screening beleidsbrieven 2014 - Agentschap voor Binnenlands

SCREENING
BELEIDSBRIEVEN
2014
DECEMBER 2013
2
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Inhoud
Dienst Algemeen Regeringsbeleid (DAR)
Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID .............................................................................. 5
Beleidsbrief VLAAMSE RAND................................................................................................................. 32
Beleidsbrief GELIJKE KANSEN ................................................................................................................ 36
Beleidsbrief BRUSSEL............................................................................................................................. 55
Bestuurszaken (BZ)
Beleidsbrief BESTUURSZAKEN ............................................................................................................... 56
Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI)
Beleidsbrief ECONOMIE ........................................................................................................................ 71
Beleidsbrief INNOVATIE......................................................................................................................... 83
Beleidsbrief ECONOMISCH OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM ............................................................... 86
Internationaal Vlaanderen (iV)
Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN ...................................................................................... 92
Beleidsbrief TOERISME .......................................................................................................................... 98
Landbouw, Visserij & Plattelandsbeleid (LV)
Beleidsbrief LANDOUW, VISSERIJ & PLATTELANDSBELEID ................................................................. 104
Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (WVG)
Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN .......................................................................... 107
Beleidsbrief ARMOEDEBESTRIJDING ................................................................................................... 120
Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed (RWO)
Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING ................................................................................................. 132
Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED ................................................................................................... 140
Beleidsbrief WONEN ........................................................................................................................... 149
Mobiliteit & Openbare Werken (MOW)
Beleidsbrief MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN................................................................................. 158
Leefmilieu, Natuur & Energie (LNE)
Beleidsbrief LEEFMILIEU EN NATUUR ................................................................................................. 166
Beleidsbrief ENERGIE........................................................................................................................... 181
3
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Werk & Sociale Economie (WSE)
Beleidsbrief WERK ............................................................................................................................... 187
Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE ........................................................................................................ 194
Financien & Begroting (FB)
Beleidsbrief FINANCIEN EN BEGROTING ............................................................................................. 210
Cultuur, Jeugd, Media & Sport (CJSM)
Beleidsbrief CULTUUR ......................................................................................................................... 217
Beleidsbrief JEUGD .............................................................................................................................. 224
Beleidsbrief SPORT .............................................................................................................................. 238
Beleidsbrief MEDIA.............................................................................................................................. 257
Onderwijs & Vorming (OV)
Beleidsbrief ONDERWIJS EN VORMING .............................................................................................. 259
4
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID
(DAR)
Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Managementsamenvatting
1 Vlaanderen in Actie pagina 5
Het ViA-toekomstforum van april 2013 bewees in ieder geval dat een groot aantal
partners (o.a. het Vlaams Parlement, de sociale partners, het middenveld, de
academische wereld, de Vlaamse administratie en lokale overheden) het
engagement van deze Vlaamse regering voor Vlaanderen in Actie, delen. Dit
engagement wordt ook volop vertaald worden in de concrete acties binnen de
doorbraken en de transities.
Managementsamenvatting
2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening Pagina 5-6
Het College van Ambtenaren Generaal (CAG) rapporteerde in maart voor de vierde
keer aan de Vlaamse regering over de voortgang in het meerjarenprogramma
Slagkrachtige overheid. De doelstellingen van het sleutelproject ‘Planlasten voor
lokale besturen vervangen door één lokale meerjarenplanning’ zijn gerealiseerd en
de implementatie is afgerond. Bij acht sleutelprojecten neemt de bevoegde
minister(s) de implementatie verder op. Drie projecten worden nog organisatie breed
aangestuurd door het CAG.
