betrouwbaarheid voor de
leveringszekerheid van energie (betrouwbaar, betaalbaar, duurzaam).
De grootste problemen in NL zullen als eerste optreden in de elektriciteit
infrastructuur. Enkele voorbeelden kunnen we vinden in Duitsland en Denemarken,
waar grote aandelen duurzaam opgewekte energie (of juist het ontbreken daarvan)
het systeem in problemen brengt. Dit kan een technisch probleem veroorzaken
(balans, er is te weinig of juist te veel duurzame energie, en flexibele inzet van
traditionele reserve productiecapaciteit ontbreekt), of een markt gerelateerd
probleem (prijsontwikkeling, de energiemarkt is niet ingericht voor de effecten van
de transitie). Een andere belangrijke trend is de decentralisatie van de opwekking
van energie, iets waarmee in het systeem geen rekening mee is gehouden, niet op
technisch vlak, maar ook niet op het vlak van regelgeving en marktwerking. Door
die decentralisatie ontstaan ook meer belanghebbenden in het systeem (lokale
initiatieven en individuen/prosumers), wat zonder aanvullende maatregelen minder
controle geeft over het totale systeem. Minder controle leidt uiteindelijk tot een
vermindering van stabiliteit en voorspelbaarheid van het totale systeem.
Flexibiliteit in het hybride energie systeem als sleutel voor de oplossing:
De oplossingen voor een flink deel van deze problematiek liggen in het ontsluiten
en creëren van flexibiliteit in het systeem, en dan vooral gericht op de integratie van
elektriciteit en gas: het hybride energie systeem. Waar het nu nog twee gescheiden
infrastructuren zijn zullen ze in de toekomst meer geïntegreerd zijn om het totale
energie systeem te optimaliseren, zowel technisch als economisch.
De nodige flexibiliteit in de elektriciteit infrastructuur kan op verschillende manieren
worden gerealiseerd. Flexibiliteit vergroten in de productie van energie, flexibiliteit in
transport (door betere internationale interconnecties), flexibiliteit door vraagsturing
(‘demand response’) en flexibiliteit door de inzet van opslag en conversie van
energie, ook tussen de verschillende infrastructuren. Met de inzet van de
gasinfrastructuur (hybride energie systemen) en warmte/koude infrastructuren is de
flexibiliteit verder te verhogen dan alleen met de elektriciteitsinfrastructuur.
Naast deze technische aspecten van flexibiliteit spelen ook de sociaal economische
aspecten een belangrijke rol. Een verandering in de huidige marktwerking in het
systeem, in de volume markten, in de balansmarkten, en de waardering van
potentiele flexibiliteit zijn ook delen van de oplossingen die nodig zijn.
41 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
Figuur 2. Flexibiliteit verhoogt door de inzet van verschillende infrastructuren
In het energiesysteem van de toekomst is er nauwe relatie tussen de gas en
elektriciteit infrastructuren met voldoende flexibiliteit in het systeem om de
verduurzaming te realiseren met een betrouwbare levering en betaalbare
energievoorziening.
4.3
Roadmap 2015-2018
4.3.1
Historie
Het VP Systeemintegratie heeft geen eigen TNO roadmap. Het heeft wel een sterke
relatie met de bestaande roadmaps voor Smart Energy Systems (SES) en Geo
Energy.
De belangrijkste ontwikkelingen vanuit de lopende VP’s Duurzame Energie en Geo
Energie die met dit VP Systeemintegratie te maken hebben zijn:
Ontwikkelingen vanuit VP Duurzame Energie:
Technologie voor balanceren vraag en aanbod elektriciteit (PowerMatcher)
en warmte (HeatMatcher);
Technologie ontwikkeling voor besturing hybride energie systemen
(HEGRID, eHUB).
Ontwikkelingen vanuit VP Geo Energie:
Modelleren van de veranderende gasstromen in een gas netwerk
infrastructuur ten gevolge van de invoeding van groen gas (Smart Gas
Grids);
Monitoren van de veranderende gascompositie door de verandering van
het gas distributie netwerk van uni-directioneel naar bi-directioneel;
Evolutiemodellen van energiesysteem (gas / elektriciteit), Agent based
(ABM/EDGAR D1).
