SCREENING BELEIDSBRIEVEN 2014 DECEMBER 2013 2 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Inhoud Dienst Algemeen Regeringsbeleid (DAR) Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID .............................................................................. 5 Beleidsbrief VLAAMSE RAND................................................................................................................. 32 Beleidsbrief GELIJKE KANSEN ................................................................................................................ 36 Beleidsbrief BRUSSEL............................................................................................................................. 55 Bestuurszaken (BZ) Beleidsbrief BESTUURSZAKEN ............................................................................................................... 56 Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI) Beleidsbrief ECONOMIE ........................................................................................................................ 71 Beleidsbrief INNOVATIE......................................................................................................................... 83 Beleidsbrief ECONOMISCH OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM ............................................................... 86 Internationaal Vlaanderen (iV) Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN ...................................................................................... 92 Beleidsbrief TOERISME .......................................................................................................................... 98 Landbouw, Visserij & Plattelandsbeleid (LV) Beleidsbrief LANDOUW, VISSERIJ & PLATTELANDSBELEID ................................................................. 104 Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (WVG) Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN .......................................................................... 107 Beleidsbrief ARMOEDEBESTRIJDING ................................................................................................... 120 Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed (RWO) Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING ................................................................................................. 132 Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED ................................................................................................... 140 Beleidsbrief WONEN ........................................................................................................................... 149 Mobiliteit & Openbare Werken (MOW) Beleidsbrief MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN................................................................................. 158 Leefmilieu, Natuur & Energie (LNE) Beleidsbrief LEEFMILIEU EN NATUUR ................................................................................................. 166 Beleidsbrief ENERGIE........................................................................................................................... 181 3 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Werk & Sociale Economie (WSE) Beleidsbrief WERK ............................................................................................................................... 187 Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE ........................................................................................................ 194 Financien & Begroting (FB) Beleidsbrief FINANCIEN EN BEGROTING ............................................................................................. 210 Cultuur, Jeugd, Media & Sport (CJSM) Beleidsbrief CULTUUR ......................................................................................................................... 217 Beleidsbrief JEUGD .............................................................................................................................. 224 Beleidsbrief SPORT .............................................................................................................................. 238 Beleidsbrief MEDIA.............................................................................................................................. 257 Onderwijs & Vorming (OV) Beleidsbrief ONDERWIJS EN VORMING .............................................................................................. 259 4 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID (DAR) Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting 1 Vlaanderen in Actie pagina 5 Het ViA-toekomstforum van april 2013 bewees in ieder geval dat een groot aantal partners (o.a. het Vlaams Parlement, de sociale partners, het middenveld, de academische wereld, de Vlaamse administratie en lokale overheden) het engagement van deze Vlaamse regering voor Vlaanderen in Actie, delen. Dit engagement wordt ook volop vertaald worden in de concrete acties binnen de doorbraken en de transities. Managementsamenvatting 2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening Pagina 5-6 Het College van Ambtenaren Generaal (CAG) rapporteerde in maart voor de vierde keer aan de Vlaamse regering over de voortgang in het meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid. De doelstellingen van het sleutelproject ‘Planlasten voor lokale besturen vervangen door één lokale meerjarenplanning’ zijn gerealiseerd en de implementatie is afgerond. Bij acht sleutelprojecten neemt de bevoegde minister(s) de implementatie verder op. Drie projecten worden nog organisatie breed aangestuurd door het CAG. Op strategisch niveau wordt de vooruitgang permanent gemeten aan de hand van de barometer slagkrachtige overheid. De eerste meting van de ontwikkelde tevredenheidsbarometer bij burgers, lokale besturen en bedrijven/organisaties t.a.v. de dienstverlening van de Vlaamse administratie geeft aan dat de huidige set van sleutelprojecten inspeelt op de pijnpunten die uit de meting naar voor komen. De volgende jaren zal een tweede meting van de tevredenheidsbarometer worden uitgevoerd. De strategische beslissingen van alle projecten uit het meerjarenprogramma zullen nog binnen deze legislatuur genomen worden. In 2014 zal het stappenplan van het project risicomanagement verder geconcretiseerd worden en zullen bij een geselecteerd aantal entiteiten steekproefsgewijze controles van de maturiteitsinschatting plaatsvinden. IAVA zal het thema-audit informatieveiligheid opstarten en uitrollen en zal op basis van besprekingen in het Auditcomité van de Vlaamse Administratie desgevallend ook nieuwe detectie-audits en procesaudits uitvoeren. De uitvoering van dit auditdecreet van 5 juli 2013, waar het project „Audit Vlaanderen‟ deel van uitmaakt, is gepland voor 2014. Het groenboek ‘implementatie zesde staatshervorming’ werd midden september 2013 gefinaliseerd. In het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde staatshervorming worden de nieuwe bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten overgedragen met ingang van 1 juli 2014. Binnen de interfederale 5 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 taskforce staatshervorming werden voor de verschillende bevoegdheidsoverdrachten deelwerkgroepen opgericht die de overname van bevoegdheden, middelen en personeel in de praktijk zullen organiseren. De werkzaamheden van deze werkgroepen worden in 2014 verder gezet. Managementsamenvatting 3 Duurzame ontwikkeling Pagina 6 Volledig conform de in 2011 goedgekeurd Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling, zal ik in 2014 de nadruk vooral leggen op het verder ondersteunen en stimuleren van de transitieaanpak binnen de 13 transversale projecten van ViA. Het leernetwerk met de transitiemanagers zal verder uitgebouwd worden. (…)Op het vlak van duurzaam wonen en bouwen zullen de uitkomsten van de interne reflectie over het proces, die samen met een aantal pioniers en voortrekkers heeft plaatsgevonden, worden geïmplementeerd onder de vorm van transitieaanpak 2.0. De Vlaamse overheid ondersteunt de ontwikkeling van een objectief meetinstrument/maatstaf om de duurzaamheid van bouwprojecten te vergelijken en werkt actief mee om deze materie op Belgisch niveau eenduidig te behandelen. Ook aan het faciliteren van en kennisdeling rond duurzaamheid op wijkniveau wordt gewerkt. De Vlaamse overheid zoekt actief naar opportuniteiten om het Vlaams beleid inzake duurzame ontwikkeling af te stemmen op het inter-Belgisch, Europees en internationaal beleid. De Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling (Rio+20). De Vlaamse overheid zal ook verder werk maken van de implementatie en opvolging van de Rio +20 resultaten. Managementsamenvatting 6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 7 De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de gevolgen van externe ontwikkelingen op langere en kortere termijn in samenhang in te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd onderzoek over migratiestromen en combinatie gezin en arbeid, de macro-economische vooruitzichten alsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via VRIND, de Pact 2020-indicatoren. De jaarlijkse SCV-survey, de driejaarlijkse enquête van de Stadsmonitor en de tweede meting over de tevredenheid van lokale besturen over de Vlaamse administratie bieden primaire basisgegevens. De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek maximaal benutten. In 2014 zal in samenwerking met de andere gewesten en de federale overheid een eerste statistisch meerjarenprogramma worden opgesteld. 1.Vlaanderen in Actie 1.1. Vlaanderen in Actie in uitvoering 1.1.1. Realisaties 2013 De ViA-transities Pagina 9 2013 was het jaar waarin we met de 13 transitietrajecten(1) van Vlaanderen in Actie uit de schaduw traden. (…) (1: Nieuw industrieel beleid, Internationaal ondernemen: de gazellesprong, Stroomlijning gericht innovatiebeleid, “Iedereen mee, iedereen actief”, Kinderarmoedebestrijding, Flanders‟ Care, Hernieuwbare energie en smart 6 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 grid, Duurzaam bouwen en wonen, Duurzaam materialenbeheer, Ruimte voor morgen, Slimme mobiliteit, Versnelling investeringsprojecten, Naar een duurzame en creatieve stad - www.vlaandereninactie.be) (…) Tijdens het ViA-Toekomstforum werden de 13 ViA-transities en de partners die samen aan de transities werken, voorgesteld aan het ruimere publiek van ViAstakeholders en ondertekenaars van het Pact 2020 (zie ook verder). De meer dan 500 aanwezigen kregen een overzicht van de stand van zaken van ViA en de transities, waarbij ook enkele duurzame en innovatieve praktijkvoorbeelden in beeld werden gebracht. De aanwezigen werden opgeroepen om zich blijvend te engageren voor Vlaanderen in Actie (ook na de huidige legislatuur) en zich - waar mogelijk - ook concreet te zetten voor één of meerdere transities. Er bestond hierover veel enthousiasme: een groot aantal deelnemers waaronder alle belangrijke partners (de Vlaamse Regering, het Vlaams Parlement, de sociale partners, het middenveld, de academische wereld, de Vlaamse administratie en lokale overheden) bevestigden formeel hun engagement voor Vlaanderen in Actie. 1.Vlaanderen in Actie 1.2 ViA en de Europese dimensie: de Europa 2020-strategie 1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 14-15 In 2010 werd de Europa 2020-strategie voor een slimme, inclusieve en duurzame groei gelanceerd. Het „Europees Semester‟ is een jaarlijks terugkerende beleidscyclus (januari –juli) van intensieve beleidscoördinatie tussen de Europese Unie en de lidstaten. Jaarlijks in april moeten de lidstaten hun Nationale Hervormingsprogramma‟s, samen met de stabiliteits- en convergentieprogramma‟s, bij de Europese Commissie indienen. Daarna keurt de Raad in juli op voorstel van de Europese Commissie landenspecifieke aanbevelingen goed, waarmee de lidstaten rekening moeten houden. Vlaanderen heeft in 2011 haar engagement ten aanzien van de Europa 2020 strategie ten volle opgenomen en een eerste Vlaams Hervormingsprogramma (VHP) binnen deze Europese strategie opgesteld. In het VHP 2011 werden Vlaamse targets vastgesteld en werden de maatregelen opgenomen die ertoe moeten bijdragen deze doelstellingen te realiseren. In het kader van het derde Europees Semester (januari – juli 2013), nam de Vlaamse Regering op 29 maart 2013 akte van een geactualiseerd VHP. In dit hervormingsprogramma werd sterk gefocust op de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen van 2012 en werd ook de vooruitgang inzake de verwezenlijking van de Vlaamse Europa 2020-doelstellingen in beeld gebracht. Om het draagvlak voor de Europa 2020-strategie in Vlaanderen te vergroten, werden naast de traditionele betrokkenheid van de sociale partners (in het kader van VESOC) voor de eerste keer ook de bijdragen van de VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) en de Vereniging Vlaamse Provincies (VVP) in een apart hoofdstuk (betrokkenheid van lokale en bovenlokale overheden bij de realisatie van de Europa 2020 doelstellingen) van het VHP opgenomen. Op deze manier geeft de Vlaamse Regering verder invulling en uitvoering aan de oproep van de Europese Raad en de Europese Commissie om belanghebbenden bij de Europa 2020-strategie 7 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 te betrekken. Net zoals dit in 2011 en 2012 het geval was, had ik ook in 2013 (27 juni) een gedachtewisseling over het VHP met de bevoegde Commissie van het Vlaamse Parlement2. Het VHP is voor het brede publiek raadpleegbaar op de Europa 2020-webpagina3 van de ViA-website. 1.Vlaanderen in Actie 1.2 ViA en de Europese dimensie: de 1.2.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 15 Europa 2020-strategie In 2014 zal de Vlaamse Regering verder vorm geven aan haar engagement om de sociaaleconomische hervormingen in het kader van de Europa 2020-strategie door te voeren. In het kader van het Europees Semester 2014 zal de Vlaamse Regering in april 2014 een geactualiseerd Vlaams Hervormingsprogramma voorleggen, dat eveneens als basis zal gebruikt worden voor de Vlaamse input van het nationaal hervormingsprogramma 2014. Vlaanderen zal op een actieve wijze deelnemen aan de ontmoetingen met de Europese Commissie in het kader van de Europa 2020strategie. Ook in 2014 zal er aandacht besteed worden aan het draagvlak voor de Europa 2020-strategie in Vlaanderen en hieromtrent zal met de (boven)lokale besturen en de sociale partners worden samengewerkt. Het Vlaams Hervormingsprogramma 2014 zal opnieuw via de Europa 2020-webpagina5 worden gepubliceerd. Vlaanderen zal uiteraard ook structureel blijven deelnemen aan de (netwerk)activiteiten van het Europa 2020-platform van het Comité van de Regio’s. 2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening 2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid 2.1.1 Realisaties 2013 Pagina 16-17 Het afgelopen jaar rapporteerde het College van Ambtenaren Generaal (CAG) voor de vierde keer over de uitvoering van het meerjarenprogramma slagkrachtige overheid sinds de goedkeuring van dit programma in februari 2011. De vooruitgang in de 13 organisatiebrede sleutelprojecten is beschreven in individuele voortgangsfiches. Telkens bespreekt het CAG de voortgangsrapportering met de kernministers. Een overkoepelde voorgangscontrole en rapportering van het efficiëntie- en effectiviteitstraject in de dienstverlening, was voor mij van begin af aan een vereiste. De laatste voortgangsrapportering van maart 2013 geeft inzicht in de status van afwerking van de projecten een jaar voor de beëindiging van de huidige legislatuur. De doelstellingen van het project ‘Planlasten voor lokale besturen vervangen door één lokale meerjarenplanning’ zijn gerealiseerd en de implementatie is afgerond. Bij acht projecten neemt de bevoegde minister(s) de implementatie verder op. Het betreft de volgende projecten: - Naar een geïntegreerde benadering van ondernemers - Rationalisering ICT - Modern HR Beleid - Betere dienstverlening door koppeling databanken, integratie gegevensverkeer en back-office activiteiten, en ontwikkeling van een geïntegreerde Vlaamse publieksbalie 8 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 - Automatische toekenning van sociale rechten - Versnelling procedures investeringsdossiers - Duurzaam optreden van de Vlaamse overheid - Administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving Drie projecten zitten in de fase dat de strategische beslissingen verankerd zijn, maar de implementatie nog operationele keuzes en opvolging vraagt op het niveau van het CAG. Het betreft de werkzaamheden voor de rationalisatie van managementondersteunende functies (MOF), de optimalisering en vernieuwing van het financieel instrumentarium en de Interne Staatshervorming. De opvolging van de indicatoren opgenomen in de Barometer Slagkrachtige Overheid blijft een permanent gegeven. (…) Op 19 juli 2013 keurde de Vlaamse Regering een conceptnota goed met een aantal maatregelen om schaalvoordelen te realiseren in het kader van de rationalisatie van de managementondersteunende functies om nog deze regeerperiode de overheadkost bij de Vlaamse overheid terug te kunnen dringen en om versneld te komen tot kwalitatief hoogstaande, optimaal georganiseerde en efficiënte, goed samenwerkende management ondersteunende diensten en functies. Vorig jaar werd de Vlaamse Dienstenintegrator (VDI) decretaal verankerd. De VDI zal functioneren als DAB Informatie Vlaanderen. Ze staat in voor de ontsluiting van authentieke gegevensbronnen naar de Vlaamse overheid en naar lokale overheden en zorgt ook voor het elektronische gebruikers- en toegangsbeheer voor de toegang tot deze informatie. Op 21 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over de DAB Informatie Vlaanderen goed, waarmee nu ook de visie over het organisatorische karakter ICT en rond innovatie in het inter- en intrabestuurlijk gegevensverkeer is uitgeschreven. (…) De vooruitgang in het efficiëntie- en effectiviteitstraject wordt ook op strategisch niveau gemeten aan de hand van de barometer slagkrachtige overheid. De barometer bevat een set van kernindicatoren, m.n. de relevante indicatoren die ook in het kader van het Pact 2020 gevalideerd werden en een aantal internationaal vergelijkbare indicatoren om een benchmark met vergelijkbare regio‟s mogelijk te maken. Deze indicatoren worden halfjaarlijks gemeten en worden ook halfjaarlijks gerapporteerd aan de kern van de regering. De indicatoren geven per strategische doelstelling een beeld van de resultaten die geboekt werden sinds de start van het meerjarenprogramma. In overleg met de verschillende beleidsdomeinen werkte de Studiedienst van de Vlaamse Regering de tevredenheidsbarometer uit. Op grond van dit monitoringsinstrument krijgen we een beeld van hoe burgers, lokale besturen en bedrijven/organisaties als belangrijke doelgroepen staan tegenover de dienstverlening van de Vlaamse administratie. Hierbij peilen we expliciet naar de perceptie van de werking van de Vlaamse administratie. Het is geen evaluatie van het politieke beleid. Er werd ook een vergelijkende analyse uitgevoerd tussen de drie doelgroepen. De resultaten van de tevredenheidsbarometer zijn een belangrijke insteek voor de barometer slagkrachtige overheid en de overige sleutelprojecten in het Meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid. Uit de tevredenheidsbarometer 9 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 leren we alvast dat de huidige set van sleutelprojecten inspeelt op de pijnpunten die uit de meting naar voor komen. De resultaten van deze projecten zullen dan ook een impact moeten hebben op de volgende meting in de periode 2013-2015. In het najaar 2013 (medio september) start de tweede meting bij de burgers, in het najaar 2014 is een tweede meting voorzien bij de lokale besturen. In 2015 komen de ondernemingen aan bod. De opgestarte dialoog met de relevante maatschappelijke actoren werd onderhouden. De Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid (CEEO) bereidt in 2013, op basis van hoorzittingen met topambtenaren, vertegenwoordigers van werknemersorganisaties en lokale besturen, een advies en vooruitblik voor met betrekking tot gedetecteerde pijnpunten en mogelijke toekomsttrajecten. Eind februari 2013 werd aan de SERV gevraagd om haar feedback te formuleren over de voortgang van de uitvoering van het meerjarenprogramma. 2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de 2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige 2.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 18 dienstverlening overheid Het verankeren van de strategische beslissingen van alle projecten uit het meerjarenprogramma in deze legislatuur is het beleidsvoornemen. Samen met minister Bourgeois wil ik dieper ingaan op de resultaten van de barometer slagkrachtige overheid. Er is een vervolgmeting van de tevredenheidsbarometer bij de burgers voorzien in het najaar 2013. Een tweede meting bij de lokale besturen en de bedrijven volgen in 2014 en 2015.v Ook het advies van de CEEO en de dialoog met de SERV wil ik meenemen in een evaluatie van het efficiëntie- en effectiviteitstraject dat is ingezet in de dienstverlening van de Vlaamse overheid. 2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening 2.3 Audit, interne controle en organisatiebeheersing 2.3.1 Realisaties 2013 Pagina 19 IAVA werkte in 2013 mee aan de verdere invulling van het project ‘Audit Vlaanderen’ o.m. door de ondersteuning bij de ontwikkeling van een leidraad organisatiebeheersing, afgestemd op de lokale besturen en door de aanwerving van een aantal auditoren m.h.o.o. de uitvoering van een aantal auditopdrachten eind 2013. 2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening 2.4. De zesde staatshervorming 2.4.1. Realisaties 2013 Pagina 20 De Vlaamse Regering heeft de Vlaamse administratie opdracht gegeven een groenboek ‘implementatie zesde staatshervorming’ op te maken. Dit groenboek wil gegroepeerd per beleidscluster nagaan hoe een geïntegreerd beleid kan worden bereikt, en de impact nagaan voor de strategische beleidskeuzes, de beleidsinstrumenten, en de werking en organisatie van de Vlaamse overheidsdiensten. Dit groenboek werd midden september 2013 gefinaliseerd. 2.4.2. Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 20 10 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde staatshervorming worden de nieuwe bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten overgedragen met ingang van 1 juli 2014. Vanaf die datum zal Vlaanderen nieuw beleid kunnen uittekenen in verschillende belangrijke beleidsdomeinen. Binnen de interfederale taskforce staatshervorming die fungeert als overlegplatform op het hoogste ambtelijke niveau tussen de federale staat en de deelentiteiten, werden voor de verschillende bevoegdheidsoverdrachten deelwerkgroepen opgericht die de overname van bevoegdheden, middelen en personeel in de praktijk zullen organiseren. De werkzaamheden van deze werkgroepen worden in 2014 verder gezet. 3. Duurzame ontwikkeling 3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven 3.3.1 Realisaties 2013 Structurele ondersteuning van de transitienetwerken DuWoBo Pagina 24 Het transitieproces DuWoBo bleef ook in 2013 vooruitgang boeken, met interesse en medewerking van een breed maatschappelijk netwerk van kenniscentra, federaties, ngo’s, bedrijven, provincies, steden en gemeenten. De herijking van het netwerk in het veranderende landschap van duurzaam wonen en bouwen werd voortgezet. Het ritme van twee netwerkdagen (Transitiearena‟s) per jaar werd aangehouden, met een opnieuw erg succesvolle netwerkdag op 5 juni 2013 met ruim 100 deelnemers, waarop een waaier aan onderwerpen aan bod kwam, gebaseerd op de herijkte klemtonen die het netwerk wil leggen. In het najaar van 2013 is een tweede transitiearena gepland, waarvoor DuWoBo de krachten bundelt met de Stad Antwerpen, en ook aansluiting zoekt bij de transitie Duurzame en Creatieve Stad. Op die manier wil het proces actief bijdragen aan een coherenter en wederzijds versterkend beleid binnen de Vlaamse overheid. Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 24-25 De ondersteuning van de vijf provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen werd in 2013 voortgezet conform de samenwerkingsovereenkomst die ik in maart 2011 ondertekende namens de Vlaamse Regering. De steunpunten spelen een cruciale rol bij het in praktijk brengen van het beleid en het sensibiliseren voor duurzaam wonen en bouwen door onder meer het adviseren en informeren van particulieren en het ondersteunen van gemeenten bij complexe projecten. Onder het voorzitterschap van het Team DO kwamen de steunpunten tweemaandelijks samen om kennis te delen, hun werking zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en gemeenschappelijke instrumenten te ontwikkelen. Via het Team DO wordt de werking van de steunpunten ook maximaal afgestemd met andere duwobo-processen, zoals de transitiearena en de Vlaamse maatstaf, en worden de voornaamste stakeholders op Vlaams niveau betrokken. De Provinciale Steunpunten werden in 2013 actief betrokken bij het Lerend Netwerk Duurzame Wijken, en in het bijzonder bij de begeleiding door dit Netwerk van wijkontwikkelingsprojecten verspreid over de provincies. Ontwikkeling van een Vlaamse maatstaf voor duurzaam bouwen en wonen en het opzetten van een Local Sustainable Building Council Pagina 24 11 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De Vlaamse overheid komt tegemoet aan de vraag vanuit de sector naar een objectief evaluatie-instrument voor duurzaamheid op gebouwenniveau. Voortbouwend op de Vlaamse maatstaf voor duurzaam wonen en bouwen: duurzame woningbouw, werd in het voorjaar van 2013 het vooronderzoek afgerond voor de modaliteiten van een soortgelijk meetinstrument voor toepassing in de zorgsector. In september 2013 wordt in een tweede fase de eigenlijke opmaak van het instrument uitbesteed door departement WVG. Ook een instrument voor de beoordeling van duurzaamheid op wijkniveau wordt nog in 2013 in eerste versie afgerond. Rond deze instrumenten is er nauwe, actieve samenwerking tussen het Team Duurzame Ontwikkeling en de trekkende beleidsdomeinen. Stimuleren van proefprojecten op het vlak van duurzame wijken Pagina 25 De laatste jaren hebben verschillende steden projecten opgestart om duurzame wijken en districten uit te bouwen. De Vlaamse overheid heeft in samenwerking met de transitiearena dat proces verder gestimuleerd door o.a. informatieverspreiding, kennisuitwisseling, facilitering en door mogelijke partners en financieringsbronnen (vooral Europese) samen te brengen en een netwerk op te richten. In 2013 kreeg de werking rond duurzame wijken een nieuwe impuls met de uitbesteding van een opdracht om het Lerend Netwerk te coördineren, voorbeeldprojecten te bundelen en online beschikbaar te stellen en wijkontwikkelingsprojecten in alle provincies te laten begeleiden door een pool van experts. Het netwerk kwam met een driemaandelijks ritme samen voor kennis- en ervaringsuitwisseling en geïntegreerde werksessies rond de begeleide projecten (op 21 februari en 21 juni, met volgende bijeenkomsten gepland op 1 oktober 2013 en 21 januari 2014). De knelpuntennota wordt tegen juni 2014 geactualiseerd. Brochure duurzaam wonen en bouwen Pagina 26 Om de communicatie over duurzaam wonen en bouwen verder te versterken, is op mijn vraag een nieuwe brochure ontwikkeld waarin de principes van duurzaam wonen en bouwen worden uitgelegd voor een breed publiek. Deze brochure werd in 2013 breed verspreid, onder meer via bouwbeurzen, de provinciale steunpunten en het publicatieloket van de Vlaamse overheid. Inhoudelijk is deze brochure gebaseerd op de maatstaf duurzaam wonen en bouwen, die voor de Vlaamse Regering het inhoudelijke referentiekader vormt voor wat duurzaam wonen en bouwen inhoudt. De brochure wordt verspreid via de provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen, en op evenementen, en is beschikbaar online en voor bestelling bij de Vlaamse overheid. De brochure is bijzonder succesvol, met talloze bestellingen tot nog toe. 3. Duurzame ontwikkeling 3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven 3.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Structurele ondersteuning van de transitienetwerken DuWoBo Pagina 26 Het transitieproces DuWoBo wordt verder ondersteund. Het is een van de dertien transitieprocessen binnen Vlaanderen in Actie en stimuleert het noodzakelijke innovatieproces in de bouwsector in de richting van een duurzaam bewoond en 12 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 bebouwd Vlaanderen. In het najaar van 2013 wordt opnieuw een netwerkdag georganiseerd rond de stedelijke context in nauwe samenwerking met de ViAtransitie Duurzame en Creatieve Stad. In het voorjaar van 2014 volgt een netwerkdag rond het thema duurzame wijken. De komende maanden worden ook nieuwe thematische leergemeenschappen opgezet op basis van de nieuwe inhoudelijke krijtlijnen die zijn uitgezet in 2013. Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 26 De provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen zullen hun opdracht conform de overeenkomst verder uitvoeren. De opstartperiode is achter de rug en de lokale netwerken krijgen definitief vorm. De komende maanden zal specifiek gefocust worden op het aanbod naar lokale besturen. De coördinatie van de steunpunten wordt verder verzorgd door het Team DO, dat ook op Vlaams niveau afstemt met andere processen rond duurzaam wonen en bouwen en een aantal relevante stakeholders betrekt bij de werking van de steunpunten. De verbreding van de kennis bij de steunpunten van gebouwniveau naar wijkniveau wordt verder gefaciliteerd door hun betrokkenheid bij het Lerend Netwerk Duurzame Wijken en de in dit kader begeleide wijkontwikkelingsprojecten in hun respectievelijke provincie. Ontwikkeling van een Vlaamse maatstaf voor duurzaam bouwen en wonen en het opzetten van een Local Sustainable Building Council Pagina 26-27 We zetten in samenwerking met de andere gewesten in op de opstart van een Belgian Sustainable building Council en het gebruik, door deze organisatie, van het duurzaamheidsreferentiekader voor woningen en kantoren. We zullen in deze organisatie de verdere ontwikkelingen blijven opvolgen. De komende jaren zal, indien mogelijk in samenwerking met de andere gewesten en in het kader van een Sustainable Building Council, verder gewerkt worden aan evaluatie-instrumenten voor andere types gebouwen en projecten. In 2014 blijven we vanuit Vlaanderen onze voortrekkersrol opnemen rond deze instrumenten, met het testen en de afwerking van meetinstrumenten voor de zorgsector en het wijkniveau. Stimuleren van proefprojecten op het vlak van duurzame wijken Pagina 27 De werking rond duurzame wijken wordt voortgezet, met netwerkmomenten en ervaringsuitwisseling, en met het stimuleren van en leren uit proefprojecten. De knelpuntennota wordt tegen juni 2014 verfijnd en geactualiseerd, en er wordt op een gecoördineerde manier en in overleg met beleidsdomeinen en de sector gewerkt aan het wegwerken van knelpunten. Het begeleiden van gemeenten bij projecten op wijkniveau behoort ook tot het takenpakket van de provinciale steunpunten. 3. Duurzame ontwikkeling 3.4 Naar 100% duurzame overheidsopdrachten tegen 2020 3.4.1 Realisaties 2013 Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2012-2014 Pagina28 Via de werkgroep duurzame overheidsopdrachten van de Interdepartementale 13 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (ICDO) werden concrete elementen m.b.t. het verduurzamen van overheidsopdrachten onderzocht met het oog op afspraken voor een permanente en structurele samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus. Om lokale overheden te helpen bij het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten werd het steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten, ingebed binnen de VVSG verder ondersteund. Dit steunpunt staat in voor individuele dienstverlening en begeleiding op maat via een eerstelijns-helpdesk en het aanzetten van lokale besturen tot het opstarten of verder uitbouwen van een beleid inzake duurzame overheidsopdrachten. 3. Duurzame ontwikkeling 3.4 Naar 100% duurzame overheidsopdrachten tegen 2020 3.4.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2012-2014 Pagina 29 Mijn administratie zal het operationaliseren van de leidraad sociale criteria in de praktijk verder coördineren. Samen met mijn collega bevoegd voor Werk wil ik inzetten op goede praktijken, pilootprojecten en voorbeeldbestekken voor de creatie van een duurzame werkgelegenheid bij overheidsopdrachten van de Vlaamse overheid. Mijn administratie zal de Europese, federale en lokale ontwikkelingen op het vlak van duurzame overheidsopdrachten verder monitoren en actief beïnvloeden. Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik in 2014 verder ondersteunen en laten uitbouwen. 4. Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale dienstverlening van de Vlaamse overheid 4.1.De toegankelijkheid van geografische informatie neemt sterk toe in 2013 4.1.1 Realisaties 2013 Pagina 32 De realisatie van het GDI-Vlaanderenplan 2011-2015 wordt verder verfijnd in het GDI-uitvoeringsplan en opgevolgd door middel van het GDI-jaarverslag. Het GDIjaarverslag geeft een stand van zaken met betrekking tot de uitbouw en het gebruik van een infrastructuur voor Geografische Informatie in Vlaanderen. Alle productdata van het AGIV (inclusief het GRB) zijn in 2013 op een efficiënte manier online beschikbaar gekomen voor de deelnemers aan GDI-Vlaanderen en in het bijzonder voor de Vlaamse overheidsinstanties die gebruik maken van het netwerk van de Vlaamse overheid. (…) De lokale besturen vormen een belangrijke doelgroep. Zij nemen immers een sleutelpositie in bij tal van strategische projecten zoals het GRB, CRAB, KLIP, GIPOD en MRB-wegen. In het GDI-uitvoeringsplan 2013-2014 wordt dan ook de nadruk gelegd op het aanmoedigen van het GIS-gebruik bij de gemeenten. De opvolging en uitvoering hiervan gebeurt door de projectgroep Geolokaal. Deze is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lokale besturen, de provincies en de Vlaamse Overheid. Als basis hiervoor heb ik een rapport laten opmaken met een GIS-typologie van de Vlaamse gemeenten. Dit rapport kwam tot stand op basis van 14 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 een bevraging van de Stafdienst van de Vlaamse Regering in samenwerking met de VVSG bij de 308 Vlaamse steden en gemeenten. De belangrijkste conclusies zijn dat bij 75% van de lokale besturen er GIScoördinatie is. Het gaat in totaal over 162,6 VTE. GIS wordt voornamelijk ingezet in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening maar kent ingang in meer en meer beleidsthema’s binnen de gemeente. 50% van de lokale besturen beschikt over een infrastructuur om intern geodata uit te wisselen. Daartegenover staat dat slechts 14% van de lokale besturen deze GIS-bestanden op een geautomatiseerde wijze kan leveren aan andere overheden of nutsmaatschappijen. Algemeen kan er gesteld worden dat er een verhoogd GIS-gebruik is ten opzichte van 2011. Deze verhoging is mede te danken aan de partners binnen de projectgroep Geolokaal die ondersteuning hebben geboden aan de lokale besturen om GIS om een succesvolle manier te implementeren. We blijven de komende jaren volop inzetten op het gebruik van GIS bij de lokale besturen. Bij het AGIV staat een team van 5 GIS-begeleiders permanent ter beschikking om hen daarin bij te staan. In 2013 heb ik de nodige initiatieven genomen voor de verdere ontwikkeling van het regelgevende kader binnen GDI-Vlaanderen met het oog op de uitbouw van de Geografische Data-Infrastructuur (GDI) Vlaanderen tot een geografische kruispuntbank. Zo kan ik meedelen dat het GDI-decreet volledig van kracht is. 4. Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale dienstverlening van de Vlaamse overheid 4.3 Vastgoed en Perceel 4.3.1 Realisaties 2013 Pagina 34 Eind 2013 zullen alle gegevens van het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) opgeleverd zijn en verwerkt in de GRB-databank. Ik ben dan ook trots om te melden dat met deze gebiedsdekkende realisatie van Vlaanderen een belangrijke mijlpaal is gezet voor zowel GDI-Vlaanderen als de netbeheerders. Het GRB zal immers de basis vormen van heel wat registraties (zie oa. punt KLIP digitale fase). Zo zijn nu voor iedere gemeente de wegen, gebouwen, waterlopen en percelen in Vlaanderen in een multifunctionele databank met hoge nauwkeurigheid gekarteerd en beschikbaar. Nu het GRB afgewerkt zal zijn in 2013 kan bijkomend ingezet worden op de actualisering van het GRB. We doen dat binnen een voortdurende procesoptimalisatie. Bij de actualisering en het gebruik van het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) zal ik de GRB-raad actief betrekken. (…) Een gebouwenregister, de digitale stedenbouwkundige vergunning, het loket voor de watertoets en het e-voorkooploket zijn belangrijke bouwstenen voor het automatiseren van het inlichtingenformulier vastgoed. Een eerste verkenning van de problematiek van het inlichtingenformulier leerde evenwel dat er heel wat door de in de steiger staande omgevingsvergunning zal opgevangen worden. Daarnaast is het DSI-platform (digitale stedenbouwkundige informatie) belangrijk dat ontwikkeld wordt door het Departement RWO, de Vlaamse gemeenten en provincies. Het zal alle beschikbare informatie over verordenende ruimtelijke plannen (en afgeleiden) ontsluiten. Begin 2013 startte het AGIV in eigen beheer met de inwinning van hoogtegegevens via lasertechnologie (LiDAR) in het kader van Vlaanderen in 3D. Over een periode van 3 jaar (2013-2015) zullen gegevens voor het volledige Vlaamse grondgebied worden ingewonnen. 15 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Middenschalige luchtfoto’s worden al enkele jaren geproduceerd in samenwerking met de Vlaamse provincies en het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Vanaf juni 2013 worden alle middenschalige orthofotomozaïeken waarvan het AGIV (mede)eigenaar is kosteloos aangeboden voor alle gebruikers. Eind 2012 – begin 2013 werden de producten van de middenschalige luchtfoto‟s (opname 2012) van alle Vlaamse provincies uitgebracht. De opnames 2013 werden voor heel Vlaanderen afgerond in juli 2013. Vanaf het najaar 2013 komen de nieuwe producten ter beschikking. 4. Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale dienstverlening van de Vlaamse overheid 4.5 Levenskwaliteit 4.3.1 Realisaties 2013 Pagina 37 Eind 2013 zal de dienstverlening van GDI-Vlaanderen worden aangeboden via één geoportaal: Geopunt. Via ‘geopunt.be’ Een pakket van webtoepassingen staat ter beschikking van burgers, beleidsmakers en economische actoren Centraal staat de GDI-catalogus, die de portaalbezoeker toelaat snel de nodige informatie te vinden. Eind 2013 zullen verschillende Points Of Interest (POI) van deelnemers aan GDIVlaanderen ontsloten zijn via het geoportaal. De meeste overheidsdata rond thema zorg en gezondheid, het thema onderwijs en een beperkt aantal POI‟s van een commerciële dataset zullen gevisualiseerd worden op kaart, zoals erkende kinderdagverblijven, locaties van rusthuizen, serviceflats, ziekenhuizen, sociale woningen en scholen. In het geoportaal zullen ook een aantal historische datasetreeksen (oa. orthofoto‟s) en een aantal historische kaarten (Ferraris, Popp, Vandermaelen) te raadplegen zijn. Een multi-modale routeplanner is in de viewer opgenomen. Samen met Geopunt.be zal ook de nieuwe website van het AGIV gerealiseerd zijn. Het snel inzetten van nauwkeurige geografische informatie is cruciaal. Bij de treinramp in Wetteren in het voorjaar van 2013 werd geodata gebruikt voor de bestrijding van de ramp. Zo gebruikte het coördinatiecomité onder meer het CRAB om adres- en bevolkingslijsten aan te maken. De rol van de gemeentelijke GIS-cel was hierbij van levensbelang. 5.Publiek-private samenwerking 5.1 Naar meerwaarde bij en uit PPS 5.1.1 Realisaties 2013 Pagina 39 In 2012 – 2013 zette ik de uitvoering van de vooropgestelde doelstellingen verder. In eerste instantie investeerde ik o.a. in het opstellen van een template voor ex-post evaluaties. Nu er steeds meer projecten in operationele fase komen, is het opportuun dat ik deze projecten doorlicht met het oog op verbeteringen van o.a. het project- en contractmanagement en het gehanteerde instrumentarium. De eerste ex-post evaluatie gebeurde intussen voor een project van de Lijn, namelijk de stelplaatsen van Brugge - Zomergem - Overijse. Voorts werden het afgelopen jaar verschillende instrumenten van het Kenniscentrum PPS toegepast op concrete (al dan niet toekomstige) (PPS-)projecten. Een nieuwe reeks van potentiële Via-Investprojecten werd onderworpen aan een prémeerwaardescan en/of een eigenlijke meerwaardescan in het kader van formele 16 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 adviesaanvragen ter zake. Om het gebruik en de inburgering van het bestaande instrumentarium te bevorderen, heb ik in het begin van 2013 ook fiches uitgebracht die een groot deel van het PPS-instrumentarium kort toelichten. Alle Vlaamse steden en gemeenten, alsook intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben deze fiches ontvangen omdat ook voor hen het gebruik van de instrumenten een meerwaarde kan betekenen. De instrumenten werden op hun beurt dan weer in belangrijke mate rechtstreeks ontsloten via de website. Met het caseboek „Samen publiek privaat‟ heb ik aangetoond dat PPS, naast een mooie filosofische gedachte, ook sterke resultaten kan geven. Het bevat het relaas van 10 Vlaamse, lokale en internationale PPS-projecten die er in slagen om meerwaarde te creëren door krachten te bundelen. In het boek komt onder meer het pilootproject van de busstelplaatsen Brugge - Overijse - Zomergem van de Lijn aan bod. In dit project aligneren de publieke en de private partner zich op eenzelfde einddoel nl. de bouw en exploitatie van hedendaagse stelplaatsen en dit in een context van een doorgedreven, open communicatie. Het caseboek toont ook aan dat ook kleine lokale PPS-projecten hun doelstellingen kunnen verwezenlijken. Als voorbeeld werd gewezen op Kleuterschool de Schakel te Brecht, waarbij de goede samenwerking en verstandhouding van alle partijen tot het succes hebben bijgedragen. 5.1.1Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 39 In deze paragraaf blik ik vooruit op de activiteiten van het Kenniscentrum PPS in het volgend werkingsjaar 2014. De uitvoering van de beleidsintenties inzake meerwaarde zoals geformuleerd in de beleidsnota Algemeen Regeringsbeleid is vergevorderd. In de loop van 2013 werd zoals aangegeven de template voor ex-post evaluaties opgemaakt en een eerste maal toegepast. Aangezien diverse andere projecten intussen ook in de operationele fase zitten, zullen er in 2014 in de lijn van het PPSdecreet nieuwe ex-post evaluaties gebeuren. Uiteraard is het even belangrijk als vorige jaren om het uitgebreid instrumentarium dat ontwikkeld werd up-to-date te houden en om het regelmatig bij te stellen indien belangrijke lessen zijn getrokken uit de lopende Vlaamse en lokale projecten. De input van de ex-post analyses zal hierbij van bijzondere waarde zijn. 5.Publiek-private samenwerking 5.2 Inzetten op project- en contractmanagement en inbreiding van de knowhow van de publieke sector 5.2.1 Realisaties 2013 Pagina 41 Om de actoren van een PPS-proces blijvend te professionaliseren wordt het meersporenbeleid waarop ik de afgelopen jaren heb ingezet, afgewerkt. Omdat meer en meer projecten naar contract- en uitvoeringsfase gaan, acht ik de tijd rijp om volop in te zetten op de kennisopbouw op het gebied van de operationalisering van PPS. Een van de pistes is het opzetten van een „academie‟ voor project- en contractmanagement. Een studie moet duidelijkheid verschaffen over de haalbaarheid en desgewenst de implementatie van een dergelijk initiatief waar een selectie van ambtenaren een intensieve hoogkwalitatieve opleiding kan krijgen in de genoemde domeinen. 17 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Eveneens zoals aangekondigd in de beleidsnota zal vanuit de PPS-expertise en ervaringen een taskforce ‘gebiedsontwikkeling’ worden opgestart. Op het gebied van gebiedsontwikkeling werden immers reeds belangrijke stappen op het gebied van PPS gezet. Voor de samenstelling van deze taskforce zal ik in belangrijke mate een beroep doen op de aanwezige expertise binnen de Vlaamse en de lokale administratie en op die van de marktpartijen. Ik zal de resultaten via een passende publicatie verspreiden. Ten slotte is uit de voortgang van de projecten gebleken dat er enorme opportuniteiten liggen bij PPS om tot verduurzaming te komen. Gegeven de toenemende Europese verplichtingen (onder meer de BEN –norm voor gebouwen) acht ik het noodzakelijk de bestaande contractsvormen en praktijken te evalueren en aan te passen aan de toekomstige ambities op dit gebied. Tenslotte zet ik, in samenwerking met het Kenniscentrum PPS, blijvend in op een vlotte doorstroming van kennis en ervaring. Daarbij denk ik o.a. aan het ambtelijk PPS-platform, de verschillende opleidingen die het Kenniscentrum de afgelopen jaren reeds organiseerde, de internationale platformen zoals EPEC, UNECE en het netwerk met Nederland, Frankrijk en Duitsland. Op dezelfde manier continueert het Kenniscentrum verder haar rol in de PPSondersteuning van en adviesverlening van Vlaamse (en in ondergeschikte mate lokale) projecten. Daarbij zal ook worden verder gewerkt aan de actualisatie en toepassing in de praktijk van de zogenaamde mini-DBFM een meer laagdrempelige PPS light-formule voor de iets kleinere projecten. De aanhoudende wijzigingen in het nationale en het Europese aanbestedingsrecht, de voortdurende verstrenging van de ESR-regels en de onophoudelijke evoluties op de markt vormen daarbij uiteraard een blijvende uitdaging. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte studies 6.1.1 Geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek uitvoeren ter ondersteuning van strategische beleidskeuzen 6.1.1.1 Realisaties 2013 Pagina 43 Volgende studies werden aangekondigd en worden gerealiseerd in 2013: Steden binnenstebuiten! Deze SVR-studie 2013/1 vult het indicatorenboek over de leefbaarheid en duurzaamheid in de 13 centrumsteden (De Stadsmonitor) aan met diepgaander analyses over de bevolkingssamenstelling, gedragingen en houdingen van de stedelingen tegenover aspecten van de leefbaarheid van hun stad. Dit onderzoek is tevens relevant in het kader van de ViA doorbraak over „Groen en Dynamisch Stedengewest‟. In het boek komen volgende aspecten aan bod: herkomst en samenstelling bevolking alsook migratiebewegingen van jongvolwassenen van en naar de steden, de aanwezigheid van de quartaire sector in de 13 steden, buurtintegratie en sociale samenhang, het effect van verstedelijking op prevalentie van personen met een handicap, het vertrouwen in de lokale overheid en tevredenheid over de dienstverlening, de woonsituatie en verhuisplannen, de mobiliteit in de steden volgens het STOP-principe, .... De internationale concepten van de kindvriendelijke 18 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 stad en van de ecologische stad worden gescreend op hun toepasbaarheid op Vlaamse steden. De constructie van een leefsituatie-index, reeds ontwikkeld in een vorige editie, is verder uitgebouwd om de leefomstandigheden van diverse groepen binnen de steden nog beter in beeld te brengen en onderling te vergelijken. Deze studie verloopt in samenwerking tussen de Studiedienst van de Vlaamse Regering en de cel Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De resultaten van de studie zijn voorgesteld tijdens een studiedag die plaats vond in Sint-Niklaas (26 maart 2013). 6.1.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 45 In 2014 worden twee onderzoeksprogramma: nieuwe SVR-studies aangekondigd voor het Migraties In deze SVR-studie worden vier onderdelen behandeld. De analyses in deel 1 zullen betrekking hebben op de instroom (het aantal immigranten), de verschillen naar land(en) van herkomst, het relatieve „gewicht‟ van de aanwezigheid van „migranten‟ in het „nieuwe thuisland‟ (zijnde het percentage van de migrantenbevolking t.o.v. de totale bevolking). Aandachtspunten hierbij zijn de recente evolutie, de verschillen tussen de EU15-lidstaten, de aanwezigheid van vrouwen en leeftijdsverdeling van de migranten. Deel 2 beschrijft de evolutie van de aantallen met aandacht voor componenten van buitenlandse in- en uitwijkingen (in – en uitwijking , ambtshalve schrapping, herinschrijving, verandering van register) in België en het Vlaamse Gewest; de buitenlandse inwijking met opdeling naar leeftijd, geslacht, belangrijkste vreemde nationaliteiten (EU15/EU12/derdelanders/voornaamste nationaliteiten), de redenen van migratie naar België en zijn gewesten. In dit deel 2 wordt eveneens een hoofdstuk gewijd aan intergewestelijke migratiestromen binnen België met aandacht voor de specifieke situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tevens worden de migratiestromen binnen Vlaanderen geanalyseerd naar geografische concentratie, profielen van migranten. Na de beschrijving van de „flow‟ (verhuisbewegingen) volgt in deel 3 een beschrijving van de „stock‟ als gevolg van deze bewegingen. In dit deel zal op basis van analyse van brongegevens van het Rijksregister informatie gegeven worden over de aanwezige personen van vreemde herkomst: hun geografische herkomst, socioeconomisch profiel, geografische concentratie binnen Vlaanderen, de verblijfsduur, de migrantengeneratie en de recente migranten. De capita selecta zullen gaan over de gevolgen van de internationale migratie op de arbeidsmarkt, het onderwijs en onderzoek, de inburgering, ... Dit deel gebeurt in overleg met de steunpunten en beleidsdomeinen die databestanden leveren, analyses uitvoeren, onderzoeksvragen formuleren, teksten reviewen, … Deze studie zal tevens relevante informatie geven voor een grondige herziening van de hypothesen van de bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau. Gemeentelijke bevolkingsprojecties Pagina 46 De laatste bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau dateren van 2011. Het datamodel werd gevoed met data die betrekking hadden op de stand van de 19 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 bevolking op 1/1/2008 en de loop van de bevolking 2007. De projecties reiken van 1 januari 2009 tot 1 januari 2030. Nieuwe projecties vereisen actuele datasets over de verschillende componenten zijnde inwoners, geboorten, overlijdens, migraties, huishoudens, burgerlijke staat. We wachten op nieuwe observaties over de stand van de bevolking op 1/1/2013 en de loop van de bevolking 2012. ADSEI heeft enige vertraging opgelopen bij de ontsluiting van deze datareeksen. Voor de geboorten dateert de meest recente observatie van 2009. De gemeentelijke projecties vergen grondig voorbereidend onderzoekwerk. Eerst moeten conjunctuuranalyses inzicht geven in de veranderingen doorheen de tijd en in de geografische verschillen (tot op gemeentelijk niveau). Vervolgens moeten de voorheen toegepaste methodieken worden geëvalueerd en zo nodig verfijnd. In de eigenlijke projectie-fase wordt het model gevoed met data en hypothesen. Na proefdraaien, controle van de resultaten en analyse volgt de rapportering. over de resultaten. Pas na de realisatie van nieuwe bevolkingsprojecties, kunnen huishoudensprojecties (aantal, huishoudgrootte) worden berekend. De Studiedienst van de Vlaamse Regering zal tegen eind 2014 nieuwe bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau opstellen, dit is een jaar vroeger dan de afgesproken datum in de beheersovereenkomst. Op deze manier zal de nieuwe regering bij het voorbereiden van haar beleid voor de komende legislatuur gebruik kunnen maken van actuele gemeentelijke (beleidsnota‟s) bevolkingsprojecties. Dit is nuttige informatie voor meerdere beleidsdomeinen die hun programmatie tot op het lokale niveau bepalen. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte studies 6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het overheidsbeleid 6.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 46-47 VRIND Het VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) gaat aan de hand van gevalideerde indicatoren (door beleidsraden) na in welke mate de beleidsmaatregelen die in het Vlaamse regeerakkoord en in de onderscheiden beleidsnota‟s werden aangekondigd, deze de legislatuur al tot meetbare effecten hebben geleid. In 2013 wordt voor het eerst ook een set van indicatoren opgenomen die de resultaten van het gezinsbeleid in beeld brengen. In de algemene context wordt aandacht geschonken aan het duurzaam karakter van onze welvaart, aan aspecten van gelijke kansen en de leefsituatie van de bevolking. Horizontale en transversale beleidsmonitoren De effecten van het Pact 2020 worden in 2013 geactualiseerd op basis van een uitgebreide set van indicatoren die door de stakeholders werden afgesproken. Ook de Europese strategie voor 2020 wordt opgevolgd aan de hand van een afgesproken set van indicatoren. In 2013 maakt de Studiedienst van de Vlaamse Regering tevens een sociaaleconomische analyse over Vlaanderen in functie van het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) 2014-2020 voor de verschillende Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI). Voor het onderbouwen van de 20 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 territoriale invalshoek van de Europese fondsen via Geïntegreerde Territoriale Investeringen (GTI) worden verschillende scenario‟s uitgewerkt. In 2013 worden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de lokale integratiemonitor (najaar), de armoedemonitor (voorjaar), de conjunctuurbarometer (maandelijkse update), de ICT-monitor voor bedrijven (najaar). De indicatoren met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in VRIND. Daarnaast worden monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij passen de rapporten over Limburg (SALK²) en de Vlaamse Rand. In 2013 worden stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie van de maatschappelijke effecten die de centrumsteden willen bereiken. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.2 Openbare statistiek Pagina 47 Strategische doelstelling 2: De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een meerwaarde betekent, zullen samenwerkingsinitiatieven met internationale, federale en lokale statistiek producerende (en ontsluitende) instanties worden afgesloten. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.2 Openbare statistiek 6.2.1 Optimaal gebruik van bestaande databanken bevorderen en primaire dataverzameling organiseren 6.2.1.1 Realisaties 2013 Pagina 47 Tevredenheid over Vlaamse administratie (tweede meting) In het kader van het Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid is aangekondigd om tijdens deze legislatuur twee metingen te organiseren over de tevredenheid van de burgers over de Vlaamse administratie . 6.2.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 49 Naar jaarlijkse traditie zal in het voorjaar 2014 een face to face enquête worden georganiseerd over waarden, houdingen en gedragingen van Vlamingen. In 2014 is geen ISSP-enquête voorzien (tweejaarlijks). Zoals aangekondigd in het Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid, zal in het najaar 2014 een tweede meting plaats vinden over de tevredenheid van de lokale besturen over de werking van de Vlaamse administratie. De bedoeling is om al eerste resultaten te observeren van de vernieuwde aanpak van het lokale beleid (BBC-cyclus) dat samen met de nieuwe legislatuur van de gemeenten van start ging. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.2 Openbare statistiek 6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau bundelen in het kader van horizontale projecten 6.2.3.1 Realisaties 2013 Pagina50-51 Het Documentatie- en Informatiecentrum van de Vlaamse Rand, een 21 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 samenwerkingsinitiatief tussen de Stafdienst van de Vlaamse Regering, vzw De Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant en de Studiedienst van de Vlaamse Regering, biedt ondersteuning voor het horizontale beleid rond de Vlaamse Rand (zie beleidsnota Vlaamse Rand). In het voorjaar 2013 is het Cijferboek met indicatoren die het socio-economisch profiel en de financiële toestand van de 19 randgemeenten in beeld brengen, geactualiseerd. Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur(ABB), de Studiedienst van de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd in 2011 hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) uit Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loket voor lokale statistieken. Dit loket ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er bestaan uitwisselingsprogramma‟s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over financiële gegevens van gemeenten en OCMW‟s, met Kind en Gezin over kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder. Daarnaast is een samenwerkingsakkoord vernieuwd tussen Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering met het oog op de actualisatie van de stadsmonitor in 2014 en de jaarlijkse update van de lokale inburgeringsmonitor, de ondersteuning van de steden bij het opstellen van stedenfondsrapporten en andere aspecten van het stedenbeleid. Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische monitoren (lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand, RESOC, politiezones e.a.). De gemeentelijke profielschetsen zijn in het voorjaar 2013 geactualiseerd. In deze nieuwe editie wordt bijkomende informatie op gemeentelijk niveau verzameld over het aantal kinderen en ouderen, de instroom van meerderjarige nieuwkomers en het aantal inburgeraars dat een inburgeringsattest heeft behaald, het aantal soorten gemeentelijke belastingen en retributies, de oprichtings-, uittredings- en nettogroeiratio van ondernemingen, de nieuwe onderwijs kansarmoede indicator (naast deze van Kind en Gezin), het aantal jonge leefloners, … Eind 2013 wordt de GPS+ gelanceerd die tot doel heeft de gemeenten te ondersteunen bij hun beleidsvoorbereiding (BBC-cyclus) en hun prioriteiten te onderbouwen. De indicatoren worden afgestemd met de stuurgroep om zo maximaal af te stemmen op de informatiebehoeften van de gemeenten. De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor open data (http://data.gov.be/). (…) De studiedienst ondersteunt door middel van studies en monitorrapporten het Vlaamse beleid inzake Gelijke kansen, integratie van migranten, inburgering, woonwagenbewoners, kinderrechten, armoede en andere transversale thema’s. 6.2.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 52 In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor, wordt in het voorjaar 2014 een nieuwe postenquête in de centrumsteden gepland. De indicatoren worden in het najaar 2014 geactualiseerd en becommentarieerd. Dit moet begin 2015 leiden tot een nieuwe editie van de Stadsmonitor. 22 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De samenwerking met het Informatiecentrum van de Vlaamse Rand wordt voortgezet. In 2014 zal een grondige actualisatie gebeuren van alle tabellen van de TSA toerisme. In functie van de haalbaarheidsstudie over de redesign van de website lokale statistieken (voorzien in 2013), zal in 2014 de migratie van de huidige site gebeuren. De samenwerking met andere diensten van de Vlaamse overheid zal nog worden uitgebreid met het oog op de ontsluiting van hun data tot op het gemeentelijke niveau. 7. Overheidscommunicatie 7.1. De Vlaamse overheid biedt geïntegreerde informatie aan 7.1.2 De producten- en dienstencatalogus wordt verder opengesteld naar lokale besturen 7.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 55 De ‘productencatalogus’, een databank die informatie aanbiedt over alle bestuursniveaus heen, werd vanaf mei 2013 opengesteld voor lokale besturen. Mijn diensten blijven verantwoordelijk voor de redactie en het onderhoud van de Vlaamse producten in deze databank. In het najaar van 2013 organiseert de Vlaamse Infolijn een opleiding voor de redacteurs van steden, gemeenten en provincies om aan de lokale producten te werken. 7.1.2.2 Beleidsopties en –initiatieven 2014 Pagina 55 Ook in 2014 zullen mijn diensten samen met CORVE van Bestuurszaken dit project verder uitbouwen. Zo zal er een redactieraad worden opgericht waarin ook afgevaardigden uit steden, gemeenten en provincies zetelen. 7. Overheidscommunicatie 7.3 De Vlaamse overheid houdt de drempel laag 7.3.1 De kanalen van de Vlaamse Infolijn worden nog toegankelijker 7.3.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 57 (…) Het project om informatie van Vlaanderen.be te kunnen hergebruiken op andere websites via widgets, werd in 2013 reeds gestart en zal in 2014 gelanceerd kunnen worden. Daarmee kunnen andere websites (onder andere van gemeenten maar ook van andere geïnteresseerden) informatieblokken van Vlaanderen.be op hun site publiceren. De inhoud wordt automatisch mee geactualiseerd. 7. Overheidscommunicatie 7.4 Werk maken van de uitstraling van Vlaanderen en de Vlaamse overheid 7.4.1 Het merkverhaal krijgt vorm 7.4.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina58 In 2014 zetten we verder in op negen actiepunten. Per actiepunt werken mijn diensten samen met de relevante actoren, om te komen tot een gedragen merkbeleid 23 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 dat eenheid in flexibiliteit uitstraalt, uitgaand van de eigen troeven. (…) 9. samenwerken met Brussel en de Vlaamse steden rond co-branding in het buitenland. De samenwerking opvoeren met de Brusselse actoren om de Nederlandstalige dienstverlening in Brussel bekender en beminder te maken, zowel in Brussel als in Vlaanderen. Aandachtspunten Stedenbeleid Managementsamenvatting 6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 7 De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de gevolgen van externe ontwikkelingen op langere en kortere termijn in samenhang in te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd onderzoek over migratiestromen en combinatie gezin en arbeid, de macro-economische vooruitzichten alsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via VRIND, de Pact 2020-indicatoren. De jaarlijkse SCV-survey, de driejaarlijkse enquête van de Stadsmonitor en de tweede meting over de tevredenheid van lokale besturen over de Vlaamse administratie bieden primaire basisgegevens. De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek maximaal benutten. In 2014 zal in samenwerking met de andere gewesten en de federale overheid een eerste statistisch meerjarenprogramma worden opgesteld. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte studies 6.1.1 Geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek uitvoeren ter ondersteuning van strategische beleidskeuzen 6.1.1.1 Realisaties 2013 Pagina 43 Volgende studies werden aangekondigd en worden gerealiseerd in 2013: Steden binnenstebuiten! Deze SVR-studie 2013/1 vult het indicatorenboek over de leefbaarheid en duurzaamheid in de 13 centrumsteden (De Stadsmonitor) aan met diepgaander analyses over de bevolkingssamenstelling, gedragingen en houdingen van de stedelingen tegenover aspecten van de leefbaarheid van hun stad. Dit onderzoek is tevens relevant in het kader van de ViA doorbraak over „Groen en Dynamisch Stedengewest‟. In het boek komen volgende aspecten aan bod: herkomst en samenstelling bevolking alsook migratiebewegingen van jongvolwassenen van en naar de steden, de aanwezigheid van de quartaire sector in de 13 steden, buurtintegratie en sociale samenhang, het effect van verstedelijking op prevalentie van personen met een handicap, het vertrouwen in de lokale overheid en tevredenheid over de dienstverlening, de woonsituatie en verhuisplannen, de mobiliteit in de steden volgens het STOP-principe, .... De internationale concepten van de kindvriendelijke stad en van de ecologische stad worden gescreend op hun toepasbaarheid op Vlaamse steden. De constructie van een leefsituatie-index, reeds ontwikkeld in een 24 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 vorige editie, is verder uitgebouwd om de leefomstandigheden van diverse groepen binnen de steden nog beter in beeld te brengen en onderling te vergelijken. Deze studie verloopt in samenwerking tussen de Studiedienst van de Vlaamse Regering en de cel Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De resultaten van de studie zijn voorgesteld tijdens een studiedag die plaats vond in Sint-Niklaas (26 maart 2013). 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte studies 6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het overheidsbeleid 6.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 46-47 VRIND Het VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) gaat aan de hand van gevalideerde indicatoren (door beleidsraden) na in welke mate de beleidsmaatregelen die in het Vlaamse regeerakkoord en in de onderscheiden beleidsnota‟s werden aangekondigd, deze de legislatuur al tot meetbare effecten hebben geleid. In 2013 wordt voor het eerst ook een set van indicatoren opgenomen die de resultaten van het gezinsbeleid in beeld brengen. In de algemene context wordt aandacht geschonken aan het duurzaam karakter van onze welvaart, aan aspecten van gelijke kansen en de leefsituatie van de bevolking. Horizontale en transversale beleidsmonitoren De effecten van het Pact 2020 worden in 2013 geactualiseerd op basis van een uitgebreide set van indicatoren die door de stakeholders werden afgesproken. Ook de Europese strategie voor 2020 wordt opgevolgd aan de hand van een afgesproken set van indicatoren. In 2013 maakt de Studiedienst van de Vlaamse Regering tevens een sociaaleconomische analyse over Vlaanderen in functie van het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) 2014-2020 voor de verschillende Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI). Voor het onderbouwen van de territoriale invalshoek van de Europese fondsen via Geïntegreerde Territoriale uitgewerkt. Investeringen (GTI) worden verschillende scenario‟s In 2013 worden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de lokale integratiemonitor (najaar), de armoedemonitor (voorjaar), de conjunctuurbarometer (maandelijkse update), de ICT-monitor voor bedrijven (najaar). De indicatoren met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in VRIND. Daarnaast worden monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij passen de rapporten over Limburg (SALK²) en de Vlaamse Rand. In 2013 worden stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie van de maatschappelijke effecten die de centrumsteden willen bereiken. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.2 Openbare statistiek 6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau bundelen in het kader van horizontale projecten 25 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 6.2.3.1 Realisaties 2013 Pagina 50-51 Het Documentatie- en Informatiecentrum van de Vlaamse Rand, een samenwerkingsinitiatief tussen de Stafdienst van de Vlaamse Regering, vzw De Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant en de Studiedienst van de Vlaamse Regering, biedt ondersteuning voor het horizontale beleid rond de Vlaamse Rand (zie beleidsnota Vlaamse Rand). In het voorjaar 2013 is het Cijferboek met indicatoren die het socio-economisch profiel en de financiële toestand van de 19 randgemeenten in beeld brengen, geactualiseerd. Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur(ABB), de Studiedienst van de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd in 2011 hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) uit Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loket voor lokale statistieken. Dit loket ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er bestaan uitwisselingsprogramma’s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over financiële gegevens van gemeenten en OCMW’s, met Kind en Gezin over kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder. Daarnaast is een samenwerkingsakkoord vernieuwd tussen Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering met het oog op de actualisatie van de stadsmonitor in 2014 en de jaarlijkse update van de lokale inburgeringsmonitor, de ondersteuning van de steden bij het opstellen van stedenfondsrapporten en andere aspecten van het stedenbeleid. Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische monitoren (lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand, RESOC, politiezones e.a.). De gemeentelijke profielschetsen zijn in het voorjaar 2013 geactualiseerd. In deze nieuwe editie wordt bijkomende informatie op gemeentelijk niveau verzameld over het aantal kinderen en ouderen, de instroom van meerderjarige nieuwkomers en het aantal inburgeraars dat een inburgeringsattest heeft behaald, het aantal soorten gemeentelijke belastingen en retributies, de oprichtings-, uittredings- en nettogroeiratio van ondernemingen, de nieuwe onderwijs kansarmoede indicator (naast deze van Kind en Gezin), het aantal jonge leefloners, … Eind 2013 wordt de GPS+ gelanceerd die tot doel heeft de gemeenten te ondersteunen bij hun beleidsvoorbereiding (BBC-cyclus) en hun prioriteiten te onderbouwen. De indicatoren worden afgestemd met de stuurgroep om zo maximaal af te stemmen op de informatiebehoeften van de gemeenten. De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor open data (http://data.gov.be/). (…) De studiedienst ondersteunt door middel van studies en monitorrapporten het Vlaamse beleid inzake Gelijke kansen, integratie van migranten, inburgering, woonwagenbewoners, kinderrechten, armoede en andere transversale thema’s. 6.2.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 52 26 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor, wordt in het voorjaar 2014 een nieuwe postenquête in de centrumsteden gepland. De indicatoren worden in het najaar 2014 geactualiseerd en becommentarieerd. Dit moet begin 2015 leiden tot een nieuwe editie van de Stadsmonitor. De samenwerking met het Informatiecentrum van de Vlaamse Rand wordt voortgezet. In 2014 zal een grondige actualisatie gebeuren van alle tabellen van de TSA toerisme. In functie van de haalbaarheidsstudie over de redesign van de website lokale statistieken (voorzien in 2013), zal in 2014 de migratie van de huidige site gebeuren. De samenwerking met andere diensten van de Vlaamse overheid zal nog worden uitgebreid met het oog op de ontsluiting van hun data tot op het gemeentelijke niveau. 27 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte studies 6.1.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 45 In 2014 worden twee onderzoeksprogramma: nieuwe SVR-studies aangekondigd voor het Migraties In deze SVR-studie worden vier onderdelen behandeld. De analyses in deel 1 zullen betrekking hebben op de instroom (het aantal immigranten), de verschillen naar land(en) van herkomst, het relatieve „gewicht‟ van de aanwezigheid van „migranten‟ in het „nieuwe thuisland‟ (zijnde het percentage van de migrantenbevolking t.o.v. de totale bevolking). Aandachtspunten hierbij zijn de recente evolutie, de verschillen tussen de EU15-lidstaten, de aanwezigheid van vrouwen en leeftijdsverdeling van de migranten. Deel 2 beschrijft de evolutie van de aantallen met aandacht voor componenten van buitenlandse in- en uitwijkingen (in – en uitwijking , ambtshalve schrapping, herinschrijving, verandering van register) in België en het Vlaamse Gewest; de buitenlandse inwijking met opdeling naar leeftijd, geslacht, belangrijkste vreemde nationaliteiten (EU15/EU12/derdelanders/voornaamste nationaliteiten), de redenen van migratie naar België en zijn gewesten. In dit deel 2 wordt eveneens een hoofdstuk gewijd aan intergewestelijke migratiestromen binnen België met aandacht voor de specifieke situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tevens worden de migratiestromen binnen Vlaanderen geanalyseerd naar geografische concentratie, profielen van migranten. Na de beschrijving van de „flow‟ (verhuisbewegingen) volgt in deel 3 een beschrijving van de „stock‟ als gevolg van deze bewegingen. In dit deel zal op basis van analyse van brongegevens van het Rijksregister informatie gegeven worden over de aanwezige personen van vreemde herkomst: hun geografische herkomst, socioeconomisch profiel, geografische concentratie binnen Vlaanderen, de verblijfsduur, de migrantengeneratie en de recente migranten. De capita selecta zullen gaan over de gevolgen van de internationale migratie op de arbeidsmarkt, het onderwijs en onderzoek, de inburgering, ... Dit deel gebeurt in overleg met de steunpunten en beleidsdomeinen die databestanden leveren, analyses uitvoeren, onderzoeksvragen formuleren, teksten reviewen, … Deze studie zal tevens relevante informatie geven voor een grondige herziening van de hypothesen van de bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau. (…) Gemeentelijke bevolkingsprojecties Pagina 46 De laatste bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau dateren van 2011. Het datamodel werd gevoed met data die betrekking hadden op de stand van de bevolking op 1/1/2008 en de loop van de bevolking 2007. De projecties reiken van 1 januari 2009 tot 1 januari 2030. Nieuwe projecties vereisen actuele datasets over de verschillende componenten zijnde inwoners, geboorten, overlijdens, migraties, huishoudens, burgerlijke staat. We wachten op nieuwe observaties over de stand van de bevolking op 1/1/2013 en de 28 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 loop van de bevolking 2012. ADSEI heeft enige vertraging opgelopen bij de ontsluiting van deze datareeksen. Voor de geboorten dateert de meest recente observatie van 2009. De gemeentelijke projecties vergen grondig voorbereidend onderzoekwerk. Eerst moeten conjunctuuranalyses inzicht geven in de veranderingen doorheen de tijd en in de geografische verschillen (tot op gemeentelijk niveau). Vervolgens moeten de voorheen toegepaste methodieken worden geëvalueerd en zo nodig verfijnd. In de eigenlijke projectie-fase wordt het model gevoed met data en hypothesen. Na proefdraaien, controle van de resultaten en analyse volgt de rapportering. over de resultaten. Pas na de realisatie van nieuwe bevolkingsprojecties, kunnen huishoudensprojecties (aantal, huishoudgrootte) worden berekend. De Studiedienst van de Vlaamse Regering zal tegen eind 2014 nieuwe bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau opstellen, dit is een jaar vroeger dan de afgesproken datum in de beheersovereenkomst. Op deze manier zal de nieuwe regering bij het voorbereiden van haar beleid voor de komende legislatuur (beleidsnota‟s) gebruik kunnen maken van actuele gemeentelijke bevolkingsprojecties. Dit is nuttige informatie voor meerdere beleidsdomeinen die hun programmatie tot op het lokale niveau bepalen. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte studies 6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het overheidsbeleid 6.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 46-47 VRIND Het VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) gaat aan de hand van gevalideerde indicatoren (door beleidsraden) na in welke mate de beleidsmaatregelen die in het Vlaamse regeerakkoord en in de onderscheiden beleidsnota‟s werden aangekondigd, deze de legislatuur al tot meetbare effecten hebben geleid. In 2013 wordt voor het eerst ook een set van indicatoren opgenomen die de resultaten van het gezinsbeleid in beeld brengen. In de algemene context wordt aandacht geschonken aan het duurzaam karakter van onze welvaart, aan aspecten van gelijke kansen en de leefsituatie van de bevolking. Horizontale en transversale beleidsmonitoren De effecten van het Pact 2020 worden in 2013 geactualiseerd op basis van een uitgebreide set van indicatoren die door de stakeholders werden afgesproken. Ook de Europese strategie voor 2020 wordt opgevolgd aan de hand van een afgesproken set van indicatoren. In 2013 maakt de Studiedienst van de Vlaamse Regering tevens een sociaaleconomische analyse over Vlaanderen in functie van het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) 2014-2020 voor de verschillende Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI). Voor het onderbouwen van de territoriale invalshoek van de Europese fondsen via Geïntegreerde Territoriale Investeringen (GTI) worden verschillende scenario‟s uitgewerkt. In 2013 worden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de lokale integratiemonitor (najaar), de armoedemonitor (voorjaar), de conjunctuurbarometer (maandelijkse 29 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 update), de ICT-monitor voor bedrijven (najaar). De indicatoren met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in VRIND. Daarnaast worden monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij passen de rapporten over Limburg (SALK²) en de Vlaamse Rand. In 2013 worden stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie van de maatschappelijke effecten die de centrumsteden willen bereiken. 6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden 6.2 Openbare statistiek 6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau bundelen in het kader van horizontale projecten 6.2.3.1 Realisaties 2013 Pagina 50-51 Het Documentatie- en Informatiecentrum van de Vlaamse Rand, een samenwerkingsinitiatief tussen de Stafdienst van de Vlaamse Regering, vzw De Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant en de Studiedienst van de Vlaamse Regering, biedt ondersteuning voor het horizontale beleid rond de Vlaamse Rand (zie beleidsnota Vlaamse Rand). In het voorjaar 2013 is het Cijferboek met indicatoren die het socio-economisch profiel en de financiële toestand van de 19 randgemeenten in beeld brengen, geactualiseerd. Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), de Studiedienst van de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd in 2011 hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) uit Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loket voor lokale statistieken. Dit loket ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er bestaan uitwisselingsprogramma‟s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over financiële gegevens van gemeenten en OCMW‟s, met Kind en Gezin over kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder. Daarnaast is een samenwerkingsakkoord vernieuwd tussen Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering met het oog op de actualisatie van de stadsmonitor in 2014 en de jaarlijkse update van de lokale inburgeringsmonitor, de ondersteuning van de steden bij het opstellen van stedenfondsrapporten en andere aspecten van het stedenbeleid. Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische monitoren (lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand, RESOC, politiezones e.a.). De gemeentelijke profielschetsen zijn in het voorjaar 2013 geactualiseerd. In deze nieuwe editie wordt bijkomende informatie op gemeentelijk niveau verzameld over het aantal kinderen en ouderen, de instroom van meerderjarige nieuwkomers en het aantal inburgeraars dat een inburgeringsattest heeft behaald, het aantal soorten gemeentelijke belastingen en retributies, de oprichtings-, uittredings- en nettogroeiratio van ondernemingen, de nieuwe onderwijs kansarmoede indicator (naast deze van Kind en Gezin), het aantal jonge leefloners, … Eind 2013 wordt de GPS+ gelanceerd die tot doel heeft de gemeenten te ondersteunen bij hun beleidsvoorbereiding (BBC-cyclus) en hun prioriteiten te 30 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 onderbouwen. De indicatoren worden afgestemd met de stuurgroep om zo maximaal af te stemmen op de informatiebehoeften van de gemeenten. De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor open data (http://data.gov.be/). (…) De studiedienst ondersteunt door middel van studies en monitorrapporten het Vlaamse beleid inzake Gelijke kansen, integratie van migranten, inburgering, woonwagenbewoners, kinderrechten, armoede en andere transversale thema’s. 6.2.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 52 In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor, wordt in het voorjaar 2014 een nieuwe postenquête in de centrumsteden gepland. De indicatoren worden in het najaar 2014 geactualiseerd en becommentarieerd. Dit moet begin 2015 leiden tot een nieuwe editie van de Stadsmonitor. De samenwerking met het Informatiecentrum van de Vlaamse Rand wordt voortgezet. In 2014 zal een grondige actualisatie gebeuren van alle tabellen van de TSA toerisme. In functie van de haalbaarheidsstudie over de redesign van de website lokale statistieken (voorzien in 2013), zal in 2014 de migratie van de huidige site gebeuren. De samenwerking met andere diensten van de Vlaamse overheid zal nog worden uitgebreid met het oog op de ontsluiting van hun data tot op het gemeentelijke niveau. 31 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief VLAAMSE RAND Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 2.1.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand bevestigen en/of verstevigen Pagina 4 Om de taalsituatie in de Vlaamse Rand correct te kunnen inschatten werd in 2012, samen met de provincie Vlaams-Brabant, een overheidsopdracht uitgeschreven voor een wetenschappelijk onderzoeksproject naar taalgebruik, -verschuivingen en identiteit in de betrokken gemeenten. BRIO, een van de partners binnen het documentatiecentrum Vlaamse Rand, bekwam samen met het peilingbureau GfK Significant de gunning voor deze opdracht. De bevraging van 2.500 respondenten wordt in het najaar van 2013 afgerond, waarna de verwerking van de resultaten kan starten. Begin 2013 werd de „Leidraad voor een goed Vlaams Beleid‟ bezorgd aan alle nieuwe mandatarissen, gemeenteraads- en provincieraadsleden, OCMW-raadsleden en aan integratieambtenaren in de Vlaamse Rand. Deze publicatie komt tegemoet aan de vraag naar ondersteuning op vlak van o.m. juridische omkadering, wonen, taalbeleid, integratie en concrete projecten. De verspreiding van deze leidraad gebeurde dan ook bewust na de verkiezingen bij de start van de nieuwe mandaten. De oplevering van de eerste „Rand-taalbarometer‟ is voorzien begin 2014. Dit wetenschappelijk onderzoek moet ons een beter inzicht verschaffen in de verschillende aspecten van het taalgebruik in het dagelijkse leven in de Vlaamse Rand. 2.2.3. OD – Taalpromotie Pagina 12 Met het nieuwe integratiedecreet worden de bevoegdheden voor taalpromotie (en taalbeleid) hertekend. De op te richten overkoepelende EVA zal (ook) taalpromotie en taalbeleid coördineren voor heel Vlaanderen, met dien verstande dat „de Rand‟ zijn opdrachten behoudt voor de Vlaamse Rand. In de loop van 2014 zullen de opdrachten taalpromotie en taalbeleid duidelijk toegewezen moeten worden, gekoppeld aan heldere afspraken over doelgroepen, aanpak en doelstellingen 2.2.5. Gordelfestival Pagina 15 In 2014 zal de tweede editie van het Gordelfestival plaatsvinden. Vzw „de Rand‟ zal het concept van het nieuwe evenement verder helder en duidelijk uitwerken en in de praktijk brengen. De ingrediënten sport en beweging, cultuur, toerisme en Vlaams karakter zullen sterker met elkaar verweven worden en zichtbaar gemaakt worden in het evenement, dat ruimer en beter zal gecommuniceerd worden. Het Gordelfestival als ‟nieuw evenement‟ moet zijn plek verwerven en waarmaken. Vergelijkingen met de Gordel van vroeger zijn daarbij irrelevant. Vzw „de Rand‟ dient budgettair in staat te worden gesteld deze nieuwe opdracht volwaardig op te nemen, zonder dat haar andere opdrachten in gevaar komen. 32 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 2.2.6. OD – de „Zes‟ en het Vlaams beleid Pagina 15 Begin 2013 werd voor de nieuwe leden een infosessie georganiseerd om hen wegwijs te maken in de specifieke regelgeving met betrekking tot de faciliteitengemeenten. Er waren uiteenzettingen door de dienst Taalwetwijzer en het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. 3.3. Binnenlands Bestuur en Taalwetgeving Pagina 18-19 Op 7 september 2012 heeft de gouverneur van Vlaams-Brabant op mijn verzoek, met toepassing van artikel 4 van het kiesdecreet van 8 juli 2011, gezorgd voor een correcte verzending van de oproepingsbrieven voor de kiezers in de zes Vlaamse randgemeenten. Deze maatregel had tot doel de verkiezingen in alle sereniteit te laten verlopen en eventuele problemen met het geldig verzenden van de oproepingsbrieven te voorkomen. Niettegenstaande deze maatregel werden in een aantal randgemeenten nadien toch nog oproepingsbrieven verzonden, in strijd met de taalwetgeving. Om een gedegen inzicht te bekomen in de wijze waarop in de verschillende randgemeenten oproepingsbrieven aan de kiezers werden bezorgd, heb ik de gouverneur gevraagd daarover kort na de verkiezingen een onderzoek in te stellen en mij er een omstandig verslag over te bezorgen. Uit dit verslag blijkt dat de gemeenten Wemmel en Drogenbos zelf geen oproepingsbrieven meer hebben verstuurd, maar dat in Kraainem, Linkebeek en Sint-Genesius-Rode oproepingsbrieven werden verzonden volgens taalaanhorigheid. In Wezembeek-Oppem heeft elke inwoner een Nederlandstalige en een Franstalige oproepingsbrief ontvangen. Op mijn vraag heeft de gouverneur op 20 december 2012 aan de Procureur des Konings gemeld dat in de gemeenten Kraainem, Linkebeek en Sint-Genesius-Rode de oproepingsbrieven volgens taalaanhorigheid werden verzonden en dat men niet anders kan besluiten dan dat hiervoor een taalcode werd gebruikt. In het kader van artikel 29 van het wetboek van strafvordering werd de Procureur des Konings hiervan op de hoogte gebracht omdat er mogelijk sprake is van schending van de privacy van inwoners van de gemeenten waar de oproepingsbrieven volgens taalaanhorigheid werden verzonden en van schending van beroepsgeheim. Uit het verslag van de gouverneur bleek eveneens dat in de gemeenten Kraainem en Wezembeek-Oppem de waarnemende burgemeesters persoonlijk betrokken waren bij het verzenden van de oproepingsbrieven. Naar aanleiding van deze bevindingen heb ik op 27 december 2012 de gouverneur de opdracht gegeven een tuchtdossier samen te stellen en een tuchtverslag op te stellen met eventueel een voorstel van tuchtsanctie tegen de heer Arnold d‟Oreye de Lantremange en tegen de heer François Van Hoobrouckd‟Aspre. Dit tuchtonderzoek resulteerde op 25 februari 2013 voor beide heren in het opleggen van een tuchtstraf van schorsing als schepen voor de duur van 3 maanden. 4.3. Huisvesting – Vlabinvest Pagina 28 Een arrest van het Europees Hof van Justitie van 8 mei 2013 over de bepalingen inzake Wonen in Eigen Streek in het decreet grond- en pandenbeleid bevatte duidelijke kritiek op deze regelgeving. Toch is het Hof van Justitie niet overgegaan tot vernietiging van de regelgeving. Het komt nu toe aan het Grondwettelijk Hof om te 33 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 oordelen welke delen finaal als strijdig met het Europees Recht worden beschouwd en dus vernietigd worden. In afwachting van die rechtszekerheid worden de regels van Wonen in eigen streek ongewijzigd toegepast . De toekomstige werking van Wonen in eigen streek hangt dus samen met het oordeel dat het Grondwettelijk Hof nog moet vellen. Eenmaal dat er is, kunnen op basis daarvan de nodige wijzigingen aangebracht worden aan de regelgeving. 