Op strategisch niveau wordt de vooruitgang permanent gemeten aan de hand van de
barometer slagkrachtige overheid. De eerste meting van de ontwikkelde
tevredenheidsbarometer bij burgers, lokale besturen en bedrijven/organisaties t.a.v.
de dienstverlening van de Vlaamse administratie geeft aan dat de huidige set van
sleutelprojecten inspeelt op de pijnpunten die uit de meting naar voor komen. De
volgende jaren zal een tweede meting van de tevredenheidsbarometer worden
uitgevoerd. De strategische beslissingen van alle projecten uit het
meerjarenprogramma zullen nog binnen deze legislatuur genomen worden.
In 2014 zal het stappenplan van het project risicomanagement verder
geconcretiseerd worden en zullen bij een geselecteerd aantal entiteiten
steekproefsgewijze controles van de maturiteitsinschatting plaatsvinden. IAVA zal het
thema-audit informatieveiligheid opstarten en uitrollen en zal op basis van
besprekingen in het Auditcomité van de Vlaamse Administratie desgevallend ook
nieuwe detectie-audits en procesaudits uitvoeren. De uitvoering van dit auditdecreet
van 5 juli 2013, waar het project „Audit Vlaanderen‟ deel van uitmaakt, is gepland
voor 2014.
Het groenboek ‘implementatie zesde staatshervorming’ werd midden september
2013 gefinaliseerd. In het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde
staatshervorming worden de nieuwe bevoegdheden van de gemeenschappen en de
gewesten overgedragen met ingang van 1 juli 2014. Binnen de interfederale
5
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
taskforce staatshervorming werden voor de verschillende bevoegdheidsoverdrachten
deelwerkgroepen opgericht die de overname van bevoegdheden, middelen en
personeel in de praktijk zullen organiseren. De werkzaamheden van deze
werkgroepen worden in 2014 verder gezet.
Managementsamenvatting
3 Duurzame ontwikkeling Pagina 6
Volledig conform de in 2011 goedgekeurd Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling,
zal ik in 2014 de nadruk vooral leggen op het verder ondersteunen en stimuleren van
de transitieaanpak binnen de 13 transversale projecten van ViA. Het leernetwerk met
de transitiemanagers zal verder uitgebouwd worden. (…)Op het vlak van duurzaam
wonen en bouwen zullen de uitkomsten van de interne reflectie over het proces, die
samen met een aantal pioniers en voortrekkers heeft plaatsgevonden, worden
geïmplementeerd onder de vorm van transitieaanpak 2.0. De Vlaamse overheid
ondersteunt de ontwikkeling van een objectief meetinstrument/maatstaf om de
duurzaamheid van bouwprojecten te vergelijken en werkt actief mee om deze
materie op Belgisch niveau eenduidig te behandelen. Ook aan het faciliteren van en
kennisdeling rond duurzaamheid op wijkniveau wordt gewerkt.
De Vlaamse overheid zoekt actief naar opportuniteiten om het Vlaams beleid inzake
duurzame ontwikkeling af te stemmen op het inter-Belgisch, Europees en
internationaal beleid. De Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling (Rio+20). De
Vlaamse overheid zal ook verder werk maken van de implementatie en opvolging
van de Rio +20 resultaten.
Managementsamenvatting
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 7
De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en
monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de
gevolgen van externe ontwikkelingen op langere en kortere termijn in samenhang in
te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd onderzoek over
migratiestromen en combinatie gezin en arbeid, de macro-economische
vooruitzichten alsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via
VRIND, de Pact 2020-indicatoren. De jaarlijkse SCV-survey, de driejaarlijkse enquête
van de Stadsmonitor en de tweede meting over de tevredenheid van lokale besturen
over de Vlaamse administratie bieden primaire basisgegevens.
De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek
maximaal benutten. In 2014 zal in samenwerking met de andere gewesten en de
federale overheid een eerste statistisch meerjarenprogramma worden opgesteld.