4.3.2
Programma hoofdlijnen 2015-2018
In het toekomstbeeld van systeemintegratie is de samenhang tussen de hybride
energie infrastructuren een belangrijk gegeven, waarbij de problematieken zoals
geschetst zijn aangepakt. Er is niet meer sprake van een systeem met volledig
42 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
gescheiden infrastructuren, maar een samenhangend en geoptimaliseerd systeem
van productie, transport en verbruik van energie. Flexibilisering van de
infrastructuur om een groot aandeel duurzame energie aan te kunnen is hierbij een
sleutelbegrip. Dat betekent dat er in de toekomst voorzieningen zijn, zowel
technisch als op sociaal economisch vlak, die deze flexibiliteit ondersteunen, en
voor en door verschillende belanghebbenden aangeboden worden of geleverd. De
belanghebbenden zijn dan vooral de producenten, groot en klein, de beheerders
van de transportinfrastructuren en de verbruikers, ook groot en klein.
Voor het hier en nu betekent dat er aan een aantal onderwerpen gewerkt moet
worden om het toekomstbeeld te realiseren. In het TKI overstijgende programmalijn
Systeemintegratie zijn deze in drie hoofdlijnen uitgewerkt: 1. Hybride
infrastructuren, 2. Opslag en Conversie en 3. Keteninteracties. In dit VP is een
vergelijkbare, maar meer gedetailleerdere programmering, gehanteerd die recht
doet aan de twee vragen uit de inleiding en een invulling geeft aan het onderzoek
dat het gewenste toekomstbeeld kan realiseren. Dat deze in de komende jaren
meer naar elkaar toegroeien is zeker een mogelijkheid.
De hoofdlijnen in dit VP Systeemintegratie zijn gebaseerd op de volgende noties:
Rol van Gas in de verduurzaming van het energiesysteem. De rol van de gas
infrastructuur in de verduurzaming moet helder worden. Voor elektriciteit wordt al
veel gewerkt aan smart grids om meer duurzaam opgewekte energie aan te
kunnen. Vooral voor de inzet van biogas en groen gas is onderzoek nodig in relatie
tot de verduurzaming en de bijdrage aan de leveringszekerheid.
 Conversie en Opslag van Energie. De integratie van verschillende energie
dragers heeft tevens te maken met het omzetten van de ene vorm in de andere.
Conversie en daarbij gepaard gaande opslag is van groot belang voor het
realiseren van hybride infrastructuren. Power 2 Chemicals en opslag van warmte
zijn belangrijke onderwerpen.
Hybrid Energie Matching. Voor de optimale inzet van duurzame oplossingen is
een slimme besturing nodig. Voor hybride infrastructuren moet deze rekening
houden met de verschillende energie dragers. Net als voor Smart Grids dit soort
besturingen worden gerealiseerd, is dit ook nodig voor deze integratie. Hybride
Smart Management systemen zijn van groot belang voor de optimalisatie van
beschikbare flexibiliteit in het systeem.
Integrated System Dynamics. Omdat nog veel onbekend is over de optimale
inzet van infrastructuren en technologie en bijbehorende marktwerking zijn er
modellen, simulaties en optimalisaties van hybride energiesystemen nodig, die
rekening houden met de markt(en) en belanghebbenden. Zowel technische
modellen en simulaties alsook marktmodellen en analyses en de rol van
verschillende belanghebbenden (producenten, beheerders en verbruikers) zijn
hierbij van belang.
Integrated System Validation and Demonstration. In de komende jaren is het
van belang de innovaties te kunnen valideren en demonstreren. Hiervoor moeten
de benodigde test faciliteiten worden gerealiseerd.
43 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
4.3.3
Governance
Jaarlijks vinden er vanuit het VP interne en externe contacten en discussies plaats
met gremia van stakeholders, zoals bijv. TKI bijeenkomsten, NetbeheerNL, EIT ICT
Labs, etc. Het VP valt binnen TNO onder de verantwoordelijkheid van het thema
energie, meer specfiek bij het innovatiegebied Duurzame Energie.