4.6. Cultuur, Jeugd, Sport en het Verenigingsleven Pagina 30 Een groot deel van de lokale aanwezigheid inzake jeugd, cultuur en sport in de zes faciliteitengemeenten wordt behartigd door vzw „de Rand‟. Het wijzigingsdecreet van vzw „de Rand‟ van 12 juli 2013 stelt „de Rand‟ in staat om vanaf 2014, als faciliteitengemeenten niet intekenen op de decreten lokaal jeugdbeleid of lokaal sportbeleid, voor de komende zes jaar zelf ter zake beleidsplannen in te dienen voor de betrokken gemeenten. Vzw „de Rand‟ zal zich met het oog hierop organiseren in nauwe samenspraak met het betrokken werkveld (jeugdverenigingen, sportclubs), verenigd in representatieve overleg- en adviesorganen. Ook voor het verder zetten van de steun aan de privaatrechtelijke bibliotheken die het decreet lokaal cultuurbeleid nu nog uitkeert voor Kraainem en Drogenbos (waar geen decretaal erkende gemeentelijke openbare bibliotheek aanwezig is), biedt het decreet van 12 juli 2013 een oplossing. Vanaf 2014 zullen deze bibliotheken dus ook via vzw „de Rand‟ verder ondersteund worden. De afspraken die over deze nieuwe opdrachten voor vzw „de Rand‟ moeten gemaakt worden , zullen vastgelegd worden in samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken sectorale ministers, bevoegd voor cultuur, jeugd, en sport. Aandachtspunten Stedenbeleid 4. Andere beleidsdomeinen Pagina 20 De Vlaamse Rand staat op tal van beleidsdomeinen voor grote uitdagingen. De cijfers van onder meer Kind en Gezin over de thuistaal moeder-kind, van het departement onderwijs over het aantal anderstalige leerlingen en van het aantal Nederlandsonkundige werkzoekenden spreken voor zich. Ook de grootstedelijke problematiek inzake jongeren en welzijn waar een aantal gemeenten mee kampen werd recent nog naar voor geschoven. De problemen zijn gekend, net als de cijfers en de uitdagingen. Anderzijds is er de vaststelling, op basis van een studie van Vives na de gemeenteen provincieraadsverkiezingen, dat dit zich niet noodzakelijk vertaalt in een toename van het aantal stemmen op anderstalige lijsten. Voor alle 19 gemeenten van de Vlaamse Rand samen is er een lichte stijging voor de Nederlandstalige lijsten. Dit kan erop wijzen dat nieuwkomers de bereidheid hebben om zich te integreren. We mogen ons hierop echter niet blind staren en moeten blijvend werk maken van een geïntegreerd beleid om het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse Rand te vrijwaren en een voor iedereen leefbare omgeving te creëren. Verschillende beleidsdomeinen verlenen hier reeds prioriteit aan. Samen met de hele Vlaamse Regering zal ik hier blijvend op inzetten. 34 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid. 2.1.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand bevestigen en/of verstevigen Pagina 4 De oplevering van de eerste „Rand-taalbarometer‟ is voorzien begin 2014. Dit wetenschappelijk onderzoek moet ons een beter inzicht verschaffen in de verschillende aspecten van het taalgebruik in het dagelijkse leven in de Vlaamse Rand. 2.1.2. OD – Subsidies voor initiatieven die het Vlaams karakter bevestigen en/of verstevigen Pagina 5 Tevens ken ik een subsidie toe voor een studie naar de haalbaarheid/wenselijkheid van bijkomende culturele infrastructuur in de Zuidrand. Hiermee wil ik mijn engagement uit de beleidsnota nakomen. De studie wordt opgeleverd in 2014 en houdt rekening met de bovengemeentelijke rol en uitstraling, zal verschillende inplantingsvoorstellen formuleren en moet een antwoord bieden op het type culturele infrastructuur. Bij het in kaart brengen van de meerwaarde zal ook gekeken worden naar de mogelijke impact op een snellere integratie van nieuwkomers in de Vlaamse Rand. 2.2.2. OD – De gemeenschapscentra Pagina 11 Inpassen van zoveel mogelijk taalpromotie-projecten in de werking van de centra (bv. Café Combinne, taalstages, taalateliers, podiumproducties, bijzondere evenementen voor expats, Bijt in je vrije tijd-project,…) alsook het toevoegen van een taalpromotiedimensie aan bestaande projecten (bv. Ezelsoor, kinderhoogdag,…). 2.2.4. OD – Sensibiliseren van internationalen Pagina 14 Ook in 2014 wordt verder op een kostenefficiënte manier ingezet op de doelstelling om expats te bereiken met het Vlaamse aanbod in de Vlaamse Rand. Dit zal vooral gebeuren via het toeleiden naar bestaande evenementen, eerder dan een eigen aanbod voor hen op te zetten. In expatmedia wordt ook gericht geadverteerd. Met de nieuwe EVA Integratie en Inburgering en met het departement Internationaal Vlaanderen wordt verder nagegaan of bestaande netwerken inzake inburgering dienstig kunnen zijn voor specifieke informatietrajecten naar expats. 35 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief GELIJKE KANSEN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid Pagina 5 De OCM integreert een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen. De leden van de Vlaamse Regering, begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar concrete acties aan. De vier grote OCM-thema’s zijn gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en – meest recent – handicap. In 2013 werden de Actieplannen 2011-2012 voor de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid afgerond en ontving de Vlaamse Regering het verslag met de resultaten. In één beweging werden ook nieuwe plannen opgemaakt, deze keer met als looptijd 2013-2014. Ook aan de implementatie van de Actieplannen handicap (2012-2014) werd gestaag verder gewerkt in 2013. Ik kijk met belangstelling uit naar de concrete resultaten van de eerste actieplannen voor dit thema. 2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015 gerapporteerd, waarna meteen ook een nieuwe OCM-cyclus in de steigers zal worden gezet. Concreet houdt dit in dat vanaf 2015 de diverse OCM-cycli, gelinkt aan de diverse thema’s, synchroon zullen lopen, zowel wat betreft timing als wat betreft fasering. Om al deze plannen op een kwaliteitsvolle manier te kunnen monitoren, doe ik beroep op het Steunpunt Gelijkekansenbeleid (hierna afgekort als SGKB). Het Steunpunt werkt onder meer aan een indicatorenset handicap en bereidt een éénmeting voor op basis van de genderindicatoren (de nulmeting vond plaats in 2011). Ik kijk met interesse uit naar de éénmeting die gepland staat voor eind 2014. A. De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid SD 1 Alle Vlaamse beleidsdomeinen integreren een gelijkekansenperspectief in hun werking OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het middenveld Pagina 11 In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces inhoudelijk. 36 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Realisaties 20131 In 2013 brachten de commissieleden verslag uit over de realisatie van de ‘Actieplannen 2011-2012 in het kader van de toepassing van de OCM in het Vlaamse gelijkekansenbeleid’. Deze actieplannen hadden betrekking op de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid en waren een concretisering van het doelstellingenkader dat de Vlaamse Regering in 2010 m.b.t. deze thema’s bepaalde. In 2013 werden voorts nieuwe actieplannen opgemaakt, met als looptijd 2013-2014. Het evaluatieverslag en de actieplannen 2013-2014 werden in oktober aan de Vlaamse Regering voorgelegd en vervolgens aan de leden van het Vlaamse Parlement overgemaakt. Ook werd in 2013 verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 20122014 m.b.t. het thema handicap’. Deze actieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkader handicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde. Beleidsopties en –initiatieven 2014 2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015 gerapporteerd. 2015 is meteen ook het startjaar van een nieuwe OCM-cyclus. Het officiële begin is de bepaling van een nieuw doelstellingenkader. De Vlaamse Regering is decretaal verplicht om dit te doen uiterlijk negen maanden na haar aantreden. Dit doelstellingenkader wordt in 2014 voorbereid. Dit gebeurt onder andere door het verzamelen van input en suggesties bij het brede middenveld via een bevraging door Gelijke Kansen in Vlaanderen (hierna afgekort als GKV). Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, zullen timing en fasering van de vier thema’s – gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap – volledig gelijklopen. OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het beleidsproces. Pagina 12 Realisaties 20134 Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten, werd een quick scan ontwikkeld die een vast onderdeel vormt van de RIA, de reguleringsimpactanalyse. Om de administratieve lasten te beperken en het gebruik en effect te maximaliseren, werd gewerkt aan één geïntegreerd instrument. Daarbij werden ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkeling en Brussel betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverre een regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen, meer bepaald op het vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn en volksgezondheid, huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en mobiliteit. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers praktisch begeleidt en inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van 37 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 de doelgroepen en van de machtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de betrokken beleidsdomeinen voor wat betreft participatie of bereik van deze verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zo kunnen ook indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Deze handleiding wordt momenteel geschreven en zal in de loop van maart 2014 worden opgeleverd. OD 3.1 Aanpassen van de kieswetgeving voor de lokale verkiezingen. Pagina 14 Zoals ik in mijn beleidsbrief 2012 reeds aangaf, is deze doelstelling gerealiseerd met het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 dat in zijn artikel 74 de nodige pariteitsregels vastlegt. OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14 Realisaties 2013 Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt in alle Vlaamse advies- en bestuursorganen een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen door maximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht toe te staan. In het voorjaar van 2012 werd een ontwerpversie van het eerste MEP-rapport opgemaakt en voorgelegd. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige samenstellingsgegevens ontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom-databank). Daarom sprak de Vlaamse Regering af dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verder zouden aanvullen. Toen uit een tweede ontwerprapport bleek dat er nog veel marge voor verbetering was, heb ik in maart 2013 opnieuw mijn collega-ministers aangespoord om de nodige initiatieven te nemen. Intussen bracht de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen op basis van de ontwerprapportage pijnpunten in kaart, samen met pistes ter remediëring. Eind 2012 bezorgde de Commissie een adviesnota aan de leidend ambtenaren en aan de functioneel bevoegde minister, met suggesties voor optimalisatie van zowel de monitoring als de realisatie van de eigenlijke evenwichtsvoorwaarde. In diezelfde periode legde de Secretaris-Generaal van DAR een nota met enkele van deze aanbevelingen over Vliom en MEP voor aan de topambtenaren van de Vlaamse overheid. Enkele aandachtspunten werden al omgezet in concrete acties. Samen met de Secretarie van de Kanselarij werd de technische handleiding voor de Vliom-databank grondig bijgewerkt. Daarnaast werd een folder aangemaakt voor de Vliomcontactpersonen. Deze folder focust op de taken en verantwoordelijkheden van de contactpersonen en geeft hands-on tips voor de snelle en efficiënte aanvulling van de databank. 38 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In het najaar van 2013 plan ik de agendering op de Vlaamse Regering van het MEPrapport, dat zicht geeft op de realisatie van de evenwichtsvoorwaarde zoals die werd vastgelegd in het MEP-decreet van 13 juli 2007. Ook als minister van Onderwijs heb ik initiatieven genomen om een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te realiseren. Aangezien de genderproblematiek in het hoger onderwijs een aandachtspunt blijft, wordt voortaan binnen de bestuursorganen en adviesraden van de publiekrechtelijke hogescholen en van de niet-privaatrechtelijke universiteiten (de Universiteit Gent, de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Hasselt) gestreefd naar meer m/vevenwicht. Op mijn initiatief werd decretaal vastgelegd dat ten hoogste twee derden van de leden van hetzelfde geslacht kan zijn. Deze regeling, die in werking trad op 1 oktober 2013 en die toegepast zal worden bij de eerstvolgende vernieuwing van deze organen en raden, waarborgt de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen en sluit aan bij het MEP-decreet.6 In 2011 heb ik, samen met mijn collega-minister van Wetenschapsbeleid aan de VLIR-werkgroep Gelijke Kansen gevraagd een actieplan op te stellen om het genderevenwicht aan de universiteiten te verbeteren, en de doorstroom van vrouwen naar het professorenkorps te verhogen. In 2013 hebben de universiteiten dit actieplan gender voorgelegd aan de ministers bevoegd voor Wetenschapsbeleid en Onderwijs. Op basis hiervan werd een charter opgesteld. Tegen begin 2014 zal elke universiteit haar eigen beleidsplan gender moeten uitwerken. Er is nog een andere interessante ontwikkeling gaande in het Wetenschapsbeleid. Momenteel is het Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid en tot opheffing van diverse andere bepalingen, in opmaak. Daarin zullen de artikels 3 tot en met 7 van het MEP-decreet van toepassing worden op alle instellingen vermeld in dit decreet. Bestuursorganen in de privésector. Bij de opmaak van de beleidsnota in 2009, was er nog geen wettelijk kader met betrekking tot de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in bestuursorganen in de privésector. In die periode was elk stimulerend initiatief dan ook nuttig. Medio 2011 is echter de wet goedgekeurd die overheidsbedrijven en beursgenoteerde ondernemingen verplicht om een derde van de mandaten in hun raden van bestuur te reserveren voor het andere geslacht.7 Het is nu in eerste instantie de taak van de federale regering om een flankerend beleid uit te werken om deze wetgeving te implementeren. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid. De voorbereidende fase van het MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de decentrale Vliom-databank een pijnpunt is. Er is nood aan de invoering van een afgebakend en recurrent tijdspad, dat de rapportage voor alle actoren vlotter en efficiënter kan doen verlopen. Ik zal hier onder meer op inspelen door aan het Vlaams Parlement een ontwerp tot wijziging van het MEP-decreet voor te stellen. Opzet is om in dit decreet opnieuw een duidelijke tweejaarlijkse rapportageplicht aan het Vlaams Parlement in te schrijven, telkens ter gelegenheid van Vrouwendag (11 november). Ik ga in deze ook proactief te werk. Het is de verantwoordelijkheid van elke minister om advies- en 39 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 bestuursorganen evenwichtig samen te stellen. Nieuw samengestelde advies- en bestuursorganen die op de Vlaamse Regering worden geagendeerd, laat ik eveneens nakijken op hun conformiteit inzake het MEP-decreet. Zo kunnen eventuele problemen onmiddellijk aangepakt worden. 3 In Vlaanderen is er respect voor iedereen, ongeacht zijn of haar seksuele identiteit SD 8 Het verhogen van het welbevinden van holebi’s en transgenders. Pagina 21 Realisaties 2013 Het verspreiden van juiste informatie over holebiseksualiteit is belangrijk: het neemt vooroordelen en twijfels weg, en maakt het thema bespreekbaar. Vandaar dat ik in 2013 een volledig herwerkte versie liet maken van ‘Alles wat je altijd al wilde weten over holebi’s’, een informerende en sensibiliserende publicatie gericht naar holebi’s én hetero’s. Tegelijk liet ik een gloednieuwe publicatie aanmaken met basisinformatie over het transgenderthema. Deze publicatie is een primeur: voor het eerst wordt op laagdrempelige en toch genuanceerde wijze een brede waaier aan informatie aangereikt aan transgenderpersonen en hun omgeving. Voorts stond ik in 2013 opnieuw stil bij het project dat ik in 2011 door çavaria heb laten uitvoeren om uitgevers te helpen schoolboeken te vrijwaren van gender- en heteronormatieve stereotypen. Uit overleg op 19 maart met de sector van de educatieve uitgevers bleek dat de aangemaakte checklists door meerdere uitgeverijen op hun website werden geplaatst en nog steeds systematisch worden toegevoegd aan de contracten met auteurs. Voor een evaluatie van de impact op de beeldvorming was het nog te vroeg: er waren immers nog te weinig nieuwe leerboeken gepubliceerd sinds mei 2011. Beleidsopties en -initiatieven 2014 De volledig herwerkte versie van ‘Alles wat je altijd al wilde weten over holebi’s’ en de nieuwe publicatie ‘Alles wat je altijd al wilde weten over transgenders’ verschijnen beide in het najaar van 2013. Zij worden in 2014 volop verspreid. OD 11.4 Overheidsgebouwen en gesubsidieerde publieke gebouwen vervullen een voorbeeldfunctie op vlak van Integrale Toegankelijkheid. Pagina 27 Verschillende beleidsdomeinen voeren, binnen het OCM-kader, actieplannen uit om de toegankelijkheid van de eigen infrastructuur of van gesubsidieerde infrastructuur te verhogen. De Vlaamse overheid vervult inzake het verzekeren van fysieke toegankelijkheid een voorbeeldrol en kan het zich moeilijk veroorloven om middelen ter beschikking te stellen voor infrastructuurwerken die niet aan de vereisten zouden voldoen. Realisaties 2013 Als onderwijsminister heb ik bijzondere aandacht voor de toegankelijkheid van nieuwe schoolgebouwen. Scholen moeten nu meer dan ooit inclusief ontworpen worden om de evoluties inzake inclusief onderwijs mogelijk te maken. In samenwerking met Agion en Enter vzw werkte ik daarom de inspiratiebundel ‘Integrale toegankelijkheid van schoolgebouwen’ uit. Deze bundel moet ontwerpers 40 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 en schooldirecties inspireren tot het toegankelijker bouwen van scholen voor het basisonderwijs, secundair onderwijs en buitengewoon onderwijs. De bundel reikt ook concrete tips aan voor eenvoudige en budgetvriendelijke verbeteringen in bestaande gebouwen. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Mijn administratie zal de andere beleidsdomeinen ondersteunen bij de opmaak en uitvoering van actieplannen die de toegankelijkheid van de eigen of gesubsidieerde infrastructuur verhogen. Vanuit mijn bevoegdheid als onderwijsminister zal ik de nieuwe inspiratiebundel verder bekendmaken bij de schooldirecties. OD 11.5 Toegankelijkheid wordt gemonitord onder andere via de vernieuwde, meer gebruiksvriendelijke ToegankelijkVlaanderen-databank. Pagina 28 Zoals ik eerder al aankondigde, liet ik de databank ‘Toegankelijk Vlaanderen’ fundamenteel vernieuwen. De gemoderniseerde databank verzamelt niet langer enkel toegankelijkheidsinformatie voor bezoekers van publieke plaatsen. Via een gewijzigde screeningsmethode, waarbij een oplossingsgerichte aanpak centraal staat, is de databank nu ook een sensibiliserend en informerend instrument voor eigenaars en op die manier een opstap naar feitelijke veranderingen. Met de nieuwe modaliteiten kan de databank uitgroeien tot het monitoringsinstrument voor het gevoerde toegankelijkheidsbeleid. De databank krijgt zo een zeer centrale rol binnen het transversale en het verticale toegankelijkheidsbeleid. Realisaties 2013 Na een aanzienlijk ontwikkelingstraject, kon ik tijdens de tweede Vlaamse week voor Universal Design de vernieuwde databank Toegankelijk Vlaanderen lanceren. Op de website Toegankelijk Vlaanderen (http://toevla.vlaanderen.be) kan de gebruiker intussen meer dan 500 toegankelijkheidsonderzoeken volgens de nieuwe methodiek raadplegen. Met een brede mailing plaatste ik de vernieuwde databank in de belangstelling bij zowel eigenaars van publiek toegankelijke infrastructuur als organisaties van personen met een handicap. Deze laatste doelgroep werd ook in grote getale bereikt via een promotiestand op de REVA-beurs, een informatiebeurs over diensten en hulpmiddelen voor mensen met een handicap. Beleidsopties en –initiatieven 2014 De databank wordt blijvend via de OCM gepromoot. Evenzeer zal ik vanuit het Vlaamse toegankelijkheidsbeleid streven naar een continue uitbreiding van de functionaliteiten en de toepasbaarheid van deze databank. OD 11.6 Het toegankelijkheidsmiddenveld wordt een volwaardige partner van het Vlaamse beleid via professionalisering en structurele verankering. Pagina 29 De provinciale steunpunten toegankelijkheid. Conform de beslissingen in het kader van de interne staatshervorming, richten de provincies hun taakstelling inzake gelijke kansen vanaf 2014 op de implementatie van een gelijkekansenperspectief in de verschillende beleidsdomeinen (zie OD 15.2). Deze taakstelling werd intussen 41 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 geïntegreerd in de verschillende bestuursakkoorden. De financiering die GKV tot nu toe ter beschikking stelde voor de inrichting van de provinciale steunpunten toegankelijkheid, wordt vanaf 2014 niet langer toegekend. Toch zal ik binnen het kader van de nieuwe taakstelling een overlegplatform blijven onderhouden met de verschillende provincies. Daarnaast werd met de provincies overeengekomen dat zij in de toekomst een beroep zullen doen op de dienstverlening van het extern verzelfstandigd agentschap voor de uitwerking van een toegankelijkheidsperspectief binnen de verschillende beleidsdomeinen. OD 12.1 Het world wide web wordt integraal toegankelijk. Pagina 31 Uit de meest recente toegankelijkheidsmonitor blijkt dat inmiddels 64% van de websites van de Vlaamse overheid basistoegankelijk zijn. Hoewel er binnen de steekproef van private websites een lichte stijging vast te stellen is, is nog steeds slechts 14% van deze websites basistoegankelijk voor mensen met een handicap. In het verleden nam ik reeds een aantal ad-hocinitiatieven om via opleiding en begeleiding van webdesigners aan een betere webtoegankelijkheid te timmeren. Het is echter duidelijk dat een effectieve kentering een bredere en meer structurele inzet vraagt van verschillende actoren binnen de Vlaamse overheid. Hierbij kunnen de initiatieven die recent op Europees niveau zijn gestart, op termijn een kader bieden voor eigen decretale regelingen. Zo werkt de Europese Unie momenteel aan een richtlijn die de toegankelijkheid van overheidswebsites zal regelen. Wat betreft niet-publieke websites kreeg het European Committee for standardisation het mandaat om normen rond eAccessibility te ontwikkelen. OD 12.2 Overheidsinformatie wordt leesbaar en verstaanbaar voor iedereen. Pagina 31 De overheid is er voor iedereen. Een overheid die betrouwbaar wil zijn voor alle burgers, moet aan alle burgers kunnen zeggen wat ze doet en doen wat ze zegt. Dit alles op zo’n manier dat het ook begrepen wordt. Dit impliceert onder meer dat de informatie die de overheid verspreidt over haar beleid best leesbaar en verstaanbaar is voor iedereen. Bij de aanvang van deze legislatuur liet ik alvast de beleidsnota’s voor mijn bevoegdheden toegankelijk vertalen. Ik hoop dat deze praktijk veralgemeend zal worden bij de start van de nieuwe legislatuur. Verschillende actoren binnen de Vlaamse overheid (waaronder de afdeling communicatie binnen het departement DAR, het Vlaamse armoedebeleid en het Vlaamse integratiebeleid) zetten reeds op dit thema in en hebben daarvoor ook de juiste expertise in huis. Ik opteer er daarom voor om vanuit het gelijkekansenbeleid – met mijn beperkte middelen en capaciteit – prioriteit te geven aan het architecturale, fysieke aspect van het toegankelijkheidsthema. OD 15.2 Het provinciaal en gemeentelijk gelijkekansenbeleid krijgt vorm in afstemming met het Vlaams gelijkekansenbeleid. Pagina 35 Realisaties 2013 Na de lokale verkiezingen van 2012 besteedden de provincies in 2013 aandacht voor gelijke kansen in het lokale beleid. Zij sensibiliseerden de politieke partijen en de 42 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 nieuwe lokale besturen over het belang van gelijke kansen en streefden naar de integratie van gelijkekansendoelstellingen in de lokale beleidsplannen. Om de provincies te ondersteunen bij hun sensibilisering van het lokale beleid, deed ik een oproep aan alle nieuw verkozen gemeentebesturen om schepenen van Gelijke Kansen aan te duiden. Terwijl tijdens de vorige lokale legislatuur 33% van de besturen een schepen voor Gelijke Kansen ter beschikking had, bleek eind maart 2013 al 41% van de lokale besturen een dergelijke schepen te hebben. Aanvullend hierbij reikten mijn diensten voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen ook een overzicht aan van aandachtspunten voor een sterk lokaal gelijkekansenbeleid. De rol die de provincies vanaf 2014 kunnen opnemen met betrekking tot het gelijkekansenbeleid is onderwerp van de interne staatshervorming. Op 19 april 2013 bepaalde de Vlaamse Regering haar standpunt inzake de provinciale taakstelling voor gelijke kansen. In deze taakstelling gaat alle aandacht naar de implementatie van het gelijkekansenperspectief in de verschillende provinciale beleidsdomeinen. Deze taakstelling werd intussen geïntegreerd in de verschillende bestuursakkoorden. Van een verevening is er in deze context geen sprake. De beperkte financiering die Vlaanderen tot nu toe ter beschikking stelt van de provincies voor het voeren van een gelijkekansenbeleid inzake gender en seksuele identiteit (22.000 euro op jaarbasis) zal vanaf 2014 niet langer worden toegekend. De lopende samenwerkingsovereenkomst wat betreft het gender- en holebibeleid wordt opgeheven. De afspraken inzake het provinciaal toegankelijkheidsbeleid worden besproken onder OD 11.6. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Voor 2014 zal de provinciale taakstelling voor gelijke kansen verankerd worden in het gelijkekansendecreet. GKV wil uitwisseling en overleg binnen het netwerk van provinciale gelijkekansenactoren blijven stimuleren. SD 17 Feitelijke discriminaties worden bestreden16 OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend en laagdrempelig uitgebouwd. Pagina 38 16 Met deze initiatieven geef ik tevens mee uitvoering aan strategische doelstelling 2 van het geïntegreerd actieplan integratiebeleid van de Vlaamse overheid. Realisaties 2013 Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger gevoerd. Daarom ondersteunde ik in 2013 verder het netwerk van dertien Meldpunten Discriminatie, dat bestaat binnen de Vlaamse centrum- en grootsteden. Deze Meldpunten verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminatie. Daarnaast zetten ze preventieve acties op, en werken zij aan de uitbouw van hun lokaal netwerk (zie OD 17.3). 43 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Elf van de dertien Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar. Eind 2012 liep deze erkenning dus af. Door de oprichting van het Interfederaal Centrum en de geplande inbedding van de Meldpunten in dit Centrum tegen eind juni 2013 (zie OD 17.2), was het niet aangewezen de Meldpunten zonder meer te erkennen voor een nieuwe cyclus van drie jaar. De subsidiëring van alle Meldpunten Discriminatie gebeurde voor de eerste jaarhelft van 2013 op projectbasis. De nieuwe startdatum voor de operationalisering van het Interfederaal Centrum werd vastgelegd op 1 januari 2014. Dit is ook de vooropgestelde datum voor de overheveling van de Meldpunten naar dit Centrum. Om de continuïteit van hun diensten tot aan hun feitelijke inbedding te garanderen, werden de Meldpunten ook voor de tweede jaarhelft van 2013 op projectbasis gesubsidieerd. GKV staat in voor de coördinatie en de inhoudelijke omkadering van dit netwerk, via maandelijks overleg en vormingen. Zo werden in 2013 een zesdaagse opleiding bemiddeling, een opleiding over Metis en een vorming over inclusief onderwijs georganiseerd. In het najaar van 2013 vindt een informatiesessie van FRA (European Union Agency for Fundamental Rights) plaats over een toolkit voor de implementatie van mensenrechten op lokaal en regionaal niveau. Verschillende Meldpunten droegen bij aan de ontwikkeling van dit werkinstrument. Tenslotte komt het CGKR duiding geven over hun diversiteitsbarometer en wordt het TIP voorgesteld. Daarnaast sloot GKV opnieuw een samenwerkingsovereenkomst af met het CGKR voor ondersteuning en begeleiding van de Meldpunten in individuele dossiers. De Meldpunten registreren de door hen behandelde meldingen in Metis, een centraal registratiesysteem dat door het CGKR wordt beheerd. Beleidsopties en –initiatieven 2014 De nieuwe startdatum voor de operationalisering van het Interfederaal Centrum en de inbedding van de Meldpunten hierin, werd vastgelegd op 1 januari 2014. Ik zal in 2014 actief meewerken aan de overheveling van de Meldpunten in het Interfederaal Centrum. Ik zal er hierbij op toezien dat de kwaliteitsvolle dienstverlening die binnen de Meldpunten werd uitgebouwd, maximaal wordt geïntegreerd in de nieuwe structuur (zie OD 17.2). OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen. Pagina 41 Realisaties 2013 Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. De eerste twee fasen werden eind 2012 afgerond, namelijk een inventaris van alle subsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein 44 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 – van de subsidiestromen waarin het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te integreren. Het proces dat in de schoot van de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen doorlopen werd, leert dat de oorspronkelijke intentie om via gelijkekansenclausules in subsidiestromen op een afgestemde en generieke te wijze te werken aan de bevordering van gelijke kansen, veel complexer is dan oorspronkelijk werd gedacht. Er is ten eerste de grote verscheidenheid aan subsidiemaatregelen die het moeilijk haalbaar maakt om te komen tot één afgestemde aanpak voor alle bevoegdheden. Daarnaast is er de brede waaier aan mogelijke benaderingen en aandachtspunten die gelieerd kunnen worden aan ‘diversiteit’, ‘toegankelijkheid’ en ‘antidiscriminatie’. Zo kan ‘diversiteit’ bijvoorbeeld betrekking hebben op zowel de personeelsbezetting en -werking van de subsidievrager, als op de participanten aan het project, als op de bredere impact van het initiatief. In juni 2013 werd alvast een overzichtlijst opgesteld van subsidiereglementen die in aanmerking komen voor opname van een gelijkekansenclausule. Met betrekking tot 18 bevoegdheden werd aangegeven dat er reeds een gelijkekansenclausule in bepaalde subsidiereglementeringen wordt gehanteerd die volgens de inschatting van het beleidsdomein voldoende is. Met betrekking tot 17 bevoegdheden werd aangegeven dat er een voornemen bestaat om een nieuwe gelijkekansenclausule te ontwikkelen en/of om een bestaande gelijkekansenclausule aan te vullen of te verbeteren. Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de trekkersrol bij het Vlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. De opmaak van een voorstel van antidiscriminatieclausule, op te nemen in alle bestekken van de Vlaamse overheid, zit in de eindfase. V LAAMS PARLEMENT In het kader van het Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 is werk gemaakt van een leidraad sociale criteria ten behoeve van de aankopers van de Vlaamse overheid. Beleidsopties en –initiatieven 2014 In 2014 zullen binnen de Commissie Gelijke Kansen op regelmatige basis praktijken en ervaringen worden voorgesteld die inspiratie kunnen bieden aan collega’s die de implementatie van een gelijkekansenclausule in hun eigen beleidsdomein voorbereiden. Voor de periode 2012-2014 wordt verder ingezet op een zo breed mogelijke toepassing van de leidraad sociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden, beschreven in de leidraad, door GKV worden geconcretiseerd in clausules. Die kunnen dan onmiddellijk geïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van de gevraagde diensten, werken of producten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust worden op die categorieën van diensten, werken of producten, die het meest relevant zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie, holebi’s, gender, personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. In lijn met de timing van het Actieplan Duurzame Overheidsopdrachten, worden de clausules eind 2014 aangeleverd. 45 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid Pagina 5 De OCM integreert een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen. De leden van de Vlaamse Regering, begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar concrete acties aan. De vier grote OCM-thema’s zijn gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en – meest recent – handicap. In 2013 werden de Actieplannen 2011-2012 voor de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid afgerond en ontving de Vlaamse Regering het verslag met de resultaten. In één beweging werden ook nieuwe plannen opgemaakt, deze keer met als looptijd 2013-2014. Ook aan de implementatie van de Actieplannen handicap (2012-2014) werd gestaag verder gewerkt in 2013. Ik kijk met belangstelling uit naar de concrete resultaten van de eerste actieplannen voor dit thema. 2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015 gerapporteerd, waarna meteen ook een nieuwe OCM-cyclus in de steigers zal worden gezet. Concreet houdt dit in dat vanaf 2015 de diverse OCM-cycli, gelinkt aan de diverse thema’s, synchroon zullen lopen, zowel wat betreft timing als wat betreft fasering. Om al deze plannen op een kwaliteitsvolle manier te kunnen monitoren, doe ik beroep op het Steunpunt Gelijkekansenbeleid (hierna afgekort als SGKB). Het Steunpunt werkt onder meer aan een indicatorenset handicap en bereidt een éénmeting voor op basis van de genderindicatoren (de nulmeting vond plaats in 2011). Ik kijk met interesse uit naar de éénmeting die gepland staat voor eind 2014. OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het middenveld Pagina 11 In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces inhoudelijk. Realisaties 20131 In 2013 brachten de commissieleden verslag uit over de realisatie van de ‘Actieplannen 2011-2012 in het kader van de toepassing van de OCM in het Vlaamse gelijkekansenbeleid’. Deze actieplannen hadden betrekking op de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid en waren een concretisering van het doelstellingenkader dat de Vlaamse Regering in 2010 m.b.t. deze thema’s bepaalde. In 2013 werden voorts nieuwe actieplannen opgemaakt, met als looptijd 2013-2014. 46 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het evaluatieverslag en de actieplannen 2013-2014 werden in oktober aan de Vlaamse Regering voorgelegd en vervolgens aan de leden van het Vlaamse Parlement overgemaakt. Ook werd in 2013 verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 20122014 m.b.t. het thema handicap’. Deze actieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkader handicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde. Beleidsopties en –initiatieven 2014 2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015 gerapporteerd. 2015 is meteen ook het startjaar van een nieuwe OCM-cyclus. Het officiële begin is de bepaling van een nieuw doelstellingenkader. De Vlaamse Regering is decretaal verplicht om dit te doen uiterlijk negen maanden na haar aantreden. Dit doelstellingenkader wordt in 2014 voorbereid. Dit gebeurt onder andere door het verzamelen van input en suggesties bij het brede middenveld via een bevraging door Gelijke Kansen in Vlaanderen (hierna afgekort als GKV). Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, zullen timing en fasering van de vier thema’s – gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap – volledig gelijklopen. OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het beleidsproces. Pagina 12 Realisaties 20134 Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten, werd een quick scan ontwikkeld die een vast onderdeel vormt van de RIA, de reguleringsimpactanalyse. Om de administratieve lasten te beperken en het gebruik en effect te maximaliseren, werd gewerkt aan één geïntegreerd instrument. Daarbij werden ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkeling en Brussel betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverre een regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen, meer bepaald op het vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn en volksgezondheid, huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en mobiliteit. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers praktisch begeleidt en inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van de doelgroepen en van de machtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de betrokken beleidsdomeinen voor wat betreft participatie of bereik van deze verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zo kunnen ook indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Deze handleiding wordt momenteel geschreven en zal in de loop van maart 2014 worden opgeleverd. 47 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14 Realisaties 2013 Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt in alle Vlaamse advies- en bestuursorganen een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen door maximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht toe te staan. In het voorjaar van 2012 werd een ontwerpversie van het eerste MEP-rapport opgemaakt en voorgelegd. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige samenstellingsgegevens ontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom-databank). Daarom sprak de Vlaamse Regering af dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verder zouden aanvullen. Toen uit een tweede ontwerprapport bleek dat er nog veel marge voor verbetering was, heb ik in maart 2013 opnieuw mijn collega-ministers aangespoord om de nodige initiatieven te nemen. Intussen bracht de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen op basis van de ontwerprapportage pijnpunten in kaart, samen met pistes ter remediëring. Eind 2012 bezorgde de Commissie een adviesnota aan de leidend ambtenaren en aan de functioneel bevoegde minister, met suggesties voor optimalisatie van zowel de monitoring als de realisatie van de eigenlijke evenwichtsvoorwaarde. In diezelfde periode legde de Secretaris-Generaal van DAR een nota met enkele van deze aanbevelingen over Vliom en MEP voor aan de topambtenaren van de Vlaamse overheid. Enkele aandachtspunten werden al omgezet in concrete acties. Samen met de Secretarie van de Kanselarij werd de technische handleiding voor de Vliom-databank grondig bijgewerkt. Daarnaast werd een folder aangemaakt voor de Vliomcontactpersonen. Deze folder focust op de taken en verantwoordelijkheden van de contactpersonen en geeft hands-on tips voor de snelle en efficiënte aanvulling van de databank. In het najaar van 2013 plan ik de agendering op de Vlaamse Regering van het MEPrapport, dat zicht geeft op de realisatie van de evenwichtsvoorwaarde zoals die werd vastgelegd in het MEP-decreet van 13 juli 2007. Ook als minister van Onderwijs heb ik initiatieven genomen om een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te realiseren. Aangezien de genderproblematiek in het hoger onderwijs een aandachtspunt blijft, wordt voortaan binnen de bestuursorganen en adviesraden van de publiekrechtelijke hogescholen en van de niet-privaatrechtelijke universiteiten (de Universiteit Gent, de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Hasselt) gestreefd naar meer m/vevenwicht. Op mijn initiatief werd decretaal vastgelegd dat ten hoogste twee derden van de leden van hetzelfde geslacht kan zijn. Deze regeling, die in werking trad op 1 oktober 2013 en die toegepast zal worden bij de eerstvolgende vernieuwing van deze organen en raden, waarborgt de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen en sluit aan bij het MEP-decreet.6 48 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In 2011 heb ik, samen met mijn collega-minister van Wetenschapsbeleid aan de VLIR-werkgroep Gelijke Kansen gevraagd een actieplan op te stellen om het genderevenwicht aan de universiteiten te verbeteren, en de doorstroom van vrouwen naar het professorenkorps te verhogen. In 2013 hebben de universiteiten dit actieplan gender voorgelegd aan de ministers bevoegd voor Wetenschapsbeleid en Onderwijs. Op basis hiervan werd een charter opgesteld. Tegen begin 2014 zal elke universiteit haar eigen beleidsplan gender moeten uitwerken. Er is nog een andere interessante ontwikkeling gaande in het Wetenschapsbeleid. Momenteel is het Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid en tot opheffing van diverse andere bepalingen, in opmaak. Daarin zullen de artikels 3 tot en met 7 van het MEP-decreet van toepassing worden op alle instellingen vermeld in dit decreet. Bestuursorganen in de privésector. Bij de opmaak van de beleidsnota in 2009, was er nog geen wettelijk kader met betrekking tot de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in bestuursorganen in de privésector. In die periode was elk stimulerend initiatief dan ook nuttig. Medio 2011 is echter de wet goedgekeurd die overheidsbedrijven en beursgenoteerde ondernemingen verplicht om een derde van de mandaten in hun raden van bestuur te reserveren voor het andere geslacht.7 Het is nu in eerste instantie de taak van de federale regering om een flankerend beleid uit te werken om deze wetgeving te implementeren. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid. De voorbereidende fase van het MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de decentrale Vliom-databank een pijnpunt is. Er is nood aan de invoering van een afgebakend en recurrent tijdspad, dat de rapportage voor alle actoren vlotter en efficiënter kan doen verlopen. Ik zal hier onder meer op inspelen door aan het Vlaams Parlement een ontwerp tot wijziging van het MEP-decreet voor te stellen. Opzet is om in dit decreet opnieuw een duidelijke tweejaarlijkse rapportageplicht aan het Vlaams Parlement in te schrijven, telkens ter gelegenheid van Vrouwendag (11 november). Ik ga in deze ook proactief te werk. Het is de verantwoordelijkheid van elke minister om advies- en bestuursorganen evenwichtig samen te stellen. Nieuw samengestelde advies- en bestuursorganen die op de Vlaamse Regering worden geagendeerd, laat ik eveneens nakijken op hun conformiteit inzake het MEP-decreet. Zo kunnen eventuele problemen onmiddellijk aangepakt worden. OD 11.4 Overheidsgebouwen en gesubsidieerde publieke gebouwen vervullen een voorbeeldfunctie op vlak van Integrale Toegankelijkheid. Pagina 27 Verschillende beleidsdomeinen voeren, binnen het OCM-kader, actieplannen uit om de toegankelijkheid van de eigen infrastructuur of van gesubsidieerde infrastructuur te verhogen. De Vlaamse overheid vervult inzake het verzekeren van fysieke toegankelijkheid een voorbeeldrol en kan het zich moeilijk veroorloven om middelen ter beschikking te stellen voor infrastructuurwerken die niet aan de vereisten zouden voldoen. 49 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Realisaties 2013 Als onderwijsminister heb ik bijzondere aandacht voor de toegankelijkheid van nieuwe schoolgebouwen. Scholen moeten nu meer dan ooit inclusief ontworpen worden om de evoluties inzake inclusief onderwijs mogelijk te maken. In samenwerking met Agion en Enter vzw werkte ik daarom de inspiratiebundel ‘Integrale toegankelijkheid van schoolgebouwen’ uit. Deze bundel moet ontwerpers en schooldirecties inspireren tot het toegankelijker bouwen van scholen voor het basisonderwijs, secundair onderwijs en buitengewoon onderwijs. De bundel reikt ook concrete tips aan voor eenvoudige en budgetvriendelijke verbeteringen in bestaande gebouwen. Beleidsopties en –initiatieven 2014 Mijn administratie zal de andere beleidsdomeinen ondersteunen bij de opmaak en uitvoering van actieplannen die de toegankelijkheid van de eigen of gesubsidieerde infrastructuur verhogen. Vanuit mijn bevoegdheid als onderwijsminister zal ik de nieuwe inspiratiebundel verder bekendmaken bij de schooldirecties. OD 12.1 Het world wide web wordt integraal toegankelijk. Pagina 31 Uit de meest recente toegankelijkheidsmonitor blijkt dat inmiddels 64% van de websites van de Vlaamse overheid basistoegankelijk zijn. Hoewel er binnen de steekproef van private websites een lichte stijging vast te stellen is, is nog steeds slechts 14% van deze websites basistoegankelijk voor mensen met een handicap. In het verleden nam ik reeds een aantal ad-hocinitiatieven om via opleiding en begeleiding van webdesigners aan een betere webtoegankelijkheid te timmeren. Het is echter duidelijk dat een effectieve kentering een bredere en meer structurele inzet vraagt van verschillende actoren binnen de Vlaamse overheid. Hierbij kunnen de initiatieven die recent op Europees niveau zijn gestart, op termijn een kader bieden voor eigen decretale regelingen. Zo werkt de Europese Unie momenteel aan een richtlijn die de toegankelijkheid van overheidswebsites zal regelen. Wat betreft niet-publieke websites kreeg het European Committee for standardisation het mandaat om normen rond eAccessibility te ontwikkelen. OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen. Pagina 41 Realisaties 2013 Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. De eerste twee fasen werden eind 2012 afgerond, namelijk een inventaris van alle subsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein 50 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 – van de subsidiestromen waarin het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te integreren. Het proces dat in de schoot van de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen doorlopen werd, leert dat de oorspronkelijke intentie om via gelijkekansenclausules in subsidiestromen op een afgestemde en generieke te wijze te werken aan de bevordering van gelijke kansen, veel complexer is dan oorspronkelijk werd gedacht. Er is ten eerste de grote verscheidenheid aan subsidiemaatregelen die het moeilijk haalbaar maakt om te komen tot één afgestemde aanpak voor alle bevoegdheden. Daarnaast is er de brede waaier aan mogelijke benaderingen en aandachtspunten die gelieerd kunnen worden aan ‘diversiteit’, ‘toegankelijkheid’ en ‘antidiscriminatie’. Zo kan ‘diversiteit’ bijvoorbeeld betrekking hebben op zowel de personeelsbezetting en -werking van de subsidievrager, als op de participanten aan het project, als op de bredere impact van het initiatief. In juni 2013 werd alvast een overzichtlijst opgesteld van subsidiereglementen die in aanmerking komen voor opname van een gelijkekansenclausule. Met betrekking tot 18 bevoegdheden werd aangegeven dat er reeds een gelijkekansenclausule in bepaalde subsidiereglementeringen wordt gehanteerd die volgens de inschatting van het beleidsdomein voldoende is. Met betrekking tot 17 bevoegdheden werd aangegeven dat er een voornemen bestaat om een nieuwe gelijkekansenclausule te ontwikkelen en/of om een bestaande gelijkekansenclausule aan te vullen of te verbeteren. Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de trekkersrol bij het Vlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. De opmaak van een voorstel van antidiscriminatieclausule, op te nemen in alle bestekken van de Vlaamse overheid, zit in de eindfase. V LAAMS PARLEMENT In het kader van het Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 is werk gemaakt van een leidraad sociale criteria ten behoeve van de aankopers van de Vlaamse overheid. Beleidsopties en –initiatieven 2014 In 2014 zullen binnen de Commissie Gelijke Kansen op regelmatige basis praktijken en ervaringen worden voorgesteld die inspiratie kunnen bieden aan collega’s die de implementatie van een gelijkekansenclausule in hun eigen beleidsdomein voorbereiden. Voor de periode 2012-2014 wordt verder ingezet op een zo breed mogelijke toepassing van de leidraad sociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden, beschreven in de leidraad, door GKV worden geconcretiseerd in clausules. Die kunnen dan onmiddellijk geïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van de gevraagde diensten, werken of producten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust worden op die categorieën van diensten, werken of producten, die het meest relevant zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie, holebi’s, gender, personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. In lijn met de timing van het Actieplan Duurzame Overheidsopdrachten, worden de clausules eind 2014 aangeleverd. 51 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgering & Integratie OD 13.3 Het organiseren van discussies tussen adolescente nieuwe Vlamingen (jongens en meisjes) over hun verwachtingen en wensen van mannen en vrouwen in een klassieke en nieuwe relaties. Pagina 32 Realisaties 2013 Aangezien ze in hun uitwerking sterk op elkaar ingrijpen, bundel ik de bespreking van deze drie OD’s. Er wordt onder meer aan gewerkt via subsidiëring van projecten die uitgaan van de betrokkenen zelf en via de gesubsidieerde organisatie Ella vzw. Om het genderbewustzijn van nieuwe Vlamingen en Brusselaars te verhogen, stimuleerde ik interne discussies en gesprekken over verwachtingen van mannen en vrouwen in klassieke en nieuwe relaties. In 2013 maakte ik in dit kader de vaderweek van 22 tot 27 april mee mogelijk via een project van LINK=Brussel vzw. LINK=Brussel realiseerde een rondetafelgesprek van en voor vaders, een uitwisseling tussen moeders en een expertenmeeting over vaderbetrokkenheid bij de opvoeding. Op 28 september 2013 werd het project ‘Metamorfoses’ gelanceerd door het Centrum voor Ondersteuning, Onderzoek en Documentatie vzw. Het project wil onder meer via het stimuleren van het genderbewustzijn en het genderbewust handelen, de genderbarrières bij deze doelgroep doorbreken en hun actieve participatie aan de samenleving bevorderen. Ella vzw realiseerde op 4 december 2012 de studiedag ‘Geweld, gender en weerbaarheid’ in Antwerpen, ter ondersteuning van intermediaire dienstverleners. Op 20 juni 2013 lanceerde deze organisatie te Gent een laagdrempelig poppenspel over gendergerelateerd geweld. Deze voorstelling wordt in de loop van 2013 vertoond bij groepen nieuwe Vlamingen en Brusselaars om het thema bespreekbaar te maken. Beleidsopties en –initiatieven 2014 In 2014 is het precies vijftig jaar geleden dat de eerste Turkse en Marokkaanse migranten zich in België vestigden. Meteen een reden om vijftig jaar Turkse aanwezigheid eens te vieren vanuit genderperspectief. Ik ondersteun daarom Clin d’oeil films bij het realiseren van een documentaire hierover, in een regie van Kader Balci. Balci gooide in 2010 al hoge ogen met de langspeelfilm ‘Turquaze’. De documentaire ‘Sanseveria’ zal inkijk geven in de wijze waarop veranderlijke ideeën over vrouwelijkheid en mannelijkheid een impact hebben op hoe vrouwen en mannen hun leven uitbouwen. Ook in 2014 blijf ik het middenveld stimuleren om projecten rond deze thematiek in te dienen en zal ik de waardevolle aanvragen valoriseren. OD 13.4 Het verbeteren van het welbevinden van allochtone holebi’s. Pagina 33 Realisaties 2013 Zoals eerder aangehaald (zie OD 13.3) stimuleer ik via allerlei activiteiten de dialoog bij jongeren van allochtone origine over relatievorming. Hierin komt ook het thema 52 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 seksuele diversiteit ter sprake. Dit is belangrijk: in bepaalde segmenten van de allochtone gemeenschap is holebiseksualiteit een absoluut taboeonderwerp, wat het moeilijk maakt voor allochtone holebi’s om voor hun seksualiteit uit te komen en ze te beleven. De taboestatus van holebiseksualiteit kan ook leiden tot onbegrip en weerstand, die zich in het ergste geval uit in verbale of fysieke agressie. Ik benadrukte reeds vaker het belang van het introduceren van stemmen uit de allochtone gemeenschappen zelf – inclusief uit landen met een moslimtraditie – die publiekelijk een genuanceerd standpunt innemen over gender en seksuele identiteit. In het kader van de WOGA-mensenrechtenconferentie die ik mee mogelijk maakte (zie SD 9), was Muhsin Hendricks te gast, net als een heleboel andere sprekers van diverse religieuze en etnische achtergronden. Hendricks is een Zuid-Afrikaanse homoseksuele imam en de stichter van The Inner Circle, een mensenrechtenorganisatie die werkt rond de thema’s gender, seksuele diversiteit en islam. Het is belangrijk om een forum te bieden aan progressieve stemmen uit contexten die vaak gekenmerkt worden door en geassocieerd worden met minder progressieve opvattingen over seksualiteit. De verspreiding van deze stemmen binnen onze allochtone gemeenschappen creëert meer openheid voor seksuele diversiteit. De verspreiding van deze stemmen binnen de omringende samenleving, creëert op haar beurt meer openheid van die omringende samenleving voor de (diverse) allochtone gemeenschappen. In een klimaat van toenemende polarisering, dat sterk gevoed wordt door vooroordelen en angst, is dit geen overbodige luxe. Tijdens de WOGAmensenrechtenconferentie hielden verscheidene internationale sprekers trouwens een sterk pleidooi voor de noodzaak aan solidariteit tussen de verschillende etnische gemeenschappen binnen de holebi- en transgendergemeenschap. Beleidsopties en –initiatieven 2014 In het traject dat ik ontwikkel m.b.t. gender en seksuele diversiteit in het onderwijs (zie OD 8.3), wordt er in 2014 bijzondere aandacht besteed aan het ondersteunen van scholen met een leerlingenpopulatie met een heterogene etnische achtergrond, en dit via pedagogische studiedagen op maat. OD 16.1 Journalisten gebruiken de Expertendatabank als een belangrijke bron voor contactinformatie Pagina 37 Realisaties 2013 De Expertendatabank bevat een duizendtal fiches met contact- en expertisegegevens van experten uit de kansengroepen vrouwen, allochtonen, transgenders en personen met een handicap. Sinds 2012 zijn een aantal opgeleide ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding toegevoegd. Daarnaast vindt de journalist er informatie over organisaties die werken rond één of meer van deze thema’s. Om het gebruik van de Expertendatabank optimaal te houden, wordt ze actief gepromoot bij journalisten. De levendige homepage toont tweewekelijks een nieuw kort interview met één van de vele experten uit de databank. Daardoor wordt in een oogopslag duidelijk wat de Expertendatabank te bieden heeft. Maandelijks 53 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 ontvangen journalisten ook een mailing met nieuws over de databank. En via een rake advertentie en banner – met dank aan Carl Devos – wordt de databank actief gepromoot bij journalisten. Op 22 februari 2013 stelde GKV de Expertendatabank voor aan de federaal georganiseerde rondetafel ‘Media en diversiteit’. Beleidsopties en –initiatieven 2014 In 2014 werk ik verder aan de uitbouw van deze databank, en aan de promotie ervan. Zo zal eind 2013 een vernieuwde banner en advertentie ter promotie van de Expertendatabank bij journalisten verspreid worden. Ook deze keer zal de expertendatabank mee gepromoot worden door een bekend expert. OD 17.4 De burger kent zijn rechten in de strijd tegen discriminatie en vindt zijn weg naar de Meldpunten en andere partners. Pagina 40 Realisaties 2013 Voor de bekendmaking van het antidiscriminatiebeleid en de Meldpunten is verder ingezet op netwerking en multiplicatoreffecten. De Meldpunten maakten hun werking in het eigen werkingsgebied beter bekend door samen te werken met lokaal ingebedde doelgroep- en sectororganisaties. Ook door hun preventieve acties kregen de Meldpunten langzamerhand meer bekendheid bij het brede publiek. Begin 2013 zette ik een vormingsaanbod voor de Meldpunten op in het kader van een Vlaams beleid voor de integratie van Midden- en Oost-Europese (Roma)migranten.19 In het najaar van 2013 vindt een voorstelling van het TIP plaats. Zo wil ik ervoor zorgen dat de Meldpunten ook adequaat kunnen omgaan met de bestrijding van discriminatie ten aanzien van deze doelgroepen. 19 Met dit initiatief geef ik uitvoering aan het Vlaams Actieplan MOE (Roma)-migranten 2012-2015. Beleidsopties en –initiatieven 2014 De inbedding van de Meldpunten in het nieuwe Interfederaal Centrum staat gepland voor januari 2014. Dit doet geenszins afbreuk aan het belang van een lokale verankering van de strijd tegen discriminatie. Problemen rond discriminatie manifesteren zich vaak lokaal en vereisen dan ook een lokale aanpak. Het blijft erg belangrijk dat slachtoffers van discriminatie op een laagdrempelige wijze meldingen kunnen doen. Bovendien is het lokaal netwerk dat elk meldpunt de laatste jaren heeft opgezet met stedelijke diensten en externe organisaties, van cruciaal belang gebleken bij de behandeling van klachten. Zodra de opstart van het Interfederaal Centrum een feit is, moet het een algemene communicatiecampagne opzetten die het brede publiek inzicht geeft in zijn rechten en uitleg geeft over de bestrijding van discriminatie in Vlaanderen en Brussel. 54 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief BRUSSEL SD 1 - Vlaanderen voor Brussel: een betrokken partner zijn in de uitdagingen waar Brussel voor staat Pagina 13 OD 1.3. – Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid De prioritaire partner voor de wetenschappelijke onderbouw van het Vlaamse Brusselbeleid is BRIO, het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum. Beleidsopties en –initiatieven 2014 De resultaten van de eerste taalbarometer van de Rand worden in het voorjaar van 2014 voorgesteld. Uit dit onderzoek zal een publicatie voortvloeien, waarin de resultaten van de Rand-Taalbarometer worden geconfronteerd met die van de Brussel-Taalbarometer Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Het wetenschappelijk onderzoek dat Brio voert naar verschillende aspecten van het taalgebruik in het dagelijks leven in de Vlaamse Rand verder opvolgen. Dit kan als wetenschappelijke informatiebron dienen bij beleidsondersteuning inzake de Rand. 55 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 BESTUURSZAKEN (BZ) Beleidsbrief BESTUURSZAKEN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting 1.Daadkrachtig management door samenwerking en synergie Pagina 7 (…) Voorts zal ik toezien op de uitvoering van het decreet deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector en zal ik een waardengedreven bedrijfscultuur stimuleren. (…) Voor een optimale rechtsbedeling en maximale bescherming, lever ik de laatste inspanningen om tegen het einde van de regeerperiode de geïntegreerde werking en de gestroomlijnde arbeidsvoorwaarden van een aantal bestuursrechtscolleges in wetgevende teksten te finaliseren. 4. Met ICT en e-government naar geïntegreerde oplossingen Pagina 8 Voorts blijf ik in 2014 bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Zowel wat betreft het aanleggen, beheren en gebruiken van authentieke bronnen als het samenwerken op het vlak van e-governmentdiensten, wil ik verdere stappen zetten samen met de lokale besturen. 10. Sterke partnerschappen voor maximale meerwaarde eindgebruiker Pagina 9 Ook in 2013 zal ik investeren in sterke partnerschappen met de lokale besturen, internationale partners, de personeelsvertegenwoordiging en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Inleiding Pagina 10 Ik stimuleerde verschillende vormen van mobiliteit van personeelsleden zoals mobiliteit van en naar lokale besturen en tijdelijke (internationale) mobiliteit. Aan het begin van deze regeerperiode stelde ik mezelf de ambitie om een positief verschil te maken voor de samenleving, de bedrijven, het middenveld en de lokale overheden door het realiseren van een slagkrachtige overheid. (…) Ik zette ook sterk in op het verminderen van administratieve lasten. Ik gaf mijn administratie de opdracht om zowel het instrumentarium te verbeteren waarmee administratieve lasten bestreden wordt, als om mee te werken aan concrete projecten zoals de omgevingsvergunning. Ook de interne 56 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 administratieve lasten heb ik onder handen genomen door bijvoorbeeld het ondernemingsplan te optimaliseren. De vele impulsen om intensiever te werken met e-procurement is in deze een goed voorbeeld. 1.1.1. VIA-PROJECT EN MEERJARENPROGRAMME SLAGKRACHTIGE OVERHEID Algemene stand van zaken Pagina 11 Het College van Ambtenaren-Generaal (CAG) rapporteert zesmaandelijks aan de Vlaamse Regering over de voortgang van het meerjarenprogramma slagkrachtige overheid. Daarnaast vindt er driemaandelijks een overleg plaats tussen een delegatie van het CAG en de kernministers over de voortgang van het programma of over specifieke sleutelprojecten of onderdelen ervan. Het afgelopen jaar wierp het voortgangsrapport maart 2013 een vooruitblik op de afwerking van de sleutelprojecten van het meerjarenprogramma. Eén van de dertien organisatiebrede sleutelprojecten van het meerjarenprogramma, met name „Planlasten voor lokale besturen vervangen door één lokale meerjarenplanning is inmiddels gerealiseerd. 1.1.2 DE INTERNE PLANLAST VERMINDEREN EN EFFICIËNTIE INSCHRIJVEN IN DE PLANNINGSINSTRUMENTEN Pagina 12 Stand van zaken De Vlaamse Regering verleende op mijn voorstel haar goedkeuring aan de inhoud en de implementatie van het ondernemingsplan en de jaarlijkse uitvoeringsrapportering. Het voorstel integreert het jaarlijks diversiteitsplan en het jaarlijks welzijnsplan in het jaarlijks ondernemingsplan. De ondernemingsplannen werden begin dit jaar opgevraagd en op de website www.bestuurszaken.be geplaatst. Intenties 2014 Ik zal de mogelijkheid onderzoeken om te streven naar uniformiteit m.b.t. het personeelsplan. AgO levert een „Instrumentendoos Personeelsplanning op die het de entiteiten van de Vlaamse overheid mogelijk zal maken om hun personeelsplan op een gestructureerde manier op te maken, meer in lijn met het ondernemingsplan. 1.1.4 DIENST VOOR DE BESTUURSRECHTSCOLLEGES (DBRC) Pagina 13 Stand van zaken In 2013 doorliep het voorontwerp van decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges de nodige (overleg)procedures. Het decreet organiseert een ondersteunende dienst voor de bestuursrechtscolleges (DBRC) met onder meer de griffiers en referendarissen, geleid door de voorzitter, voor het Milieuhandhavingscollege, de Raad voor Vergunningsbetwistingen en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen samen 57 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 (…) Het Departement Bestuurszaken stelde, in samenwerking met de betrokken bestuursrechtscolleges en departementen, twee uitvoeringsbesluiten op - het procedurereglement en de rechtspositieregeling - en startte daarvoor het inhoudelijk overleg op. Intenties 2014 In 2014 zal de Vlaamse Regering het decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges indienen bij het Vlaams Parlement. De Vlaamse Regering zal eveneens de datum van inwerkingtreding bepalen, in samenhang met de inwerkingtreding van de decreten betreffende de omgevingsvergunning en de handhaving van de omgevingsvergunning. (…) Zo zullen tegen het einde van de regeerperiode de geïntegreerde werking (met als doel een optimale rechtsbedeling en maximale rechtsbescherming) en de gestroomlijnde arbeidsvoorwaarden van een aantal administratieve rechtscolleges in wetgevende teksten een feit zijn. 1.4.2 UITBOUW VAN EEN DEGELIJK SYSTEEM VAN ORGANISATIEBEHEERSING (INTERN CONTROLESYSTEEM) Pagina 15 Stand van zaken In 2013 werd beslist om IAVA om te vormen tot audit Vlaanderen met een auditpoot voor de Vlaamse overheid en een auditpoot die de externe audit van lokale besturen voor zijn rekening zal nemen. In de loop van 2014 wordt deze beslissing verder geïmplementeerd. Intenties 2014 In 2014 zal verder worden ingezet op geïntegreerd risicomanagement en zal de werkgroep interne controle/organisatiebeheersing de instrumenten m.b.t. organisatiebeheersing verder opvolgen. In dat opzicht verwijs ik ook graag naar de beleidsbrief van de minister-president, bevoegd voor audit. De werkgroep zal in 2014 de actualisatie van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing afronden en implementeren. De externe auditactiviteiten naar de lokale besturen zullen worden opgestart in 2014. 1.4.3 UITBOUW VAN HET BEDRIJFSCONTINUÏTEITSMANAGEMENT Pagina 15 Intenties 2014 (…) Verder zal ik er op toezien dat de kwaliteit van de bedrijfscontinuïteitsplannen verhoogd, onder andere ten behoeve van de crisiscoördinatie door het crisiscoördinatieteam van de Vlaamse overheid. Het CCVO komt in werking in geval van ernstige calamiteiten waarbij meer dan één Vlaamse overheidsinstelling betrokken. Het CCVO heeft nood aan meer slagkracht en bekendheid. Ik zet dus in op meer intensieve interne communicatie, en geef daarnaast prioriteit aan de ervaringsuitwisseling met de provinciegouverneurs. 58 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 1.4.4 INTRODUCEREN BESTUREN Pagina 15 VAN EXTERNE AUDIT BIJ DE LOKALE Voor de verdere opvolging van de introductie van de externe audit bij de lokale besturen verwijs ik naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Zie ook 1.4.2. 1.5 VERZEKEREN VAN DEUGDELIJK BESTUUR Pagina 16 Stand van zaken Het ontwerp van decreet betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector legt een aantal regels op inzake de samenstelling van raden van bestuur van publieke organisaties en het opstellen van een deontologische code. Het decreet legt ook verschillende geldelijke bepalingen op. Zo mag de jaarlijkse bezoldiging van personeelsleden en leden van raden van bestuur niet hoger zijn dan de bezoldiging van de minister-president. (…) Ten slotte bepaalt het decreet dat de bedragen van de bezoldigingen openbaar gemaakt worden. Dat zal de transparantie inzake de verloning van personeelsleden van entiteiten en de leden van raden van bestuur verhogen. 2.2.1 LUISTEREN NAAR DE SAMENLEVING: CONSULTATIE Pagina 17 Intenties 2014 Tot slot wens ik belanghebbendenmanagement verder toe te passen in een interbestuurlijke context. Zo kan er geleerd worden uit de ervaringen van lokale besturen met de toepassingen van de Beleids- en Beheercyclus (BBC). 2.2.2 VOORTBOUWEN OP DEGELIJK WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Pagina 18 BELEIDSGERICHT Stand van zaken 2013 was het tweede werkjaar van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie (SBOV III) – Slagkrachtige Overheid. Tijdens het tweede werkjaar kwamen heel wat interessante onderzoeksbevindingen naar boven. Intenties 2014 In 2014 zal ik verder inzetten op een sterke samenwerking tussen de administratie en SBOV III en zal ik erover waken dat de SBOVonderzoeksresultaten ruimer worden verspreid. Gezien de kortere looptijd van SBOV III (vier in plaats van vijf jaar) zal ik er op toezien dat alle projecten de geplande timing behouden. 2.5 PROJECT-, PROGRAMMA- EN VERANDERMANAGEMENT Pagina 20 Intenties 2014 Verder wens ik ook te onderzoeken hoe we de lokale besturen daarin kunnen ondersteunen in het kader van de nieuwe externe audit lokale besturen. 59 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 3.2 PERSONEELSBEWEGINGEN Pagina 21 Stand van zaken Ik stelde vast dat de procedure met betrekking tot mobiliteit met lokale besturen onvoldoende bekend is. Daarom werden bijkomende hulpmiddelen uitgewerkt en ontsloten op diverse websites. Een informatiecampagne werkte sensibiliserend. 4.2.2 VERDER UITBOUWEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE INFRASTRUCTUUR/ OPLOSSINGEN Pagina 28 In 2013 werden de nodige stappen ondernomen om de ontsluiting van de MAGDA-diensten (MAximaleGegevensDeling tussen Administraties) over het internet naar de lokale besturen mogelijk te maken. Daartoe werd de beveiliging van het MAGDA-platform versterkt (o.a. door gebruik te maken van Web Services Security (WSS) en secure File Transfer Protocol (sFTP) met client-certificaten). De hogere beveiliging vormt een belangrijke stap vooruit in het vergroten van de reikwijdte van de MAGDA-dienstverlening. Een tweede verbetering van het MAGDA-platform bestaat er in dat alle bestaande MAGDA-diensten en platformcomponenten werden gemigreerd naar een nieuwe (en krachtiger) versie van de onderliggende software (databanken en applicatie servers). Dat moet toelaten om nieuwe MAGDAdiensten sneller in productie te brengen en een groter aantal bijkomende MAGDA-afnemers (voornamelijk afkomstig uit de lokale overheden) betere Service Level Agreements (SLAs) te bieden. Naast het huidig aanbod (door middel van MAGDA) van de waarden uit de KruispuntBank Ondernemingen (KBO) en bijkomende waarden uit officiële ondernemingsdatabanken (de officiële „Verrijkingen), wil ik de Verrijkte KruispuntBank Ondernemingen (VKBO) profileren als kenniscentrum voor ondernemingsinformatie, zowel aan te spreken door de overheidsdiensten op Vlaams niveau en door de lokale besturen (die de beschikbare informatie integreren in hun processen t.a.v. de ondernemingen) als door de ondernemingen zelf (die zelf bepaalde informatie-elementen centraal kunnen invullen en beheren). 4.3 TECHNOLOGIE INNOVATIEF EN DOELGERICHT INZETTEN Pagina 30 Stand van zaken In 2013 initieerde ik een nieuwe oproep voor Vlaamse Innovatie Projecten of VIP-projecten. Dat zijn projecten bij de Vlaamse overheid of lokale besturen die bijdragen tot het open data-beleid van de Vlaamse overheid. Er werden 24 projectvoorstellen ontvangen. Tien van deze voorstellen kregen in 2013 ondersteuning of (co)financiering bij de uitvoering van het project. Ik ondersteunde van in het begin het „OSLO-project (Open Standaarden voor 60 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 lokale overheden) van V-ICT-OR (Vlaamse ICT-Organisatie). Daarin wordt een generiek datakader /open standaard m.b.t. kerndata ontwikkeld dat zowel zorgt voor een vlotter interbestuurlijk gegevensverkeer tussen de besturen (koppeling met authentieke bronnen) als voor een vlotter intrabestuurlijk gegevensverkeer binnen een bestuur (tussen de verschillende toepassingen). Intenties 2014 In 2014 zal ik samen met alle functioneel bevoegde ministers waaronder de minister bevoegd voor economie, mede naar aanleiding van de goedgekeurde herziening van de Europese richtlijn over hergebruik van overheidsinformatie, een regelgevend initiatief met betrekking tot open data opstarten. Mijn administratie zal bovendien verder werken aan de realisatie van het Vlaams open data platform. Aansluitend zal ik de samenwerking met de lokale overheden met betrekking tot een Vlaams overkoepelend open data beleid verder stroomlijnen. 4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN Pagina 30 Stand van zaken De Productencatalogus werd opgeleverd in het voorjaar van 2013 en beschrijft producten en diensten die Vlaamse, federale, lokale en provinciale overheden aanbieden. Voorbeelden zijn o.a. studietoelagen, bodemattesten, identiteitskaarten, reispaspoorten, premies voor het aanleggen van een geveltuin, .... Lokale, provinciale, Vlaamse en federale overheidsdiensten kunnen vanaf nu de beschrijvingen uit de productencatalogus gebruiken en overnemen in hun communicatie naar burgers, bedrijven en organisaties. De Productencatalogus is tot stand gekomen in samenwerking tussen de Vlaamse overheid (entiteit e-government en ICT-Beheer/CORVE en de Vlaamse infolijn) en de vertegenwoordigers van provincies en lokale besturen (VVSG, V-ICT-OR, VVP en Kortom). Door de verdere ontwikkeling van het MAGDA 2.0-platform heb ik de mogelijkheid gecreëerd voor lokale besturen om aan te sluiten op de diensten aangeboden door het MAGDA-platform.De eerste stappen daartoe werden ook reeds gezet, onder meer voor het project Digitale Bouwaanvraag. Ook met de provincies werden eerste stappen gezet om persoonsgegevens te gaan uitwisselenHet MAGDA-platform speelt ook een cruciale rol in de uitwisseling van gegevens in samenwerking met de Kruispuntbank Inburgering (KBI). Zo zorgt het MAGDA-platform ervoor dat de diverse partners Kruispuntbank Inburgering, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) en de OCMWs - gegevens eenmalig inzamelen en gecoördineerd ontsluiten, met waarborgen op het vlak van informatieveiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer Intenties 2014 Bij het opstarten van het project digitale bouwaanvraag zal ik mee investeren om de uitrol bij de lokale besturen en andere belanghebbenden te begeleiden. Het welslagen van een e-governmentproject zoals de digitale bouwaanvraag 61 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 hangt deels af van de omkadering die eindgebruikers en professionele medewerkers van lokale overheden krijgen om zich de nieuwe werkmethodes eigen te maken. Verder zal het onderzoek naar koppelingen met andere platformen en processen van de Vlaamse overheid doorgezet worden, waarbij het samenvoegen met milieuvergunningen in de omgevingsvergunning de eerste aandacht krijgt. In 2014 zal ik de lokale besturen verder ondersteunen om de Productencatalogus te gebruiken in toepassingen gericht op burgers en bedrijven. Met de federale administraties moeten nog meer duurzame afspraken gemaakt worden over het definiëren en bijhouden van de federale diensten. Ik blijf in 2014 bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Ik wens in samenwerking met V-ICT-OR maximaal in te zetten op een klantvriendelijke ontsluiting van informatie, zowel voor de burgers als voor de mandatarissen van lokale besturen. Om het e-government van de lokale besturen efficiënt en effectief te ondersteunen, onderzoeken steden en gemeenten een verregaande structurele samenwerking met de Vlaamse overheid 5.1.1 VERLAGEN VAN BESTAANDE ADMINISTRATIEVE LASTEN DOOR MIDDEL VAN DE ACTIEPLANNEN Pagina 33 Stand van zaken Planlastendecreet: het Departement Bestuurszaken heeft de lokale besturen ondersteund bij de implementatie van het planlastendecreet o.a. door middel van een online helpdesk en een toelichting per provincie. Ook de Vlaamse administratie werd verder ondersteund en begeleid bij de implementatie van het Planlastendecreet (…) Vereenvoudigingsproject personen met een handicap: in samenwerking met de federale dienst voor administratieve vereenvoudiging werd een project opgestart om de complexe regeldruk voor personen met een handicap in kaart te brengen. De focus in het project ligt op de interbestuurlijke complexiteit en de bewustmaking van de impact daarvan op de doelgroep. Het project wordt gekenmerkt door een innovatieve aanpak, geïnspireerd en gebaseerd op het Deense Mindlab (www.mind-lab.dk/en) dat door middel van een innovatieve end-user approach naar oplossingen zoekt binnen de publieke sector. Intenties 2014 – pagina 34 Ik zal voor het einde van deze regeerperiode een finaal voortgangsrapport opstellen over alle actieplannen voor administratieve vereenvoudiging. Het einddoel is voor burgers, bedrijven en lokale besturen een voelbare administratieve vereenvoudiging te realiseren door middel van de verschillende vereenvoudigingsprojecten van de Vlaamse overheid. Planlastendecreet: in 2014 zullen de lokale besturen de aanvragen voor 62 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 sectorale subsidies op basis van de Vlaamse beleidsprioriteiten indienen en zal de Vlaamse overheid deze aanvragen beoordelen en bijhorende subsidies toekennen. Ik heb mijn administratie gevraagd om ondersteuning te bieden bij deze operatie 5.2.1 HERVORMEN VAN RIA TOT EEN MEER DOELTREFFEND INSTRUMENT Pagina 34 Intenties 2014 Ik verwijs naar de beleidsbrief van Binnenlands Bestuur over de intenties om de lokale besturentoets bij te sturen. 5.3 PROCESBEHEER OPTIMALISEREN VANUIT HET PERSPECTIEF VAN DE KLANT Pagina 37 Stand van zaken Om de procesorganisatie van de Vlaamse overheid in beeld te krijgen, startte ik het project „Proceshuis Vlaamse overheid, met drie prioriteiten voor 2013: een vindplaats maken voor procesmodellen van de Vlaamse en lokale overheden; De vindplaats is opgebouwd in het kennisplatform V-ICT-OR dat ook lokale overheden gebruiken. De inventaris is beschikbaar voor de overheidsdiensten en is klaar voor een kwaliteitscheck met als doel deze inventaris in beheer te nemen en open te stellen voor alle belanghebbenden. 5.4.2 GEEN DIGITALE ALZHEIMER: KWALITEITSVOL BEHEREN VAN HET VLAAMSE GEHEUGEN Pagina 38 Stand van zaken Het project, het „Digitaal Archief Vlaanderen, werkt het organisatorische en financiële model uit op basis waarvan deze organisaties een gezamenlijk aanbod kunnen organiseren. Het brengt de behoeften van de Vlaamse overheid en de lokale besturen in kaart. Om op een efficiënte manier het Vlaamse openbare archiefwezen te optimaliseren, werkte ik samen met het Rijksarchief aan een afsprakenkader. Het kader regelt de wijze waarop de federale staat en Vlaanderen de verdeelde bevoegdheid in het openbare archiefwezen in de praktijk kunnen brengen, met de bedoeling om de last voor de lokale besturen zo laag mogelijk te houden. (…) Om Het Nieuwe Werken in de praktijk te brengen en om de verhuisbeweging naar het toekomstige VAC Brussel te ondersteunen, werkte ik in 2013 aan een beleidskader om het informatiemanagement verder te moderniseren en te optimaliseren. Het kader zorgt onder andere voor een inhaalbeweging op vlak van slimme digitalisering en digitale archivering, zodat digitaal werken grotere efficiëntiewinsten oplevert. Intenties 2014 In maart 2014 zal het voorstel voor de inrichting van het gemeenschappelijke 63 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 aanbod van het Digitaal Archief Vlaanderen, samen met de andere aspecten van het VIAA, worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Deze zal beslissen over de eventuele verzelfstandiging en verdere operationalisering van het instituut en haar diensten. 6. Clustering van expertise rond goed opdrachtgeverschap Pagina 39 Op vlak van e-procurement zal ik in 2014 elektronisch veilen blijven promoten en realiseer ik een systeem om facturen digitaal aan te leveren en te verwerken. Bovendien laat ik de rapportering over overheidsopdrachten verder uitbouwen 6.2 E-PROCUREMENT Pagina 40 Stand van zaken In 2013 pasten de entiteiten e-tendering, het elektronische uitwisseling van kandidaatstellingen en offertes, verder toe voor alle procedures. Het programma Bedrijfsinformatie Vlaamse overheid volgt het gebruik van de elektronische procedures bij overheidsopdrachten verder op. Uit de rapportering blijkt dat voor meer dan 90% van de overheidsopdrachten de elektronische procedure mogelijk is en dat 95% van de offertes elektronisch werd ingediend. Voor de module e-auction, het elektronisch veilen, bouwde mijn administratie de technische en juridische ondersteuning uit en hield zij de eerste pilootveilingen. De bevindingen zullen breed gecommuniceerd worden binnen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Bijkomend, inspelend op Europese beleidsdoelstellingen, startte de administratie met het project einvoicing voor het digitaal ontvangen en verwerken van factuurinformatie. Zij formuleerde de strategische en operationele doelstellingen van het project en creëerde een politiek en ambtelijk draagvlak. Intenties 2014 Mijn administratie zorgt voor de inproductiestelling van het e-draaiboek overheidsopdrachten. Het e-draaiboek is een online toelichting met verwijzing naar de nieuwe regelgeving in een dynamische structuur. Het integreert de modeldocumenten en legt een verband met de themas e-procurement en duurzame overheidsopdrachten. 6.3 OVERHEIDSOPDRACHTEN Pagina 41 Intenties 2014 In 2014 zet ik verder in op raamovereenkomsten over de horizontale dienstverleningspakketten. Een informatieportaal laat toe om gegevens over de bestaande raamovereenkomsten te verstrekken en behoeften van belanghebbenden in kaart te brengen. Op basis van de ervaringen met pilootdossiers werkt de administratie richtlijnen uit over de openstelling naar lokale besturen en over het optreden als opdrachtencentrale en het aanbieden van raamovereenkomsten. 8.1 AFM ALS KENNISCENTRUM Pagina 45 Intenties 2014 64 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 slot gaf ik AFM ook de opdracht om een raamcontract voor het verwerven van hybride voertuigen en voertuigen op aardgas (CNG) af te sluiten, zodat de diverse entiteiten van de Vlaamse overheid – in functie van hun specifieke behoeften – een ruim aanbod aan milieuvriendelijke voertuigen ter beschikking hebben bij de verdere verduurzaming van hun wagenpark. Daarbij laat ik meteen ook nagaan of de beide nieuwe raamcontracten kunnen worden opengesteld naar lokale besturen, om ook daar een verdere verduurzaming van het wagenpark te stimuleren en te faciliteren. 8.2 EFFICIËNTIE EN EFFECTIVITEIT DOOR FACILITAIR MANAGEMENT Pagina 46 Stand van zaken Met het oog op mogelijke efficiëntiewinsten door interbestuurlijke samenwerking, gaf ik AFM de opdracht om na te gaan welke facilitaire raamcontracten op korte termijn kunnen worden opengesteld naar lokale besturen in Vlaanderen en naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).Daarnaast heb ik in samenspraak met AFM en VVSG de noden laten bevragen en de criteria bepaald, aan de hand waarvan afgewogen wordt welke raamcontracten in de toekomst al dan niet (kunnen) worden opengesteld naar deze nieuwe doelgroep. Als eerste werd alvast het raamcontract voor aardgas opengesteld voor lokale besturen (…) Als eerste werd alvast het raamcontract voor aardgas opengesteld voor lokale besturen. (…)Evenwel bleek dat AFM de interne klant ook met een lagere frequentie van een aantal schoonmaaktaken een kwalitatieve en marktconforme dienstverlening kan blijven garanderen, waarmee alle entiteiten samen de mogelijke efficiëntiewinsten helpen realiseren. Intenties 2014 Ik zal er op toezien dat een vernieuw(en)de visie op de cateringdienstverlening wordt uitgewerkt en stapsgewijs wordt geïmplementeerd in alle restaurants en cafetarias beheerd door AFM. Daarnaast zal ik er ook op toezien dat de beoogde efficiëntiewinsten gerealiseerd worden met behoud of zelfs verhoging van de kwaliteit en de klantentevredenheid. (…) Ik laat AFM ook stapsgewijs warme drankenautomaten en vaatwasmachines installeren waardoor efficiëntiewinsten worden gerealiseerd. 8.3 CONCRETE HUISVESTINGSDOSSIERS Pagina 47 Stand van zaken (…) Tot slot werd met de officiële opening van het Muntpunt op 7 september 2013 een belangrijk en zichtbaar gezamenlijk initiatief van de Vlaamse Regering en het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in de hoofdstad gerealiseerd. 9.1 OPRICHTEN VAN EEN OVERKOEPELEND DIENSTENPLATFORM 65 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Pagina 47 Intenties 2014 In 2014 wil ik de raamcontracten die openstaan voor lokale besturen in de verf zetten door een handige zoekfilter aan de „Dienstencatalogus interne werking toe te voegen. 9.2.2 E-IB EN CORVE Pagina 49 Stand van zaken Vlaamse ICT-vereniging zal strategische ICT-profielen ter beschikking kunnen stellen aan de entiteiten van de Vlaamse overheid, het Vlaams Parlement en de lokale besturen die lid worden van de vereniging. Vanuit een lange termijnvisie wil ik de operationalisering beter integreren met het nieuwe beloningsbeleid dat ik voor ogen heb. Intenties 2014 Ten slotte zal ik het aanbod van de Vlaamse ICT-vereniging uitbouwen dankzij de rekrutering van extra strategische ICT-brugfuncties, zodat de vereniging de verschillende behoeften aan strategische ICT-profielen bij de Vlaamse en lokale overheden kan invullen. Ik streef naar een optimale samenwerking met de ICT-dienstenleveranciers, die dankzij een sterke vraagzijde een meer kwalitatief partnerschap op vlak van ICT-projecten kunnen aangaan met de Vlaamse en lokale overheden. 9.2.3 EEN DUIDELIJK KADER VOOR HET AFM Pagina 49 Stand van zaken Vanuit het streven naar een hogere klantentevredenheid enerzijds en naar het realiseren van efficiëntiewinsten anderzijds, zet AFM momenteel sterk in op procesmatig denken en werken. 10.1 PARTNERSCHAP TUSSEN DE LOKALE BESTUREN EN VLAAMSE OVERHEID UITBOUWEN Pagina 50 Stand van zaken Het witboek Interne Staatshervorming bevat initiatieven voor een betere relatie tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Daarvoor verwijs ik naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Diverse raamcontracten werden ondertussen opengesteld voor lokale besturen. Intenties 2014 De uitvoering van de projecten in het kader van de Interne Staatshervorming lopen verder in 2014. Voor verdere toelichting verwijs ik opnieuw naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Aan de hand van de „Dienstencatalogus interne werking wens ik de raamcontracten die openstaan voor lokale besturen beter te bundelen en te ontsluiten 66 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 10.2 DE INTERNATIONALE PARTNERSCHAPPEN OP VLAK VAN BESTUURSZAKEN VERDER UITBOUWEN Pagina 50 Met Polen was er een vervolginitiatief met vooral aandacht voor de interne bestuurlijke organisatie, planlastenverlaging en stedenbeleid. 10.4 EEN SAMENWERKING TOT STAND BRENGEN MET DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE Pagina 52 Stand van zaken Het protocol tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Regering over de samenwerking tussen de diensten van hun respectieve administraties werd ondertekend op 10 januari 2013. Intenties 2014 In 2014 zullen de opportuniteiten tot samenwerking op het vlak van Bestuurszaken verder vormgegeven worden. Het protocol biedt de mogelijkheid tot samenwerking op het terrein van raamcontracten, gebruik van elkaars faciliteiten, vorming, archiefbeheer, kinderopvang voor eigen personeelsleden tijdens de schoolvakanties, de participatie van het VGC aan de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus (IPDC) en aan het project over open data van de Vlaamse overheid. 67 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Inleiding Pagina 10 Op vlak van het beleidsveld vastgoed en facilitair management pak ik graag uit met twee belangrijke verwezenlijkingen. Ten eerste realiseerde ik in elke provinciehoofdstad een Vlaams Administratief Centrum. Ten tweede legde ik met de realisatie van de vastgoeddatabank de essentiële basis voor een goed vastgoedportefeuillebeheer. 