1.Vlaanderen in Actie
1.1. Vlaanderen in Actie in uitvoering
1.1.1. Realisaties 2013
De ViA-transities Pagina 9
2013 was het jaar waarin we met de 13 transitietrajecten(1) van Vlaanderen in Actie
uit de schaduw traden. (…) (1: Nieuw industrieel beleid, Internationaal ondernemen:
de gazellesprong, Stroomlijning gericht innovatiebeleid, “Iedereen mee, iedereen
actief”, Kinderarmoedebestrijding, Flanders‟ Care, Hernieuwbare energie en smart
6
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
grid, Duurzaam bouwen en wonen, Duurzaam materialenbeheer, Ruimte voor
morgen, Slimme mobiliteit, Versnelling investeringsprojecten, Naar een duurzame en
creatieve stad - www.vlaandereninactie.be)
(…)
Tijdens het ViA-Toekomstforum werden de 13 ViA-transities en de partners die
samen aan de transities werken, voorgesteld aan het ruimere publiek van ViAstakeholders en ondertekenaars van het Pact 2020 (zie ook verder). De meer dan
500 aanwezigen kregen een overzicht van de stand van zaken van ViA en de
transities, waarbij ook enkele duurzame en innovatieve praktijkvoorbeelden in beeld
werden gebracht. De aanwezigen werden opgeroepen om zich blijvend te engageren
voor Vlaanderen in Actie (ook na de huidige legislatuur) en zich - waar mogelijk - ook
concreet te zetten voor één of meerdere transities. Er bestond hierover veel
enthousiasme: een groot aantal deelnemers waaronder alle belangrijke partners (de
Vlaamse Regering, het Vlaams Parlement, de sociale partners, het middenveld, de
academische wereld, de Vlaamse administratie en lokale overheden) bevestigden
formeel hun engagement voor Vlaanderen in Actie.
1.Vlaanderen in Actie
1.2 ViA en de Europese dimensie: de Europa 2020-strategie
1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 14-15
In 2010 werd de Europa 2020-strategie voor een slimme, inclusieve en duurzame
groei gelanceerd. Het „Europees Semester‟ is een jaarlijks terugkerende
beleidscyclus (januari –juli) van intensieve beleidscoördinatie tussen de Europese
Unie en de lidstaten. Jaarlijks in april moeten de lidstaten hun Nationale
Hervormingsprogramma‟s, samen met de stabiliteits- en convergentieprogramma‟s,
bij de Europese Commissie indienen. Daarna keurt de Raad in juli op voorstel van de
Europese Commissie landenspecifieke aanbevelingen goed, waarmee de lidstaten
rekening moeten houden.
Vlaanderen heeft in 2011 haar engagement ten aanzien van de Europa 2020
strategie ten volle opgenomen en een eerste Vlaams Hervormingsprogramma (VHP)
binnen deze Europese strategie opgesteld. In het VHP 2011 werden Vlaamse targets
vastgesteld en werden de maatregelen opgenomen die ertoe moeten bijdragen deze
doelstellingen te realiseren. In het kader van het derde Europees Semester (januari –
juli 2013), nam de Vlaamse Regering op 29 maart 2013 akte van een geactualiseerd
VHP. In dit hervormingsprogramma werd sterk gefocust op de uitvoering van de
landenspecifieke aanbevelingen van 2012 en werd ook de vooruitgang inzake de
verwezenlijking van de Vlaamse Europa 2020-doelstellingen in beeld gebracht. Om
het draagvlak voor de Europa 2020-strategie in Vlaanderen te vergroten, werden
naast de traditionele betrokkenheid van de sociale partners (in het kader van
VESOC) voor de eerste keer ook de bijdragen van de VVSG (Vereniging van
Vlaamse Steden en Gemeenten) en de Vereniging Vlaamse Provincies (VVP) in een
apart hoofdstuk (betrokkenheid van lokale en bovenlokale overheden bij de realisatie
van de Europa 2020 doelstellingen) van het VHP opgenomen. Op deze manier geeft
de Vlaamse Regering verder invulling en uitvoering aan de oproep van de Europese
Raad en de Europese Commissie om belanghebbenden bij de Europa 2020-strategie
7
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
te betrekken. Net zoals dit in 2011 en 2012 het geval was, had ik ook in 2013 (27
juni) een gedachtewisseling over het VHP met de bevoegde Commissie van het
Vlaamse Parlement2. Het VHP is voor het brede publiek raadpleegbaar op de
Europa 2020-webpagina3 van de ViA-website.