4.3.4
Samenwerking
Op het gebied van smart grids werkt TNO al met veel partijen samen, zowel in het
private als in het publieke domein. TNO ziet het daarbij als haar taak om als
schakel te fungeren tussen wetenschap en praktijk, zodat kennis ook daadwerkelijk
wordt toegepast in Nederland. Dit geldt ook voor dit VP. TNO onderhoudt en breidt
uit de contacten met universiteiten en hogescholen die onderzoeksprogramma’s
hebben op het gebied van systeemintegratie, en gaat samenwerkingsverbanden
aan waar dat zinvol is. In het bijzonder vindt input via aan het VP gelieerde
deeltijdhoogleraren plaats. Verder werkt TNO samen met internationale partijen: de
European Energy Research Alliance (EERA), Energy Business Affiliation Programm
(EBAP), en participeert zij in Europese Standaardisatie Organisaties zoals de
(ESO): CEN/CENELEC, ETSI. Ten slotte vindt samenwerking plaats via Europese
onderzoeksprogramma’s zoals FP7, Horizon 2020 en KIC. Daarnaast wordt voor
bredere vraagstukken actief samengewerkt met TO2 instituten en prominente
onderzoeksbureaus.
4.3.5
Kennis positie en klanttevredenheid
TNO heeft vanuit de bestaande programmering van de VP’s in energie een solide
basis in de verschillende energie infrastructuren (gas, elektriciteit, warmte). Kennis
vanuit de projecten in deze VP’s zal zonder meer ingezet worden bij het onderwerp
systeemintegratie. TNO heeft een unieke uitgangspositie dat alle disciplines van
gas, elektrisch en warmte op systeem niveau bij elkaar gebracht kunnen worden.
Zowel nationaal als internationaal heeft TNO de potentie om ook hierin een
belangrijke positie in te nemen.
Vanuit Geo Energie is er een sterke technologie positie in het modelleren van
dynamische gasstromen in complexe netwerken ten behoeve van gasdistributie en
gasopslag. De technologie ontwikkeling die plaatsvindt, is gerelateerd aan het
modelleren van veranderende gascompositie in de netwerken door invoeding van
groen gas, LNG, H of G gas.
Vanuit Duurzame energie is er een zeer sterke positie in intelligentie toevoegen aan
de infrastructuur (smart grids) met bijbehorende technologie en modellering,
simulaties en optimalisaties van deze technologie. Vooral de bijbehorende
systeemkennis, marktkennis en sociale aspecten zijn onderwerpen die zich direct
laten vertalen naar de uitbreiding richting systeemintegratie.
4.3.6
Impact
Impact van de programmering zal zijn dat er in Nederland (en in de EU) steeds
meer rekening wordt gehouden met het energiesysteem als geheel, en niet als
individuele onderdelen. Zowel de fysieke infrastructuur als de bijbehorende markten
zullen worden geïntegreerd over gas en elektrische infrastructuren heen, waarbij
ook zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die warmte en
koude bieden. De belangrijkste reden is om de flexibiliteit van het totale systeem te
vergroten. De impact zal zowel op het gebied van klimaat zijn: het bijdragen aan de
44 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
duurzaamheidsdoelstellingen, energiebesparingen en CO2 reductie (Energie
Akkoord) maar ook ervoor zorgen dat er rekening wordt gehouden met de
bestaande economische waarde van het energiesysteem en de partijen die hierbij
betrokken zijn.
4.4
Relatie Topsector Energie
TNO heeft een belangrijke bijdrage in het TKI Gas (TNO is coördinator van de
hoofdlijnen upstream Gas, small scale LNG en CCUS, en TNO zit in het bestuur) en
het TKI Switch2SmartGrids (rol in bestuur en bepalende bijdrage van
programmering in 2013 en 2014). TNO heeft vanuit die hoedanigheid dan ook een
bijdrage geleverd in de uitwerking van de TKI overstijgende programmalijn
Systeemintegratie in de Topsector Energie.
Aansluiting Thema Systeemintegratie
Dit VP is nauw verbonden met het nieuwe thema systeemintegratie binnen de
topsector energie. De visie van dat thema en de visie van dit vraaggestuurde
programma sluiten nauw op elkaar aan. De resulterende programmalijnen van het
thema systeemintegratie (Hybride infrastructuren, Opslag en Conversie en
Keteninteracties) zijn terug te vinden in de programmering van dit VP
Systeemintegratie.