2.3 INTEGERE OVERHEID BLIJVEND GARANDEREN Pagina 18 Stand van zaken (…) Ten slotte zette Integriteitszorg in 2013 in op kennisopbouw en kennisdeling met andere overheden. Enerzijds in Vlaanderen binnen het Vlaams Netwerk Integriteit en door halfjaarlijks overleg met de stad Antwerpen en de stad Gent. Anderzijds over de landsgrenzen heen met Nederland, de EU en de OESO. 4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN Pagina 38 Stand van zaken Met het project „Citadel on the Move, opgestart in februari 2012, wil e-IB het voor steden, gemeenten en ontwikkelaars gemakkelijker maken om open data te gebruiken voor het bouwen van innovatieve mobiele applicaties. Daarvoor worden standaarden ontwikkeld die het voor steden en gemeenten mogelijk maken om vlot hun data te ontsluiten in bruikbare, uitwisselbare formaten. Bijkomend worden gebruiksvriendelijke sjablonen ontwikkeld waardoor burgers zelf mobiele applicaties kunnen bouwen die in heel Europa kunnen gebruikt en gedeeld worden. „Citadel on the Move startte in 2013 ook zelf met het ontwikkelen van een reeks mobiele applicaties waarmee data van een gemeente vlot toegankelijk kan worden gemaakt naar inwoners of toeristen. Met dezelfde applicatie kan in eender welke gemeente in Europa gelijkaardige data worden geconsulteerd: toeristische informatie, tabellen van openbaar vervoer, trajecten van fietspaden en parkeerplaatsen. De eerste applicaties zijn ter beschikking gesteld in het voorjaar 2013. Intenties 2014 Ik blijf in 2014 bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Ik wens in samenwerking met V-ICT-OR maximaal in te zetten op een klantvriendelijke ontsluiting van informatie, zowel voor de burgers als voor de mandatarissen van lokale besturen. Goed gebruik maken van de ICT-mogelijkheden leidt tot efficiëntiewinst, een betere personeelsinzet en daardoor ook tot een betere inzet van de beschikbare middelen. Daarbij worden ook de organisaties van gemeenten, van gemeentelijke ontvangers en van gemeentesecretarissen betrokken. Om het e-government van de lokale besturen efficiënt en effectief te 68 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 ondersteunen, onderzoeken steden en gemeenten een verregaande structurele samenwerking met de Vlaamse overheid. De bedoeling van deze samenwerking is het instaan voor het delen van expertise en voor de bouw van gemeenschappelijke projecten. Dat vermijdt alvast dat de 308 gemeenten telkens gelijkaardige applicaties bouwen in plaats van een gezamenlijke applicatie 5.4.2 GEEN DIGITALE ALZHEIMER: KWALITEITSVOL BEHEREN VAN HET VLAAMSE GEHEUGEN Pagina 38 Stand van zaken Om digitale overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te houden, werk ik intensief samen met het Vlaams Instituut voor de Archivering (VIAA), dat gehuisvest zal worden op de Waalse Krook. Samen met iMinds vzw, de stad Antwerpen, het Vlaams Parlement en de Katholieke Universiteit Leuven laat ik de inrichting van een gemeenschappelijk dienstenaanbod voor digitale archivering onderzoeken. Het project, het „Digitaal Archief Vlaanderen, werkt het organisatorische en financiële model uit op basis waarvan deze organisaties een gezamenlijk aanbod kunnen organiseren. Het brengt de behoeften van de Vlaamse overheid en de lokale besturen in kaart. 6.1 GOED OPDRACHTGEVERSCHAP Pagina 36 Stand van zaken Het reglement „open oproep - versie 3 werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd en wordt toegepast. De „Open oproep is de prijsvraag voor ontwerpen waarbij publieke opdrachtgevers projecten op het vlak van architectuur, stedenbouw, … kunnen gunnen. 8.3 CONCRETE HUISVESTINGSDOSSIERS Stand van zaken Met de ingebruikname van het VAC Gent medio 2014 zal ik de beslissingen van de Vlaamse Regering terzake volledig tot een goed einde hebben gebracht en zal de Vlaamse overheid in alle provinciehoofdsteden beschikken over een duidelijk zichtbaar en herkenbaar administratief hoofdgebouw, dichtbij de burger en de maatschappij. De herhuisvesting van de Vlaamse Belastingsdienst (VLABEL) in het nieuwe hoofdkantoor te Aalst zit op schema voor de geplande ingebruikname begin 2014. Voor de huisvesting van de diverse buitendiensten van VLABEL in de dertien centrumsteden zit de prospectie momenteel in een eindfase. AFM schreef recent een opdracht uit voor de inrichting van deze locaties, waarin meteen ook het uitwerken van typebestekken (met normen en standaarden) voor de inrichting van kantoorgebouwen van de Vlaamse overheid vervat zit. Vanuit de voorbeeldfunctie van de Vlaamse overheid inzake duurzaamheid werd de huisvesting van VLABEL in één van deze centrumsteden (Passionistenlaan te Kortrijk) opgevat als een „Bijna-EnergieNeutraal (BEN) gebouw, waardoor meteen ook bijkomende kennis en ervaring wordt opgebouwd in deze bouwwijze die in de toekomst meer en meer tot de 69 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 standaard zal uitgroeien (…) Tot slot werd met de officiële opening van het Muntpunt op 7 september 2013 een belangrijk en zichtbaar gezamenlijk initiatief van de Vlaamse Regering en het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in de hoofdstad gerealiseerd. 10.2 DE INTERNATIONALE PARTNERSCHAPPEN OP VLAK VAN BESTUURSZAKEN VERDER UITBOUWEN Pagina 50 Stand van zaken Met Polen was er een vervolginitiatief met vooral aandacht voor de interne bestuurlijke organisatie, planlastenverlaging en stedenbeleid. Aandachtspunten Integratie en Inburgering 4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN Pagina 30 Stand van zaken HetMAGDA-platform speelt ook een cruciale rol in de uitwisseling van gegevens in samenwerking met de Kruispuntbank Inburgering (KBI). Zo zorgt het MAGDA-platform ervoor dat de diverse partners - Kruispuntbank Inburgering, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) en de OCMWs - gegevens eenmalig inzamelen en gecoördineerd ontsluiten, met waarborgen op het vlak van informatieveiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 70 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 ECONOMIE, WETENSCHAP EN INNOVATIE (EWI) Beleidsbrief ECONOMIE Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 3. Meer en sterker ondernemerschap 3.8. Ruimte om te ondernemen Pagina 33 3.8.1. Heroriëntering steun bedrijventerreinen Op 24 mei 2013 keurde de Vlaamse Regering definitief de nieuwe steunregeling voor bedrijventerreinen goed. Van het begin van de legislatuur tot aan de inwerkingtreding van het nieuwe subsidiebesluit bedrijventerreinen werden 83 dossiers gesubsidieerd op basis van de subsidieregeling van 16 mei 2007, goed voor bijna 2000 ha bedrijventerreinen (de zogenaamde voortrajecten niet meegerekend). Vooral het afgelopen jaar (2013) kende een sterke stijging van het aantal dossiers. In de eerste jaarhelft (tot de inwerkingtreding van de nieuwe regeling) werd meer dan 28 miljoen euro subsidie toegekend. Meer dan de helft daarvan betroffen dossiers voor de heraanleg van verouderde bedrijventerreinen. Ook de tweede jaarhelft van 2013 en 2014 kondigen zich aan als topjaren voor de herinrichting en opwaardering van verouderde bedrijventerreinen en brownfields. Dit was ook de expliciete bedoeling van de nieuwe steunregeling. Zoals naar aanleiding van de goedkeuring van het decreet ruimtelijke economie in de zomer van 2012 aangekondigd, zou de steun voor normale, rendabele nieuwe bedrijventerreinen (greenfields) wegvallen om budget beschikbaar te maken voor de veel moeilijker rendabel te herontwikkelen brownfields en verouderde bedrijventerreinen. Daarnaast voorziet de nieuwe steunregeling in subsidies om beheer op bedrijventerreinen te introduceren. Het decreet ruimtelijke economie voorzag al in een geoptimaliseerd instrument terugkooprecht. Door deze subsidiemaatregel zullen er ook meer lokale besturen of ontwikkelaars aangezet worden om problematische situaties op bedrijventerreinen nauwer op te volgen en desgevallend via het terugkooprecht effectief te remediëren. 3.8.3 Ontwikkelen van een economisch locatiebeleid Pagina 34 In 2013 is verder gewerkt aan een economisch locatiebeleid en dit via verschillende deelprojecten: het onderbouwen van een (toekomstig) bedrijfshuisvestingsbeleid, het onderbouwen van concrete planningsprocessen maar ook door de informatie en de dienstverlening ten aanzien van de bedrijven zelf over vestigingsmogelijkheden en op vlak van regelgeving ruimtelijke ordening en bijhorende vergunningen te verbeteren. Onderbouwing toekomstig bedrijfshuisvestingsbeleid 71 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Begin 2014 wordt een studie „ruimtebehoefteraming voor niet-verweefbare economische activiteiten‟ opgeleverd. Deze studie biedt een kwantitatieve inschatting van de nood aan bedrijventerreinen op Vlaams niveau maar laat ook toe op een lager geografisch schaalniveau dergelijke inschattingen te maken. Belangrijk is dat naast het resultaat zelf, deze oefening ook aanzet om na te denken over beleidsmaatregelen om economische activiteiten meer verweefbaar te maken en ook hiervoor passende locaties te voorzien. Via specifieke projecten hieromtrent in het kader van het programma Ondernemingsvriendelijke Gemeente wordt hier ook werk van gemaakt. Een bijzonder project dat ook bedoeld is om de bedrijfshuisvestingsmogelijkheden buiten bedrijventerreinen te exploreren, is een project in het kader van het Interbestuurlijk Platform voor Plattelandsontwikkeling. Zo werd in 2013 gestart met de kennisopbouw over het vestigingsgedrag van ondernemers en ondernemingen in het „buitengebied‟ (dus buiten de stedelijke gebieden en economische knooppunten en met de focus op locaties buiten de bedrijventerreinen). Om die verbrede focus van een bedrijventerreinenbeleid naar een bedrijfshuisvestingsbeleid kracht bij te zetten en om overal in Vlaanderen een meer doelbewust ruimtelijk-economisch beleid op de agenda te krijgen van de lokale besturen, wordt specifiek ten behoeve van lokale besturen een leidraad voor een bedrijfshuisvestingsbeleid opgemaakt. Bij de onderbouwing van een economisch locatiebeleid wordt ook aandacht besteed aan specifieke sectoren en activiteiten. Zo werd in 2013 de ruimtelijke vertaalslag gemaakt van het Nieuw Industrieel Beleid zodat er beeld ontstaat over de ruimtelijke inplanting van de speerpuntsectoren enz. Ook voor de logistiek in Vlaanderen werd in 2013 een oefening gemaakt waarbij een bestaand model over consolidatiepunten werd afgetoetst met de private marktpartijen zodat we beter in staat zijn om in 2014 logistieke profielen van terreinen te bepalen en dus de ruimtevragen vanuit deze sector sneller en duurzamer kunnen accomoderen. De studie naar de zogenaamde „problematische ruimtevragers‟ die eerder al werd afgerond, werd in 2013 doorvertaald naar een aantal te nemen beleidsinitiatieven. Zo werden gesprekken opgestart met een aantal stakeholders met het oog op de voorbereiding van concrete projecten die in het kader van een oproep rond dit thema financieel kunnen worden ondersteund. Intussen blijkt dat we de aandacht voor de vestigingsproblematiek van Seveso-bedrijven niet mogen laten verslappen. Onderbouwing planningsprocessen Een van de belangrijke planningsprocessen waar de Vlaamse Regering streeft naar een kwantitatieve en kwalitatieve match tussen de reële noden van het bedrijfsleven, de draagkracht van de omgeving en de financiële haalbaarheid van de bedrijventerrein(her)ontwikkelingen is het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA). Het Vlaams gewest wil de potenties in dit gebied maximaal valoriseren door een gedifferentieerd aanbod aan hoogwaardige bedrijventerreinen te creëren voor zowel watergebonden als niet- watergebonden bedrijvigheid. Eerder al werd door de Vlaamse Regering beslist over de volgende bijkomende terreinen waarvoor een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt/is voorbereid: 72 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beverdonk (Grobbendonk), Genk Zuid- West (Diepenbeek), Genebos (Tessenderlo, Ham), Ravenshout- Noord (Beringen), Lanaekerveld (Lanaken). In 2013 werd ook de globale plan-Mer voor het ENA gefinaliseerd. In functie hiervan werden voor Ranst Zwaaikom en Zolder Lummen-Zuid (Lummen, Hasselt) bijkomende onderzoeksactiviteiten in het kader van onder meer een „passende beoordeling‟ (omwille van de Europees beschermde natuurwaarden) verricht. Voor Genk Zuid West werd in 2013 de haalbaarheid onderzocht om rekening te kunnen houden met de doorwerking van de milderende maatregelen in het inrichtings- en uitgifteplan voor het toekomstig bedrijventerrein en met de aanleg van de Spartacuslijn 2. Voor de ontsluiting van het herstructureringsproject Kolenhaven Lummen werd in 2013 de MER goedgekeurd door de dienst MER zodat een gewestelijk RUP kan worden opgesteld en er verder overleg zal worden gevoerd over de inrichting, de ontwikkeling en de ontsluiting. Dienstverlening aan individuele ondernemingen op vlak van vestiging en ruimtelijke ordening Een economisch locatiebeleid omvat ten slotte ook initiatieven ten aanzien van individuele ondernemingen. In het kader van het ViA-sleutelproject “Een geïntegreerde benadering van de ondernemer” werd een proefproject opgestart tussen onder meer het Agentschap Ondernemen en het beleidsdomein Ruimte Vlaanderen. Dit resulteerde in een nieuw onderdeel specifiek voor ondernemers op de website van Departement Ruimte Vlaanderen en in een gezamenlijke infocampagne naar lokale besturen en ondernemers omtrent het planologisch attest, met onder meer een infobrochure voor ondernemers. Naast bedrijven met vragen of problemen op vlak van ruimtelijke ordening doen ook vele bedrijven een beroep op de Vlaamse overheid, in het bijzonder het Agentschap Ondernemen om zicht te krijgen op de verschillende vestigingsmogelijkheden. Om dit informatie-aanbod performanter en klantgerichter te maken, werden in 2013 twee nieuwe tools opgestart: ten eerste werd het professioneel loket van Magda geo operationeel. Hierin is de GIS-informatie van het actueel beschikbaar aanbod aan percelen op bedrijventerrein én wat in voorbereiding is, raadpleegbaar en editeerbaar voor professionele gebruikers. Ten tweede wordt in samenwerking met de vastgoedsector en steden en gemeenten een webtool ontwikkeld waarin de op de vastgoedmarkt aangeboden bedrijfspanden worden gecentraliseerd. Als dit proefproject slaagt, vergemakkelijkt dit het zoekproces voor bedrijven drastisch. Tegelijk biedt dit proefproject de mogelijkheid om ook een monitoring van de reële vraag naar bedrijfsruimte te organiseren. 3.8.4 Activering van (onder)benutte bedrijventerreinen en brownfield Pagina 36 Activeringsteams van start De activeringsteams in het kader van de activering van onbenutte bedrijfsgronden zijn begin 2013 opgestart. Naast een projectmatige aanpak voor verschillende nog uit te rusten delen van bedrijventerreinen wordt een algemene prospectie voorbereid die 73 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 op termijn informatie moet opleveren van alle onbebouwde onbenutte bedrijfsgronden van meer dan 2000 m² waarvan de reden van het onbenut zijn onbekend is. De activeringsteams hebben ook verschillende zones geïdentificeerd waarvan de realisatie niet langer aan de orde is. In 2014 zal onderzocht worden in hoeverre deze zones het voorwerp kunnen uitmaken van een planologische ruil. Ten slotte is aan de activeringsteams gevraagd ook aandacht te besteden aan de leegstaande bedrijfsgebouwen. Deze oefening zou kunnen de aanleiding vormen om het huidig (lokale) beleid en het bestaand instrumentarium met betrekking tot leegstaande bedrijfspanden aan te scherpen. Brownfieldconvenanten Via de Brownfieldcel en het instrument brownfieldconvenanten‟ wil de Vlaamse Regering blijvend inzetten op een versnelde herontwikkeling van verlaten en onderbenutte (bedrijven)terreinen of brownfields. Het instrument „brownfieldconvenant‟ is daarbij tot heden een succesvol hulpmiddel gebleken. Het decreet betreffende de brownfieldconvenanten van 30 maart 2007, dat in 2012 werd aangepast en geoptimaliseerd, biedt nu een permanent kader om hieraan te werken. Ondertussen werd een vierde en nieuwe call georganiseerd, waarbij net als in de vorige oproep in het bijzonder ruimte is voorzien voor stads- en dorpskernprojecten, naast zuiver economische herontwikkelingsprojecten. Tegen eind 2013 zullen er voor een 50-tal ontwikkelingsprojecten convenanten afgesloten zijn. Conform het decreet zal in 2014 het instrument van de brownfieldconvenant worden geëvalueerd. 3.9. Beleidsplan “winkelen in Vlaanderen” Pagina 38 De Vlaamse Regering keurde op 21 december 2012 de nota “Winkelen in Vlaanderen 2.0” goed. Met nieuwe maatregelen voor een kernversterkend detailhandelsbeleid, regionalisering Ikea-wet, uitbouw Kennisnetwerk Detailhandel, het vervolg voor het project commerciële Innovatie en de uitrol van de Leidraad Commercieel Strategisch Plan wordt de visie van de Vlaamse overheid op detailhandel in de praktijk gezet. Verschillende deelacties vonden daarbij plaats. De leidraad bij opmaak van een strategisch commercieel plan werd in elke provincie toegelicht aan de lokale overheden. Het project Kennisnetwerk Detailhandel, een EFRO project van de 5 provincies en Agentschap Ondernemen met nauwe betrokkenheid van werkgevers en gemeenten. De interprovinciale studie met vraag en aanbodanalyse op vlak van detailhandel, swot analyse en visievorming per gemeente werd opgestart. Eveneens worden de gezamenlijk aangekochte en up to date Locatus gegevens betreffende het bestaande detailhandelsaanbod ter beschikking van de gemeenten gesteld. Het project gevelrenovatie liep af. Door 42 gemeenten werden 800 gevels van handelszaken en leegstaande panden gerenoveerd voor een totaal bedrag van 8 miljoen euro. De subsidieleidraad voor detailhandel werd geactualiseerd. De leidraad kan geconsulteerd worden via de website van het Agentschap ondernemen. 74 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Om tot een betere doorstroming van informatie omtrent initiatieven van steden en gemeenten en provincies op vlak van detailhandel te komen worden in elke provincie op initiatief van het Agentschap Ondernemen op regelmatige basis afstemmingscomités gehouden. De gesubsidieerde projecten uit de eerdere oproep rond kernversterkend winkelbeleid in het kader van het programma „ondernemingsvriendelijke gemeenten‟ kwamen in 2013 op kruissnelheid. Zo werd, om er maar enkele te noemen, het platform Centrummanagement opgestart, zette het WinkelWeb West-Vlaanderen verschillende ondernemers op weg om de mogelijkheden van sociale media te ontdekken en zelf op laagdrempelige manier met e-commerce te starten, werd verdere expertise opgebouwd rond cadeaubonnen en stedelijke distributie. Ook hier bracht het Agentschap Ondernemen de initiatiefnemers van de diverse projecten samen om kennis en ervaringen uit te wisselen. De aanbesteding van het project Commerciële Inspiratie zal een vervolg bieden voor het proeftraject Commerciële Innovatie. In het voorjaar liep de gunningsprocedure. In het najaar zal deze opdracht uitgerold worden naar ondernemers en gemeenten toe. De Via-ronde tafel ”winkelen” voor lokale besturen ging door in Mechelen met uitleg over de ambitie van de Vlaamse Regering met de te regionaliseren Ikea-wetgeving. Tijdens deze Via-ronde tafel werden ook de oproepen handelskernversterking aangekondigd. Hiervoor is een budget van 13 miljoen euro cofinanciering (30% van de projectkosten) door de Vlaamse Regering voorzien. Het programma bestaat uit 3 oproepen: Oproep kernversterkende maatregelen De oproep „Kernversterkende maatregelen‟ wil alle steden en gemeenten aanzetten tot het ondernemen van actie rond kernversterking en is daarom zeer breed opgevat. Binnen deze oproep kunnen steden en gemeenten uiteenlopende projecten indienen waarvan zij kunnen motiveren dat deze de handel in het kernwinkelgebied zullen versterken. Oproep Aankoop handelspanden Met deze oproep wil de Vlaamse Regering de steden en gemeenten stimuleren tot het voeren van een actief beleid op het gebied van commercieel vastgoed in functie van de doelstellingen van hun strategisch commerciële visie. Het kunnen sturen op beschikbaarheid, type, ligging, uitstraling, oppervlaktes en prijszetting geeft de lokale besturen een grote hefboom om een attractief winkelaanbod in de kern te bekomen. Oproep Renovatie handelspanden De oproep „Renovatie Handelspanden‟ heeft als doelstelling de steden en gemeenten te ondersteunen bij het opwaarderen van hun kernwinkelgebied. Aantrekkelijke handelspanden zijn van groot belang voor de uitstraling van een winkelstraat. Daarom wordt binnen deze oproep voorzien in een subsidie voor steden en gemeenten indien zij een subsidiereglement opstellen ter ondersteuning van handelaars die hun handelspand willen renoveren. In het komende werkjaar zal deze werking verder gezet worden. Vanuit de werking van het Kennis Netwerk Detailhandel worden volgende zaken voorzien: 75 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 - Oplevering van vraag en aanbodanalyse alsook detailhandelsvisies; - Per gemeente worden gebundelde data fiches en sterkte-zwakteanalyses opgemaakt; - Model voor marktruimteberekening wordt ontwikkeld; - Voorjaar 2014 zal een portaalsite detailhandel worden gelanceerd: ontsluiten van studies, informatie, tools, contacten, financierings- en steunmaatregelen. Voor wat betreft de oproepen handelskernversterking kunnen steden en gemeenten tot 15 september aanvragen indienen voor de oproepen Kernversterking en voor de oproep Renovatie. Op de deadline werden door 70 lokale besturen projectvoorstellen ingediend binnen de oproep „Kernversterkende maatregelen‟ en werden ook 13 reglementen ingediend in het kader van de „Renovatie handelspanden‟. Het beschikbare budget volstond voor deze twee oproepen. Voor de oproep „Aankoop handelspanden‟ kunnen aanvragen afzonderlijk worden ingediend tot de middelen zijn uitgeput. In het kader van de overheidsopdracht Commerciële Inspiratie zullen 600 detailhandelaars de volgende 4 jaar begeleid worden. Het is de bedoeling bij de handelaars een proces van “vernieuwing” op gang te brengen en hen te doen nadenken over de rol van de fysieke winkel in de toekomst. Het project werd deze zomer toegewezen en zal in samenwerking met geïnteresseerde gemeenten vanaf najaar 2013 van start gaan. Na de regionalisering van de Ikeawet zal Vlaanderen bevoegd worden voor deze materie. De voorbereidingen voor vernieuwing van deze wetgeving werden al enige tijd opgestart en zijn ver gevorderd. In de eerste helft van 2013 werd het ontwerp van decreet betreffende het Integraal handelsvestigingsbeleid en de bijhorende memorie van toelichting opgesteld. Deze zullen aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd nadat de beslissingen omtrent de staatshervorming genomen zullen zijn door de federale regering. In 2013 en de eerste helft van 2014 zullen de voorbereidingen getroffen worden om het Integraal handelsvestigingsbeleid meteen na de regionalisering van de wetgeving van start te kunnen laten gaan. In het witboek Interne Staatshervorming staat m.b.t. het kleinhandelsbeleid te lezen dat de decentrale rol die gemeenten toegewezen krijgen in de startnota “Winkelen in Vlaanderen”, moet gegarandeerd blijven bij de verdere uitwerking van de nota in concrete beleidsmaatregelen en –instrumenten. Vlaanderen zal er op toezien dat de beleidsruimte voor de lokale besturen niet uitgehold wordt door een te strikt Vlaams kader. Op 21 december 2012 werd de nota “Winkelen in Vlaanderen 2.0” goedgekeurd 7. Een efficiënte en effectieve overheid 7.1.Administratieve vereenvoudiging / uniek loket EDRL Naar een geïntegreerde benadering van de ondernemer – geïntegreerd loket Pagina 62 De andere groeipaden zoals voorzien in de conceptnota (informatie vanuit andere bestuursniveaus en meertalige informatie) zullen in een volgende fase worden 76 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 uitgewerkt waarbij het onder meer de bedoeling is dat alle producten en diensten voor ondernemers vanuit de lokale overheden (opgenomen in de IPDC) worden aangeboden en ontsloten via de transactionele portaalsite. 7.2 Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus 7.2.1 Ondernemingsvriendelijke gemeenten Pagina 65 Via projectsubsidies, overleg en relatiebeheer vanuit het Agentschap Ondernemen werd verder ingezet op het ondersteunen en sensibiliseren van gemeenten voor een ondernemingsvriendelijk beleid. In de eerste helft van 2013 werden 10 beloftevolle projecten rond bedrijfshuisvesting gesubsidieerd en opgestart. De initiatiefnemers kwamen ook al een eerste keer samen om hun ideeën uit te wisselen in het kader van het overlegplatform Ondernemingsvriendelijke gemeente. Met deze projecten hopen we niet alleen vernieuwende ideeën te introduceren maar wensen we ook bij de gemeenten de kennis en aandacht van gemeenten rond de problematiek en de stimulerende rol die ze daarin kunnen opnemen te vergroten. Bedrijfshuisvesting komt immers in diverse peilingen rond de bedrijfsvriendelijkheid van het gemeentelijk beleid en dienstverlening steevast uit als één van de belangrijkste aandachtspunten. De pilootprojecten uit de eerdere oproep rond kernversterkend winkelbeleid kwamen in 2013 op kruissnelheid. Zo werd, om er maar enkele te noemen, het platform Centrummanagement opgestart, zette het WinkelWeb West-Vlaanderen verschillende ondernemers op weg om de mogelijkheden van sociale media te ontdekken en zelf op laagdrempelige manier met e-commerce te starten, werd verdere expertise opgebouwd rond cadeaubonnen, stedelijke distributie en pop up stores. Ook hier bracht het Agentschap Ondernemen de initiatiefnemers van de diverse projecten samen om kennis en ervaringen uit te wisselen. Met de verspreiding van het boek „Zet je Lean bril op, verspilling zien en verwijderen‟ naar alle geïnteresseerde gemeenten werd ook het laatste project uit de eerste oproep OVG rond verbeteren dienstverlening beëindigd. Verder wordt een nieuwe oproep ondernemingsvriendelijke gemeente gelanceerd met focus op toerisme, horeca en citymarketing. De resultaten van de oproep worden verwacht in het eerste kwartaal 2014, de opstart van de projecten in het najaar. Ook het project „overlegtafels Economie‟, waarbij kennis– en ervaringsuitwisseling tussen ambtenaren economie centraal staat, kwam op kruissnelheid. Met het project konden in het eerste werkingsjaar al 157 gemeenten worden bereikt. Dat is 80% van de gemeenten met een ambtenaar of aanspreekpunt voor ondernemers. De deelname gaat bovendien in stijgende lijn. De overlegtafels speelden onder meer een belangrijke rol in de verspreiding van de informatie rond de oproepen handelskernversterking die in 2013 gelanceerd werden en zich heel specifiek naar steden en gemeenten richtten. Naast de talrijke bijeenkomsten die georganiseerd werden, werden in het kader van het project ook een aantal producten ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij het voeren van een economisch beleid. Zo onder meer een horeca-startersbrochure, FAQ-lijsten over drankvergunningen en werken met ondernemersdata…Het project wordt uitgevoerd door VVSG in nauwe samenwerking met het Agentschap Ondernemen. Deze samenwerking illustreert ook 77 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 het streven naar een betere samenwerking tussen diverse overheidsniveaus. Er zal nagegaan worden hoe de volgende jaren dit project het streven naar een geïntegreerde benadering van de ondernemers nog verder kan ondersteunen. Via het relatiebeheer werkt het Agentschap verder aan het verstreken van kennisdeling, afstemming en samenwerking tussen bestuursniveaus. Met een leidraad rond bedrijfshuisvesting wenst het Agentschap Ondernemen in 2014 alvast deze kennisdeling verder vorm geven. 7.2.2 Provinciale bestuursniveau Pagina 65 De afspraken in het kader van de interne staatshervorming hebben de verhouding tussen de Vlaamse Overheid en de provincies scherper en duidelijker gesteld. Hoewel het economisch beleid an sich niet gevat wordt door de interne staatshervorming werd een afsprakenkader opgesteld. In 2013 werd dan een afsprakenprotocol tussen de Vlaamse overheid en de vijf provincies aangaande het thema Startersbegeleiding en het bevorderen van ondernemerschap ondertekend. Het is evident dat in de komende jaren de wederzijdse samenwerking binnen dit afsprakenprotocol zal gesitueerd worden. De provinciale overheden en de daarbij horende provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, evenals sommige specifieke agentschappen (bvb EROV) zijn door hun opdracht belangrijke partners voor het Agentschap Ondernemen. Er is op vandaag reeds een intense samenwerking die in 2014 onverminderd zal worden voortgezet. In de eerste plaats zijn de POMs een van de natuurlijke partners om het beleid rond bedrijfshuisvesting mee in de praktijk te brengen. Een bijzondere samenwerking met provincies is opgezet rond de stimulering van detailhandel en kernversterking. In 2014 zal in het bijzonder het kenniscentrum detailhandel operationeel vorm krijgen. Een ander domein is de ondersteuning van de verschillende activiteiten in het kader van Flanders Logistics. Agentschap Ondernemen is als subsidieverstrekker een belangrijke partner in dit gebeuren. Ook in het kader van het afsprakenprotocol met FIT inzake acquisitie, zijn de provincies mee betrokken partij. Tenslotte verwijzen we nog naar de samenwerking in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Om deze samenwerking zo efficiënt mogelijk verder te zetten zal in 2014 onderzocht worden hoe in de volgende regeerperiode deze samenwerking verder vorm dient gegeven. Het overleg met de provinciale diensten economie verloopt via de A commissie van de VVP. Het overleg met de POM verloopt in principe via de Stuurgroep POM. 7.2.8 EFRO - doelstelling Werkgelegenheid Pagina 69 2 Regionaal Concurrentievermogen en In het kader van doelstelling 2 “Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” van het Europees Cohesiebeleid 2007 – 2013, werden sinds de start in 2008 483 projecten goedgekeurd waarbij 200,6 miljoen € EFRO - subsidies (99,8 % van de beschikbare middelen) werden toegekend. 78 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Gezien een aantal projecten finaal minder uitgaven realiseerden dan oorspronkelijk geraamd en de verschuldigde EFRO-steun proportioneel wordt verminderd (momenteel werden reeds 161 projecten afgesloten), bestaat een zekere vrijval van financiële middelen welke kan worden aangewend voor nieuwe initiatieven. In overleg met de provincies zal worden nagegaan hoe deze middelen het meest efficiënt kunnen worden aangewend binnen de verschillende prioriteiten. 79 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 2. Aandachtspunten Stedenbeleid 7. Een efficiënte en effectieve overheid 7.2 Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus 7.2.10 Toekomstig cohesiebeleid Het toekomstige EFRO Doelstelling 2 programma Pagina 70 Binnen het Vlaams EFRO-programma wordt (rekening gehouden met de voorziene financiële concentratie in de ontwerp – verordeningen) 80 % van de middelen gericht op 3 thematische doelstellingen: (1) onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie; (2) versterking van het concurrentievermogen van KMO; (3) ondersteunen van overgang naar koolstofarme economie in alle sectoren. De resterende middelen worden aangewend voor de ondersteuning van een duurzame stedelijke ontwikkeling. In het kader hiervan zal tevens specifieke aandacht worden besteed aan de ondersteuning van het “Strategisch Actieprogramma voor Limburg” in het Kwadraat (SALK). Ook de rest van Vlaanderen komt aan bod, bijvoorbeeld via geïntegreerde strategieën. Na goedkeuring van het ontwerp-OP op Vlaams niveau zal nog een consultatieronde plaats vinden met de provinciale en lokale bestuursniveaus, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld. De toekomstige EFRO Interreg programma’s Voor de 9 Interreg-programma‟s (Grensregio Vlaanderen-Nederland, Euregio MaasRijn, Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen, 2 Zeeën, Noordzee Regio, Noordwest Europa, Interreg IVC , Urbact en Interact) werd een algemeen kader (prioritaire thema‟s) door de Vlaamse Regering goedgekeurd en door de betrokken werkgroep verder verfijnd. Over de concrete inhoud en organisatie van deze programma’s werd intussen intensief onderhandeld met de andere deelnemende lidstaten en regio’s. Hierdoor tekenen zich intussen de grote thematische contouren af voor een meerderheid van de programma’s. Hierbij kan vastgesteld worden dat de prioriteiten die Vlaamse Regering formuleerde in een meerderheid van de gevallen goed gevolgd werden. De eerste ontwerpen van Operationele Programma’s zullen tegen het najaar 2013 afgewerkt worden. Op basis hiervan de nodige consultaties van stakeholders plaatsvinden in Vlaanderen. 80 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 3. Aandachtspunten Inburgering & Integratie 3. Meer en sterk ondernemerschap 3.1 Actieplan Ondernemerschap 3.1.5 Ondernemingsplanwedstrijden Pagina 20 Een goed uitgewerkt ondernemingsplan is essentieel voor een succesvolle start van een onderneming. Al te vaak blijkt een te weinig doordacht plan een struikelblok te zijn bij het vinden van financiering. De Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen die in 2011 bij overheidsopdracht toegewezen werd, draagt bij tot de sensibilisering over het belang van een goed ondernemingsplan naar studenten en het brede publiek. De wedstrijdformule stimuleert de deelnemers om ernaar te streven een zo goed mogelijk ondernemingsplan te schrijven in een poging de wedstrijd te winnen. Met workshops en coaching in de loop van de wedstrijd wordt bijgedragen aan de verhoging van de kwaliteit van de plannen van de deelnemers. De Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen richt zich op twee verschillende doelgroepen: het onderwijs en het brede publiek. Jaarlijks worden drie wedstrijden georganiseerd: - Plankgas, de wedstrijd voor leerlingen van de derde en vierde graad secundair onderwijs; - Battle of Talents, de wedstrijd voor studenten hoger onderwijs; - Bizidee, de wedstrijd voor het brede publiek met aandacht voor specifieke doelgroepen zoals potentiële gazellen, allochtonen, vrouwen, laaggeschoolden en 50+ers. Twee edities van de Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen zijn intussen afgerond en liepen telkens van september tot juni. Aan de wedstrijden 2011-2012 namen ongeveer 1.800 individuen deel. De tweede wedstrijd 2012-2013 bereikte 1.900 deelnemers. De laatste wedstrijden binnen de huidige opdracht startten in september 2013 en lopen af in 2014. Een nieuwe overheidsopdracht zal nog in 2013 gelanceerd worden met de bedoeling deze opdracht nog in het voorjaar van 2014 toe te wijzen. Deze wedstrijden kunnen jongeren met ondernemerszin helpen toegang te krijgen tot ondernemerschap, één van de doelstellingen van het Vlaams Jeugdbeleidsplan. 3.1.6 Maatregel ‘steun voor advies aan prestarters’ Pagina 20 Om de kwaliteit van de startende ondernemer in Vlaanderen te verhogen en de overlevingskansen verder op te trekken, werden door het Agentschap Ondernemen in 2011 een aantal maatregelen gelanceerd gericht op prestarters. Dit initiatief past in de VESOC-afspraken rond het Werkgelegenheids- en Investeringsplan (WIP). Dankzij de generieke steunmaatregel Go4Business kunnen prestarters advies inwinnen over de haalbaarheid van hun project. De uitvoering van de maatregel is via overheidsopdracht toegewezen aan Unizo. 81 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De opdracht werd in 2013 verlengd en loopt tot 31 augustus 2014 of tot het quotum van 2.500 haalbaarheidsstudies is opgebruikt. Ondertussen zijn reeds meer dan 1.928 trajecten opgestart. De opdracht werd in 2013 uitgebreid naar werkzoekenden. Zodra het Maatpak Ondernemerschap (ESF-oproep) gegund is, wordt de aanpak naar werkzoekenden herbekeken. Naar aanleiding van het Bankenplan wordt het begeleidingstraject uitgebreid met een optionele begeleiding inzake de opmaak en presentatie van een kredietdossier. Naast de generieke maatregel voor prestarters werden in 2011 specifieke maatregelen gelanceerd via een oproep tot aanvragen van subsidies en dit voor volgende doelgroepen: - allochtonen (project: AZO!); - personen met een arbeidshandicap (project: Z²O); - ouderen (project: Start50+); - vrouwen (project: Ondernemer in Zich(t); - starters met een hoog groeipotentieel (project: Bryo). Deze projecten voor doelgroepen bieden trajectbegeleiding aan en zijn additioneel aan de generieke maatregel en het bestaande aanbod van tools, diensten en instrumenten dat al op de markt aanwezig is. De projecten voor doelgroepen besteden extra aandacht aan een aantal specifieke punten die bij de betreffende doelgroepen belangrijker zijn dan bij de gemiddelde kandidaat-starter. In het najaar 2013 worden de ervaringen met de maatregelen en de lopende projecten geëvalueerd om te komen tot een stroomlijning van de werking rond de doelgroepen allochtonen, ouderen en arbeidsgehandicapten. Doel hiervan is zowel voor de generieke prestartersmaatregel als voor de doelgroepgerichte maatregelen continuïteit in het aanbod te verzekeren. Voor wat betreft het stimuleren en ondersteunen van vrouwelijk ondernemerschap wordt overgegaan naar een structurele financiering van de partnerorganisatie „Markant‟. Dit vanuit een ad nominatum subsidie ingeschreven in de begroting. Vanuit deze middelen zal verder kunnen gewerkt worden aan het creëren van rolmodellen en gepaste omkadering van (kandidaat) ondernemers. 82 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief INNOVATIE Aandachtspunten Binnenlands Bestuur III. Innovatiecentrum Vlaanderen SD 1. Gerichte innovatiestrategieën OD 1. Versterken en vernieuwen van de speerpuntdomeinen Regionale innovatiestrategieën Pagina 14-15 Het innovatiebeleid in Vlaanderen is op zich een goed voorbeeld van een regionale innovatiestrategie (RIS). Een specifieke lokale verankering/toepassing van de stroomlijning van het gericht innovatiebeleid (zoals gedefinieerd binnen de conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen) vinden we concreet terug in de uitvoering van het innovatie-luik van het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK). Het SALK werd in opdracht van de Vlaamse Regering uitgewerkt door een raad van experten naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk. Het SALKexpertenrapport werd op 1 februari 2013 door de raad van experten overgemaakt aan de Vlaamse Regering die vervolgens op 15 juli 2013 het plan1 heeft goedgekeurd dat uitvoering moet geven aan de aanbevelingen geformuleerd in het SALK-expertenrapport. Naast een aantal acties op korte termijn (in hoofdzaak gericht op een snelle wedertewerkstelling van de werknemers van Ford Genk en de toeleveranciers, de reconversie van de Ford-terreinen in Genk en de versnelling van lopende investeringsdossiers in Limburg) en acties op lange(re) termijn gericht op de creatie/verbetering van randvoorwaarden, bevat het SALK-uitvoeringsplan ook een aantal acties op lange(re) termijn gericht op de ontwikkeling van speerpuntsectoren volgens het V²O-principe en gebaseerd op het FRIS-model. Daarmee is het SALKuitvoeringsplan de concrete toepassing in Limburg (en geënt op de specifieke Limburgse situatie) van de stroomlijning van het gericht innovatiebeleid met focus op speerpuntclusters. Essentieel hierbij is de uitrol in Limburg van een slimme specialisatiestrategie voor een gericht clusterbeleid waarbij de klemtoon ligt op het prioriteren van publieke SALK-middelen voor sterke(re) speerpuntclusters. Die clusters en de onderliggende prioritaire acties die in het kader van het SALKuitvoeringsplan worden ondernomen, zitten vervat in acht thematische businesscases: 1. Maakindustrie; 2. Logistiek en Mobiliteit; 3. Vrijetijdseconomie en Vrijetijdsbeleving; 4. Duurzame Energie; 5. Creatieve Economie, ICT en Digitale Media; 6. Landbouw, Tuinbouw en Fruitteelt; 7. Bouw; 8. Zorginnovatie, Biotech en Medtech. Hoewel in wezen een “Limburgs verhaal”, is het SALK zoals gezegd ook de uitvoering van Vlaams beleid zoals uitgestippeld in het ViA-toekomstproject (gericht innovatiebeleid). Vanuit die optiek worden de W&I-gerelateerde acties die binnen de acht hierboven vermelde SALK-Business Cases zullen worden uitgevoerd, verderop in deze beleidsbrief opgenomen onder de daartoe (meest) relevante (sub)doelstelling. De impact van deze innovatieve speerpunten blijft ook niet beperkt 83 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 tot Limburg. In het bijzonder zullen de meeste van deze initiatieven impact hebben in heel Vlaanderen. OD 2. Optimaliseren van de impact en verdere integratie van de Strategische Onderzoekscentra in het innovatielandschap Oprichting van een SOC Maakindustrie Pagina 17 Het belangrijkste initiatief dat in het kader van de SALK-Business Case Maakindustrie wordt ondernomen, is de oprichting van een Strategisch Onderzoekscentrum (SOC) voor de uitvoering en valorisatie van strategisch toponderzoek dat is gericht op de noden van de Maakindustrie en de verankering van deze activiteiten in Vlaanderen. Gelet op de SALK-context waarbinnen dit initiatief zijn oorsprong vindt, en de gedeeltelijke financiering vanuit SALK-middelen, zal een specifieke link met Limburg gelegd worden in dit dossier. Ook zullen synergiën gerealiseerd worden tussen de nieuwe SOC en de initiatieven Made Different, Limburg Makes It en zal samenwerking gezocht worden met Flanders Synergy. OD 3. Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’ Innovatieknooppunt Eco-innovatie Pagina 19 Bouw Ook in het kader van de SALK-Business Case Bouw wordt de bouwsector naar voren geschoven als een speerpuntsector die tegelijk een belangrijke economische impuls (in Limburg) kan teweegbrengen en een significante bijdrage kan leveren tot de Limburgse ambitie om klimaatneutraal te worden. Hiervoor zal gebeurlijk een samenwerking met de Vlaamse proeftuin Bouw worden opgezet. 84 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid OD 3. Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’ Innovatieknooppunt Groene energie Pagina 19 Vlaanderen heeft vele industriële en academische troeven op vlak van groene energie. Een van de speerpunten daarin is EnergyVille, het op de Thor-site in Genk (te Waterschei) gevestigde onderzoekscentrum waar VITO, imec en de KULeuven hun expertise bundelen. EnergyVille wenst zich te profileren als het topcentrum op het vlak van technologieontwikkelingen voor een duurzame energievoorziening in een grootstedelijke omgeving. Daarvoor werden in kader van het SALK 10 miljoen euro EFRO middelen voorzien. In overleg met EnergyVille wordt in het najaar van 2013 bekeken hoe deze middelen optimaal kunnen worden ingezet om de verdere uitbouw van EnergyVille te realiseren. OD 3. Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’ Innovatieknooppunt Zorginnovatie Pagina 20 Proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen Aanvullend op het lopende IWT-proeftuininitiatief Zorginnovatieruimte Vlaanderen werd in het SALK beslist om een specifiek proeftuininitiatief CareVille op te zetten. Deze proeftuin wordt meer bepaald in de steden Genk en Hasselt georganiseerd en is in hoofdzaak gericht op innovaties die ouderen langer kwaliteitsvol en betaalbaar thuis laten wonen. SD2 Hogere Innovatiekracht voor de Vlaamse Economie OD2. Werk maken van netwerkbemiddeling, clustervorming en andere vormen van faciliteren OD2.2. Optimalisatie van de werking van de Innovatiecentra Pagina 26-27 De vijf provinciale Innovatiecentra voeren de projecten regionale innovatiestimulering van het IWT uit. Op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 lopen de huidige projecten over de periode 2011-2014 met een totaal budget van 16.500.000 euro, gelijk verdeeld over de vijf Innovatiecentra. De Innovatiecentra hebben als missie om vanuit een relaisfunctie binnen het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) bedrijven en ondernemers binnen een provincie aan te moedigen en te begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren. In het SALK-uitvoeringsplan wordt onder meer voorzien in de uitbreiding van de capaciteit van het Innovatiecentrum Limburg. Op die manier kan het Innovatiecentrum Limburg de (Limburgse) bedrijven (nog meer) begeleiden richting innovatiestimulering en zodoende de concrete realisatie en implementatie van de SALK-Business Cases mee bewerkstelligen. 85 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief ECONOMISCH OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 2. LRM 2.1. Inleiding Pagina 17 Bedrijven hebben behoefte aan ruimte om te ondernemen en te groeien. Daarom ontwikkelt LRM kmo-zones, bedrijventerreinen, business- en wetenschapsparken. Hiervoor werkt LRM nauw samen met lokale en andere overheidsdiensten zoals de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (POM) en NV De Scheepvaart. Voor de Limburgse speerpuntsectoren bouwt LRM mee aan een netwerk van sectorspecifieke incubatoren die jonge technologiebedrijven voorzien in hun infrastructuurnoden. Er wordt momenteel onderzocht of LRM ook buiten de hoogtechnologische speerpuntsectoren incubatoren kan opzetten voor kmo’s.. LRM zal haar verantwoordelijkheid opnemen en een proactief investeringsbeleid voeren om de Limburgse economie verder te ondersteunen en tot maximale jobcreatie te komen 2.2 DE ROL VAN LRM IN HET SALK Pagina 18 Op 01/02/2013 stelde de SALK-Expertengroep haar rapport voor. Op basis van dit rapport, waarin voorstellen op zowel korte- als lange termijn werden opgenomen, werkte de Vlaamse regering samen met de Taskforce Limburg en de lokale stakeholders een uitvoeringsplan uit waarin concrete acties worden opgenomen. Dit uitvoeringsplan werd voorgesteld op 16 juli 2013 en voorziet een uitvoeringstermijn tot 2019. LRM krijgt op basis van dit uitvoeringsplan een aantal belangrijke opdrachten en verantwoordelijkheden. Zo zorgt LRM voor de ontwikkeling van de mijnsites be-MINE en Terhills. Een aantal lopende investerings- en ontwikkelingsprojecten worden tevens versneld en versterkt. De grootste uitdaging is het creëren van nieuwe jobs voor laaggeschoolden. LRM denkt dat er twee belangrijke sectoren zijn waar er op korte termijn substantiële jobcreatie kan gerealiseerd worden voor laaggeschoolden: logistiek en vrijetijdseconomie. Daarnaast blijven we inzetten op een toekomst voor de maakindustrie in Limburg. Het onderzoek en de ontwikkelingen binnen het op te richten Strategisch Onderzoekscentrum Maakindustrie, waarin het initiatief Limburg Makes It een belangrijke rol zal opnemen, moeten gekoppeld aan de bestaande risicokapitaalexpertise binnen LRM een belangrijk potentieel van toekomstgerichte maakactiviteiten in Limburg realiseren. Ook in het verleden heeft LRM haar rol al succesvol gespeeld in de maakeconomie (onder andere bij toeleveranciers van de 86 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 automobielsector) wat geleid heeft tot een aantal positieve turn arounds in deze economisch turbulente tijden. LRM zal voldoende liquiditeiten moeten blijven aanwenden ter ondersteuning van de maaksectoren om ook de bestaande tewerkstelling te verdedigen. Verder heeft LRM steeds de nodige aandacht besteed om ook risicokapitaal te verschaffen aan kleinere kmo’s. De Pluslening staat al jaren in de markt. LRM gelooft dat er nu met de sluiting van Ford bijkomend nood is aan een zeer laagdrempelig product en ging daarom over tot de herinvoering van de KlimOp-lening in september 2013. Veel Limburgse ondernemers kennen dit product nog uit de jaren negentig toen het bijgedragen heeft tot de oprichting van een aantal huidige Limburgse succesverhalen. Voor de uitrol en uitvoering van deze strategie wordt in het uitvoeringsplan voorzien in een financiering via PMV van 100 miljoen euro. 2.3 INVESTERINGSPLATFORMEN EN INVESTERINGSPRODUCTEN 2.3.1 Technologie & Diensten Pagina 19 Het investeringsplatform Technologie & Diensten richt zich op technologieën en diensten die andere economische activiteiten mogelijk maken. Met andere woorden:technologieën en diensten die de groei en uitbouw van andere bedrijven en sectoren versnellen of faciliteren. Het investeringsteam focust hier op drie deeldomeinen: ICT & Digitale Media, Professionele en financiële diensten en Creatieve industrie. LRM investeerde de afgelopen jaren fors binnen dit domein. De huidige investeringsportfolio bestaat uit 31 bedrijven met een gezamenlijk geïnvesteerd vermogen van ruim 62 miljoen euro. Het merendeel van de investeringen kadert in het deeldomein ICT & Digitale Media. Daarnaast investeerde LRM in C-mine Crib, de incubator voor creatieve bedrijven en ondernemers. Voor de verdere uitbouw van Limburg als innovatieve regio blijft het belangrijk om jonge, innovatieve bedrijven met doorgroeipotentieel in een zeer vroeg stadium van hun levenscyclus aan te trekken. Dat kan met een uniek aanbod van financiële middelen, infrastructuur en een gerichte incubatiewerking. De focus ligt hierbij op bedrijven die complementair zijn met de aanwezige ondernemingen in de provincie en met de kennisinstellingen uit de kennisdriehoek Leuven-Eindhoven-Aken (ELAtdriehoek). De incubator voor Limburgse ICT en digitale mediabedrijven is Corda Campus Hasselt (de vroegere Research Campus Hasselt). Corda Campus huisvest momenteel 49 bedrijven. De bouwwerken voor het nieuwe hoofdgebouw, Corda 1, gingen eind 2012 van start en zijn momenteel in volle ontplooiing. Met deze verdere ontwikkeling wordt het eco-systeem voor ICT, media en technologie bedrijven verder uitgebouwd. Vanuit dit perspectief is de uitbreiding van de Limburgse vestiging van iMinds, voorzien in het SALK, cruciaal voor de verdere uitbouw van het Limburgs incubatie- en investeringsbeleid op vlak van ICT en digitale media. 2.3.2 Gezondheid & Zorg Pagina 20 Wereldwijd stijgt binnen het domein van de levenswetenschappen de interesse voor technologische innovaties (nieuwe en verbeterde therapieën en diagnostica) die de zorg(systemen) verbeteren. LRM volgt deze trend op vanuit het investeringsplatform 87 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Gezondheid & Zorg. Binnen het investeringsteam maakt LRM een onderscheid tussen vier deeldomeinen: Biopharma, Medtech, Zorg en Functionele voeding. Op 31 december 2012 behoorden 10 life sciences-bedrijven tot de portfolio van het investeringsteam Gezondheid & Zorg – naast de investeringen in de incubator BioVille en de investeringsfondsen Vesalius Biocapital I en II. Dit is goed voor een totaal toegekend vermogen van 45 miljoen euro. Het gaat voornamelijk om investeringen in startende en jonge bedrijven die actief zijn in het domein van geneesmiddelenontwikkeling (Biopharma) en medische technologie (Medtech). Om de hefboomwerking tussen kapitaal en infrastructuur verder te stimuleren, besliste LRM medio 2012 om de incubator BioVille verder uit te bouwen. De klemtoon van het nieuwe gebouw ligt vooral op ‘meegroeien’. De bouwwerken startten in de lente van 2013. De eerste bedrijven kunnen begin 2014 hun intrek nemen in de nieuwe vleugel. Buitenlandse spelers aantrekken en de lokale Gezondheid & Zorg-activiteiten verder uitbouwen staan beide centraal in de strategie van LRM. Dankzij een investeringsfocus op startende en jonge bedrijven geniet LRM vandaag een reputatie van gespecialiseerde life sciences-investeerder. 2.3.3 Duurzame Samenleving Pagina 20-21 Binnen dit platform onderscheidt LRM de subdomeinen: Groene energie, Slimme Industrie & Bouw, Recyclage & Materialen en Nieuwe Landbouw. Binnen het domein Duurzame Samenleving investeerde LRM tot eind 2012 al meer dan 85 miljoen euro in bedrijven en projecten.Deze investeringen leidden enerzijds tot een portfolio van 81 MW (gerealiseerde,lopende en vergunde) hernieuwbare-energieprojecten (zonneenergie, wind en biomassa). Anderzijds bouwde LRM een portfolio op die bestaat uit een 30-tal innovatieve bedrijven en projecten. Bovendien gaf LRM in het kader van Labo Limburg mee vorm aan het ‘MetaPVproject’ rond slimme energienetten. LRM richtte ook Limburg EV op om de effectieve uitrol van elektrisch rijden in de provincie op te starten. Ten slotte is LRM betrokken als partner bij het Enhanced Landfill Mining project. Enhanced Landfill Mining (ELFM) is een concept dat de valorisatie van materialen en energie uit een stortplaats zo duurzaam mogelijk uitvoert met zowel een maximalisatie van materiaalrecyclage als een optimale energieproductie. Na een sterke opbouw van de portfolio de afgelopen 2 à 3 jaar moet LRM de komende jaren voldoende aandacht besteden aan de opvolging van de huidigeinvesteringen met het oog op succesvolle exits. Toch moet LRM zich ook voldoendeblijven richten op interessante nieuwe bedrijven. De realisatie van nieuwe productieprojecten voor groene energie zal eveneens een blijvende focus worden. Om de portfolio de volgende jaren verder uit bouwen zet LRM in op de structurelebanden met strategische onderzoekscentra en kennisinstellingen. Greenville is een uniek dienstencentrum voor bedrijven en organisaties die actief zijn 88 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 op het vlak van cleantech (materialen, energie, water, mobiliteit), gevestigd op de site van het oude hoofdgebouw van Kempische Steenkoolmijnen in HouthalenHelchteren. Het dienstenpakket bestaat uit uitgeruste kantoren, een vergadercentrum, een centraal onthaal en secretariaat, een bedrijfsrestaurant, … . Gebruikers kunnen ook rekenen op inhoudelijke ondersteuning op het vlak van cleantech en op het brede netwerk dat GreenVille ter beschikking stelt. Eind 2012 hadden I-Cleantech Vlaanderen, TRIECO, Inhome Energy Care, CleanTechPunt, Limburg Gas, Limburgs Klimaatfonds en Fish2be al beslist om zich in GreenVille te vestigen. Ook het bezoekerscentrum met opstellingen over het mijnverleden en over de energie en materialen van de toekomst werd in 2012 gerealiseerd. De CleantechAmbassadeurs van CleanTechPunt staan in voor de gidsenwerking aan scholen, bedrijven, verenigingen, … Op het Thor Park in Waterschei (Genk) is 20 ha voorbehouden voor de uitbouw van een wetenschapspark, dat wordt opgebouwd uit 11 clusters met elk een potentieel tot 20.000 m2 vloeroppervlak. In een eerste fase zullen er 2 clusters ontwikkeld worden. Stad Genk, KU Leuven en LRM participeren in een holdingmaatschappij, die de ontwikkeling van deze eerste clusters in goede banen moet leiden. Voor de invulling van deze clusters werden eind 2011 twee projectvennootschappen opgericht. Eén van de clusters zal Campus Energyville huisvesten. Campus Energyville biedt onderdak aan een initiatief waarbij de KU Leuven, IMEC en VITO hun onderzoek en ontwikkeling bundelen. Bij oplevering van de werken aan de Campus gaan ongeveer 200 wetenschappers aan de slag rond onderzoeksthema’s als energieopslag en ‘smart grids’. Naast de Holding Wetenschapspark Waterschei investeren de POM Limburg, IMEC en VITO in de infrastructuur van Campus Energyville. Op een tweede cluster ontwikkelt NV IncubaThor, een 100 % dochtermaatschappij van de Holding Wetenschapspark Waterschei, een incubatiegebouw dat als dienstencentrum wordt ingericht. Dit dienstencentrum biedt ruimte aan spinoffbedrijven en aan starters die aansluiting vinden bij het onderzoek op het wetenschapspark en in het bijzonder bij Campus Energyville. 2.3.4 Ruimte & Beleving Pagina 21-22 Het investeringsplatform Ruimte & Beleving, met de deeldomeinen Slimme logistiek & mobiliteit, Lokale productie & verwerking, en Vrijetijdseconomie, Erfgoed & Stadsontwikkeling, investeerde tot einde 2012 61 miljoen euro in 29 ondernemingen en projectontwikkelingen. De portfolio van Ruimte & Beleving zal de volgende jaren een aanzienlijke groei kennen gezien het kapitaalsintensief karakter van het ontwikkelen van bedrijventerreinen en logistieke of vrijetijdseconomie-projecten. LRM wil meer dan ooit de financieringspartner zijn voor de Limburgse productie-KMO’s en logistieke spelers. Er worden ook belangrijke investeringen in toeristische projecten gepland. LRM is momenteel ook betrokken in diverse toeristische projectontwikkelingen in samenwerking met private partners of lokale overheden. Zo werd de herbestemming van de Rentmeesterswoning op de site Alden Biesen naar een hotel door LRM als een actiepunt binnen SALK voorgedragen. Naast de Rentmeesterswoning wordt een hotelnieuwbouw gepland die geïntegreerd zal worden in het totale hotelconcept. 89 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Inzake logistiek wil LRM de regio Limburg verder mee op de kaart zetten. Met haar investeringen in onder meer Kristalpark (bedrijventerrein voor grotere logistieke spelers), EURO TERMINAL GENK (uitbreiding van treinterminal Genk voor intermodaal verkeer) en Mobility Center Genk-Zuid wil LRM de aantrekkelijkheid van Limburg als logistieke regio voor buitenlandse spelers maximaliseren. 2.4 STRATEGISCH MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN: be-MINE en Terhills Pagina 22-23 be-MINE De nv be-MINE is een samenwerking tussen LRM, DMI Vastgoed en Van Roey Vastgoed met als doel: de herbestemming van de mijnsite van Beringen. Het project omvat de ontwikkeling van het mijnterrein van 32 ha tot een geïntegreerd residentieel, cultureel, toeristisch-recreatief en retailproject binnen en rond het uniek industrieel-archeologisch kader van de beschermde mijngebouwen. De ontwikkeling van het duikproject TODI op de mijnsite bestaat uit de ombouw van twee bestaande betonnen kuipen, indikkers genoemd, tot een overdekt zoetwater duikpark. Bij voltooiing creëert be-MINE meer dan 500 jobs en nieuwe impulsen voor de lokale economie. Terhills Met ‘Terhills’ ontwikkelt LRM via haar dochtervennootschap MVDC de voormalige mijnterreinen van Eisden tot een van de belangrijkste nieuwe toeristische bestemmingen in Limburg. Het project moet op termijn 1.250 jobs creëren. Het Terhills Master Plan uitgewerkt in 2012 bestaat uit meerdere deelprojecten waaronder een vakantiepark, een sportzone, een hotel van 60 kamers, een nieuwe winkelbestemming van circa 5.300 m2, de hoofdtoegangspoort Nationaal Park Hoge Kempen, een woon- en kmo-zone. Momenteel zijn diverse deelprojecten in de fase van realisatie. Ook de sportzone is in volle ontwikkeling met als eerste concrete realisatie de opening van “Terhills Cable Park” in augustus 2013. De hoofdtoegangspoort naar het Nationaal Park Hoge Kempen opende eerder in 2013 reeds enkele wandelroutes voor het publiek en de opening van een onthaalpaviljoen wordt voorzien tegen april 2014. Recent werd door de UHasselt het startschot gegeven voor het Ecotrons+ project: een verzameling van klimaatkamers die onderzoekers van over gans Europa naar Terhills zal brengen. De totale ontwikkelingskost van Terhills wordt bij volledige realisatie geraamd op 150 miljoen euro. 90 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid 1. PMV (activiteiten in vastgoed) 1.4.2 Gebiedsontwikkeling Pagina 16 PMV heeft de voorbije jaren aandacht gegeven aan gebiedsontwikkeling, met een bijzondere focus op brownfieldprojecten, en de herontwikkeling van onderbenutte sites van de Vlaamse overheid. Dit is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige activiteit van PMV. Voorbeelden van grote projecten zijn: Novovil, Willebroek Noord, Blue Gate Antwerp, Eiland Zwijnaarde en een binnenstedelijk gebied gelegen achter het station van Turnhout. Aandachtspunten Inburgering & Integratie / 91 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 INTERNATIONAAL VLAANDEREN (iV) Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur II. STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN EERSTE HOOFDSTUK: INTERNATIONALE POLITIEK 1. Mondiale antwoorden op mondiale problemen 1.2 Samenwerking met internationale instellingen Pagina 10 (…) Vlaanderen blijft actief thematisch bijdragen aan de organisatie van het Belgische voorzitterschap van de Raad van Europa (november 2014-mei 2015). Ik zal ook opnieuw een engagement aangaan met de Raad van Europa voor de periode 2014-2015. Mijn diensten zullen de samenwerking met de OESO voortzetten. II. STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN EERSTE HOOFDSTUK: INTERNATIONALE POLITIEK 2. De Europese Unie als mondiale speler 2.2. Een competitievere Europese Unie Pagina 14 (…) Eind 2013 zullen de Raad en het Europees Parlement de wetgevende teksten over het MFK goedkeuren. Parallel zullen op sectoraal niveau een 70-tal wetgevende teksten over de specifieke Europese subsidieprogramma’s en fondsen onderhandeld en aangenomen worden. Ik zal de ontwikkelingen binnen deze dossiers aandachtig blijven volgen en de belangen van Vlaanderen verdedigen. Over de implementatie in België van het economisch, sociaal en territoriaal cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid dienen intra-Belgische afspraken gemaakt te worden. (…) 3. Subsidiariteit en culturele diversiteit 3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 15 De goede samenwerking en intensieve contacten met onze buurlanden worden voortgezet. Op 8 oktober 2013 ontmoette ik de Nederlandse minister-president Rutte opnieuw, samen met ministers Lieten en Crevits en hun Nederlandse tegenhangers. We bespraken onder meer het rapport van de Vlaams-Nederlandse Denkgroep Toekomstverkenning. Samen met Nederland streeft Vlaanderen ook naar een tijdige en optimale afstemming over en invulling van de respectievelijke nationale kaders voor de nieuwe Interreg-programma’s (Interreg V). Ik heb de intentie om volgend jaar de bilaterale samenwerking met NoordrijnWestfalen in de schijnwerpers te plaatsen. In oktober 2013 ontmoet ik alvast mijn Noordrijn-Westfaalse ambtgenoot en zullen we de samenwerking tussen Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen bespreken. Onze samenwerking zal onder meer ingevuld worden door de organisatie van een zogenaamd ‘Flandernjahr’ in Noordrijn92 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Westfalen in 2014. Vlaanderen blijft ook het komende jaar actief in het kader van de twee EGTS-samenwerkingsverbanden 3.2 Samenwerking via de Benelux Pagina 15 Binnen de Benelux Unie worden de gesprekken over technische afspraken, onder meer inzake inspectiediensten voor wegvervoer en de actualisering van het juridische kader voor grensoverschrijdende samenwerking, voortgezet. Vlaanderen hecht belang aan voldoende frequente vergaderingen van het intra-Belgische Overlegplatform Benelux, om samen met de andere Belgische overheden de nodige impulsen te kunnen geven aan de Benelux-samenwerking en alle opportuniteiten voor het inzetten van de Benelux Unie te kunnen benutten. 3.3 Versterking van de rol van deelstaten in de Europese Unie Pagina 16 Ik zet de inspanningen verder om de rol van de deelstaten in de EU te vergroten. Op 8 november 2013 organiseert de Vlaamse overheid, in samenwerking met de Europese Commissie, in Brussel de conferentie ‘Regions as motors of new growth through smart specialisation’ 5. Een sterkere internationalisering van de Vlaamse economie 5.3 Focus op de snel(st)groeiende economieën Mijn diensten werken samen met Europalia dat tussen 4 oktober 2013 en 26 januari 2014 in het teken staat van India. Vanuit het beleid inzake de academische diplomatie, wordt door mijn diensten in samenwerking met de kennisinstellingen tijdens het academiejaar 2013-2014 een ‘Indiajaar’ georganiseerd. 7. Een grotere internationale bereikbaarheid van Vlaanderen 7.1 Goede samenwerking met onze buurlanden Pagina 31 Een goede samenwerking met al onze buurlanden blijft van groot belang. De samenwerking met Noordrijn-Westfalen krijgt het komende jaar bijzondere aandacht. DERDE HOOFDSTUK: VLAANDEREN EN DE MILLENNIUMDOELSTELLINGEN VOOR ONTWIKKELING 8. Armoedebestrijding en sociaal-economische ontwikkeling 8.6 Versterking van het draagvlak voor ontwikkeling Pagina 39 In 2012, het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen, en in 2013 werden geen nieuwe convenanten gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking gesloten. Het vernieuwde impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking treedt vanaf 2014 in werking en is helemaal afgestemd op de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen. Voor vorming, advies en begeleiding van de gemeenten die actief zijn in het convenantprogramma, schakelt de Vlaamse overheid de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in. Ik heb aan VVSG voor de periode 20122013 een subsidie toegekend van 362.730 euro. Momenteel wordt de samenwerking herbekeken in functie van de specifieke technische noden als gevolg van het in voege tredende impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. III. DE INSTRUMENTEN VAN HET BELEID 4. Strategische inzet van de Vlaamse internationale vertegenwoordigingen Pagina 42 93 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het voorbije jaar werden de vertegenwoordigers van DiV, FIT, VAIS en Toerisme Vlaanderen in het buitenland opnieuw met elkaar in contact gebracht via (zowel gezamenlijke als afzonderlijke) netwerkmomenten tijdens de terugkeerdagen in december 2012 en juni 2013. Elk van de Vlaamse internationale vertegenwoordigingen draagt bij tot het uitdragen van ViA en ondersteunt -waar mogelijk- het beleid rond economische, academische en culturele diplomatie. De komende jaren zal ook specifieke aandacht blijven uitgaan naar activiteiten met betrekking tot de herdenking van WOI. (…) 6. Een proactief beleid naar de diplomatieke vertegenwoordigingen in Brussel Pagina 43 De sterke aanwezigheid van de Europese instellingen, internationale organisaties en diplomatieke vertegenwoordigingen in Brussel is een belangrijke troef voor Vlaanderen en het Vlaams buitenlands beleid. De contacten met de ambassades en internationale organisaties in Brussel worden dan ook gericht uitgebouwd. Zo houd ik eraan om aan het begin van elk nieuw jaar en op de Vlaamse feestdag het diplomatiek korps te ontvangen in het Errerahuis. Naar aanleiding van de lokale en provinciale verkiezingen organiseerden mijn diensten eind vorig jaar, in samenwerking met het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap en het Vlaamse Agentschap voor Binnenlands Bestuur, de dag nadien een informatief evenement voor de buitenlandse ambassades en regiobureaus in Brussel. De nieuwsbrief Flanders@World, die de internationale diplomatieke gemeenschap in Vlaanderen op de hoogte brengt over nieuwigheden in het Vlaams buitenlands beleid, werd onlangs stop gezet. Sinds oktober 2013 is hij inhoudelijk geïntegreerd in het nieuwe concept van Flanders Today (cf. infra, III.7). Omdat ik een goede ontvangst van nieuwe buitenlandse ambassadeurs wil garanderen, geniet het onthaal- en opvolgingsbeleid ten aanzien van buitenlandse ambassadeurs in Brussel mijn bijzondere aandacht. In dat kader wordt de samenwerking met De Warande en het ‘Focus on Flanders’-programma voortgezet. In De Warande in Brussel werden voor de bilaterale ambassadeurs een drietal infosessies (met een politieke of academische focus) georganiseerd. Dit jaar nog zal ik zelf een infosessie geven over culturele diplomatie. De ambassadeurs konden opnieuw deelnemen aan een taalcursus Nederlands. 94 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid: II. STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN EERSTE HOOFDSTUK: INTERNATIONALE POLITIEK 2. De Europese Unie als mondiale speler 2.2. Een competitievere Europese Unie Pagina 14 (…) Eind 2013 zullen de Raad en het Europees Parlement de wetgevende teksten over het MFK goedkeuren. Parallel zullen op sectoraal niveau een 70-tal wetgevende teksten over de specifieke Europese subsidieprogramma’s en fondsen onderhandeld en aangenomen worden. Ik zal de ontwikkelingen binnen deze dossiers aandachtig blijven volgen en de belangen van Vlaanderen verdedigen. Over de implementatie in België van het economisch, sociaal en territoriaal cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid dienen intra-Belgische afspraken gemaakt te worden. (…) 3. Subsidiariteit en culturele diversiteit 3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 15 De goede samenwerking en intensieve contacten met onze buurlanden worden voortgezet. Op 8 oktober 2013 ontmoette ik de Nederlandse minister-president Rutte opnieuw, samen met ministers Lieten en Crevits en hun Nederlandse tegenhangers. We bespraken onder meer het rapport van de Vlaams-Nederlandse Denkgroep Toekomstverkenning. Samen met Nederland streeft Vlaanderen ook naar een tijdige en optimale afstemming over en invulling van de respectievelijke nationale kaders voor de nieuwe Interreg-programma’s (Interreg V). Ik heb de intentie om volgend jaar de bilaterale samenwerking met NoordrijnWestfalen in de schijnwerpers te plaatsen. In oktober 2013 ontmoet ik alvast mijn Noordrijn-Westfaalse ambtgenoot en zullen we de samenwerking tussen Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen bespreken. Onze samenwerking zal onder meer ingevuld worden door de organisatie van een zogenaamd ‘Flandernjahr’ in NoordrijnWestfalen in 2014. Vlaanderen blijft ook het komende jaar actief in het kader van de twee EGTS-samenwerkingsverbanden. 3.2 Samenwerking via de Benelux Pagina 15 Binnen de Benelux Unie worden de gesprekken over technische afspraken, onder meer inzake inspectiediensten voor wegvervoer en de actualisering van het juridische kader voor grensoverschrijdende samenwerking, voortgezet. Vlaanderen hecht belang aan voldoende frequente vergaderingen van het intra-Belgische Overlegplatform Benelux, om samen met de andere Belgische overheden de nodige impulsen te kunnen geven aan de Benelux-samenwerking en alle opportuniteiten voor het inzetten van de Benelux Unie te kunnen benutten. 5. Een sterkere internationalisering van de Vlaamse economie 5.1 Verdubbeling van het aantal exporterende KMO’s tegen 2020 Pagina 22 FIT wil in de toekomst ook actief werken op de ‘exportbeslissing’. Dat is de beslissing die een bedrijf neemt om al dan niet internationaal actief te worden. Om eventuele hefbomen te identificeren die hiervoor gebruikt zouden kunnen worden, is 95 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 wetenschappelijk onderzoek nodig. De identificatie van de drempels die bedrijven ervaren om de stap naar internationaliseren te zetten, maakt het onderwerp uit van een langetermijnonderzoek door het Steunpunt Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking. In 2014 zullen de steunmaatregelen voor Limburg van het SALK²-rapport (Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat) voortgezet worden. FIT zal deel uitmaken van het platform Internationaal Ondernemen in Limburg. FIT, het Agentschap Ondernemen (AO) en het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) werken verder samen rond het project inzake de geïntegreerde benadering van de ondernemer door de Vlaamse overheid. Dit gebeurt in het kader van het meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid. 5.8 Meer buitenlandse investeringen aantrekken Pagina 27 In 2014 zal de methodologie voor het gericht aantrekken van buitenlandse investeringen nog verfijnd worden. Daarbij zal verder gewerkt worden aan de strategische clusteranalyses en nagegaan worden hoe er kan worden ingespeeld op de transformaties die beoogd worden in het NIB. Dit zal leiden tot detectie van nieuwe opportuniteiten voor investeringen in clusters, leadplants en pilot-plants, aan de hand van de opgebouwde pilootervaringen van 2013 (cf. supra, II.5.6). Aangezien uit de resultaten van 2013 blijkt dat de analyses alleen grondig zijn wanneer de vereiste expertise beschikbaar is, zal in kaart gebracht worden hoe een grondige aanpak verwezenlijkt kan worden en zal onderzocht worden met welke partners dit uitgevoerd dient te worden. De ervaringen uit de roadshows die FIT in 2013 organiseerde, worden gebruikt om de praktische uitwerking van de prospectie van targetbedrijven te verfijnen. In 2014 zal verder ingezet worden op: de opvolging van lopende trajecten, het uitrollen van de gapanalyse naar andere landen, en de opstart van gapanalyses voor andere clusters. Naast het bestaande initiatieven bestendigd worden. aantrekken van nieuwe investeerders, blijven de investeringen van buitenlandse bedrijven in Vlaanderen belangrijk. Daarom moeten de gericht naar de reeds gevestigde buitenlandse ondernemingen worden. De Foreign Investment Trophy zal in 2014 opnieuw uitgereikt 7.2 De internationale promotie van de Vlaamse havens Pagina 32 Tijdens de zending naar India in november 2013 zal er een focus liggen op de havens en de logistieke sector. Ook tijdens andere zendingen en internationale ontmoetingen worden de troeven van de Vlaamse havens uitgespeeld. Het beurzenbeleid zal voortgezet worden zodat de in Vlaanderen opgebouwde expertise en deskundigheid in de mariene en havensector ondersteund wordt. 96 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgering en Integratie I. INLEIDING Pagina 9 De EU verwelkomde in 2013 Kroatië als 28ste EU-lidstaat. In 2014 zal Letland toetreden tot de eurozone, waarmee Letland het 18de EU-land zal zijn waar met de eenheidsmunt wordt betaald. 97 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief TOERISME Aandachtspunten Binnenlands Bestuur INLEIDING – MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5 Einde 2012 keurde de Vlaamse Regering het kaderbesluit toerismesubsidies goed en legde daarmee de basis voor een uniform en transparant subsidiemechanisme voor de toeristische impulsprogramma’s. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 1. De aantrekkings- en belevingswaarde van de toeristische bestemming(en) (in) Vlaanderen vergroten 1.1. Impulsprogramma’s voor Vlaamse bestemmingen met toeristisch potentieel 1.1.1. 100 jaar Groote Oorlog 2014-2018 Pagina 12 Ook in 2014 zal het project in samenwerking met de verschillende beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, verder geïmplementeerd worden in het kader van het WO I – actieplan en zal daarover periodiek gerapporteerd worden aan de Vlaamse Regering. Het jaar 2014 vormt de effectieve start van de herdenking. Ik zal namens de Vlaamse Regering een startevenement organiseren dat een ruime publieksparticipatie beoogt. Wat de impulsen betreft, volg ik zowel de investeringsprojecten als de internationale evenementen verder op, zodat een tijdige en kwaliteitsvolle realisatie gegarandeerd blijft. In de herfst van 2013 zal ik een nieuwe oproep lanceren voor evenementen ter herdenking van WO I voor de jaren 2016-2018. Toerisme Vlaanderen, de lokale overheden, de toeristische actoren en Westtoer zullen gedurende de herfst 2013 en lente 2014 tal van initiatieven nemen om de kwaliteit van het onthaal te garanderen, en dit voor zowel binnenlandse als buitenlandse bezoekers. Zoals reeds aangestipt, werk ik ook verder aan de betere toegankelijkheid van de Westhoek door de verspreiding van toegankelijkheidsinformatie. 1.2. Verder ontwikkelen van sterke productlijnen in Vlaanderen 1.2.2. Erfgoed Pagina 16 Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen nauwer samenwerken bij de opvolging van strategische documenten en concrete restauratie en ontwikkelingsdossiers, zodat het toeristisch potentieel van erfgoedsites tijdig en juist wordt ingeschat en ook effectief ten volle wordt benut. Dit geldt met name ook 98 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 voor grootschalige investeringsprojecten, zoals de restauratie van de Onze-LieveVrouwkathedraal van Antwerpen, de Sint-Baafskathedraal van Gent, de Onze-LieveVrouwbasiliek van Tongeren, de abdij van Park in Leuven, de Boekentoren in Gent, de steenkoolmijn van Beringen, de Kolonie van Merksplas, ... De manier van werken zal worden geformaliseerd in de dossieropvolgingsprocedures. In uitvoering van SALK-plan goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 15 juli 2013, zal ik de nodige stappen zetten om nog in het najaar van 2013 het overleg met het provinciebestuur van Limburg over een duurzame toekomst voor het domein Bokrijk op te starten. Daarbij kan het uitgangspunt zijn dat de exploitatie de verantwoordelijkheid is van het provinciebestuur en het natuurgedeelte overgenomen wordt door de Vlaamse overheid. Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen in samenspraak de standaard formaliseren van informatiepanelen die worden opgebouwd rond het nieuwe logo “beschermd onroerend erfgoed”. 1.2.3. Watertoerisme Pagina 17 (Voor de toekenning van de ‘golden anchors’ door TYHA (The Yacht Harbour Associations) moeten jachthavens een doorlichting doorlopen) TYHA staat in direct contact met een aantal jachthavens om datums vast te leggen voor het assessment. Het doel is om binnen maximum drie jaar alle betrokken jachthavens een assessment te laten doorlopen. Ik vraag aan Toerisme Vlaanderen om de inspanningen die de collega’s leveren (in eerste plaats de administratie Waterwegen en Zeekanaal) mee op te volgen zodat er voldoende oog is voor de toeristische belangen. 1.2.6. Eet- en tafelcultuur in Vlaanderen Pagina 20 Om de versnippering van inspanningen tegen te gaan en de financiële middelen efficiënt in te zetten zijn de vzw Tafelen in Vlaanderen en Toerisme Vlaanderen overeengekomen om de werking van Vlaanderen Lekker Land verder te zetten vanuit Toerisme Vlaanderen. Een Vlaanderenbreed marketingplan zal beschrijven hoe de Vlaamse eet-, drink- en tafelcultuur en de Vlaamse land- en tuinbouwproducten en producten door de Vlaamse visserij gevangen, op de binnenlandse en de buitenlandse markt in de kijker wordt gezet. Toerisme Vlaanderen zal het marketingplan samen met verschillende publieke en private partners uitwerken. De inspraak van Horeca Vlaanderen, de vijf provinciale toeristische organisaties en de kunststeden is verzekerd. 2. Stimuleren van het toeristisch ondernemerschap 2.1. Sterke partnerschappen uitbouwen met de private en publieke actoren 2.2. Implementatie, evaluatie en handhaving van de toeristische decreten 2.2.1. Logiesdecreet Pagina 23 In 2014 zal het Logiesdecreet verder worden uitgevoerd (registreren van aanmeldingen en behandelen van vergunningsaanvragen). 99 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Samen met de provinciale toeristische diensten zal het Departement opnieuw (zoals ook gebeurde in 2010 bij de opstart van het Logiesdecreet) infosessies organiseren voor de lokale en provinciale besturen en/of beroepsfederaties betreffende de toepassing van het Logiesdecreet. Uiteraard blijft het Departement ook verder de lokale besturen ondersteunen bij specifieke dossiers. 4. De volwaardige participatie aan toerisme voor iedere Vlaming mogelijk maken 4.1. Een betaalbaar aanbod voor mensen die in armoede leven Pagina 39 Het Rap op Stap-project kent veel bijval, maar kan nog een duwtje in concrete uitvoering gebruiken. Ik moedig lokale partners aan en ondersteun hen in de opstart van een Rap Op Stap-kantoor. Voor mensen met geen of weinig vakantie-ervaring is advies op maat cruciaal voor een geslaagde vakantie of uitstap. Als de Vlaamse regering in 2014 beslist de UiTPAS uit te rollen, zullen we zoeken naar mogelijke synergie en afstemming tussen Rap op Stap en UiTPAS. 5. De efficiëntie en effecten van het werk van de toeristische overheden verhogen 5.1. Herstructureren van het toeristisch beleid op Vlaams niveau 5.1.3. Vlaamse subsidiekanalen bundelen en integreren in impulsprogramma’s Pagina 45 Uitvoering van het kaderbesluit toerismesubsidies. 5.2. Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen Westtoer en Toerisme Vlaanderen maken een nieuw strategisch plan (2015-2020) voor het toerisme aan de Kust op. Tegen het najaar 2013 zal het plan voor de Vlaamse regio’s, dat Toerisme Vlaanderen en de provinciale toeristische organisaties opstellen, afgewerkt zijn en de basis vormen voor de subsidieoproep 2014 “Impulsfonds Vlaamse regio’s”. 100 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid I. INLEIDING – MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5-6 Einde 2012 keurde de Vlaamse Regering het kaderbesluit toerismesubsidies goed en legde daarmee de basis voor een uniform en transparant subsidiemechanisme voor de toeristische impulsprogramma’s. De herstructurering van Toerisme Vlaanderen is een feit. De uitvoering van het strategisch beleidsplan 2020 voor het toerisme in Vlaanderen-Brussel, dat in januari 2012 door de verschillende toerismepartners is ondertekend, zal door een StatenGeneraal van het toerisme tegen het licht gehouden worden. III. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 1. De aantrekkings- en belevingswaarde van de toeristische bestemming(en) (in) Vlaanderen vergroten 1.1. Impulsprogramma’s voor Vlaamse bestemmingen met toeristisch potentieel 1.1.1. 100 jaar Groote Oorlog 2014-2018 Pagina 12 Ook in 2014 zal het project in samenwerking met de verschillende beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, verder geïmplementeerd worden in het kader van het WO I – actieplan en zal daarover periodiek gerapporteerd worden aan de Vlaamse Regering. Het jaar 2014 vormt de effectieve start van de herdenking. Ik zal namens de Vlaamse Regering een startevenement organiseren dat een ruime publieksparticipatie beoogt. Wat de impulsen betreft, volg ik zowel de investeringsprojecten als de internationale evenementen verder op, zodat een tijdige en kwaliteitsvolle realisatie gegarandeerd blijft. In de herfst van 2013 zal ik een nieuwe oproep lanceren voor evenementen ter herdenking van WO I voor de jaren 2016-2018. Toerisme Vlaanderen, de lokale overheden, de toeristische actoren en Westtoer zullen gedurende de herfst 2013 en lente 2014 tal van initiatieven nemen om de kwaliteit van het onthaal te garanderen, en dit voor zowel binnenlandse als buitenlandse bezoekers. Zoals reeds aangestipt, werk ik ook verder aan de betere toegankelijkheid van de Westhoek door de verspreiding van toegankelijkheidsinformatie. 1.1.2. De Vlaamse Kunststeden en Brussel Pagina 13 Bij de uitvoering van het impulsprogramma Vlaamse Kunststeden – Brussel zal ik blijven inzetten op twee beleidslijnen (1) het fysieke en virtueel internationaal en meertalig onthaal en (2) de uitbouw van positionerings- en identiteitsversterkende projecten. 101 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 1.1.3. De Vlaamse Kust Pagina 13 2014 is het laatste jaar van de uitvoering van het impulsprogramma Vlaamse Kust, dat de uitvoering van het Strategisch Beleidsplan voor Toerisme aan de Kust 20092014. Ik gaf aan Toerisme Vlaanderen en Westtoer de opdracht om samen een nieuw strategisch plan (2015-2020) voor de kust te realiseren. Vanaf 2014 zal er een gemeenschappelijke kustcampagne, met aandacht voor de specifieke kenmerken producten en de belevingswaarde van de Vlaamse kust, gevoerd worden in de vier buurlanden. 1.2. Verder ontwikkelen van sterke productlijnen in Vlaanderen 1.2.1. Fietsen, wandelen en ruiteren Pagina 15 In het najaar 2013 zal de evaluatie van Ronde 100 afgerond zijn. Dit project vormt het startpunt om Vlaanderen als wieler- en fietsregio internationaal te promoten. In 2014 zal fietsen opnieuw een belangrijk thema zijn in de buitenlandpromotie. De website www.cyclinginflanders.be die Toerisme Vlaanderen liet ontwikkelen, wordt verder uitgebreid. Toerisme Vlaanderen zal haar expertise ter beschikking stellen bij de realisatie van nog een aantal Ronde 100-projecten. 1.2.2. Erfgoed Pagina 16 Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen nauwer samenwerken bij de opvolging van strategische documenten en concrete restauratie en ontwikkelingsdossiers, zodat het toeristisch potentieel van erfgoedsites tijdig en juist wordt ingeschat en ook effectief ten volle wordt benut. Dit geldt met name ook voor grootschalige investeringsprojecten , zoals de restauratie van de OnzeLieve-Vrouwkathedraal van Antwerpen, de Sint-Baafskathedraal van Gent, de OnzeLieve-Vrouwbasiliek van Tongeren, de abdij van Park in Leuven, de Boekentoren in Gent, de steenkoolmijn van Beringen, de Kolonie van Merksplas, ... De manier van werken zal worden geformaliseerd in de dossieropvolgingsprocedures. In uitvoering van SALK-plan goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 15 juli 2013, zal ik de nodige stappen zetten om nog in het najaar van 2013 het overleg met het provinciebestuur van Limburg over een duurzame toekomst voor het domein Bokrijk op te starten. Daarbij kan het uitgangspunt zijn dat de exploitatie de verantwoordelijkheid is van het provinciebestuur en het natuurgedeelte overgenomen wordt door de Vlaamse overheid. Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen in samenspraak de standaard formaliseren van informatiepanelen die worden opgebouwd rond het nieuwe logo “beschermd onroerend erfgoed”. 1.2.5. Meetings en Incentives Pagina 19 De studie over de meetingindustrie, die tegen februari 2014 klaar zal zijn, de leidraad om het congrespotentieel beter in te schatten en te benutten. (…) 102 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Toerisme Vlaanderen en de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (KMDA) zullen hun promotionele inspanningen voor en de wederzijdse verwachtingen over de Koningin Elisabethzaal in het najaar van 2013 bundelen in een samenwerkingsovereenkomst. 1.3. Evenementenbeleid Pagina 21 Bij een nieuw topevenementenbeleid zal Vlaanderen kiezen voor een beleid waarin de kennis, de mensen en de middelen uit de verschillende beleidsdomeinen efficiënt worden ingezet Een langetermijnvisie inzake promotie en productontwikkeling zal gehanteerd worden. Toerisme Vlaanderen zal daarin als een belangrijke partner concrete voorstellen uitwerken om deze ambitie te vertalen naar de praktijk. Eind september 2013 vindt de internationale persconferentie voor het Red Star Line museum plaats. Naast de evenementen van de Eerste Wereldoorlog zal ook de opening van het Fin de Siècle Museum in Brussel (december 2013) in de buitenlandse promotie van 2014 worden opgenomen. Ook de Rubenstentoonstelling die het Koninklijk Museum van Schone Kunsten in Antwerpen samen met Bozar in het najaar 2014 organiseert, zal heel wat buitenlandse journalisten en toeristen naar Brussel halen. In het kader van het internationaal cultuurbeleid zal Toerisme Vlaanderen met het beleidsveld Cultuur samenwerken en afstemmen inzake de topevenementen. 5. De efficiëntie en effecten van het werk van de toeristische overheden verhogen 5.1. Herstructureren van het toeristisch beleid op Vlaams niveau 5.1.3. Vlaamse subsidiekanalen bundelen en integreren in impulsprogramma’s Pagina 45 Uitvoering van het kaderbesluit toerismesubsidies. 5.2. Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen Westtoer en Toerisme Vlaanderen maken een nieuw strategisch plan (2015-2020) voor het toerisme aan de Kust op. Tegen het najaar 2013 zal het plan voor de Vlaamse regio’s, dat Toerisme Vlaanderen en de provinciale toeristische organisaties opstellen, afgewerkt zijn en de basis vormen voor de subsidieoproep 2014 “Impulsfonds Vlaamse regio’s”. 103 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 LANDBOUW VISSERIJ & PLATTELANDSBELEID (LV) Beleidsbrief LANDOUW, VISSERIJ & PLATTELANDSBELEID Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 3. Plattelandsbeleid 3.1. Het plattelandsbeleid: beleidsveld Inleiding Pagina 45 uitgegroeid tot een volwaardig horizontaal Het plattelandsbeleid is een relatief jong beleidsveld, dat slechts sinds 2005 expliciet tot de bevoegdheden van een Vlaamse minister behoort. Sinds het begin van de huidige legislatuur heeft dit plattelandsbeleid een belangrijke ontwikkeling gekend en wordt het inmiddels ook als een volwaardig horizontaal beleidsveld erkend. Het Vlaamse plattelandsbeleid heeft niet enkel een horizontaal beleidsdomein overschrijdend karakter, maar evenzeer een verticaal waarbij een wederzijdse versterking van bestuursniveaus is nagestreefd. Het is tijdens deze legislatuur uitgewerkt op drie sporen. Het eerste is een beleidsmatig spoor, het tweede en derde zijn projectmatige, waarbij het ene spoor focust op initiatieven op Vlaams niveau en het andere op gebiedsgerichte projecten. Op elk van deze sporen werden essentiële doelen bereikt die waren opgenomen in respectievelijk het Regeerakkoord van 2009, de beleidsnota en de beleidsbrieven van de Minister bevoegd inzake het Plattelandsbeleid. Op beleidsvlak werd het eerste Vlaams plattelandsbeleidsplan en bijhorend actieprogramma 2013 – 2015 beschikbaar gesteld en het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg legde jaarlijkse verschillende adviezen en beleidsaanbevelingen met betrekking tot platteland gerelateerde thematieken voor. Er werd heel sterk ingezet op de bestuurskracht van plattelandsgemeenten met de oprichting van het Plattelandsfonds en het uitvoeren van een bestuurskrachtmonitor. Het gebiedsgerichte plattelandsbeleid kreeg verder vorm via twee belangrijke instrumenten, met name het gebiedsgerichte luik, inclusief de Leadergebieden van het huidige Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007 – 2013 en korte termijn projectoproepen in plattelandsprojecten. Deze gebiedsgerichte plattelandsprojecten werden flankerend ondersteund via projectoproepen waarbij lokale stakeholders op korte termijn kleinschalige initiatieven kunnen uitvoeren die bijdragen tot de gebiedsontwikkeling van onder meer de Vlaams Rand, Veldgebied Brugge, Scheldelandschapspark, De Merode, De Wijers, … 3.1.1. Het eerste Vlaamse Plattelandsbeleidsplan: een referentiekader voor het platteland Pagina 45 Op 14 juni 2013 werd het eerste Vlaams plattelandsbeleidsplan met bijhorend actieprogramma aan de Vlaamse regering medegedeeld. Dit actieprogramma focust op de periode 2013-2015 en omvat naast acties vanuit het beleidsveld 104 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Plattelandsbeleid ook acties uit andere beleidsvelden en –domeinen. Het is een duidelijk engagement van de hele Vlaamse overheid. Een kwalitatief Vlaams plattelandsbeleid realiseren kunnen we echter niet alleen. Daarvoor is een nauwe samenwerking met de Vlaamse provincies en gemeenten vereist. Met hen bouwen de komende jaren verder aan een sterk partnerschap. 