1.Vlaanderen in Actie
1.2 ViA en de Europese dimensie: de
1.2.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 15
Europa
2020-strategie
In 2014 zal de Vlaamse Regering verder vorm geven aan haar engagement om de
sociaaleconomische hervormingen in het kader van de Europa 2020-strategie door te
voeren. In het kader van het Europees Semester 2014 zal de Vlaamse Regering in
april 2014 een geactualiseerd Vlaams Hervormingsprogramma voorleggen, dat
eveneens als basis zal gebruikt worden voor de Vlaamse input van het nationaal
hervormingsprogramma 2014. Vlaanderen zal op een actieve wijze deelnemen aan
de ontmoetingen met de Europese Commissie in het kader van de Europa 2020strategie. Ook in 2014 zal er aandacht besteed worden aan het draagvlak voor de
Europa 2020-strategie in Vlaanderen en hieromtrent zal met de (boven)lokale
besturen en de sociale partners worden samengewerkt. Het Vlaams
Hervormingsprogramma 2014 zal opnieuw via de Europa 2020-webpagina5 worden
gepubliceerd. Vlaanderen zal uiteraard ook structureel blijven deelnemen aan de
(netwerk)activiteiten van het Europa 2020-platform van het Comité van de Regio’s.
2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening
2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid
2.1.1 Realisaties 2013 Pagina 16-17
Het afgelopen jaar rapporteerde het College van Ambtenaren Generaal (CAG) voor
de vierde keer over de uitvoering van het meerjarenprogramma slagkrachtige
overheid sinds de goedkeuring van dit programma in februari 2011. De vooruitgang
in de 13 organisatiebrede sleutelprojecten is beschreven in individuele
voortgangsfiches. Telkens bespreekt het CAG de voortgangsrapportering met de
kernministers. Een overkoepelde voorgangscontrole en rapportering van het
efficiëntie- en effectiviteitstraject in de dienstverlening, was voor mij van begin af aan
een vereiste.
De laatste voortgangsrapportering van maart 2013 geeft inzicht in de status van
afwerking van de projecten een jaar voor de beëindiging van de huidige legislatuur.
De doelstellingen van het project ‘Planlasten voor lokale besturen vervangen door
één lokale meerjarenplanning’ zijn gerealiseerd en de implementatie is afgerond. Bij
acht projecten neemt de bevoegde minister(s) de implementatie verder op. Het
betreft de volgende projecten:
- Naar een geïntegreerde benadering van ondernemers
- Rationalisering ICT
- Modern HR Beleid
- Betere dienstverlening door koppeling databanken, integratie gegevensverkeer en
back-office activiteiten, en ontwikkeling van een geïntegreerde Vlaamse
publieksbalie
8
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
- Automatische toekenning van sociale rechten
- Versnelling procedures investeringsdossiers
- Duurzaam optreden van de Vlaamse overheid
- Administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving
Drie projecten zitten in de fase dat de strategische beslissingen verankerd zijn, maar
de implementatie nog operationele keuzes en opvolging vraagt op het niveau van het
CAG.
Het
betreft
de
werkzaamheden
voor
de
rationalisatie
van
managementondersteunende functies (MOF), de optimalisering en vernieuwing van
het financieel instrumentarium en de Interne Staatshervorming. De opvolging van de
indicatoren opgenomen in de Barometer Slagkrachtige Overheid blijft een permanent
gegeven.