4.5
Hoofdlijnen programma 2015
De hoofdlijnen in de roadmap 2015-2018 (zie par. 4.3.2) laten zien welke lijnen er
de komende jaren van belang zijn. In 2015 zullen projecten worden uitgevoerd of
opgestart die bijdragen aan de invulling van die hoofdlijnen. De speerpunten liggen
bij de twee hoofdvragen die in het begin zijn gesteld: De verduurzaming van de gas
infrastructuur en gas als flexibiliteitsbron voor de problemen in de
elektriciteitsinfrastructuur. De volgende onderwerpen zijn geïdentificeerd voor 2015,
gestructureerd volgens de roadmap hoofdlijnen:
Rol van Gas in de verduurzaming van het energiesysteem:
1. SMART GAS GRID. In samenwerking met Alliander en Bronkhorst ontwikkelen
van een sensor voor de calorische waarde van gas in netwerken, waarmee op
veel locaties in een complex netwerk online kan worden gemeten of het gas
voldoet aan de specificaties, ook als er biogas bij verschillende invoerpunten op
willekeurige momenten en volumes wordt ingevoerd.
Conversie en Opslag van Energie:
1. Horizon 2020: LEC09: Opslag op grote schaal. Een ingediend voorstel in
Horizon 2020: “LCE9: Large Scale Storage”. Het op grote schaal opslaan van
(duurzaam) opgewekte energie in ondergrondse opslag.
Hybrid Energy Matching:
1. ELASTIC: Alignment of Powermatcher & Business Agents. Een
samenwerkingsverband met VITO (België) om de Powermatcher technologie te
verbinden met slimme toepassingen voor hybride netwerken.
45 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
2. HEGRID. In dit project wordt een prototype van een multi-commodity (hybrid:
elektriciteit, gas en thermische energie) energy management framework
gerealiseerd. Dit voorstel omvat de partners: TNO (Lead), KIT, Siemens, SAP,
VTT, TU/e, CWI, TUTwente.
Integrated Systems Dynamics:
1. Agent Based Models / Edgar D1. Agent Based Modelling van gekoppelde
markten. In het kader van het EDGAR programma D1 met TUD, Kiwa, ECN,
Enexis en Alliander kijken mee. Het model bouwt voort op het ENETSIM model
dat eerder voor de gasmarkt is ontwikkeld.
2. HEM: Hybrid Energy Management: Simulation & Matching Optimalisation for
Hybrid Infrastructures. Een onderzoek naar slimme algoritmes voor het
matchen van energie met verschillende energie dragers.
3. PLATO: Planning Models for hybrid energy systems. In samenwerking met
Netbeheerders onderzoek naar de volgende generatie rekenmodellen voor het
plannen van hybride energiesystemen
4. DYNET: Market evolution models (“SRP Energy Transition”). Lange termijn
evolutie van energienetwerken simuleren, rekening houdend met korte termijn
gedrag. Dynamische beprijzing van energie is een sleutelfactor.
Integrated Systems Validation & Demonstration:
1. Hybrid Energy System Integration Lab: Test faciliteit met Energy Academy
Europe (EAE). Ondersteuning aan de opzet van projecten die gebruik maken
van het integration Lab.
46 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
5
Vraaggestuurd Programma “Energie Gebouwde
Omgeving”
EGO voor TKI EnerGO
Dr. H.M.E. Miedema
5.1
Inleiding en doelstelling
Via energiebesparing, duurzame lokale compacte conversie en opslag van energie
en slimme systemen is de CO2 uitstoot gerelateerd aan de gebouwde omgeving
fors terug te brengen. De introductie van maatregelen zal voor een groot deel in de
bestaande gebouwde omgeving moeten plaatsvinden en gecombineerd worden
met onderhouds- en renovatieaanpakken. Dit stelt specifieke eisen aan de
inpasbaarheid van oplossingen.
TNO stelt zich tot doel om samen met de stakeholders voor de gebouwde
omgeving een reductie van 20% CO2 tot stand te brengen in 2020 en energieneutrale gebieden in 2050.
5.2
Achtergronden
In Nederland en veel andere Europese landen is ca. 35% van het primaire
energiegebruik, 50% van het grondstoffenverbruik en circa 30% van het vervoer,
watergebruik en CO2-uitstoot gerelateerd aan de gebouwde omgeving. Mede
gedreven door Europese regelgeving stellen overheden, bedrijven en burgers
steeds hogere eisen aan het reduceren van de energieconsumptie, het opwekken
van duurzame energie, het sluiten van grondstofketens en het terugbrengen van de
CO2-uitstoot. Een kentering is op mondiaal niveau echter nog niet zichtbaar.