3.1.2. Het interbestuurlijk plattelandsoverleg Pagina 46 Een eerste spoor van het plattelandsbeleid betreft ook het formuleren van adviezen en beleidsaanbevelingen via de werking van het Interbestuurlijk PlattelandsOverleg of IPO. Het IPO is een uniek platform waar verschillende beleidsdomeinen, bestuursniveaus en het middenveld samen aan tafel zitten rond platteland specifieke knelpunten en hiaten. Sinds zijn oprichting in 2005 formuleerde het IPO adviezen over verschillende thema‟s gaande van onder meer „Kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen‟ „Stilte en rust als collectieve waarde‟ tot „Oneigenlijk gebruik van lokale wegen‟. In 2013 werd het advies „Bestuurskracht van landelijke gemeenten‟ door het Bestuurlijk Overleg goedgekeurd, het actieprogramma van het Vlaams Plattelandsbeleidsplan gevalideerd en werden drie nieuwe IPO-thema‟s in de steigers geplaatst: „economische activiteiten in het landelijk gebied‟, „lokale voedselstrategieën-stadlandbouw‟ en „hernieuwbare energie op het platteland‟. 3.1.3. Ondersteuning van bestuurskracht voor plattelandsgemeenten: nieuwe instrumenten 3.1.3.1. Plattelandsfonds Pagina 46 Op 7 juni 2013 keurde het Vlaams parlement het „Decreet tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Plattelandsfonds‟ goed. Op 19 juli keurde de Vlaamse regering het „Besluit tot uitvoering van het decreet van 7 juni 2013 tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds‟ goed. Hierdoor kon het Vlaams Plattelandsfonds in werking treden. Aan de hand van eenduidige en objectieve criteria werden 50 plattelandsgemeenten geselecteerd, gerangschikt naargelang hun fiscale draagkracht en kregen deze gemeenten een trekkingsrecht toegewezen. Door het voorzien van 8 miljoen euro kunnen de vijftig meest landelijke gemeenten in 2013 beroep doen op financiering vanuit het Plattelandsfonds. Hiertoe moeten ze projecten indienen bij de Vlaamse Landmaatschappij die van waaruit met de middelen van het fonds – een deel van- de kosten- wordt gefinancierd. Het geheel der middelen dat een gemeente jaarlijks kan krijgen uit het Plattelandsfonds worden trekkingsrechten genoemd. Deze trekkingsrechten waarop de vijftig geselecteerde gemeenten beroep kunnen doen, worden jaarlijks opnieuw bepaald. 3.1.3.2. Bestuurskrachtmonitor Pagina 46 In de schoot van de IPO-themagroep die dit thema behandelde werd in 2009 het pilootproject „Bestuurskrachtmeting‟ opgezet met veertien plattelandsgemeenten. Gezien de mooie resultaten, in het bijzonder de meerwaarde die de deelnemende gemeenten hebben ervaren en de vraag vanuit het IPO om dit traject verder te zetten, werd in 2013 een vervolgtraject opgestart met een meer uitgebreide groep van een dertigtal gemeenten. Dit traject zal in de loop van 2015 worden afgerond. 105 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 6. Regelgevingsagenda Pagina 52 Decreet plattelandsfonds: decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaamse Plattelandsfonds Status van 2de het initiatief: principiële Afgewerkt 1ste goedkeuring principiële goedkeuring 25/05/2012 (VR PV 03/2013 2012/18 - punt 49) Definitieve goedkeuring Parlementaire behandeling 29/05/2013 Bekrachtiging Vlaamse Regering 07/06/2013 Publicatie staatsblad in 04/07/2013 Aandachtspunten Stedenbeleid / Aandachtspunten Inburgering & Integratie / 106 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN (WVG) Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur VOORWOORD Pagina 5 De vermaatschappelijking van de zorg is ondertussen een mobiliserende beleidskeuze geworden. Steeds nadrukkelijker kiezen we voor een ondersteuning van kwetsbare mensen in hun thuissituatie of kiezen we voor vormen van genormaliseerd wonen. Contextgericht werken wordt de aanbevolen aanpak. Die vermaatschappelijking uit zich ook in de doorgedreven samenwerkingen met de beleidsdomeinen werk, wonen, innovatie, ondernemen en onderwijs. De omzendbrief die we in het kader van de planlastvermindering voor de lokale besturen zullen versturen naar de lokale besturen, laat ons toe deze vermaatschappelijking ook te laten doordringen in het lokale sociale beleid. En via de bestuursakkoorden met de nieuwe provinciebesturen, kunnen we onze Vlaamse aanpak versterken en aanpassen aan de specificiteit van elke regio. Om het groenboek van de Vlaamse overheid, dat de inkanteling van de bevoegdheden van de zesde staatshervorming zal documenteren, voor te bereiden, zullen we actief overleggen met alle betrokken sectoren. Op die manier zal het groenboek vertrekken vanuit de opportuniteiten en uitdagingen, zoals van onderuit aangevoeld wordt. OMGEVINGSANALYSE Pagina 9 1.4 Bestuurlijk en maatschappelijk kader waarbinnen het beleid zich moet ontwikkelen Het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid krijgt vorm binnen een bepalende socioeconomische en institutioneel-legistieke context: 1.4.3. De lokale en provinciale besturen geven mee vorm aan het beleid De organisatie van de hulp- en dienstverlening binnen WVG mag dan wel grotendeels regionaal of nationaal aangestuurd worden, het is op het lokale niveau dat de concrete invulling eraan gegeven wordt. De provincies en de lokale besturen blijken dan niet enkel partners van het beleid te zijn, soms nemen ze ook een regierol op zich. Goed bestuur betekent dan ook nadenken (tot) op welk beleidsniveau de Vlaamse bevoegdheden het best worden uitgeoefend. De Interne Staatshervorming moet hieraan vorm geven, het bestuur dichter bij de burger brengen en leiden tot een efficiëntere en effectievere werking van de overheid. 1. We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal Pagina 12 welbevinden door welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel 107 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken. 1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en een hogere mate van welbevinden van onze bevolking. Vlaamse gezondheidsdoelstellingen Gezondheidsdoelstelling Middelengebruik In 2011-2012 hebben we het werk van de preventiewerkers bij de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) structureel ingebouwd in hun subsidieenveloppes. Op die manier kan blijvend werk gemaakt worden van de coaching van bedrijven en lokale overheden bij het voeren van een degelijk alcoholbeleid. 1.2 We willen bij vragen en problemen snel de gepaste hulp inzetten om zo erger te voorkomen. Pagina 17 Welzijnswerk en samenwerking op de eerste lijn Op 4 juli 2012 heeft het Vlaams Parlement het decreet aangenomen tot wijziging van het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid. Hiermee hebben we dit decreet in overeenstemming gebracht met het zogenaamde planlastendecreet. In uitvoering van dit decreet worden een aantal Vlaamse beleidsprioriteiten inzake welzijn, gezondheid en gezin geformuleerd. Het is de bedoeling dat de lokale besturen daar in hun beleidsprogramma’s rekening mee houden. Het gaat onder meer over de aanpak van dak- en thuisloosheid en armoede, de uitbouw van een gediversifieerd en aangepast woonzorgaanbod, het voeren van een preventief gezondheidsbeleid, het aanbieden van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning. We willen tevens de cruciale samenwerking tussen OCMW en CAW op de eerste lijn benadrukken. Armoede Pagina 18 Op initiatief van Samenlevingsopbouw Vlaanderen en samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Uit De Marge, het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) werken we aan de structurele uitbouw van een lokale dienstverlening die proactief gericht is op de bestrijding van onder bescherming en op de realisatie van het recht op maatschappelijke dienstverlening. We voorzien hiervoor in de nodige wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning. Regionale samenwerking Pagina 18 De provincies hebben nieuwe meerjarenbeleidsplannen ingediend in het kader van het regionaal welzijnsoverleg en de regionale samenwerking in de welzijnssector. Op basis van deze plannen worden de beleidsovereenkomsten met de provinciebesturen gesloten. Deze beleidsovereenkomsten hebben uitzonderlijk een duurtijd van twee jaar, namelijk tot eind 2013. Het is immers de bedoeling om de provinciebesturen vanaf 2014 te subsidiëren op basis van een nieuwe regelgeving, voortvloeiend uit de interne staatshervorming. 108 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 2 We verruimen de sociale bescherming van de Vlamingen om zo hun grondrechten beter te kunnen waarborgen. Pagina 19 2.1 We nemen de nodige initiatieven zodat de Vlamingen hun sociale rechten vollediger en beter kennen. Kennis van de sociale rechten Mensen kunnen pas ten volle hun sociale rechten uitoefenen, wanneer ze deze kennen. We willen zowel de mensen zelf als hulpverleners een duidelijk en direct zicht geven op de sociale rechten die mensen bezitten. Ondermeer de online rechtenverkenner geeft hierbij ondersteuning. Door een actualisatie van de rechtenverkenner in 2012 geeft deze niet enkel de rechten toegekend vanuit de Vlaamse, federale en provinciale overheden weer, maar ook die vanuit de lokale overheden. We schenken bijzondere aandacht aan kwetsbare doelgroepen: chronisch zieken, dak- en thuislozen, ouderen, personen met een handicap, personen met een laag inkomen en werkzoekenden. Hiervoor werken we samen met onder meer de ziekenfondsen, de ocmw’s, diensten maatschappelijk werk, CAW. 3. We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren Pagina 22 3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie maximaal kan waar maken. Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang In 2012 startte een onderzoek naar het gebruik van en de behoefte aan opvang voor kinderen tussen 3 en 12 jaar. De eerste resultaten worden verwacht in de tweede helft van 2012. Gelijktijdig loopt een onderzoek waarin de verschillende organisatoren van opvang en vrijetijdsactiviteiten voor schoolgaande kinderen bevraagd worden. In 2013 zal ook gepeild worden bij kinderen tussen 3 en 12 jaar naar hun beleving van opvang buiten de schooluren. Over deze onderzoeksresultaten en over de discussietekst die Kind en Gezin rond een nieuwe organisatie van de buitenschoolse opvang formuleerde, gaan we in dialoog met o.a. onderwijs en lokale besturen om te komen tot een gedragen geactualiseerd concept. Ondertussen blijven maatregelen van het Generatiepact de buitenschoolse opvang versterken, en dit zowel door het realiseren van een bijkomend aanbod als van bijkomende tewerkstelling. Het Generatiepact bepaalt dat werkzoekenden jonger dan 30 jaar een opleiding kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de buitenschoolse kinderopvang. De inzet van deze middelen en de resultaten worden permanent opgevolgd. 3.3 Jeugdhulp geldt als speerpunt in ons beleid: we willen investeren in uitbreiding, innovatie en afstemming binnen een integrale aanpak, om zo de minderjarige de hulp te kunnen bieden die aansluit bij zijn noden. Pagina 23 Omgaan met verontrusting 109 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Met het wegvallen van de bestaande toegangspoorten van Jongerenwelzijn en het Vlaams agentschap voor Personen met een Handicap, respectievelijk de comités voor bijzondere jeugdzorg en de provinciale evaluatiecommissies, werd ook een nieuwe aanpak in het omgaan met verontrusting opgezet. Uitgangspunt is dat omgaan met verontrusting een zaak is van iedere hulpverlener. Wanneer de hulpverlener toch vastloopt, zal hij kunnen aankloppen bij de gemandateerde voorzieningen (het ondersteuningscentrum jeugdzorg of het vertrouwenscentrum kindermishandeling). In 2012 werden de processen van de gemandateerde voorzieningen tot in de details verfijnd en op elkaar afgestemd. Dit uit zich in het gemeenschappelijk aanmeldingsdocument maatschappelijke noodzaak dat zal gebruikt worden voor het aanmelden bij de gemandateerde voorziening. Piloot Pagina 23-24 Zo’n veranderingstraject verloopt niet zonder slag of stoot. Daarom is het van belang om de proef op de som te nemen voor de grote opstart in 2014. In het voorjaar van 2013 zal een piloot van start gaan in de provincie Oost-Vlaanderen, zodat we concreet ervaren hoe de nieuwe organisatiestructuur van de jeugdhulp werkt. Deze voor-opstart van de intersectorale toegangspoort en de gemandateerde voorzieningen moet ons toelaten de uitgewerkte instrumenten en termijnen te testen en eventueel bij testuren. 3.4 In de sector van personen met een handicap versterken we de gedragslijn van innovatie en uitbreiding om zo voor deze doelgroep het aanbod maximaal beschikbaar en toegankelijk te maken. Krachtlijnen voor het uitbreidingsbeleid Pagina 28 In het uitbreidingsbeleid 2012 werd 40 % van de provinciale middelen voorbehouden voor het toekennen van persoonsvolgende convenants. Daarnaast ging 40% van de provinciale middelen naar nieuwe PAB budgethouders. De toekenning op individueel niveau gebeurt op voorstel van de regionale prioriteitencommissie, die de dringendheid van de vraag nagaat. In 2013 zal voor een zelfde aandeel via persoonsvolgende financieringssystemen besteed worden. Recent ontvingen de Regionale Overlegnetwerken Gehandicaptenzorg (ROG) richtlijnen om mee de noden op te lijsten inzake rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, d.w.z. handicapspecifieke hulpverlening die beperkt is in frequentie, intensiteit en/of duur. Binnen de provinciale zorgplannen zal, na vrijwaring van de middelen voor de VIPA-buffer, net zoals voor 2012, ook in 2013 en 2014 telkens 20 % voorzien worden voor de verdere uitbouw van het rechtstreeks toegankelijke aanbod. Op die manier kan een deel van het aanbod sneller en adequater – want rechtstreeks – worden ingezet. 3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Pagina 30 Woonzorg De nieuwe regelgeving voor dagverzorgingscentra houdt eveneens een versoepeling van de voorwaarden in voor de bestaande centra. Ook de programmatie werd met 40 110 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 % opgetrokken zodat op middellange termijn in elke gemeente in Vlaanderen zorgbehoevende ouderen terecht kunnen in een dagverzorgingscentrum. 3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Pagina 31 Programmatie als instrument voor een betere spreiding van het zorgaanbod In 2013 komt er een nieuwe procedure voor het toekennen van voorafgaande vergunningen in de residentiële ouderenzorg. Het is daarbij de bedoeling is om de bestaande portefeuille van voorafgaande vergunningen te dynamiseren en voor een voldoende beschikbaar aanbod, verspreid over Vlaanderen, te zorgen. Er zal per provincie een oproep gebeuren voor kandidaturen om de leemtes in het aanbod in te vullen. Rekening houdend met het moratorium dat door de federale overheid nog steeds is ingesteld voor plaatsen in woonzorgcentra, zal het om een beperkt aantal plaatsen gaan. De verschillende aanvragen zullen geprioriteerd worden volgens de verhouding ‘nieuwe voorafgaande vergunningen’ ten opzichte van de ‘bestaande portefeuille van voorafgaande vergunningen’. Er zal rekening gehouden worden met de bestaande capaciteit, met de gemeenten waar het tekort aan aanbod het grootst is en met een set van inhoudelijke criteria die de garantie bieden op kwaliteit van zorg (bvb. aantoonbare samenwerking met andere zorgactoren, geïntegreerd aanbod) en op de effectieve realisatie van de vergunning binnen een bepaalde tijdsspanne. Cliëntgeoriënteerde organisatie van de geestelijke gezondheidszorg Pagina 33 Uitbreiding CGG Ook de capaciteit van de alcohol- en drugpreventiewerkers is in 2012 toegenomen. Elf CGG ontvangen elk een halftijdse equivalent om bedrijven en lokale besturen te ondersteunen bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van een gezondheidsbeleid op het vlak van alcohol en drugs 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Pagina 35 Ouderen – Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014 Het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen is grondig aangepast wat het hoofdstuk lokale ouderenparticipatie betreft. Om de ontwikkeling van een inclusief ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen op lokaal vlak te ondersteunen en te versterken kan een relevante partnerorganisatie(s) aangesteld en gesubsidieerd worden om geïnteresseerde lokale besturen en ouderen op het terrein te begeleiden via vorming, sensibilisering, intervisie en andere activiteiten. Voor de duur van deze legislatuur hebben we voor het uitvoeren van deze opdracht een convenant afgesloten met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Dementieplan Vlaanderen 2010-2014 Pagina 36 111 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het taboe en de eenzijdige beeldvorming over dementie moeten we verder doorbreken. Onder meer de angst voor en het over benadrukken van de laatste fase van het dementieproces leiden tot laattijdige diagnosestelling, gemiste zorg en isolement van personen met dementie en hun naasten. Daarom werd een communicatiestrategie voor een genuanceerde beeldvorming ‘Vergeet dementie, onthou mens’ opgestart. Ter ondersteuning van de campagne is sinds eind 2011 het campagneplatform www.onthoumens.be actief. Organisaties, lokale en provinciale overheden, voorzieningen worden uitgenodigd om een genuanceerde beeldvorming te hanteren. Parallel hiermee worden lokale besturen gestimuleerd om gestalte te geven aan het concept dementievriendelijke gemeenten. Aan het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen werd de opdracht gegeven om de strategie effectief waar te maken. Inmiddels tekenden de Vlaamse Alzheimer Liga, de Vlaamse Ouderenraad, de VVSG, de provincie West-Vlaanderen en de steden Brugge en Sint-Niklaas al de engagementsverklaring inclusief een stappenplan met concrete acties. Heel wat andere actoren zullen een zelfde engagement aangaan in de loop van 2013. 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Thuislozen Pagina 39 De aanpak van thuisloosheid is een verantwoordelijkheid van verschillende beleidsniveaus (federaal, Vlaams, lokaal). In overleg met de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten wordt een samenwerkingsakkoord voorbereid waarin de taken en verantwoordelijkheden van elk bevoegdheidsniveau worden afgelijnd. In de bestrijding van thuisloosheid hebben ook de lokale besturen een belangrijke rol te spelen. Lokaal en regionaal zijn er verschillende unieke voorbeelden en projecten die inzetten op de aanpak van deze problematiek. We hebben het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een inventaris te maken van goede samenwerkingspraktijken en na te gaan welke praktijken overdraagbaar zijn naar andere regio’s. 4 We sturen, stimuleren en ondersteunen de welzijns- en gezondheidsactoren zodat ze kwaliteitsvolle zorg bieden in een aangepaste infrastructuur, voortdurend innoveren, een inclusieve aanpak bevorderen en duurzaam te werk gaan. Pagina 42 4.1 We enten een concrete beleidsaanpak op het eengemaakte kwaliteitsdecreet om de voorzieningen zo te stimuleren de kwaliteit van hun aanbod te verbeteren. We hebben tevens de basis gelegd van een agressiebeleid voor de personeelsleden werkzaam in de comités bijzondere jeugdzorg en de sociale diensten voor gemeentelijke jeugdbijstand. Zo hebben we onder meer een interne vorming georganiseerd gericht op agressiebeheersing en –regulering. In het komende jaar zullen we deze opleidingen verder organiseren. 4.3 We bouwen aan een duurzame welzijns- en verzorgingsinfrastructuur. Pagina 44 112 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De Europese richtlijn over de energieprestatie van gebouwen bepaalt dat tegen eind 2020 alle nieuwe gebouwen “nearly zero energy buildings” - gebouwen met een zeer hoge energieperformantie -moeten zijn. Publieke gebouwen hebben hierbij een voorbeeldfunctie. Daarom zullen we voor de gebouwen uit de zorgsector een instrument aanreiken waarmee we de integrale duurzaamheid kunnenmeten en tevens duurzame oplossingen doorheen het ontwerpproces kunnen stimuleren. 4.5 We versterken het vrijwilligerswerk om zo vorm te geven aan een zorgzame en participatieve samenleving. Pagina 46 Zorgen voor mantelzorgers en vrijwilligers We voeren momenteel gesprekken met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Vlaams Steunpunt voor Vrijwilligerswerk en de provinciale steunpunten vrijwilligerswerk om tot een duidelijke taakafbakening en een optimale samenwerking te komen. Op deze manier kunnen de middelen op het terrein efficiënt en effectief worden ingezet. 5 We bevorderen bij de overheid en bij de welzijns- en gezondheidsactoren de aandacht en het initiatief voor een meer efficiënte en effectieve werking om zo met dezelfde middelen meer zorg te creëren. 5.1 We investeren in een verbeterd(e) elektronische registratie, gegevensverzameling en gegevensuitwisseling, om zo de werkprocessen efficiënter te laten verlopen en ook om beleidsmatig een beter zicht te krijgen op vraag- en aanbodevoluties. Pagina48 Naar een (e)Zorgzaam Vlaanderen De afgelopen jaren heeft ons beleidsdomein al behoorlijk wat inspanningen geleverd om te informatiseren. Op het gebied van gegevensdeling tussen zorgverleners onderling en tussen instellingen en de overheid, zijn een aantal stappen vooruit gezet. Ter illustratie vermelden we volgende initiatieven: Vaccinnet, het elektronisch bestel- en registratiesysteem voor vaccinaties dat gekoppeld is aan een vaccinatiedatabank. In Vaccinnet worden op vandaag al 92% van de recente vaccinaties van baby’s en 91% van de recente vaccinaties van de schoolgaande jeugd geregistreerd; Vesta, het systeem dat de subsidies van de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg en de diensten voor logistieke hulp sneller kan uitbetalen via elektronische gegevensuitwisseling. Vesta maakt het ook mogelijk om innovaties door te voeren zoals de maximumfactuur in de thuiszorg of de automatische rechtentoekenning in de zorgverzekering voor personen met een zwaar zorgprofiel; Het elektronisch gedetineerdenopvolgsysteem (GOS) dat de participatie van gedetineerden aan de Vlaamse hulp- en dienstverleningsactiviteiten in de gevangenis organiseert en registreert. Recent is een link met het informatiesysteem van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen in productie gesteld. Dit betekent een belangrijke lastenverlaging voor de gebruikers van het GOS. Eind 2012 113 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 is er nog een release van het GOS gepland die de gebruiksvriendelijkheid van het systeem en de efficiëntie nog zal verhogen. Deze en andere initiatieven, zowel op federaal, regionaal als lokaal vlak, nopen ons tot afstemming en coördinatie. We worden immers geconfronteerd met verschillende informatiesystemen die niet (altijd) compatibel zijn en waarin dubbele of soms tegenstrijdige informatie over de hulpvrager en/of de hulpverlener wordt bijgehouden. Afstemming is dus zeker noodzakelijk, niet alleen op technologisch vlak, maar ook beleidsmatig, organisatorisch, maatschappelijk , juridisch en financieel . Vraagstukken zoals privacy van gegevens, toegangsbeheer en standaardisatie zijn cruciaal en moeten gecoördineerd vorm krijgen in overleg met de verschillende betrokken sectoren. Centraal daarbij staat de rol van het federale eHealth-platform. Dat levert met zijn basisdiensten uniform bruikbare bouwstenen voor alle applicaties binnen het beleidsdomein. Die bouwstenen verzekeren voor alle toepassingen een zelfde verzekerd niveau van beveiliging van gegevens. Om het gebruik van het eHealth-platform goed te verankeren, zullen we met de federale overheid en de andere Gemeenschappen onderhandelen over een samenwerkingsakkoord rond het co-beheer ervan. 5.6 We ondersteunen de voorwaarden voor een goed bestuur van de sociale ondernemingen in de welzijns- en gezondheidssector om zo het professioneel ondernemerschap en de zorgethiek in ons beleidsdomein te stimuleren. Pagina 55 Vierde Vlaams Intersectoraal Akkoord Voor de publieke sectoren hebben de sociale partners en de Vlaamse overheid ook een voorakkoord bereikt. Het wordt eind 2012 afgesloten. Dit geldt voor bijna 20.000 VTE of 28.000 personeelsleden. De klemtoon van het akkoord ligt op de sectoren kinderopvang en gezinszorg met de uitbouw van een expertisecentrum voor de ondersteuning van deze openbare sectoren. Voor de opleiding en vorming van het personeel zijn er diverse maatregelen opgenomen. In 2013 zal het Departement WVG verder de uitvoering van de sociale akkoorden coördineren. De meeste maatregelen komen dan op kruissnelheid. Zo zal in de private sector de eindejaarspremie een belangrijke verhoging kennen en zal de tweede pensioenpijler worden uitgebouwd. Ook in de publieke sector zal de koopkracht toenemen via de opgesomde gezinsondersteunende maatregelen. De capaciteit en het aantal personeelsleden voor de gehele sociale profitsector breidt verder uit en de sectorale maatregelen zorgen voor betere arbeidsomstandigheden. 6 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal, regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage. 6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere overheidswerking te komen. Pagina 56-57 Interne staatshervorming 114 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het doorvoeren van een interne staatshervorming is noodzakelijk om tot een efficiënte en effectieve overheid te komen. De principes van de interne staatshervorming zijn vervat in het Witboek van de Interne Staatshervorming, opgesteld in samenspraak met de VVSG en de VVP. Het Witboek bevat meerdere uitdagingen voor ons beleidsdomein. Het bevoegdheidspakket van de provincies zal aanzienlijk wijzigen door de interne staatshervorming. Zij kunnen voor ons beleidsdomein immers vanaf 1 januari 2014 enkel nog de bevoegdheden uitoefenen die hen via decreet (of wet) zijn toegekend. Het Voorontwerp van decreet houdende bepaling van de bevoegdheid van de provincies in de aangelegenheden vermeld in artikel 5 van de Bijzondere Wet van 8 augustus tot hervorming der instellingen kent in dit verband vier bevoegdheden toe aan de provincies: het stimuleren en ondersteunen van netwerken in de welzijns- en gezondheidssector, het voeren van een impulsbeleid overeenkomstig de bepalingen van een bestuursakkoord, het opstellen en onderhouden van de sociale kaart en het ondersteunen van de Vlaamse overheid, de lokale besturen en particuliere actoren inzake sociale planning. Daarnaast zijn de provincies enkel nog gemachtigd om hun betrokkenheid in – of ondersteuning van – de initiatieven, opgenomen in de bijlage bij het decreet, verder te zetten. Het voorontwerp werd op 15 juni 2012 principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. We beogen een definitieve goedkeuring en indiening van het decreet in het Vlaams Parlement in het najaar van 2012. Hierbij aansluitend hebben we het voorbije jaar de nodige voorbereidingen getroffen voor de uitwerking van het bestuursakkoord, dat we met elk van de provincies ten laatste in het voorjaar van 2013 zullen afsluiten. Ingevolge de ingeperkte provinciale taakstelling op het vlak van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zullen de provincies vanaf 1 januari 2014 niet langer bevoegd zijn voor het structureel subsidiëren van het personeel of de werking van welzijns- en zorgvoorzieningen die al gesubsidieerd worden vanuit de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse overheid neemt die middelen over en past ze in in haar beleidsaanpak. Wat de sociale kaart betreft, hebben de provincies en het Huis voor Gezondheid – in overleg met de Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) – beslist om samen één gegevensbank te onderhouden van waaruit de sociale kaarten van de provincies, Zorgzoeker.be en eventuele andere publicaties kunnen gevoed worden. De nieuwe gegevensbank zal maximaal gebruik maken van bestaande gegevensbronnen, waaronder CoBRHA, het kadaster met erkende zorgvoorzieningen en zorgverleners bij eHealth. Op deze manier kunnen de provincies instaan voor de ontsluiting van de gegevens over zorgvoorzieningen en zorgverleners naar het “grote publiek”. In uitvoering van het planlastendecreet zal ons beleidsdomein meewerken aan de planlastverlaging voor lokale besturen. Daartoe zijn verschillende decreets- of besluitswijzigingen noodzakelijk. De Vlaamse Regering heeft het decreet lokaal sociaal beleid op 13 juli 2012 bekrachtigd en het nieuwe decreet houdende stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen goedgekeurd op 6 juli 2012 waarna het is ingediend in het Vlaams Parlement. We herbekijken de taken die opgenomen zijn in het Besluit van de 115 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Vlaamse Regering tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector in het licht van de interne staatshervorming; we bekijken dit samen met het uitvoeringsbesluit van het voorontwerp van decreet waarin de provinciale bevoegdheden inzake WVG vervat liggen in het voorjaar van 2013. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 houdende het lokaal beleid kinderopvang wordt in overeenstemming gebracht met de bepalingen in het planlastendecreet. Naast de nieuwe provinciale bevoegdheidspakketten en de planlastverlaging voor gemeenten en provincies zijn er nog andere doorbraken in het kader van de interne staatshervorming. We werkten in dat verband een aanpak uit om lokale besturen sneller en beter te betrekken in geval van een mogelijke sluiting van een woonzorgcentrum of voorziening van collectieve kinderopvang. Daarnaast willen we een rol voor de lokale besturen vastleggen bij de programmatie van woonzorgdiensten met het oog op een goede spreiding van het zorgaanbod over gemeenten en regio’s. Tot slot zullen we de lokale besturen een belangrijke rol toebedelen op het vlak van de kinderopvang van baby’s en peuters en op het vlak van de buitenschoolse kinderopvang. In uitvoering van het nieuwe decreet kinderopvang zullen we de organisatie van de Lokale Loketten Kinderopvang en de opdrachten van de lokale besturen inzake kinderopvang verder concretiseren. In 2013 zal Kind en Gezin in samenwerking met de VVSG een informatie- en sensibiliseringsronde organiseren. We zullen de lokale besturen ondersteunen in hun opdrachtvervulling door het ter beschikking stellen van inspirerende goede praktijkvoorbeelden. Ook wat de buitenschoolse kinderopvang betreft, gaan we na wat de gewenste rol is van de lokale besturen. 6.3 We brengen synergieën tot stand tussen de verschillende beleidsdomeinen om zo oplossingen aan te reiken voor de problemen in onze maatschappij die een stijgende complexiteit kennen. Pagina 58 Wonen en welzijn De evaluaties van de CAW-praktijk ter voorkoming van thuisloosheid en die van de basisbegeleidingstaken van de sociale huisvesters door het Steunpunt Ruimte zijn afgerond. Op basis van de hieruit verkregen informatie hebben we beslist extra middelen toe te kennen voor de verruiming van de preventieve woonbegeleiding in de CAW. We streven tegen he einde van deze legislatuur en binnen de budgettaire mogelijkheden naar een structurele uitbreiding van de capaciteit voor preventieve woonbegeleiding tot een gebiedsdekkend aanbod of 60 VTE’s. In een eerste fase worden er 32 VTE’s voorzien, waarvan al een deel in 2012. We willen de samenwerking tussen de lokale besturen, de huisvestingsactoren en de CAW hierbij centraal stellen. We wensen dan ook op (inter-)gemeentelijk niveau initiatieven te stimuleren die deze samenwerking ondersteunen. Ik heb aan het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een inventaris op te maken van goede lokale samenwerkingspraktijken en hieromtrent een ondersteuningsaanbod te ontwikkelen voor de partners op het terrein. 6.4 We maximaliseren het Vlaamse welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid binnen de bestaande staatsstructuur en plegen overleg met de federale overheid om zo tot een maximaal efficiënte beleidsaanpak te komen. Pagina 61 116 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Federaal regeerakkoord – 6de staatshervorming Dit najaar bereiden we de 6de staatshervorming voor. Voor ons beleidsdomein is dat een cruciaal gegeven. De overkomende bevoegdheidspakketten, vooral in de gezondheids- en de ouderenzorg alsook de kinderbijslag, zijn omvangrijk. Aansluitend bij het algemene kader dat de Vlaamse regering daarvoor uittekent, initiëren we voor WVG een gemengde stuurgroep administratie-kabinet. Die heeft als eerste opdracht het (verder) verzamelen van informatie en het opstarten van de dialoog met de betrokken sectoren. Bijkomend zal het zaak zijn instrumenten te ontwikkelen die in elk geval de continuïteit verzekeren wanneer bevoegdheden en middelen overkomen. Tot slot is er nood aan bouwstenen voor de structurele, soms nieuwe, beleidsrichting die we uit willen en kunnen met deze pakketten. Via werkgroepen zullen ten gepaste tijde ook andere kabinetten en de stakeholders betrokken worden. Dat alles zal een plaats krijgen in een Groenboek Staatshervorming dat de regering in 2013 wil finaliseren als basis voor een Witboek dat de concrete beleidsacties zal vastleggen. 6.5 We situeren de Vlaamse welzijnssector in Europees verband en volgen het Europese zorgbeleid proactief op om ons sterk te positioneren op Europees niveau. Pagina 62 Participeren en ontsluiten Na meer dan 3 jaar actief engagement voor de versterking van de basis van EUREGHA (European Regional and Local Health Authorities) het Europese netwerk van regio’s en lokale overheden met bevoegdheden inzake gezondheid, is op 27 januari 2012 de vzw EUREGHA opgericht. We blijven verder actief meewerken binnen dit netwerk, als ‘vice chair’ en lid van de Executive Board en we brengen als dusdanig de interessepunten voor Vlaanderen in Europa inzake het gezondheidsbeleid naar voor. Samen met andere regio’s in Euregha vormt Vlaanderen een consortium in 2 projecten die elk 3 jaar beslaan. Het betreft een project voor suïcidepreventie (EUREGENAS, European Regions Enforcing Action Against Suicide) en een project bevolkingsonderzoek naar borst-, baarmoederhals en darmkankeropsporing (EPAAC). 117 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Zorg voor welzijn en gezondheid in Brussel Pagina 39 In deze paragraaf vermelden we de acties rond welzijn, volksgezondheid en gezin, die specifiek gericht zijn naar Brussel. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal via het Crècheplan jaarlijks ongeveer 6 miljoen euro toekennen aan de Franse en Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) voor investeringen in infrastructuur voor kinderopvang. De gelden worden verdeeld volgens de 80%-20% verdeelsleutel. We zullen overleggen met onze VGC-collega bevoegd voor welzijn om te bekijken hoe de inzet van deze middelen kan aansluiten op het beleid en de budgettaire ruimte in het globale uitbreidingsdossier van de kinderopvang in Vlaanderen en Brussel. Daarnaast zullen we in Brussel – net zoals in Vlaanderen - initiatieven nemen om de zelfstandigen in de kinderopvang te ondersteunen. De VGC zal hierop aanvullende initiatieven ontwikkelen. Gezien in het decreet kinderopvang voor baby’s en peuters een vereiste is opgenomen voor taalkennis Nederlands van de verantwoordelijke en minstens één kindbegeleider, zullen heel wat zelfstandige initiatieven hun werking moeten bijsturen. Dit gegeven wordt expliciet meegenomen in het transitieplan Brussel dat Kind en Gezin en het Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE) samen ontwikkelen. Dit transitieplan maakt deel uit van een globaal ‘Actieplan Brussel’. We bespreken momenteel de praktische gevolgen van het decreet kinderopvang en de toepassing ervan in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad met onze collega van de Franse Gemeenschap, bevoegd voor kinderopvang. Om baarmoederhalskanker te voorkomen, konden meisjes van het eerste jaar secundair onderwijs sinds september 2010 via het CLB van hun school een HPV (Humaan Papilloma Virus) –vaccinatie krijgen. De GGC wenste op dat moment nog niet mee te betalen voor vaccinatie via de huisarts. Sinds september 2011 is dat wel het geval en kunnen Brusselse huisartsen de nodige vaccins bestellen bij de Vlaamse overheid. De Vlaamse Gemeenschap is verantwoordelijk voor het tuberculosebeleid in het Vlaams Gewest en de Vlaamse unicommunautaire instellingen in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. Brussel telt een derde van alle tuberculosegevallen in België. FARES (Fonds des Affections Respiratoires) en de VRGT (Vlaamse Vereniging voor respiratoire gezondheidszorg en tuberculosebestrijding) voeren in Brussel samen het tuberculosebeleid uit voor de inwoners van Brussel en voor de Franse unicommunautaire instellingen. Zij hebben reeds herhaaldelijk laten weten dat ze hiervoor onvoldoende gefinancierd worden door de bevoegde overheden. Bij de nieuwe beheersovereenkomst met de VRGT voor het uitvoeren van het tuberculosebeleid voor de periode 2012-2016 werd daarom meer geld vrijgemaakt om ook het Centrum voor Respiratoire Gezondheidszorg van de VRGT in Brussel te helpen financieren voor bron- en contactonderzoek rond patiënten en/of contacten uit Vlaamse unicommunautaire instellingen of uit de Vlaamse randgemeentes rond Brussel. Op 13 december 2012 zullen we samen met onze Brusselse partners bevoegd voor welzijn, de Staten- Generaal Woonzorg Brussel organiseren. Hiermee willen we nagaan wat de woonzorgnoden van de Nederlandstalige Brusselaars zijn, hoe de 118 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 woonzorgactoren hierop tegen 2020 een performant en kwalitatief antwoord kunnen bieden en wat de kritische succesfactoren zijn om dit doel te bereiken. Aandachtspunten Inburgering & Integratie 3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Vreemdelingen Pagina 39 Elk kind in Vlaanderen en Brussel heeft recht op een kwaliteitsvolle jeugdhulp. Ondanks alle inspanningen om de toegankelijkheid tot de voorzieningen te verbeteren, stellen we vast dat anderstalige nieuwkomers de weg naar de hulpverlening moeilijk vinden. De culturele en taalverschillen bemoeilijken het proces. Met het project ‘Netwerk cultuurgevoelige jeugdhulp’, een sectoroverschrijdend initiatief van Integrale Jeugdhulp Brussel, willen we bestaande competenties delen om zowel hulpverleners als gezinnen met kinderen en jongeren aangepaste hulp te geven. Hiermee geven we concreet uitvoering aan het horizontaal plan integratiebeleid dat de samenwerking beoogt tussen de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen enerzijds en de integratiesector anderzijds. Samen met de Vlaamse minister bevoegd voor inburgering beslisten we tot cofinanciering zodat het project uitgevoerd kan worden in het kader van het Europees Integratiefonds. Het project zal in minstens twee regio’s starten vanaf januari 2013. Wanneer de formule van netwerking ook daar succesvol blijkt, zoeken we naar een structurele verankering in de welzijnssector. Het Steunpunt Gezondheid en Vreemdelingenrecht wordt verder ondersteund in zijn opdrachten. Het steunpunt wil vooral de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg verhogen voor personen die omwille van hun verblijfsstatuut hier moeilijk toegang toe hebben. Het steunpunt ontwikkelt een vormingsaanbod voor welzijns- en gezondheidsactoren en formuleert beleidsadviezen over duidelijke en toegankelijke procedures en regelgeving. De inbedding van de thematiek in de reguliere sectoren wordt o.a. gestimuleerd door een nauwere samenwerking met intermediaire organisaties. 119 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief ARMOEDEBESTRIJDING Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 1. De cijfers en het VAPA Pagina 9-10 1) De automatische toekenning van rechten werd door de Vlaamse Regering benoemd als expliciete prioriteit. Om deze actie nog meer kracht bij te zetten, werd onlangs een nota aan de Vlaamse Regering meegedeeld waarin voor die rechten waarvoor automatische of proactieve toekenning mogelijk is, een plan van aanpak werd opgenomen. In de praktijk is een volledige automatische rechtentoekenning niet altijd haalbaar, maar laten verregaande administratieve vereenvoudiging en proactieve dienstverlening vaak wel toe om de effectiviteit van het gevoerde beleid te verhogen en het niet gebruik van rechten terug te dringen. Ook op lokaal vlak liggen hiertoe nog heel wat opportuniteiten die verder worden uitgewerkt. 7) In het kader van het stimuleren van netwerkvorming bij hulpverleners werd een intensief traject – een zogenaamde Deep Dive – gevolgd bij een concreet project lokale kinderarmoedebestrijding. Bij dit project werd ingezet op het tot stand brengen van een lokaal netwerk van het lokale bestuur en organisaties actief op het vlak van armoedebestrijding. De resultaten van het traject werden voorgesteld op het ViAtoekomstforum en toonden de noodzaak aan tot een structurele ondersteuning van deze lokale netwerken. 10) De UiTpas werd op initiatief van de minister bevoegd voor Cultuur eind vorig jaar op een UiTforum aan een breed publiek voorgesteld. Het UiTforum is een interactief colloquium dat toen bijna integraal in het teken stond van de UiTPAS. De bezoekers konden er leren hoe de UiTPAS een goed wapen is in de strijd tegen sociale uitsluiting, maar ook hoe de UiTPAS zorgt voor meer cultuur- en vrijetijdsbeleving door iedereen. Verschillende steden en gemeenten lieten hun interesse reeds blijken voor dit proefproject, dat nu stilaan op kruissnelheid komt. 2. Speerpunten 2.1.1 Kinderarmoede bestrijden op lokaal niveau Pagina 13-14 De strijd tegen (kinder)armoede vergt een integrale aanpak vanuit alle beleidsniveaus. Enkel via een integrale benadering maken we kans op slagen. Een doeltreffende aanpak vraagt een samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus (…) Initiatieven die een sterke lokale verankering hebben zijn met andere woorden fundamenteel in het bestrijden van kinderarmoede. Het lokale niveau staat het dichtst bij de mensen en is vaak het best geplaatst om een antwoord te formuleren op hun noden. Deze lokale acties zijn noodzakelijk en complementair aan de maatregelen die op Vlaams niveau worden genomen. Voor de derde keer maakte ik in 2013 1 miljoen euro vrij voor nieuwe lokale projecten of de verderzetting van bestaande initiatieven. Tijdens deze editie heb ik er voor gekozen om naast de hoogst scorende per provincie ook een aantal projecten te 120 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 selecteren die expliciet inzetten op de problematiek van gekleurde armoede. Ook kinderarmoede is immers gekleurd. In de loop van 2013 bezocht mijn administratie alle projecten lokale kinderarmoedebestrijding die in 2011 een subsidie toegekend kregen. Uit deze evaluatie blijkt dat de projecten de aandacht voor kinderarmoedebestrijding op lokaal vlak hebben vergroot of doen groeien. Organisaties geven aan dat er ruimte moet zijn om projectmatig te zoeken naar nieuwe manieren om aan (nieuwe) noden tegemoet te komen. En er is nood aan ruimte binnen sectorale regelgeving van b.v. kinderopvang of centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG’s) om in dergelijke projecten te kunnen stappen. Het is hierbij belangrijk om subsidies, visie en regelgeving van de verschillende subsidiërende overheden en sectoren op elkaar af te stemmen, vanuit het belang van kinderen en gezinnen in armoede. Er is echter ook nood aan structurele financiering van de beleidscomponent binnen de aanpak van kinderarmoedebestrijding op lokaal vlak via de coördinatie van een geïntegreerde en multidimensionale kinderarmoedebestrijdingsaanpak. Op die manier kunnen ook gemeentebesturen de nodige ruimte vrijmaken om hun regierol in de aanpak van (kinder)armoede waar te maken. Om dit alles te realiseren, maak ik in de komende periode werk van een decreetswijziging die toelaat om op structurele wijze een financieringsmechanisme te implementeren waar lokale besturen een beroep op kunnen doen. Het methodiekenhandboek ‘Elk kind telt’ voor lokale besturen, dat ik vorig jaar lanceerde, met tips om op lokaal niveau aan de slag te gaan in de strijd tegen kinderarmoede, zorgde voor de nodige methodologische ondersteuning. Gezien het grote succes van dit boek en de grote vraag werd beslist om dit handboek dit jaar te herdrukken. Ik wil lokale besturen en actoren echter nóg meer ondersteunen in hun sleutelrol in de strijd tegen kinderarmoede. We staan immers voor een cruciale periode. Nieuwe besturen zijn aangetreden en zij kunnen het verschil maken door een concreet kinderarmoedebeleid uit te stippelen. Daarom organiseerde ik voor de tweede keer provinciale rondes over heel Vlaanderen en Brussel onder de noemer ‘Arm in arm tegen armoede’. Hiermee geef ik goede praktijken meer slagkracht en bekendheid, zodat gemeenten van mekaar kunnen leren. Ik zorg voor de decretale verankering van de lokale kinderarmoedeaanpak zodat de financiële en methodologische ondersteuning van lokale besturen voor hun acties gericht op de aanpak van kinderarmoede gegarandeerd wordt. 2.4 Automatische rechtentoekenning Pagina 21-23 Uiteraard speelt niet enkel de Vlaamse Regering een belangrijke rol op het gebied van automatische toekenning van sociale rechten en proactieve dienstverlening. Ook op federaal en lokaal vlak dient er nog heel wat te gebeuren. Ik doe het nodige om de processen die op federaal en lokaal vlak op het gebied van het automatisch toekennen van sociale rechten lopen, te faciliteren. 121 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Zo gaf ik onder meer de opdracht aan het VLAS om automatische rechtentoekenning en proactief handelen te verkennen op lokaal niveau, met bijzondere aandacht voor mensen met een laag inkomen. De opdracht hierbij was drieledig: -) Het opmaken van een inventaris van rechten die lokaal worden toegekend; -) Het opzoeken en beschrijven van goede praktijken van automatische rechtentoekenning en proactief handelen op lokaal niveau; -) Het schetsen van de knelpunten in het proces van automatische rechtentoekenning (ook bovenlokaal) met tevens aanbevelingen ter verbetering. De studie werd afgesloten met tien beleidsaanbeveling: -) Automatische rechtentoekenning als onderdeel van proactief handelen binnen een empowermentvisie; -) Nood aan begeleiding en een persoonlijke aanpak op maat; -) Aandacht voor bijzondere, kwetsbare doelgroepen; -) Alertheid voor „fouten‟ en gelijke aandacht voor armoede- en fraudebestrijding; -) Perspectief van de burger centraal; -) Harmoniseren en vereenvoudigen van wetgeving en begrippen; -) Stimuleren van kennisdeling en optimalisering en betere benutting van de Rechtenverkenner; -) Oplijsten van goede praktijken en uitvoeren van intensieve casestudie(s); -) Een getrapte aanpak met vermijden van onnodige tussenstappen; -) Belang van netwerken, outreaching, empowerende contacten en laagdrempelige ontmoeting. Ik zal de studie van het VLAS betreffende automatische rechtentoekenning en proactief handelen maximaal verspreiden en verder werken aan de ontsluiting van goede praktijken over de automatische en proactieve toekenning van rechten op lokaal vlak. Om al het werk hierrond op elkaar af te stemmen organiseerde ik in 2013 een studiedag waaraan diverse federale, Vlaamse en lokale overheden hebben deelgenomen. 3. Strategische aanpak armoede op lange termijn 3.1.3. Verticaal permanent armoedeoverleg Pagina 26 Het VPAO is een overlegstructuur dat per beleidsdomein minstens tweejaarlijks wordt georganiseerd en waarin specifieke beleidsinitiatieven getoetst worden aan de visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen tot bijsturing worden geformuleerd. Deze overlegsessies worden op voordragen van en in overleg met het Vlaams Netwerk tegen armoede georganiseerd. Waar relevant en mogelijk vraag ik aan de collega – ministers actief in te zetten op de organisatie van een verticaal permanent armoedeoverleg. Het Vlaams Netwerk tegen armoede kan met bijkomende middelen extra thema‟s opnemen en daar rond aan de slag gaan met andere armoedeorganisaties. 122 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Ik heb aan mijn collega‟s van de Vlaamse Regering opnieuw gevraagd expliciet aandacht te besteden aan een luik armoedebestrijding bij de opmaak van hun beleidsbrief 2014 en de beheers- en managementovereenkomsten. In alle beheersen managementovereenkomsten die momenteel passeren langs de Vlaamse Regering wordt waar relevant de link met het VAPA gemaakt. Net als in 2013 heb ik de Vlaamse Regering gevraagd om in hun beleidsbrief 2014 aan te geven hoe hij of zij aan armoedebestrijding zal doen. 3.2 De strijd tegen armoede is een zaak van iedereen Pagina 27 De slagzin van het Europese jaar tegen Armoede 2010 „de strijd tegen armoede is een zaak van iedereen‟ blijft een juist gegeven. Ik heb het al eerder in deze beleidsbrief aangehaald. De strijd tegen armoede win je als Vlaanderen niet alleen. Ook de lokale besturen en organisaties moeten mee op de kar springen. Ons verhaal moet ook passen in het federale en het Europese beleid. 3.2.1. Europa Pagina 29 (…) De beslissing van Europa betreffende de afbouw van de voedselhulpprogramma‟s leidde tot heel wat ongerustheid binnen het werkveld. De Vlaamse Regering pleitte bij Commissievoorzitter Barroso, bij Raadsvoorzitter Van Rompuy en bij Commissaris Andor voor het behoud van de voedselhulpprogramma‟s. Bovendien werd via verschillende kanalen werk gemaakt van een verhoogd aanbod aan voedingswaren. In eerste instantie is er in Limburg een proefproject opgestart dat heel succesvol bleek. Daarnaast is ook een brochure uitgegeven waarmee de sector van de warenhuizen werd opgeroepen om mee te werken aan een sociale herbestemming van voedseloverschotten. Tenslotte werd er een overleg georganiseerd met alle betrokken actoren om te komen tot betere afspraken. Dit heeft onder meer geleid tot een versoepeling van de regels m.b.t. traceerbaarheid voor de sector van de voedselbedeling. In dit kader wil ik ook nog het draaiboek „Sociaal aan de slag met voedseloverschotten‟ vermelden. Hierover meer onder punt 4.2.5. Ik ben in zee gegaan met Komosie, een koepel van milieuondernemers in de sociale economie. Het project „aan de slag met voedselverlies‟ wil onder meer fungeren als verzamelpunt/expertisepunt voor lokale organisaties/lokale besturen die een initiatief rond voedselverlies willen opstarten waarbij jobcreatie in de sociale economie een doelstelling is. Het doel is hier om expertise maximaal te bundelen om deze daarna ook te kunnen verspreiden (via bijvoorbeeld een kennisplatform). Ik blijf lokale en regionale projecten binnen de beschikbare kredieten steunen die inzetten op een sociale herbestemming van voedseloverschotten. 123 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 3.2.5. Lokale besturen Pagina 32-33 Lokale besturen hebben een belangrijke rol als regisseur van het (kinder)armoedebeleid. De lokale besturen staan het dichtst bij de mensen en kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede op hun grondgebied, in samenwerking met alle relevante partners. Een verbreding en verdieping van de lokale (kinder)armoedebestrijding dringt zich met andere woorden op, hiervoor voorzie ik is een structurele ondersteuning op langere termijn. Ten slotte krijgen de centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie met de middelen van het Vlaams stedenfonds een belangrijk instrument in handen om de dualisering voor de komende periode 2014-2019 in hun stad verder aan te pakken. Zoals al eerder vermeld in deze beleidsbrief maak ik ook werk van de sociale herbestemming van voedseloverschotten. Maar liefst 224.000 Belgische gezinnen doen jaarlijks beroep op voedselhulp. En dat terwijl er per Vlaming jaarlijks 314 tot 372 kilogram nog perfect eetbaar voedsel wordt weggegooid. Gelukkig worden er meer en meer acties ondernomen om deze voedseloverschotten een sociale bestemming te geven en zo te zorgen voor een betere afstemming tussen de voedseloverschotten en de vraag naar voedselhulp. Op 24 april 2013 organiseerde ik een studiedag om dergelijke initiatieven aan te moedigen en nieuwe initiatiefnemers te helpen om hun project te realiseren. Ik stelde toen eveneens het boek „Sociaal aan de slag met voedseloverschotten11‟ voor. Het boek wil geen handleiding zijn maar geeft praktische tips en goede voorbeelden. Verder vertelt het waar je terecht kan voor ondersteuning. Tijdens deze studiedag lanceerde ik ook een projectoproep „sociaal aan de slag met voedseloverschotten‟. Ik wil lokale besturen en actoren echter nóg meer ondersteunen in hun sleutelrol in de strijd tegen armoede, en in het bijzonder kinderarmoede. We staan immers voor een cruciale periode. Nieuwe besturen zijn aangetreden en zij kunnen het verschil maken door een concreet armoedeplan uit te schrijven. Nu al heeft meer dan één op de vier Vlaamse steden en gemeenten zich geëngageerd door een burgemeester, schepen of OCMW-voorzitter verantwoordelijk te maken voor armoedebestrijding. Ik streef naar meer. Daarom organiseerde ik voor de tweede keer provinciale rondes over heel Vlaanderen en Brussel onder de noemer „Arm in arm tegen armoede‟. Hiermee wil ik onder meer ook goede praktijken meer slagkracht en bekendheid geven, zodat gemeenten van elkaar kunnen leren. Het methodiekenboek “Elk kind telt. Informatie en inspiratie voor lokale actoren in hun strijd tegen kinderarmoede” is bedoeld ter ondersteuning van de lokale besturen. Deze publicatie ondersteunt organisaties en beleidsverantwoordelijken die op lokaal niveau werk (willen) maken van de aanpak van kinderarmoede. 5. Diverse actoren vormen beleidsnetwerken Pagina 35 Op mijn expliciete vraag organiseert het VLAS jaarlijks een kennisplatform. In 2012 was er een kennisplatform rond de actieve inclusie van vrouwen van buitenlandse herkomst. In het voorjaar 2013 organiseerde het steunpunt een kennisplatform rond voedsel en armoede. Dit najaar staat er nog een kennisplatform over ervaringsdeskundigheid op de agenda. Het is de bedoeling dat we via dit forum 124 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 verschillende vormen van kennis combineren. Deze kennis kan het beleid in de juiste richting sturen. Belangrijke partners in dit kennisplatform zijn: -) De verenigingen waar armen het woord nemen -) Het brede werkveld (waaronder belangrijke actoren zoals de Decenniumdoelen) -) De sociale partners -) De academici -) De lokale besturen Het VLAS zal ook in 2014 op mijn verzoek minstens één kennisplatform organiseren. In Bijlage 1 Overzicht beleidsopties en intenties Speerpunten Pagina 39 -) Ik zorg voor de verankering van de lokale kinderarmoedeaanpak in het programmadecreet zodat de financiële en methodologische ondersteuning van lokale besturen voor hun acties gericht op de aanpak van kinderarmoede, gegarandeerd wordt. -) Ik doe het nodige om de processen die op federaal en lokaal vlak op het gebied van het automatisch toekennen van sociale rechten lopen, te faciliteren. -) Ik zal de studie van het VLAS betreffende automatische rechtentoekenning en proactief handelen maximaal verspreiden en verder werken aan de ontsluiting van goede praktijken over de automatische en proactieve toekenning van rechten op lokaal vlak. Bijlage 2 Regelgevingsagenda Pagina 41 Structurele verankering van lokaal kinderarmoedebestrijdingsbeleid decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding De creatie van een decretale basis voor het toekennen van subsidies aan lokale besturen voor de uitwerking en uitvoering van een lokaal kinderarmoedebestrijdingsbeleid door wijziging van het decreet betreffende de armoedebestrijding via het Programmadecreet betreffende de begroting 2014. Titel van het initiatief Betrokken regelgeving Inhoud Doelgroepen (keuzeveld) Overheid, bedrijf, organisatie, burger Stand van zaken (timing) Conceptnota VR 1e principiële goedkeuring VR (adviesvraag SAR) 2e principiële goedkeuring VR Lokale besturen 23/9/2013 4/10/2013 125 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 (adviesvraag RvS) Definitieve goedkeuring VR Indiening Vlaams Parlement Bekrachtiging/afkondiging VR Publicatie Belgisch Staatsblad Inwerkingtreding Andere Verdere planning (timing) Conceptnota VR 1e principiële goedkeuring VR (adviesvraag SAR) 2e principiële goedkeuring VR (adviesvraag RvS) Definitieve goedkeuring VR Indiening Vlaams Parlement Bekrachtiging/afkondiging VR Publicatie Belgisch Staatsblad Inwerkingtreding Andere Eind oktober 2013 Eind oktober 2013 Eind december 2013 1/1/2014 Uitvoering van artikel 18/1 van het decreet van 21 maart 2003 zoals gewijzigd door het Programmadecreet betreffende de Vlaamse begroting 2014. Besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot uitvoering van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding De bepaling van het decreet dat de decretale grondslag biedt voor de subsidiëring van lokale besturen voor een lokaal kinderarmoedebestrijdingsbeleid vereist uitvoering in een BVR en dit op het vlak van de modaliteiten op het vlak van de bepaling en de toekenning van de subsidies aan de lokale besturen. Titel van het initiatief Betrokken regelgeving Inhoud Doelgroepen (keuzeveld) Overheid, bedrijf, organisatie, burger RIA (keuzeveld) Ja/nee Administratieve lastenmeting (keuzeveld) Ja/nee JoKER (keuzeveld) Ja/nee Stand van zaken (timing) Conceptnota VR Lokale besturen Ja Ja Ja 126 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 1e principiële goedkeuring VR (adviesvraag SAR) 2e principiële goedkeuring VR (adviesvraag RvS) Definitieve goedkeuring VR Indiening Vlaams Parlement Bekrachtiging/afkondiging VR Publicatie Belgisch Staatsblad Inwerkingtreding Andere Verdere planning (timing) Conceptnota VR 1e principiële goedkeuring VR (adviesvraag SAR) 2e principiële goedkeuring VR (adviesvraag RvS) Definitieve goedkeuring VR Indiening Vlaams Parlement Bekrachtiging/afkondiging VR Publicatie Belgisch Staatsblad Inwerkingtreding Andere Opmerking(en) 20/12/2013 31/1/2014 1/1/2014 127 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid 1. De cijfers en het VAPA Pagina 9-10 4) In het kader van de realisatie van een duurzame toeleiding naar de arbeidsmarkt gingen in 2013 de werkinlevingsprojecten in de Vlaamse centrumsteden van start. De werkinleving is het eerste onderdeel van maatregelen voor jongeren zonder diploma: gericht op de steden, op maat van het individu en met een klemtoon op werkervaring. Op de volgende trede bevinden zich de instapstages. Daar krijgt de werkzoekende een vervroegde wachtuitkering en kunnen jongeren zonder diploma secundair onderwijs in heel Vlaanderen deelnemen. En als sluitstuk hebben we de Individuele Beroepsopleidingen (IBO‟s), met een heel ruime doelgroep en een aanwervingsverplichting voor de werkgevers. In 2013 werden de voorwaarden hier rond versoepeld om meer bedrijven aan te trekken. In 2013 werd 5 miljoen euro extra ingezet voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Daarbij aansluitend zijn er ook trajecten voor personen in armoede, die worden uitgevoerd door de ervaringsdeskundigen van de VDAB. Voor het groepsluik ervan wordt een beroep gedaan op WEB in de provincie Antwerpen en Randstad Diversity in de andere provincies. Van jan '13 t/m juni '13 zijn er 489 geïntegreerde werk-welzijnstrajecten opgestart. 10) De UiTpas werd op initiatief van de minister bevoegd voor Cultuur eind vorig jaar op een UiTforum aan een breed publiek voorgesteld. Het UiTforum is een interactief colloquium dat toen bijna integraal in het teken stond van de UiTPAS. De bezoekers konden er leren hoe de UiTPAS een goed wapen is in de strijd tegen sociale uitsluiting, maar ook hoe de UiTPAS zorgt voor meer cultuur- en vrijetijdsbeleving door iedereen. Verschillende steden en gemeenten lieten hun interesse reeds blijken voor dit proefproject, dat nu stilaan op kruissnelheid komt. 2. Speerpunten 2.1.2. Kinderarmoede bestrijden op Vlaams niveau Pagina 16 Ook het jeugdwerk wil ik op hetzelfde spoor zetten. Het is niet mijn ambitie om alle kinderen en jongeren te laten deelnemen aan het jeugdwerk. Zij hebben natuurlijk de vrijheid om hun vrije tijd zelf in te vullen zoals zij willen. Maar ik vind wel dat alle kinderen en jongeren gelijke kansen moeten krijgen om hieraan deel te nemen, ongeacht hun achtergrond en thuissituatie. Daarom zette ik 100.000 euro in om verder werk te maken van de toeleiding van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren naar het reguliere jeugdwerk. De lokale besturen van Antwerpen, Brussel, Gent en Maasmechelen hebben zich geëngageerd om samen met de jeugdbewegingen intensief te werken aan het stimuleren van de participatie van kinderen en jongeren in armoede aan jeugdwerk. Hiervoor worden de steden begeleid door Demos en de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten (VVJ) die de knelpunten en de successen evalueren. Dit methodologische luik wordt gefinancierd door de minister van Jeugd. 3. Strategische aanpak armoede op lange termijn 3.1.3. Verticaal permanent armoedeoverleg Pagina 26 128 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het VPAO is een overlegstructuur dat per beleidsdomein minstens tweejaarlijks wordt georganiseerd en waarin specifieke beleidsinitiatieven getoetst worden aan de visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen tot bijsturing worden geformuleerd. Deze overlegsessies worden op voordragen van en in overleg met het Vlaams Netwerk tegen armoede georganiseerd. Waar relevant en mogelijk vraag ik aan de collega – ministers actief in te zetten op de organisatie van een verticaal permanent armoedeoverleg. Het Vlaams Netwerk tegen armoede kan met bijkomende middelen extra thema‟s opnemen en daar rond aan de slag gaan met andere armoedeorganisaties. Ik heb aan mijn collega‟s van de Vlaamse Regering opnieuw gevraagd expliciet aandacht te besteden aan een luik armoedebestrijding bij de opmaak van hun beleidsbrief 2014 en de beheers- en managementovereenkomsten. In alle beheersen managementovereenkomsten die momenteel passeren langs de Vlaamse Regering wordt waar relevant de link met het VAPA gemaakt. Net als in 2013 heb ik de Vlaamse Regering gevraagd om in hun beleidsbrief 2014 aan te geven hoe hij of zij aan armoedebestrijding zal doen. 129 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid 2.3 Etnisch-culturele minderheden en armoede Pagina 19-21 Als het over armoede gaat, zijn etnisch-culturele minderheden erg kwetsbaar. De cijfers spreken voor zich: het armoederisico bij niet-EU-burgers is goed 5 keer hoger dan bij EU-burgers. Er is zelfs sprake van een lichte stijging ten opzichte van de voorgaande jaren. Als we de armoedecijfers uit onze armoedemonitor met betrekking tot werk, huisvesting of schulden bekijken, zien we dat de groep van niet-EU-burgers steeds weer opnieuw het diepst in het rood gaat. Een sprekend voorbeeld in dit geval betreffen de cijfers met betrekking tot werkloosheid. Werk en onderwijs vormen ontegensprekelijk een belangrijke buffer tegen armoede. Het risico om in armoede terecht te komen, ligt bij personen met werk beduidend lager. Hoewel de werkloosheidsgraad tegenover 2010 is afgenomen, blijven bepaalde groepen – waar onder niet-EU-burgers – moeilijk toegang vinden tot de arbeidsmarkt. De werkloosheidsgraad lag in 2011 bij deze laatste groep bijna 5 keer hoger dan de totale werkloosheidsgraad in Vlaanderen. Uit de Europese vergelijking blijkt duidelijk dat de lage werkzaamheidsgraad bij niet-EU-burgers een van de voornaamste problemen blijft op de Vlaamse arbeidsmarkt. Het behoeft dan ook geen betoog dat de problematiek van gekleurde armoede de afgelopen jaren steeds sterker onze aandacht trekt. De aanpak van gekleurde armoede werd dan ook opgenomen als één van de prioriteiten bij de uitvoering van het VAPA. Ook het jaarboek Armoede 2011 ging dieper in op armoede bij personen van vreemde herkomst. De armoedesector en de integratiesector kennen elkaar ook onvoldoende. Uiteraard zijn er binnen elke sector organisaties die de doelgroep wel bereiken, maar dat is nog teveel een vrijblijvend initiatief zodat hier nog sterker moet gezocht worden naar een structurele samenwerking. Met de oprichting van de werkgroep “gekleurde armoede” is een eerste stap in de richting van een meer coherente aanpak gezet. Over de prioriteiten op vlak van gekleurde armoede werd er binnen de commissie Integratiebeleid en in nauwe samenspraak met de beleidsdomeinen werk en onderwijs een nota met concrete acties uitgewerkt. In het najaar wordt deze nota aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Dit is 1 van de maatregelen die ook opgenomen werd in het Geïntegreerd Actieplan Integratiebeleid Het VLAS leverde in 2012 een onderzoek aan rond overlevingsstrategieën van mensen in armoede van buitenlandse afkomst, de rol van de middenveldorganisaties en de relaties met de hulpverlening. De resultaten van dit onderzoek zijn voorgesteld in het Horizontaal PAO. Ook de uitdaging om werk te maken van de beleidsparticipatie van deze groepen blijft groot en complex. Er is nood aan experimenteerruimte om hieraan te werken. Ik heb hiertoe aan het Minderhedenforum de volgende opdracht gegeven: de stem van etnisch-culturele minderheden – in het bijzonder mensen die kampen met armoede en sociale uitsluiting – naar boven brengen. Deze stem wordt momenteel nog weinig gehoord; het formuleren en vertolken van deze stem in het domein van de armoedebestrijding en sociale uitsluiting om zo bij te dragen tot een „minderhedentoets‟ in dit domein; de bijdrage van etnisch-culturele verenigingen in het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting inventariseren en zichtbaar maken. 130 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het werken vanuit de brede groep etnisch-culturele minderheden en hun sociaalculturele verenigingen, biedt een vernieuwend element tegenover de bestaande initiatieven rond gekleurde armoede. Ik ondersteun binnen de beschikbare kredieten het Minderhedenforum om samen met de etnisch-culturele minderheden te werken aan de aanpak van gekleurde armoede. Samen met ENIEC zet ik ook het samenwerkingsverband “kwetsbare en allochtone ouderen” op poten. ENIEC is een Europese non-profit ledenorganisatie van beroepskrachten met een engagement in de zorg voor allochtone ouderen. Het biedt een uitwisselingsplatform van kennis en ervaring over woonzorg van ouderen met een migratieachtergrond in een geest van verdraagzaamheid, interculturele dialoog en respect voor de noden en culturele achtergrond. De vergrijzing van de allochtone populatie in Vlaanderen en Brussel is immers een realiteit die we als beleid, woonzorgactoren en dienst- en zorgverlening voor ouderen niet naast ons neer kunnen leggen. Tot slot wil ik hier ook vermelden dat ik bij de selectie van projecten, onder meer betreffende lokale bestrijding van kinderarmoede en betreffende lokale projecten armoede bij ouderen, opnieuw rekening gehouden heb met het bereik van etnischculturele minderheden. Deze maatregel werd eveneens opgenomen in het Geïntegreerd Actieplan Integratiebeleid. Ik tracht met andere woorden in alle initiatieven de nodige aandacht te hebben voor de problematiek van gekleurde armoede. 131 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 RUIMTELIJKE ORDENING, WONEN & ONROEREND ERFGOED (RWO) Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting Pagina 4 De eerste beleidslijn vertrekt van beleidscontinuïteit en de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dit gebeurt via aanbod gedreven processen (afbakeningsprocessen voor de stedelijke gebieden, ENA, AGNAS, verdere aanduiding van bedrijventerreinen) en de lopende strategische projecten. Daarnaast wordt faciliterend gewerkt ten aanzien van sectorale vragen vanuit bijvoorbeeld mobiliteit, infrastructuur bedrijvigheid en brownfieldconvenanten. De tweede beleidslijn gaat in op het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, het nieuwe lange termijnplan met planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050. Het hoofdstuk geeft overzicht van de opmaak van het Witboek, het participatietraject en de stand van zaken van de korte termijnacties. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de modernisering van het planningssysteem, een vernieuwde samenwerking tussen de bestuursniveaus, het territoriaal cohesiebeleid en aan een grond-en pandenbeleidsplan voor Vlaanderen. In de derde beleidslijn komt het instrumentarium dat wordt aangewend in het ruimtelijk beleid aan bod. De initiatieven zoals de opmaak van het decreet omgevingsvergunning en het decreet complexe projecten beogen meer dynamische en rechtszekere procedures. De digitale omgevingsvergunning ondersteunt de verdere efficiëntieverhoging in de vergunningverlening. Tot slot is de ontvoogding van alle gemeenten tegen 2015 prioritair. Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Pagina 6 Voortgang in de ruimtelijke ordening op provinciaal niveau Stand van zaken PRUPs Pagina 9 De provinciebesturen dragen bij aan het voeren van het Vlaamse aanbodbeleid via gerichte planningsprocessen. Het afgelopen werkjaar keurde ik 31 provinciale RUPs goed. Het ging met name om de inrichting van kleinstedelijke gebieden, regionale bedrijventerreinen en kleinhandelsconcentraties. Andere thema’s betroffen onder andere weginfrastructuur, recreatieoorden, glastuinbouw, sportvoorzieningen en overstromingsgebieden. 132 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidslijn 2: Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijk Beleidsplan met planhorizon 2020 en doorkijk 2050 Verslag acties uitvoering tijdens werkjaar 2012-2013 2. Modernisering van het RO instrumentarium Territoriale cohesie Pagina 17 In regionale ruimtelijke ontwikkelingsprocessen wil ik de rol van mijn administratie als integrator en facilitator versterken. Gebiedsgerichte processen kunnen hiertoe bijdragen. De gebiedsgerichte benadering wordt meegenomen in het Witboek BRV. Zo wil ik komen tot een dynamisch systeem van beleidsplanning dat territoriale samenwerking en beleidsintegratie bevordert. De samenwerking in één gebied leidt tot een onderlinge versterking, iets wat voordien, met de sectorale benadering opdat de koppeling tussen fysieke investeringen hun gecombineerde effect kunnen maximaliseren. Een eerste voorbeeld van dergelijk gebiedsgerichte is T.OP project centraal Limburg. Dit project geldt als aanzet voor de uitwerking en realisatie van het gebiedsgericht beleidskader en actieprogramma voor centraal Limburg. Zo wil ik bijdragen tot de effectieve realisatie van de ontwikkelingsperspectieven voor Limburg. Dit voorbeeld is tevens inspiratie voor de gebiedsgerichte benadering van strategische regio’s in Vlaanderen. Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium. Verslag uitvoering tijdens werkjaar 2012-2013 Pagina 23 Om in partnerschap tot een snellere en effectieve realisatie op terrein te komen zette ik een aantal aanpassingen aan de VCRO op touw, werkte ik verder aan het project versnellen van complexe projecten en aan de integratie van verschillende inspraak en consultatierondes in één traject aan de hand van een globale omgevingsvergunning en de responsabilisering van de lokale overheden. Dit vereist een doorvertaling in diverse regelgevingen. Versnellen , vereenvoudigen en ondersteunen Planningsinstumentarium Pagina 23 Op 29 maart 2013 keurde de Vlaamse Regering een nieuw uitvoeringsbesluit planologisch attest definitief goed. Dit besluit legt ook de inwerkingtreding vast van wijzigingen die eerder al op decretaal niveau gebeurden. De aangepaste regeling is van toepassing vanaf 1 augustus 2013. Aanvragen voor een planologisch attest worden voortaan bij de gemeente ingediend. De gemeente onderzoekt de ontvankelijkheid en de volledigheid. Het uitvoeringsbesluit bepaalt wie vervolgens inhoudelijk over de aanvraag tot attest moet beslissen. In het merendeel van de gevallen is dat de gemeente. Er zijn slechts een limitatief aantal gevallen waarin de gemeentelijke ambtenaar de aanvraag voor behandeling naar de provincie of het gewest moet doorsturen. 133 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Interne staatshervorming: invoeren van het partnerschapsmodel Ontvoogding Pagina 25 Door een concrete opvolging en begeleiding van de gemeentebesturen is het aantal ontvoogde gemeenten, die autonoom vergunningen kunnen afleveren, gedurende het vorige werkjaar gestegen tot 169. Mijn administratie heeft de overige steden en gemeenten gecontacteerd om na te gaan op welke manier de ontbrekende decretale voorwaarden op korte termijn kunnen ingevuld worden teneinde tegen het eind van 2014 ontvoogd te zijn. Naast een actieve ondersteuning op maat heb ik ook voorstellen gedaan om de regelgeving bij te stellen waar nodig. Zo heb ik o.m. een wijzigingsvoorstel aan de VCRO en ontwerpbesluit opgemaakt inzake de aanstelling van de (inter)gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Responsabilisering van de gemeenten en toepassen van subsidiariteit Pagina 25 Subsidiariteit impliceert een verschuiving in de rol van de Vlaamse overheid van controle en ingrijpen op individuele dossiers naar begeleiding en ondersteuning van lokale processen. In de managementovereenkomst 2013-2015, die door de Vlaamse Regering van 13 september 2013 werd goedgekeurd, worden volgende accenten gelegd: Algemeen: - meer inzet op gebiedsgerichte processen en realisatiegericht ruimtelijk beleid - versterking van kennis en expertise inzake ruimtelijk en omgevingsbeleid - inzetten op versterking van de bestuurskracht vanuit een open en vertrouwensvol partnerschap met de lokale besturen - Versterking van de dienstverlening mbt de kernprocessen Specifiek: - de uitrol en implementatie van de digitale omgevingsvergunning; - de uitrol en implementatie van de omgevingsvergunning inclusief de opname van de bestuurlijke handhaving die hieraan is gekoppeld; - de voorbereiding en implementatie van het decreet complexe projecten; - in het licht van beide voorgaande opdrachten, de versterking van de vipwerking en projectmanagement op terrein; - de opname en versterking van de beleidsplanning (BRV) in de reguliere werking Om geen verlies te hebben op vlak van noodzakelijke informatie (monitoring) wordt sterk geïnvesteerd in de digitale uitwisseling van gegevens tussen lokale besturen en Vlaamse overheid. Eind 2012 is het wetenschappelijk onderzoek over intergemeentelijke samenwerking rond ruimtelijke uitvoering afgerond. Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014 pagina 28 Initiatief 10. Omgevingsvergunning Pagina 29 Lokale besturen worden intensief begeleid bij de omgevingsvergunning. De gemeenten krijgen met de invoering van introductie van de de 134 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 omgevingsvergunning immers meer beslissingsbevoegdheid op vlak van vergunningverlening. Het gaat daarbij om acties om gestructureerd overleg verder te intensifiëren, permanente vorming en continue kennisuitwisseling te stimuleren, maar ook om intergemeentelijke samenwerking en samen werken met provinciebesturen verder mogelijk te maken. Initiatief 12. Heroriëntering subsidie- en financieringsmechanismen Pagina 30 3. Gemeentelijke ontvoogding en intergemeentelijke samenwerking bevorderen In het kader van de verdere ontvoogding voorzie ik in subsidies voor strategische herzieningen van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en voor bepaalde gemeentelijke RUPs. Op het partneroverleg informeer ik steden en gemeenten en ondersteun hen in hun subsidieaanvragen. Initiatief 13. Ontvoogding Pagina 30 In lijn met het decreet RO van 1999, dat het subsidiariteitsprincipe en de ontvoogding introduceerde, en met het witboek interne staatshervorming, streef ik naar de versterking van de lokale besturen. Dit jaar heeft mijn administratie de opdracht de laatste gemeenten actief te begeleiden om tegen 2015 klaar te zijn met alle decretale voorwaarden. Intergemeentelijke samenwerking Pagina 30 Ik bevorder de interactie tussen gemeenten door te investeren in fora voor kennisuitwisseling (vb. rond samenwerkingsovereenkomsten), netwerking te stimuleren, in dialoog te treden met Vlaamse partners, VVSG, Vlinter, intercommunales, provincies en gemeenten, om best practices te kennen en draagvlak te creëren. Initiatief 14. Een krachtdadige en gedifferentieerde handhaving Pagina 31 Rol van gemeenten Pagina 32 Ik zal de rol van de gemeenten in het handhavingsproces verduidelijken en intergemeentelijke samenwerking op het vlak van handhaving mogelijk maken. De gemeenten krijgen zo onder meer een duidelijkere rol toegewezen in de uitvoering van de vonnissen. 135 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Versterking van creatieve steden en vitaal platteland Pagina 7 De proceduresom te komen tot de afbakening van de regionaalstedelijke gebieden Leuven en Hasselt-Genk zijn lopende. De plenaire vergaderingen gingen door op respectievelijk 25 februari en 4 juli. Voor het regionaalstedelijk gebied Aalst drongen herzieningen van het GRUP zich op: het gemengd regionaal bedrijventerrein Siezegemkouter werd gewijzigd en de goedkeuringsprocedure afgerond en voor het deelgebied Sterrenhoek werd een planMERscreening opgestart. Voor het grootstedelijk gebied Gent werd de planMER-procedure opgestart voor de uitbreiding van het bedrijf Volvo Trucks Belgium op het regionaal bedrijventerrein R4/N70 Oostakker-Noord. Aanbod gedreven planningsprocessen Investeringen mogelijk maken door ruimte om te ondernemen Pagina 8 Poorten en zeehavens Voor de zeehavens van Antwerpen en Oostende heeft de Vlaamse Regering de goedkeuringsprocedures afgerond. ENA In het afgelopen jaar werd binnen het coördinatieplatform ENA het overleg voortgezet voor de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Genk Zuid West (Termien) en Tervant. Voor de herstructureringsprojecten Insteekhaven Lummen en Albertknoop werden de voorbereidende studies afgerond en zijn overeenkomsten bereikt voor de verdere concretisering. Voor de globale planMER ENA en de zoekzones Genk Zuid Oost, Ranst Zwaaikom en Zolder Lummen Zuid is er afgelopen jaar bijkomende onderzoek verricht. Zodra de planMER wordt goedgekeurd kan besluitvorming volgen. Project gedreven planningsprocessen Vlaanderen als slimme draaischijf voor vervoer en logistiek Pagina 9 Voor volgende missing links werd de planningsprocedure gevoerd . In de periode september 2012 –september 2013 ging dit om de verbinding Ieper-Veurne en de N60 te Ronse. De wegverbinding Ieper-Veurne werd door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld op 21 juni 2013. Voor de missing link N60 werd het planMER goedgekeurd en werden de eerste stappen gezet in de officiële RUP-procedure (plenaire vergadering). Het overleg rond Poort Oost bij Antwerpen wordt getrokken door de gouverneur van de provincie Antwerpen en omvat o.a. de Oosterweelverbinding, de E313/E34, de tweede spoorontsluiting zeehaven Antwerpen, de A102/R11, ENA Wommelgem/Ranst, tramlijnen (LIVAN). In alle deelprojecten hiervan is voortgang geboekt in de planMER-voorbereiding en opmaak, het geactualiseerde verkeersmodel is gebruiksklaar, en er is ruim gecommuniceerd naar nieuwe bestuurders en bewoners (zie ook www.poortoost.be ). 136 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Realisatie van het RSV op het terrein Pagina 11 Via subsidiering van strategische projecten In 2012 werden twee oproepen voor strategische projecten afgerond. Ik kende op basis van de verslagen van de beoordelingscommissie voor de projecten die werden ingediend in de algemene oproep subsidies toe aan de projecten Brabo 2 / Oosterweelverbinding, Glastuinbouwgebied Roeselare, Beleefbare open ruimte in de Antwerpse Zuidrand, Op zoek naar connectiviteit met het Zoniënwoud en Glastuinbouw in Oost-Vlaanderen (vierde oproep) en–in het kader van de bijkomende oproep “Stadsregio’s” -aan projecten in de stadsregio’s Turnhout en Kortrijk. Deze bijkomende oproep voert tevens de actuele Vlaamse ruimtelijke agenda uit. Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014 Initiatief 2. Verderzetten van de uitvoering van het RSV via aanbod-gedreven processen Pagina 12 Ik zet dit jaar in op de verderzetting van belangrijke aanbod-gedreven processen en enkele voor Vlaanderen belangrijke investeringsprojecten die al op sporen staan. Het gaat over: Stedelijke gebieden/stadsregio’s. Voor het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk wordt komend jaar de procedure afgerond. Voor het regionaalstedelijk gebied Leuven wordt de procedure verder gezet en verwacht ik de voorlopige vaststelling in het voorjaar. De procedure voor de wijzigingen voor de deelplannen van regionaalstedelijke gebieden Mechelen en Aalst en het grootstedelijk gebied Gent start ik op. ENA De opgestarte planningsprocessen voor Genk Zuid West (Termien) en Tervant worden verder gezet, wat zal leiden tot een eerste ontwerp RUP. Het globale planMER voor het ENA zal op korte termijn kunnen worden afgerond, waardoor de Vlaamse regering kan beslissen over de verdere acties voor de zoekzones Genk Zuid Oost (Ebema), Zolder Lummen Zuid en Ranst Zwaaikom. Voor de herstructureringsprojecten Insteekhaven Lummen en Albertknoop wordt de ontwikkeling verder voorbereid en start de opmaak van een RUP. Ook in de andere bestemde en te herstructureren gebieden (bv Antwerpen Kanaal, Hannekenshoek) zullen de resultaten op het terrein zichtbaarder worden. Beleidslijn 2 Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijk Beleidsplan met planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050 Pagina 16 Verslag acties uitvoering tijdens werkjaar 2012-2013 1.Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) Pagina 16 Opmaak Witboek BRV op basis van coproductie, overleg en onderzoek Binnen de door de Vlaamse Regering geschetste krijtlijnen (nota’s van 28 januari 2011 en 4 mei 2012) werk ik mijn traject naar het Witboek uit en vat ik de partners via hiervoor opgerichte fora. Het overlegtraject van Groen-naar Witboek volgt drie lijnen: - De eerste lijn betreft de coproductie van de inhoudelijke basis voor het Witboek rond de krachtlijnen van het Groenboek (metropolitane allure, op maat van de mensen en veerkracht) en het ‘instrumentarium’. Werkgroepen vormen de centrale spil in het productieproces; Ruimte Vlaanderen consolideert de inhoudelijke basis naar een (concept)-Witboek voor een BRV. 137 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 - De tweede lijn betreft de besluitvorming. - De derde lijn betreft het omkaderende overleg-en communicatietraject in het kader van de coproductie waarin onderwerpen worden besproken met specifieke doelgroepen zoals lokale besturen, buurlanden/regio’s, andere beleidsdomeinen, maatschappelijke sectoren en professionelen. ruimtelijke Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014 Initiatief 7. Wegen op de invulling van het territoriaal cohesiebeleid Pagina 21 Binnen dit Europese kader zet ik in op de verdere opvolging en doorvertaling van het territoriale cohesiebeleid in Vlaams gebiedsgericht ontwikkelingsbeleid. Dit wil ik in eerste instantie doen door de verdere uitwerking van het gebiedsgerichte beleidskader en actieprogramma voor het T.OP project te Limburg en de verdere opstart van gebiedsgerichte project ‘Metropolitaan Kerngebied’. Inhoudelijk sluit ik hiermee aan bij de inhoud van de thematische doelstellingen die Vlaanderen centraal stelt in het cohesiebeleid 2014-2020 en leg ik de accenten op de realisatie van de Territoriale Agenda 2020. In het kader van het T.OP project te Limburg plan ik producten aan te leveren die de partnerdialoog over ruimtelijke ontwikkelingen in centraal Limburg kunnen onderbouwen (atlassen, roadmap, vernieuwende ruimtelijke concepten). Daarnaast ondersteun ik de opstart van de dialoog, het opbouwen van draagvlak en het detecteren van lacunes in het huidige beleidsinstrumentarium waarop het gebiedsgerichte beleidskader en actieprogramma kan inspelen. In het kader van het project Metropolitaan Kerngebied voorzie ik voor het najaar 2013 verdere afstemming van de krachtlijnen en beoogde effecten met de betrokken partners, insteken voor het partnerschapsakkoord en de operationele programma’s en een indicatie van de (co)financiering. Mits finale afstemming kan bereikt worden over de investeringsprioriteiten die Vlaanderen specifieert in haar operationele programma’s, kan in 2014 gestart worden met de eerste projectoproep. Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium. Pagina 23 Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014 Initiatief 9. Decreet Complexe Projecten Pagina 28 Uitwerking en implementatie van de procesmatige aanpak uit de Visienota ‘Versnellen van investeringsprojecten’ Samen met mijn collega Schauvliege en Crevits, plan ik het decreet betreffende complexe projecten nog tijdens deze legislatuur van kracht te stellen. Dit impliceert het verder doorlopen van de goedkeuringsprocedure met inbegrip van de aanname door het Vlaams Parlement. De noodzakelijke uitvoeringsbesluiten worden eveneens klaargemaakt binnen dit tijdsbestek. Initiatief 10. Omgevingsvergunning Pagina 29 Ik leg samen met mijn collega Joke Schauvliege de tekst van het decreet betreffende de omgevingsvergunning tijdig voor behandeling door het Vlaams Parlement tijdens deze legislatuur. De noodzakelijke uitvoeringsbesluiten maak ik samen met mijn collega Joke Schauvliege eveneens binnen dit tijdsbestek klaar. Voor de 138 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 inwerkingtreding wordt de nodige voorbereidingstijd ingebouwd, want het gaat om een grondige hervorming van het vergunningenstelsel gericht op een grotere logica en eenvoud in procedures. Aandachtspunten Inburgering en Integratie / 139 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED Aandachtspunten Binnenlands Bestuur I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR ONROEREND ERFGOED 1.2. 100 jaar Groote Oorlog Pagina 11-12 b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 3: Verder uitbouwen van de geïntegreerde strategie ‘Erfgoed van de Groote Oorlog’ Essentieel is dat de beheerders en eigenaars van erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog gestimuleerd worden om er duurzaam en behoedzaam mee om te gaan. Daarom zal ik prioritair onderhouds- en restauratiepremies toekennen voor de instandhouding van het Wereldoorlog I-erfgoed. Voornamelijk het beheer van de militaire begraafplaatsen krijgt mijn bijzondere aandacht. 