(…)
Op 19 juli 2013 keurde de Vlaamse Regering een conceptnota goed met een aantal
maatregelen om schaalvoordelen te realiseren in het kader van de rationalisatie van
de managementondersteunende functies om nog deze regeerperiode de
overheadkost bij de Vlaamse overheid terug te kunnen dringen en om versneld te
komen tot kwalitatief hoogstaande, optimaal georganiseerde en efficiënte, goed
samenwerkende management ondersteunende diensten en functies. Vorig jaar werd
de Vlaamse Dienstenintegrator (VDI) decretaal verankerd. De VDI zal functioneren
als DAB Informatie Vlaanderen. Ze staat in voor de ontsluiting van authentieke
gegevensbronnen naar de Vlaamse overheid en naar lokale overheden en zorgt ook
voor het elektronische gebruikers- en toegangsbeheer voor de toegang tot deze
informatie. Op 21 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over de
DAB Informatie Vlaanderen goed, waarmee nu ook de visie over het organisatorische
karakter ICT en rond innovatie in het inter- en intrabestuurlijk gegevensverkeer is
uitgeschreven.
(…)
De vooruitgang in het efficiëntie- en effectiviteitstraject wordt ook op strategisch
niveau gemeten aan de hand van de barometer slagkrachtige overheid. De
barometer bevat een set van kernindicatoren, m.n. de relevante indicatoren die ook
in het kader van het Pact 2020 gevalideerd werden en een aantal internationaal
vergelijkbare indicatoren om een benchmark met vergelijkbare regio‟s mogelijk te
maken. Deze indicatoren worden halfjaarlijks gemeten en worden ook halfjaarlijks
gerapporteerd aan de kern van de regering. De indicatoren geven per strategische
doelstelling een beeld van de resultaten die geboekt werden sinds de start van het
meerjarenprogramma. In overleg met de verschillende beleidsdomeinen werkte de
Studiedienst van de Vlaamse Regering de tevredenheidsbarometer uit. Op grond van
dit monitoringsinstrument krijgen we een beeld van hoe burgers, lokale besturen en
bedrijven/organisaties als belangrijke doelgroepen staan tegenover de
dienstverlening van de Vlaamse administratie. Hierbij peilen we expliciet naar de
perceptie van de werking van de Vlaamse administratie. Het is geen evaluatie van
het politieke beleid. Er werd ook een vergelijkende analyse uitgevoerd tussen de drie
doelgroepen. De resultaten van de tevredenheidsbarometer zijn een belangrijke
insteek voor de barometer slagkrachtige overheid en de overige sleutelprojecten in
het Meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid. Uit de tevredenheidsbarometer
9
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
leren we alvast dat de huidige set van sleutelprojecten inspeelt op de pijnpunten die
uit de meting naar voor komen. De resultaten van deze projecten zullen dan ook een
impact moeten hebben op de volgende meting in de periode 2013-2015. In het
najaar 2013 (medio september) start de tweede meting bij de burgers, in het najaar
2014 is een tweede meting voorzien bij de lokale besturen. In 2015 komen de
ondernemingen aan bod.
De opgestarte dialoog met de relevante maatschappelijke actoren werd
onderhouden. De Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid (CEEO) bereidt in
2013, op basis van hoorzittingen met topambtenaren, vertegenwoordigers van
werknemersorganisaties en lokale besturen, een advies en vooruitblik voor met
betrekking tot gedetecteerde pijnpunten en mogelijke toekomsttrajecten. Eind
februari 2013 werd aan de SERV gevraagd om haar feedback te formuleren over de
voortgang van de uitvoering van het meerjarenprogramma.
2.