De ultieme nationale en Europese ambitie ten aanzien van de gebouwde omgeving
is een klimaatneutrale gebouwde omgeving medio deze eeuw en een circulaire
economie voor materialen.
Het Energieakkoord voor duurzame groei omvat stappen in de richting van een
energievoorziening die in 2050 volledig klimaatneutraal is. Voor 2030 wordt voor
gebouwen gestreefd naar ten minste gemiddeld label A. In het Energieakkoord is
het streven voor de gebouwde omgeving voor 2020 om ten minste de doelstellingen
uit de Europese energie-efficiëntie richtlijn (EED), de herziening van de richtlijn
energieprestatie van gebouwen (EPBD) en de richtlijn Ecodesign te realiseren, en
verder:
 bestaande bouw: 300.000 bestaande woningen en andere gebouwen per jaar
minimaal twee labelstappen laten maken;
 nieuwbouw: bijna energieneutraal vanaf 2020 (en vanaf 2018 reeds voor
overheidsgebouwen) conform EPBD-richtlijn;
 huur: gemiddeld label B in de sociale verhuur en minimaal label C voor 80%
van de particuliere verhuur in 2020;
 utiliteitsgebouwen: energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd
van minder dan vijf jaar dienen uitgevoerd te worden, conform Wet
milieubeheer.
Investeringen in energie-efficiëntere producten, productietechnieken en
hernieuwbare energie worden beschouwd als van essentieel om de ambities te
47 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
verwezenlijken.
Terugbrengen van het netto primair energiegebruik in de gebouwde omgeving tot
(bijna) nul zou Nederland jaarlijks miljarden euro’s besparen die we nu besteden
aan kolen, olie en gas. Bovendien zou het tienduizenden nieuwe banen creëren in
de bouw en toeleverende industrie. Door fors in te zetten op energiebesparing en
een slimme uitrol van hernieuwbare energie worden de energiekosten voor burgers
en bedrijven beheersbaar gehouden. Daarbij moet worden bedacht dat de
energierekening van een gemiddeld huishouden 5 tot 6 procent van het
huishoudinkomen bedraagt (voor huishoudens met een laag inkomen ligt het
percentage nog hoger).
Innovatieprogramma Energiesprong, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft met marktpartijen Nul-op-demeter prestatiecontracten afgesloten. Bij een “Nul Op de Meter” nieuwbouwwoning
zijn de in- en uitgaande energiestromen voor gebouwgebonden energiegebruik
(ruimteverwarming, -koeling, warm tapwater gebruik) en het gebruik van
huishoudelijke apparatuur (incl. verlichting) op jaarbasis per saldo nul. Hierbij geldt
tevens dat:
 Op basis van de EPG norm moet de woning voor het gebouw-gebonden
energiegebruik een EPC hebben kleiner dan 0;
 Aanvullend daarop levert de woning een minimum hoeveelheid elektriciteit per
jaar voor de afdekking van het elektriciteitsgebruik van huishoudelijke
apparatuur;
 Gebiedsmaatregelen (conform EMG) worden toegepast om tekort aan
opwekkingenmogelijkheden voor huishoudelijk verbruik van een individuele
woning te compenseren; de externe duurzame energie wordt opgewekt binnen
een straal van 10 kilometer rondom de woning.
De prestatiegarantie in de contracten betreft minimaal de energieprestatie volgens
bovenstaande definitie. Aanvullend worden prestatiegaranties verwacht op het
gebied van binnenmilieu.
Reductie van het energiegebruik en de toenemende inzet van duurzame
energiebronnen kan niet los gezien worden van de behoeften van de
eindgebruikers in de gebouwde omgeving. De wisselwerking tussen eindgebruiker
en gebouw/installatie is een dominante factor voor het uiteindelijke energiegebruik
in energiezuinige of energie producerende gebouwen. Essentiële randvoorwaarde
voor een succesvolle transitie is dat het comfort- en gezondheidsniveau in
gebouwen toeneemt, of op zijn minst gelijk blijft.