1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 13-14 a) Stand van zaken: In 2012 startte het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) op mijn aangeven een bevraging bij de 1795 katholieke kerkbesturen met als doel alle informatie te verzamelen die nuttig kan zijn voor het opstellen van een parochiekerkenplan. In het voorjaar van 2013 koppelde het centrum de beschikbare gegevens per gemeente terug naar de kerkbesturen. Gelijktijdig startte het CRKC met de uitbouw van een documentatiecentrum met betrekking tot het beheer, de valorisatie, de nevenbestemming en herbestemming van parochiekerken. De online documentatie bevat de meest recente juridische informatie, maar ook praktische hulpmiddelen waaronder een databank met praktijkvoorbeelden. Het centrum installeerde ook een loketfunctie die in 2012 reeds 571 vragen om informatie behandelde, in hoofdzaak van kerk- en gemeentebesturen. Aangezien informatie verstrekken aan kerkbesturen een belangrijk aandachtspunt is, zette het centrum ook in 2013 in op het organiseren van studiedagen en vormingsmomenten. Er was ruime aandacht voor de problematiek van de toekomst van de parochiekerken. Daarnaast werden twee goed gevulde studiedagen georganiseerd in samenwerking met VVSG, waarin zowel de gemeentebesturen als de kerkbesturen als doelgroep aangesproken werden. Vanuit mijn bevoegdheid voor Binnenlands Bestuur heb ik alle gemeentes, kerkfabrieken en centrale kerkbesturen gevraagd om een langetermijnvisie uit te werken voor de parochiekerken op hun grondgebied. Deze plannen moeten de dialoog tussen alle betrokken partijen bevorderen. Aansluitend moeten de meerjarenbegrotingen van de kerkfabrieken hierop afgestemd worden. Vanuit mijn bevoegdheid van Onroerend Erfgoed ondersteun ik ook de opmaak van twee 140 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 proefprojecten rond kerkenbeleidsplannen opdat deze model kunnen staan voor de onroerenderfgoed-richtplannen, een nieuw instrument uit het Onroerenderfgoeddecreet (cf. infra 3.1.1). Het ene proefproject betreft een kerkenbeleidsplan in landelijk gebied voor 18 WestVlaamse gemeenten met in totaal 118 kerken, het andere proefproject voor de stad Gent met in totaal 46 parochiekerken. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 4: Het CRKC verzamelt en verspreidt expertise rond kerkelijk erfgoed Het is belangrijk dat het CRKC de vinger aan de pols houdt wat betreft het verzamelen van expertise en dit binnen een internationaal perspectief. Tegelijkertijd moet deze expertise vertaald worden naar de Vlaamse situatie, zodat de kerkbestuurders en gemeenten er optimaal gebruik van kunnen maken. Dit zal gebeuren via het uitgeven van toegankelijke, thematische informatiefolders en een praktische publicatie specifiek gericht naar kerkbesturen. Via de parochiekerkenbevraging investeerde het CRKC tijdens de twee eerste werkingsjaren in het verzamelen van basisinformatie over de parochiekerken in Vlaanderen. De resultaten van de analyse van deze gegevens, zullen voor beleidvoerders van alle niveaus en voor het ruime publiek ontsloten worden via een overzichtelijke publicatie. De ondersteuning van de kerkbestuurders in de uitvoering van hun taak blijft een permanent aandachtspunt. In 2014 organiseert het CRKC een studiereis om de kerkbestuurders te laten kennismaken met goede praktijken van kerkbeheer, valorisatie en nevenbestemming van parochiekerken. Initiatief 5: Verder ontwikkelen van de twee proefprojecten kerkenbeleidsplannen Het agentschap Onroerend Erfgoed, het agentschap Binnenlands Bestuur en het CRKC werken nauw samen bij de opvolging van de opmaak van de kerkenbeleidsplannen. Dit is noodzakelijk omdat de herbestemming van parochiekerken een bijzonder heikele kwestie is en vanuit verschillende invalshoeken moet worden benaderd. Het uitwerken van de twee proefprojecten om te komen tot gedragen en weloverwogen beleidsplannen is een groeiproces. Voor de beschermde parochiekerken die onttrokken worden aan de eredienst, wordt met de nodige creativiteit bekeken hoe een respectvolle nieuwe functie kan gerealiseerd worden. 1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium Pagina 22 b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 12: Een nieuwe structuur voor Monumentenwacht Vlaanderen Door de omwentelingen die de interne staatshervorming teweeg brachten, krijgt ook Monumentenwacht Vlaanderen een nieuwe structuur. Deze nieuwe structuur zal gebaseerd zijn op wat is opgenomen in de bestuursakkoorden tussen Vlaanderen en de vijf Vlaamse provincies, die op1 januari 2014 in werking treden. In navolging van de Vlaamse administratie, met de totstandkoming van het agentschap Onroerend Erfgoed, en van Herita, wordt nu als sluitstuk de werking van Monumentenwacht 141 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 geoptimaliseerd. De organisatie, het statuut en de huisvesting van Monumentenwacht zijn voortaan een verantwoordelijkheid van de provincie. Als voorwaarde stel ik dat de provincies, over de verschillende monumentenwachtverenigingen heen, een uniforme en kwaliteitsvolle werking realiseren voor het hele Vlaamse grondgebied onder meer op het vlak van inspecties bouwkundig erfgoed, interieurinspecties, het opmaken van toestandsrapporten, het uitzonderlijk uitvoeren van kleine reparaties en het op aanvraag verstrekken van gespecialiseerd advies met betrekking tot toegankelijkheid en bereikbaarheid van gebouwen. Daarnaast voorziet de provincie in onderling overleg en met bijkomende financiering vanwege de Vlaamse overheid in bijkomende dienstverlening op het vlak van het continueren van de dienstverlening voor het varend erfgoed en voor het archeologisch erfgoed en het verder operationaliseren van het project kostprijsanalyse. II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED 2.3. Internationale samenwerking 2.3.1. Het Vlaamse UNESCO-Werelderfgoed Pagina 28 b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 17: Een actieplan opstellen voor het beheer van Vlaams Werelderfgoed Ik volg de problematiek van het beheer van Werelderfgoedsteden actief op en zoek daarvoor contact met internationale partners. Bovendien tracht ik mee te wegen op de politiek die hierrond ontwikkeld wordt in de schoot van de UNESCO. Relevante (internationale) bijeenkomsten worden inmiddels ook gesignaleerd aan vertegenwoordigers van de Vlaamse Werelderfgoedsteden, opdat ze zelf actief een rol op het internationale niveau kunnen spelen. Op basis van de resultaten van de bevraging van de 27 Vlaamse gemeenten met Werelderfgoed, geef ik opdracht aan mijn administratie om een actieplan op te stellen gericht op een betere interactie met en tussen deze gemeenten. Dit actieplan omvat een strategie voor het activeren en verenigen van deze gemeenten en zal een lijst met thema’s bevatten die prioritair aangepakt moeten worden. III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG 3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat onroerenderfgoedbeleid 3.1.1. Het Onroerenderfgoeddecreet Pagina 31-32 a) Stand van zaken: Op 25 januari 2013 werd het ontwerp van Onroerenderfgoeddecreet definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Op 3 juli 2013 werd het decreet finaal goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Tegelijkertijd met de goedkeuring van het 142 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 ontwerpdecreet werd de conceptnota over het uitvoeringsbesluit goedgekeurd. Deze conceptnota behandelde de nog op te maken bepalingen van het uitvoeringsbesluit over het erkennen van onroerenderfgoedgemeenten en intergemeentelijke erfgoeddiensten, het erkennen van onroerenderfgoeddepots, het erkennen van archeologen, de methodiek van het inventariseren en het aanduiden van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, toelatingsplichtige handelingen aan of in beschermde goederen, subsidies en premies, premies voor buitensporige directe uitvoeringskost van het verplicht archeologisch onderzoek en het archeologisch solidariteitsfonds. Deze nota, aangevuld met de adviezen geformuleerd door de KCML en de SARO, vormt de basis voor de opmaak van het uitvoeringsbesluit.(1) In het najaar leg ik een eerste voorstel van uitvoeringsbesluit aan de Vlaamse regering ter goedkeuring voor. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 21: Goedkeuring en bekendmaking van het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet In 2014 leg ik het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet ter definitieve goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. Vooraf worden de adviezen van SARO en de KCML, die na de eerste principiële goedkeuring gevraagd werden, verwerkt. Verwacht wordt dat in de eerste helft van 2014 het uitvoeringsbesluit een tweede maal principieel wordt goedgekeurd, waarna het advies van de Raad van State ingewonnen wordt. Na het ontvangen en verwerken van dit advies plan ik een derde agendering en de definitieve goedkeuring door de Vlaamse regering. Sluitstuk wordt de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. (…) Naast de opmaak van de uitvoeringsbesluiten en het daaraan verbonden regelgevingsproces wordt 2014 het jaar waarin, meer nog dan de vorige jaren, het Onroerenderfgoeddecreet en bijhorende uitvoeringsbesluit bekendheid moet krijgen. Door alle betrokkenen en belanghebbenden goed op de hoogte te brengen, zal de overgang naar de nieuwe regelgeving optimaal verlopen. Een aantal communicatie-initiatieven worden in twee grote fasen genomen. De eerste fase richt zich tot alle betrokken besturen, administraties en partners, zodat ook zij zich tijdig en correct kunnen voorbereiden. De tweede fase omvat een algemene communicatie, via website, brochures en dergelijke. Ook via de infoloketten van het agentschap Onroerend Erfgoed in de provincies zal alle informatie rond de nieuwe regelgeving beschikbaar zijn. 1 KCML = Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen SARO = Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed 143 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed 3.2.1. Optimaliseren van het premiestelsel Pagina 36 a) Stand van zaken: In het kader van het uitvoeringsbesluit voor het Onroerenderfgoeddecreet, werd door mijn administratie voor het behoud en het beheer van beschermd onroerend erfgoed een sterk vereenvoudigde en uniforme premieregeling ontwikkeld. Er is een premie voor de opmaak van beheersplannen en een premie voor werken, die al dan niet in een beheersplan zijn opgenomen. Het statuut van de premienemer heeft voortaan geen enkel belang meer, hij moet uiteraard wel een juridische band hebben met het betrokken erfgoed. Daarnaast wordt een procedureel onderscheid gemaakt op basis van de kostprijs van de projecten. Het procedureverloop is afhankelijk van de grootte van de ingediende kostenraming en de toekenning gebeurt volgens twee snelheden. De uitvoeringsbesluiten onderschrijven enkele algemene doelstellingen: − geen onderscheid maken tussen premienemers; − uniformiseren van soorten premies over erfgoedtypes heen; − uniformiseren, vereenvoudigen en versnellen van procedures en afstemmen met de stedenbouwkundige vergunningsprocedure; − afschaffen van koppelsubsidies (voor beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten, en archeologische goederen) waarbij het aandeel van de provinciebesturen maximaal wordt overgeheveld naar het Vlaams budget; − optimaliseren van de programmatie en de prioritering. Daarnaast heeft de Vlaamse regering in 2013 in het FFEU (het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) 10 miljoen euro vrijgemaakt voor restauratiedossiers voor schoolgebouwen, schoolgebouwen Hoger Onderwijs en gebouwen met culturele bestemming. Het afsluiten van meerjarige subsidieovereenkomsten blijft een belangrijk instrument om grote meerjarige projecten te ondersteunen. Dit jaar werd het voorstel onderzocht van de stad Mechelen voor een meerjarige overeenkomst voor de restauratie en herbestemming tot stadsbibliotheek van het Predikherenklooster. 3.2.3. Stimuleren van de oprichting van een archeologisch solidariteitsfonds Pagina 39 a) Stand van zaken: De conceptnota over het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet behandelt onder meer de premies voor buitensporige directe uitvoeringskost van het verplicht archeologisch onderzoek en het archeologisch solidariteitsfonds. Met beide instrumenten wil het decreet de lasten milderen van het vandaag toegepaste en internationaal geldende principe dat de initiatiefnemer van een bodemverstorende activiteit instaat voor de kosten van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek. Het is de bedoeling om deze instrumenten, nadat het decreet in werking is getreden, maar voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 5, op te maken en in te zetten. Zo kom ik tegemoet aan de bekommernis dat de kosten van archeologisch onderzoek in sommige gevallen de draagkracht van overheden, ondernemingen en particulieren 144 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 overstijgen, of buitensporig zijn in verhouding tot de omvang of de waarde van het bouwproject in kwestie. De keuze voor één archeologiefonds, zoals bepaald in het definitief goedgekeurde ontwerpdecreet, werd tijdens de parlementaire bespreking in de Commissie Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed in vraag gesteld. Een meerderheid van de commissieleden wenste te voorzien in de mogelijkheid om meer dan één solidariteitsfonds te erkennen en per solidariteitsfonds in de mogelijkheid te voorzien voor toekenning van een toelage vanwege het Vlaams Gewest. Dit resulteerde in de indiening van een amendement dat door de Commissie en later, op 3 juli, ook door het voltallige Vlaamse Parlement goedgekeurd werd. Het bekrachtigde Onroerenderfgoeddecreet laat bijgevolg toe verscheidene archeologische solidariteitsfondsen te erkennen en te betoelagen. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Overheden, organisaties en ondernemingen die regelmatig als bouwheer optreden, hebben er belang bij om lid te worden van een archeologisch solidariteitsfonds. De oprichting van een dergelijk fonds, dat door de Vlaamse Regering erkend en betoelaagd wordt, hangt af van de wil van een voldoende aantal deelnemers. Ik neem het initiatief om partijen bij elkaar te brengen om een of meer fondsen op te richten. In 2014 komt hiertoe een publieke oproep, gevolgd door verkennende gesprekken met verschillende sectoren. 145 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK 4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming Pagina 42 a) Stand van zaken: Hergebruik en herbestemming van parochiekerken bleven ook in 2013 hoog op de agenda staan. Hierin kaderde mijn steun aan de opstart van twee proefprojecten rond kerkenbeleidsplannen (cf. supra initiatief 5). Tegelijk kunnen deze model staan voor de onroerenderfgoedrichtplannen uit het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet. (…) De regelgeving voorziet in een premie voor herbestemmingsonderzoek van 80%. In 2013 werd een premie toegekend voor een dergelijk onderzoek voor de Kerk SintJozef-Arbeider in Vosselaar. Mijn administratie volgde dit onderzoek intensief op om als voorbeeldproject te dienen voor andere herbestemmingsonderzoeken. De bevindingen werden omgezet in aanbevelingen voor de uitvoering van degelijk en effectief herbestemmingsonderzoek. (…) b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: De publicatie en verspreiding van aanbevelingen voor de uitvoering van een degelijk en effectief herbestemmingsonderzoek moet opdrachtgevers en uitvoerders een beter inzicht geven in de mogelijkheden van dit instrument. Tevens biedt het een noodzakelijke ondersteuning bij de opvolging ervan. (…) 4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen 4.2.1. Cultuur Pagina 43 b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 32: Uitbouw van een depotnetwerk in Vlaanderen Mijn administratie brengt alle randvoorwaarden voor het initiëren van een depotnetwerk in kaart en bereidt in partnerschap met de provincies een depotnetwerk concreet voor, afgestemd op de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van het Onroerenderfgoeddecreet. 146 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Geen 147 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK 4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen 4.3.2. Diversiteit en gelijke kansen Pagina 51 a) Stand van zaken: (…) In 2013 onderzocht Herita, ter voorbereiding van een pilootproject rond nieuwe Vlamingen en erfgoed, de problemen en kansen van dit thema. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 43: Realisatie van een pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend erfgoed door Herita Herita realiseert een eerste pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend erfgoed in samenwerking met experts uit de doelgroepen. 148 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief WONEN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur SD 1. Betaalbaar wonen in Vlaanderen bevorderen OD 1.1 Beschikbare ruimte inschakelen in een duurzame woonbeleidsvisie Pagina 14 Uitvoeren decreet Grond- en Pandenbeleid Om de uitvoering van de sociale objectieven op het vlak van de bouw van bijkomende huur- en koopwoningen te optimaliseren en te versnellen, werd aan de VMSW gevraagd om een aantal initiatieven op te starten inzake activering van de sociale woonactoren. Wonen Vlaanderen staat in voor de monitoring en de activering van gemeenten. De CBO-procedure (constructieve benadering overheidsopdrachten) werd in 2013 herbekeken in functie van een versnelling van de realisatie en het bijkomend objectief van koopwoningen. De nieuwe oproepen zullen blijven openstaan voor koopwoningen en bijkomend mogen nu ook projecten worden ingediend op terreinen van publieke en semi-publieke organisaties. Deze wijziging werd al in een volgend bestek opgenomen maar kan pas geëvalueerd worden na verloop van tijd, als potentiële inschrijvers de gelegenheid hebben gehad om hun prospectie daaraan aan te passen. Intussen wordt ook verder onderzocht hoe een versnelling in het aanbod van sociale koopwoningen kan gestimuleerd worden door verkoopsovereenkomsten mogelijk te maken voorafgaand aan de voltooiing van de bouw (onder de roepnaam “verkoop op plan”). Monitoring en voortgangstoets In 2012 werd de eerste voortgangstoets uitgevoerd. Deze voortgangstoets leidde ertoe dat de gemeenten werden ondergebracht in verschillende categorieën. De Vlaamse gemeenten werden als volgt opgedeeld: 127 in categorie 1, 25 in categorie 2A en 156 in categorie 2B. Aangezien een groot deel van de gemeenten in categorie 2B terechtkwam en gezien de gemeenteraadsverkiezingen die plaatsvonden in oktober 2012, werden de nieuwe gemeentebesturen (van de gemeenten die in categorie 2B werden ondergebracht) in januari gevraagd of en hoe ze alsnog de beoogde objectieven dachten te behalen. Concreet werd gevraagd om de correctheid van de gerealiseerde woningaantallen en het vergunde sociaal woonaanbod opnieuw te screenen en aan te vullen waar nodig. Indien een gemeente ondertussen bijkomende instrumenten gebruikte waarnaar werd gevraagd in de motiveringsnota, kon dit ook worden meegedeeld. Naast gegevens aanvullen, konden de gemeenten ook een plan van aanpak opmaken. Hierin kon een gemeente aangeven welk sociaal woonaanbod er gepland is en wat er in de toekomst zal gebeuren om het bindend sociaal objectief te bereiken. Als de gemeente dit wou, kon ze voor de realisatie van dit plan van aanpak, voor de komende drie jaar (2014-2016), een overeenkomst sluiten met een sociale woonactor. 149 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Op basis van de aangeleverde gegevens werd de categorisering van de gemeenten uit categorie 2B opnieuw beoordeeld. De gemeenten die reeds in categorie 1 of 2A zaten, bleven ongewijzigd. De verdeling voor de 308 Vlaamse gemeenten, na de boordeling van het natraject, is als volgt: 141 gemeenten zitten in categorie 1, 38 gemeenten in categorie 2A en 129 gemeenten werden ondergebracht in categorie 2B. Binnen de groep van 129 gemeenten in categorie 2B zijn er 30 gemeenten waarvoor een sociale woonorganisatie zal gezocht worden die bereid is het vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van de gemeente te realiseren. Voor deze groep van dertig gemeenten is een taskforce opgericht door WonenVlaanderen en de VMSW. Deze taskforce zal het nodige overleg met de gemeente en de sociale woonorganisatie(s) opstarten. Het is de bedoeling om in kaart te brengen waar de problemen zich situeren en hieraan een oplossing proberen te bieden. In de gemeenten waar de wil bestaat en het een oplossing is om de gemeente en een sociale woonorganisatie een overeenkomst te laten afsluiten, zal dit worden toegestaan. De Vlaamse Regering zal dan later als derde partij toetreden tot deze overeenkomst. Op deze manier kan er snel efficiënt gewerkt worden. Als een gemeente weigert mee te werken, zal de Vlaamse Regering zelf een overeenkomst afsluiten met een sociale woonorganisatie. De gemeente in kwestie zal daarop gevraagd worden zich als derde partij aan te sluiten bij de overeenkomst. In het voorjaar 2013 werden de methodologie en de criteria voor de uitvoering van de tweejaarlijkse voortgangstoets geëvalueerd op basis van de bevindingen van de eerste voortgangstoets. Op basis van die evaluatie werd een voorstel tot wijziging van het Monitoringbesluit van 10 november 2011 principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 juli 2013. Er zal in de toekomst niet meer gemonitord worden op basis van het vergund sociaal woonaanbod, maar op basis van het sociaal woonaanbod in de planning van het Procedurebesluit Wonen (zie hierna, punt 6.3.1). Hierdoor wordt de administratieve last voor de lokale besturen aanzienlijk verminderd. De verplichting tot indiening van een motiveringsnota op basis van vooraf vastgestelde beoordelingslijnen wordt vervangen door een plan van aanpak met meer mogelijkheden tot motivering van de reeds geleverde en geplande inspanningen. Definitieve goedkeuring van het wijzigingsbesluit wordt in het najaar van 2013 verwacht. Het besluit tot reglementering van de verhuring van bescheiden huurwoningen van sociale huisvestingsmaatschappijen geeft uitvoering aan artikel 4.2.10 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid dat ingevoegd werd door het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen. Een belangrijke strategische doelstelling van het woonbeleid is betaalbaar wonen in Vlaanderen bevorderen. Daartoe kunnen in de nabije toekomst de eerste concrete projecten bescheiden wonen worden opgestart waarbij sociale huisvestingsmaatschappijen de bouw en het beheer van bescheiden huurwoningen op zich zullen nemen. Voormeld besluit strekt ertoe de bescheiden huurwoningen van SHM‟s overeenkomstig duidelijke inschrijvings-, toelatingsen toewijzingsregels toe te wijzen. De gemeenten krijgen wel de bevoegdheid om een reglement met lokale toewijzingsregels vast te stellen. De gemeenten beschikken aldus over een ruime vrijheid om in te spelen op de lokale situatie en maximaal rekening te houden met de specifieke noden in hun werkingsgebied. 150 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen Pagina 23 OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren en verkrotting bestrijden Pagina 24-25 2.4.1 Regelgevende initiatieven in 2013 Op 1 augustus 2013 werden in het Belgisch Staatsblad drie regelgevende documenten bekendgemaakt: het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft (het zogenaamde “Integratiedecreet”), het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen (het zogenaamde “Integratiebesluit”) en het ministerieel besluit van 29 juli 2013 tot vaststelling van de modellen van conformiteitsattesten voor woningen en kamerwoningen. Decreet, BVR en ministerieel besluit zijn op 11 augustus 2013 in werking getreden. Hiermee wordt de integratie van het Kamerdecreet in de Vlaamse Wooncode gerealiseerd. Dit werd al vooropgesteld sinds 1997 en werd ook meermaals aanbevolen door de Raad van State. Deze integratie moet de transparantie en overzichtelijkheid van de regelgeving inzake woningkwaliteitsbewaking verhogen. Tegelijk worden een aantal instrumenten van de woningkwaliteitsbewaking bijgestuurd, zowel op administratief als op strafrechtelijk vlak. Op die manier worden knelpunten opgelost, bestaande procedures beter op mekaar afgestemd, de rol van de gemeente versterkt en aandacht besteed aan de toepasbaarheid van woningkwaliteitsbewaking op specifieke woonvormen of bewonersgroepen. Een specifieke woonvorm waarvoor in 2013 gerichte woningkwaliteitsnormen worden uitgewerkt, is de woonwagen. 2.4.2 Geplande initiatieven in 2014 Het Integratiedecreet voorziet dat gemeenten onder bepaalde voorwaarden kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om in elke procedure tot ongeschikt-, onbewoonbaar- of overbewoondverklaring het advies van de gewestelijk ambtenaar te vragen. De voorwaarden en modaliteiten voor die zogenaamde “ontvoogding” worden in 2014 in een Besluit van de Vlaamse Regering vastgesteld. 2.4.4 Communicatie en informatie over woningkwaliteitsbewaking Wonen-Vlaanderen heeft de nodige initiatieven genomen om de gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsprojectenprojecten lokaal woonbeleid, verhuurders en huurders te informeren over het Integratiedecreet en –besluit. Zo werden de wijzigingen onder meer aangekondigd en toegelicht op www.wonenvlaanderen.be. Tegelijk werden de bestaande informatiebrochures “Vlaamse verplichtingen over rookmelders” en “Uw woning werd ongeschikt of onbewoonbaar verklaard. Wat nu?” herwerkt. Daarnaast werd een nieuwe brochure opgesteld om eigenaars van verwaarloosde woningen en gebouwen te informeren. Het handboek “De woningkwaliteit in uw gemeente bewaken” wordt in het najaar van 2013 geactualiseerd, uitgebreid en herdrukt. 151 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 2.4.6 Proefproject recuperatie herhuisvestingskosten Het proefproject dat in 2010 is opgestart en waarbij het Herstelfonds van het agentschap Inspectie RWO de door de gemeente gemaakte herhuisvestingskosten terugvordert, gaat in 2013 en 2014 verder. Lopende dossiers worden verder opgevolgd en nieuwe dossiers opgestart. Op die manier kan voldoende informatie verzameld worden over de mogelijkheden tot terugvordering van herhuisvestingskosten door gemeenten. Deze informatie wordt dan ter beschikking gesteld van alle gemeenten. De resultaten van het proefproject zullen uitwijzen of de regelgeving op dit aspect gewijzigd of verfijnd moet worden. Het is immers zo dat de Vlaamse regering de bevoegdheid heeft om zo nodig de contouren ter zake scherp te stellen. Aanvankelijk werden samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met 18 gemeenten voor een looptijd van 12 of 18 maanden. Met 16 gemeenten werd deze samenwerkingsovereenkomst verlengd tot en met 31 december 2013. Op 1 augustus 2013 werden 15 concrete dossiers opgestart in 6 verschillende gemeenten. De terugvordering van de herhuisvestingskosten door het agentschap Inspectie RWO loopt. In het najaar van 2013 wordt met de 16 gemeenten opnieuw contact opgenomen met de vraag of zij een verlenging tot 31 december 2014 wensen. Specifiek aan de 10 gemeenten die nog geen concreet dossier indienden zal gevraagd worden of een verlenging zinvol is. Daarnaast wordt in het najaar van 2013 een evaluatie van het proefproject opgestart in samenwerking met de deelnemende gemeenten. Momenteel bestaat al een eerste algemene evaluatie, opgesteld door het agentschap Inspectie RWO (te raadplegen via www.rwo.be). Op basis van deze evaluatie zal dan met input van de deelnemende gemeenten een grondigere evaluatie gemaakt worden. SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur Pagina 35 OD 6.1 Versterking lokale woonregie Een nieuwe gemeentelegislatuur 2013-2018 is van start gegaan waarbij in vele gemeenten een gewijzigde of nieuwe bestuursploeg het lokaal woonbeleid dient uit te stippelen en uit te voeren Wonen-Vlaanderen heeft daarom in het eerste semester van 2013 de nodige initiatieven genomen om kennis te maken met de (nieuwe) gemeentelijke mandatarissen en hen te informeren over de beschikbare beleidsinstrumenten voor een lokaal woonbeleid. Daarnaast heeft WonenVlaanderen een voorbeeldenboek “Wild van Wonen” gepubliceerd met inspirerende en praktische oplossingen voor de uitbouw van een lokaal woonbeleid. Steeds meer gemeenten hebben de afgelopen jaren aandacht besteed aan de ontwikkeling van een woonbeleidsvisie en een woonbeleidsplan. Ook de nieuwe bestuursploegen staan voor de opdracht om hun visie op (middel)lange termijn te vertalen naar beleidsdoelstellingen en -acties en hiervoor de nodige budgetten te reserveren. Net als voor de andere beleidsdomeinen is het ook voor het lokaal woonbeleid aangewezen om die gemeentelijke inspanningen zowel beleidsmatig als financieel te kaderen binnen een meerjarenbeleidsplanning en de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus. De uitdagingen op het vlak van een sociaal woonbeleid met een voldoende woonaanbod en betaalbare en kwaliteitsvolle woningen zijn immers groot. Via de Vlaamse regelgeving beschikken de gemeenten alvast over een aantal 152 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 instrumenten en bevoegdheden om hun regisseursrol inzake lokaal woonbeleid in de praktijk te brengen. Door de organisatie van een lokaal woonoverleg met de sociale huisvestingsmaatschappijen, de sociale verhuurkantoren, het OCMW en andere lokale woonactoren kunnen de gemeenten ervoor zorgen dat de initiatieven en projecten worden besproken, gepland en op elkaar worden afgestemd. Dat zal ertoe bijdragen dat de gemeenten op eigen initiatief tegen 2023 het bindend sociaal objectief voor sociale huur- en koopwoningen op het eigen grondgebied kunnen realiseren met behulp van Vlaamse financiering. Na de eerste voortgangstoets voor de gemeenten over de realisatie van het bindend sociaal objectief in 2012 is alvast gebleken dat ongeveer de helft van de Vlaamse gemeenten op schema zat. Van de andere helft van de gemeenten hebben de meeste nieuwe bestuursploegen tegen medio 2013 een plan van aanpak uitgewerkt waaruit bleek dat de nodige acties genomen zullen worden. Voor de resterende 30 gemeenten zal de Vlaamse regering in 2013-2014 de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat er alsnog een inhaalbeweging op gang komt. In 2014 wordt een nieuwe stand van zaken opgemaakt om het groeiritme in alle gemeenten opnieuw te evalueren. Het lokaal woonoverleg dient dus nog verder in alle Vlaamse gemeenten uitgebouwd te worden met het oog op de planning én financiering van sociale woonprojecten. Ook de mogelijkheid om de toewijzing van sociale huurwoningen op maat van de gemeente te regelen via een lokaal toewijzingsreglement, en andere gemeentelijke reglementen of initiatieven inzake wonen zoals gemeentelijke reglementen sociaal wonen en gemeentelijke actieprogramma‟s in uitvoering van het decreet grond- en pandenbeleid, worden bij voorkeur geagendeerd en besproken op een lokaal woonoverleg. De gemeenten kunnen daarvoor rekenen op ondersteuning en begeleiding door Wonen-Vlaanderen. In twee op drie Vlaamse gemeenten wordt het lokaal woonoverleg trouwens gefaciliteerd via een intergemeentelijk samenwerkingsproject lokaal woonbeleid dat kan rekenen op Vlaamse subsidies. Ook de vaststelling en jaarlijkse actualisering van de leegstand op de lokale woningmarkt, waarvoor Vlaanderen aan de gemeenten de nodige bevoegdheden gegeven heeft, gebeurt steeds meer binnen het kader van een door Vlaanderen gesubsidieerd IGS-project lokaal woonbeleid. Om de gemeenten vertrouwd te maken met deze en andere bevoegdheden, taken en beleidsinstrumenten kunnen de gemeenten niet alleen individueel terecht bij de gedecentraliseerde diensten van Wonen-Vlaanderen, maar organiseert Wonen-Vlaanderen ook een vormingsaanbod voor lokale besturen en woonactoren dat tegemoetkomt aan hun behoeften. Dat gebeurt via een jaarlijkse tweedaagse basiscursus lokaal woonbeleid, aangevuld met thematische vormingssessies. Wonen-Vlaanderen biedt op zijn website ook een overzichtelijke rubriek lokaal woonbeleid aan. De gemeenten zullen in 2013-2014 kunnen blijven rekenen op Wonen-Vlaanderen om hun regisseursrol en de gemeentelijke taken uit te voeren en de regelgeving en beleidsinstrumenten toe te passen. 153 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen Pagina 23-24 OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren en verkrotting bestrijden 2.4.3 Structurele samenwerking centrumsteden, intergemeentelijke samenwerkingsprojecten, sociale verhuurkantoren en Vlaanderen Alle centrumsteden ondertekenden in 2012 een afsprakenkader met de sociale verhuurkantoren en Vlaanderen. Met deze afsprakenkaders engageren de centrumsteden zich ertoe de woningkwaliteit van elke woning die te huur wordt aangeboden aan een sociaal verhuurkantoor zo snel mogelijk te onderzoeken. Hierdoor krijgen de SVK’s nog voor het huurcontract wordt afgesloten een goed beeld van de woningkwaliteit. Wonen-Vlaanderen verzorgt de nodige vormingen. Elk afsprakenkader wordt in 2013 geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd. In 2013 worden ook de eerste afsprakenkaders met intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid afgesloten. SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur Pagina 35-36 OD 6.1 Versterking lokale woonregie 6.1.1 Woonbeleid in de centrumsteden Op 28 juni 2013 werd een nota goedgekeurd op de Vlaamse Regering waarbij een definitieve beëindiging van de stadscontracten voor Genk, Oostende en Roeselare aangegeven werd. Een aantal andere stadscontracten worden met een addendum verlengd tot 31 december 2014 voor een stadsspecifieke uitdaging, en die deze legislatuur beslist of opgestart kan worden. Het algemene luik met betrekking tot wonen wordt verder gezet binnen de huidige werking van het kenniscentrum Vlaamse Steden en het structureel overleg tussen het centrum en mijn administratie. OD 6.5 Onderbouwd beleid versterken Pagina 40 6.5.2 Beleidsrelevant onderzoek Het onderzoek van het Steunpunt Wonen bestaat uit twee grote luiken: een langlopend basisonderzoek en ad-hoc opdrachten. De basisopdracht van het nieuwe Steunpunt omvat tien werkpakketten: (1) Het Grote Woononderzoek 2013, (2) de meting van leegstand, niet-officiële bewoning en grijs wooncircuit, (3) de onderkant van de woningmarkt, (4) private verhuurders, (5) analyses EPC-databank, (6) indicatoren, (7) bereik en effecten van het woonbeleid, (8) in- en uitstroom sociale huisvesting, (9) prijsvorming op de woningmarkt en (10) territoriale selectiviteit in het woonbeleid. Het Steunpunt Wonen besteedt bijzondere aandacht aan de dwarsverbanden met energie- en stedenbeleid. Naast het basisonderzoek worden de nodige tijd en middelen gereserveerd voor ad-hoc opdrachten die jaarlijks worden vastgelegd. In 2012 is het steunpunt gestart met volgende ad-hoc onderzoeken: 1) regionalisering van de federale huurwetgeving 2) behoefteraming sociale koop en sociale kavels 3) tevredenheidsmeting voor de sociale huisvesting 154 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 4) toepassingen op basis van het onderzoek “Huurprijzen en richthuurprijzen” (huurschatter.be) 5) huiskorting 6) evaluatie van de borging van het sociaal woonaanbod 7) evaluatie van de woninghuurwetgeving 8) opvolging veldwerk woningopname 155 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen Pagina 23-24 OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren en verkrotting bestrijden 2.4.2 Geplande initiatieven in 2014 Het Integratiedecreet voorziet dat gemeenten onder bepaalde voorwaarden kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om in elke procedure tot ongeschikt-, onbewoonbaar- of overbewoondverklaring het advies van de gewestelijk ambtenaar te vragen. De voorwaarden en modaliteiten voor die zogenaamde “ontvoogding” worden in 2014 in een Besluit van de Vlaamse Regering vastgesteld. Daarnaast worden de specifieke kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woonwagens voorbereid. Hierbij wordt een groeipad voorzien. Tenslotte wordt ook het sociaal beheersrecht geëvalueerd. Deze regeling, gericht op zowel de aanpassing, verbetering en renovatie van ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen als de uitbreiding van het woningaanbod, werd tot nu toe amper toegepast. De evaluatie moet de reden daarvan blootleggen en uitklaren of en hoe het instrument kan bijgestuurd worden tot een efficiënte woonkwaliteitsbewakingtool. SD 5. Inzetten op een sociaal warme samenleving Pagina 32-34 OD 5.3 Samenleven in sociale woonwijken Bewonersgroepen en –participatie VIVAS, de Vereniging Inwoners van Sociale woningen, is zowel een belangrijk overlegforum en belangenbehartiger voor de bewoners van sociale huurwoningen in Vlaanderen als een gesprekspartner voor de overheid. Momenteel zijn bewonersgroepen van sociale huisvestingsmaatschappijen uit 18 steden en gemeenten betrokken bij VIVAS. Bepaalde groepen huurders, zoals jongeren, allochtonen en mensen in armoede, bereiken blijft een aandachtspunt. OD 5.4 Bestrijding van thuisloosheid Nog regelmatig worden mensen immers gedumpt in de sociale huisvesting zonder enige vorm van nazorg. Met een goede samenwerking tussen de sociale huisvesting en de welzijnsactoren kan de doorstroming op punt gesteld worden. In die zin werd een decretale grondslag voorzien om een prioritaire voorrang voor doelgroepen van het welzijnsbeleid in een sociale woning te koppelen aan een begeleidingsovereenkomst. De begeleidingsovereenkomst is minimaal gericht op het aanleren en/of ondersteunen van woonvaardigheden, die de persoon binnen een duidelijk afgebakende termijn in staat stelt zelfstandig te wonen. Daarnaast is overleg en afstemming tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en lokale welzijnsdiensten met het oog op adequate woonbegeleiding onontbeerlijk. Om die reden voorzie ik de mogelijkheid om alle relevante lokale welzijnsorganisaties uit te nodigen en te betrekken bij het lokaal woonoverleg. 156 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Zo kan een afstemming plaatsvinden tussen verhuurders en welzijnspartners op welke manier inhoud kan gegeven worden aan een lokaal doelgroepenbeleid. OD 5.5 De woonsituatie van woonwagenbewoners verbeteren Wonen in een woonwagen is erkend als een volwaardige woonvorm in de Vlaamse Wooncode. Eind 2010 startte een stuurgroep voor de opmaak van een strategisch plan woonwagenbewoners, waarin ook het beleidsdomein wonen is vertegenwoordigd. Dit strategisch plan woonwagenbewoners werd op 20 juli 2012 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. In het kader van dit strategisch plan zal ik, een aangepast normenkader inzake woningkwaliteitseisen voor verplaatsbare residentiële woonwagens ontwikkelen. SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur OD 6.5 Onderbouwd beleid versterken Pagina 40 6.5.1 Gestructureerd databeheer Het tekort aan elementaire gegevens voor het woonbeleid aanvullen, is en blijft een prioritaire doelstelling. Belangrijk hierbij is de indicatorennota rond wonen, ontwikkeld door het Steunpunt Ruimte en Wonen. In deze wetenschappelijke nota zijn een reeks indicatoren ontwikkeld om het (beleid rond) wonen in Vlaanderen te meten. De indicatoren werden ingedeeld in zeven thema’s: betaalbaarheid, beschikbaarheid, kwaliteit, woonzekerheid, gelijke kansen / integratie, overheid en omgeving. De datawarehouse moet onder andere de informatie kunnen bieden om een volledige en correcte invulling van deze indicatoren te garanderen. Zo wordt het mogelijk om, mits geregelde actualisering, het (beleid rond) wonen continu op te volgen. Met behulp van dit datawarehouse kan ook het woonbeleidsplan Vlaanderen (SD 0) up to date gehouden worden. 157 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) Beleidsbrief MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Het lokale mobiliteitsbeleid versterken Pagina 70 Realisaties 2013 Op 1 maart 2013 is het vernieuwd decretaal en reglementair kader voor het lokale mobiliteitsbeleid in werking getreden. Daarmee is een belangrijke doelstelling gerealiseerd van het Vlaams Regeerakkoord en de Beleidsnota 2009-2014. De implementatie is vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid. Op de eerste plaats bevat het besluit de uitvoeringsbepalingen die de werking regelen van de overlegorganen die bij het lokale mobiliteitsbeleid betrokken zijn. - De gemeentelijke begeleidingscommissie (GBC) of, in bepaalde gevallen, de intergemeentelijke begeleidingscommissie (IGBC) worden de draaischijf van het duurzame lokale mobiliteitsbeleid. - De GBC functioneert als een overlegforum dat in het bijzonder is belast met de voorbereiding, opmaak, opvolging, evaluatie en herziening van het gemeentelijk of intergemeentelijk mobiliteitsplan en van de mobiliteitsprojecten. - De regionale mobiliteitscommissie (RMC), bijgestaan door de kwaliteitsadviseur, waakt over de integrale kwaliteit en komt in principe alleen nog samen als de GBC geen consensus bereikt. Voorts voert het besluit de decretale bepalingen inzake de projectmethodologie uit. De aparte start- en projectnota‟s kunnen voor verscheidene projecten worden vervangen door één verantwoordingsnota. Er komt ook een evaluatienota. Onder de vroegere regelgeving gaf de financiering van mobiliteitsplannen en projecten aanleiding tot problemen. Om die problemen te verhelpen, voorzag het wijzigingsdecreet3 in een generieke subsidiëring. Het besluit geeft nu nadere invulling aan de subsidiëring van mobiliteitsprojecten. Het definieert de projecten die in aanmerking komen en legt de subsidiemachtiging vast via specifieke voorwaarden. Het bepaalt: - wie als begunstigde in aanmerking kan komen, - het bedrag van de subsidie of hoe het bedrag zal worden berekend, - welke voorwaarden vervuld moeten zijn qua prestaties of af te leveren documenten, - hoe en op welk(e) tijdstip(pen) de verantwoording moet worden voorgelegd. Voor niet-gesubsidieerde projecten op gewestwegen bepaalt het wijzigingsdecreet dat nog steeds samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten, waarvan de 158 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 modellen als bijlage bij het besluit worden gevoegd. Ook wordt uitvoering gegeven aan artikel 26/11 van het gewijzigde Mobiliteitsdecreet, dat voorziet in een subsidiegrondslag voor het mobiliteitsbeleid op tussenliggend niveau. Op basis van die bepaling is er een duidelijke grondslag om de provincies te subsidiëren voor fietsinfrastructuurprojecten langs gemeentewegen op trajecten van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (Fietsfonds), en voor projecten die passen in het provinciaal mobiliteitscharter. Tot slot voert het besluit de bepalingen van artikel 16 en 20 van het decreet uit. Die geven de Vlaamse Regering de opdracht om een sneltoets en de methodologie van de gemeentelijke mobiliteitsplannen op te stellen, wat in de praktijk al gebeurde. De lopende procedures voor de opmaak of herziening van het lokale mobiliteitsplan konden zonder onderbreking worden voortgezet. Inmiddels beschikken 269 gemeenten (87%) over een geldig mobiliteitsplan. Van de overige gemeenten beschikken er 35 over een eerste generatie gemeentelijk mobiliteitsplan. 86% van die gemeenten heeft al de evaluatie met de sneltoets gemaakt. Het afgelopen jaar zijn nog 47 modules 1 afgesloten, naast 75 andere modules. Het betreft voornamelijk fietsinfrastructuurprojecten (15 modules 13) en verlichtingsprojecten (15 modules 4 en 3 modules 17). Daarnaast zijn 13 modules 15 afgesloten voor de uitvoering van flankerende maatregelen ter ondersteuning van het duurzame mobiliteitsbeleid. Elf gemeenten engageerden zich voor het schoonhouden van gewestwegen via de module 6. Opnieuw is het aantal projecten voor de verkeersveilige herinrichting van schoolomgevingen gestegen, met 8 modules 10. Te realiseren 2014 De doelstellingen en procedures rond de integrale kwaliteitszorg van de mobiliteitsplannen en -projecten zijn in de regelgeving vastgelegd. Er wordt nagegaan of het voorgestelde plan conform is met de principes en doelstellingen van het Mobiliteitsdecreet van 20 maart 2009. Ook de projecten worden getoetst op hun inhoudelijke conformiteit met de decretaal vastgelegde mobiliteitsvisie, de beleidslijnen van het gemeentelijk mobiliteitsplan en de normen en richtlijnen. De richtlijnen uit de vademecums zijn richtinggevend, afwijkingen moeten worden gemotiveerd. Een duurzaam mobiliteitsbeleid moet ook maatschappelijk gedragen worden. Het draaiboek voor lokale participatie van het actieprogramma Participatietrajecten Duurzame Mobiliteit van Mobiel 21, wordt eind 2013 gepubliceerd. Het is belangrijk dat gemeenten en initiatiefnemers in 2014 kennis nemen van de ervaringen en aanbevelingen in het boek en dat ze voldoende worden ondersteund. De openbaar-vervoerprojecten zijn binnen de convenantprocedure al onderworpen aan specifieke evaluatiecycli. De nieuwe regelgeving voert ook een evaluatiefase in voor de projectmethodologie, met een heldere, doelgerichte en eenvoudige methodiek. De evaluatienota‟s mogen geen te grote werklast met zich brengen, maar moeten de efficiëntie toch genoeg verhogen. De evaluatie mag ook gebeuren voor een cluster van projecten. 159 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De evaluatie mag niet louter een technische benadering hanteren. Het Vlaamse Gewest en zijn partners moeten lessen kunnen trekken uit de evaluatienota voor toekomstige projecten. - Is het ontwerpproces efficiënt verlopen? Zijn alle partners voldoende aan bod gekomen? Zijn valkuilen en hinderpalen vermeden door ruim, tijdig en open overleg? - Het uitgevoerde project wordt vergeleken met de probleem- en doelstelling in de startnota, met aandacht voor eventuele bijstellingen. Aangezien het de bedoeling is om het overleg- en ontwerpproces voortdurend te verbeteren, is er aandacht voor succesfactoren en leerpunten. Om de evaluatie echt ingang te laten vinden, is het van belang om de gemeenten en initiatiefnemers te begeleiden met richtlijnen en voorbeelden van goede praktijk. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken kan samen met het Agentschap Wegen en Verkeer en de vervoersmaatschappij De Lijn als katalysator fungeren voor bijvoorbeeld de inrichting van doortochten of de fietsinfrastructuur. Fietsberaad Vlaanderen wordt een kennisplatform waar alle expertise en kennis op het vlak van het fietsbeleid wordt verzameld en verspreid. Dit Fietsberaad Vlaanderen wordt opgericht in de schoot van de VVSG aan wie de financiering wordt toegekend. De concrete werking wordt verder bepaald in de samenwerkingsovereenkomst tussen de VVSG en de Vlaamse overheid. 160 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Stedelijke distributie – vlottere fijnmazige distributie Pagina 55 Realisaties 2013 Het Piek 2-project rond stille en duurzame leveringen in de dagrand is in 2013 aanbesteed. Piek 2 verruimt de aanpak van het eerste Piek-project. Het rolt stille leveringen in de dagrand verder uit en brengt de impact op economie, maatschappij, mobiliteit, milieu en veiligheid in kaart. Op vraag van steden en gemeenten zetten we uitdrukkelijk in op de bredere dialoog over stedelijke distributie, om te komen tot een kader voor stedelijke distributie in Vlaanderen. Op 26 februari 2013 organiseerde Flanders Logistics in Brugge een interactieve studiedag Samen werken aan slimme stedelijke distributie. Dat gebeurde in samenwerking met het Steunpunt Goederen -en personenvervoer, het VIL (Vlaams Instituut voor de Logistiek), het VIM (Vlaams Instituut voor Mobiliteit) en de VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw). De steden en gemeenten, maar ook een bredere groep van logistieke stakeholders, werden gesensibiliseerd voor innovatieve en duurzame stadsdistributieconcepten. Op de studiedag is de Wegwijzer voor een efficiënte en duurzame stedelijke distributie in Vlaanderen voorgesteld. Steden en gemeenten en andere logistieke stakeholders staan voor de grote uitdaging om de vele leveringen van goederen zorgzaam te combineren met een leefbare omgeving. De Wegwijzer is een handleiding om zelf op het terrein aan de slag te gaan. Om het beleid rond stedelijke distributie te onderbouwen, is er nood aan data. De beleidsondersteunende paper Dataverzameling stedelijke distributie: stedelijke indicatoren en verzamelmethodes van Het Steunpunt Mobilo schetst een overzicht van de problematiek. Op 8 mei 2013 is het project Districity voor stedelijke distributie ingediend bij het Europese programma Intelligent Energy Europe. Dat programma wil een bijdrage leveren tot veilige, duurzame en prijscompetitieve energie in Europa. Districity heeft vijf doelstellingen: 1. waar mogelijk een modal shift realiseren van de weg naar de waterweg, of naar andere energievriendelijke modi als de waterweg niet beschikbaar is, 2. de nodige last mile concepten ontwerpen, 3. technologieën ontwikkelen om de meest interessante lage- of zeroenergiesystemen te identificeren, 4. een methodologie ontwikkelen om lage-impact stadsdistributiesystemen ook opwaarts in de logistieke keten toe te passen, 5. pilots ontwikkelen . De beslissing over het project Districity wordt in de loop van het najaar verwacht. De Mobiliteitsacademie van de VSV heeft een eendaagse opleiding Samen werken aan stedelijke distributie ,die de kansen en bedreigingen van stedelijke distributie toelicht. 161 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Voor de opleiding doet de VSV een beroep op sprekers van Flanders Logistics, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Instituut voor Mobiliteit (IMOB), Unizo, Blue Gate Antwerp en CityDepot. Te realiseren 2014 Het Piek2-project vormt een verbreding van het PIEK-pilootproject. Er worden bijkomende bedrijven uit de distributiesector en meer steden en gemeenten bij betrokken. Tijdens PIEK2 worden eveneens akoestische studies uitgevoerd. Als tweede luik binnen het project start de bredere dialoog met steden en gemeenten over stedelijke distributie. Daarvoor worden intensieve stakeholdersplatformen opgezet voor bedrijven, lokale overheidsdiensten en andere stakeholders, en thematische informatiesessies rond stedelijke distributie. Op basis van die dialoog wordt een eerste aanzet tot een kader uitgewerkt voor de stedelijke distributie in Vlaanderen. Als basis zullen ook de onderzoeksopdrachten van het Steunpunt Goederen- en Personenvervoer m.b.t. stedelijke distributie en stedelijke leefbaarheid dienen. Als het projectvoorstel Districity wordt goedgekeurd, gaat de eerste fase in 2014 van start. Stationsomgevingen en halteplaatsen uitbouwen tot multimodale knooppunten Pagina 97 In een stationsomgeving komen vele weggebruikers samen. Door een gericht ontwerp in overleg met alle partners (de gemeente, NMBS, De Lijn, eventueel AWV als wegbeheerder) en met respect voor het STOP-principe kunnen de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van deze knooppunten worden bevorderd. Door elke weggebruiker een eigen, duidelijke plaats te geven op het openbaar domein en de beschikbare ruimte zo intelligent mogelijk te benutten, worden zowel de verkeersveiligheid als de doorstroming beter. We besteden bijzondere aandacht aan de fietsbereikbaarheid van de stations, diefstalveilige en comfortabele fietsenstallingen, en de comodaliteit tussen geregeld vervoer en autodeel- en fietsdeelprojecten. Voor de komende jaren is de programmaopmaak voor stationsomgevingen waar mogelijk afgestemd met het investeringsprogramma van de NMBS-groep 2013-2025. Realisaties 2013 Het blijkt dat de heraanleg van verschillende stationsomgevingen daardoor vertraging zal oplopen in vergelijking met de masterplannen die ervoor zijn opgesteld. In een aantal gevallen heeft dat zeer nadelige gevolgen voor het wacht- en overstapcomfort van de reizigers. De studie van het masterplan voor de inrichting van de stationsomgeving in Aarschot is een samenwerking tussen het Vlaamse Gewest, NMBS-holding, Infrabel, de provincie Vlaams-Brabant en de stad Aarschot. De studie is afgerond. Verschillende deelprojecten van het masterplan zijn in studie, in uitvoering of zijn gepland. Op dit 162 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 moment loopt de vergunningsaanvraag voor de heraanleg van de parking, met als doel om de werken tegen het einde van 2013 of voorjaar 2014 te kunnen starten. De herinrichting van de stationsomgeving in Mechelen is in uitvoering. Aan het station van Brugge wordt een balkonrotonde aangelegd die twee meter boven het maaiveld uitkomt. Onder de rotonde komen er voetgangers- en fietsvoorzieningen, zodat de zwakke weggebruikers het autoverkeer zo weinig mogelijk kruisen. Medio 2014 zullen de werken afgerond zijn. De Lijn plant in samenwerking met NMBS en de stad Brugge een herinrichting van het busstation voor het stationsgebouw. De werken starten in 2014. De modernisering van de stationsomgeving van Liedekerke is een samenwerking tussen AWV, Infrabel, de gemeente Liedekerke en de NMBS-holding. De stationsomgeving wordt aangepast aan de huidige noden van een multimodaal knooppunt, met aandacht voor alle weggebruikers (aparte bushaltes, Kiss & Ridezone, fietsenstalling met fietspunt, parkings). Het project creëert een veiliger stationsomgeving met meer ruimte voor stappers, trappers en het openbaar vervoer, zonder het personenvervoer te vergeten. Er komen volwaardige trottoirs en fietspaden, een bewaakte fietsenstalling met een fietsherstelpunt en aparte bushaltes naast het nieuwe stationsgebouw. Getracht is om de oversteekbewegingen tot een minimum te beperken door in het totaalconcept aandacht te schenken aan de bereikbaarheid van de perrons via de twee kanten van de gewestweg. Ten slotte zijn er voor het gemotoriseerd vervoer ingrepen die voor een vlottere afwikkeling van het verkeer zorgen. De werken zijn gestart in september 2013 en zullen 3 jaar in beslag nemen. De herontwikkeling van de stationsomgeving van Diest is een samenwerking tussen het Vlaamse Gewest, de NMBS-holding, De Lijn, de provincie Vlaams-Brabant, de stad Diest, Toerisme Vlaanderen, de intergemeentelijke dienstverlenende Vereniging Interleuven en de Vlaamse Milieumaatschappij. Het eerste deelproject, de heraanleg van de „stationsknoop‟ met een nieuw plein en een busstation, bevindt zich in de studiefase. Voor de herontwikkeling moet de Fort Leopoldlaan worden verplaatst. De studie voor de verplaatsing loopt. In 2013 is een ruimtelijk verkennend onderzoek voor Gent-Dampoort voortgezet. Er zijn tijdelijke maatregelen uitgewerkt om de Dampoort aan te passen aan de toekomstige Handelsdokverbinding. Te realiseren 2014 In Herentals en Kortrijk zal de eerste fase van de masterplanning voor de stationsomgeving worden afgerond, waarna een overeenkomst wordt afgesloten voor de opmaak van de ontwerpplannen en de bouwaanvraag. In Torhout is de eerste fase van het masterplan afgerond en wordt een voorontwerp opgesteld. In Mechelen zijn de werken voor de tangent intussen gestart en is het terrein over nagenoeg de hele lengte bouwrijp gemaakt. De aannemer plaatst diepwanden om de tangent te kunnen uitgraven. Daarna volgt de aanleg van de spoorbypass. 163 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In overleg met De Lijn worden de volgende projecten voorbereid die zich specifiek richten op de verbetering van het openbaar vervoer: • R30 in Brugge: een duurzame heraanleg van de bestaande busbanen die nu in kasseiverharding aangelegd zijn, • N34 in Bredene: de aanpassing van de voetgangerstunnels van de tramhaltes Bredene-aan-Zee en Bredene Renbaan, zodat ze beter toegankelijk worden, • Gent: verlenging van de busbaan op de stadsring R40, om de doorstroming van het openbaar vervoer naar station Dampoort te verbeteren, • Kortrijk: het voorontwerp voor de stationsomgeving in is in opmaak. Het gemeenschappelijk gebruik van privévoertuigen stimuleren Pagina 99 De klanten van De Lijn moeten zich kwaliteitsvol kunnen verplaatsen van deur tot deur, via een keten van verplaatsingen met telkens het geschikte vervoermiddel. Sinds 2004 biedt De Lijn Cambio autodelen in Vlaanderen mee aan. Op die manier kan het vervoer in de Vlaamse steden nog duurzamer worden gemaakt. Eén cambiowagen haalt immers 14 privéwagens van de straat. Door bus, tram en deelauto samen in een stedelijke context aan te bieden, krijgen inwoners de flexibiliteit om voor elke verplaatsing de slimste keuze te maken. Autodeelstandplaatsen worden zo ingeplant dat ze complementair zijn met het geregeld vervoer. De Lijn participeert in Cambio via periodieke promotiecampagnes en zorgt ervoor dat Cambiogebruikers gebruik kunnen maken van de toekomstige Mobib-kaart. Realisaties 2013 Eind 2012 waren er Cambio-auto‟s in 18 Vlaamse steden. Het proeftuinproject Olympus zorgde ervoor dat de elektrische Cambio-vloot steeg van 1 naar 9 voertuigen. 2013 is een consolidatiejaar geworden, zonder uitbreiding naar nieuwe Cambiosteden. Er Is vooral ingezet op een fijnmaziger netwerk in de huidige steden. In het najaar van 2013 is het wagenpark uitgebreid met 26% tot 251 wagens en is het standplaatsennetwerk vergroot met 23% tot 116 standplaatsen. Mee daardoor nam het aantal gebruikers toe met 25% in vergelijking met september 2012. Na evaluatie van het gebruik in 2012 en gezien de beschikbare financiële middelen, is het proefproject met 4 bakfietsen op 2 Cambiostandplaatsen in Gent, in 2013 voort gezet. Medio 2013 ging het actieprogramma Particulier autodelen in kleine tot middelgrote steden en gemeenten van Autopia vzw van start. Het actieprogramma wil bijdragen tot een daling van het autogebruik en het aantal auto‟s door meer autodelers in kleine en middelgrote steden en gemeenten te bedienen. In de tweede helft van 2013 organiseerde Autopia een bevraging bij kleine tot middelgrote gemeenten over de mogelijkheden en bereidwilligheid om het eigen wagenpark te de len. De vzw begeleidt vijf lokale overheden bij het delen van het gemeentelijk wagenpark buiten de kantooruren en in het weekend. In die gemeenten zijn ook promocampagnes gelanceerd voor de opstart van 10 bijkomende particuliere autodeelgroepen die gebruik maken van technologie die het autodelen gebruiksvriendelijker maakt (bijvoorbeeld met smartphoneapplicaties, 164 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 boordcomputers of de nodige software om de deelwagen te reserveren en te lokaliseren). Te realiseren 2014 In de promotiecampagnes voor individuele klanten komt de nadruk nog meer te liggen op de complementariteit van autodelen en geregeld vervoer. Cambio-autodelen wordt voortaan mee opgenomen in de eigen doelgroepgerichte campagnes van De Lijn. Ook het voertuigenpark en de communicatiekanalen van De Lijn (website, Op 1 Lijn, e-zine) worden nog meer ingezet. Daarnaast is er ook de business to business-prospectie om Cambio tijdens de kantooruren als geschikt alternatief voor poolwagens naar voren te schuiven. Voor die prospecties heeft De Lijn in de zomer van 2013 een nieuwe voltijds medewerker in dienst genomen. Alle ondersteunende promotionele activiteiten zullen evenredig over het jaar worden gespreid om een jaarlijkse groei van Cambioklanten met 25% te bestendigen. Begin 2014 vindt er opnieuw een grootschalig onderzoek plaats naar de klantentevredenheid en naar vervoersmodi die de Cambio-klanten gebruiken . In 2014 zal Autopia vzw, onder andere op basis van de bevraging van 2013, 15 extra lokale overheden ondersteunen bij het delen van het gemeentelijk wagenpark of de opstart van particuliere autodeelgroepen. Er komen 25 particuliere autodeelgroepen bij, waar telkens ook lokale persmomenten aan worden gekoppeld. 165 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) Beleidsbrief LEEFMILIEU EN NATUUR Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 5.1 Klimaatbeleid Pagina 17-18 ViA-sleutelproject 45-2 Adaptatiebeleid naar aanleiding van klimaatverandering voorbereiden (komt overeen met MINA-Plan 4-19) Op 28 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan 20132020 definitief goed. Het plan bestaat uit een overkoepelend luik en twee deelplannen: het Vlaams Mitigatieplan (VMP), om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten van de klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen. Verder zal dit Vlaams Adaptatieplan gebruikt worden ter inspiratie richting steden en gemeenten en als onderbouwing van een later dit jaar te verschijnen nationaal adaptatieplan. 5.2 Luchtbeleid Pagina 19 ViA-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken (komt overeen met MINA-Plan 4-21) Eind 2012-begin 2013 werd een handleiding uitgewerkt om luchtkwaliteit en geluid beter te integreren in het lokale mobiliteitsbeleid. Er werden ook zes beleidsprioriteiten voor lokale overheden geformuleerd, o.a. één rond lokale leefkwaliteit. Voor de beleidsprioriteit rond lokale leefkwaliteit ligt de focus op de aanpak van bestaande knelpunten van luchtverontreiniging en geluidshinder door verkeer. Er worden in het najaar van 2013 enkele infodagen georganiseerd rond milieu en mobiliteit. In deze infosessies zal de toepassing van de hoger vermelde handleiding centraal staan. Er werd aan de federale staatssecretaris voor mobiliteit gevraagd om zijn medewerking te verlenen aan de uitwerking van een wettelijk kader die de invoering van Lokale Emissie Zones (LEZ) voor lokale overheden in België zou faciliteren. Momenteel worden ontwerpteksten (KB en MB) gefinaliseerd om een nieuw verkeersbord in de verkeersreglementering in te voeren en worden de eerste stappen gezet om de handhaving over te hevelen naar de gemeenten. 166 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Begin maart werd de studie voor de opmaak van strategische geluidsbelastingskaarten tweede fase weg- en spoorverkeer afgerond. Deze geluidsbelastingskaarten werden op 13 september 2013 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. ViA-sleutelproject 46-2 De mobiliteitsvriendelijke en leefbare inrichting van woonkernen Pagina 20 (komt overeen met MINA-Plan 4-22) De visie op ruimte, milieu en mobiliteit werd benut in de opmaak van LNEomgevingskwaliteitsambities m.b.t. milieuvriendelijke mobiliteit. Vanuit deze laatste wordt verdere input geleverd aan de kernnota van het ‘witboek’ Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (lange termijnvisie 2020-2050), o.a. via de strategische milieubeoordeling. Ook worden er vanuit deze optiek blijvend provinciale ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen geadviseerd. 5.3. Integraal waterbeleid Pagina 20 OD 16: De planning en procedures van het integraal waterbeleid worden vereenvoudigd ViA-sleutelproject 44-4 Vereenvoudiging planning en procedures van het integraal waterbeleid Op 19 juli 2013 bekrachtigde de Vlaamse Regering de wijzigingen aan het decreet Integraal Waterbeleid, aangenomen door het Vlaams Parlement op 10 juli 2013. In opvolging daarvan zal in het Organisatiebesluit een nadere regeling worden uitgewerkt voor de slagkrachtige werking van de bekkenbesturen en geïntegreerde bekkensecretariaten. De aangepaste bekkenstructuren worden tegen eind 2013 opgericht. OD 19: Door betere instrumenten wordt de waterkwaliteit verder verbeterd Pagina 22 In uitvoering van het witboek Interne Staatshervorming werd op 11 oktober 2013 het voorontwerp van decreet een tweede keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering om de wet op de Onbevaarbare Waterlopen aan te passen. De regelgevingsprocedure zal in het najaar 2013 afgerond worden. Het doel is om een hogere efficiëntie van het waterbeheer te realiseren en de betrokkenheid van lokale actoren te versterken. In elke provincie werden informatievergaderingen georganiseerd voor de lokale waterbeheerders. Per gemeente wordt in overleg tussen de provincie, de gemeente en de watering of polder een voorstel voor wijzigingen aan de categorisering voorbereid. Er wordt verder werk gemaakt van de samensmelting van polders en wateringen en de afschaffing van inactieve besturen. De omzetting van de richtlijn Duurzaam Gebruik Pesticiden werd in het voorjaar 2013 afgerond. Voor de openbare diensten blijft het gebruiksverbod vanaf 1 januari 2015 uit het vroegere decreet gelden, al blijven afwijkingen onder specifieke voorwaarden mogelijk. Het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam 167 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest en zijn uitvoeringsbesluiten breiden het begrip “openbare dienst” uit. Belangrijk is dat vanaf 1 januari 2015 onder ‘openbare dienst’ voortaan alle instanties vallen – zowel publiek als privaat – die een taak van algemeen belang uitoefenen. Deze definiëring zorgt voor extra bescherming van de meest kwetsbare groepen en het brede publiek. Zo zal het nulgebruik gelden op de schoolterreinen van alle onderwijsnetten. Ook kinderopvang, ouderen- en ziekenzorg zijn taken van algemeen belang. Ook hier geldt een nulgebruik vanaf 1 januari 2015. Voor de afgebakende grondwaterwingebieden voor de productie van drinkwater blijft het bestaande verbod eveneens gelden. Ter bescherming van kinderen jonger dan 18 jaar geldt een nieuw verbod om pesticiden te gebruiken op schoolterreinen, terreinen bij kinderopvang en zorginstellingen. OD 20: De waterzuivering in Vlaanderen wordt verder uitgebouwd Pagina 22-23 Sinds september 2012 is de uitbouw van de zuiveringsinfrastructuur in Vlaanderen conform met de Europese richtlijn inzake Stedelijk afvalwater. Intussen worden bijkomende collectoren en nieuwe zuiveringsinstallaties aangelegd en gebouwd voor een verbetering van de waterkwaliteit in het buitengebied. Daarnaast dient de bestaande infrastructuur op geregelde tijdstippen te worden gerenoveerd. In 2012 leverde het Vlaamse Gewest 150 saneringsprojecten van de nv Aquafin op voor 174,6 mio euro. Eind 2012 beschikte het Vlaamse Gewest over 265 RWZI’s, waarop het afvalwater van ruim 4,8 miljoen inwoners is aangesloten. Het Optimalisatieprogramma 2014-2018 voorziet 200 mio euro voor investeringen in RWZI’s en collectoren en omvat 156 projecten, waaronder een 9-tal studieprojecten. Sinds 2011 werden maatregelen getroffen om de meerkosten die opduiken bij de uitvoering van de projecten beheersbaar te houden. De werking van de infrastructuur wordt opgevolgd via ecologische en economische indicatoren. In 2012 werd het bovengemeentelijk ecologisch indicatorenkader uitgebreid, zowel qua aantal gebieden als via het aantal infrastructuurelementen, zodat naast waterzuiveringsrendement een steeds groter aandeel van het afvalwatertransport opgevolgd wordt. In 2012 werden indicatoren berekend voor 131 zuiveringsgebieden, goed voor 90% van de inwoners die aangesloten zijn op zuiveringsinfrastructuur. De zuiveringsinstallaties werken in de regel ecologisch goed tot zeer goed. Op gemeentelijk vlak is het beheer de laatste jaren verbeterd. De VMM stelt vast dat ook gemeentelijke rioolbeheerders meer werk maken van het transport van afvalwater via de rioleringen. Het Vlaamse Gewest blijft de gemeenten financieel ondersteunen bij de uitbouw van het gemeentelijke stelsel. In 2012 werd 110 mio euro voorzien. Daarenboven nam het Vlaamse Gewest via het Lokaal Pact opnieuw 100 mio euro aan gemeentelijke rioleringsinspanningen ten laste. Daarnaast worden de gemeentelijke rioolbeheerders via het project Rio-leren aangemoedigd om te zoeken naar de meest kostenefficiënte werkwijze. In 2012 werd het financieringsmodel, dat de kosten t.o.v. de opbrengsten plaatst bij een degelijk 168 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 onderhoud en gestage uitbouw van het gemeentelijk saneringspatrimonium tegen 2027, geüpdatet. Nu wordt gewerkt aan een afstemming op de Gebiedsdekkende uitvoeringsplannen, de zgn. GUP’s, zodat er een duidelijk zicht is op de toekomstige middelen die gereserveerd moeten worden voor de gemeentelijke sanering. Hierbij zal aan de hand van verschillende scenario’s onderzocht worden welke financiële last staat tegenover een vooropgestelde zuiveringsgraad. Op 5 juli 2013 hechtte de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring aan een nieuwe strengere Gewestelijke Stedenbouwkundige verordening Hemelwater (GSV). In samenwerking met het beleidsdomein Ruimte Vlaanderen wordt een informatiebrochure over de nieuwe GSV uitgewerkt. Als onderdeel van een integrale aanpak van de hemelwateren afvalwaterproblematiek werd binnen de CIW een methodiek uitgewerkt op basis waarvan gemeenten een hemelwaterplan kunnen opmaken. Het hemelwaterplan wil duidelijk maken waar het hemelwater van bestaande en geplande verharde oppervlakten kan infiltreren of gebufferd en afgevoerd kan worden. Gezinnen en bedrijven droegen de afgelopen jaren gemiddeld 250 miljoen euro per jaar bij voor de uitbouw en het beheer van de gemeentelijke saneringsinfrastructuur. Uit de rapportering van de economische toezichthouder blijkt dat in 2010 en 2011 voor bijna alle rioolbeheerders de saneringsopbrengsten (bijdrage gezinnen en bedrijven, gewestelijke subsidies, eigen middelen gemeenten, …) in principe volstaan voor de huidige gemaakte kosten en het investeringsritme. Toezicht op het gebruik van de saneringsbijdrage is nodig. Nu zijn gemeenten al verplicht om over deze middelen te rapporteren, zoals vastgelegd in een besluit van de Vlaamse Regering. OD 22: Door inrichting, ruiming en onderhoud verbetert de ecologische toestand van de onbevaarbare waterlopen Pagina 24 In 2013 werden de beekherstelprojecten op de Marke te Galmaarden en Geraardsbergen, op de Demer in Herkenrode en op de Jeker te Tongeren gefinaliseerd. Deze projecten omvatten een combinatie van hermeandering, inschakeling van oude beddingen, structuurherstel, sanering vismigratie, etc. Doel is zowel ecologisch herstel als een optimale benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van het valleigebied. Op de Molenbeek-Bollaak werd de realisatie van de visdoorgang opgestart. Op de Dijle, Laan en IJse werden kleinere vismigratieknelpunten opgelost. Verschillende andere ingrepen voor vismigratie en structuurherstel zijn nog in voorbereiding. In 2013 heeft de Europese Commissie de financiering goedgekeurd van het LIFEproject ‘Grote Netewoud’. Binnen dit project zal de VMM de komende jaren ingrepen uitvoeren om de structuurkwaliteit van de Grote Nete te verbeteren en vismigratieknelpunten van eerste prioriteit weg te werken. De vernieuwing van de kaaimuren op de Dijle in Leuven werd in 2013 afgewerkt. Het project ter Klavers waarbij een stuk van de Dijle in het centrum van Leuven terug werd opengelegd, werd in de zomer 2013 ingehuldigd. De eerste fase van het project voor herstel van de Demer te Diest werd in 2012 gestart en medio 2013 afgewerkt. De tweede fase werd begin 2013 aangevat en zal begin 2014 afgewerkt zijn. De invasieve exoten in de waterlopen (Grote waternavel, Waterteunisbloem en Parelvederkruid) zijn dankzij intensieve bestrijding onder controle. Proefprojecten 169 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 voor bestrijding van exoten op de oevers langs onbevaarbare waterlopen (vnl. Reuzenbalsemien en Reuzebereklauw) worden opgestart. Een grondwatermodel voor de Uitkerkse Polder werd opgemaakt. Op basis van de resultaten van dit model zullen nu concrete afspraken over het peilbeheer in functie van natuur, landbouw en veiligheid uitgewerkt worden. OD 23: De schade door overstromingen wordt maximaal voorkomen en beperkt Pagina 25 Specifiek voor het Denderbekken heeft de Vlaamse Regering een plan van aanpak goedgekeurd. De CIW kreeg de opdracht om een strategische visie uit te werken en om via de bekkenstructuren de opvolging en advisering van acties te garanderen. Tussen VMM en W&Z werd een samenwerkingsovereenkomst afgesloten om de beschikbare kennis en informatie m.b.t. overstromingsrisicobeheer uit te wisselen en af te stemmen en zo tot strategische voorstellen voor lange-termijn-keuzes te komen in het Denderbekken. Simultaan wordt ook overleg met provincies en gemeenten uitgebouwd. Hiertoe wordt een projectstructuur uitgetekend met een stuurgroep en klankbordgroep om de verschillende actoren maximaal bij het project te betrekken. Een aangepast uitvoeringsbesluit van begin 2012 heeft van de watertoets een krachtiger en eenvoudiger instrument gemaakt. In 2013 loopt er een evaluatie om de impact van de wijzigingen te bekijken. Op basis van een eerste ruwe verwerking van de resultaten blijkt dat de tevredenheid over de watertoets aanzienlijk is toegenomen en dat het instrument watertoets zoals het nu werkt een goede beoordeling krijgt van de betrokken vergunning- en adviesverleners. In de toekomst zal er werk gemaakt worden van meer praktische opleidingen om de lokale besturen maximaal te ondersteunen bij de uitwerking van de watertoets, nadat reeds een intensieve communicatiecampagne over de wijzigingen aan de watertoets werd afgerond. Op 29 maart 2013 keurde de Vlaamse Regering een “conceptnota Signaalgebieden” goed waarbij voor de signaalgebieden van de bekkenbeheerplannen een vervolgtraject is voorzien. De CIW zal tegen eind 2013 voor 68 signaalgebieden een voorstel van aanpak aan de Vlaamse Regering voorleggen. In uitvoering van de conceptnota is sinds juli 2013 de omzendbrief “Richtlijnen voor de toepassing van de watertoets bij het vrijwaren van het waterbergend vermogen in signaalgebieden” van kracht. De omzendbrief bevat richtlijnen voor zowel de vergunningverlener en plannende overheden als voor de waterbeheerders die advies verlenen in het kader van de watertoets. Ter ondersteuning van de toepassing van deze omzendbrief werd een geoloket signaalgebieden uitgebouwd. OD 26: Maximaal stimuleren van recyclage van afvalstoffen Pagina 28 Sinds 1 juli 2013 is het inzamellandschap voor huishoudelijke afvalstoffen geharmoniseerd. Voor vier inzamelwijzen werd een vork van aangewezen tarieven bepaald. In 2013 lag de focus dan ook op de praktische implementatie en controle van deze verplichting. De nood aan ondersteuning van lokale besturen met minder goede inzamelcijfers blijft: gemeenten met meer dan 180 kg restafval/jaar/inwoner 170 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 (een tiental) worden individueel of via het intergemeentelijk samenwerkingsverband benaderd en begeleid richting een verbeterplan. OD 29: Maximaal stimuleren van milieuverantwoorde consumptie Pagina 29 MINA-Plan 4-15 Stimuleren van milieuverantwoorde consumptie Andere uitgevoerde of nog lopende acties zijn: de start van lerende netwerken en groepsaankopen voor gemeentelijke aankopers en duurzaamheidsambtenaren om het lokale groene aankoopbeleid te ondersteunen en de uitwerking van een vormingspakket in het kader van meer bewustwording van voedselverlies. SP 32: Uitwerken van oplossingen op maat voor lokale besturen met complexe uitdagingen op het vlak van afval- en materiaalbeheer en bodemverontreiniging ViA-sleutelproject 40-2 Partnerschappen met lokale besturen in het kader van een duurzaam materialenbeleid Pagina 31 Na een uitgebreide analyse waarin de visie op dit instrument werd ontwikkeld en een portfolio van activiteiten werd samengesteld, startten in 2011 de eerste onderhandelingen op. Dit resulteerde in 2012 in het afsluiten en starten van vijf piloot-partnerschappen met Mechelen, Kortrijk, Aalst, Eeklo en Duffel. Daarbij ondersteunt de OVAM deze gemeenten bij de uitbouw van een duurzaam materialenbeleid of de sanering van complexe bodemverontreinigingen. Naast de opvolging van deze samenwerkingsverbanden lopen in 2013 gesprekken met Gent, Dendermonde, Bertem, Genk en een kustgemeente voor het afsluiten van vijf bijkomende samenwerkingsverbanden en starten we de evaluatie van het instrument op, met het oog op bijsturing, optimalisatie en eventuele uitbreiding naar andere lokale besturen. 5.5 Beleid bodem 5.5.1 Bodemverontreiniging ViA-sleutelproject 42-3 Versnelde sanering van vervuilde (gasfabrieken) (komt deels overeen met MINA-Plan 4-28) Pagina 34 terreinen Door historisch onderzoek met beperkte monstername werd eind 2011 een inventarisatierapport afgerond van gassites in Vlaanderen. Op basis daarvan is een meerjarenprogramma opgezet dat versneld bodemonderzoeken moet starten en afronden tegen 2016 en alle bodemsaneringswerken moet realiseren tegen 2027. Voor 90% van de geïnventariseerde terreinen zijn de verkennende bodemonderzoeken in 2013 uitgevoerd en is de saneringsplicht uitgeklaard. Er werd in 2013 gewerkt aan administratieve vereenvoudiging, klantgerichte aanpak en een nog nauwere samenwerking met de publieke probleembezitters zoals gemeenten. Dit zowel op juridisch als op financieel vlak (huissaneerder en samenwerkingsovereenkomsten). De projecten Waalse Krook, Sibelgas en Turnhout gasfabriek zijn reeds uitgevoerd of in uitvoering. Daarmee wordt een eerste invulling gegeven aan de programmatische aanpak voor gassites. 171 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 SP 45: Bodemonderzoek en -sanering beschermt drinkwaterwinningen Pagina 34-35 De gemeenten worden ondersteund bij de opmaak van de gemeentelijke inventaris (GI). Een webloket dat de overdracht van gegevens optimaliseert is sinds 2012 operationeel. Bijsturingen van de bodemregelgeving en VLAREBO-indeling enerzijds en een uitbreiding van de ondersteunende tools anderzijds moeten het makkelijker maken om de GI aan te vullen. In 2014 gebeurt een evaluatie met aanzet tot bijsturing. Daarnaast zijn systemen uitgewerkt voor de opvolging van “melding van verontreinigingen” en “termijnopvolging onderzoeks- en saneringsplicht”. Voor risico-inrichtingen die binnen drinkwaterwingebieden liggen, wordt gestreefd naar een versnelde inventarisering. Een selectief aanmaningsbeleid biedt ondersteuning. In 2011 werd in samenwerking met de gemeenten en waterwinningsmaatschappijen een eerste inventarisatie van nog actieve risicoinrichtingen in beschermingszones uitgevoerd. Risico-inrichtingen die niet aan hun periodieke onderzoeksplicht hadden voldaan, werden stapsgewijze aangeschreven. In 2012 lag de focus van de inventarisatie op risicogronden van niet-actieve risicoinrichtingen. In 2013 werd de inventarisatie van risicogronden vervolledigd. Dit vereist een aanpak op maat van de gemeenten, met zowel acties naar het vervolledigen van de gemeentelijke inventaris, het interpreteren van oude informatie en de elektronische beschikbaarheid als uitwisseling van de data. Ongeveer 800 actieve risico-inrichtingen in drinkwaterwingebieden zijn zo versneld geïnventariseerd. Een strakke opvolging en handhaving van de onderzoeksverplichtingen is gestart. De identificatieprocedure van risico-inrichtingen met een periodieke plicht via het webloket is uitgetest. Een voorstel tot opschaling naar de rest van Vlaanderen is in ontwikkeling. 5.5.2 Bodemaantasting Pagina 35 MINA-Plan 4-29 Bodembedreigingen in de bebouwde omgeving geïntegreerd aanpakken Rond de problematiek van grondverschuivingen wordt er een brochure opgemaakt voor gemeenten, architecten, ingenieurs, notarissen en geïnteresseerde burgers. Deze zal worden verspreid in de getroffen regio’s. In overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor landbouw, werd de problematiek van bodemaantasting (vnl. erosie, koolstofgehalte in de bodem en bodemverdichting) meegenomen bij de besprekingen over de aanpassing van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), alsook bij de voorbereiding van het derde Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 (PDPO III). Hierbij wordt gestreefd naar het juiste evenwicht tussen de versterking van de verplichte bodembeschermende maatregelen (o.a. in het kader van de randvoorwaarden van het landbouwbeleid) en stimulerende, vrijwillige bodembeschermende maatregelen, via beheerovereenkomsten in het kader van het PDPO III of via subsidiëring van gemeentelijke erosiebestrijdingswerken 172 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 OD 48: Tussen 2008 en 2014 verdubbelt de VRIND-beleidsindicator voor de bodemerosiebestrijding op gemeentelijk niveau van 7 tot 14% Pagina 36 Midden 2013 beschikken 104 Vlaamse gemeenten over een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan en zijn 6 gemeenten ermee bezig. Van de gemeenten met een goedgekeurd plan laten er 79 zich begeleiden door een erosiecoördinator voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken. In totaal zijn 132 gemeentelijke projecten voor erosiebestrijdingswerken in uitvoering of uitgevoerd. 42 gemeenten hebben de stap naar de uitvoering van erosiebestrijdingswerken gezet. Voor het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma van 2013 werden in totaal 20 dossiers goedgekeurd, waarvan één voor de opmaak van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, drie voor het aanstellen van een erosiecoördinator en zestien voor het uitvoeren van gemeentelijke erosiebestrijdingswerken. Om de dienstverlening aan de gemeenten te verbeteren werd in 2012 en 2013 onderzoek uitgevoerd naar de benodigde buffercapaciteit van erosiebestrijdingswerken. In een ander project werd met behulp van vernieuwende technieken de efficiëntie van verschillende erosiebestrijdingstechnieken geëvalueerd. In 2013 startte een onderzoek naar het effect van erosiebestrijdingsmaatregelen op de sedimentaanvoer naar waterlopen. 5.6 Biodiversiteitsbeleid Pagina 37-41 OD 60: Vlaanderen zet maximaal in op samenwerking en integratie tussen beleidsvelden en sectoren met het oog op het behoud, het herstel en de versterking van de Biodiversiteit MINA-Plan 4-33 Stimuleren van geïntegreerd natuurbeheer door NGO’s, private eigenaars en lokale overheden Er is een inhoudelijke visie uitgewerkt om de verschillende bestaande statuten voor natuurreservaten, bosreservaten, domeinbossen en parken te integreren en te vereenvoudigen. Daarnaast werd ook een nieuw concept ontwikkeld voor geïntegreerde beheerplanning voor natuur-, bos- en parkgebieden. In beide gevallen werden de actoren betrokken. In 2013 werden voor beide visies ook de nodige aanpassingen aan het juridisch kader uitgewerkt en overlegd met de actoren. In 2014 zal gewerkt worden aan een handleiding voor de opmaak van geïntegreerde beheerplannen. OD 63: Vlaanderen zet Regionale Landschappen in om, vanuit een geïntegreerde visie en rekening houdend met de lokale draagkracht, de beleefbaarheid van de open ruimte te versterken en in samenspraak met alle actoren het maatschappelijk draagvlak voor natuur- en landschapsbeleid duurzaam te versterken en te vergroten Pagina 44 In het kader van het Witboek Interne Staatshervorming, doorbraak 64, worden met ingang van 1 januari 2014 zowel de bosgroepen als de regionale landschappen voor erkenning, subsidiëring en opvolging onder de bevoegdheid gebracht van de 173 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 provincies. Op 19 april 2013 is de financiële verevening tussen het Vlaamse en het provinciaal bestuursniveau goedgekeurd met daarbij ook de overdracht van een deel van de middelen voor de bosgroepen en de regionale landschappen. In overleg met de provincies wordt het inhoudelijk en wetgevend kader van de overdracht uitgewerkt waarbij, conform de bepalingen van het Witboek Interne Staatshervorming, het Vlaamse aanspreekpunt voor alle bosgroepen (de koepel van de bosgroepen) wordt gehandhaafd. Tevens staan in 2013 enkele erkenningen op stapel die het ANB procedureel zal begeleiden en afhandelen. Het gaat daarbij over de aanvragen tot definitieve erkenning van de regionale landschappen Rivierenland, Zuid-Hageland en Kleine en Grote Nete. 5.7 Beleid lokale leefkwaliteit 5.7.2 Milieu en Gezondheid OD 81: We voeren een geïntegreerd binnenhuisproblematiek Pagina 48 horizontaal beleid voor de MINA-Plan 4-37 Kwaliteit van de binnenlucht verbeteren In het komende jaar wordt het campagnemateriaal rond stoken binnen en buiten verder ter beschikking gesteld van steden en gemeenten. OD 83: We zetten concrete beleidsacties op voor de gekende en nieuwe gebiedsgerichte knelpunten rond milieu en gezondheid in Vlaanderen Pagina 49 Eind juni 2013 werden de actieplannen voor Genk-Zuid en regio Menen naar de bevolking gecommuniceerd. Om verder maximaal rekening te houden met de nog bestaande bekommernissen en ongerustheden van de lokale actoren, bevolking en bevoegde overheden in beide hotspots worden in de tweede helft van 2013 de actieplannen vervolledigd zodat ze een lokaal gedragen actieplan vormen. Een aantal acties werd ondertussen opgestart (o.m. onderzoek naar gehalten van dioxines, DL-PCB’s en DDE in eieren en in de bodem in de regio Menen, opmaak van een code van goede praktijk voor het zelf telen van voeding, …). 5.9 Beleid en open ruimte OD 98: Door het invoeren van nieuwe pakketten en de gebiedgerichte inzet ervan, neemt de efficiëntie van het instrument beheerovereenkomsten gevoelig toe. Pagina 54 Ten slotte zullen ook de maatregelen en vergoedingen die lokale overheden geven aan landbouwers voor het agronatuurbeheer in Vlaanderen, geharmoniseerd worden. 6. Slagkrachtige overheid 6.4.4. Optimalisering milieuregelgeving en -procedures 174 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 OD 124: De milieuhygiënewetgeving wordt geactualiseerd, geoptimaliseerd en vlotter ViA-sleutelproject 51-1 VLAREM en een meer sturend vergunningenbeleid uitwerken Pagina 61 We voeren de omgevingsvergunning in. Deze vergunning integreert de milieu-, de stedenbouwkundige en de verkavelingsvergunning. Op 19 april 2013 werd het voorontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning een eerste keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het gaat om een procedureel kaderdecreet voor een geïntegreerde vergunningsprocedure, waarin zowel de milieuals de stedenbouwkundige aspecten van een voorgenomen project beoordeeld worden, en waarbij gemikt wordt op een zo eenvoudig en transparant mogelijk verloop van de procedure met bijzondere aandacht voor de participatie van het publiek. Met dit decreet wordt meteen ook de permanente vergunning ingevoerd, waardoor de exploitant voor de verderzetting van zijn reeds vergunde activiteiten in principe niet langer om de 20 jaar een hervergunningsprocedure zal moeten doorlopen. In de plaats daarvan zullen de lopende vergunningen periodiek worden geëvalueerd door de bevoegde overheden en, indien nodig, worden bijgestuurd. De definitieve goedkeuring volgt in het najaar van 2013, na het bekomen van het advies van de Raad van State. Tegelijk werken we een flankerend beleid uit voor de diverse betrokken vergunningen adviesverlenende overheden ter ondersteuning van hun nieuwe taken in het kader van de omgevingsvergunningsprocedure. Dit flankerend beleid wordt uitgewerkt in nauw overleg met de vertegenwoordigers van alle betrokken bestuursniveaus. OD 127: Het eMIL-milieuvergunningenloket en de milieuvergunningendatabank worden verder uitgebouwd Pagina 62 De digitale aanvraag van een milieu- en/of stedenbouwkundige vergunning zal in de loop van 2014 via het unieke omgevingsloket kunnen verlopen. Vanaf de invoering van de omgevingsvergunning zal deze ook via dit loket kunnen worden aangevraagd. OD 128: Het milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem MKROS wordt verder ontwikkeld Pagina 62 Het MKROS gebruik bleef de voorbije jaren stabiel, met jaarlijks ca. 10.000 geregistreerde meldingen. De verbeteringen aan de toepassing hebben in 2013 even on hold gestaan, in afwachting van meer duidelijkheid over de toekomstige rol van gemeenten en intergemeentelijke diensten op vlak van milieuklachtenbehandeling en over de mogelijkheden op vlak van informatie-uitwisseling met databanken van politiediensten. Nu de mogelijkheden duidelijk zijn geworden kan tegen het einde van deze legislatuur nog werk gemaakt worden van een vernieuwde MKROS toepassing waarin volop rekening wordt gehouden met de rollen van de verschillende betrokken diensten en met de mogelijkheid om informatie uit de databanken van politiediensten 175 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 op te nemen in MKROS. Dit moet tegen halverwege 2014 kunnen leiden tot een waardevolle MKROS toepassing, die ook zonder de incentive van de samenwerkingsovereenkomst met gemeenten overeind blijft. 