Meer
efficiëntie
en
effectiviteit
in
de
2.1
Meerjarenprogramma
slagkrachtige
2.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 18
dienstverlening
overheid
Het verankeren van de strategische beslissingen van alle projecten uit het
meerjarenprogramma in deze legislatuur is het beleidsvoornemen. Samen met
minister Bourgeois wil ik dieper ingaan op de resultaten van de barometer
slagkrachtige overheid. Er is een vervolgmeting van de tevredenheidsbarometer bij
de burgers voorzien in het najaar 2013. Een tweede meting bij de lokale besturen en
de bedrijven volgen in 2014 en 2015.v Ook het advies van de CEEO en de dialoog
met de SERV wil ik meenemen in een evaluatie van het efficiëntie- en
effectiviteitstraject dat is ingezet in de dienstverlening van de Vlaamse overheid.
2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening
2.3 Audit, interne controle en organisatiebeheersing
2.3.1 Realisaties 2013 Pagina 19
IAVA werkte in 2013 mee aan de verdere invulling van het project ‘Audit
Vlaanderen’ o.m. door de ondersteuning bij de ontwikkeling van een leidraad
organisatiebeheersing, afgestemd op de lokale besturen en door de aanwerving van
een aantal auditoren m.h.o.o. de uitvoering van een aantal auditopdrachten eind
2013.
2. Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening
2.4. De zesde staatshervorming
2.4.1. Realisaties 2013 Pagina 20
De Vlaamse Regering heeft de Vlaamse administratie opdracht gegeven een
groenboek ‘implementatie zesde staatshervorming’ op te maken. Dit groenboek wil
gegroepeerd per beleidscluster nagaan hoe een geïntegreerd beleid kan worden
bereikt, en de impact nagaan voor de strategische beleidskeuzes, de
beleidsinstrumenten, en de werking en organisatie van de Vlaamse
overheidsdiensten. Dit groenboek werd midden september 2013 gefinaliseerd.
2.4.2. Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 20
10
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde staatshervorming
worden de nieuwe bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten
overgedragen met ingang van 1 juli 2014. Vanaf die datum zal Vlaanderen nieuw
beleid kunnen uittekenen in verschillende belangrijke beleidsdomeinen. Binnen de
interfederale taskforce staatshervorming die fungeert als overlegplatform op het
hoogste ambtelijke niveau tussen de federale staat en de deelentiteiten, werden voor
de verschillende bevoegdheidsoverdrachten deelwerkgroepen opgericht die de
overname van bevoegdheden, middelen en personeel in de praktijk zullen
organiseren. De werkzaamheden van deze werkgroepen worden in 2014 verder
gezet.
3. Duurzame ontwikkeling
3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven
3.3.1 Realisaties 2013
Structurele ondersteuning van de transitienetwerken DuWoBo Pagina 24
Het transitieproces DuWoBo bleef ook in 2013 vooruitgang boeken, met interesse en
medewerking van een breed maatschappelijk netwerk van kenniscentra, federaties,
ngo’s, bedrijven, provincies, steden en gemeenten. De herijking van het netwerk in
het veranderende landschap van duurzaam wonen en bouwen werd voortgezet.
Het ritme van twee netwerkdagen (Transitiearena‟s) per jaar werd aangehouden, met
een opnieuw erg succesvolle netwerkdag op 5 juni 2013 met ruim 100 deelnemers,
waarop een waaier aan onderwerpen aan bod kwam, gebaseerd op de herijkte
klemtonen die het netwerk wil leggen. In het najaar van 2013 is een tweede
transitiearena gepland, waarvoor DuWoBo de krachten bundelt met de Stad
Antwerpen, en ook aansluiting zoekt bij de transitie Duurzame en Creatieve Stad. Op
die manier wil het proces actief bijdragen aan een coherenter en wederzijds
versterkend beleid binnen de Vlaamse overheid.
Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies
Pagina 24-25
De ondersteuning van de vijf provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen
werd in 2013 voortgezet conform de samenwerkingsovereenkomst die ik in maart
2011 ondertekende namens de Vlaamse Regering. De steunpunten spelen een
cruciale rol bij het in praktijk brengen van het beleid en het sensibiliseren voor
duurzaam wonen en bouwen door onder meer het adviseren en informeren van
particulieren en het ondersteunen van gemeenten bij complexe projecten.