De kennisontwikkeling van TNO gekoppeld aan de TNO EnerGO, om bij te dragen
aan bovenstaande doelen en ontwikkelingen wordt in aparte paragrafen
beschreven voor:
 Installaties: compacte energieconversie en thermische opslag
 Gebouw en binnenmilieu
 Wijk
Onderdeel ‘Installaties’ sluit nauw aan bij TKI EnerGO lijn Compacte Conversie en
Opslag (CCO), onderdeel ‘Gebouw en binnenmilieu’ bij Multifunctionele Bouwdelen
en onderdeel ‘Wijk’ sluit nauw aan bij TKI EnerGO lijn Energieopwekking, -
48 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
distributie en –opslag op Gebiedsniveau. Onderwerpen uit de TKI EnerGO lijn
Regeling energieprestatie en control zijn hier geïntegreerd in de drie onderdelen.
De activiteiten worden voor een belangrijk deel vergroot doordat deze gematcht zijn
met financiering uit EU kaderprogramma/ Horizon 2020 projecten en KIC
InnoEnergy projecten. Daarnaast vinden activiteiten plaats om technologie te
ontwikkelen die de basis vormt om met bedrijven gezamenlijk door te ontwikkelen,
in een aantal gevallen met ondersteunende financiering uit TKI EnerGO tenders.
5.3
Installaties: compacte energieconversie en thermische opslag
Compacte thermische opslag
Om een energie producerende gebouwde omgeving mogelijk te maken is inzet van
decentrale duurzame energiebronnen noodzakelijk. Voor een zo effectief mogelijke
inzet is optimale integratie een vereiste. Cruciaal is de ontwikkeling van een
compacte technologie waarmee het mogelijk is om de onvermijdelijke
ongelijktijdigheid van vraag en aanbod vrijwel verliesvrij te overbruggen.
Bij de huidige opslagtechnologieën gaat warmte verloren tijdens de opslagperiode,
zijn vaak grote investeringen gemoeid en is veel ruimte noodzakelijk.
Thermochemische opslag is een technologie die in potentie deze nadelen niet
heeft. De technologie is echter nog niet marktrijp. Naast component- en systeemontwikkeling is ook behoefte aan fundamentele materiaalontwikkeling. Door TNO
wordt in consortia binnen diverse Europese en Nederlandse projecten gewerkt aan
(compacte) thermische energieopslag, waarbij de focus van de werkzaamheden ligt
op component- en systeemontwikkeling. Hiervoor worden nieuwe numerieke
modellen ontwikkeld, mock-ups gebouwd en numerieke modellen gevalideerd.
In dit verband wordt gewerkt aan:
 Verhoging van de energie opslag dichtheid op systeemniveau
 Verhoging ratio vermogen/capaciteit
 Vergroten laadsnelheid
 Vergroten systeem-opbrengst door ontwikkelen nieuwe materialen waarmee de
laadtemperatuur verlaagd wordt (dehydratatie temperatuur)
 Verbetering energiemanagement, life-time en state-of-charge, intelligente laaden ontlaadalgoritmen
 Verbetering systeem- en gebouwintegratie door de ontwikkeling van nieuwe
materialen, componenten en systemen.
Compacte energieconversie
De meeste nieuwe HVAC technologieën worden ontwikkeld voor de nieuwbouw. Dit
omdat inpassing dan veel eenvoudiger is. Voor de bestaande bouw is het
noodzakelijk om extra aandacht te besteden aan inpassing van zowel nieuwe als
ook van efficiënte bestaande technologieën.
In dit verband wordt gewerkt aan:
 Inpassing van bestaande technologie in de bestaande bouw in het bijzonder
bouwfysische en systeemintegratie van PV en zon thermische componenten.
 Ontwikkeling van de volgende generatie warmtepompen en airconditioners die
tot een factor 3 beter presteren dan de huidige apparaten. Dit kan mogelijk door
toepassing van het magneto calorische principe gecombineerd met permanente
49 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
magneten. Hierdoor is vrijwel geen primaire energie meer nodig om warmte of
koude te produceren.
5.4
Gebouw en binnenmilieu
In dit deelprogramma zullen beperkte activiteiten ondernomen worden met
betrekking tot energieprestatiebeoordeling en –monitoring, en met betrekking tot
binnenmilieukwaliteit en ventilatie. Deze onderwerpen komen uitgebreider aan de
orde in een vraaggestuurd programma dat aangestuurd wordt door de ministeries
IM en, voor dit onderdeel, BZK. Hier ligt de focus op Instelbare materialen voor
regulering van absorptie/reflectie van zonnestraling.