6.6 Partnerschappen doelmatiger maken OD 138: Langs wegen en waterlopen worden geïntegreerde NTMB-projecten uitgevoerd op basis van een meerjarenprogramma Pagina 64 In 2014 worden in het kader van het NTMB-meerjarenprogramma Ontsnippering (natuurtechnische milieubouw) een aantal geïntegreerde NTMB-projecten prioritair uitgevoerd. Dat gebeurt in overleg met de betrokken infrastructuurpartners, de lokale besturen, ruimtelijke ordening en de recreatiesector en kadert ook in de aanpak van het IHDoverlegproces voor Natura 2000 Vlaanderen. OD 139: De Samenwerkingsovereenkomst 2008 – 2013 met de lokale overheden wordt in overleg met alle betrokkenen bijgestuurd. Pagina 64 MINA-Plan 4-13 Inhoudelijke steun aan lokale overheden door de Vlaamse overheid De huidige samenwerkingsovereenkomst loopt eind 2013 af. In uitvoering van het Witboek Interne Staatshervorming worden de beschikbare middelen herbestemd voor het gemeentelijke rioleringsbeleid en handhaving. Het systeem van de MiNawerkers en de groenjobs wordt geharmoniseerd vanaf 2014. OD 141: De natuur- en milieueducatie (NME) in Vlaanderen wordt verder gestimuleerd en ondersteund Pagina 65 Vanuit het perspectief van educatie voor duurzame ontwikkeling worden milieuvormingsinitiatieven opgezet en gestimuleerd bij o.a. organisaties uit het middenveld, lokale overheden en in de industriële en landbouwsector. 176 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Algemeen Pagina 13 In mei 2013 waren er 35 stadsbosprojecten gestart binnen 56 (klein)stedelijke gebieden. Dit komt neer op een aandeel van 62%. Als maat voor een gestart stadsbos wordt genomen: er is een visie ontwikkeld en de uitvoering werd gestart in overleg met de partners uit het betrokken (klein)stedelijk gebied. 5.2 Luchtbeleid ViA-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken Pagina 19 (komt overeen met MINA-Plan 4-21) Eind 2012-begin 2013 werd een handleiding uitgewerkt om luchtkwaliteit en geluid beter te integreren in het lokale mobiliteitsbeleid. Er werden ook zes beleidsprioriteiten voor lokale overheden geformuleerd, o.a. één rond lokale leefkwaliteit. Voor de beleidsprioriteit rond lokale leefkwaliteit ligt de focus op de aanpak van bestaande knelpunten van luchtverontreiniging en geluidshinder door verkeer. Er worden in het najaar van 2013 enkele infodagen georganiseerd rond milieu en mobiliteit. In deze infosessies zal de toepassing van de hoger vermelde handleiding centraal staan. Er werd aan de federale staatssecretaris voor mobiliteit gevraagd om zijn medewerking te verlenen aan de uitwerking van een wettelijk kader die de invoering van Lokale Emissie Zones (LEZ) voor lokale overheden in België zou faciliteren. Momenteel worden ontwerpteksten (KB en MB) gefinaliseerd om een nieuw verkeersbord in de verkeersreglementering in te voeren en worden de eerste stappen gezet om de handhaving over te hevelen naar de gemeenten. Voorts wordt een convenant uitgewerkt dat zal worden afgesloten met steden die een LEZ willen invoeren. Dit convenant zal elementen bevatten m.b.t. de gebiedsafbakening, flankerend beleid, communicatie, de monitoring van effecten en de uitwisseling van gegevens die noodzakelijk zijn voor de handhaving. OD 14: De luchtmeetnetten worden verder uitgebouwd in functie van de naleving van de Europese richtlijnen en voor een betere bescherming van de volksgezondheid Pagina 20 In 2013 werd een verkeersgericht meetstation in Gent geplaatst. Een onderzoeksproject m.b.t. het meten van ultra fijn stof (en elementair koolstof) nabij scholen in stedelijke omgevingen werd beëindigd en de resultaten werden gepubliceerd. Binnen het Life+project ATMOSYS werden chemische karakterisatiemetingen van fijn stof (PM10), met bijzondere aandacht voor elementair koolstof, uitgevoerd in vier steden. Het rapport zal in het najaar van 2013 gepubliceerd worden. 177 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 5.3 Integraal waterbeleid OD 17: Een visie voor het waterbeleid is gebaseerd op een betere kennis over waterbeheer en kan rekenen op een breed draagvlak Pagina 21 De Richtlijn Prioritaire Stoffen legt de opmaak van een inventaris op. Met Europese steun (LIFE+) werd het Water Emissie Inventaris Support Systeem (WEISS) ontwikkeld en vanaf mei 2013 operationeel gemaakt. WEISS brengt de bronnen van een aantal prioritaire stoffen en hun transport naar het watersysteem in kaart. Gedurende 2011-2013 werd de aanwezigheid van prioritaire stoffen in het stedelijk afvalwater in kaart gebracht. De verdere uitbouw en het gebruik van het WEISS werd voor de komende vijf jaar verankerd in de referentietaken van de VITO. 5.6. Biodiversiteit SD 64: Vlaanderen streeft naar een verbeterde valorisatie van de natuurgebieden, bossen en parken met aandacht voor een return die de lokale economie in het buitengebied ten goede komt Pagina 44-45 In 2013 werd vooral geïnvesteerd in het in beeld brengen van de waarde van de natuur voor de mens. Belangrijke studies die werden afgerond waren ‘De baten van het Vlaamse Natura 2000-netwerk’ en ‘Daarom groen! Waarom u wint bij groen in uw stad of gemeente’. In het eerste geval werd een hele reeks voordelen van natuur in de Speciale Beschermingszones geïdentificeerd en waar mogelijk gekwantificeerd en monetair gewaardeerd. In het tweede geval werden de voordelen van groenelementen in een stedelijke omgeving vooral gedemonstreerd, wat resulteerde in de brochure ‘Investeer in groen, winst verzekerd’. In 2014 ligt, naast het KOBE-project, de nadruk vooral op groene infrastructuur in de stad, aansluitend op het GIDS-project (ViA-sleutelproject 41-3) met onder meer hun rol in de klimaatproblematiek en aandacht voor de sociale rol en de impact op het bedrijfsleven. De mogelijkheid tot uitbreiding van de natuurwaardeverkenner tot stedelijke gebieden wordt onderzocht en, indien haalbaar, voorbereid. Het Agentschap voor Natuur en Bos brengt de eigen boscomplexen verder onder het FSC-label. Juli 2013 waren op deze manier reeds 19.720 ha bos in Vlaanderen gecertificeerd (openbare en privé-bossen). Voor 2014 zullen de inspanningen hiervoor worden aangehouden en wordt gemikt op de doelstelling van 1.300 ha extra gecertificeerd bos in Vlaanderen tegen de eerste helft van 2014. OD 66: We realiseren multifunctionele stads(rand)bossen en herbestemmen de zonevreemde bossen waar nuttig en mogelijk ViA-sleutelproject 41-3 Groen in de stad Pagina 44-45 Er wordt een actieplan stadsbossen opgemaakt, alsook een visie stadsbossen voor de provincie Antwerpen. M.b.t. de groenpool Oud Vliegveld wordt alles voorbereid voor een ontwerpwedstrijd. 178 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De nieuwe site www.groenindestad.be is in voorbereiding en de virtuele ideeënmuur www.mijngroenidee.be werd gelanceerd. Voor 2014 wordt bekeken hoe het instrument stedelijk groenplan opnieuw onder de aandacht kan gebracht worden, indien mogelijk met aandacht voor privégroen. De nieuwe site zou dan ook operationeel moeten zijn. De steden en gemeenten kunnen elkaar ontmoeten op een overlegplatform groen/natuur dat we willen faciliteren. De inspanningen om de middelen van de financiële bossencompensatie efficiënt te besteden aan lokaal gedragen bebossingsprojecten zullen in 2014 worden verdergezet. In 2013 werd via een projectoproep voor integrale bebossingsprojecten door lokale overheden met focus op het ondersteunen van de realisatie van stadsrandbossen, het versterken van lokale bosuitbreidingsinitiatieven, speelbossen en projecten in het kader van SBZ’s 10,9 ha over vijf projecten financieel ondersteund. Om het instrument nog slagvaardiger in te zetten, zal, zodra de nodige aanpassingen aan het wetgevend kader zijn gebeurd, er een bijkomende oproep in 2014 gelanceerd worden richting terreinbeherende verenigingen en privé-eigenaars. 5.7 Beleid lokale leefkwaliteit 5.7.1 Hinder OD 71: Prioritaire knelpunten inzake weg- en spoorverkeerslawaai worden aangepakt Pagina 47 De geluidskaarten van de stad Brugge werden al opgesteld en goedgekeurd in 2012. Het actieplan wordt nu voorbereid. De geluidskaarten van de agglomeraties Antwerpen en Gent (tweede ronde) worden geactualiseerd (tegen begin 2014). Daarna worden de actieplannen tweede ronde voorbereid. 5.9 Beleid open Ruimte OD 92: De kwaliteitsverbetering van de open ruimte door gebiedsgerichte projecten wordt meetbaar MINA-Plan 4-10 Initiëren en uitvoeren van randstedelijke projecten Pagina 51 Open ruimtes in randstedelijke gebieden zijn van groot maatschappelijk belang, maar staan zwaar onder druk. Het is dus essentieel gericht in te zetten op het invullen van de maatschappelijke functies van deze open ruimtes (recreatie, natuur, water, …) voor een zeer groot aantal inwoners. Rond 4 regio’s (Brussel , Hasselt-Genk, Brugge en Gent) werden gebiedsgerichte projecten opgezet om dit te realiseren. 1) De bevraging in het kader van het integraal plan “Over de Rand” resulteerde in een voorstel van planprogramma landinrichting. Gelijktijdig realiseren we in drie landinrichtingsprojecten fietslinken, groene verbindingen en hoogwaardige groene ruimtes met meervoudig gebruik (waterberging, recreatie, natuur,…). Het rollend fonds voor de grondenbank Vlaamse Rand maakte verschillende strategische aankopen mogelijk. 2) In 2013 werden de uitdagingen van de Wijers voorgelegd aan een ruim forum van 179 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 betrokkenen. Op basis daarvan wordt nu gericht geïnvesteerd in land- en natuurinrichting . 3) In de Brugse Veldzone werd geïnvesteerd in de Groene Fietsgordel, het landschapspark Bulskampveld en in de landschappelijke begeleiding van grote infrastructuren voor de ontsluiting van Brugge en haven. 4) Voor de Gentse Kanaalzone werd een tweede reeks van koppelingsgebieden goedgekeurd. Van de eerste reeks werden er reeds twee ingericht op terrein en worden twee volgende koppelingsgebieden voorbereid. Een fietsplan voor de ganse kanaalzone werd uitgewerkt en opgenomen in de verschillende inrichtingsplannen. Een grondenbank die de verwerving van de koppelingsgebieden moet ondersteunen is operationeel. Ook in 2014 investeer ik verder in deze randstedelijke projecten. In de Vlaamse Rand onderzoeken we de mogelijkheden tot structurele samenwerking met de Vlaamse en de Brusselse Bouwmeester. OD 109: Het concept ‘ecosysteemdiensten’ wordt verder onderzocht Pagina 57 In 2013 traden de thema’s groene infrastructuur (bv. in de stad met de publicatie ‘Investeer in groen, winst verzekerd!’) en volksgezondheid op de voorgrond, en werd de waarde van het Natura 2000-netwerk gedemonstreerd. In de komende periode wordt naast kennisontwikkeling in Vlaamse en internationale projecten, ingezet op de demonstratie van de voordelen van biodiversiteit en ecosystemen en op de operationalisering van het concept, vooral onder de vorm van groene infrastructuur. De focus hierbij ligt op de stedelijke omgeving, op ruimtelijke visievorming en op waardering. 180 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief ENERGIE Aandachtspunten Binnenlands Bestuur II. Omgevingsanalyse 1.3. Tendensen op het vlak van REG-bewustzijn en REG-investeringen Pagina 7 Voor kantoorgebouwen lag het gemiddelde E-peil voor 2006 op E100. Het gemiddelde voor aanvraagjaar 2010 is E72. II. Omgevingsanalyse 3. Bestrijden van de energiearmoede Afsluitingen Pagina 11 Vooraleer de sociale leverancier een gezin mag afsluiten wegens wanbetaling, moet hij het dossier voorleggen aan de lokale adviescommissie (LAC) van de gemeente, behalve ingeval van fraude, bij onveiligheid, bij leegstand of wanneer de klant weigert om een contract te tekenen na verhuis. Het aantal afgesloten toegangspunten na advies van de LAC daalde de voorbije jaren voor elektriciteit en aardgas. III. Stand van zaken en verdere planning 3. Uitvoeren van de richtlijn energieprestaties voor gebouwen 3.2. Stapsgewijs aanscherpen van de energieprestatienormen nieuwbouwwoningen, -kantoren en –scholen Pagina 23-24 voor Planning 2014 Voor de vergunningsaanvragen in 2013 voor nieuwbouwwoningen, kantoren en scholen geldt een energieprestatie-eis van E70. Vanaf 2014 geldt een aanscherping tot E60. Voor kantoor- en schoolgebouwen wordt het bijna-energieneutrale doel voor 2021 vastgelegd op E40. Voor 2016 wordt een aanscherping naar E55 vastgelegd, in 2018 wordt dat E50 en in 2020 E45. Voor overheidsgebouwen wordt de lat, conform de richtlijn, iets hoger gelegd. Daar evolueren we al tegen 2019 naar E40, en wordt het verplichte E-peil vanaf 2016 al E50 en vanaf 2018 E45. 3.4. Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen De richtlijn energieprestaties van gebouwen bepaalt dat vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal moeten zijn. Voor de overheid geldt die verplichting al vanaf 2019 Het Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen werd in nauw overleg uitgewerkt met alle stakeholders. III, 3.5. Afstemming, vereenvoudiging en kwaliteitsverbetering van het instrumentarium 181 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 3.5.1. Stroomlijnen van de berekeningswijzen van de energieprestaties van gebouwen Pagina 26 In 2014 zal het project „EPC-niet residentieel‟ verder lopen, met maximale afstemming met de resultaten van de „studie andere specifieke bestemmingen”. III, 3.5.4. Uitbouwen van gegevensbron Pagina 27 de energieprestatiedatabank tot authentieke In 2013 volgde het VEA het project over de digitale bouwaanvraag van het beleidsveld Ruimtelijke Ordening op. Aangezien dit project vertraging oploopt, kan het VEA de aanpassingen die nodig zijn om de digitale vergunningen en meldingen uit het centrale register te kunnen inlezen in de energieprestatiedatabank, pas analyseren eind 2013, begin 2014. In 2014 hoopt het VEA klaar te zijn om de centrale databank met vergunningen aan te spreken. Hierdoor zal op termijn het maandelijks versturen van vergunningen door de gemeenten naar het VEA wegvallen. III, 3.6.2. Handhaving van de energieprestatiecertificatieregelgeving Pagina 28 De aanwezigheids- en kwaliteitscontroles voor EPC publieke gebouwen en EPC residentiële gebouwen worden verder gezet. Op basis van de resultaten van de tweede globale evaluatie van de energieprestatiecertificatenregeling zullen de nodige bijsturingsvoorstellen worden uitgewerkt. 6.1. Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost (FRGE): waarborgen en rentesubsidies Pagina 29 De Vlaamse regering staat borg voor terugbetaling van de leningen van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE).De Lokale Entiteiten bereiken dankzij die maatregel 90% van de Vlaamse bevolking (in 264 van de 308 gemeenten). Voor de overige uitvoeringcijfers, zie II.3. De Vlaamse Regering besliste ook om een rentesubsidie toe te kennen voor de leningen die door het FRGE aan de Lokale Entiteiten worden toegekend en die als doel hebben om leningen toe te staan aan de natuurlijke personen die behoren tot de doelgroep, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost. Ook mensen die via een sociaal verhuurkantoor verhuren aan personen die wel tot de doelgroep behoren, kunnen beroep doen op de rentesubsidie. De regionalisering van het FRGE wordt voorbereid, vermits het Vlaams Gewest vanaf 1 januari 2015 de rechten en plichten van de federale overheid inzake FRGE zal overnemen. III, 8.2. Het evalueren van de energiescans met het oog op een eventuele uitbreiding en meer doelmatige inzet Pagina 31 In het kader van de REG-openbaredienstverplichtingen wordt sinds 2007 aan de distributienetbeheerders de actieverplichting opgelegd om, in samenwerking met de gemeenten, aan de huishoudelijke afnemers gratis energiescans aan te bieden. 182 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Naast een doorlichting van de energiesituatie ter plaatse worden, waar zinvol, enkele energiebesparende maatregelen uitgevoerd. Het besluit dat voor de energiescans de minimale criteria vastlegt, zal worden aangepast zodat vanaf 2014 de energiescan nog beter zal aansluiten bij de noden van de doelgroepen. Onder meer een screening van de factuur, een leveranciersvergelijking en hulp bij het veranderen van leverancier, zullen voortaan systematisch worden aangeboden. Verder zal er een bijkomend type opvolgscan inzake verwarming worden ontwikkeld. Netbeheerders zijn volop bezig met het doorvoeren van de noodzakelijke aanpassingen Vanaf 2014 kunnen de gegevens van de energiescans, onder bepaalde voorwaarden, door de netbeheerder doorgegeven worden aan projectpromotoren sociale dakisolatie. Dit moet het mogelijk maken om gerichter actie te ondernemen naar de doelgroepen die in aanmerking komen voor een sociaal dakisolatieproject. III, 10.3. Minimumaandeel hernieuwbare energie in gebouwen opleggen Pagina 35 Op 1 januari 2014 treedt de verplichting in werking voor alle nieuwe woningen, kantoren en scholen om een systeem van hernieuwbare energie-opwekking te integreren. 15. Marktintroductie van micro-WKK voorbereiden en ondersteunen Pagina 38 Het VEA heeft een snelle standaard screeningtool laten ontwikkelen, waarmee op een eenvoudige manier een eerste haalbaarheidsinschatting voor een micro-WKK kan worden uitgevoerd. Het VEA heeft in de loop van 2012 en 2013 een promotiecampagne voor micro-WKK-installaties gevoerd, in eerste instantie gericht op de doelgroep van lokale besturen. Er is in 2013 een bemeteringsproject opgestart voor huishoudelijke micro-WKK-installaties. De bedoeling is om een beter zicht te krijgen op de werkelijke besparingen die worden gerealiseerd door dit type van installaties. In 2013 werd ook een pilootprogramma opgestart voor micro-WKKprojecten in de sociale huisvesting. IV. Linken met andere beleidsvelden en niveaus 1.1. Wonen Pagina 43 Vanaf 2015 zal in het kader van de Vlaamse Wooncode rekening gehouden worden met de aanwezigheid van dakisolatie bij de beoordeling van woningen en gebouwen. De energieprestatiedatabank werd ontsloten voor de inspecteurs van Wonen Vlaanderen en de gemeenten, zodat zij de energieprestatiecertificaten kunnen consulteren voor de controle van de verplichting. IV, 1.4. Bestuurszaken Pagina 44 De richtlijn energie-efficiëntie voorziet vanaf 2014 een jaarlijkse renovatiedoelstelling van 3% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen in eigendom of in gebruik 183 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 van de Vlaamse overheid tot kostenoptimaal niveau (artikel 5). In 2014 en 2015 wordt de 3% berekend op de gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minstens 500 m2. Vanaf 2016 wordt de drempel van 500 m2 verlaagd naar 250 m2. Tegen 1 januari 2014 moeten de lidstaten een inventaris opstellen van de gebouwen die onder de verplichting vallen. Het VEA maakt tegen eind 2013 in samenwerking met het departement Bestuurszaken een gebouwinventaris voor deze verplichting op. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens beschikbaar in de Vastgoeddatabank en de gegevens beschikbaar via de EPC‟s van publieke gebouwen. Vervolgens zal worden bepaald welke gebouwen prioritair gerenoveerd moeten worden. IV, 1.6 Ruimtelijke ordening Pagina 44 Het VEA en het beleidsveld Ruimtelijke Ordening inventariseren de bouwvoorschriften die een hinderpaal zijn voor energiezuinig bouwen en werken samen omtrent de sensibilisering van de lokale ambtenaren RO ter zake. IV, 3. Wisselwerking met het lokale niveau Pagina 48 Het VEA pleegt overleg via de overlegorganen van de lopende Samenwerkingsovereenkomst, met de lokale overheden via het VVSG en met de steunpunten duurzaam bouwen in verband met: de voorbeeldrol van de overheden bij de realisatie van bijna-energieneutrale publieke gebouwen, zoals deze wordt geïmplementeerd in het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen ter uitvoering van de Europese verplichting hiervoor vanaf 2019 de waarborgverlening, interestsubsidie en regionalisering van het FRGE. Het VEA heeft tijdens verschillende evenementen door het lokale niveau georganiseerd, een presentatie gegeven over bovengaande en andere onderwerpen. Ook andere entiteiten van de Vlaamse overheid (Departement LNE, Departement RWO, VMSW en DAR) worden op deze overlegmomenten uitgenodigd. In 2013 werd de brochure geactualiseerd die alle subsidies en toelagen voor lokale besturen met betrekking tot energiebesparing bundelt. De richtlijn energie-efficiëntie voorziet dat lidstaten sociale huisvestingsmaatschappijen en overheden, waaronder het regionale en lokale niveau, zullen aanmoedigen om energie-efficiëntieplannen, energiemanagement en energieprestatiecontracten te implementeren. 3.Bijlage 2: Rapportering over de opvolging van de Rekenhofaanbevelingen voor de beleidsbrief Energie Pagina 52 Rekenhofrapport Gemeentelijke samenwerkingsovereenkomsten 1. De administratie en de ministers moeten de voorwaarden van de samenwerkingsovereenkomsten volledig doen toepassen, opdat de gemeenten de beoogde milieuprestaties ook daadwerkelijk realiseren. 184 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Opvolging: De lopende samenwerkingsovereenkomst is uitdovend zodat deze aanbeveling zonder voorwerp is geworden. 6. Het VEA dient na te gaan hoe het nalatige gemeenten effectief kan aansporen de stedenbouwkundige gegevens maandelijks door te sturen. Pagina 53 Opvolging: Het aantal gemeenten dat de stedenbouwkundige gegevens niet regelmatig doorstuurt, is eerder beperkt. In 2012 hebben 10 van de 308 gemeenten slechts 1 of 2 keer de stedenbouwkundige gegevens doorgestuurd, 2 gemeenten stuurden niets door. Vooral de invoering van de digitale bouwaanvraag biedt een opportuniteit om dit proces te optimaliseren. Het project van de digitale bouwaanvraag wordt in deze context dan ook van nabij opgevolgd door het VEA. 185 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid 6.2.2. Sociale dakisolatieprojecten Pagina 30 Sinds 2012 moeten de netbeheerders bij prioritaire groepen van kwetsbare huurders op de private markt sociale dakisolatieprojecten uitvoeren. Deze sociale projecten worden uitgevoerd door projectpromotoren die per projectwoning een beroep kunnen doen op een tussenkomst bij de netbeheerder van 23 euro per m² geplaatste dak- of zoldervloerisolatie. De steun wordt niet in de energiefactuur van de consument doorgerekend, maar wordt vanuit de Vlaamse begroting vergoed aan de netbeheerder. Op de energiebegroting van 2013 werd hiervoor een budget uitgetrokken van 5 miljoen euro. Omdat het ondanks die hoge premie nog steeds erg moeilijk blijft om kwetsbare huurders te bereiken, heeft de Vlaamse Regering op 19 juli 2013 de principiële beslissing genomen om de doelgroep verder uit te breiden naar alle private huurwoningen met een huurprijs tot 450 euro, verhoogd tot 500 euro in centrumsteden en in de Vlaamse Rand rond Brussel. De doelgroep wordt ook maximaal gestroomlijnd met deze van de energiescans. Op die manier kunnen de eigenaars rechtstreeks worden bereikt. Via verschillende communicatie-initiatieven wordt getracht de doelgroep zo goed mogelijk te bereiken (verspreiding van 45.000 flyers via 1400 organisaties, verspreiding van een uitgebreide informatiemap voor doorverwijzers, wekelijkse advertenties in gedrukte media, evenals provinciale infosessies). Op 3 juli 2013 werd het voorstel van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de mogelijkheid om de netbeheerder onder bepaalde voorwaarden gegevens te laten verstrekken aan personen die daarvoor door de Vlaamse Regering zijn aangewezen, aangenomen door het Vlaams Parlement. Aandachtspunten Inburgering & Integratie / 186 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Werk & Sociale Economie (WSE) Beleidsbrief WERK Aandachtspunten Binnenlands Bestuur MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5 De loopbaanvisie waarmaken [Ingerepen in onze arbeidsmarkt] leggen vooral een vruchtbare bodem onder de grote hervormingen die in de toekomst noodzakelijk zullen zijn om de competitiviteit van het Vlaamse bedrijfsleven en de wendbaarheid van onze arbeidsmarkt te versterken. Indirect verwijzing naar competitviteitspact, dat deze week op de agenda van de regeringen staat. Hierin zullen engagementen ingeschreven worden voor alle overheden. Omdat de jeugdwerkloosheid vooral een stedelijk fenomeen is, werkten we hiervoor nauw samen met de centrumsteden en -gemeenten. (…) Mijn bijzondere aandacht als minister van Werk zal daarbij uitgaan naar: - De aanpak van de jeugdwerkloosheid: om tegemoet te komen aan de stijgende jeugdwerkloosheid maakte de Vlaamse Regering op mijn initiatief 5 miljoen euro vrij voor aanvullende acties in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid. Die acties zullen prioritair worden gericht op ongekwalificeerde schoolverlaters, in het bijzonder in steden en gemeenten met een hoge jeugdwerkloosheid. Ik maak me sterk dat we met deze bijkomende impuls de door Europa gevraagde ‘jongerengarantie’ mee realiseren. - (…) 4. PARTNERSCHAPPEN 4.2. Lokaal beleid en partnerschappen Pagina 25 In mijn beleidsnota werd duidelijk gekozen voor een grotere betrokkenheid van subregionale en lokale besturen bij het beleid. Via de werkinlevingsprojecten voor jongeren en de bijkomende impuls voor het lokale niveau hebben we het afgelopen jaar opnieuw een stap gezet in de uitbouw van een co-regie met de lokale besturen. De jeugdwerkloosheid is bij uitstek een problematiek die zich concentreert in de (groot)steden en waar een aanpak op maat zich opdringt, in samenwerking met het lokale niveau. 187 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Partners met ervaring in het werken met jongeren en het aanbieden van dienstverlening op maat hebben, via diverse oproepen bij het ESF-Agentschap, projecten ingediend om de jeugdwerkloosheid in hun stad (en randgemeenten) aan te pakken. Vanuit de idee van co-regie wordt in de steden gestreefd naar een maximale afstemming tussen het arbeidsmarkt-, het welzijns- en het onderwijsbeleid om een zo sluitend mogelijk antwoord te kunnen bieden op lokale arbeidsmarktbehoeften. In de grootsteden neemt de aanpak concreet de vorm aan van samenwerking tussen de VDAB, sectorale netwerken, talentenhuizen, (BSO-)scholen en OCMW’s. Daarin wordt ruimte gecreëerd voor vindplaatsgericht werken en voor het actief aansporen van voornamelijk laatstejaars BUSO-jongeren en deeltijds lerenden tot arbeidsmarktparticipatie. Ik ben ervan overtuigd dat we ook in de toekomst relaties met lokale besturen zullen moeten blijven aanknopen om de knelpunten op de lokale arbeidsmarkt beter het hoofd te bieden. 188 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5 De loopbaanvisie waarmaken [Ingerepen in onze arbeidsmarkt] leggen vooral een vruchtbare bodem onder de grote hervormingen die in de toekomst noodzakelijk zullen zijn om de competitiviteit van het Vlaamse bedrijfsleven en de wendbaarheid van onze arbeidsmarkt te versterken. Omdat de jeugdwerkloosheid vooral een stedelijk fenomeen is, werkten we hiervoor nauw samen met de centrumsteden en -gemeenten. (…) Mijn bijzondere aandacht als minister van Werk zal daarbij uitgaan naar: - De aanpak van de jeugdwerkloosheid: om tegemoet te komen aan de stijgende jeugdwerkloosheid maakte de Vlaamse Regering op mijn initiatief 5 miljoen euro vrij voor aanvullende acties in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid. Die acties zullen prioritair worden gericht op ongekwalificeerde schoolverlaters, in het bijzonder in steden en gemeenten met een hoge jeugdwerkloosheid. Ik maak me sterk dat we met deze bijkomende impuls de door Europa gevraagde ‘jongerengarantie’ mee realiseren. - (…) 1. VAN LEREN NAAR WERKEN 1.2. Een Vlaamse aanpak van de jeugdwerkloosheid 1.2.2. Werkplekleren als antwoord op de crisis Pagina 12 Omdat de jeugdwerkloosheid sterk geconcentreerd is in de steden, zeker wat betreft de ongekwalificeerde jongeren, werkt de Vlaamse overheid voor de WIJ! samen met de 13 Vlaamse centrumsteden (zie verder). 1.2.4. Een bijkomende impuls in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid Pagina 13 Om een antwoord te bieden aan de sterk oplopende jeugdwerkloosheid bij jongeren maakte de Vlaamse Regering op mijn aangeven 5 miljoen euro vrij. De bijkomende middelen worden vooral ingezet op een versterking van het sluitend maatpak+ voor jongeren en het opleiden en begeleiden van ongekwalificeerde jongeren. In overleg met de Vlaamse sociale partners werd beslist deze extra middelen in te zetten voor volgende bijkomende acties: - - (…) Een uitbreiding van de werkinleving voor jongeren WIJ: Het aantal werkinlevingsprojecten wordt uitgebreid met 350 in Gent, 500 in Antwerpen en 310 in de Limburgse mijnregio. Er wordt ook een uitbreiding van de centrumstad naar het volledige zorggebied voorzien in Roeselare en Turnhout. Voortrajecten voor kwestbare [sic] jongeren in de steden: Om kwetsbare groepen die, noch in opleiding, noch in begeleiding, noch aan het werk zijn in de steden, een sterkere positie te bezorgen werd met de steun van het ESF een oproep voorbereid, gericht op een betere toeleiding naar de arbeidsmarkt 189 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 (vindplaatsgericht werken). De opstart van de trajecten is voorzien op 1 januari 2014. 4. PARTNERSCHAPPEN 4.2. Lokaal beleid en partnerschappen Pagina 25 In mijn beleidsnota werd duidelijk gekozen voor een grotere betrokkenheid van subregionale en lokale besturen bij het beleid. Via de werkinlevingsprojecten voor jongeren en de bijkomende impuls voor het lokale niveau hebben we het afgelopen jaar opnieuw een stap gezet in de uitbouw van een co-regie met de lokale besturen. De jeugdwerkloosheid is bij uitstek een problematiek die zich concentreert in de (groot)steden en waar een aanpak op maat zich opdringt, in samenwerking met het lokale niveau. Partners met ervaring in het werken met jongeren en het aanbieden van dienstverlening op maat hebben, via diverse oproepen bij het ESF-Agentschap, projecten ingediend om de jeugdwerkloosheid in hun stad (en randgemeenten) aan te pakken. Vanuit de idee van co-regie wordt in de steden gestreefd naar een maximale afstemming tussen het arbeidsmarkt-, het welzijns- en het onderwijsbeleid om een zo sluitend mogelijk antwoord te kunnen bieden op lokale arbeidsmarktbehoeften. In de grootsteden neemt de aanpak concreet de vorm aan van samenwerking tussen de VDAB, sectorale netwerken, talentenhuizen, (BSO-)scholen en OCMW’s. Daarin wordt ruimte gecreëerd voor vindplaatsgericht werken en voor het actief aansporen van voornamelijk laatstejaars BUSO-jongeren en deeltijds lerenden tot arbeidsmarktparticipatie. Ik ben ervan overtuigd dat we ook in de toekomst relaties met lokale besturen zullen moeten blijven aanknopen om de knelpunten op de lokale arbeidsmarkt beter het hoofd te bieden. 190 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid 2. VAN WERKLOOSHEID NAAR WERK 2.2. Een meer competentieversterkend maatpak 2.2.4. Een sluitend taalbeleid Pagina 16 De lage werkzaamheid van kansengroepen, en van allochtonen in het bijzonder, is een blijvend knelpunt op de Vlaamse arbeidsmarkt. Het wegwerken van de kwalitatieve mismatch waar allochtonen vaak op botsen blijft één van de grote uitdagingen. Ook taalachterstand vormt een van de belangrijkste hinderpalen, samen met het ontbreken van de nodige competenties voor een vlotte en duurzame arbeidsintegratie. Het sluitend taalbeleid dat de VDAB voert, biedt hierop een passend antwoord. Er is de afgelopen jaren een uitgebreid NT2-aanbod uitgewerkt dat alsmaar [sic] meer op maat van de cursist wordt afgestemd, dat meer en meer in een geïntegreerde aanpak wordt aangeboden en daarmee vrij goed aansluit op de noden van de arbeidsmarkt. Ook wordt er geëxperimenteerd met meer efficiënte en flexibelere formules van ‘blended leren’. De sleutel tot een succesvolle bemiddeling en begeleiding van anderstalige klanten ligt ook in een aantal randvoorwaarden, die door mijn diensten in kaart werden gebracht en waarop de nodige acties zullen gebaseerd zijn : - - in lijn met het advies van de SERV-commissie diversiteit en de Ronde tafel van het taalbeleid , taalondersteuning beter inbouwen in vormen van werkplekleren en op de werkvloer zelf (NODW, GODW, ..). Taal wordt immers niet alleen geleerd in een klassituatie maar ook in functionele contexten. Werkplekleren en geïntegreerde trajecten waarbij opleiding op de werkvloer samen met taalondersteuning wordt aangeboden, blijken efficiënte manieren om een anderstalige werkzoekende aan de slag te krijgen; werkgevers sensibiliseren voor taalbeleid om een betere matching met anderstalige werkzoekenden mogelijk maken. Vaak lezen we in vacatures nog taalvereisten die voor die specifieke job niet vereist zijn. Door de taaleisen aan te passen aan wat nodig is, maken anderstalige werkzoekenden meer kansen. De VDAB kan hen hierbij ondersteunen. 3. VAN WERK NAAR WERK 3.3. Een strategisch personeels- en organisatiebeleid 3.3.4. Actieplan bestrijding van arbeidsgerelateerde discriminatie (ABAD) Pagina 24 Een geïntegreerd strategisch HR-beleid helpt elk talent te ontplooien. Dat impliceert het voorkomen en, wanneer nodig, remediëren van discriminatie (ook indirecte). Dit is een aandachtspunt dat in mijn beleid verankerd is binnen verschillende maatregelen: de protocollen met de sociale partners en de eigenorganisaties van personen van allochtone origine en personen met een handicap, de loopbaan- en diversiteitsplannen om de uitbouw van een geïntegreerd strategisch HR-beleid te 191 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 faciliteren en te ondersteunen, de convenants met de regio’s, de sectorconvenants en de op stapel staande geïntegreerde toolbox. In 2013 heb ik verder gewerkt aan de ontwikkeling van een geactualiseerd actieplan bestrijding arbeidsgerelateerde discriminatie (ABAD). Enkele van de realisaties in dit kader zijn: inventarisatie en actualisering van instrumenten rond discriminatievoorkoming en –bestrijding; trainingen voor inspecteurs en consulenten werden ontwikkeld of aangepast; de ontwikkeling van addenda bij het ABAD waarin de engagementen van deze intermediairs (Federgon, SLN, VDAB, Inspectie WSE, …) werden vastgelegd. Tegen midden 2014 wordt een voortgangsrapport voorgesteld in uitvoering van het geactualiseerde ABAD. 4. PARTNERSCHAPPEN 4.4. Excellente partnerschappen Pagina 25 Krachtige samenwerkingsverbanden tussen onderwijs-, opleidings- , vormings- en werkactoren kunnen een hefboom zijn om op relatief korte termijn een antwoord te bieden op specifieke problemen op de arbeidsmarkt. De wijze waarop we dergelijke partnerschappen kunnen aanmoedigen zonder ze te institutionaliseren is voor mij een blijvende evenwichtsoefening. Ik zie excellente partnerschappen ontstaan tussen de wereld van werk en van onderwijs en vorming, maar het is zoeken naar de juiste impulsen om deze partnerschappen te ondersteunen. Ik blijf de excellente partnerschappenfilosofie verder verspreiden binnen alle geledingen en bij alle beleids-actoren van de onderwijs, vormings- en werkwereld. Binnen partnerschappen (met onderwijs, sectoren, SYNTRA's en het bedrijfsleven) is het m.i. van belang om te focussen op een aantal specifieke competentieversterkende acties: kapitaalintensieve knelpuntopleidingen omwille van de bijhorende infrastructuur, beroepskwalificerende opleidingstrajecten samen met relevante partners en werkplekleren, opdat de aansluiting met tewerkstelling zo goed mogelijk verzekerd wordt. Dergelijke (niet-geïnstitutionaliseerde) excellente partnerschappen bestaan tussen onthaalbureaus, Huizen van het Nederlands en VDAB. 4.7. Werk – Inburgering Pagina 28 In de zomer van 2013 werd het nieuw decreet op inburgering en integratie goedgekeurd. Vanaf 2014 zal de VDAB net als de vorige jaren de nieuw- en oudkomers opvangen maar rekening houdend met de bepalingen van het nieuwe decreet. Via de inwerkingstrajecten probeert de VDAB zowel aan nieuw- als oudkomers een aangepast en adequaat traject aan te bieden. In dit kader wil de VDAB de samenwerking versterken met de onthaalbureaus en de Huizen van het Nederlands. Nieuwkomers met een inburgeringsattest zullen met een hogere kennis van het Nederlands bij de VDAB terecht komen. De VDAB zal de nieuwkomers met een professioneel perspectief op het einde van hun inburgeringstraject screenen en adviseren met betrekking tot hun afstand tot de arbeidsmarkt en niet meer in het begin. Op het einde van het inburgeringstraject 192 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 hebben de inburgeraars bij het onthaalbureau immers reeds een heel traject en oriëntering gehad. De afspraken tussen de VDAB en het onthaalbureau in verband met de warme overdracht worden opnieuw op punt gesteld zodat die overdracht zo vlot mogelijk kan verlopen en inburgeraars zo snel mogelijk op het goede spoor naar werk terecht komen. 193 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE Aandachtspunten Binnenlands Bestuur II. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 2. SD 2: Minder maatschappelijk noden door meer maatschappelijke diensten te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen 2.1. LOKALEDIENSTENECONOMIE Pagina 16 Als tweede pijler voor de sociale economie schuift het Vlaamse Regeerakkoord de lokale diensteneconomie naar voren. Het basisidee van het decreet lokale diensteneconomie is de uitbouw van een aanvullend dienstenaanbod vanuit de overheid, dat nauw aansluit op maatschappelijke trends en noden zoals onder andere de vergrijzing, verduurzaming en de combinatie arbeid-privé. Door de inschakeling van kansengroepen te bevorderen én de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen in diensten te verankeren, zorgen deze diensten voor een dubbele maatschappelijke meerwaarde. Om het potentieel van de lokale diensteneconomie maximaal te benutten, wordt de bestaande regelgeving op basis van een grondige evaluatie bijgestuurd. Aandachtspunten hierbij zijn afstemming, vereenvoudiging, complementariteit, doorstroom en kwaliteit. Realisaties Een nieuw decreet Pagina 17 Op basis van de evaluatie uitgevoerd in 2011 en de beleidsaanbevelingen die hierop volgden, besliste ik om de decretale grondslag van de lokale diensteneconomie te vernieuwen. Na een lange en intensieve periode van voorbereiding en overleg met de stakeholders en de betrokken administraties werd op 12 juli 2013 het voorontwerp van decreet betreffende de lokale diensteneconomie definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het ontwerpdecreet ligt nu ter instemming voor bij het Vlaams Parlement. Ondersteuning van de regierol van lokale besturen bij de uitbouw van de lokale diensteneconomie Pagina 18 De regierol van lokale besturen is geïntegreerd in de nieuwe ondersteuningsstructuur (zie SD 4). In afwachting van de opstart van de nieuwe beleidscyclus in 2014 worden de bestaande subsidiebesluiten voor 2013 met 12 maanden verlengd en wordt een subsidie voorzien van 550.000 euro voor alle centrumsteden. In 2013 werd een oproep gelanceerd waarop kan worden ingetekend voor een subsidiëring op basis van de meerjarenplanning die binnen de beleids- en beheercyclus dient te worden opgesteld. Beleidsopties Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet betreffende de lokale diensteneconomie Pagina 18 194 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Na de goedkeuring van het decreet LDE volgt de uitwerking van het uitvoeringsbesluit. In de voorbereiding van het decreet werden uiteraard al heel wat zaken meegenomen, maar de operationalisering dient nog op punt te worden gezet. Die operationalisering is al in volle voorbereiding (zie 4.2.2). In volledige afstemming met en parallel aan de operationalisering van het maatwerkdecreet, zullen de projectcel en de verschillende experten binnen het beleidsdomein het BVR LDE uitwerken, conform de methodiek die gehanteerd werd bij het vormgeven van het decreet. Het is, net als bij het BVR maatwerk (zie 4.1.3), mijn ambitie om het BVR LDE te laten goedkeuren met een datum van inwerkingtreding op 1 juli 2014. Om de overgang naar het nieuwe decreet te faciliteren en om de lokale diensteneconomieondernemingen voldoende tijd en ruimte te geven om aan de nieuwe reglementering te voldoen, zullen de nodige overgangsmaatregelen worden voorzien in het BVR. 4. SD 4: De weg naar een socialere economie faciliteren 4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod Pagina 22 (…) Het nieuwe decreet biedt een antwoord op de verscheidenheid aan ondersteuningsbehoeften, waarbij aandacht gaat naar zowel individuele als collectieve dienstverlening. Het decreet geeft een solide basis aan de toekomstige ondersteuning van het ondernemerschap binnen de sociale economie en de bevordering van het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Zowel toekomstige maatwerkbedrijven, als initiatieven lokale diensteneconomie en coöperatieve en maatschappelijk verantwoorde ondernemers komen in aanmerking voor gerichte managementondersteuning. Realisaties (…) Na de goedkeuring op 26 oktober 2012 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie, keurde de Vlaamse regering op 6 juli het Besluit tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie principieel goed ter uitvoering van artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van MVO. Het voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. Er is gekozen om de regierol en de actorrol te ontdubbelen en de ondersteuning van de regierol intern en rechtsreeks te organiseren bij de lokale besturen zelf, en dus niet via een intermediair niveau. De gemeenten kunnen hier op intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze in de loop van 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en beleidscyclus (BBC), met het oog op een subsidiëring vanaf 2014. In afwachting van de subsidiëring in 2014 werd ook in 2013 de ondersteuning van centrumsteden voor de uitbouw van hun lokale regierol verlengd. 195 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsopties (…) De uitbouw van de lokale sociale economie in regie van de steden en gemeenten werd als een Vlaamse beleidsprioriteit opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 houdende de regierol van de gemeenten op het vlak van de sociale economie. De subsidieaanvraag en toekenning 2014 en volgende jaren gebeurt in het kader van het planlastendecreet door de koppeling van lokale acties aan een Vlaamse beleidsprioriteit in de meerjarenplanning van het lokale bestuur. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) met rechtspersoonlijkheid kunnen via een projectoproep die eind september werd opengesteld tot 15 januari 2014 een subsidieaanvraag indienen bij het VSA. Naast de BBC rapportering van de lokale besturen rapporteert het IGS rechtstreeks aan het VSA binnen dezelfde timing als BBC en zoveel mogelijk met dezelfde gevraagde gegevens. 4.3. Ruimte maken voor nieuwe ideeën in de sociale economie Realisaties Innovatiestrategie Pagina 25 (…) Het overheidsbeleid moet maximaal worden afgestemd om de sociale ondernemers te ‘empoweren’ om innovatie te realiseren, over de verschillende beleidsdomeinen heen. Op basis van de onderzoeksresultaten en in lijn met het regelgevingstraject werd in de innovatiestrategie naar voor geschoven op welke wijze de sociale economieprojecten kunnen rapporteren over hun duurzaamheid en innovatie. Deze duurzaamheidsrapportering is structureel verankerd in zowel het maatwerkdecreet als het decreet betreffende de lokale diensteneconomie. De BVR’s van beide decreten zullen deze organisatievoorwaarde concretiseren. Tot slot is in het nieuwe decreet betreffende ‘de ondersteuning van ondernemerschap op het vlak van sociale economie en de stimulering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ een rechtsgrond voor innovatiesteun voorzien zodat in de toekomst op een structurele manier ondersteuning kan worden geboden voor innovatie. 6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarde realiseren Pagina 28 Een ambitieus beleid rond Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) organiseren vereist een meerjarenplanning. Daarom is bij de start van deze legislatuur een actieplan opgemaakt dat deze strategische doelstelling uit de beleidsnota vorm en focus gaf. Dit actieplan steunt op twee pijlers: - ervaringsuitwisseling via partnerschappen, wat moet leiden tot een brede, gedragen aanpak binnen én buiten de overheid; - een stimulerend beleid naar organisaties om vernieuwend in te spelen op de MVO-trends van (over)morgen. (…) 196 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 6.1. Sociaal innoveren door sociaal inspireren De principes van coöperatief ondernemen opwaarderen Pagina 28 Coöperatief ondernemen is een model met toekomst. Om dat profiel aan te scherpen, werd tijdens deze legislatuur samen met de partners op het terrein een strategisch actieplan opgemaakt. Binnen de beleidsfocus op coöperatief ondernemen wordt vooral ingezet op twee specifieke sporen: − coöperatief ondernemen als participatief ondernemen, waarbij andersoortige relaties met werknemers, klanten, leveranciers en samenleving worden uitgebouwd; − (…) Realisaties Eind 2010 startte de uitvoering van het actieplan coöperatief ondernemen, waarvan de uitvoering onverminderd verder loopt: - om de coöperatieve ondernemingsvorm en –filosofie te promoten, is communicatie nodig, naast een slimme bundeling van beschikbare informatie, instrumenten en goede praktijken. De portaalsite www.cooperatiefvlaanderen.be werd ontwikkeld en is sinds oktober 2011 online. - (…) Gemeenschapsmunten Pagina 31 Momenteel lopen in diverse landen (op nationaal of stedelijk niveau) projecten rond complementaire munten. Zij vertrekken van een stimuleringsbeleid waar niet met de ‘gewone munt’ betaald wordt én dat een relevante aanvulling is op inspanningen binnen het maatschappelijke middenveld. De introductie van complementaire munten helpt om de huidige economische crisis en sociale en ecologische uitdagingen innovatief te vertalen naar kansen. Deze strategie zal het gemakkelijker maken voor burgers, organisaties, middenveld, lokale of Vlaamse overheden en bedrijven om initiatieven te nemen die sociaal en ecologisch gedrag bevorderen en belonen. Bijkomend is dit een kans om initiatieven met een marginale kost op een betaalbare wijze in te richten en om diverse beleidsdoelstellingen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld duurzaam gedrag (zoals peter zijn van een bloemenperk, composteren, helpen in het buurthuis) belonen met toegang tot publieke dienstverlening (zoals bibliotheek, sportcomplex of cultuurcentrum,…). Realisaties In april 2011 liepen twee projecten i.v.m. gemeenschapsmunten af: ‘Ondersteuning van Letsgroepen in Vlaanderen in een perspectief van duurzaamheid en maatschappelijke meerwaarden’ en ‘Gemeenschapsmunten: proefprojecten Gent’. Beide projecten werden opgevolgd en hun output (kennisopbouw, beleidscommunicatie, steunpuntfunctie, netwerkvorming en het proefproject met 2 munten) werd positief geëvalueerd. De proefprojecten rond ‘Leermunt’ en ‘Torekes’ worden door lokale partners verdergezet. 197 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In september 2011 ging het innovatieplatform ‘Sociale Innovatie door een breed toepasbaar complementair muntsysteem in Vlaanderen’ van start. Dit innovatieplatform past in het actieplan ‘Innovatief aanbesteden’ van de Vlaamse overheid en werd ondersteund door het IWT. Binnen het innovatieplatform werden alle maatschappelijke betrokkenen (bedrijven, middenveld, dienstverleners, steden en gemeenten,…) uitgenodigd om mee te denken rond een Vlaams complementair muntsysteem. Dit traject werd afgerond eind april 2012. Begin 2013 werden twee overheidsopdrachten gelanceerd in een samenwerkingsverband tussen het departement WSE, het team Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur en het departement EWI. Een eerste opdracht bestaat uit twee percelen en omvat de opstart van een nieuwe complementaire muntkring enerzijds en de implementatie van nieuwe technologie in een bestaande muntkring. Een tweede overheidsopdracht omvat de monitoring van de maatschappelijke meerwaarden van de complementaire muntkringen en het schrijven van een handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers om een complementaire muntkring op te starten. Dit handboek zal de ervaringen uit de verschillende Vlaamse proefprojecten en ervaringen uit het buitenland bundelen. Deze projecten worden afgerond in het voorjaar van 2014. Beleidsopties Het handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers kan een hulpmiddel zijn om complementaire munten op de kaart te zetten bij lokale besturen en steden. In samenwerking met het team Stedenbeleid en het departement EWI zal WSE dan ook inzetten op de verspreiding van de resultaten van de overheidsopdrachten en het handboek via verschillende kanalen. 6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap Bijdragen aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale duurzaamheid en MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid Pagina 32 Realisaties Binnen de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling maakt MVO deel uit van de horizontale actie Duurzame Productie en Consumptie. Aandacht voor sociale duurzaamheid wordt tegen 2014 gerealiseerd binnen beleidsinitiatieven van de Vlaamse overheid. Concepten zoals strategische partnerschappen met stakeholders, binnen en buiten de overheid (vb. rond www.mvovlaanderen.be) en acties zoals de uitwisseling van MVO-steunmaatregelen met andere beleidsdomeinen zitten vervat in de nieuwe strategie. De langetermijnvisie duurzame ontwikkeling (2050 en verder) garandeert dat alle transities aandacht hebben voor sociale rechtvaardigheid en inclusie. Solidariteit, herverdeling van welvaart en sociale aspecten van werkgelegenheid worden gewaarborgd. De duurzaamheid wordt ook bewaakt bij de opvolging en de bijdragen aan relevante Vlaamse, federale en internationale ontwikkelingen. 198 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsopties Ondernemingen en organisaties krijgen steeds meer de vraag om duurzaam en transparant te werken. Die vraag komt vanuit de samenleving (consumenten en NGO's), van hun werknemers, van beleidsmakers die duurzaamheidscriteria integreren in beleidsmaatregelen en van andere ondernemingen die bepaalde duurzaamheidseisen opleggen. Het is in dat kader van belang om duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau, onder meer in het kader van steunmaatregelen en subsidies. (…) Allianties aangaan om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te stimuleren Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020 MVO algemeen te verspreiden door meer organisaties en ondernemingen maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten opnemen. WSE neemt hierin een trekkende rol op. Door meer duurzame organisatievormen, producten en diensten te bevorderen, wil de Vlaamse regering ook het creatieve, innovatieve en ondernemende karakter van onze maatschappij verhogen. Vlaanderen in Actie verstevigt zo de strategische rol die bedrijven kunnen spelen in de bevordering van duurzame ontwikkeling. 6.3. Van voorbeeld- naar voorloperfunctie: zelf pionieren Pagina 34 Een inspirerende voorbeeldfunctie vanuit de overheid Realisaties Wat de overheid vraagt aan ondernemingen op het vlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid, moet ze ook zelf kunnen waarmaken of zelfs beter doen. Het Vlaamse regeerakkoord heeft aan het College van Ambtenaren-generaal de opdracht gegeven om een meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid voor permanente efficiëntiewinst op te stellen en voor te leggen aan de regering. Binnen dit meerjarenprogramma focust een actielijn op het duurzaam optreden van de overheid. De onderzoeksresultaten van de hoger genoemde VIONA- en ESFonderzoeken (zie p.32) bieden inspiratie om deze ambitie waar te maken. Beleidsopties Ruim 10% van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van diverse overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om haar overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Sociale meerwaarden van producten zijn, in tegenstelling tot ecologische, nog onderbelicht. Onderzoek, ontwikkeling en sensibilisatie rond instrumenten en labels die sociale meerwaarden zichtbaar en meetbaar maken, moeten dan ook worden gestimuleerd. De uitdaging hierbij is te komen tot een evenwicht tussen de sociale, ecologische en economische meerwaarden binnen duurzame productie en consumptie. Realisaties Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident, in uitvoering. Conform de afspraken in het eerste actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 werden met alle relevante beleidsdomeinen de 199 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke inkopers moet ondersteunen bij de integratie van sociale criteria binnen overheidsopdrachten. Deze leidraad sociale criteria is sinds het najaar van 2012 digitaal beschikbaar. Beleidsopties In 2012 werd door de administratie een nieuw meerjarenactieplan duurzame overheidsopdrachten voor de periode 2012-2014 voorbereid. Dit plan zet verder in op de integratie van sociale criteria in overheidsopdrachten en het aanmoedigen van meer en beter duurzaam ondernemen en ketenbeheer bij dienstverleners en leveranciers van de overheid. In dit kader wordt in het najaar van 2013 een overheidsopdracht uitgeschreven rond sociale aspecten van duurzaam ketenbeheer. De opdracht zal lopen in 2014. 200 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid II. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 2. SD 2: Minder maatschappelijk noden door meer maatschappelijke diensten te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen 2.1. LOKALEDIENSTENECONOMIE Pagina 16 Als tweede pijler voor de sociale economie schuift het Vlaamse Regeerakkoord de lokale diensteneconomie naar voren. Het basisidee van het decreet lokale diensteneconomie is de uitbouw van een aanvullend dienstenaanbod vanuit de overheid, dat nauw aansluit op maatschappelijke trends en noden zoals onder andere de vergrijzing, verduurzaming en de combinatie arbeid-privé. Door de inschakeling van kansengroepen te bevorderen én de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen in diensten te verankeren, zorgen deze diensten voor een dubbele maatschappelijke meerwaarde. Om het potentieel van de lokale diensteneconomie maximaal te benutten, wordt de bestaande regelgeving op basis van een grondige evaluatie bijgestuurd. Aandachtspunten hierbij zijn afstemming, vereenvoudiging, complementariteit, doorstroom en kwaliteit. Realisaties Een nieuw decreet Pagina 17 Op basis van de evaluatie uitgevoerd in 2011 en de beleidsaanbevelingen die hierop volgden, besliste ik om de decretale grondslag van de lokale diensteneconomie te vernieuwen. Na een lange en intensieve periode van voorbereiding en overleg met de stakeholders en de betrokken administraties werd op 12 juli 2013 het voorontwerp van decreet betreffende de lokale diensteneconomie definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het ontwerpdecreet ligt nu ter instemming voor bij het Vlaams Parlement. Ondersteuning van de regierol van lokale besturen bij de uitbouw van de lokale diensteneconomie Pagina 18 De regierol van lokale besturen is geïntegreerd in de nieuwe ondersteuningsstructuur (zie SD 4). In afwachting van de opstart van de nieuwe beleidscyclus in 2014 worden de bestaande subsidiebesluiten voor 2013 met 12 maanden verlengd en wordt een subsidie voorzien van 550.000 euro voor alle centrumsteden. In 2013 werd een oproep gelanceerd waarop kan worden ingetekend voor een subsidiëring op basis van de meerjarenplanning die binnen de beleids- en beheercyclus dient te worden opgesteld. Beleidsopties Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet betreffende de lokale diensteneconomie Pagina 18 Na de goedkeuring van het decreet LDE volgt de uitwerking van het uitvoeringsbesluit. In de voorbereiding van het decreet werden uiteraard al heel wat zaken meegenomen, maar de operationalisering dient nog op punt te worden gezet. Die operationalisering is al in volle voorbereiding (zie 4.2.2). In volledige afstemming 201 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 met en parallel aan de operationalisering van het maatwerkdecreet, zullen de projectcel en de verschillende experten binnen het beleidsdomein het BVR LDE uitwerken, conform de methodiek die gehanteerd werd bij het vormgeven van het decreet. Het is, net als bij het BVR maatwerk (zie 4.1.3), mijn ambitie om het BVR LDE te laten goedkeuren met een datum van inwerkingtreding op 1 juli 2014. Om de overgang naar het nieuwe decreet te faciliteren en om de lokale diensteneconomieondernemingen voldoende tijd en ruimte te geven om aan de nieuwe reglementering te voldoen, zullen de nodige overgangsmaatregelen worden voorzien in het BVR. 4. SD 4: De weg naar een socialere economie faciliteren 4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod Pagina 22 (…) Het nieuwe decreet biedt een antwoord op de verscheidenheid aan ondersteuningsbehoeften, waarbij aandacht gaat naar zowel individuele als collectieve dienstverlening. Het decreet geeft een solide basis aan de toekomstige ondersteuning van het ondernemerschap binnen de sociale economie en de bevordering van het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Zowel toekomstige maatwerkbedrijven, als initiatieven lokale diensteneconomie en coöperatieve en maatschappelijk verantwoorde ondernemers komen in aanmerking voor gerichte managementondersteuning. Realisaties (…) Na de goedkeuring op 26 oktober 2012 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie, keurde de Vlaamse regering op 6 juli het Besluit tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie principieel goed ter uitvoering van artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van MVO. Het voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. Er is gekozen om de regierol en de actorrol te ontdubbelen en de ondersteuning van de regierol intern en rechtsreeks te organiseren bij de lokale besturen zelf, en dus niet via een intermediair niveau. De gemeenten kunnen hier op intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze in de loop van 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en beleidscyclus (BBC), met het oog op een subsidiëring vanaf 2014. In afwachting van de subsidiëring in 2014 werd ook in 2013 de ondersteuning van centrumsteden voor de uitbouw van hun lokale regierol verlengd. Beleidsopties (…) De uitbouw van de lokale sociale economie in regie van de steden en gemeenten werd als een Vlaamse beleidsprioriteit opgenomen in het Besluit van de Vlaamse 202 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Regering van 26 oktober 2012 houdende de regierol van de gemeenten op het vlak van de sociale economie. De subsidieaanvraag en toekenning 2014 en volgende jaren gebeurt in het kader van het planlastendecreet door de koppeling van lokale acties aan een Vlaamse beleidsprioriteit in de meerjarenplanning van het lokale bestuur. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) met rechtspersoonlijkheid kunnen via een projectoproep die eind september werd opengesteld tot 15 januari 2014 een subsidieaanvraag indienen bij het VSA. Naast de BBC rapportering van de lokale besturen rapporteert het IGS rechtstreeks aan het VSA binnen dezelfde timing als BBC en zoveel mogelijk met dezelfde gevraagde gegevens. 4.3. Ruimte maken voor nieuwe ideeën in de sociale economie Realisaties Innovatiestrategie Pagina 25 (…) Het overheidsbeleid moet maximaal worden afgestemd om de sociale ondernemers te ‘empoweren’ om innovatie te realiseren, over de verschillende beleidsdomeinen heen. Op basis van de onderzoeksresultaten en in lijn met het regelgevingstraject werd in de innovatiestrategie naar voor geschoven op welke wijze de sociale economieprojecten kunnen rapporteren over hun duurzaamheid en innovatie. Deze duurzaamheidsrapportering is structureel verankerd in zowel het maatwerkdecreet als het decreet betreffende de lokale diensteneconomie. De BVR’s van beide decreten zullen deze organisatievoorwaarde concretiseren. Tot slot is in het nieuwe decreet betreffende ‘de ondersteuning van ondernemerschap op het vlak van sociale economie en de stimulering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ een rechtsgrond voor innovatiesteun voorzien zodat in de toekomst op een structurele manier ondersteuning kan worden geboden voor innovatie. 6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarde realiseren Pagina 28 Een ambitieus beleid rond Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) organiseren vereist een meerjarenplanning. Daarom is bij de start van deze legislatuur een actieplan opgemaakt dat deze strategische doelstelling uit de beleidsnota vorm en focus gaf. Dit actieplan steunt op twee pijlers: - ervaringsuitwisseling via partnerschappen, wat moet leiden tot een brede, gedragen aanpak binnen én buiten de overheid; - een stimulerend beleid naar organisaties om vernieuwend in te spelen op de MVO-trends van (over)morgen. (…) 203 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 6.1. Sociaal innoveren door sociaal inspireren De principes van coöperatief ondernemen opwaarderen Pagina 28 Coöperatief ondernemen is een model met toekomst. Om dat profiel aan te scherpen, werd tijdens deze legislatuur samen met de partners op het terrein een strategisch actieplan opgemaakt. Binnen de beleidsfocus op coöperatief ondernemen wordt vooral ingezet op twee specifieke sporen: − coöperatief ondernemen als participatief ondernemen, waarbij andersoortige relaties met werknemers, klanten, leveranciers en samenleving worden uitgebouwd; − (…) Realisaties Eind 2010 startte de uitvoering van het actieplan coöperatief ondernemen, waarvan de uitvoering onverminderd verder loopt: - om de coöperatieve ondernemingsvorm en –filosofie te promoten, is communicatie nodig, naast een slimme bundeling van beschikbare informatie, instrumenten en goede praktijken. De portaalsite www.cooperatiefvlaanderen.be werd ontwikkeld en is sinds oktober 2011 online. - (…) Gemeenschapsmunten Pagina 31 Momenteel lopen in diverse landen (op nationaal of stedelijk niveau) projecten rond complementaire munten. Zij vertrekken van een stimuleringsbeleid waar niet met de ‘gewone munt’ betaald wordt én dat een relevante aanvulling is op inspanningen binnen het maatschappelijke middenveld. De introductie van complementaire munten helpt om de huidige economische crisis en sociale en ecologische uitdagingen innovatief te vertalen naar kansen. Deze strategie zal het gemakkelijker maken voor burgers, organisaties, middenveld, lokale of Vlaamse overheden en bedrijven om initiatieven te nemen die sociaal en ecologisch gedrag bevorderen en belonen. Bijkomend is dit een kans om initiatieven met een marginale kost op een betaalbare wijze in te richten en om diverse beleidsdoelstellingen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld duurzaam gedrag (zoals peter zijn van een bloemenperk, composteren, helpen in het buurthuis) belonen met toegang tot publieke dienstverlening (zoals bibliotheek, sportcomplex of cultuurcentrum,…). Realisaties In april 2011 liepen twee projecten i.v.m. gemeenschapsmunten af: ‘Ondersteuning van Letsgroepen in Vlaanderen in een perspectief van duurzaamheid en maatschappelijke meerwaarden’ en ‘Gemeenschapsmunten: proefprojecten Gent’. Beide projecten werden opgevolgd en hun output (kennisopbouw, beleidscommunicatie, steunpuntfunctie, netwerkvorming en het proefproject met 2 munten) werd positief geëvalueerd. De proefprojecten rond ‘Leermunt’ en ‘Torekes’ worden door lokale partners verdergezet. 204 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In september 2011 ging het innovatieplatform ‘Sociale Innovatie door een breed toepasbaar complementair muntsysteem in Vlaanderen’ van start. Dit innovatieplatform past in het actieplan ‘Innovatief aanbesteden’ van de Vlaamse overheid en werd ondersteund door het IWT. Binnen het innovatieplatform werden alle maatschappelijke betrokkenen (bedrijven, middenveld, dienstverleners, steden en gemeenten,…) uitgenodigd om mee te denken rond een Vlaams complementair muntsysteem. Dit traject werd afgerond eind april 2012. Begin 2013 werden twee overheidsopdrachten gelanceerd in een samenwerkingsverband tussen het departement WSE, het team Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur en het departement EWI. Een eerste opdracht bestaat uit twee percelen en omvat de opstart van een nieuwe complementaire muntkring enerzijds en de implementatie van nieuwe technologie in een bestaande muntkring. Een tweede overheidsopdracht omvat de monitoring van de maatschappelijke meerwaarden van de complementaire muntkringen en het schrijven van een handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers om een complementaire muntkring op te starten. Dit handboek zal de ervaringen uit de verschillende Vlaamse proefprojecten en ervaringen uit het buitenland bundelen. Deze projecten worden afgerond in het voorjaar van 2014. Beleidsopties Het handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers kan een hulpmiddel zijn om complementaire munten op de kaart te zetten bij lokale besturen en steden. In samenwerking met het team Stedenbeleid en het departement EWI zal WSE dan ook inzetten op de verspreiding van de resultaten van de overheidsopdrachten en het handboek via verschillende kanalen. 6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap Bijdragen aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale duurzaamheid en MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid Pagina 32 Realisaties Binnen de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling maakt MVO deel uit van de horizontale actie Duurzame Productie en Consumptie. Aandacht voor sociale duurzaamheid wordt tegen 2014 gerealiseerd binnen beleidsinitiatieven van de Vlaamse overheid. Concepten zoals strategische partnerschappen met stakeholders, binnen en buiten de overheid (vb. rond www.mvovlaanderen.be) en acties zoals de uitwisseling van MVO-steunmaatregelen met andere beleidsdomeinen zitten vervat in de nieuwe strategie. De langetermijnvisie duurzame ontwikkeling (2050 en verder) garandeert dat alle transities aandacht hebben voor sociale rechtvaardigheid en inclusie. Solidariteit, herverdeling van welvaart en sociale aspecten van werkgelegenheid worden gewaarborgd. De duurzaamheid wordt ook bewaakt bij de opvolging en de bijdragen aan relevante Vlaamse, federale en internationale ontwikkelingen. 205 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsopties Ondernemingen en organisaties krijgen steeds meer de vraag om duurzaam en transparant te werken. Die vraag komt vanuit de samenleving (consumenten en NGO's), van hun werknemers, van beleidsmakers die duurzaamheidscriteria integreren in beleidsmaatregelen en van andere ondernemingen die bepaalde duurzaamheidseisen opleggen. Het is in dat kader van belang om duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau, onder meer in het kader van steunmaatregelen en subsidies. (…) Allianties aangaan om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te stimuleren Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020 MVO algemeen te verspreiden door meer organisaties en ondernemingen maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten opnemen. WSE neemt hierin een trekkende rol op. Door meer duurzame organisatievormen, producten en diensten te bevorderen, wil de Vlaamse regering ook het creatieve, innovatieve en ondernemende karakter van onze maatschappij verhogen. Vlaanderen in Actie verstevigt zo de strategische rol die bedrijven kunnen spelen in de bevordering van duurzame ontwikkeling. 6.3. Van voorbeeld- naar voorloperfunctie: zelf pionieren Pagina 34 Een inspirerende voorbeeldfunctie vanuit de overheid Realisaties Wat de overheid vraagt aan ondernemingen op het vlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid, moet ze ook zelf kunnen waarmaken of zelfs beter doen. Het Vlaamse regeerakkoord heeft aan het College van Ambtenaren-generaal de opdracht gegeven om een meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid voor permanente efficiëntiewinst op te stellen en voor te leggen aan de regering. Binnen dit meerjarenprogramma focust een actielijn op het duurzaam optreden van de overheid. De onderzoeksresultaten van de hoger genoemde VIONA- en ESFonderzoeken (zie p.32) bieden inspiratie om deze ambitie waar te maken. Beleidsopties Ruim 10% van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van diverse overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om haar overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Sociale meerwaarden van producten zijn, in tegenstelling tot ecologische, nog onderbelicht. Onderzoek, ontwikkeling en sensibilisatie rond instrumenten en labels die sociale meerwaarden zichtbaar en meetbaar maken, moeten dan ook worden gestimuleerd. De uitdaging hierbij is te komen tot een evenwicht tussen de sociale, ecologische en economische meerwaarden binnen duurzame productie en consumptie. Realisaties 206 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident, in uitvoering. Conform de afspraken in het eerste actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 werden met alle relevante beleidsdomeinen de contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke inkopers moet ondersteunen bij de integratie van sociale criteria binnen overheidsopdrachten. Deze leidraad sociale criteria is sinds het najaar van 2012 digitaal beschikbaar. Beleidsopties In 2012 werd door de administratie een nieuw meerjarenactieplan duurzame overheidsopdrachten voor de periode 2012-2014 voorbereid. Dit plan zet verder in op de integratie van sociale criteria in overheidsopdrachten en het aanmoedigen van meer en beter duurzaam ondernemen en ketenbeheer bij dienstverleners en leveranciers van de overheid. In dit kader wordt in het najaar van 2013 een overheidsopdracht uitgeschreven rond sociale aspecten van duurzaam ketenbeheer. De opdracht zal lopen in 2014. 207 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgering en Integratie INLEIDING Pagina 3 (…) Maar als we die arbeidsmarktreserve nader bekijken dan moeten we vaststellen dat 73% van die mensen behoren tot een kansengroep (allochtoon, kortgeschoold, 50+ of handicap) en dat moet geen probleem zijn, want competenties staan los van kansengroepkenmerken, maar anderzijds zijn de criteria ook niet voor niets benoemd. Het zijn vastgestelde drempels om een plaats op de arbeidsmarkt te vinden en vertalen zich in een beduidend lagere kans op werk. Het Departement Werk en Sociale Economie berekende zo dat mensen die 5 jaar werkzoekend zijn (slechts 1 kenmerk van de huidige doelgroep sociale werkplaatsen) maar 0,8% kans hebben op werk, voor een werkzoekende met een handicap is dat slechts 3,1%. U zal maar eens tot die categorie behoren en willen werken. (…) Het Departement Werk en Sociale Economie berekende dat als we er als overheid in zouden slagen om alle werkzoekenden (NWWZ) met een arbeidshandicap, kortgeschoolden of allochtoon (of combinaties hiervan) aan het werk te zetten, de werkzaamheidsgraad op basis van de EAK met goed 2% stijgen tot 74%. I. OMGEVINGSANALYSE 2. DE WERKZAAMHEID VAN KANSENGROEPEN Pagina 6 De periode van 2002 tot 2010 laat globaal -afgezien van een korte daling tijdens de crisis– toenemende werkzaamheidsgraden optekenen voor kansengroepen. Aan die toename is na 2010 een einde gekomen. Anno 2012 liggen de werkzaamheidsgraden lager tot heel veel lager dan in 2010. (…) Bij de niet-EUburgers is er een stijging tot 2011, gevolgd door een scherpe daling. Het aandeel werkenden geboren buiten de EU-27 ging er op vooruit tussen 2007 en 2010, waarna een daling volgde. 3. WERKZOEKENDEN UIT KANSENGROEPEN Pagina 6 Ten opzichte van de situatie midden 2008 –juist voor de economische crisis– is het absolute aantal werkzoekenden uit alle kansengroepen nu vrij veel hoger. In juni 2013 is het aantal werkzoekende allochtonen t.o.v. 2008 relatief het sterkst gestegen (+ 67%) in vergelijking met de andere kansengroepen en ook de periode juni 2012- juni 2013 laat nog een sterke stijging zien (+10%). (…) De vier kenmerken (allochtone origine, arbeidshandicap, hogere leeftijd en korte scholing) komen vaak in combinatie voor. Van alle werkzoekenden (juni 2013) behoort 73% (151.834) tot minstens één van deze kansengroepen en bijna de helft daarvan (70.760) behoort tot meer dan één kansengroep. Slechts 26,6% van alle NWWZ behoort tot geen enkele kansengroep en als we personen die meer dan 2 jaar werkzoekend zijn ook als kansengroep meerekenen, is dit nog maar 24%. 208 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Naast de vier vermelde kansengroepkenmerken –die alle voorspellers zijn voor een problematische integratie op de arbeidsmarkt– is er ook nog de duur van de werkloosheid. Naarmate de werkloosheidsduur oploopt, slinken de integratiekansen snel. Dit is eens te meer het geval wanneer dit met een kansengroepkenmerk wordt gecombineerd. (…) Onder de allochtonen is 22% (12.259) meer dan twee jaar werkloos (…). Bijna één op de tien van alle werkzoekenden (18.890 of 9%) is meer dan 5 jaar werkzoekend, en dit zijn bijna allemaal mensen uit de kansengroepen (18.094 of 96%). Daarnaast zijn er nog andere kenmerken die de kansen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt verkleinen, zoals laaggeletterdheid (ongeveer 45% van alle NWWZ), alleenstaande ouders (ongeveer 10%) en leven in een armoedesituatie (23,2% volgens EU-SILC 2011). Het verschil in de profielen van de werkzoekenden wordt ook zichtbaar in de “kansen om aan het werk te gaan”, gemeten als het aandeel NWWZ binnen een bepaalde categorie die in de loop van een maand aan het werk gaan. De kansengroepen hebben over de hele lijn lagere kansen dan de niet-kansengroepen. De uitstroom naar werk verliep in 2012 voor alle NWWZ veel moeizamer dan in de twee voorafgaande jaren. Geen enkele groep is er gedurende dat jaar op vooruitgegaan en ook voor de kansengroepen, bij wie de cijfers al veel lager waren, was er in de loop van 2012 nog een verdere daling. 209 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Financiën en Begroting (FB) Beleidsbrief FINANCIEN EN BEGROTING Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Strategische doelstelling 1: Slagkrachtige Vlaamse Financiën pagina 7 De toekomst maant echter aan tot voorzichtigheid. Voor 2013 wordt er uitgegaan van een quasi nulgroei; voor 2014 van een beperkte economische groei. Een budgettair scenario zoals zich in 2009 voltrokken heeft, dient ten allen prijze te worden vermeden. Het is duidelijk dat de lidstaten en regio’s van de Eurozone zich nog steeds moeten behoeden voor een economische recessie. In 2013 en 2014 zal het bijgevolg mijn primordiale opdracht zijn om verder over de gezondheid van de Vlaamse openbare financiën te waken. Operationele doelstelling 1.1: transparant, efficiënt en duurzaam financieel en budgettair beleid: Verdere stappen in optimalisering financieel instrumentarium Pagina 8 Vanaf 22 juni 2013 is er de mogelijkheid om facturen intelligent te scannen waarbij de facturen automatisch in OraFin worden ingebracht Verdere implementatie Economic Governance: Pagina 9 De nieuwe regelgeving inzake het versterkt Europees begrotingstoezicht op de lidstaten heeft een belangrijke impact op het begrotingsbeleid, de begrotingsagenda en de rapportering van de Vlaamse Gemeenschap en de lokale overheden en vereist een intensievere samenwerking tussen de verschillende sub-entiteiten van de gezamenlijke overheid. Voorwoord 5) Nieuwe dienstverlening dienst vastgoedakten pagina 10 Om via de dienst vastgoedakten effectief investeringsprojecten te versnellen door de duur van een onteigening te verminderen, was het belangrijk om de volledige keten van schatting, onderhandeling en verlijden van de akte te kunnen aanbieden. Er werd daarom verder gewerkt aan de uitbouw van een gestructureerde dienstverlening die een all-in formule aanbiedt (schattingen, onderhandelingen en ondertekenen van akten), door: proefprojecten op te starten met de Vlaamse Landmaatschappij met het oog op de aanleg van fietspaden (Schilde, Kalmthout, Poelkapelle…), onteigening van woningen (Puurs en Willebroek), de aanleg van een brug (Assenede); 210 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Initiatief 1. Verhogen van de bestuurlijke efficiëntie binnen het beleidsdomein Financiën en Begroting door inkanteling van het IVA Centrale Accounting in het departement Financiën en Begroting Pagina 12 Op initiatief van mijn collega bevoegd voor Bestuurszaken Geert Bourgeois besliste de Vlaamse Regering om de bestuurlijke efficiëntie binnen de Vlaamse overheid te verhogen door het verminderen van het aantal entiteiten. In dat kader zal ik het integratieproces starten om het IVA Centrale Accounting onder te brengen in het departement Financiën en Begroting. Hierbij zal geenszins de opdracht van de centrale accounting worden teruggeschroefd, maar zullen de verwachte schaalvoordelen een verdere verhoging van de kostenefficiënte werking mogelijk maken. Initiatief 3. Financieel instrumentarium e-invoicing Pagina 12 In het kader van het deelproject optimalisatie van processen ligt in 2014 de focus op de verdere begeleiding, opvolging en uitrol van intelligent scannen en e-invoicing. Alle noodzakelijke voorbereidingen worden getroffen om in 2014 digitaal aangeleverde factuurinformatie te aanvaarden en deze digitaal te verwerken. Op die manier trachten we de gemiddelde betaaltermijn van facturen te verminderen. In het kader van de verdere uitbouw van de analytische boekhoudhouding wordt het analytisch handboek verder verfijnd met een plan van aanpak voor entiteiten die een analytische boekhouding wensen op te zetten. Initiatief 4. Verdere uitbouw begrotingstool Pagina 13 De integratie van beide toepassingen, met name het genereren van de met historische cijfers ingevulde begrotingsfiches vanuit de Apex-toepassing, is voorzien voor de volgende begrotingsronde. De web-toepassing voor het goedkeuringsproces wordt verder uitgebreid voor de opmaak van de memorie van toelichting en het indienen van de definitieve begrotingen van de Vlaamse rechtspersonen. Bij de volgende begrotingsronde kunnen ook nieuwe piloten deelnemen. Initiatief 8. Afstemming tussen begrotings- en beleidsdocumenten Pagina 14 Vanaf de nieuwe legislatuur zal deze indeling in beleidsvelden ook worden gehanteerd in de beleids- en beheersdocumenten, waarbij de beleidsdoelstellingen die ressorteren onder deze beleidsvelden aan de hand van de deelprogramma’s gekoppeld worden aan de begrotingsartikelen die terug te vinden zijn in de begroting. Dit alles moet leiden tot een betere afstemming tussen de beleids- en beheersdocumenten en de begroting zodat op eenduidige wijze vast te stellen is hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor de invulling van de vooropgestelde doelstellingen. Om deze afstemming mogelijk te maken is het noodzakelijk dat naast de nieuwe beleidsinitiatieven ook het reguliere beleid opgenomen wordt in de beleids- en beheersdocumenten. Initiatief 9. Globaal datamodel Pagina 16 Tijdens het laatste werkjaar van deze legislatuur zal het Fantasi-model verder uitgebouwd worden met een projectiemethodiek (gebaseerd op de methodiek van “static reweighting”) die de evolutie van de personenbelasting nauwkeuriger kan 211 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 opvolgen. Hierdoor zal het mogelijk worden de gevolgen van de demografische evolutie te voorspellen op de elasticiteit van de ontvangsten in het kader van de personenbelasting. Initiatief 10. Verdere uitbouw dienst vastgoedakten Pagina 17 De samenwerking tussen de entiteiten, lokale besturen, de Vlaamse Landmaatschappij en de dienst vastgoedakten wordt verder uitgediept. In het komende jaar zullen de nodige initiatieven worden genomen om de uitgebouwde integrale dienstverlening bekend te maken binnen de Vlaamse overheid en bij de lokale besturen, zodat de beschikbare capaciteit binnen de dienst vastgoedakten volledig kan worden ingezet om de investeringsprojecten van de Vlaamse overheid maximaal te versnellen. Initiatief 13. Hogere responsabilisering van de verschillende beleidsdomeinen door beperkte tussenkomst van het VFLD en impact zesde staatshervorming op VFLD Pagina 20 In het kader van de begrotingsopmaak 2014 heeft de Vlaamse regering beslist de tussenkomst van het VFLD inzake hoofdsom te beperken tot 50% van een opeisbare verbintenis. Naast de beoogde besparing moet dit leiden tot een grotere responsabilisering van het betrokken beleidsdomein. Initiatief 14. Voorzichtige benadering bij herfinancieringen Pagina 21 In de volgende jaren staan we terug voor enkele herfinancieringen. Voor wat deze legislatuur betreft, zal ik blijven streven naar een voorzichtige verhouding vaste versus vlottende rentevoet, rekening houdend met de volgende terugbetalingen door KBC van de aan hen verleende steun. Operationele doelstelling 2.1 Efficiënte belastingen in eigen beheer Pagina 23 en effectieve invordering van Er worden vestigingen voorzien in 13 Vlaamse centrumsteden en Brussel. Voor Aalst opteerde de Vlaamse Regering op 20 december 2012, na een selectieprocedure, voor het Postsite-gebouw in de Vaartstraat in Aalst. Ook het huidige personeel dat nu nog in het Mercuriusgebouw tewerkgesteld is zal in dit nieuwe gebouw worden gehuisvest, reeds met ingang van januari 2014. Vanuit de zetel in Aalst zullen een aantal generieke taken m.b.t. de huidige en de nieuwe heffingen worden verzorgd Onderzoek en ontwikkeling van unieke Vlaamse Codex Pagina 24 Op 21 juni 2013 heb ik de Vlaamse Regering dan ook een voorontwerp van decreet houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit kunnen voorleggen. Dit voorontwerp werd inmiddels voor advies aan de Raad van State overgemaakt. de regelgeving i.v.m. belastingen geïnd door VLABEL in één codex terug kunnen vinden, met uitzondering van de regelgeving aangaande de planbatenheffing, De betrachting blijft immers nog steeds om de VCF in voege te laten treden vanaf 1 januari 2014. 