Onder het voorzitterschap van het Team DO kwamen de steunpunten
tweemaandelijks samen om kennis te delen, hun werking zoveel mogelijk op elkaar
af te stemmen en gemeenschappelijke instrumenten te ontwikkelen. Via het Team
DO wordt de werking van de steunpunten ook maximaal afgestemd met andere
duwobo-processen, zoals de transitiearena en de Vlaamse maatstaf, en worden de
voornaamste stakeholders op Vlaams niveau betrokken.
De Provinciale Steunpunten werden in 2013 actief betrokken bij het Lerend Netwerk
Duurzame Wijken, en in het bijzonder bij de begeleiding door dit Netwerk van
wijkontwikkelingsprojecten verspreid over de provincies.
Ontwikkeling van een Vlaamse maatstaf voor duurzaam bouwen en wonen en
het opzetten van een Local Sustainable Building Council Pagina 24
11
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De Vlaamse overheid komt tegemoet aan de vraag vanuit de sector naar een
objectief
evaluatie-instrument
voor
duurzaamheid
op
gebouwenniveau.
Voortbouwend op de Vlaamse maatstaf voor duurzaam wonen en bouwen:
duurzame woningbouw, werd in het voorjaar van 2013 het vooronderzoek afgerond
voor de modaliteiten van een soortgelijk meetinstrument voor toepassing in de
zorgsector. In september 2013 wordt in een tweede fase de eigenlijke opmaak van
het instrument uitbesteed door departement WVG. Ook een instrument voor de
beoordeling van duurzaamheid op wijkniveau wordt nog in 2013 in eerste versie
afgerond. Rond deze instrumenten is er nauwe, actieve samenwerking tussen het
Team Duurzame Ontwikkeling en de trekkende beleidsdomeinen.
Stimuleren van proefprojecten op het vlak van duurzame wijken Pagina 25
De laatste jaren hebben verschillende steden projecten opgestart om duurzame
wijken en districten uit te bouwen. De Vlaamse overheid heeft in samenwerking met
de transitiearena dat proces verder gestimuleerd door o.a. informatieverspreiding,
kennisuitwisseling, facilitering en door mogelijke partners en financieringsbronnen
(vooral Europese) samen te brengen en een netwerk op te richten. In 2013 kreeg de
werking rond duurzame wijken een nieuwe impuls met de uitbesteding van een
opdracht om het Lerend Netwerk te coördineren, voorbeeldprojecten te bundelen en
online beschikbaar te stellen en wijkontwikkelingsprojecten in alle provincies te laten
begeleiden door een pool van experts. Het netwerk kwam met een driemaandelijks
ritme samen voor kennis- en ervaringsuitwisseling en geïntegreerde werksessies
rond de begeleide projecten (op 21 februari en 21 juni, met volgende bijeenkomsten
gepland op 1 oktober 2013 en 21 januari 2014). De knelpuntennota wordt tegen juni
2014 geactualiseerd.
Brochure duurzaam wonen en bouwen Pagina 26
Om de communicatie over duurzaam wonen en bouwen verder te versterken, is op
mijn vraag een nieuwe brochure ontwikkeld waarin de principes van duurzaam
wonen en bouwen worden uitgelegd voor een breed publiek. Deze brochure werd in
2013 breed verspreid, onder meer via bouwbeurzen, de provinciale steunpunten en
het publicatieloket van de Vlaamse overheid.
Inhoudelijk is deze brochure gebaseerd op de maatstaf duurzaam wonen en bouwen,
die voor de Vlaamse Regering het inhoudelijke referentiekader vormt voor wat
duurzaam wonen en bouwen inhoudt. De brochure wordt verspreid via de provinciale
steunpunten duurzaam wonen en bouwen, en op evenementen, en is beschikbaar
online en voor bestelling bij de Vlaamse overheid. De brochure is bijzonder
succesvol, met talloze bestellingen tot nog toe.