Instelbare materialen
De toepassing van instelbare coatings op de gebouwschil lijkt potentieel interessant
om de energievraag van nieuwe en bestaande gebouwen te reduceren. De coating
wordt ‘instelbaar’ gemaakt door nieuwe pigmenten toe te voegen. Voorbeelden van
de toegevoegde functionaliteit is extra warmte/infrarood absorptie in de winter en
juist infrarood reflectie gedurende de zomer. Op deze manier wordt zowel de
warmte als de koude vraag positief beïnvloed.
 Ontwikkeling nieuwe pigmenten voor instelbare coatings: infrarood
absorptie bij lage temperaturen, infrarood reflectie bij hoge temperaturen
 Ontwikkeling van nieuwe gebouwschil elementen met een geïntegreerde
onzichtbare thermische zonnecollector, gebaseerd op instelbare coatings.
5.5
Wijk
Om een energie neutrale gebouwde omgeving te realiseren is optimalisatie op
wijkniveau noodzakelijk. Een bijkomende reden voor energie-optimalisatie op
wijkniveau zijn de problemen die ontstaan bij grootschalige inzet van decentrale
duurzame energiebronnen. De eerste problemen bij grootschalige inzet van PV,
warmtepompen of windenergie hebben zich al voor gedaan. Gelijktijdige
inschakeling van de warmtepompen hebben geleid tot een overbelasting van het
elektriciteitsnet, niet alle PV panelen kunnen de volledige capaciteit terug leveren
op piekmomenten en windmolens worden vaak uitgeschakeld om soortgelijke
problemen te voorkomen.
Naast hardware oplossingen zoals compacte manieren van opslag is er ook
dringend behoefte aan intelligente tools waarmee op gebiedsniveau ontworpen,
geplanned, geoptimaliseerd of gestuurd kan worden. Dit zijn meestal meer integrale
tools waar diverse modellen aan elkaar gekoppeld moeten kunnen worden. De
huidige beschikbare tools zijn daar slechts zeer beperkt toe in staat.
In dit verband wordt gewerkt aan gebruiksvriendelijk, GIS-gebaseerde tools om:
 voor bestaande gebieden (herinrichting) het potentieel én de optimale plaats
van verschillende duurzame energieopties te bepalen in combinatie met
verschillende energieopslag mogelijkheden, dynamische vraagprofielen, zonder
de bestaande energie netten aan te passen;
 de planning van energienetten en energiemaatregelen op wijkniveau te
ondersteunen rekening houdend met onderhouds- en investeringskosten.
50 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
5.6
Samenwerking en strategische partnering
Behalve dat TNO actief meewerkt in het ecosysteem van de TKI EnerGO wordt ook
actief deelgenomen aan de volgende belangrijke Europese netwerken/organisaties:
ECTP/E2Ba
Het Europese PPP E2Ba is door bedrijven opgericht om het energiebeleid en
industriebeleid hand in hand met elkaar te laten gaan, zodat terugdringen van het
energiegebruik in de gebouwde omgeving samengaat met versterking van het
bedrijfsleven. Deze aanpak is ondersteunend aan de overheidsambities. Binnen
E2B zit TNO in de steering board, industrial advisory group en het scientific
committee. Op nationaal niveau is TNO het National Liasion Point (NLP) voor E2B.
NLPs vormen een liaison tussen het E2B en lidstaat activiteiten.
KIC InnoEnergy
De Knowledge Innovation Community InnoEnergy richt zich op de doorontwikkeling
van nieuwe technologie tot producten en diensten. De co-locatie Benelux richt zich
op energie in de gebouwde omgeving. In deze KIC werken kennisinstellingen en
industriële partijen samen om de innovatie driehoek (onderwijs, onderzoek,
business) op het gebied van duurzame energie te versterken. TNO is full partner in
de KIC InnoEnergy.
51 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
52 / 53
TNO-rapport | TNO 2014 R11291
6
53 / 53
Ondertekening
Utrecht, 30 september 2014
Dr. M.J. van Bracht
Managing Director thema Energie
Ir. J. de Koning