212 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Mijn administratie is in die optiek ook al volop bezig met het uitvoeringsbesluit van de VCF, dat op dezelfde datum in voege moet kunnen gaan. Vernieuwing VFP (Vlaams Fiscaal Platform) Pagina 25 Belastingplichtigen kregen de mogelijkheid om hun aanslagbiljetten elektronisch toegestuurd te krijgen via Zoomit. Verder werd de website van VLABEL toegankelijk gemaakt op tablets en smartphones, met onder meer de app voor de simulatie van de BIV en de verkeersbelastingen. Tenslotte werden aan de toepassingen die via de website worden ontsloten ook verbeteringen aangebracht, bijvoorbeeld zodat grote bedrijven met veel onroerende goederen of een uitgebreid wagenpark, hun gegevens vlotter kunnen raadplegen. In het kader van controle op belastingontduiking werden eveneens een aantal belangrijke initiatieven genomen die zonder het VFP niet zouden kunnen functioneren: een vereenvoudigde controle op de baan op de betaling van de verkeersbelastingen door nummerplaatherkenning met behulp van mobiele scanners (ANPR). Onmiddellijk aansluitend op de controle wordt ter plaatse met behulp van door mijn administratie ontwikkelde software een PV opgemaakt dat onmiddellijk moet betaald worden. Met dit project heeft VLABEL overigens de ‘Indigo-prijs’ voor innovatieve projecten binnen de Vlaamse Overheid gewonnen. Verder werd ook de administratieve controle op de verkeersbelastingen verscherpt door allerlei gegevens van externe en interne bronnen met elkaar te vergelijken, zodat voertuigen waarvan de belastingaangifte klaarblijkelijk niet in orde is, worden opgespoord en administratief aangemaand om zich in regel te stellen. Dat er op het vlak van een efficiëntere inning verbeteringen werden aangebracht, wordt o.a. aangetoond door het feit dat er voor aanslagjaar 2013 per eind juli reeds voor een bedrag van 2,5 miljard euro aan aanslagbiljetten voor de onroerende voorheffing verstuurd werd (ter vergelijking: in 2012 werd per eind juli voor een bedrag van 1,8 miljard euro verstuurd). Ook de kwaliteit van de verstuurde aanslagbiljetten gaat er nog steeds op vooruit: het aantal belastingplichtigen dat een bezwaar moet indienen om een rechtzetting te verkrijgen blijft jaar na jaar dalen. Specifiek voor de verkeersbelastingen vloeit de daling voort uit een geoptimaliseerde uitwisseling van gegevens met de FOD Mobiliteit (de DIV - Dienst Inschrijvingen Voertuigen). Verder zijn er ook verbeteringen aangebracht aan het invorderingsysteem waardoor belastingplichtigen effectiever aangemaand worden om te betalen. Er werden ook aanpassingen doorgevoerd om veel meer ontvangsten volledig automatisch te verwerken waardoor het manuele werk voor de boekhoudcel veel efficiënter verloopt. Tenslotte werd er een nieuwe opvolgmodule voor invoerdersnummerplaten 5) Integratorrol van VLABEL bij internationale invorderingsbijstand Pagina 26 In Vlaanderen vervult VLABEL op zijn beurt een centrale en coördinerende rol naar de provincies en de gemeenten toe. Begin dit jaar werd een toelichting gegeven voor provincies en gemeenten en werden de nodige afspraken gemaakt voor een vlotte samenwerking. Ook via de afdeling Lokale en Provinciale Besturen van ABB werden de provincies en de gemeenten op de hoogte gebracht van de faciliterende rol van 213 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 VLABEL. Op de website van VLABEL kunnen de gemeenten een antwoord vinden op hun meest gestelde vragen rond de invorderingsmogelijkheden in het buitenland. Inmiddels maakten de provincies en gemeenten 15 concrete verzoeken over aan VLABEL. Samen met zijn eigen verzoeken verstuurde VLABEL in 2012 en in de eerste helft van 2013 al een kleine 200 verzoeken naar het buitenland in het kader van de richtlijn 2010/24/EU. Omgekeerd ontving VLABEL in diezelfde periode 35 verzoeken uit het buitenland, waaronder 24 verzoeken tot daadwerkelijke invordering. Initiatief 19. Bijsturing en vernieuwing VFP Pagina 28 Vanaf volgend aanslagjaar zullen de panden die SVK’s verhuren als ‘sociale woning’ op dezelfde manier belast worden voor onroerende voorheffing als de woningen die eigendom zijn van sociale verhuurmaatschappijen (zie hierna, onder operationele doelstelling 3.1). VLABEL zal zowel het verlaagde tarief kunnen toepassen als automatisch een eventuele kinder- en gehandicaptenkorting toekennen voor de onroerende voorheffing. Hiervoor wordt momenteel de internettoepassing ontwikkeld waarmee SVK’s de verhuurde woningen en hun huurders kunnen kenbaar maken aan VLABEL. Het VFP zorgt dan voor de koppeling met de andere benodigde gegevens, zodat ook aan kansengroepen in onze maatschappij automatisch de juiste rechten kunnen worden toegekend. Wanneer een notaris een akte opstelt voor de verkoop van een onroerend goed, is hij verplicht om bij de verschillende overheden na te gaan of de verkoper nog openstaande belastingschulden heeft. Dit proces is bij VLABEL al geruime tijd geautomatiseerd: de notaris krijgt op ongeveer 80 % van zijn vragen, zonder manuele tussenkomst, een overzicht van de openstaande schulden via het Enotificatie systeem. Voor de 20% van de vragen die niet ‘automatisch’ kunnen beantwoord worden, is er echter veel manueel werk. De verdere automatisering hiervan staat eveneens gepland voor volgend werkjaar. Tenslotte zijn er ook nog een aantal verplichte wijzigingen gepland omdat de authentieke bronnen die bepaalde data aanleveren hun ICT-systemen aan het moderniseren zijn. Het gaat meer bepaald om de aanlevering van gegevens voor de leegstandsheffing op bedrijven, voor de gegevens van de Belgische ondernemingen en voor de gegevens van de onroerende goederen (Patrimoniumdocumentatie). Strategische doelstelling 3: probaat en vereenvoudigd fiscaal beleid met aandacht voor op een goed ondernemingsklimaat Operationele doelstelling 3.1 doelgericht fiscaal beleid Toekennen van een sociaal tarief onroerende voorheffing bij verhuur door SVK en aan vennootschappen met sociaal oogmerk en Verenigingen Zonder Winstoogmerk die wooninfrastructuur aan personen met een handicap ter beschikking stellen Pagina 30 Het onderzoek naar de technische uitvoerbaarheid van de maatregel tot toekenning van een verlaagd tarief inzake onroerende voorheffing aan SVK’s is afgerond. De betrokken partijen zijn geconsulteerd. Het onderzoek naar de technische uitvoerbaarheid van de maatregel tot toekenning van een verlaagd tarief inzake 214 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 onroerende voorheffing aan SVK’s is afgerond. De betrokken partijen zijn geconsulteerd. De wetgeving wordt vanaf het aanslagjaar 2014 aangepast. De eigendommen die door erkende SVK’s worden gehuurd om als sociale woning te verhuren worden toegevoegd aan de eigendommen die in aanmerking komen voor het verlaagd tarief van 1,6% in de onroerende voorheffing. Ook de eigendommen waarvan de erkende SVK’s eigenaar zijn en die als sociale woningen worden verhuurd zullen in aanmerking komen. Omdat VLABEL niet over de gegevens inzake verhuring aan een SVK beschikt, wordt voorzien dat uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar moet gemeld worden dat de betrokken eigendom verhuurd wordt aan een erkend SVK. Enkel indien deze melding tijdig is gebeurd, kan het verlaagd tarief toegekend worden voor het desbetreffende aanslagjaar. Het verlaagd tarief zal worden toegekend tot het einde van de huurovereenkomst. De toekenning van het verlaagd tarief inzake onroerende voorheffing bij verhuur door een SVK, is een belangrijke verwezenlijking in het kader van het Vlaams actieplan armoedebestrijding (VAPA). Gelet op het feit dat de terbeschikkingstelling van de bedoelde onroerende goederen gelijkaardig is aan de terbeschikkingstelling als sociale woning zoals reeds voorzien in het huidige artikel 255 WIB92/OV worden deze eigendommen toegevoegd aan het verlaagd tarief van 1,6% in de onroerende voorheffing. Belangrijk is dat dit initiatief een nieuw marktsegment aanboort waardoor er precies nieuwe woningen tot stand komen waar dat voor de inwerkingtreding van dit initiatief niet het geval zou zijn. Concreet zal er een verlaagd tarief van 1.6% in de onroerende voorheffing worden toegekend aan vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die uitsluitend wooninfrastructuur aan personen met een handicap, die een duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning hebben, ter beschikking Initiatief 22. Bijkomende fiscale stimulans voor nieuwe bedrijfsinvesteringen Pagina 34 Omdat de concurrentiekracht van de Vlaamse ondernemingen vandaag wordt bedreigd, heb ik een initiatief genomen om de lasten voor bedrijven die willen investeren in Vlaanderen aanzienlijk te verminderen: voor alle investeringen in nieuw materieel en outillage die gedaan zullen worden in de jaren 2014, 2015 en 2016 zal niet enkel het KI vrijgesteld worden op basis van de reeds bestaande wetgeving, maar zal er indien er nog belastbaar KI zou zijn op de percelen waar de nieuwe investeringen gedaan worden, bijkomend nog een vrijstelling worden gegeven ten belope van het KI van de nieuwe investering(en). De investeringen in nieuw materieel en outillage die reeds volledig vrijgesteld zijn (in toepassing van artikel 253, 4° van het WIB92) zullen dus bijkomend nog eens in mindering gebracht worden van het belastbaar KI. Dat betekent een belangrijke fiscale prikkel voor nieuwe bedrijfsinvesteringen. Hoewel de bijkomende vermindering slechts geldt voor investeringen die gedaan worden in de bovenvermelde jaren, blijft ze wel definitief verworven. Net als in de huidige regeling zullen de lokale overheden volledig worden gecompenseerd voor de gederfde ontvangsten 215 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Initiatief 23. Onderzoek overheveling van de verkrottingsheffing naar de gemeenten Pagina 34 Zoals door de Vlaamse ombudsman aangekaart, bestaat er bij veel burgers verwarring over de “dubbele” belasting op verkrotting van gebouwen en/of woningen. Deze heffing kan immers gelijktijdig opgelegd worden door het Vlaamse Gewest en de gemeente waar het pand zich bevindt. Mede door deze reden werd eerder beslist de leegstandsheffing op gebouwen en/of woningen volledig op het niveau van de gemeente te leggen. De gemeenten hebben immers een belangrijke regisseursrol inzake het lokale woonbeleid. Samen met mijn collega bevoegd voor woonbeleid wil ik de komende maanden een overheveling voor de resterende Vlaamse heffing op verwaarloosde gebouwen en/of woningen en ongeschikte en/of onbewoonbare woningen onderzoeken. Aandachtspunten Stedenbeleid / Aandachtspunten Inburgering & Integratie / 216 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Cultuur, Jeugd, sport en Media (CJSM) Beleidsbrief CULTUUR Aandachtspunten Binnenlands Bestuur DEEL 1: STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren Pagina 11 Het proefproject, in juni 2012 gelanceerd in de pilootregio Aalst, Erpe-Mere, Haaltert en Lede, liep het voorbije jaar succesvol voort. Dat tonen niet alleen de cijfers: eind augustus 2013 waren er meer dan 8.760 UiTPAS-houders, waarvan 3.500 deelnemen aan kansentarief. Zij kunnen participeren aan alle activiteiten van 13 bovenlokale partnerorganisaties en 360 lokale vrijetijdsverenigingen en -organisaties. Een door KPMG uitgevoerde studie toont aan dat een uitrol naar andere steden, gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden realistisch en haalbaar is, zowel wat de organisatie als wat de financiële en personele middelen betreft. SD 2: Prognose 2014 Pagina 12 Om het kostenmodel en het uitrolscenario voor de UiTPAS te testen en ter ondersteuning van de eindevaluatie, wordt een aantal testcases uitgewerkt met enkele steden, gemeenten en interregionale samenwerkingsverbanden die op termijn met de UiTPAS van start willen gaan. Naast de onderzoeksresultaten van het participatieonderzoek in de pilootregio en de resultaten van de werkgroep met alle steunpunten en fondsen uit het culturele veld over de rol van de cultuuraanbieders en de toeleiding van mensen in armoede, zullen de resultaten van deze testfase leiden tot het finale evaluatiedossier dat ik in december 2013 op de Vlaamse Regering breng. De Kunstendag voor Kinderen wordt een vaste waarde in het culturele jaar. In 2014 komt de nadruk nog meer te liggen op het betrekken van kansengroepen bij de activiteiten van dit gebeuren. We realiseren dit in samenwerking met OCMW‟s en welzijnsorganisaties. Een proefproject in de steden Antwerpen, Gent en Brussel wordt in 2014 uitgebreid naar heel Vlaanderen. DEEL 2: OPERATIONELE DOELSTELLINGEN (sectoraal cultuurbeleid) OD 6: Blinde vlekken wegwerken in het kader van het Decreet Lokaal Cultuurbeleid OD 6: Prognose 2014 Pagina 28 Het nieuwe Decreet betreffende het lokaal cultuurbeleid wordt volledig van kracht op 1 januari 2014. Hierdoor krijgen lokale besturen meer vrijheid om een eigen lokaal beleid vorm te geven. De Vlaamse overheid ondersteunt de steden en gemeenten hierbij aan de hand van Vlaamse beleidsprioriteiten. Voor Cultuur hebben die 217 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 betrekking op een kwalitatief en duurzaam lokaal cultuurbeleid, een laagdrempelige bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften en de organisatie van een cultuurcentrum. Uiterlijk op 15 januari 2014 kunnen gemeenten een subsidieaanvraag voor het lokaal cultuurbeleid indienen via de strategische meerjarenplanning die door de gemeenteraad werd goedgekeurd. Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen zal via het Agentschap voor Binnenlands Bestuur alle onderdelen ontvangen die door een gemeente aan de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het lokaal cultuurbeleid zijn gekoppeld. Uiterlijk op 30 april 2014 brengt de Vlaamse Regering de gemeente op de hoogte van het al dan niet aanvaarden van de subsidieaanvraag en van de hoogte van het subsidiebedrag voor de komende zes jaar. De Vlaamse Regering kan de beleidsprioriteiten na drie jaar evalueren. In het begin van deze legislatuur stelde ik mezelf als doelstelling om verder in te zetten op de uitrol van de deelnemende gemeenten. Uit verschillende reacties en vragen die binnenkomen op de administratie en mijn kabinet mogen we verwachten dat er met de wijzigingen aan het decreet opnieuw een aantal (vooral kleinere) gemeenten gemotiveerd werd en op 15 januari een aanvraag zal doen. En Een nieuwe aanvraag voor projectvereniging in het kader van de intergemeentelijke samenwerking voor de afstemming van het cultuuraanbod en de communicatie tenslotte is ingediend door Projectvereniging BIE, een samenwerking tussen Hooglede, Ingelmunster, Izegem, Lichtervelde, Moorslede, Roeselare en Staden. OD 7: Ontwikkeling van de digitale bibliotheek OD 7: Realisaties 2013 Pagina 29 In 2013 optimaliseerde Bibnet het project Bibliotheekportalen. Er werd een nieuwe interface gelanceerd voor zoeken.bibliotheek.be en de gekoppelde zoekomgevingen in Bibliotheekportalen. Het zoekplatform bevat een groot deel van de collecties van Vlaamse bibliotheken en toont de bezitsgegevens van de Vlaamse openbare bibliotheken die deel uitmaken van het interbestuurlijk project Bibliotheekportalen. (zie SD 3) En OD 7: Prognose 2014 Pagina 29-30 Het project Bibliotheekportalen vormt steeds meer de basis om andere nieuwe digitale bibliotheekdiensten te ontwikkelen, zoals de integratie van digitale content en de toegankelijkheid van bibliotheekdiensten via het web (Open Bib ID). Heel wat bibliotheken reageren positief en enthousiast op deze ontwikkelingen, zowel bibliotheken die aangesloten zijn op het Provinciaal BibliotheekSysteem (PBS) als bibliotheken die om diverse redenen (nog) niet zijn aangesloten. Bibliotheken die niet zijn aangesloten, kunnen vanaf 1 januari 2014 toegang krijgen tot de diensten van het project Bibliotheekportalen. Ik ben ervan overtuigd dat we consequent en blijvend moeten inzetten op het interbestuurlijk karakter van de uitbouw van de digitale bibliotheek. Dit betekent dat lokale besturen mee moeten worden betrokken in de verdere ontwikkeling van 218 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Bibliotheekportalen. Bibnet moet samen met de betrokken partners werken aan een volwaardig draagvlak voor de verdere ontwikkeling van de digitale bibliotheek in al zijn aspecten. Wanneer er genoeg interesse is bij de openbare bibliotheken, start in april 2014 een pilootproject voor uitlening van e-boeken. Dit zou een historische stap betekenen voor onze bibliotheken. OD 9: Afstemmen van registratie- en rapporteringssystemen OD 9: Realisaties 2013 Pagina 30 De werking van de cultuurcentra wordt opgevraagd met de nieuwe gegevensregistratietool ”Cultuurcentra in Cijfers”. In 2013 zette de administratie de eerste, verkennende stappen om deze gegevens in een interactieve rapporteringsmodule publiek te maken. Voor de bibliotheken gebeurt dit al via www.bibliotheekstatistieken.be. Er worden stappen gezet om de rapportering van de gegevens van de cultuurcentra te koppelen aan die van de openbare bibliotheken. Op die manier wordt een sectoraal platform gecreëerd, waaraan in de toekomst gegevens over het gemeentelijk cultuurbeleid kunnen worden toegevoegd. Dit kan uitgroeien tot een echt kennisplatform over het lokaal cultuurbeleid. OD 9: Prognose 2014 Pagina 31 Ter voorbereiding van een kennisplatform over het lokaal cultuurbeleid wordt in 2014 een grondige behoefteanalyse uitgewerkt en gezocht naar een geschikte partner om de software te ontwikkelen. Inhoudelijk wordt bekeken hoe de gegevens van de openbare bibliotheken en de cultuurcentra op elkaar afgestemd kunnen worden, met behoud van de eigenheid van beide sectoren. Het platform moet zo goed mogelijk tegemoetkomen aan de noden en behoeften van de verschillende types potentiële gebruikers. OD 16: Inzetten op bewaring en ontsluiting van het erfgoed OD 16: Realisaties 2013 Pagina 40 In 2014 wordt het regionaal depotbeleid met de provincies verder uitgebouwd in uitvoering van het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet van 2012. De Vlaamse beleidsprioriteiten voor het regionaal cultureel-erfgoedbeleid worden van kracht en er worden personele en financiële middelen aan toegewezen. Concreet gaat het om volgende beleidsprioriteiten binnen de toegekende bevoegdheden aan de provincies: een regionaal netwerk van cultureel-erfgoeddepots, dienstverlening voor cultureelerfgoedbeheerders voor het duurzaam bewaren van cultureel erfgoed en aggregatieen preservatie-initiatieven voor digitaal cultureel erfgoed. Voor de uitbouw van het regionaal depotbeleid wordt afstemming gezocht met Onroerend Erfgoed, onder meer m.b.t. de regierol van de provincies. Er kunnen bovendien aanvragen worden ingediend ter ondersteuning van investeringen in de infrastructuur van cultureelerfgoeddepots, dit op basis van het nieuwe FoCI-reglement. En Een rondvraag aan mogelijke kandidaten voor een definitieve bestemming en ontsluiting van de Orgelcollectie Ghysels resulteerde op 5 juli 2013 in een positief 219 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 engagement van de stad Antwerpen om de collectie in de toekomst een plaats te geven in het te restaureren Museum Vleeshuis. Aan mijn administratie gaf ik de opdracht om de bewaring in het depot van Katoennatie voorlopig te verlengen, gekoppeld aan een uitbreiding met het oog op een beperkte ontsluiting van de collectie in depot via geleide groepsbezoeken. OD 18: Verdere implementatie van het Cultureel-erfgoeddecreet OD 18: Prognose 2014 Pagina 44 In 2014 zal ik conform het Cultureel-erfgoeddecreet, een voorstel van beslissing over de subsidiëring van het lokaal cultureel-erfgoedbeleid van de steden Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven en Mechelen voorleggen aan de Vlaamse Regering, voor de periode 2014 - 2019. Dit gebeurt voor deze steden op basis van hun voorstellen voor de invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het lokale cultureelerfgoedbeleid. Er zal daarbij ingezet worden op digitaal cultureel erfgoed, religieus cultureel erfgoed, culturele archieven en vrijwilligerswerking rond de zorg voor en ontsluiting van cultureel erfgoed. In datzelfde kader zal ik een voorstel van beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering over de subsidiëring van het regionaal cultureel-erfgoedbeleid van de provincies. Dit gebeurt eveneens op basis van hun voorstellen voor invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het regionale cultureel-erfgoedbeleid waarbij, zoals vermeld onder OD 16, binnen de bevoegdheden van de provincies gewerkt wordt aan de uitbouw van een regionaal depotbeleid. De Vlaamse Regering zal een beslissing nemen over de subsidiëring van het lokaal cultureel-erfgoedbeleid op basis van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, voor de periode 2015-2020. Dit instrument van de erfgoedconvenants moet een impuls en ondersteuning zijn voor de ontwikkeling van het lokaal cultureelerfgoedbeleid. Samenwerking en efficiënte inzet van mensen en middelen zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. OD 28: Naar een doelgerichte samenwerking met andere bestuursniveaus OD 28: Realisaties 2013 Pagina 56 In overleg met de sector, de lokale en provinciale besturen werden de doorbraken uit het Witboek Interne Staatshervorming uitgewerkt. Voor kunsten werd het traject van de werkgroep complementair kunstenbeleid, opgericht voor de uitwerking van de doorbraken uit het witboek Interne Staatshervorming, geïntegreerd in de evaluatie en voorstel tot wijziging van het Kunstendecreet. Mede op basis van de voorstellen van deze werkgroep werden de principes voor een complementair kunstenbeleid verankerd in het voorstel van decreet. Het voorstel van decreet voorziet dat de lokale en provinciale besturen zullen worden betrokken bij de uitwerking (zie OD11). De steden, gemeenten of de VGC zullen worden betrokken bij de opmaak van de beheersovereenkomsten met de kunstinstellingen. Voor organisaties die een vijfjarige werkingssubsidie aanvragen zullen de betrokken overheden na de beoordelingsprocedure worden gehoord. Zo worden de andere bestuursniveaus nauwer betrokken bij de besluitvorming over de ondersteuning van de kunsten. Het complementair beleid zal vorm krijgen in een protocol met afspraken over beleidsoverleg, samenwerking en informatieuitwisseling. 220 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In overleg met de provincies, de (amateur)kunstensector, het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de lokale overheden werden de geïnventariseerde subsidiecijfers op hun juistheid afgetoetst met de desbetreffende organisaties. Op basis van deze gegevens werd de financiële verevening goedgekeurd op de Vlaamse Regering van 19 april 2013. De engagementen naar de tweetalige organisatie Flagey lopen voort. Er is een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten met het Paleis voor Schone Kunsten die loopt tot eind 2015. Het voornaamste ingrediënt van deze beheersovereenkomst is de projectmatige subsidiëring van de artistieke Vlaamse aanwezigheid in het Paleis voor Schone Kunsten. Er vonden een tentoonstelling plaats van Valerie Mannaerts, concerten van deFilharmonie, Ictus, Huelgas, etc., een architectuurexpo van bOb Van Reeth, en nog veel meer. Voor cultureel erfgoed kreeg het protocol van akkoord dat voor beleidsafstemming is gesloten tussen de drie bestuursniveaus invulling. Het complementair cultureelerfgoedbeleid blijft in het Cultureel-erfgoeddecreet van 2012 een belangrijke hoeksteen voor de doelmatige inzet van de beleidsinstrumenten voor de zorg voor en ontsluiting van cultureel erfgoed, van zowel gemeenten, provincies als de Vlaamse overheid. Hiervoor werd geregeld overlegd met de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Vooral de concrete invulling en afstemming van het ondersteuningsbeleid door de verschillende bestuursniveaus kwam aan bod. De betrokken nieuwe schepenen en gedeputeerden bevoegd voor cultureel erfgoed werden uitvoerig geïnformeerd. FARO reikte, samen met LOCUS, instrumenten en kapstokken aan voor de ontwikkeling van een lokaal cultureel-erfgoedbeleid. OD 28: Prognose 2014 Pagina 57-58 De provincies hebben voor het laatst zelf structurele subsidies gegeven aan organisaties uit de sectoren van de kunsten, amateurkunsten, circus en sociaalcultureel volwassenenwerk, die ook door de Vlaamse overheid gesubsidieerd worden. Op 1 januari 2014 worden de middelen die met de huidige inventarisering zijn vastgesteld, overgeheveld naar de Vlaamse overheid en in de daaropvolgende overgangsjaren verdeeld over de organisaties die in 2013 door de provincies structureel werden gesubsidieerd, a rato van hun provinciale subsidie. De werkgroep complementair kunstenbeleid, die in 2013 werd uitgebreid met vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zal het protocol tot complementair beleid verder vormgeven in 2014. In 2014 kunnen de provincies, de 5 steden en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een nieuwe aanvraag indienen voor de ondersteuning door de Vlaamse overheid van het regionaal en lokaal cultureel-erfgoedbeleid voor een volgende beleidsperiode (zie OD 18). De indeling van de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties met een kwaliteitslabel in het lokale en regionale niveau en de bijhorende ondersteuning zal vanaf 2014 autonoom gebeuren, met inbegrip van de middelen, door de lokale en regionale overheden. Overlegmomenten met de VVSG en VVP, in het kader van het protocol van akkoord, zullen de uitrol van het complementair cultureel-erfgoedbeleid opvolgen en de in het protocol ingeschreven sensibilisering naar de lokale en regionale besturen voortzetten. Het komende jaar zal het langverwachte culturele samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap in uitvoering gebracht worden, nadat het is goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Het is onder meer de bedoeling om een betere informatie221 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 uitwisseling te organiseren zodat de gemeenschappen een beter inzicht krijgen in elkaars cultuurbeleid. Eén van de mogelijke pistes daartoe is de uitwisseling van ambtenaren onder de vorm van kortlopende stages. Er zal ingezet worden op het verspreiden van informatie over het cultuuraanbod in de andere gemeenschap en op het faciliteren van de toegang tot dat aanbod. Voorts is het de bedoeling om, daar waar nodig en nuttig, samen standpunten in te nemen en samen op te treden ten aanzien van de federale overheid, internationale organisaties zoals de EU en derde landen. Ik zal op basis van het nieuwe Decreet Lokaal Cultuurbeleid vanaf 2014 een nieuwe convenant sluiten met de Vlaamse Gemeenschapscommissie waarin zowel de afspraken over het lokaal cultuurbeleid in het algemeen als over het bibliotheekbeleid worden geïntegreerd in één convenant. In uitvoering van het Regeerakkoord startte ik aan het begin van mijn legislatuur een aantal trajecten, waarbij we meer en meer streefden naar een volwaardig partnerschap tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. We willen daarbij onnodige plan –en rapporteringslast beperken en een kader maken met voldoende mogelijkheden voor de lokale besturen om op maat te werken. De bedoeling is dat Vlaanderen, provincies en steden en gemeenten samenwerken in het belang van de sector. Daarbij zijn regelmatige overleg en afstemming essentieel. Dit mondde niet alleen uit in betere afspraken over een complementair beleid in het kader van de interne staatshervorming, maar ook in een nieuw decreet Lokaal Cultuurbeleid. De principes werden meegenomen in het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet en het nieuwe Kunstendecreet. Het decreet Sociaal-cultureel Werk, het Amateurkunstendecreet en het Circusdecreet werden waar nodig aangepast. Deze nieuwe en aangepaste regelgeving treden in 2014 en de daarop volgende jaren volop in werking. 222 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Er kan verwezen worden naar de aandachtspunten Binnenland. Aandachtspunten Inburgering & Integratie DEEL 1: STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren SD 2: Realisaties 2013 Pagina 11 Ik bleef de cultuursector oproepen om hun engagement voor etnisch-culturele diversiteit kenbaar te maken door het ondertekenen van een engagementsverklaring. Al 47 organisaties sloten zich hierbij aan. En In het voorstel van vernieuwd Kunstendecreet is participatie één van de vijf functies die kunstenorganisaties kunnen opnemen en is het een verplichte functie voor de grote kunsteninstellingen. Participatie wordt gedefinieerd als “ontwikkelen en toepassen van visie, concepten en processen die bijdragen tot de participatie, zowel als actieve deelname aan kunst als confronteren met kunst, met aandacht voor maatschappelijke en culturele diversiteit”. Elke functie zal worden beoordeeld op basis van specifieke criteria: kwaliteit van de participatieve concepten en methodieken, kwaliteit van de procesbegeleiding, betrokkenheid van de deelnemers. “Maatschappelijke en culturele diversiteit” is één van de zeven algemene beoordelingscriteria die gelden voor alle kunstenorganisaties, ongeacht de functie die ze opnemen. Op deze manier worden diversiteit en participatie nog sterker verankerd en gewaardeerd in het ondersteuningsbeleid voor de kunsten. Op 17 november 2013 ging voor de tweede keer de Kunstendag voor Kinderen door. Een laagdrempelige „dag‟ die meer mensen wil laten participeren aan de kunsten. In 62 gemeenten, verspreid in Vlaanderen, werden door 155 deelnemende organisaties niet minder dan 245 activiteiten georganiseerd. Door kinderen in gezinsverband aan te spreken, wil zo‟n dag meer de kansarme en etnisch diverse publieksgroepen bereiken. De kunstenorganisaties worden uitgenodigd en uitgedaagd om na te denken over hoe ze kunst presenteren voor kinderen en hun gezin. SD 2: Prognose 2014 Pagina 12 De engagementsverklaring etnisch-culturele diversiteit loopt voort. De verschillende acties van de organisaties die de engagementsverklaring ondertekenden, zullen ontsloten worden voor de rest van de cultuursector met het oog op kennisdeling. En De resultaten van de toegankelijkheidsscreenings van de cultuurinfrastructuur zullen ter beschikking van de sector worden gesteld. De verankering van diversiteit en participatie in het vernieuwde Kunstendecreet wordt geconcretiseerd in het uitvoeringsbesluit. 223 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief JEUGD Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting Pagina 7 Er werden heel wat onderzoeken opgestart die in 2014 voorgesteld zullen worden. We komen naar buiten met de resultaten van het onderzoek van de jeugdhuizen en de 0-meting van het lokale jeugdbeleid. Ook de kennis en ervaring verworven in de begeleidingsopdracht met focus op het wegwerken van drempels van jeugdbewegingen voor kinderen en jongeren in armoede en de daaraan verbonden publicatie, maken we in het voorjaar van 2014 aan de sector en de lokale besturen bekend. Managementsamenvatting Pagina 8 In 2014 worden de strategische meerjarenplannen van de Vlaamse gemeenten en de daaraan verbonden subsidieaanvragen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, beoordeeld door de administratie. Vanaf 2014 worden extra middelen vrijgemaakt voor de uitvoering van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit „ het verhogen van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties. OD 1.1 wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven uitbouwen en het jeugdwerk monitoren Pagina 9 In 2013 startte ik een nulmeting op voor het lokale jeugdbeleid. Met de afschaffing van het sectorale lokale jeugdbeleidsplan en de invoering van de beleids- en beheerscyclus (BBC), is de context voor de planning en uitvoering van het lokaal jeugd(werk)beleid in belangrijke mate veranderd. Met deze nulmeting (2013-2014) wil ik inzicht krijgen in wat de ervaringen en verwachtingen zijn van lokale besturen binnen de vernieuwde context. Door de uitvoerige participatie van gemeenten en steden aan de nulmeting, worden toekomstige evoluties beter opgevolgd en kan de ondersteuning vanuit Vlaanderen zo relevant en doeltreffend mogelijk worden ingevuld. Hiervoor gunde ik een onderzoeksopdracht aan het Instituut voor de Overheid (KU Leuven). Beleidsopties 2014 Pagina 11 Voor het zomerreces maakte ik de subsidie-enveloppes voor de instellingen bekend. Zo krijgen het Kenniscentrum Kinderrechten en de Kinderrechtencoalitie vanaf 2014 respectievelijk een jaarlijkse subsidie van 234 000 euro en de 150 000 euro. Bij de beslissing over Keki en Kireco hielden we maximaal rekening met de resolutie betreffende de optimalisering van het middenveld kinderrechten (zie achteraan). De kinderrechtencoalitie wordt naast haar koepeltaak (decretale taak) gesubsidieerd voor het opmaken van een schaduwrapport IVRK én het opvolgen van het VJP. De Vereniging Vlaamse Jeugddiensten werd met 50 000 euro verhoogd en 224 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 dit om de mogelijke uitdagingen die de implementatie van het Planlastendecreet en de Gemeentelijke Administratieve Sancties voor de lokale besturen stellen, aan te pakken. VVJ moet dit nauwe samenwerking met Karuur vzw doen. De jaarlijkse subsidie voor VVJ vanaf 2014 bedraagt 403 500 EUR. Voor Jint wordt de BelJ subsidie geoormerkt toegevoegd aan de enveloppe. Jint krijgt op die manier een structurele subsidie van 921 000 euro. Over de enveloppe van De Ambrassade beslis ik in het najaar. Vlaamse prioriteiten voor het lokaal jeugd(werk)beleid Pagina 15 In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk, voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren. Beleidsrealisaties 2013 In 2013 werden de bestuursakkoorden met de provincies opgesteld, deze werden door de Vlaamse Regering ondertekend in april 2013. Niet alleen in deze bestuursakkoorden, maar ook in de decretale taakstelling voor de provinciebesturen, wordt aan de provincies expliciet de mogelijkheid gegeven een beleid te ontwikkelen dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren de kans geeft actief deel te nemen aan jeugdwerk. Beleidsopties 2014 In 2014 worden de strategische meerjarenplannen en de daaraan verbonden subsidieaanvragen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, beoordeeld door de administratie. Vanaf 2014 worden extra middelen vrijgemaakt voor de uitvoering van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit „het verhogen van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties’. In het kader van deze prioriteit moeten lokale besturen die aanspraak maken op deze subsidie, aantonen hoe ze de particuliere verenigingen ondersteunen die kinderen en jongeren bereiken die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties. Ook wordt van deze gemeentebesturen verwacht dat ze ontmoetingsruimte en -mogelijkheden creëren voor jongeren die opgroeien in kwetsbare situaties en tenslotte moeten de gemeentebesturen eveneens voorzien in een vakantieaanbod voor deze kinderen en jongeren, dit minimaal tijdens de zomervakantie en met aandacht voor taalstimulering Nederlands. In het kader van de opvolging van de bestuursakkoorden en de invulling van de provinciale taakstelling organiseert de afdeling Jeugd twee maal per jaar een ambtelijk overleg met de vertegenwoordigers van de provincies. Basisvoorwaarden voor lokaal jeugd(werk)beleid Pagina 16 Beleidsrealisaties 2013 Naast het congres „Jong in de stad dat plaatsvond in maart 2013 en waarmee ik de steden inspireerde betreffende hun beleid aangaande jongeren, organiseerde VVJ in nauwe samenwerking met de afdeling jeugd en de VVSG in het voorjaar 2013 zes 225 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 regionale congressen voor de nieuwe jeugdschepenen. Op die manier konden zij zich vertrouwd maken met de nieuwe regelgeving betreffende het lokaal jeugdbeleid. Tijdens deze vormingsmomenten werd het vernieuwde handboek lokaal jeugdbeleid voorgesteld. Demos vzw voert in samenwerking met VVJ een begeleidingsopdracht armoede uit, waarbij verder gewerkt wordt aan de toegankelijkheid van de jeugdbewegingen voor kinderen in armoede. Deze opdracht leidt ertoe dat dat de bestaande en opgebouwde expertise kan ontsloten worden (zie ook 1.1). Lokale besturen worden vanzelfsprekend betrokken. Beleidsopties 2014 In het voorjaar 2014 stel ik de resultaten van de begeleidingsopdracht voor, samen met de publicatie die de lokale besturen wil helpen hun jeugdwerkaanbod meer toegankelijk te maken voor kinderen en jongeren die opgroeien in armoede. Op basis van de ingediende meerjarenplannen van de lokale besturen worden interessante initiatieven extra in de kijker geplaatst, onder andere via de paginas voor gemeenten en provincies op www.jeugdbeleid.be. Jeugdinitiatieven in het participatiedecreet Pagina 16 Beleidsopties 2014 Aangezien proeftuinen bij uitstek lokale projecten zijn, is het vanaf 2014 aan de steden en de gemeenten om deze projecten al dan niet verder te subsidiëren. Dit kan binnen de tweede prioriteit lokaal jeugdbeleid. Met deze prioriteit wil ik de participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk verhogen en de professionalisering binnen de sector versterken. Daartoe verdubbel ik het budget tot meer dan 7 miljoen euro voor deze prioriteit. Dit geeft lokale besturen de „financiële ademruimte om de eerder door Vlaanderen gefinancierde projecten al dan niet verder structureel te ondersteunen. Dat is natuurlijk de autonomie van de desbetreffende lokale besturen. Het gewijzigde participatiedecreet treedt in werking in 2014 en het de mogelijkheid blijft bestaan om ook voor jeugdwerkactiviteiten een participatieproject voor kansengroepen in te dienen. Een project moet, via een vernieuwend concept, kansengroepen leiden naar culturele, jeugdwerk- of sportieve activiteiten, of moet uitgaan van een kansengroep. Het kan gaan om personen met een handicap, gedetineerden, mensen in armoede of met een diverse etnisch-culturele achtergrond, gezinnen met kinderen. Vorming van lokale jeugdconsulenten Pagina 21 Beleidsrealisaties 2013 In het najaar 2012 organiseerde VVJ in samenwerking met de afdeling Jeugd opnieuw Plankuren, de vormingsdagen voor ambtenaren. Specifieke aandacht ging hier naar de competenties nodig bij de invoering van het vernieuwde decreet lokaal 226 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 jeugdbeleid en het werken met de vernieuwde BBC voor lokale besturen. Ook andere partners in het lokale beleid (jeugdwerkers, schepenen…) werden, via o.a. Trip Lokaal, ondersteund. Deze provinciale vormingsdagen werden zes maal georganiseerd in de maand december. Naast de vijf provincies vond er ook een vormingsmoment plaats in Brussel. In 2013 organiseerde de VVJ in samenwerking met de afdeling Jeugd en VVSG vormingen voor nieuwe schepenen en jeugddienstmedewerkers, dit op zes regionale congressen. In april vond ook nog een extra vormingsvoormiddag plaats over de tweede Vlaamse beleidsprioriteit. Ook de Plankuren staan in het najaar van 2013 opnieuw op de agenda. Beleidsopties 2014 In het najaar 2013 biedt de administratie al de gemeentebesturen die dit wensen, de mogelijkheid om feedback te vragen over de invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid in hun meerjarenplan. Tijdens de Plankuren wordt ook een sessie „helpdesk afdeling jeugd’ aangeboden, waar al de jeugddienstmedewerkers met vragen over het meerjarenplan van hun gemeente terecht kunnen bij een dossierbehandelaar van de afdeling. Uiteraard staan de Plankuren ook in 2014 op het programma. Het handboek lokaal jeugdbeleid zal verder aangevuld worden met informatie over de Vlaamse beleidsprioriteiten en het strategisch meerjarenplan. Verder ondersteun ik een aantal organisaties zoals VVJ en Karuur die een specifieke opdracht hebben naar de ondersteuning van diverse partners op het lokale niveau. Diverse jeugdwerkorganisaties staan in voor de ondersteuning van het lokaal jeugdwerk. Beleidsopties 2014 Pagina 28 Jeugdcultuur is een Vlaamse beleidsprioriteit voor het lokaal jeugdbeleid. Gemeenten die bereid zijn inspanningen te leveren op het vlak van jeugdcultuur, kunnen vanaf 2014 daarvoor extra middelen krijgen. Samen met de meerjarenplanning en beheers- en beleidscyclus biedt dit een ideale opstap om cultuureducatie als noodzakelijke maatschappelijke hefboom te verankeren op lokaal vlak. Op 23 oktober 2013 organiseerden LOCUS, ACCE en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, CANON Cultuurcel, Vitamine C, De Ambrassade en de stad Antwerpen een inspiratiedag en -avond waarop de invulling van cultuureducatie en de beleidsprioriteit jeugdcultuur op lokaal (en intergemeentelijk) beleidsniveau centraal stond. In 2014 stel ik samen met Demos een publicatie voor rond jeugdculturele zones. Bedoeling is om de opportuniteiten te onderzoeken om met een jeugdculturele zone ook maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren te bereiken. (cf. VJP OD 16.2). Beleidsopties 2014 Pagina 30 227 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De lopende projecten brede school binnen jeugd werden afgerond in 2013. Vanaf 2014 kunnen de gemeentebesturen de middelen voor de beleidsprioriteit jeugdcultuur inzetten om de bestaande bredeschoolprojecten te continueren. De Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel kan vanaf 2016 bij de opmaak van haar nieuw plan eveneens intekenen op de nieuwe beleidsprioriteiten. Stimuleren van lokale besturen om mee regie op te nemen Beleidsrealisaties 2013 In 2013 werd tijdens de conferentie „Jong in de stad en andere vormingsmomenten zoals „Trip Lokaal ook stil gestaan bij de mogelijke invulling van de prioriteit jeugdcultuur. De rol van het jeugdwerk en ook van de lokale besturen binnen bredeschoolnetwerken kwam aan bod. Het Steunpunt Diversiteit organiseerde in samenwerking met het beleidsdomein Onderwijs en Vorming een studiedag Brede School om voor de huidige en toekomstige bredeschoolorganisatoren informatie te ontsluiten uit binnen- en buitenland. Beleidsopties 2014 Vanuit de BBC monitor wordt in kaart gebracht hoe en of de gemeenten werk maken van de ontwikkeling van bredeschoolnetwerken waarin het jeugdwerk een actieve rol speelt. Beleidsopties 2014 Pagina 35 De verdere subsidiëring van jeugdverblijfcentra en hostels. Met betrekking tot hostels kan er gewezen worden op de uitvoering van het actieplan Jeugdverblijven dat goedgekeurd werd op de Vlaamse Regering. Dit plan voorziet in de uitbating van een aantal nieuwe en / of verbouwde hostels (Brugge, Kortrijk, Oostende, Hasselt). Met steun van de Vlaamse Gemeenschap tracht de vzw Vlaamse Jeugdherbergen ook haar succesvolle jeugdherberg in Brussel, de Breughel, aan te passen en uit te breiden om tegemoet te komen aan de steeds groter wordende vraag van jongeren om in Brussel tegen aanvaardbare prijzen te overnachten. In het kader van deze extra overnachtingscapaciteit voor de vzw Vlaamse Jeugdherbergen, verhoogde ik de enveloppefinanciering. In de geest van de inspanningen op het vlak van zonevreemde jeugdverblijven, wil ik erover waken dat het totale aanbod, zowel het commercieel aanbod jeugdverblijven, als het aanbod van non-profitorganisaties en van de verschillende overheden, op peil blijft. In een van de meest verstedelijkte regio’s van Europa, met (centrum)steden die jonger en diverser worden, moet immers niet alleen geïnvesteerd worden in de stedelijke ruimte, maar ook in ontmoetings- en ontspanningsruimte buiten de stad. Specifiek voor jeugdverblijven in eigendom van lokale en provinciale besturen, wil ik dat de Task Force Jeugdtoerisme een overleg opstart met steden, gemeenten en provincies om de noden op vlak van beheer in kaart te brengen. Beleidsopties 2014 Pagina 38 Vanaf 2014 wordt de aandacht voor kansengroepen opgevolgd via het BBC voor de gemeenten en via het overleg over de bestuursakkoorden met de provincies. 228 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid Managementsamenvatting Pagina 8 Voor 2013 is de conferentie Jong in de Stad absoluut het melden waard: een inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment dat beleidsmakers en politici op het lokale (stedelijke) en Vlaamse niveau versterkte in het uitbouwen van een integraal jeugdbeleid naar jongeren in de steden. In opvolging hiervan zal VVJ het zelfevaluatie-instrument kindvriendelijke gemeente verder ontwikkelen. II Strategische en operationele doelstellingen SD 1 – Zoveel mogelijk kinderen en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en zich te engageren OD 1.1 wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven uitbouwen en het jeugdwerk monitoren Pagina 9 Ter afsluiting van de reeks jeugdbeleidsplannen die de gemeenten opmaakten tussen 1993 en 2013 maak ik een laatste cijferboek „klassieke stijl. Een finale evaluatie van de geformuleerde prioriteiten jeugdwerkinfrastructuur en jeugdcultuur wordt hierin opgenomen. We geven het cijferboek een plaats binnen de monitoring van het toekomstige lokale jeugdbeleid. Deze monitoring van het lokale jeugdbeleid wordt afgestemd op de ontwikkeling van de kinderrechtenmonitor en het traject kindvriendelijke steden dat bij de stadsmonitor loopt. OD 1.3 de laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken Pagina 13-14 Beleidsrealisaties 2013 De conferentie “Jong in de Stad” vond plaats op 6 maart 2013 te Mechelen (Lamotsite). Ik bood hiermee een inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment dat beleidsmakers en politici op het lokale (stedelijke) en Vlaamse niveau versterkte in het uitbouwen van een integraal jeugdbeleid naar jongeren in de steden. De verhalen van jongeren die zich bewegen in de stad stonden centraal tijdens deze conferentie; ze werden aangevuld met wetenschappelijk onderzoeksmateriaal. Zowel binnenlandse als buitenlandse voorbeelden werden gepresenteerd. Er was ruimte voor discussie, uitwisseling en netwerking. Op de conferentie werd ook aandacht besteed aan de uitdagingen van het jeugdwerk in stedelijke context. Het centrumstedenoverleg georganiseerd door de VVJ biedt de ideale ruimte om verder uit te wisselen en expertise op te bouwen over de rol en ondersteuningsmogelijkheden van het stedelijk jeugdwerk. Op 26 april organiseerde ik een extra vormingsmoment voor die gemeentebesturen die in aanmerking komen voor de tweede Vlaamse beleidsprioriteit. Uit de Marge, VVJ en VVSG waren partners bij de organisatie. Enkele lokale besturen kwamen goed draaiende acties en projecten voorstellen. Er vond overleg plaats tussen de medewerkers van minister Van den Bossche bevoegd voor Stedenbeleid, mijn eigen medewerkers, afgevaardigden van het team Stedenbeleid (ABB), de afdeling Jeugd en de VVJ, over het uitbreiden van de stadsmonitor met indicatoren in verband met kindvriendelijkheid van de stedelijke omgeving. Het pilootproject van VVJ in dit verband werd bij drie van de vier 229 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 centrumsteden succesvol afgerond, bij twee van deze steden wordt kindvriendelijkheid ook expliciet opgenomen binnen de strategische meerjarenplanning en dit over beleidsdomeinen heen. Dit project kan dus een succes genoemd worden. Om een zelfevaluatie instrument te ontwikkelen dat voor alle Vlaamse steden en gemeenten bruikbaar is, werd het project uitgebreid naar kleinere gemeenten. Hiervoor voorzag ik extra financiële ondersteuning voor VVJ. Mijn administratie was betrokken bij de innovatieve en originele projecten in het kader van het stedenfonds, die in 2013 exclusief op kindvriendelijke steden waren gericht. In de voorbereiding van „Jong in de stad werden honderd jongeren met heel diverse profielen bevraagd over hun beleving van de stad. De resultaten hiervan werden meegenomen in de omgevingsanalyse die opgemaakt werd voor het volgende Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan. Zie het rapport 100x Jong in de Stad, een weergave van de interviews die met honderd heel diverse jongeren werden afgenomen over hun visie op de stad van nu en van de toekomst http://www.sociaalcultureel.be/jeugd/jongindestad_doc/publicatie_JongindeStad.pdf. Beleidsopties 2014 Stedenbeleid ontwikkelt samen met de dertien centrumsteden een luik over kindvriendelijke steden. Het gaat over het ontwikkelen van een visiematrix, die later vertaling zal krijgen in een specifiek luik rond kindvriendelijke steden in de stadsmonitor. Mijn medewerkers zitten hier mee aan tafel, onder meer om de bestaande kennis rond kinderrechten, jongeren in de stad, buitenspelen, enz. die in de laatste jaren werd ontwikkeld, mee te nemen. VVJ krijgt projectsubsidies voor de uitbreiding van de pilootgroep kindvriendelijke steden, en zal in het kader van zijn subsidieovereenkomst het zelfevaluatieinstrument kindvriendelijke gemeente ontwikkelen. De Ambrassade bekijkt samen met de jeugdsector de noden en behoeften met betrekking tot grootstedelijk jeugd(werk)beleid om eventueel een Platform stedelijkheid op te starten met diverse partners uit het jeugdwerk. Publieke ruimte kindvriendelijker maken Pagina 32 Beleidsrealisaties 2013 De jaarlijkse oproep innovatieve en originele projecten in het kader van het Stedenfonds was in 2013 exclusief op het thema kindvriendelijkheid gericht. Publieke ruimte was daarbij een vanzelfsprekend aandachtspunt. Ik volg deze projecten mee op via de afdeling Jeugd. In 2013 werkte VVJ aan het operationaliseren van het concept kindvriendelijkheid, door het opstellen van een monitor met een uitgebreide set van indicatoren (gebaseerd op een internationaal concept van Unicef). De monitor die zowel een kwantitatief en kwalitatief luik omvat, werd getest in een aantal centrumsteden. Na het doorlopen van de monitor kunnen de lokale besturen een strategie kindvriendelijkheid ontwikkelen die dan ook zijn weerslag kan kennen in de strategische meerjarenplannen. VVJ wil het instrument dat is ontwikkeld door het Europees netwerk 'Child FriendlyCities', verder uittesten. Dat instrument kan Europese steden helpen om hun 230 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 'kindvriendelijkheid' af te toetsen. VVJ coördineert de aanpassing van dit instrument naar de Vlaamse context. Na een eerste testfase wordt het instrument verder verfijnd en getest in de context van enkele kleine en landelijke gemeenten. Zo zal het kwaliteitslabel aangepast zijn aan de diversiteit van lokale besturen. Beleidsopties 2014 In 2014 wordt verder gewerkt aan de bijsturing van de stadsmonitor met indicatoren rond kindvriendelijkheid. Het pilootproject van VVJ, dat momenteel loopt in kleinere gemeenten, wordt afgerond, en er zal een zelfevaluatie-instrument ontwikkeld worden waarbij de kwaliteit van de publieke ruimte aan bod komt. De Ambrassade volgt het nieuw Structuurplan Vlaanderen op in functie van een kindvriendelijkere inrichting van de ruimtelijke ordening en zal in 2014 haar informatief pakket voor jongeren en jongerenvertegenwoordigers in Gecoro’s verspreiden. Uitbouwen netwerk kindvriendelijke steden Beleidsrealisaties 2013 Het project van VVJ vertaalde de internationale stroming „childfriendlycities naar een Vlaamse context. Op die manier werd de facto een nieuw netwerk kindvriendelijke steden geactiveerd. Beleidsopties 2014 VVJ ontwikkelt tegen begin 2014 samen met een aantal partners (o.a. Unicef) een label kind- en jeugdvriendelijke steden en gemeenten. Dit label bewijst de strategische inzet van een stad of gemeente voor een kind- en jeugdvriendelijk lokaal beleid. De procedure en criteria die uiteindelijk tot het label leiden, worden vastgelegd in samenwerking met de partners. Evaluatie en bijsturing van het decreet jeugdverblijfcentra Pagina35 Het decreet jeugdverblijfcentra was aan een grondige herziening toe. Hoewel de filosofie van het decreet door iedereen als positief ervaren werd, schortte er veel aan de toepassing ervan: een zware administratieve last bij de uitbaters, zeer logge en lange subsidiëringprocedures en geen zekerheid op middellange en lange termijn. Beleidsrealisaties 2013 Met de goedkeuring van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 maart 2013 betreffende de subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw ADJ, is de nieuwe regelgeving voor subsidiering afgerond. In overeenstemming met artikel 13, §2 van het decreet van 6 juli 2012 houdende subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme, kunnen jeugdverblijfcentra type C of hostels die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 12, een personeelssubsidie aanvragen voor vier jaar. Deze aanvraag gebeurt op basis van een vierjaarlijkse beleidsnota. 231 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In afwijking op artikel 12, §2, moest de aanvraag voor het verkrijgen van een personeelssubsidie voor de vierjarenperiode 2014-2017 ingediend worden bij de administratie vóór 1 mei 2013. In deze beleidsnotas diende onder meer de noodzakelijkheid en de maatschappelijke meerwaarde aangetoond te worden van de inzet van personeel in het verblijfcentrum. Het agentschap ontving tijdig 75 aanvragen van erkende jeugdverblijfcentra type C of hostels. Dit is een verhoging van negen aanvragen ten opzichte van de subsidiëring voor 2013. Er waren twaalf nieuwe aanvragen, maar ook drie centra die geen aanvraag meer indienden. Op negen jaar gaat het om een verhoging van 48 aanvragen! Het betreft hier een eerste indiening voor vier jaar in het kader van het nieuwe decreet. Elk centrum dat een aanvraag voor een personeelssubsidie indiende, werd de afgelopen jaren bezocht door de afdeling Jeugd. In het najaar 2013 werd het contingent vergader- en ontmoetingsinfrastructuur uitgebreid met het nieuwe Muntpunt en het Bureau voor Jonge Zaken, het nieuwe gebouw van De Ambrassade. Beleidsopties 2014 De verdere subsidiëring van jeugdverblijfcentra en hostels. Met betrekking tot hostels kan er gewezen worden op de uitvoering van het actieplan Jeugdverblijven dat goedgekeurd werd op de Vlaamse Regering. Dit plan voorziet in de uitbating van een aantal nieuwe en / of verbouwde hostels (Brugge, Kortrijk, Oostende, Hasselt). Met steun van de Vlaamse Gemeenschap tracht de vzw Vlaamse Jeugdherbergen ook haar succesvolle jeugdherberg in Brussel, de Breughel, aan te passen en uit te breiden om tegemoet te komen aan de steeds groter wordende vraag van jongeren om in Brussel tegen aanvaardbare prijzen te overnachten. In het kader van deze extra overnachtingscapaciteit voor de vzw Vlaamse Jeugdherbergen, verhoogde ik de enveloppefinanciering. In de geest van de inspanningen op het vlak van zonevreemde jeugdverblijven, wil ik erover waken dat het totale aanbod, zowel het commercieel aanbod jeugdverblijven, als het aanbod van non-profitorganisaties en van de verschillende overheden, op peil blijft. In een van de meest verstedelijkte regios van Europa, met (centrum)steden die jonger en diverser worden, moet immers niet alleen geïnvesteerd worden in de stedelijke ruimte, maar ook in ontmoetings- en ontspanningsruimte buiten de stad. Specifiek voor jeugdverblijven in eigendom van lokale en provinciale besturen, wil ik dat de Task Force Jeugdtoerisme een overleg opstart met steden, gemeenten en provincies om de noden op vlak van beheer in kaart te brengen. 232 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid Managementsamenvatting Pagina 8 Ik zal in het voorjaar van 2014, in opvolging van de diversiteitsdag, een originele publicatie over superdiversiteit in het jeugdwerk Niets meer… dan gelijkheid, voorstellen. De publicatie kijkt voorbij het poneren van „best-practices en zet in op het concreet vertalen van nieuwe paradigmas in het diversiteitsdiscours naar het jeugd(werk)beleid. In mei wordt een studiedag georganiseerd over Romajongeren voor de jeugdsector. VVJ werkt hiervoor het concept uit. OD 1.4 zoveel mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief laten deelnemen aan het jeugdwerk Pagina 15 Vlaamse prioriteiten voor het lokaal jeugd(werk)beleid In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk, voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren. Beleidsrealisaties 2013 In 2013 werden de bestuursakkoorden met de provincies opgesteld, deze werden door de Vlaamse Regering ondertekend in april 2013. Niet alleen in deze bestuursakkoorden, maar ook in de decretale taakstelling voor de provinciebesturen, wordt aan de provincies expliciet de mogelijkheid gegeven een beleid te ontwikkelen dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren de kans geeft actief deel te nemen aan jeugdwerk. Beleidsopties 2014 In 2014 worden de strategische meerjarenplannen en de daaraan verbonden subsidieaanvragen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, beoordeeld door de administratie. Vanaf 2014 worden extra middelen vrijgemaakt voor de uitvoering van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit „het verhogen van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties’. In het kader van deze prioriteit moeten lokale besturen die aanspraak maken op deze subsidie, aantonen hoe ze de particuliere verenigingen ondersteunen die kinderen en jongeren bereiken die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties. Ook wordt van deze gemeentebesturen verwacht dat ze ontmoetingsruimte en -mogelijkheden creëren voor jongeren die opgroeien in kwetsbare situaties en tenslotte moeten de gemeentebesturen eveneens voorzien in een vakantieaanbod voor deze kinderen en jongeren, dit minimaal tijdens de zomervakantie en met aandacht voor taalstimulering Nederlands. 233 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In het kader van de opvolging van de bestuursakkoorden en de invulling van de provinciale taakstelling organiseert de afdeling Jeugd twee maal per jaar een ambtelijk overleg met de vertegenwoordigers van de provincies. “Zelforganisaties” Pagina 17 Beleidsrealisaties 2013 Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) werd in 2012 en 2013 facultatief gesubsidieerd. Daarmee kreeg PAJ de kans zich voor te bereiden op het nieuwe decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Het bood hen de kans om door te groeien naar een erkenning als landelijk georganiseerde jeugdvereniging. Beleidsopties 2014 PAJ deed in juni 2013 een aanvraag tot subsidiëring in het kader van het decreet vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Toegankelijkheid van het jeugdwerk (zie ook OD 7.1) Pagina 17 Beleidsrealisaties 2013 De verschillende acties uit verschillende beleidsplannen voor 2013 en 2014 en aanvullende acties werden uitgevoerd. Binnen Vlaanderen werd overleg opgestart over de implementatie van het Roma Youth Action Plan van de Raad van Europa. Dit zal uitmonden in een studiedag over jeugdwerk en Roma in mei 2014. Begin 2013 formuleerden we ook voor jeugd nieuwe acties voor het OCMdoelstellingenkader Gelijke Kansen, met betrekking tot toegankelijkheid, LGBTs en gender: de afdeling Jeugd zal haar communicatie toegankelijk maken en aandacht hebben voor gelijke kansen in haar communicatie (AnySurferlabel halen), de afdeling Jeugd coördineert de No Hate Speech Movement in Vlaanderen, de richtlijnen over hoe men lokaal kan werken aan het verbeteren van de toegankelijkheid van zijn jeugdinfrastructuur zullen nog beter bekendgemaakt worden bij lokale jeugdwerkorganisaties, er wordt een instrument aangereikt om de openheid bij jongeren t.o.v. seksuele en genderdiversiteit te verhogen, bijvoorbeeld via een spelmethodiek, ook de nieuwe gebouwen van de eigen infrastructuur halen het label toegankelijkheid, bv. het WADI-hotel op de Hoge Rielen; het Masterplan Destelheide mikt op maximale toegankelijkheid. Anderzijds werden binnen het Actieplan Integratiebeleid nieuwe mijlpalen voor 2013 en 2014 geformuleerd. De samenwerking tussen de Vlaamse Jeugdraad en het Minderhedenforum wordt geoptimaliseerd; er wordt een nieuwe methodiek ontwikkeld om jongeren via het onderwijs te laten proeven van de jeugdbeweging; er wordt een systeem voor gegevensbeheer ontwikkeld voor het verzamelen van de doelstellingen gelijke kansen in de beleidsnotas van de jeugdverenigingen; het eindrapport van het onderzoek jeugdwerk MKKJ werd voorgesteld; op de conferentie Jong in de Stad werden goodpractices uitgewisseld; een vormingspakket diversiteitscompetenties voor ambtenaren wordt voorbereid. 234 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Demos werd via het participatiedecreet verder ondersteund voor het werken aan – onder meer – de toegankelijkheid van het jeugdwerk. Zoals bepaald in hun beheersovereenkomst hebben ze in overleg met allerhande partners het maatschappelijk debat rond de participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk verder verdiept en vernieuwd door systematisch initiatieven in het veld mee bekend te maken, en de jeugdbewegingsmethodiek verder te ontsluiten. In samenwerking met het Steunpunt Vakantieparticipatie versterkten ze de participatie van hun doelgroepen aan het vakantieaanbod. Ze zijn partners in het KBS-project van De Ambrassade rond divers jeugdwerk. Het jaarlijks verticaal armoedeoverleg Jeugd ging door op 1 juni 2013 en werd toegespitst op onderwijs. In aanwezigheid van de directeur- generaal van het Verbond van het Katholiek Onderwijs, de afgevaardigd bestuurder van het GO!, een vertegenwoordiger van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs, ging ik in gesprek met een 20-tal jongeren uit jongerenorganisaties waar armen het woord nemen. Heel wat knelpunten kwamen aan bod. Een neerslag van het gesprek werd gepubliceerd in Klasse. Beleidsopties 2014 Ik zal samen met Demos in opvolging van de diversiteitsdag een originele publicatie over superdiversiteit in het jeugdwerk Niets meer… dan gelijkheid, voorstellen in het voorjaar van 2014. De publicatie kijkt voorbij het poneren van „bestpractices en zet in op het concreet vertalen van nieuwe paradigmas in het diversiteitsdiscours naar het jeugd(werk)beleid. Aansluitend bij de conclusies uit de doe-en-denkdag hebben we als expliciete doelstelling het counteren van het vaak normerend (problematiserend) perspectief waarmee diversiteit in het jeugd(werk)beleid nog te vaak wordt benaderd. De feitelijke (super)diversiteit in de samenleving en de verscheidenheid in het jeugdwerk die daaruit volgt, wordt weergegeven. We willen hierin de stem van de jongeren zelf een duidelijke plaats geven. De achtergronden, contexten en betrachtingen van „nieuw-Belgen zijn veel meer versnipperd dan we doorgaans denken. Hoog en laag opgeleid, arm en rijk lopen zij aan zij, en taalkundige, culturele en religieuze achtergronden worden zo divers dat niemand zich nog kan spiegelen aan categorieën zoals „de migranten, „de allochtoon. Vandaar het begrip „superdiversiteit, dat het oudere paradigma „multiculturaliteit vervangt. De acties in het VAPA, het Actieplan Integratie, het OCM Gelijke Kansen worden verder uitgevoerd. Zo zal ik in nog in het najaar 2013 een nieuw verticaal armoedeoverleg organiseren met de jongeren van het Netwerk waar Armen het Woord nemen. Ik ondersteun via het landelijk georganiseerd jeugdwerk projecten rond leiderschapsvorming bij kansengroepen. De Ambrassade zal ook in 2014 een vijftal bijeenkomsten organiseren van de expertisegroep diversiteit. Ze doen aan visieontwikkeling, intervisie, uitwisseling van methodieken en goede voorbeelden. 235 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Met „Allez Changer?!, het actieonderzoek diversiteit in het kader van het project Divers jeugdwerk, ondersteunt De Ambrassade jeugdwerkorganisaties om beter in te spelen op onze diverse samenleving. In mei wordt een studiedag georganiseerd over Romajongeren voor de jeugdsector. Dit is een initiatief in het kader van het Roma Youth Action plan van de Raad van Europa, dat voor Vlaanderen gecoördineerd wordt door het departement internationaal Vlaanderen en past ook binnen het Vlaams horizontaal beleid ter bevordering van de integratie van Roma in de samenleving. Vragen die voorliggen zijn: hoe kunnen we Roma de kans geven om actief te zijn binnen de huidige structuren? (cf. rol van de integratiesector); hoe kunnen we het huidige beleid aanpassen, zodat Romajongeren vlotter toegang hebben tot dit beleid? (cf. rol van de jeugdsector); wat werkt nu wél al op de verschillende niveaus? (cf. eigen jeugdwerking van Roma…) en wat is er nodig om elkaar (beter) te vinden? VVJ werkt hiervoor het concept uit. Diversiteitscompetenties Pagina 18 Ik subsidieer via het landelijk georganiseerd jeugdwerk een aantal organisaties die werk maken van de sensibilisering en vorming van begeleiders m.b.t. het omgaan met kinderen in armoede, enz. Uit de Marge biedt vormingen aan jeugdwerkers aan rond het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren. Ze werden nauw betrokken bij de organisatie van de reeks „trip lokaal, vorming voor lokale jeugdwerkers en bij de vormingsvoormiddag over de uitvoering van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit. BIZON besteedt in haar intern vormingsaanbod heel wat aandacht aan het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren. De vereniging biedt dit ook aan via externe vorming. Men richt zich op organisaties uit het jeugdwerk die hun vrijwilligers willen vormen op het vlak van achtergrond, kenmerken van en omgang met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren. Groep INTRO heeft een extern vormingsaanbod voor jeugdwerkers rond het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren; LEJO en UDM bieden samen een hoofdanimatorcursus aan (Explo-cursus) voor beroepskrachten of vrijwilligers binnen het jeugdwerk die willen werken met kinderen of jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie; Arktos biedt proevertjesdagen aan waar jeugdwerkers worden ondergedompeld in het werken met jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties, en tenslotte is er JeS dat vorming aanbiedt rond het werken met moeilijk bereikbare doelgroepen. Beleidsopties 2014 De aanbevelingen uit het Roma rapport worden vertaald naar een vorming rond “werken aan diversiteitscompetenties bij ambtenaren”. Deze vorming wordt op de VVJ driedaagse in 2014 geprogrammeerd. In de loop van 2014 wordt het eindrapport over de noden van kinderen en jongeren met etnisch cultureel diverse roots van de denktank divers jeugdwerk van De Ambrassade voorgesteld, o.a. met aanbevelingen en een train-the-trainers-tool. Deze denktank ondernam de voorbije jaren diverse acties om de noden van kinderen en jongeren met etnisch-cultureel diverse roots zichtbaar te krijgen. Bij het uitwerken van nieuwe criteria voor attestering en de opmaak van de competentieprofielen werd er aandacht besteed aan de diversiteitscompetenties. 236 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Experimenten taalstimulering Pagina 24 Zoals beschreven in mijn talenbeleidsnota voor het onderwijs, behoren het opzetten en ondersteunen van taalstimulerende activiteiten, en het creëren van netwerken tussen welzijns- en vrijetijdsorganisaties en scholen, structureel tot de taken van de lokale besturen. Beleidsrealisaties 2013 Tijdens het vormingsmoment over de tweede Vlaamse beleidsprioriteit jeugd georganiseerd door de administratie, werd ook een vernieuwend initiatief „taalrap aan de gemeenten voorgesteld. Beleidsopties 2014 Gemeenten die extra subsidies ontvangen in het kader van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit worden extra gestimuleerd om werk te maken van taalstimulering Nederlands, voornamelijk gekoppeld aan het vakantieaanbod. Ik zal interessante, nieuwe en succesvolle initiatieven extra in de kijker plaatsen. In 2014 maak ik ook middelen vrij voor de uitvoering van een project in twee gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Ik wil hiermee de twee gemeenten met het hoogste aantal lagereschoolkinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands, de kans bieden een project op te zetten met als doelstelling het versterken van de samenwerking tussen onderwijs- en vrijetijdsactoren, teneinde de formele en informele leerkansen van (voornamelijk anderstalige) gezinnen te bevorderen. Interessante taalstimuleringsprojecten die in gemeenten worden opgezet in het kader van de meerjarenplanning worden via diverse kanalen verspreid, zoals bijvoorbeeld in het handboek lokaal jeugdbeleid. Digitale media en mediawijsheid 237 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief SPORT Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 1.2.1.1. Proeftuinen binnen het participatiedecreet Pagina 12 Proeftuin Brede School met Sportaanbod In 2013 werd een breed netwerk van scholen, lokale overheden en lokale sportactoren aangesproken door de Follo-medewerkers, met het oog op de verdere uitbouw van een sportieve leer- en leefomgeving voor de schoolgaande jongeren. De twee formules, Sport Na School (SNS) voor het secundair onderwijs en Sportsnack voor het basisonderwijs, werden in alle regio’s meer geharmoniseerd. Voor SNS werd een nieuw promotiebeeld ontwikkeld en werd gestandaardiseerd promotiemateriaal aangemaakt om de zichtbaarheid en herkenbaarheid van het product te verbeteren. In landelijke gebieden werden alternatieve formules uitgeprobeerd, die momenteel worden geëvalueerd. De samenwerking tussen de provinciale SVS-secretariaten en de provinciale Blosopromotiediensten bij de begeleiding en aansturing van de Follo’s op het terrein werd geïntensifieerd. Voor evaluatie en monitoring van het project werden standaard instrumenten ontwikkeld. Bij de SNS-deelnemers stellen we vast dat 69% van de leerlingen uit de laatste drie jaren van het secundair onderwijs (15- tot 18-jarigen) komen en dat 55% meisjes zijn. Deze vaststelling gaat in tegen de algemene tendens van drop-out bij deze leeftijdscategorie. Het succes bij de meisjes is eveneens opmerkelijk. Tijdens het schooljaar 2012-2013 werd in de SVS-actie ‘10 voor schoolsport! Samen gezond sporten’ het aspect ‘Sporten’ extra in de verf gezet. Tevens werd voor de 18e keer de Gordel voor Scholen georganiseerd, waardoor meer dan 20.000 kinderen en jongeren konden proeven en genieten van een gevarieerd en uitdagend sportaanbod. 1.2.1.2. Experimentele projecten Pagina 13 Multimove voor kinderen In 2012 werden 24 sportclubs en 13 lokale initiatieven geselecteerd om in het proefproject ‘Multimove voor kinderen: een gevarieerd bewegingsaanbod voor jonge kinderen’ te stappen. Tussen september 2012 en juni 2013 kregen alle deelnemende kinderen (3 tot 8 jaar) een ruim bewegingsaanbod voor een complete motorische ontwikkeling aangereikt. Aan het begin en het einde van het sportseizoen werden de motorische vaardigheden van de kinderen getest. Er lopen twee flankerende onderzoeken naast dit project. UGent peilt naar het effect op de motorische ontwikkeling van de kinderen. De VUB gaat op zoek naar het effect op de kennis rond gevarieerd bewegen bij de ouders en begeleiders. Uit de eerste onderzoeksresultaten blijkt dat de geteste kinderen bij de aanvang van het project een significante motorische achterstand hadden ten opzichte van historische referentiewaarden. Deze kinderen werden na 9 maanden in het Multimoveproject opnieuw gemeten en de 238 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 onderzoekers stelden vast dat er bij de deelnemers een significante verbetering in hun motorische ontwikkeling was opgetreden ten opzichte van kinderen die in een ‘klassieke’ sportcontext actief zijn. In februari en maart 2013 werden bijkomend 51 nieuwe sportclubs en 16 nieuwe lokale besturen geselecteerd, om vanaf september 2013 ‘Multimove voor kinderen’ aan te bieden gedurende het sportseizoen 2013-2014. Er werden eveneens twee bijscholingen georganiseerd voor de huidige en tien opleidingsdagen voor de toekomstige Multimove lesgevers. Een bewustmakingscampagne werd opgezet om ouders bewust te maken van het belang van gevarieerd bewegen in de kindertijd. Deze campagne bestond uit een informatiebrochure en zes nieuwsbrieven met tips en concrete ideeën om zelf met de kinderen te bewegen. Verder werd een communicatieplan opgesteld voor de uitrol van het project in 2014. Er werden spreekbeurten gehouden op studiedagen bij Sporta en BVLO en er werd extra ondersteuningsmateriaal voor de pilootgroepen ontwikkeld. 1.2.2.1. Verankering proeftuinprojecten Pagina 14 Buurtsport De opgebouwde kennis en expertise met betrekking tot buurtsportbegeleiding en aanbod zal vanuit ISB verder verdiept en verruimd worden ten behoeve van en in samenwerking met alle geïnteresseerde lokale besturen. Het buurtsportplatform zal investeren in het uitwerken van evidence based modellen, bruggen bouwen naar andere beleidsdomeinen, ondersteuning en begeleiding op het veld. Hierbij zal bijzondere aandacht gaan naar het uitbouwen van beweegvriendelijke buurten of wijken. Daarnaast zal verder worden onderzocht welke mogelijkheden er binnen de capaciteit van de lokale besturen zijn om duurzame contexten te creëren waar laagopgeleiden of langdurig werklozen competenties kunnen ontwikkelen en werkervaring kunnen opdoen. Hiervoor zal ook nauw samengewerkt worden met de sector werk. Brede School met Sportaanbod Het belang van een breed toegankelijk sportaanbod na school als opstap naar levenslange sportbeoefening wordt vanuit diverse studies onderschreven. Er is nood om de diverse initiatieven hieromtrent beter af te stemmen. Bloso zal de naschoolse werking verder uitrollen over Vlaanderen. De concrete doelstellingen en werkwijzen worden opgenomen in een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen SVS en Bloso. Er wordt gestreefd naar een verdere uitbreiding van het aantal Follo’s in functie van specifieke regio’s en naar een verdere harmonisering van de werkwijze, communicatie en monitoring van de activiteiten in het kader van brede school met sportaanbod. De verdere uitrol van het project ‘Multimove voor kinderen’ biedt extra opportuniteiten voor het naschools aanbod. De nieuwe driejaarlijkse SVS-actie ‘Sport beweegt je school’, waarbij een zichtbaar sportbeleid in de school wordt geïmplementeerd, alsook de vele sportpromotionele schoolsportevenementen die door Bloso en SVS, in samenwerking met de Vlaamse sportfederaties en de gemeentelijke en provinciale sportdiensten worden georganiseerd, zullen hiertoe bijdragen. 239 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 1.2.2.2. Experimentele projecten Pagina 15 Multimove voor kinderen In augustus 2014 loopt de experimentele fase van dit project ten einde. Om de uitrol van dit project over gans Vlaanderen vanaf september 2014 optimaal voor te bereiden, wordt in het voorjaar van 2014 een brede informatiecampagne op touw gezet. Vanaf het voorjaar van 2014 kunnen alle geïnteresseerde sportclubs en lokale besturen die voldoen aan de instapvoorwaarden een dossier indienen om vanaf september 2014 ‘Multimove voor kinderen’ aan te bieden. Multimove is bovendien een erg breed toepasbaar concept dat zich niet hoeft te beperken tot de gekende (licht) gestructureerde sportcontexten. De filosofie achter dit project is immers ook perfect toepasbaar in een schoolcontext of kan een leidraad zijn voor actieve kinderopvang. Er zal een nieuw multifunctioneel, online platform geoperationaliseerd worden, dat zowel voor initiatiefnemers, ouders en andere geïnteresseerden toegankelijk is. Er wordt een promotiefilmpje over het project verspreid via de website, sociale media, enz. Het blijft mijn intentie om op regelmatige basis opleidingen voor Multimove lesgevers te organiseren. De finale resultaten van het begeleidende wetenschappelijke onderzoek zullen via diverse kanalen kenbaar gemaakt worden. 1.4.1. Realisaties 2013 Pagina 17 Armoedebeleid Ik heb er voor gekozen om het project ‘Belgian Homeless Cup’ in 2013 verder te zetten, samen met mijn collega ministers bevoegd voor Welzijn en Armoedebestrijding. Tevens lanceerde ik een vernieuwde projectoproep voor sportfederaties in het kader van de toeleiding naar sportkampen van kinderen en jongeren die leven in armoede of van personen met een handicap. Er vond een overleg plaats tussen Bloso, het Agentschap voor Overheidspersoneel, het Fonds Vrijetijdsparticipatie en het Steunpunt Vakantieparticipatie om de toegankelijkheid van de Bloso-sportkampen voor mensen in armoede en de communicatie hierover te optimaliseren. De website www.krapopsportkamp.be werd verder uitgebouwd voor de gemeentelijke sportdiensten. Dit initiatief van Demos, Bloso, VSF, ISB en het Vlaams Netwerk voor verenigingen waar armen het woord nemen, is een toolkit die aanvankelijk gemaakt werd om de kennis bij de sportfederaties rond deze materie te verhogen en hen te ondersteunen in hun begeleiding van mensen in armoede. Door VTS werd, samen met de sportdienst van Antwerpen, voor de tweede keer een aangepast traject van het algemeen gedeelte ‘Initiator’ georganiseerd voor kortgeschoolden. Dit initiatief werd opnieuw positief geëvalueerd en zal nu structureel uitgebouwd en ruimer bekend gemaakt worden. De gemeenten werden verder ondersteund bij het nemen van maatregelen om de toegankelijkheid van het lokale sportaanbod te verhogen voor mensen in armoede. Tien sportdiensten werden door ISB op maat begeleid rond de vierde beleidsprioriteit van het decreet lokaal sportbeleid. Op het ISB-congres (20-21 maart 2013) werd 240 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 eveneens een bijscholingsmoment over ‘verborgen armoede’ georganiseerd voor schepenen van sport en sportfunctionarissen. In het voorjaar 2013 vond een verticaal armoedeoverleg plaats met het Vlaams netwerk tegen armoede. Op dit overleg werden een aantal sportinitiatieven van verenigingen waar armen het woord nemen, toegelicht. Tevens werden sportbeleidsinitiatieven getoetst aan de visie en de ervaring van de betrokken doelgroep. De doelgroep formuleerde ook zelf voorstellen tot samenwerking en vorming. In het najaar 2013 werd tevens de strategische cel ‘Sport en Armoede’ opgericht. De strategische cel is samengesteld uit vertegenwoordiger van Bloso, Vlaams Netwerk tegen Armoede, VSF, ISB, Demos, Fonds Vrijetijdsparticipatie en Belgian Homeless Cup. De strategische cel waakt over de uitvoering van de actiepunten beschreven in het Sport voor Allen actieplan. … Sportgemeente van Vlaanderen Onder de titel 'ikke ook’ is de gemeente Wielsbeke ‘Sportgemeente 2013 van Vlaanderen’, en gaf ze uitvoering aan diverse acties met als doel de sportparticipatie van alle inwoners te verhogen. Evaluatie Participatiedecreet De evaluatie van het Participatiedecreet leidde tot een gezamenlijk engagement van de betrokken ministers van Cultuur, Jeugd en ikzelf om het decreet bij te sturen, te optimaliseren en te versterken in functie van transversaliteit en het versterken van de aandacht voor kansengroepen. Gedurende 2013 werd de noodzakelijke decreetsaanpassing uitgewerkt. Voor de sector Sport is het initiatief van sportgemeente afgerond en is de formule van proeftuinen ingebed bij de experimentele en innovatieve initiatieven binnen de sector sport. De twee participatie-instellingen Demos en CultuurNet Vlaanderen behouden hun transversale opdracht voor de domeinen Cultuur, Jeugd en Sport. Bijzondere aandacht gaat naar het visualiseren van good practices. 1.4.2. Prognose 2014 Pagina 20 Armoedebeleid De actiepunten sport in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (2010-2014) worden verder uitgevoerd en opgevolgd. De werking van de strategische cel ‘Sport en Armoede’ wordt verder geconcretiseerd en in functie daarvan aangevuld met relevante vertegenwoordigers uit het brede sport- en armoedewerkveld. Het Fonds Vrijetijdsparticipatie gaat samen met de sportsector op zoek naar een verruiming van het bovenlokale sportaanbod op maat van de doelgroep. De toolkit www.krapopsportkamp.be en het bijhorende communicatieplan worden verder uitgebouwd met nieuwe inhoud, praktijktips en -verhalen voor de gemeentelijke sportdiensten en sportfederaties. Re-integratie van mensen met een drugsverslavingsproblematiek 241 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Het project beoogt de sportparticipatie bij een moeilijk bereikbare doelgroep op een duurzame manier te stimuleren, en de ontwikkelde methodieken, instrumenten en informatie te verspreiden naar andere partners binnen de sport- en welzijnssector. Het project van vzw De Sleutel zal door het Departement CJSM opgevolgd worden, waarbij een tussentijdse evaluatie eind augustus 2014 volgt. Sportgemeente van Vlaanderen Op 31 juli 2014 loopt voor de gemeente Wielsbeke het jaar als sportgemeente van Vlaanderen af. De apotheose is het Belgisch Kampioenschap wielrennen voor eliterenners op 29 juni 2014. Het project zal geëvalueerd worden en er zal bekeken worden welke van de diverse acties, met als doel de sportparticipatie van alle inwoners te verhogen, naar Vlaanderen gepromoot kan worden. Structureel beleid en specifieke initiatieven naar kansengroepen Vanaf 2014 start het nieuwe decreet lokaal sportbeleid. In de meerjarenplannen zullen de besturen concrete invulling geven aan de Vlaamse beleidsprioriteit rond kansengroepen, en met extra aandacht voor transversale samenwerking. Zij dienen minimum 10% van de subsidie (2,4 euro per inwoner) te besteden aan dit beleid. De provincies zullen het beleid inzake de Vlaamse beleidsprioriteit ‘het stimuleren van personen met een handicap tot sportbeoefening’ uitwerken. Zij zullen hiervoor vanaf 2014 per inwoner 0,06 euro ontvangen. Ook in 2014 zullen meerdere sportfederaties via de facultatieve opdrachten jeugdsport en sportkampen van het decreet op de sportfederaties inspanningen leveren naar kansengroepen toe. De Rode Antraciet zal in 2014 zal verder werk maken van de maatregelen die het aantal sport- en beweeguren faciliteren. Op Europees vlak, blijft De Rode Antraciet ijveren om het thema sport aan gedetineerden zichtbaarheid te geven, verder uit te bouwen, … In dat kader volgt De Rode Antraciet samen met de EU- sport link de verdere stappen op, voor zowel het EPAS verhaal (2014-Year of sport in prison) en de Europese Commissie (Erasmus for all 2014-2020). Ook de website van ‘prisoners on the move’ wordt verder onderhouden en regelmatig voorzien van nieuwe items. Hiervoor doet De Rode Antraciet ook beroep op de buitenlandse partnerts binnen het netwerk. 1.5.1. Realisaties 2013 Pagina 22 De strategische cel ‘Seniorensportbeleid’ werd gecoördineerd en aangestuurd door Bloso. Op basis van het rapport ‘55-plussers in beweging’ en de resultaten van de VIA rondetafel ‘Sport en bewegen voor ouderen’ werd in het najaar 2013 gestart met een inventaris en evaluatie van de realisaties van de beleidsaspecten door de verschillende partners (gemeenten, provincies, VGC, sportfederaties, Vlaamse overheid). In 2013 werd een operationele cel belast met de ontwikkeling van competentieprofielen voor het begeleiden van sportende senioren. De competentieprofielen werden ontwikkeld door de liaisons van de universiteiten LO in samenwerking met tal van experts uit het werkveld. 242 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Samen met de verschillende partners, heeft Bloso sterk ingezet op het promoten van de sportieve levensstijl bij de 50-plussers. Aan de actie ‘Sportelgemeente 2013’ namen 202 van de 308 Vlaamse gemeenten actief deel (65%). Duizenden 50plussers hebben gesport tijdens de vele gemeentelijke en provinciale Sporteldagen en tijdens de Senior Games. Meer dan 2.000 fysieke tests werden door de Vlaamse en de provinciale Sportelteams bij 50-plussers afgenomen. Telkenmale werd een persoonlijk fitheidsrapport opgesteld, met onder meer tips om op een eenvoudige wijze de basisconditie te onderhouden of te verbeteren. De effectiviteit van de Sportelcampagne werd in het najaar 2013 onderzocht door een extern adviesbureau. De resultaten geven een duidelijk en vrij positief beeld over de gevoerde campagne. Bij de actie ‘Sporttak in de Kijker - Golf’ werd voor 50-plussers een specifieke Sportelpocket over golf aangemaakt, die verspreid wordt via alle gemeentelijke sportdiensten. Alle deelnemers aan 50-plus activiteiten kunnen de zeven Sportelpockets, als handige sportinstructieboekjes, gratis verkrijgen. 1.5.2. Prognose 2014 Pagina 22 Aan de hand van de gerealiseerde competentieprofielen ‘Seniorensportbegeleider’ zullen de bestaande VTS-opleidingen waar nodig bijgestuurd worden of zullen eventueel nieuwe opleidingen ontwikkeld worden. Deze opleidingen staan in voor een gedifferentieerde en kwaliteitsvolle omkadering van 50-plussers in functie van levenslang sporten en bewegen op maat van de diversiteit van senioren. Daarnaast zal Bloso, samen met de gemeentelijke en provinciale sportdiensten en met de seniorensportfederaties, gericht inzetten op het aanbieden van een uitgebreid en gediversifieerd activiteitenpakket voor 50-plussers, met bijzondere aandacht voor een kwaliteitsvolle omkadering. Elektrische fietsen zijn de afgelopen jaren een ware hype geworden. De fietsen boren een nieuwe doelgroep aan die anders misschien zou stoppen met recreatief fietsen. Via een pilootproject zullen senioren, maar ook mensen met fysieke beperkingen aan de hand van initiaties, workshops en begeleide tochten de kans krijgen om de voordelen en mogelijkheden van elektrische fietsen uit te proberen. Hierbij wordt bijzondere aandacht gegeven aan veiligheid en behendigheid. 1.6.1. Realisaties 2013 Pagina 23 Het permanente overlegorgaan ‘Sportpromotie’ wordt in het najaar geïnstalleerd en zal de sportpromotionele samenwerking tussen de verschillende Vlaamse sportactoren faciliteren. Bij de organisatie van de vele sportpromotionele evenementen werd in 2013 bijzondere aandacht besteed aan de promotie van zoveel mogelijk (nieuwe) sporten. Hierbij werd vooral het accent gelegd op een kwalitatieve initiatie bij de kennismaking met de sport. Via degelijke informatieverschaffing werd steeds de doorstroming naar een permanente sportbeoefening gepromoot en beklemtoond. De Bloso actie ‘Sporttak in de Kijker’ stond in 2013 in het teken van golf en kende een groot succes. Hiervoor werd intensief samengewerkt met de Vlaamse Vereniging voor Golf (VVG). Naast een uitgebreide mediacampagne organiseerden VVG en Bloso, samen met alle erkende golfclubs, heel wat acties en evenementen met als hoogtepunten de ‘Start to Golf opendeurdag’, ‘Golf in het Park’, ‘Golf on the Road’ en 243 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 de bijscholingen ‘Golf op School’. In het najaar stonden nog de 'Word Golfer-actie', het 'Wereldkampioenschap Golf voor Scholen' alsook de tweede reeks bijscholingen 'Golf op School' op het programma. Daarnaast werden op Vlaams niveau opnieuw grote sportieve acties opgezet. Hierbij werden alle Vlaamse actoren betrokken. Tijdens de ‘Week van de Sportclub’ werden de activiteiten van sportclubs in 200 gemeenten in de belangstelling gebracht, om nog meer sporters naar de sportclub te leiden. Op 1 september 2013 vond de eerste editie van het Gordelfestival plaats. Na 32 jaar Gordelen binnen dezelfde format was er nood aan vernieuwing en verbreding. Daarom werd het Gordelfestival opgericht in 2013 op basis van een herwerkte formule. Onder de slogan “bewegen klinkt goed” blijft samen bewegen de rode draad, maar kregen ook toerisme en muziek een prominente plaats op het programma. Het Gordelfestival was een samenwerking tussen vzw De Rand, Bloso en de provincie Vlaams-Brabant. Met het oog op volgende edities wordt deze eerste editie uiteraard grondig geëvalueerd. Voor de vele ander sportpromotionele acties die door Bloso werden uitgewerkt verwijs ik graag naar www.bloso.be/sportpromotie. Ik stel vast dat meer en meer sporters buiten georganiseerd verband en vaak in een natuurgebonden omgeving wensen te sporten. Eenvoudige, aangepaste infrastructuur is hiervoor een bepalende factor. In 2013 werd dan ook verder ingezet, samen met de gemeentes en de provincies, op de kwalitatieve uitbouw van permanente mountainbike routes (+12) en netwerken (+6), wat het totaal brengt op respectievelijk 145 en 15. Via peterschap werd het onderhoud en de kwaliteit bewaakt. Daarnaast werden vijf nieuwe bewegwijzerde loopomlopen gerealiseerd, wat het totaal in Vlaanderen op 26 brengt. Tot slot werden de 81 Fit-O-Meters aan een grondige evaluatie onderworpen en stelselmatig aangepast aan het nieuwe fitheidsconcept. In 2013 kende het subsidiekanaal voor evenementen ter promotie van een breed sportaanbod zijn derde jaargang. In 2013 werden 24 evenementen met de nadruk op participatie en 25 evenementen met de nadruk op competitie met een bovenlokaal karakter ondersteund. In 2013 nam ik opnieuw het peterschap op van de promotiecampagne ‘Mijn Ventoux’, die steeds een divers publiek probeert aan te spreken. Dit project wordt als één van vier promotionele beweeg-/sport evenementen opgenomen en geëvalueerd in een ad hoc onderzoek van het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport, waarvan de resultaten in 2014 bekend zullen zijn (zie ook 7.1). In 2013 was Antwerpen Europese Sporthoofdstad. Samenhorigheid en gemeenschapsvorming stonden hierbij centraal. Tal van breedtesportacties en maatschappelijke integratieprojecten werden opgehangen aan topsportevenementen. Hiervoor trok men o.a. met mobiele sportarena's de wijken in, om het buurtsporten te promoten. Vijftig sportclubs en dertig scholen hebben het afgelopen jaar activiteiten georganiseerd in de buurtsportarena's, goed voor bijna 30.000 deelnemers. Met die arena’s werden alle leeftijden bereikt: kinderen, volwassenen en senioren. Antwerpen Europese Sporthoofdstad was een interessant 244 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 testlaboratorium voor sportstimulering. Ik zal nu op Vlaams niveau bekijken wat hiervan kan meegenomen worden. 2.1.1. Realisaties 2013 Pagina 25 In het kader van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid, dat vanaf 2014 van toepassing wordt, werden diverse begeleidingsinitiatieven vanuit Bloso, ISB en VVSG ontwikkeld om de besturen voor te bereiden op dit nieuwe decreet. In het najaar van 2012 en het voorjaar van 2013 organiseerde Bloso provinciale infosessies voor de nieuwe schepenen van sport, de sportraden en de sportgekwalificeerde ambtenaren om de gemeenten te ondersteunen bij de opmaak van hun integrale meerjarenplanning in functie van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport. Met ISB sloot ik voor 2013 een nieuwe beheersovereenkomst af met het oog op de voorbereiding en de begeleiding van de besturen in functie van het opstellen van hun meerjarenplan en de inpassing van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid in dit proces. Bij deze begeleidingsinitiatieven ligt de focus op het inhoudelijk inspireren en praktijkgericht ondersteunen van de besturen bij de opmaak van hun meerjarenplanning voor de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen. Zo werden verschillende intervisies georganiseerd voor de sportgekwalificeerde ambtenaren en praktische projectfiches uitgewerkt. Met Vlabus werd voor 2013 een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten in het kader van de verdere professionalisering van de sportclubs (zie 2.5.2). 2.1.2. Prognose 2014 Pagina 25 Op 1 januari 2014 gaat het decreet lokaal sportbeleid van start. De besturen zullen tegen 15 januari 2014 hun meerjarenplanning indienen via de nieuwe beleids- en beheerscyclus (BBC). Op basis van deze meerjarenplanning zal vóór 30 april 2014 beslist worden welke besturen gesubsidieerd kunnen worden. Ook voor Bloso betekent dit een nieuwe werkwijze, aangezien geen afzonderlijk sportbeleidsplan meer zal ingediend worden en de beoordeling zal gebeuren op het centraal ingediende, integrale meerjarenplan van de besturen bij de Administratie Binnenlands Bestuur. Via een specifieke informaticatoepassing zal elke sectoradministratie de voor haar noodzakelijke informatie, in functie van subsidiebeoordeling, uit dit plan distilleren. Met belangstelling kijk ik uit hoe de lokale besturen concreet invulling zullen geven aan hun sportbeleid op maat van hun lokale context. 2.6.2. Prognose 2014 Pagina 29 In het decreet lokaal sportbeleid, dat vanaf 2014 in voege gaat, is voor de lokale besturen een Vlaamse beleidsprioriteit opgenomen rond de kwaliteitsverhoging van de jeugdsportbegeleiders en jeugdsportcoördinatoren in sportverenigingen. Zo wordt de impulssubsidie niet alleen gecontinueerd, zij het onder een andere vorm, maar bovendien ook uitgebreid in functie van andere vormen van professionalisering. 3.5.1. Realisaties 2013 Pagina 35 245 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Ik heb in 2013 bijzonder ingezet op het verder uitwerken en implementeren van sportspecifieke instrumenten, bewustmaking en communicatie rond het thema ‘lichamelijke en seksuele integriteit’, door via projectondersteuning aan ICES de uitwerking, implementatie en verdere begeleiding rond het Vlaggensysteem mogelijk te maken. Het Vlaggensysteem is een laagdrempelig, educatief instrument waarmee lichamelijk en seksueel grensoverschrijdend gedrag beter ingeschat en beoordeeld kan worden door jongeren, trainers of bestuursleden. Hiermee worden aanknopingspunten gelegd naar de instrumenten en de informatie die worden aangereikt in het Raamwerk Lichamelijke en Seksuele Integriteit en Beleid in de Sport, dat ik in 2012 liet ontwikkelen. Bij dit alles dient men uiteraard rekening te houden met het feit dat de helft van de sportclubs in Vlaanderen kleine clubs zijn, en dat de sportclubs draaien op vele vrijwilligers. Daarom heb ik aan ICES en VSF gevraagd om op basis van het Raamwerk een laagdrempelige en beknopte handleiding en infobrochure voor de sportclubs op te maken. Deze brochure bevat voor de (kleinere) sportclubs díe informatie en instrumenten waarmee ze snel stappen vooruit kunnen zetten en het thema toch een plaats kunnen geven in hun werking en sportbeleving. Op 27 februari 2013 werd het Vlaggensysteem 'Sport, een spel met grenzen' en de handleiding voor sportclubs voorgesteld aan de sportfederaties. Naar de provinciale en gemeentelijke sportdiensten gebeurde de communicatie vanaf het ISB-congres op 20 en 21 maart 2013. Daarnaast werd er op maat ingespeeld op vragen van sportorganisaties en verzorgde ICES, in samenspraak of samenwerking met andere sportorganisaties, in de loop het jaar een ruime waaier aan communicatie- en vormingsmomenten. Het ontwikkelde materiaal en de instrumenten zijn terug te vinden op de websites www.sportmetgrenzen.be en www.ethischsporten.be. 3.5.2. Prognose 2014 Pagina 36 De door ICES gecoördineerde overheidsopdracht loopt eind juni 2014 af, en resulteert in een eindrapportage en beleids- en praktijkaanbevelingen vanuit de deelprojecten van KUL, UG, VUB en UA. Het inwerkingtreden van het GES-decreet zal opportuniteiten bieden om de aandacht voor ethisch sporten breder uit te dragen. Het nieuwe decreet zal de mogelijkheid bieden tot de erkenning en subsidiëring van een organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling, waar zowel het sportbeleid als de sportsector gebaat bij zijn. In navolging van de studiedag rond ethisch verantwoord sporten van 11 oktober 2012, zal ik in het voorjaar onder meer een ruimere GES-dag organiseren. Hiermee kan dan een aanzet genomen worden tot het overgaan naar of creëren van ‘lerende netwerken’ (i.e. regelmatige bijeenkomsten van gelijkgestemde deelnemers of ‘peers’ rond kernthema’s die de deelnemers gezamenlijk aanbelangen teneinde de eigen prestaties in beleid en praktijk te verbeteren en tegelijkertijd via een collectieve inspanning aan kwaliteit te winnen), waarbij niet alleen het creëren van een netwerk van informele contacten en de uitwisseling van goede praktijken rond ethiek in de sport belangrijk is, maar ook dat er output gegenereerd wordt (bv. kwaliteitsstandaarden). 6.1.1. Realisaties 2013 Pagina 50 In 2013 heb ik verder geïnvesteerd in de renovatie en kwaliteitsverbetering van lokale sportinfrastructuur. Aan lokale besturen werd een impuls gegeven om te 246 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 investeren in kwalitatieve sportvloeren die voldoen aan de Europese normen, om er zo voor te zorgen dat mensen in hun onmiddellijke omgeving en in goede omstandigheden kunnen sporten. Op die manier werd ook bijgedragen tot de Vlaamse doelstellingen rond gezond sporten (letselpreventie). Ook in het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan werd het voorbije jaar heel wat gerealiseerd. Zo werden de negen sporthallen van de eerste cluster opgeleverd en ter beschikking gesteld aan de verschillende lokale besturen. Nu start de beschikbaarheidsperiode van 30 jaar, waarin de private partner Democo-Denys, na het ontwerpen, bouwen en financieren, ook verantwoordelijk is voor het onderhoud en het beschikbaar houden van de sportinfrastructuur. Daarnaast werd de opdracht ‘DBFM Eenvoudig Zwembad De Beeltjens Westerlo’ gegund aan ‘Sport en Recreatie Westerlo’. De bouw van het zwembad startte midden 2013. Het einde van de werken wordt verwacht in het najaar van 2014. Nog in 2013 werd gestart met de bouw van het ‘geïntegreerd provinciaal zwembadcomplex Olympiabad Brugge’ door ‘Sport en Recreatie Brugge’. Het einde van de werken is voorzien in het voorjaar van 2015. De multifunctionele sportcentra Aalst, Halle en Hoogstraten zullen nog dit najaar worden gegund. Voor het multifunctioneel sportcentrum Lanaken werden in april 2013 de eerste offertes ontvangen. Omdat er nog een grote nood is aan kunstgrasvelden en gezien de positieve evaluatie van de vorige clusters, besliste de Vlaamse Regering om een derde cluster kunstgrasvelden te lanceren, waarbij de lokale besturen dit keer de keuze hebben tussen een kunstgrasveld voor multifunctioneel gebruik en een hockeyveld. Eind 2013 beslist de Vlaamse Regering welke lokale besturen worden geselecteerd voor de realisatie van hun veld. Tot slot stel ik vast dat Vlaanderen ook met een tekort aan bovenlokale sportinfrastructuur kampt. Willen we grotere, bovenlokale sportinfrastructuurprojecten realiseren, dan is samenwerking tussen diverse actoren noodzakelijk. Gezien de huidige budgettair precaire tijden, moeten de schaarse middelen efficiënt en effectief worden ingezet. We moeten dan ook proberen om door samenwerking winsten te boeken en zo te zorgen voor voldoende en kwalitatieve sportinfrastructuur. Als sluitstuk van mijn sportinfrastructuurbeleid, neem ik in het najaar van 2013 een initiatief voor de ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur, met de nadruk op het stimuleren van samenwerking tussen bovenlokale, lokale en Vlaamse actoren. Het is mijn bedoeling om, in eerste instantie via een projectoproep, een aantal pilootprojecten voor bovenlokale sportinfrastructuur te ondersteunen, zowel financieel als via procesbegeleiding. Deze projecten kunnen dan als voorbeeldprojecten voor andere initiatiefnemers fungeren en vervolgens een inhaalbeweging in gang zetten. 6.1.2. Prognose 2014 Pagina 50 Ik zal verder werk maken van een beperkte ondersteuning voor de uitbouw van kwaliteitsvolle, kleinschalige sportaccommodaties van lokale besturen. Voor de keuze van het type sportinfrastructuur kan ik mij o.a. baseren op de resultaten van het onderzoek over de effecten van de nu reeds gerealiseerde Finse Pistes op het sportgedrag (Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport). Ik zal hierbij eveneens rekening houden met de suggesties uit het Sport voor Allen-actieplan inzake nieuwe sportinfrastructuurtrends en duurzaamheidsaspecten. 247 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan zal de gunningsprocedure voor het multifunctioneel sportcentrum in Lanaken worden afgesloten. De gunningsprocedure voor de nieuwe derde cluster kunstgrasvelden zal in het voorjaar van 2014 worden opgestart. De in het najaar van 2013 gelanceerde projectoproep voor de realisatie van bovenlokale sportinfrastructuur zal in uitvoering worden gebracht, in die zin dat een aantal projecten zullen worden geselecteerd door de Vlaamse Regering. Doel daarbij is een aantal pilootprojecten te ontwikkelen en zo een inhaalbeweging m.b.t. bovenlokale sportinfrastructuur in gang te zetten waarop eventueel een decretale verankering kan volgen. De pilootprojecten moeten ervaringen opleveren die de drempel voor het opzetten van ambitieuze bovenlokale samenwerkingsverbanden verlagen en de slaagkansen ervan doen toenemen. 6.2.1. Realisaties 2013 Pagina 51 Een alomvattende en continue inventarisatie van de beschikbare sportinfrastructuur in Vlaanderen geeft mij als bevoegd Vlaams minister, net als het gemeentelijke beleidsniveau, inzicht in de spreiding en bijgevolg ook in de eventuele behoefte aan nieuwe bijkomende sportinfrastructuur of renovatie van de bestaande sportinfrastructuur. Daartoe wordt de Spakki-databank, over de in Vlaanderen publiek toegankelijke sportaccommodaties (19.500), permanent geactualiseerd. Bij elk initiatief dat ik de voorbije legislatuur nam met betrekking rond sportinfrastructuur, benadrukte ik het belang van multifunctioneel gebruik. Zowel bij de projecten die gerealiseerd werden in het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan, als die in het kader van het reglement kleinschalige sportinfrastructuur, als bij de uitwerking van de projectoproep over de vernieuwing van voetbalstadions, wordt multifunctioneel gebruik door verschillende doelgroepen zoals clubs, scholen, federaties, individuele sporters enz. als een belangrijke voorwaarde of criterium vooropgesteld. Op die manier tracht ik de aanwezige en nieuwe te realiseren infrastructuur optimaal te benutten en een optimaal ruimtegebruik na te streven. 6.2.2. Prognose 2014 Pagina 51 De beschikbare informatie uit de Spakki-databank kan steeds worden gebruikt voor de actualisatie van de behoeften en de planning van sportinfrastructuur in Vlaanderen, en voor beleidsdomeinoverschrijdend overleg en adviesverlening inzake de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen op lokaal, provinciaal en Vlaams niveau. In 2014 zal ik de nu reeds beschikbare globale informatie inzake sporthallen en overdekte zwembaden uitbreiden tot andere, meer specifieke sportaccommodaties zoals kunststofatletiekpistes, kunstgrasvelden, Finse pistes, e.a. Bij elk nieuw initiatief blijft multifunctioneel gebruik een belangrijk aandachtspunt. 6.5.2. Prognose 2014 Pagina 53 Na aanvaarding van de steunmaatregel door de Europese Commissie, wordt de eigenlijke projectoproep gelanceerd. Initiatiefnemers (clubs uit eerste en tweede klasse, of de desbetreffende lokale overheden) krijgen de kans om een project in te dienen. Op basis van de ingediende projecten zal de Vlaamse Regering beslissen 248 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 welke voetbalstadions ondersteuning zullen krijgen. Dit kan zowel voor nieuwbouw als verbouwings- en uitbreidingswerken. De eenmalige oproep wordt beschouwd als een pilootproject om een impuls te geven aan clubs die concrete plannen hebben om te bouwen of te renoveren. 6.6.1. Realisaties 2013 Pagina 53 In het dossier van de sporten met een hinderlijk karakter werd de zoektocht naar oplossingen verder gezet. Naar aanleiding van de installatie van de nieuwe provinciebesturen heb ik aan de provincies gevraagd een stand van zaken op te maken, rekening houdende met de beslissingen die de voorbije jaren werden genomen. De vorige Vlaamse Regering besliste op 8 mei 2009 dat een onderzoek naar de mogelijkheden in industriegebieden, brownfields en vervreemdbare militaire domeinen gevoerd kon worden. Op mijn voorstel bevestigde de huidige Vlaamse Regering op 5 oktober 2011 deze stellingname en breidde de mogelijkheid tot onderzoek uit voor locaties gelegen in havengebieden, op voorwaarde dat het gaat om tijdelijk gebruik van de terreinen voor sport en recreatie, en dit in afwachting van de definitieve ontwikkeling van het gebied waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld. Ik heb een nieuwe overlegronde georganiseerd met de provincies. Dit leverde helaas niet meteen een nieuwe locatie op voor een gereglementeerde omloop maar er werden wel enkele interessante voorstellen gedaan. Zo werd voorgesteld om de trainingsmogelijkheden uit te breiden bij de organisatie van occasionele wedstrijden. Momenteel kunnen volgens de Vlarem-wetgeving wedstrijden en trainingsritten gespreid worden over twee opeenvolgende kalenderdagen. Er werd voorgesteld om aansluitend hierbij een beperkt aantal trainingsdagen toe te laten. Dit zou een verbetering betekenen van de situatie voor de sector en bovendien zouden de activiteiten sterk gespreid worden. Deze vraag wordt verder onderzocht. De provincie Antwerpen heeft ook het initiatief genomen om een nieuw onderzoek te voeren waarbij zowel het realiseren van tijdelijke terreinen als het selecteren van minstens één nieuwe gereglementeerde omloop vooropgesteld wordt. Voorts is het ook belangrijk om te trachten een project inzake indoor motorcross en/of een project met elektromotoren uit te werken. Het onderzoek naar de mogelijkheden voor sporten met een hinderlijk karakter in de te vervreemden militaire domeinen is gekoppeld aan het globale onderzoek dat hieromtrent door mijn administratie Ruimtelijke Ordening wordt gevoerd. Bloso en het Departement CJSM worden betrokken bij het verdere onderzoek. De uitvoering van de golfmemoranda 1 en 2 werd verder gezet. Voor een aantal dossiers zijn de planmatige processen afgerond. Zo werd op 19 juli 2013 het gewestelijk RUP voor het golfterrein in Sint-Gillis-Waas definitief goedgekeurd. Voor een aantal andere projecten dient het planningsproces nog voltooid of opgestart te worden. Voor nog andere projecten werd nog geen aanvraagdossier ingediend. In de loop van 2011 werd Bloso toegevoegd aan de lijst van instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen en over ontwerpen van provinciale ruimtelijke structuurplannen. Sindsdien is het aantal dossiers dat door Bloso geadviseerd wordt zeer sterk gestegen. Op deze manier kan erover gewaakt worden dat alle ruimtevragende (al of niet hinderlijke) sportsectoren op een gelijkwaardige wijze in de ruimtebalans aan bod komen. Bij de beoordeling van voorontwerpen van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen adviseert Bloso steeds om, in het kader van het Sport voor Allen249 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 beleid en de promotie van de sportbeoefening, aandacht te hebben voor de inplanting van voldoende, soms kleinschalige, sportruimtes. De sportsector is betrokken bij de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Bloso neemt deel aan de werkgroepen waarin interdisciplinair overlegd wordt en het Departement CJSM is vertegenwoordigd in het Kernteam. In 2013 werd gewerkt aan de opmaak van een Witboek. Het traject naar het BRV is gebaseerd op het Regeerakkoord 2009-2014 en de beleidsnota Ruimtelijke Ordening 2009-2014. De Vlaamse Regering heeft op 4 mei 2012 het Groenboek goedgekeurd als basis voor consultatie en participatie en aan de procesarchitectuur voor de verdere opmaak van het BRV. De volgende mijlpalen in het traject zijn een Witboek (najaar 2013) en een ontwerp van BRV (maart 2014). Het Departement CJSM is vertegenwoordigd in het ambtelijk forum waar de tekstvoorstellen van het Departement Ruimte Vlaanderen, in samenspraak met het kabinet RO, worden voorgelegd en besproken. In april 2013 is de laatste inhoudelijke werkgroep samengekomen die tevens input levert voor de verdere teksten. Op 20 maart zijn de krachtlijnen voor de modernisering van het plansysteem besproken, wat gaat over de evolutie van het huidig plansysteem (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) naar een systeem van beleidsplanning. In september 2013 is het ambtelijk forum terug van start gegaan met als eerste taak de tekstvoorstellen van het Witboek te bespreken en kenbaar te maken in de verschillende beleidsdomeinen. Dit resulteert in een Witboek in oktober 2013. Voor meer informatie over de opmaak van het BRV verwijs ik naar mijn beleidsbrief Ruimtelijke Ordening. Ook bij de opmaak van instandhoudingsdoelstellingen (IHD) voor specifiek aangeduide kwetsbare zones in Vlaanderen (habitatrichtlijngebieden en vogelrichtlijngebieden), is het belangrijk dat Sport zijn inbreng heeft. Bloso en het Departement CJSM volgden ook dit dossier nauw op. 6.6.2. Prognose 2014 Pagina 55 Wat het specifieke dossier van de sporten met hinderlijk karakter betreft, zal in 2014 verder gewerkt worden op de afspraken gemaakt met de provincies naar aanleiding van de laatste overlegronde. Zo zal het onderzoek dat in de provincie Antwerpen wordt gevoerd naar tijdelijke omlopen en nieuwe gereglementeerde omlopen grondig opgevolgd worden. Ik blijf mij verder inzetten om locaties te zoeken voor andere sporten met hinderlijk karakter, zoals waterski, luchtsporten en kleischieten, zodat ook voor deze sporttakken oplossingen uitgewerkt kunnen worden. De uitvoering van het golfmemorandum wordt verder gezet. Voor een aantal locaties, zoals opgenomen in de beslissing van de Vlaamse regering van 20 juli 2006, werd nog geen aanvraagdossier ingediend. Van zodra deze dossiers ingediend worden, zullen ze grondig onderzocht worden. Voor een aantal andere dossiers dient het planningsproces (opmaak van milieueffectenrapport en ruimtelijk uitvoeringsplan) nog voltooid of opgestart te worden. Bloso zal het onderzoek opvolgen naar de ruimtelijke ontwikkeling van de te vervreemden militaire domeinen, zodat de belangen van de sportsector verdedigd kunnen worden. In een aantal domeinen zijn immers zweefvliegclubs actief. Bloso blijft de belangen van de sportsector behartigen door het adviseren van milieueffectenrapporten en ruimtelijke uitvoeringsplannen. 250 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Ook zullen Bloso en het Departement CJSM het dossier aangaande de opmaak van instandhoudingsdoelstellingen (IHD) in speciale beschermingszones verder opvolgen. De verdere uitwerking van het BRV zal ook vanuit de sportsector verder worden behartigd via rechtstreekse deelname aan het kernteam en deelname aan werkgroepen en partnerdialogen. In maart 2014 moet het ontwerp van het BRV klaar zijn. Dit politiek evenwichtig document zal het kader vormen voor de verdere uitwerking van het beleidsplan in de volgende legislatuur. Uit de besprekingen in het kader van het Sport voor Allen-platform is gebleken dat de kennis in de sportsector m.b.t. ruimtelijke ordening zeer verspreid zit, en er te weinig coördinatie is rond dit thema. Daarom zal ik de oprichting van een kennis- en informatiecel ‘ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur’ in relatie met sport voorbereiden door in eerste instantie de structuur ervan te bekijken, informatie te verzamelen, de taken af te bakenen en de ondersteunende databanken te optimaliseren. 7.2.1. Realisaties 2013 Pagina 56 In de filosofie van “Door samenspel scoren” werd, in functie van de thematiek, regelmatig overleg gepleegd met andere beleidsdomeinen en bestuurslagen. Zo wordt voor het zoeken naar oplossingen voor sportinfrastructuur regelmatig overleg gepleegd met het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu (zie 6.6). Voor verschillende aspecten van mijn sportbeleid is ook regelmatig overleg met de beleidsdomeinen Gelijke kansen, Welzijn en Volksgezondheid en Onderwijs van belang. Ook de andere bestuursniveaus zoals de VVP en de Vlaamse provincies, de VVSG en het ISB betrek ik zo veel als mogelijk bij het Vlaamse sportbeleid. De bestaande dialoog tussen de verschillende Gemeenschappen werd in 2013 gecontinueerd. De voornaamste onderwerpen betreffen het Europees en internationaal sportbeleid, tewerkstelling en topsport. Als woordvoerder voor België in de Europese Unie voor het beleidsdomein Sport organiseerde ik samen met mijn collega van de Franse Gemeenschap in het najaar een overleg tussen de drie Gemeenschapsministers bevoegd voor Sport. Er vond regelmatig overleg en afstemming op kabinets- en administratieniveau plaats. Daarnaast heb ik samen met NADO Vlaanderen de Gemeenschapsdialoog met betrekking tot het op elkaar afstemmen van het antidopingbeleid van de Gemeenschappen, via de Coördinatieraad Medisch Verantwoord Sporten, voortgezet. 7.2.2. Prognose 2014 Pagina 56 Ook in 2014 zal ik, in functie van de thematiek, regelmatig overleg plegen met andere beleidsdomeinen en bestuurslagen. 7.3.1. Realisaties 2013 Pagina 57 Na afzondering van de antidopingbepalingen was het zaak om richting te geven aan de overgebleven bepalingen van het MEVS-decreet. Daarbij werd de optie genomen om de bestaande inhoud te actualiseren en een nieuw decreet en uitvoeringsbesluit tot stand te brengen. Het nieuwe decreet is opgebouwd rond twee belangrijke pijlers: 251 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 ‘gezond sporten’ vervangt het concept ‘medisch verantwoord sporten’, en ‘ethisch sporten’ vervangt het concept ‘ethisch verantwoord sporten’ van het MEVS-decreet. (zie ook punt 3.1) Rekening houdend met het nieuwe decreet lokaal sportbeleid stelden de besturen in 2013 hun meerjarenplanning op, op basis van het nieuwe systeem inzake beleids- en beheerscyclus (BBC) en met het oog op subsidiëring vanaf 2014. Voor de besturen betekende dit ten aanzien van de Vlaamse overheid een verlaging van de plan- en rapporteringsverplichtingen. Tevens werden de definitieve bestuursakkoorden Sport tussen de Vlaamse Regering en elke Vlaamse provincie 7.3.2. Prognose 2014 Pagina 58 In 2014 zal de nieuwe regelgeving met betrekking tot gezond en ethisch sporten in de praktijk gebracht worden, en uitvoerig gecommuniceerd worden aan de stakeholders. De nieuwe Code van het WADA dient, na goedkeuring in november 2013, geïmplementeerd te worden via het doorvoeren van de noodzakelijke wijzigingen in het Antidopingdecreet en het bijhorende uitvoeringsbesluit. Dit voorbereidend traject zal snel na de definitieve goedkeuring opgestart worden. (zie 3.2.2) In het voorjaar 2014 zal Bloso, in het kader van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid, de meerjarenplannen van de besturen, ingediend via een centraal loket 7.5.1. Realisaties 2013 Pagina 59 Aan de website van de Sportdatabank Vlaanderen werd heel wat nieuwe functionaliteit toegevoegd, zoals sociale media, zoekoptimalisatie en -uitbreiding, logo’s en extra informatie. Daarnaast werd de Sportdatabank Vlaanderen via het principe van interactieve kaarten met een deel van de gegevens geïntegreerd in heel wat andere websites, zoals www.nieuwsblad.be, websites van sportfederaties, websites van gemeentelijke sportdiensten of sportclubs. Er werden ook nieuwe interactieve kaarten voor sportinfrastructuren en evenementen ontwikkeld, die geïntegreerd werden op de Bloso-website. Er werden twee nieuwe versies van de mobiele applicatie voor smartphones gelanceerd en een vierde versie werd voorbereid. In versie 2 werd heel wat nieuwe functionaliteit voor sportclubs en sportinfrastructuren toegevoegd en werden de sociale media geïntegreerd. In versie 3 werd de MijnBloso-functionaliteit geïntegreerd. Versie 4 zal er voor zorgen dat de gebruiker alle informatie over kwalificaties, bijscholingen en cursusorganisaties van de Vlaamse Trainersschool ter beschikking krijgt op de smartphone. In het najaar van 2013 werd de Sportdatabank Vlaanderen 7.5.2. Prognose 2014 Pagina 59 Bloso zal in 2014 de Sportdatabank Vlaanderen verder ontwikkelen, aansluitend op de eigen 252 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 behoeften en de behoeften van sportfederaties, sportdiensten en sportraden. Er zal actief gewerkt worden aan het up-to-date houden van de gegevens van alle sportorganisaties en sportinfrastructuren. Met betrekking tot het antidopingbeleid zal het WADA een ‘whereabouts applicatie’ voor de smartphone introduceren, waardoor het indienen van verblijfgegevens in het ADAMS-systeem aan gebruiksvriendelijkheid zal winnen. Elitesporters moeten in het kader van het Antidopingdecreet verblijfsgegevens indienen ten behoeve van het faciliteren van dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband door NADO Vlaanderen, de internationale sportfederaties of het WADA. De kredieten voor de uitvoering van deze operationele doelstellingen zijn terug te vinden onder de begrotingsartikels: HB0/1HF-G-2-A/WT werking en toelagen - Vlaanderen bouwt aan een succesvol topsportbeleid door het creëren van een optimaal topsportklimaat en een duidelijk afgebakende organisatiestructuur, HB0/1HF-G-2-D/WT werking en toelagen - ontwikkeling, professionalisering en optimalisering van de randvoorwaarden voor een (internationaal) sportbeleid en HB0/1HF-G-2-Y/IS Interne stromen (Bloso). 253 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid 1.2.1.1. Proeftuinen binnen het participatiedecreet Pagina 12 Proeftuin Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders … De lopende projecten in de acht centrumsteden – Aalst, Antwerpen, Brugge, Gent, Hasselt, Kortrijk, Roeselare en Turnhout – onderzochten in dit laatste werkingsjaar hoe ze het buurtsportaanbod duurzaam kunnen inbedden binnen de lokale context. De proeftuin heeft aangetoond dat buurtsport als concept en methodiek in bepaalde wijken of buurten kan ingezet worden voor zowel sociale als sportieve doelstellingen. Een overgangsperiode tot eind december 2013 werd voorzien voor de steden die aangaven om vanaf 2014 de projecten lokaal te zullen continueren. De bepalingen in het nieuwe decreet lokaal sportbeleid bieden mogelijkheden voor de ontwikkeling van buurtsport op het lokaal niveau. Proeftuin Sport in Grootsteden: Vecht en dans en Kort op de bal De projecten ‘Kort op de Bal’ en ‘Vecht en Dans’ waar participatief werken en ervaringsleren met maatschappelijk kwetsbare jongeren centraal staan, liepen eind september 2013 af. In deze proeftuin stond het laatste werkingsjaar vooral in het teken van de overdracht van opgedane expertise en goede praktijken. Vzw JES organiseerde op 13 juni 2013 de studiedag ‘Sport Extended’ waar de inzichten, praktijkervaringen en expertise rond de maatschappelijke meerwaarde van sport gedeeld werden met alle mogelijke (sport)partners. De uiteindelijke betrachting is dat de sportsector via intersectorale samenwerkingen met JES de kennis- en competentieontwikkeling over sociale sportprojecten mee inbed en verankerd. … 1.4.1. Realisaties 2013 Pagina 17 Re-integratie van mensen met een drugsverslavingsproblematiek Vanaf september 2013 ondersteun ik vzw De Sleutel voor een tweejarig project. De Sleutel heeft een ruime ervaring en expertise met jongeren met drugproblemen en risicogroepen via een aanbod van preventie, crisisopvang, ambulante en residentiële hulpverlening en werkgelegenheid, met het oog op zelfontwikkeling en een reintegratie van de doelgroep in de samenleving. De Sleutel wil met dit project sport een meer structurele plaats geven in de methodieken van de hulpverleningsprogramma’s. Maar vooral in de instrumenten ter stimulering van een geslaagde re-integratie, als hefboom voor het verduurzamen van een gezonde levensstijl. 1.4.2. Prognose 2014 Pagina 20 Re-integratie van mensen met een drugsverslavingsproblematiek Het project beoogt de sportparticipatie bij een moeilijk bereikbare doelgroep op een duurzame manier te stimuleren, en de ontwikkelde methodieken, instrumenten en informatie te verspreiden naar andere partners binnen de sport- en welzijnssector. Het project van vzw De Sleutel zal door het Departement CJSM opgevolgd worden, waarbij een tussentijdse evaluatie eind augustus 2014 volgt. 254 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 1.6.1. Realisaties 2013 Pagina 23 In 2013 was Antwerpen Europese Sporthoofdstad. Samenhorigheid en gemeenschapsvorming stonden hierbij centraal. Tal van breedtesportacties en maatschappelijke integratieprojecten werden opgehangen aan topsportevenementen. Hiervoor trok men o.a. met mobiele sportarena's de wijken in, om het buurtsporten te promoten. Vijftig sportclubs en dertig scholen hebben het afgelopen jaar activiteiten georganiseerd in de buurtsportarena's, goed voor bijna 30.000 deelnemers. Met die arena’s werden alle leeftijden bereikt: kinderen, volwassenen en senioren. Antwerpen Europese Sporthoofdstad was een interessant testlaboratorium voor sportstimulering. Ik zal nu op Vlaams niveau bekijken wat hiervan kan meegenomen worden. 255 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgering en integratie 1.4.1. Realisaties 2013 Pagina 17 Interculturaliteit Vanuit de vaststelling dat de participatie van meisjes en vrouwen aan het reguliere sportaanbod nog beduidend laag blijft, werd binnen de structuur van de strategische cel ‘Sport en Interculturaliteit’ een werkgroep ‘sportparticipatie van meisjes en vrouwen met etnisch-cultureel diverse achtergrond’ opgestart. De werkgroep ontwikkelde een piloottrajectvoorstel waarbij vijf lokale praktijksettings die werken rond meisjes en vrouwen extra worden ondersteund. Dit met het oog op het realiseren van een resultaatsgerichte wisselwerking tussen sport- en integratiesector. Demos fungeert als trekker van dit traject. Het Kennisknooppunt Interculturaliseren van het Departement CJSM staat in voor de algemene coördinatie van deze strategische cel. Deze acties maken eveneens deel uit van het horizontaal integratiebeleidsplan dat wordt gecoördineerd door mijn collega minister van Inburgering. Omdat integratie een zaak is van iedereen heb ook ik me ertoe geëngageerd een actieve bijdrage te leveren aan de integratie van nieuwe Vlamingen in onze samenleving. 1.4.2. Prognose 2014 Pagina 20 Interculturaliteit De strategische cel ‘Sport en Interculturaliteit’ volgt de uitvoering van het Sport voor Allen-actieplan rond het ontwikkelen en implementeren van praktische instrumenten om de sportparticipatie van etnisch-culturele minderheden te verhogen. Het traject ‘sportparticipatie van meisjes en vrouwen met etnisch-cultureel diverse achtergrond’ mondt uit in een inspiratienota waarin een aantal kritische succesfactoren rond sportparticipatie van meisjes en vrouwen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond worden opgenomen. De verhalen van de vijf praktijken waarmee doorheen dit traject wordt gewerkt, zullen gedocumenteerd worden in vijf filmpjes die ontsloten zullen worden voor de brede sportsector. 1.6.1. Realisaties 2013 Pagina 23 In 2013 was Antwerpen Europese Sporthoofdstad. Samenhorigheid en gemeenschapsvorming stonden hierbij centraal. Tal van breedtesportacties en maatschappelijke integratieprojecten werden opgehangen aan topsportevenementen. Hiervoor trok men o.a. met mobiele sportarena's de wijken in, om het buurtsporten te promoten. Vijftig sportclubs en dertig scholen hebben het afgelopen jaar activiteiten georganiseerd in de buurtsportarena's, goed voor bijna 30.000 deelnemers. Met die arena’s werden alle leeftijden bereikt: kinderen, volwassenen en senioren. Antwerpen Europese Sporthoofdstad was een interessant testlaboratorium voor sportstimulering. Ik zal nu op Vlaams niveau bekijken wat hiervan kan meegenomen worden. 256 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Beleidsbrief MEDIA Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 1.1 Meer ruimte voor kwaliteitsjournalistiek 1.1.7. Leesbevordering Pagina 17 Tot slot vermeld ik nog de samenwerking tussen KiK en Bibnet vzw tijdens het schooljaar 2013-2014. Met Gopress voor bibliotheken worden digitale kranten binnengebracht in de bibliotheek. Bibnet en Mediargus/Gopress hebben hun overeenkomst uitgebreid met een scholentoegang tot de archieven van Mediargus/Gopress via de bibliotheek. Momenteel zijn er al meer dan 150 secundaire scholen in Vlaanderen die hiervan gebruik maken en het aantal blijft groeien. Deze vernieuwde overeenkomst laat toe dat een lokale bibliotheek haar Mediargus-abonnement zonder meerkost tijdens het hele schooljaar deelt met de scholen op haar grondgebied. De bibliotheek kan de scholen gratis toegang bieden tot het digitale krantenarchief. 1.2 Sterke Vlaamse openbare omroep Pagina 21 Opstart in 2013 van het Vlaams Instituut voor de Archivering van Audiovisueel Erfgoed (VIAA), dat instaat voor de bewaring en ontsluiting van het VRT-archief naar doelgroepen (onderwijs, bibliotheken en wetenschappelijk onderzoek). In het voorjaar 2014 moet daartoe een actieplan klaar zijn. Zie ook 3.1.1 oprichting VIAA. Aandachtspunten Stedenbeleid 1.4.2. (FM-)Radio Pagina 26 opstart van het urban radio project Chase, dat in het najaar van 2012 gelanceerd werd (www.chase.be). Met Chase wordt een format gecreëerd om jongeren te bereiken die relatief weinig bereikt worden door de bestaande Vlaamse radio- en mediamerken. Chase richt zich op de stedelijke doelgroep van jongeren tussen 15 en 35 jaar met bijzondere aandacht voor jongeren uit Antwerpen en bij uitbreiding Gent, Genk, Mechelen en Brussel. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid 1.2 Sterke Vlaamse openbare omroep 1.2.2: aandacht voor alle Vlamingen Pagina 19 Naast een inclusief generalistisch aanbod, blijft extra aandacht gaan naar specifieke doelgroepen zoals kinderen en jongeren, nieuwe Vlamingen of personen met een handicap Streefcijfers inzake de vertegenwoordiging van vrouwen (33%) en nieuwe Vlamingen (5%) op het scherm niet alleen te halen voor haar aanbod in zijn totaliteit zoals de beheersovereenkomst voorschrijft, maar voor elk net afzonderlijk 257 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 1.4.2 (zie hoger): Dit project wil ervoor zorgen dat Vlamingen van etnisch-diverse afkomst actieve mediagebruikers worden van nieuws en media van de lokaliteit waar ze wonen. Via het aanbod op het Chase-platform wil het REC Radiocentrum maatschappelijke integratie stimuleren. 258 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Onderwijs en Vorming (OV) Beleidsbrief ONDERWIJS EN VORMING Aandachtspunten Binnenlands Bestuur SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen OD 1.5 Het deeltijds kunstonderwijs (DKO) verdiepen en verbreden Pagina 12 Plannen 2013-2014 Via pilootprojecten, nascholingsinitiatieven en een informatiecampagne wil ik met de uitdagingen van het DKO en mogelijke beleidsvoorstellen in overleg treden met leerkrachten, directeurs en lokale beleidsverantwoordelijken. SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in de geglobaliseerde samenleving OD 3.4 Strategisch Plan Geletterdheid verder uitvoeren Pagina 31 Realisaties 2012-2013 Het nieuwe Plan Geletterdheid (2012-2016) werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd en is in uitvoering. In samenwerking met de Centra voor Basiseducatie en VVSG werden de lokale besturen aangemoedigd om lokale geletterdheidsacties op te nemen in hun meerjarenplanning 2014-2019 door middel van de publicatie „Iedereen geletterd²! Lokaal samenwerken voor geletterde mensen‟ waarin actuele goede praktijken zijn opgenomen. SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale netwerken versterken OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid verstevigen Pagina 44 Realisaties 2012-2013 Vanaf 2014 dienen steden en gemeenten subsidieaanvragen en meerjarenplannen in volgens het ritme van de lokale beleids-en beheerscyclus van het planlastendecreet. Het uitvoeringsbesluit over de beleidsprioriteiten en de procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het flankerend onderwijsbeleid is afgerond. Steden en gemeenten werden geïnformeerd over de Vlaamse beleidsprioriteiten m.b.t. onderwijs en de werking van het flankerend lokaal onderwijsbeleid vanaf 2014. 259 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Plannen 2013-2014 Ik plan decretale oplossingen voor de knelpunten die er vandaag zijn met betrekking tot sociale en andere voordelen. OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 45-46 Realisaties 2012-2013 In de gemeenten Antwerpen, Asse, Denderleeuw, Gent, Grimbergen, Halle, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Roeselare, Sint-Niklaas, Tienen, Turnhout, Vilvoorde en Wervik zijn er lokale taskforces capaciteit operationeel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de coördinatie van de capaciteitsproblematiek in het Nederlandstalig onderwijs opgenomen door de VGC. In overleg met de lokale taskforces, slaagde ik erin om voldoende bijkomende plaatsen te creëren. Sinds 2010 wordt een budget voor capaciteitsuitbreiding vrijgemaakt. In 2013 is 62,3 miljoen euro voorzien en als volgt verdeeld: Antwerpen (29,4 miljoen), Asse (5 miljoen), Brussels Hoofdstedelijk Gewest (6 miljoen), Denderleeuw (2 miljoen), Gent (7,1 miljoen), Mechelen (5 miljoen), Roeselare (2,8 miljoen) en Vilvoorde (5 miljoen). In overleg met de onderwijsaanbieders, worden bijkomende plaatsen gecreëerd waar de nood het hoogst is. Daarnaast werd in 2013 ook 23,2 miljoen euro vrijgemaakt voor de reguliere scholenbouw. Om sneller duidelijkheid te geven aan de verschillende taskforces, werd de oproep voor capaciteitsmiddelen in 2014 vroeger verstuurd. De Vlaamse Regering besliste om de voorziene 37,5 miljoen euro te verdelen over vijf gemeenten om het capaciteitstekort aan te pakken: Antwerpen (18,5 miljoen), Gent (7 miljoen), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (5 miljoen), Mechelen (4 miljoen) en Grimbergen (3 miljoen). Bij de begrotingsopmaak werd daarenboven nog 20 miljoen euro vrijgemaakt. De verdeling hiervan zal gebeuren op basis van de meest actuele data van de verschillende taskforces. De registratie van de inschrijvingen in Discimus laat de scholen toe een zicht te hebben op dubbele inschrijvingen, zodat zij de maatregelen kunnen nemen om hun beschikbare plaatsen accurater in te schatten. In 2013 werd ook de mogelijkheid om beschikbaarheidstoelagen te subsidiëren voor capaciteitsverhogende infrastructuur gerealiseerd. De haalbaarheidsstudie naar het ontwikkelen van een capaciteitsmonitor toonde aan dat de effectieve bouw van zo‟n monitor het beleid inzake capaciteit kan ondersteunen. Ik heb dan ook een oproep verspreid met het oog op de wetenschappelijke ontwikkeling van een capaciteitsmonitor. Plannen 2013-2014 Samen met de onderwijskoepels en het GO! werk ik aan een voorstel voor een meer transparante en planmatige procedure om de capaciteitsmiddelen in de toekomst toe te kennen. Dit moet resulteren in een leidraad en vergelijkbaar opvolgdocument dat door alle taskforces kan worden gebruikt. 260 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Zo zal ik de capaciteitscriteria die afgesproken zijn met de onderwijskoepels en het GO! verder op punt stellen. Toekomstige uitbreidingen van capaciteit zullen onderdeel moeten uitmaken van een lokaal masterplan om zo te komen tot een meer duurzame invulling van de toegekende middelen. Om de budgettaire impact van de capaciteitsproblematiek beheersbaar te houden en te spreiden in de tijd, zal ik ijveren voor een meerjarenbegroting capaciteit. Naast het voorzien van bijkomende middelen voor capaciteitsdossiers is het essentieel om op korte termijn te komen tot een meer beheersmatige aanpak van de bestaande wachtlijsten inzake scholenbouw (zie OD 8.1). De denksporen die mijn administratie de voorbije jaren onderzocht op het vlak van masterplanning en een meer geïntegreerde aanpak van de scholenbouw in relatie tot andere maatschappelijke functies, vormen een startpunt om het Vlaams subsidie- en financieringsbeleid voor de scholenbouw te hervormen. In het najaar 2013 zal ik de opdracht geven om een capaciteitsmonitor te bouwen, en zal ik in overleg met de onderwijskoepels en het GO! nagaan hoe dit instrument kan ingezet worden bij de structurele toekenning van capaciteitsmiddelen. SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden OD 7.5 Wachtrijen bij de inschrijvingen oplossen Pagina 50 Realisaties 2012-2013 De inwerkingtreding en de inhoud van het nieuwe decreet inzake inschrijvingsrecht werden breed gecommuniceerd via verschillende kanalen. De eerste aanmeldingsdossiers werden ingediend bij de Commissie Leerlingenrechten. De ervaring met deze dossiers (knelpunten, onduidelijkheden in het inschrijvingsrecht, keuzes van scholen en/of LOP‟s, tekortkomingen in de ingediende dossiers) werden verwerkt in het nieuwe standaardformulier voor aanmeldingsdossiers die ingediend dienden te worden tegen 1 september 2013. De concrete implementatie van deze aanmeldingsdossiers loopt momenteel nog en maakt deel uit van de ruimere evaluatie van de implementatie van het inschrijvingsrecht. Planning 2013-2014 Ik zal blijven inzetten op duidelijke en heldere communicatie over de inschrijvingsregelsnaar leerlingen, ouders en scholen, op basis van de ervaringen van het voorbije schooljaar. In najaar 2013 wordt ook de praktische uitvoering van het inschrijvingsrecht in scholen geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. De geplande evaluatie focust dan ook op de implementatie van het nieuwe regelgevend kader binnen het buitengewoon en gewoon onderwijs. De evaluatie behandelt in elk geval de operationalisering van de indicatoren, de capaciteitsbepaling in het secundair onderwijs, het inschrijvingsrecht in het buitengewoon onderwijs en mogelijke onduidelijkheden en hiaten in de regelgeving. 261 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Stedenbeleid SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen OD 1.1 Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10 Realisaties 2012-2013 Op 1 maart 2013 keurde de Vlaamse Regering de nieuwe kaderovereenkomst goed met de Koning Boudewijnstichting (KBS) voor hun werking rond burgerschapsvorming. Met deze overeenkomst, die loopt tot eind 2015, wil ik de KBS in staat stellen hun aanbod aan burgerschapseducatie voor het leerplichtonderwijs en de lerarenopleiding verder uit te breiden en het onderwijsbeleid ter zake te ondersteunen. De analyses naar de oorzaken voor de Vlaamse resultaten op de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS) in 2009 vormen daarbij de leidraad. Een referentiekader verheldert wat beeldgeletterdheid is en hoe we ertegen aan kunnen kijken voor het kleuter- en leerplichtonderwijs. Voor het grote publiek maakte mijn administratie een publicatie met als titel „Wat is beeldgeletterdheid?‟. Ik vind het belangrijk dat beeldgeletterdheid een plaats krijgt in het curriculum en daarom startte CANON een proefproject beeldgeletterdheid in samenwerking met het BAM (Instituut voor Beeldende, Audiovisuele en Mediakunst) en twee lerarenopleidingen (HUB en KATHO). Er wordt één traject opgezet met een aantal basisscholen. De studenten van de lerarenopleiding gaan onder begeleiding van het multimediaal atelier van BAM werken rond beeldgeletterdheid. Het voorbije parlementaire jaar heeft een werkgroep met vertegenwoordigers van de moslimgemeenschappen, de kabinetten Onderwijs en Vorming en Inburgering en Integratie, en verschillende hoger onderwijsinstellingen zich gebogen over de inrichting van een opleiding die tot doel heeft imams, andere religieuze voorgangers en consulenten op te leiden die de Nederlandse taal spreken, de leefwereld van jonge, Europese moslims kennen en kunnen reflecteren over wat het betekent om als moslim in onze seculiere maatschappij te leven. De werkzaamheden resulteerden in een conceptnota die door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 12 juli 2013. Plannen 2013-2014 Om te zien hoe de competenties van onze jongeren op het vlak van democratisch burgerschap geëvolueerd zijn sinds 2009, heb ik beslist dat Vlaanderen in 2016 aan het nieuwe ICCS-onderzoek zal deelnemen. De conceptnota Mediawijsheid wordt vanuit een samenwerking tussen Onderwijs en Media verder uitgevoerd. De in dit kader opgerichte organisaties zoals het kenniscentrum Mediawijsheid, het Gamefonds en het Vlaams Instituut voor Audiovisuele Archivering (VIAA) komen op kruissnelheid en zullen enkele concrete resultaten voorleggen. Specifiek voor onderwijs gaat het om de ontwikkeling van serious games, lespakketten rond online reclame en digitaal archiefmateriaal rond de Eerste Wereldoorlog en wetenschappen. 262 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Een optie „Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen zal vanaf september 2014 worden ingebed in de masteropleiding in de wereldgodsdiensten, de interreligieuze dialoog en de religiestudies van de KULeuven. Deze opleiding voorziet niet in een opleiding tot imam, maar biedt een traject voor wie reeds een academisch diploma heeft en zich bijkomend wenst te bekwamen om vanuit en in dienst van de moslimgemeenschap, de rol op te nemen van islamconsulenten, in combinatie met een specifieke lerarenopleiding islam, van islamleerkracht. Binnen de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen vzw (AUHA) wordt een pilot ontwikkeld waarbij imams en imams-in-opleiding door middel van individuele creditcontracten opleidingsonderdelen kunnen volgen aan de Artesis-Plantijn Hogeschool, de Karel de Grote-Hogeschool en/of de universiteit Antwerpen waardoor hun competenties om werkzaam te zijn in onze Westerse maatschappij worden versterkt. De lijst met aanbevolen opleidingsonderdelen wordt jaarlijks gepubliceerd. De Raad van Theologen van de moslims in Vlaanderen en de leden van het instituut Jisr-Al-Amana engageren zich om imams en imams-in-opleiding te stimuleren in te gaan op het vormingsaanbod dat start in september 2014. OD 1.9 Genderdiversiteit in het beleid van de scholen, universiteiten en hogescholen integreren Pagina 16-17 Realisaties 2012-2013 Vertegenwoordigers van alle onderwijsactoren ondertekenden op 23 oktober 2013 de engagements-verklaring om te werken aan een beleid rond gender en seksuele diversiteit in het onderwijs. Ik gaf in het kader van zowel mijn bevoegdheden Onderwijs als Gelijke Kansen, het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) vervolgens de opdracht om educatieve materialen in kaart te brengen en een conferentie te organiseren. Via detachering werd hiervoor een halftijdse leerkracht vrijgesteld. Samen met çavaria stelde ik “Er was eens… een regenboog: Diversiteit in de klas” voor. Dit is een nieuwe educatieve map over gender en seksuele diversiteit voor het lager onderwijs. Ook wat de evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in een academische context betreft bundel ik mijn bevoegdheden Onderwijs en Gelijke Kansen om tot maximaal resultaat te komen. De bestuurs-, beheers- en adviesraden, evenals de selectiecommissies, van de universiteiten Gent, Antwerpen en Hasselt moeten voldoen aan de voorschriften op het vlak van een evenredige vertegenwoordiging van de geslachten. Met de bijzondere decreten betreffende publiekrechtelijke hogescholen moeten de beide geslachten in de schoot van het inrichtingsorgaan en het bestuursorgaan gelijkwaardig vertegenwoordigd zijn. Een door de rectoren en de overheid geïnitieerde High Level Taskforce Gender werkt het VLIR-Actieplan Gender verder uit om zo tot aanbevelingen te komen. Plannen 2013-2014 In het kader van een vervolgtraject wijs ik zowel aan de SNPB als aan cavaria een gedetacheerde medewerker toe waardoor de expertise inzake gender en seksuele identiteit van de verschillende onderwijsactoren verder kan versterkt worden. Dit biedt inhoudelijke meerwaarde op onderwijsvlak en een ondersteuning van het Vlaamse gelijkekansenbeleid met betrekking tot deze thema‟s. 263 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In oktober 2013 bezorg ik aan de scholen een pakket over gender en seksuele oriëntatie. Voor de lagere school steekt daar onder meer de gloednieuwe educatieve map „Er was eens… een regenboog‟ bij. Ik zal daarnaast nog een aantal initiatieven nemen op het vlak van gelijke kansen inzake gender en seksuele identiteit. Eén daarvan betreft de ontwikkeling van een heldere en consequente visie voor het onderwijsbeleid die in de toekomst een adequate omgang met meldingen van mogelijke discriminatie en ongelijke behandeling moeten verzekeren. SD2 Kansen geven aan elk talent OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 19-20 Realisaties 2012-2013 Afgelopen schooljaar werkte ik verder aan de realisatie van de onderwijsacties uit het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) en het actieprogramma Kinderarmoede. Voorbeelden daarvan zijn het nieuwe kader voor het aanmoedigingsfonds in hoger onderwijs (OD 2.8), het actieonderzoek over omgaan met diversiteit in de lerarenopleidingen (OD 5.8), de subsidie voor projecten inzake preventieve gezinsondersteuning met aandacht voor kleuterparticipatie en ouderbetrokkenheid en de studenttutoringprojecten (link met OD 2.8 en 5.4).Zo werden er in samenwerking met ministersbevoegd voor Armoedebestrijding, Welzijn en Sociale Economie negen projecten preventieve gezinsondersteuning gecontinueerd die bijdragen aan de warme overgang van kinderen die leven in armoede naar het kleuteronderwijs. In het kader van de bestrijding van kinderarmoede is het project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (PIEO) van start gegaan. PIEO heeft als doel heeft om maximale leerwinst, leerprestaties en welbevinden onder leerlingen te realiseren door middel van een intensieve coaching in dertien basisscholen met een hoge concentratie GOK-leerlingen in Brussel, Gent, Antwerpen en Limburg. Er werd een grondige analyse gemaakt van de beginsituatie, de veranderingsbereidheid, de outputgegevens, de lopende projecten en de uitdagingen voor elke school. Door het project wetenschappelijk op te volgen kunnen uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van het project. Bovendien moet de opgedane expertise met andere scholen in een gelijkaardige context worden gedeeld Plannen 2013-2014 Ik zal de samenwerking tussen onderwijs en Kind & Gezin verderzetten en daar waar mogelijk versterken in het kader van de uitvoering van de talennota, de versterking van kleuterparticipatie en de overige elementen uit de nota „warme overgang tussen opvang en onderwijs‟ zoals bijgevoegd in het meest recente voortgangsrapport van het Vlaams ActiePlan Armoedebestrijding (VAPA).Op 19 april 2013 gaf de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de toevoeging van deze nota warme overgang. 264 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 In het kader van het PIEO-project zal, vertrekkend vanuit de wetenschappelijke nulmeting, elke school samen met de PIEO-coach een actieplan opstellen voor het komende jaar. De nulmeting zal de basis vormen voor de jaarlijkse vervolgmeting inzake taal- en rekenvaardigheid, het welbevinden van de leerlingen, het didactisch handelen van de leerkracht en de visie op schoolbeleid. Vanuit een sterk engagement van de scholen en een duidelijk mandaat van de PIEO-coachesworden de vernieuwingsprocessen in gang gezet, opgevolgd en geëvalueerd. SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in de geglobaliseerde samenleving O.D 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 32-33 Realisaties 2012-2013 Op basis van de bevindingen van een commissie van experts heb ik een „toolkit breed evalueren‟ laten ontwikkelen voor het secundair onderwijs. Ook voor het basisonderwijs wordt een gelijkaardige toolkit ontwikkeld. Deze toolkits zullen de lerarenteams ondersteunen om de taalvaardigheidscompetenties Nederlands op verschillende momenten in de schoolloopbaan en a.d.h.v. verschillende instrumenten breed te evalueren en op te volgen. Schoolteams worden geïnformeerd over de mogelijkheden van de toolkits tijdens een studiedag. Plannen 2013-2014 De onderwijsinspectie onderzocht het talenbeleid in de scholen die werden doorgelicht waarbij enkele positieve evoluties met betrekking tot de uitwerking van, visie rond en deelname aan het talenbeleid van de scholen werden vastgesteld. In het voorjaar van 2014 zal het onderzoek talenbeleid worden afgerond en op dat moment zal een globaal beeld van de Vlaamse situatie geschetst kunnen worden. De uitbouw van expertise en de vorming en coaching van scholen in Vlaanderen en het SO in Brussel rond het versterken van taalvaardigheid Nederlands en talenbeleid Nederlands zal als één van de speerpunten vanaf januari 2014 aan de opdracht van de SNPB worden toegevoegd. In dat kader wordt de werking van de vzw BROSO en de daaraan verbonden middelen (zowel voor werking als personeel) toegekend aan de vzw SNPB. Voor de ondersteuning van de basisscholen in Brussel blijft de vzw VBB bevoegd. De werking van de vzw Brussels Ondersteuningscentrum Secundair Onderwijs (BROSO) wordt vanaf 1 september 2013 samen met de daarbij horende middelen op het vlak van werking en personeel geïntegreerd in de werking van de vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Begeleidingsdiensten (SNPB). De vzw SNPB zal vanaf dat ogenblik werken rond taalvaardigheidsonderwijs Nederlands en moderne vreemde talen in de basisscholen van de rand- en taalgrensgemeenten en van de gemeenten in de brede rand rond Brussel, evenals voor het secundair onderwijs. De vzw Voorrangsbeleid Brussel (VBB) blijft verder werken voor de Nederlandstalige basisscholen in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. 265 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De vzw SNPB zal vanaf 1 januari 2014 in het kader van het speerpunt „Versterken taalvaardigheid en talenbeleid Nederlands en moderne vreemde talen ook een werking ontplooien voor andere scholen in Vlaanderen. SD 5 De leraar erkennen als sleutelfiguur in de vorming van open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden OD 5.1 Een professioneel personeelsbeleid mogelijk maken Pagina 39 Plannen 2013-2014 Ik blijf meewerken aan Onderwijstalent in Antwerpen, het lokale samenwerkingsverband tussen de stad Antwerpen, de VDAB en mijn administratie, waarbij werkzoekende leraren, toekomstige leraren en directeurs ondersteund worden bij hun zoektocht naar een job. Door vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen en de administratieve verwerking van een onderwijsloopbaan individueel te begeleiden, wil ik zo jonge talenten stimuleren voor de job van leraar. SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale netwerken versterken OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 43 Realisaties 2012-2013 Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs ( AGIOn) presenteerde in december 2012 een uitgebreid rapport over de ruimtelijke vertaling van een brede school. Dit rapport is een nuttig werkinstrument voor al wie een brede school werking ambieert of verder wil uitwerken. OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid verstevigen Pagina 44 Realisaties 2012-2013 Vanaf 2014 dienen steden en gemeenten subsidieaanvragen en meerjarenplannen in volgens het ritme van de lokale beleids-en beheerscyclus van het planlastendecreet. Het uitvoeringsbesluit over de beleidsprioriteiten en de procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het flankerend onderwijsbeleid is afgerond. Steden en gemeenten werden geïnformeerd over de Vlaamse beleids-prioriteiten m.b.t. onderwijs en de werking van het flankerend lokaal onderwijsbeleid vanaf 2014. Plannen 2013-2014 Ik plan decretale oplossingen voor de knelpunten die er vandaag zijn met betrekking tot sociale en andere voordelen. 266 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 45 Realisaties 2012-2013 In de gemeenten Antwerpen, Asse, Denderleeuw, Gent, Grimbergen, Halle, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Roeselare, Sint-Niklaas, Tienen, Turnhout, Vilvoorde en Wervik zijn er lokale taskforces capaciteit operationeel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de coördinatie van de capaciteitsproblematiek in het Nederlandstalig onderwijs opgenomen door de VGC. In overleg met de lokale taskforces, slaagde ik erin om voldoende bijkomende plaatsen te creëren. Sinds 2010 wordt een budget voor capaciteitsuitbreiding vrijgemaakt. In 2013 is 62,3 miljoen euro voorzien en als volgt verdeeld: Antwerpen (29,4 miljoen), Asse (5 miljoen), Brussels Hoofdstedelijk Gewest (6 miljoen), Denderleeuw (2 miljoen), Gent (7,1 miljoen), Mechelen (5 miljoen), Roeselare (2,8 miljoen) en Vilvoorde (5 miljoen). In overleg met de onderwijsaanbieders, worden bijkomende plaatsen gecreëerd waar de nood het hoogst is. Daarnaast werd in 2013 ook 23,2 miljoen euro vrijgemaakt voor de reguliere scholenbouw. Om sneller duidelijkheid te geven aan de verschillende taskforces, werd de oproep voor capaciteitsmiddelen in 2014 vroeger verstuurd. De Vlaamse Regering besliste om de voorziene 37,5 miljoen euro te verdelen over vijf gemeenten om het capaciteitstekort aan te pakken: Antwerpen (18,5 miljoen), Gent (7 miljoen), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (5 miljoen), Mechelen (4 miljoen) en Grimbergen (3 miljoen). Bij de begrotingsopmaak werd daarenboven nog 20 miljoen euro vrijgemaakt. De verdeling hiervan zal gebeuren op basis van de meest actuele data van de verschillende taskforces. De registratie van de inschrijvingen in Discimus laat de scholen toe een zicht te hebben op dubbele inschrijvingen, zodat zij de maatregelen kunnen nemen om hun beschikbare plaatsen accurater in te schatten. In 2013 werd ook de mogelijkheid om beschikbaarheidstoelagen te subsidiëren voor capaciteitsverhogende infrastructuur gerealiseerd. De haalbaarheidsstudie naar het ontwikkelen van een capaciteitsmonitor toonde aan dat de effectieve bouw van zo‟n monitor het beleid inzake capaciteit kan ondersteunen. Ik heb dan ook een oproep verspreid met het oog op de wetenschappelijke ontwikkeling van een capaciteitsmonitor. Plannen 2013-2014 Samen met de onderwijskoepels en het GO! werk ik aan een voorstel voor een meer transparante en planmatige procedure om de capaciteitsmiddelen in de toekomst toe te kennen. Dit moet resulteren in een leidraad en vergelijkbaar opvolgdocument dat door alle taskforces kan worden gebruikt. Zo zal ik de capaciteitscriteria die afgesproken zijn met de onderwijskoepels en het GO! verder op punt stellen. Toekomstige uitbreidingen van capaciteit zullen onderdeel moeten uitmaken van een lokaal masterplan om zo te komen tot een meer duurzame invulling van de toegekende middelen. Om de budgettaire impact 267 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 van de capaciteitsproblematiek beheersbaar te houden en te spreiden in de tijd, zal ik ijveren voor een meerjarenbegroting capaciteit. Naast het voorzien van bijkomende middelen voor capaciteitsdossiers is het essentieel om op korte termijn te komen tot een meer beheersmatige aanpak van de bestaande wachtlijsten inzake scholenbouw (zie OD 8.1). De denksporen die mijn administratie de voorbije jaren onderzocht op het vlak van masterplanning en een meer geïntegreerde aanpak van de scholenbouw in relatie tot andere maatschappelijke functies, vormen een startpunt om het Vlaams subsidie- en financieringsbeleid voor de scholenbouw te hervormen. In het najaar 2013 zal ik de opdracht geven om een capaciteitsmonitor te bouwen, en zal ik in overleg met de onderwijskoepels en het GO! nagaan hoe dit instrument kan ingezet worden bij de structurele toekenning van capaciteitsmiddelen. OD 6.6 Het onderwijs in Brussel aanpakken Pagina 46 Realisaties 2012-2013 Het aantal kinderen dat in Brussel school loopt blijft sterk toenemen. Daarom heb ik opnieuw bijkomend geïnvesteerd in een capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ik heb 3000 extra plaatsen gecreëerd. Sinds 2010 werd er in totaal voor 34,5 miljoen euro aan extra investeringen doorgevoerd. De VGC investeerde daarnaast nog 35 miljoen euro. Plannen 2013-2014 Een blijvende investering in schoolinfrastructuur van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is noodzakelijk. Daarom is beslist om in 2014, nogmaals 5 miljoen euro aan de Nederlandstalige scholen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toe te kennen (zie OD 6.5). De onderwijsinspectie zal dit schooljaar alle basis- en secundaire scholen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest doorlichten. SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden OD 7.2 Informatierijke omgevingen ontwikkelen Pagina 48 Plannen 2013-2014 Elke school uit het basis- en secundair onderwijs zal via het nieuwe digitale loket Mijn Onderwijs in het najaar een aantal documenten en databundels ontvangen. Zo wordt de statistiek leerlingenaantallen, leerlingenkenmerken, personeelsaantallen en demografie uit de databundel scholen aangeboden, zodat een school hiermee aan de slag kan in het kader van de interne kwaliteitszorg en het uitstippelen van het eigen beleid. Ook de eerste digitale dienstbrieven en de documenten van de onderwijsinspectie zullen elektronisch gepubliceerd worden op Mijn Onderwijs. 268 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Ik zal ook werk maken van een apart project in het kader van Mijn Onderwijs met als doelstelling per school te komen tot een databundel over de slaagpercentages in het hoger onderwijs. Eveneens start ik met de analyses om een databundel per school te ontwikkelen waarin de kansen op een snelle doorstroming naar de arbeidsmarkt per studierichting worden weergegeven en waarbij scholen zich zullen kunnen vergelijken met andere scholen binnen eenzelfde referentieprofiel. Een uitrol van Mijn Onderwijs naar inhoud, functionaliteiten en naar andere instellingen staat hoog op de prioriteitenlijst. De gegevensuitwisselingen met lokale besturen, onderwijskoepels, het GO! en andere beleidsdomeinen worden verder gezet overeenkomstig de goede praktijken opgezet bij de gegevensuitwisseling met de provincies. OD 7.5 Wachtrijen bij de inschrijvingen oplossen Pagina 50 Realisaties 2012-2013 De inwerkingtreding en de inhoud van het nieuwe decreet inzake inschrijvingsrecht werden breed gecommuniceerd via verschillende kanalen. De eerste aanmeldingsdossiers werden ingediend bij de Commissie Leerlingenrechten. De ervaring met deze dossiers (knelpunten, onduidelijkheden in het inschrijvingsrecht, keuzes van scholen en/of LOP‟s, tekortkomingen in de ingediende dossiers) werden verwerkt in het nieuwe standaardformulier voor aanmeldingsdossiers die ingediend dienden te worden tegen 1 september 2013. De concrete implementatie van deze aanmeldingsdossiers loopt momenteel nog en maakt deel uit van de ruimere evaluatie van de implementatie van het inschrijvingsrecht. Planning 2013-2014 Ik zal blijven inzetten op duidelijke en heldere communicatie over de inschrijvingsregelsnaar leerlingen, ouders en scholen, op basis van de ervaringen van het voorbije schooljaar. In najaar 2013 wordt ook de praktische uitvoering van het inschrijvingsrecht in scholen geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. De geplande evaluatie focust dan ook op de implementatie van het nieuwe regelgevend kader binnen het buitengewoon en gewoon onderwijs. De evaluatie behandelt in elk geval de operationalisering van de indicatoren, de capaciteitsbepaling in het secundair onderwijs, het inschrijvingsrecht in het buitengewoon onderwijs en mogelijke onduidelijkheden en hiaten in de regelgeving. SD 8 Investeren in duurzame en moderne infrastructuur OD 8.1 Scholen uitbouwen tot uitnodigende en stimulerende werk- en leefomgevingen Pagina 54 269 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Realisaties 2012-2013 In het najaar van 2012 ontving ik het eindrapport van het evaluatieonderzoek naar de werking van de verschillende instrumenten (subsidies, normen, procedures, prioriteiten, adviezen,…) die worden ingezet binnen het scholenbouwbeleid. Dit onderzoek berust op een doorgedreven analyse van interviews en focusgroepen met beleidsmakers, experten in de scholenbouw, onderwijskoepels, GO! en verschillende (andere) belanghebbenden binnen het onderwijsveld, met name directeurs, inrichtende machten, architecten, leerlingen en leerkrachten. Het onderzoeksrapport gaf reeds aanleiding tot een eerste gedachtewisseling in de commissie Onderwijs en Gelijke Kansen. Vooraleer echter definitieve beleidsconclusies aan dit onderzoeksproject te koppelen wens ik eerst het kwantitatieve luik van de beleidsevaluatie af te wachten, met name de schoolgebouwenmonitor 2013. Van de 19 geselecteerde pilootprojecten passiefschool zijn er 6 geopend en namen de leerlingen hun intrek. Het gaat om Etterbeek, Wuustwezel, Bocholt, Zwevegem, Bilzen en Kruishoutem. Twee van deze 6 pilootprojecten kregen reeds hun kwaliteitsverklaring en zijn dus gecertificeerd als passiefschool. Het gaat om Etterbeek en Bilzen. De andere vier pilootscholen werken verder nog aan hun kwaliteitsverklaring. Verder zijn er 5 werven lopende, waaronder het eerste passieve Design, Build, Finance and Maintain(DBFM)- project, met name het gemeentelijke technisch instituut te Londerzeel. Planning 2013-2014 De schoolgebouwenmonitor 2013 geeft een stand van zaken van de toestand, het beheer en het gebruik van het schoolgebouwenpark in Vlaanderen. Het eindrapport van de schoolgebouwenmonitor 2013 wordt verwacht tegen de zomer 2014. Deze tweede monitor biedt de gelegenheid om vergelijkingen te maken tussen de toestand van het gebouwenpark in 2008 en deze in 2013. Dit maakt het mogelijk om uitspraken te doen over de effectiviteit van het gevoerde subsidiebeleid. De cijfers van de schoolgebouwenmonitor, in combinatie met de getuigenissen binnen het reeds afgewerkte onderzoek naar de beleidsinstrumenten, zullen tegen eind 2014 aanleiding geven tot een onderbouwde beoordeling van het gevoerde scholenbouwbeleid en kan elementen aangeven voor eventuele bijsturing ervan. Samen met mijn collega ministers hoop ik het komende jaar ook concrete stappen te kunnen zetten om een faciliterend beleid rond de multi-inzetbaarheid van infrastructuur mogelijk te maken. Bij de beoordeling van de dossiers bij AGIOn wordt de multi-inzetbaarheid van de schoolinfrastructuur als formeel criterium bekeken. OD 8.2 Aandacht voor het duurzaam karakter van de schoolinfrastructuur Pagina 55 Realisaties 2012-2013 In het kader van het DBFM-Project heeft de DBFM-vennootschap in totaal 165 voorcontracten afgesloten die overeenstemmen met minstens 200 schoolgebouwen. Een voorcontract of project kan dus betrekking hebben op meerdere 270 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 schoolgebouwen. AGIOn gaf in 2012 advies op 132 voorstudies en 67 voorontwerpen. In 2013 verleende AGIOn tot nog toe 31 adviezen op de voorstudie en 83 adviezen op het voorontwerp. In de periode 2012-13 werd met betrekking tot de sanering van vervuilde schoolterreinen het afsprakenkader tussen OVAM en AGIOn verder gefinaliseerd. Die afspraken kaderen enerzijds in de OVAM-doelstelling om tegen 2036 alle risico‟s door historische bodemverontreiniging in Vlaanderen weg te werken en anderzijds in de bezorgdheid om voor de schoolgaande kinderen een gezonde leef- en leeromgeving te waarborgen. Het protocol werd definitief aangenomen door de Vlaamse regering. Plannen 2013-2014 Wat het DBFM-project betreft, zijn er verschillende fasen binnen het voorcontract: de initiatiefase, de voorstudie, het voorontwerp, de fase van de vergunningsaanvraag met daarna het ondertekenen van de individuele DBFM-contracten. Vanaf de tweede helft 2013 worden de meeste aanbestedingen gelanceerd. Vanaf eind 2013- midden 2014 zullen de meeste (ongeveer 114) individuele DBFM-contracten aan AGIOn worden voorgelegd ter goedkeuring. Na het afsluiten van de individuele DBFMcontracten tussen de inrichtende machten en de DBFM-vennootschap gebeurt de verdere realisatie en terbeschikkingstelling van de schoolinfrastructuur. Daarnaast werk ik verder aan de ontwikkeling van alternatieve financieringsmogelijkheden waarin pensioenfondsen en/of verzekeringsmaatschappijen en/of … een rol kunnen spelen, In verband met de sanering van vervuilde schoolterreinen, zal een informatiecampagne naar de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs worden opgestart. Die informatiecampagne zal culmineren in een oproep om dossiers in te dienen. In de loop van 2014 zal de eerste sanering kunnen starten. Er zullen de volgende zes jaren de nodige middelen worden vrijgemaakt om op een gefaseerde manier op basis van een prioriteitenlijst de gekende dossiers aan te pakken. 271 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Aandachtspunten Inburgering & Integratie SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen OD 1.1 Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10 Realisaties 2012-2013 Het voorbije parlementaire jaar heeft een werkgroep met vertegenwoordigers van de moslimgemeenschappen, de kabinetten Onderwijs en Vorming en Inburgering en Integratie, en verschillende hoger onderwijsinstellingen zich gebogen over de inrichting van een opleiding die tot doel heeft imams, andere religieuze voorgangers en consulenten op te leiden die de Nederlandse taal spreken, de leefwereld van jonge, Europese moslims kennen en kunnen reflecteren over wat het betekent om als moslim in onze seculiere maatschappij te leven. De werkzaamheden resulteerden in een conceptnota die door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 12 juli 2013. Plannen 2013-2014 Een optie „Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen‟ zal vanaf september 2014 worden ingebed in de masteropleiding in de wereldgodsdiensten, de interreligieuze dialoog en de religiestudies van de KULeuven. Deze opleiding voorziet niet in een opleiding tot imam, maar biedt een traject voor wie reeds een academisch diploma heeft en zich bijkomend wenst te bekwamen om vanuit en in dienst van de moslimgemeenschap, de rol op te nemen van islamconsulenten, in combinatie met een specifieke lerarenopleiding islam, van islamleerkracht. Binnen de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen vzw (AUHA) wordt een pilot ontwikkeld waarbij imams en imams-in-opleiding door middel van individuele creditcontracten opleidingsonderdelen kunnen volgen aan de Artesis-Plantijn Hogeschool, de Karel de Grote-Hogeschool en/of de universiteit Antwerpen waardoor hun competenties om werkzaam te zijn in onze Westerse maatschappij worden versterkt. De lijst met aanbevolen opleidingsonderdelen wordt jaarlijks gepubliceerd. De Raad van Theologen van de moslims in Vlaanderen en de leden van het instituut Jisr-Al-Amana engageren zich om imams en imams-in-opleiding te stimuleren in te gaan op het vormingsaanbod dat start in september 2014. SD 2 Kansen geven aan elk talent OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 19-20 Realisaties 2012-2013 In het kader van de bestrijding van kinderarmoede is het project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (PIEO) van start gegaan. PIEO heeft als doel heeft om maximale leerwinst, leerprestaties en welbevinden onder leerlingen te realiseren door middel van een intensieve coaching in dertien basisscholen met een hoge concentratie GOK-leerlingen in Brussel, Gent, Antwerpen en Limburg. Er werd een grondige analyse gemaakt van de beginsituatie, de veranderingsbereidheid, de outputgegevens, de lopende projecten en de uitdagingen voor elke school. Door het project wetenschappelijk op te volgen kunnen uitspraken gedaan worden over de 272 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 effectiviteit van het project. Bovendien moet de opgedane expertise met andere scholen in een gelijkaardige context worden gedeeld. Plannen 2013-2014 In het kader van het PIEO-project zal, vertrekkend vanuit de wetenschappelijke nulmeting, elke school samen met de PIEO-coach een actieplan opstellen voor het komende jaar. De nulmeting zal de basis vormen voor de jaarlijkse vervolgmeting inzake taal- en rekenvaardigheid, het welbevinden van de leerlingen, het didactisch handelen van de leerkracht en de visie op schoolbeleid. Vanuit een sterk engagement van de scholen en een duidelijk mandaat van de PIEO-coachesworden de vernieuwingsprocessen in gang gezet, opgevolgd en geëvalueerd. Tevens zal ik alle vooropgestelde acties uit het geïntegreerd Vlaams horizontaal actieplan integratie-beleid ten uitvoer brengen evenals het Vlaams actieplan MOE(Roma)-migranten. OD 2.2 De participatie aan het kleuteronderwijs maximaliseren Pagina 20 Realisaties 2012-2013 Volgehouden inspanningen om ouders van het belang van deelname van hun kinderen aan het kleuteronderwijs te overtuigen, blijven belangrijk. Mijn administratie verdeelde het afgelopen schooljaar het „Starterspakket: naar de kleuterklas‟ en herhaalde de campagne „Kijk wat ik al kan‟. In het kader van de engagementsverklaring tussen Kind en Gezin en mijn administratie werd een lijst van niet-ingeschreven vier- en vijfjarige kleuters aan de lokale overlegplatforms(LOP) bezorgd. Op basis hiervan ondernemen de LOP‟s acties om de kleuterparticipatie verder te verhogen. Ik heb het afgelopen jaar deze samenwerking verder geïntensifieerd en een uitwisselingsmoment georganiseerd tussen de provinciale medewerkers van Kind en Gezin en de LOP-deskundigen. Om de kwaliteit van het aanbod in kaart te brengen en te evalueren heeft de SNPB, waaraan ik middelen ter beschikking stel voor het project tweedelijnsondersteuning voor scholen met veel GOK-kleuters, zowel een voortgangsrapport als een tevredenheidsmeting uitgewerkt. Mede door deze maatregelen is Vlaanderen in internationaal vergelijkend perspectief koploper inzake kleuterparticipatie. Plannen 2013-2014 Ik zal via communicatie met de ouders de kleuterparticipatie verder aanmoedigen. De campagnes „Starterspakket: naar de kleuterklas‟ en „Kijk wat ik al kan‟ voor ouders met een kind in de derde kleuterklas zullen worden herhaald. Mijn administratie en Kind en Gezin exploreren bijkomende pistes van samenwerking in het kader van het pas gestemde decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning. Zoals ik in het Vlaams Parlement aangekondigd heb, zullen we onderzoeken of er ter vervanging van de taalproef een sluitstuk voor het beleid rond kleuterparticipatie gevonden kan worden. Hiervoor zal ik een evaluatie uitvoeren waarbij de scholen en CLB‟s actief zullen betrokken worden. In afwachting daarvan blijft de taalproef behouden. 273 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 OD 2.8 De participatie aan het hoger onderwijs verhogen, in het bijzonder van jongeren uit kansengroepen Pagina 25 Plannen 2013-2014 Voor studenten uit ondervertegenwoordigde groepen, i.c. studenten met een functiebeperking, beursstudenten, zij-instromers, werkstudenten en studenten uit cultureel-etnische minderheden met een migratie-achtergrond worden er specifieke acties uitgewerkt om hen te motiveren en te begeleiden bij hun buitenlandervaring. OD 2.9 Studeren in het buitenland stimuleren Pagina 26 Realisaties 2012-2013 Het actieplan mobiliteit “Brains on the move” werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 6 september 2013. Hierin staan een reeks acties om studentenmobiliteit te verhogen en studenten internationale en interculturele competenties te laten verwerven via kwalitatieve mobiliteit. OD 2.11 Participatie aan levenslang leren verhogen Pagina 27 Realisaties 2012-2013 Ik heb ook opdracht gegeven tot een kortlopend onderzoek naar de tevredenheid van de cursisten uit het volwassenenonderwijs waarbij ik zicht wil krijgen op hoe de cursisten hun deelname aan het volwassenenonderwijs ervaren. In dit onderzoekkomen ook uitdrukkelijk specifieke doelgroepen in het volwassenenonderwijs aan bod zoals cursisten in het aanbod NT2, de cursisten van de basiseducatie en de gedetineerden die een opleiding volgen. Plannen 2013-2014 Ik werk verder aan de organisatie van leeradvies en –oriëntering voor volwassenen. Daarin wil ik de Huizen van het Nederlands en de consortia volwassenenonderwijs samen brengen en omvormen tot organisaties waar elke volwassene met een leervraag terecht kan voor advies en oriëntering. SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in de geglobaliseerde samenleving OD 3.2 Het leren van het Nederlands in de scholen versterken Pagina 30 Realisaties 2012-2013 De acties uit de talennota inzake taalontwikkeling Nederlands kregen een decretale vertaling en treden in werking op 1 september 2014. Alle leerlingen die 274 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 voor het eerst instromen in het gewoon lager onderwijs of in het gewoon voltijds secundair onderwijs zullen door de school gescreend worden op taalvaardigheid Nederlands. Scholen gebruiken daarvoor een valide en betrouwbaar instrument. In het basisonderwijs werken scholen vervolgens op basis van de resultaten van deze screening een taaltraject uit op maat van de leerling. Voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen om de lessen te volgen, kan de school een taalbad tot 1 jaar aanbieden of tot drie uur extra verplichte taalles Nederlands organiseren. Plannen 2013-2014 In het komende jaar werk ik verder aan een kwaliteitsvolle implementatie van de maatregelen uit de talennota, o.a. door het aanbieden van ondersteunende instrumenten (zoals de toolkits breed evalueren) en in te zetten op de selectie van nascholingsvoorstellen met thema‟s als breed evalueren en taalontwikkeling Nederlands in het kader van de nascholing op initiatief van de Vlaamse Regering. OD. 3.3 Nederlands als tweede taal stimuleren Pagina 30-31 Realisaties 2012-2013 De capaciteit van het aanbod NT2 bij de CVO en de CBE werd verder opgevolgd en is progressief verbeterd. De getroffen maatregelen hebben een duidelijk effect gehad, maar konden in de Centra voor Basiseducatie in grootstedelijke regio‟s nog niet leiden tot een volledige wegwerking van het capaciteitsprobleem en tot een behoeftendekkend aanbod. Het aangekondigde gebruikersonderzoek NT2 werd geïntegreerd in het kortlopend onderzoek naar de tevredenheid van cursisten in het kader van de evaluatie van het decreet volwassenenonderwijs. In dat onderzoek gaat belangrijke aandacht naar de doelgroep van cursisten NT2. Plannen 2013-2014 Vanaf 1 februari 2014 zullen nieuwe opleidingsprofielen NT2 in het secundair volwassenen-onderwijs worden geïmplementeerd met meer mogelijkheden tot verkorte modules voor snel lerende cursisten. Over de door de decretale stuurgroep volwassenenonderwijs ontwikkelde geletterdheidsmodules op het niveau van richtgraad 1 en 2 werd een advies aan de VLOR gevraagd. Deze geletterdheidsmodules zal ik in het voorjaar aan de Vlaamse Regering voorleggen met het oog op invoering vanaf 1 september 2014. Om de flexibiliteit van de nieuwe opleidingsprofielen NT2 maximaal te benutten, zal ik ook een soepeler doorstroming tussen de verschillende richtgraden binnen het studiegebied NT2 mogelijk maken en een individuele leertrajectbegeleiding garanderen. De capaciteit van het aanbod NT2 in de CVO en de CBE zal verder gemonitord worden. In dat kader zal ik bij de implementatie van de nieuwe taalvereisten als gevolg van het inburgerings- en integratiedecreet, samen met de minister van 275 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Inburgering, instaan voor voldoende capaciteit om de uitbreiding van het NT2aanbod mogelijk te maken en ik voorzie hiervoor de nodige middelen. Met het oog op een optimalisering van de afspraken m.b.t. NT2 tussen de verschillende stakeholders zal ik samen met mijn collega‟s bevoegd voor Inburgering en Werk onderhandelingen opstarten om het Vlaams Afsprakenkader NT2 te evalueren en eventueel bij te sturen. Bij deze onderhandelingen zullen alle partners betrokken worden, zowel vanuit Werk, Inburgering als Onderwijs. In ieder geval dienen de beleidsaanbevelingen uit de platformtekst van de derde rondetafelconferentie NT2 uitgevoerd worden. O.D 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 32-33 Realisaties 2012-2013 Op basis van de bevindingen van een commissie van experts heb ik een „toolkit breed evalueren‟ laten ontwikkelen voor het secundair onderwijs. Ook voor het basisonderwijs wordt een gelijkaardige toolkit ontwikkeld. Deze toolkits zullen de lerarenteams ondersteunen om de taalvaardigheidscompetenties Nederlands op verschillende momenten in de schoolloopbaan en a.d.h.v. verschillende instrumenten breed te evalueren en op te volgen. Schoolteams worden geïnformeerd over de mogelijkheden van de toolkits tijdens een studiedag. Plannen 2013-2014 De onderwijsinspectie onderzocht het talenbeleid in de scholen die werden doorgelicht waarbij enkele positieve evoluties met betrekking tot de uitwerking van, visie rond en deelname aan het talenbeleid van de scholen werden vastgesteld. In het voorjaar van 2014 zal het onderzoek talenbeleid worden afgerond en op dat moment zal een globaal beeld van de Vlaamse situatie geschetst kunnen worden. Gezien het cruciale belang van de voorschoolse periode voor de taalontwikkeling van jonge kinderen, is een samenwerking met mijn collega bevoegd voor Welzijn absoluut noodzakelijk. Om scholen maximaal te ondersteunen bij de uitwerking en implementatie van een onthaalbeleid op school, waarin het talenbeleid met bijzonder aandacht voor taalvaardigheid Nederlandsen duidelijke plaats moet krijgen, zal ik in dialoog treden met mijn collega bevoegd voor Inburgering. Dat overleg zal uitmonden in een protocol met beide beleidsdomeinen. Samen met mijn collega bevoegd voor Welzijn organiseer ik hierover een StatenGeneraal. De uitbouw van expertise en de vorming en coaching van scholen in Vlaanderen en het SO in Brussel rond het versterken van taalvaardigheid Nederlands en talenbeleid Nederlands zal als één van de speerpunten vanaf januari 2014 aan de opdracht van de SNPB worden toegevoegd. In dat kader wordt de werking van de vzw BROSO en de daaraan verbonden middelen (zowel voor werking als personeel) toegekend aan de vzw SNPB. Voor de ondersteuning van de basisscholen in Brussel blijft de vzw VBB bevoegd. 276 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De werking van de vzw Brussels Ondersteuningscentrum Secundair Onderwijs (BROSO) wordt vanaf 1 september 2013 samen met de daarbij horende middelen op het vlak van werking en personeel geïntegreerd in de werking van de vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Begeleidingsdiensten (SNPB). De vzw SNPB zal vanaf dat ogenblik werken rond taalvaardigheidsonderwijs Nederlands en moderne vreemde talen in de basisscholen van de rand- en taalgrensgemeenten en van de gemeenten in de brede rand rond Brussel, evenals voor het secundair onderwijs. De vzw Voorrangsbeleid Brussel (VBB) blijft verder werken voor de Nederlandstalige basisscholen in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. De vzw SNPB zal vanaf 1 januari 2014 in het kader van het speerpunt „Versterken taalvaardigheid en talenbeleid Nederlands en moderne vreemde talen ook een werking ontplooien voor andere scholen in Vlaanderen. SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale netwerken versterken OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 43 Realisaties 2012-2013 Omdat ik het ontstaan en de werking van brede scholen eerder wilde stimuleren dan reguleren, zette ik vooral in op communicatie over dit concept en hoe lokale partners het kunnen realiseren. Zo vond een studiedag plaats waar deze lokale actoren ervaringen konden uitwisselen en binnen- en buitenlandse experts aan het woord konden horen. Ik verlengde ook de subsidie aan het Steunpunt Diversiteit en Leren, dat samen met de administratie bekijkt hoe in de toekomst alle relevante informatie beter tot bij verschillende partners geraakt. Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs ( AGIOn) presenteerde in december 2012 een uitgebreid rapport over de ruimtelijke vertaling van een brede school. Dit rapport is een nuttig werkinstrument voor al wie een brede school werking ambieert of verder wil uitwerken. Plannen 2013-2014 Ik zal de subsidie aan het Steunpunt Diversiteit en Leren met één jaar verlengen en hen de opdracht geven om in eerste instantie in te zetten op communicatie en ondersteuning rond mogelijke invullingen van een brede school. Lokale actoren beschikken zo over voldoende inhoudelijke hefbomen om brede scholen uit te bouwen. Eén van de acties is de uitbouw van een brede schoolwebsite waar alle nodige expertise wordt verzameld, die gelinkt is aan de onderwijswebsite. Daarnaast blijft het Steunpunt zijn opdrachten op het vlak van beleidsondersteuning, adviesverlening en onderzoek vervullen. OD 6.7 De internationale dimensie van het onderwijs(beleid) verder vorm geven Pagina 46 277 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 Realisaties 2012-2013 Ik heb mee de onderhandelingen afgerond over het nieuwe Europese programma voor onderwijs, vorming, jeugd en sport “Erasmus+”. Het budget voor dit programma in de periode 2014-2020 wordt gevoelig verhoogd ten opzichte van de huidige periode. Dat zal onder meer ook het Vlaamse actieplan mobiliteit (OD 2.9) ten goede komen. Ik heb ook deel genomen aan de conferentie van de ministers van onderwijs binnen het ASEM samenwerkingsverband. Ik heb bij de Aziatische en Europese collega‟s aangedrongen op sterkere en meer concrete samenwerking op het vlak van hoger onderwijs en beroepsonderwijs. Vlaanderen zal vanaf oktober 2017 het onderwijssecretariaat van ASEM opnemen. Ik werkte tevens mee aan het AsiaEurope Meeting (ASEM)-DUO programma voor de versterking van de uitwisseling van studenten tussen Vlaamse instellingen en de instellingen uit Zuid-Korea, China, India en Vietnam. Specifiek met de Volksrepubliek onderwijsakkoord gesloten. China heb ik in 2012 een bilateraal De bestaande twinnings tussen Vlaamse en Marokkaanse scholen werden uitgebreid met instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, HBO5 en volwassenenonderwijs. Drie DKO-instellingen, 1 CVO en 1 HBO5-instelling hebben geparticipeerd aan het twinningprogramma. Plannen 2013-2014 Op 1 januari 2014 zal het nieuwe Europese programma voor onderwijs, vorming, jeugd en sport “Erasmus+” van start gaan. Ik zal de uitrol van dit nieuwe programma opvolgen en ondersteunen. Vlaanderen heeft zich in kader van de ASEM-ministeriële conferentie ertoe geëngageerd om een actieve bijdrage te leveren aan het bevorderen van gezamenlijke opleidingen tussen Europese landen en Aziatische landen, het bevorderen van stages voor studenten in het hoger onderwijs in het kader van de mobiliteit van studenten tussen de Europese landen en de Aziatische landen en de organisatie van een Peer Learning Activity (PLA) rond een nieuwe aanpak van kwaliteitszorg in het hoger onderwijs of het beheer binnen het hoger onderwijs. OD 6.8 Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s sneller erkennen Pagina 47 Realisaties 2012-2013 Het Vlaams Parlement heeft decretale bepalingen met betrekking tot de automatische erkenning van buitenlandse hogeronderwijsdiploma‟s goedgekeurd, zodat algemeen de niveaugelijkwaardigheid of de volledige gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma‟s kan worden vastgelegd. 278 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013 De Vlaamse Regering keurde de besluiten goed met de nieuwe voorwaarden en de nieuwe procedure voor de erkenning van buitenlandse studiebewijzen. Ik heb een financiële bijdrage ingevoerd voor de aanvrager van een erkenning van buitenlandse studiebewijzen. De middelen die hiermee gegenereerd worden, zal ik inzetten om de proces-begeleiding van diplomagelijkschakeling te financieren. Tegelijk wil ik hiermee de houders van een buitenlands studiebewijs die een erkenningsonderzoek aanvragen, responsabiliseren. Mijn Nederlandse collega en ik ondertekenden samen het Protocol tot wijziging van het NVAO-verdrag. Hierdoor worden afgestudeerden van een door de geaccrediteerde Nederlandse, respectievelijk Vlaamse opleiding in het hoger onderwijs geacht over een gelijkwaardig getuigschrift te beschikken als de afgestudeerden van een overeenkomstige Vlaamse, respectievelijk Nederlandse geaccrediteerde opleiding in het hoger onderwijs. Dit protocol wordt voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Plannen 2013-2014 Ik zal werk maken van de uitvoering van de automatische erkenning van buitenlandse diploma’s. Noorwegen heeft al belangstelling getoond om hierover tot een akkoord te komen en ik zal ook gesprekken opstarten met andere landen die voldoen aan de decretale voorwaarden. Daarnaast zal ik een lijst maken van de opleidingen die werden geaccrediteerd door een agentschap geregistreerd in het European Quality Assurance Register for Higher Education (EQAR). In het kader van de Benelux zal ik overleg hebben om te komen tot een politiek akkoord over de automatische erkenning van de hogeronderwijsdiploma‟s door Nederland, België en Luxemburg. De erkenningsautoriteit voor de gelijkwaardigheidsverklaring van diploma‟s zal werk maken van kortere termijnen. De erkenningsautoriteit zal daartoe een meting uitvoeren van de doorlooptijd. Ik zal een aantal categorieën van personen bijkomend vrijstellen van de bijdrage in de kosten van het onderzoek met betrekking tot de erkenning van buitenlandse studiebewijzen. SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden OD 7.3 De externe kwaliteitszorg verder uitbouwen Pagina 49 Realisaties 2012-2013 Ik creëerde een rechtsgrond waarmee de inspectie (na de integratie van de lestijden GOK en GOK+ voor het gewoon onderwijs in het nieuwe omkaderingssysteem) het GOK- en zorgbeleid van de gewone basisscholen kan blijven controleren. 279 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2013
© Copyright 2024 ExpyDoc