3. Duurzame ontwikkeling
3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven
3.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014
Structurele ondersteuning van de transitienetwerken DuWoBo Pagina 26
Het transitieproces DuWoBo wordt verder ondersteund. Het is een van de dertien
transitieprocessen binnen Vlaanderen in Actie en stimuleert het noodzakelijke
innovatieproces in de bouwsector in de richting van een duurzaam bewoond en
12
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
bebouwd Vlaanderen. In het najaar van 2013 wordt opnieuw een netwerkdag
georganiseerd rond de stedelijke context in nauwe samenwerking met de ViAtransitie Duurzame en Creatieve Stad. In het voorjaar van 2014 volgt een netwerkdag
rond het thema duurzame wijken. De komende maanden worden ook nieuwe
thematische leergemeenschappen opgezet op basis van de nieuwe inhoudelijke
krijtlijnen die zijn uitgezet in 2013.
Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 26
De provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen zullen hun opdracht
conform de overeenkomst verder uitvoeren. De opstartperiode is achter de rug en de
lokale netwerken krijgen definitief vorm. De komende maanden zal specifiek gefocust
worden op het aanbod naar lokale besturen. De coördinatie van de steunpunten
wordt verder verzorgd door het Team DO, dat ook op Vlaams niveau afstemt met
andere processen rond duurzaam wonen en bouwen en een aantal relevante
stakeholders betrekt bij de werking van de steunpunten.
De verbreding van de kennis bij de steunpunten van gebouwniveau naar wijkniveau
wordt verder gefaciliteerd door hun betrokkenheid bij het Lerend Netwerk Duurzame
Wijken en de in dit kader begeleide wijkontwikkelingsprojecten in hun respectievelijke
provincie.
Ontwikkeling van een Vlaamse maatstaf voor duurzaam bouwen en wonen en
het
opzetten
van
een
Local
Sustainable
Building
Council
Pagina 26-27
We zetten in samenwerking met de andere gewesten in op de opstart van een
Belgian Sustainable building Council en het gebruik, door deze organisatie, van het
duurzaamheidsreferentiekader voor woningen en kantoren. We zullen in deze
organisatie de verdere ontwikkelingen blijven opvolgen.
De komende jaren zal, indien mogelijk in samenwerking met de andere gewesten en
in het kader van een Sustainable Building Council, verder gewerkt worden aan
evaluatie-instrumenten voor andere types gebouwen en projecten. In 2014 blijven we
vanuit Vlaanderen onze voortrekkersrol opnemen rond deze instrumenten, met het
testen en de afwerking van meetinstrumenten voor de zorgsector en het wijkniveau.
Stimuleren van proefprojecten op het vlak van duurzame wijken Pagina 27
De werking rond duurzame wijken wordt voortgezet, met netwerkmomenten en
ervaringsuitwisseling, en met het stimuleren van en leren uit proefprojecten. De
knelpuntennota wordt tegen juni 2014 verfijnd en geactualiseerd, en er wordt op een
gecoördineerde manier en in overleg met beleidsdomeinen en de sector gewerkt aan
het wegwerken van knelpunten. Het begeleiden van gemeenten bij projecten op
wijkniveau behoort ook tot het takenpakket van de provinciale steunpunten.
3. Duurzame ontwikkeling
3.4 Naar 100% duurzame overheidsopdrachten tegen 2020
3.4.1 Realisaties 2013
Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2012-2014 Pagina28
Via de werkgroep duurzame overheidsopdrachten van de Interdepartementale
13
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (ICDO) werden concrete elementen m.b.t.
het verduurzamen van overheidsopdrachten onderzocht met het oog op afspraken
voor een permanente en structurele samenwerking tussen de verschillende
beleidsniveaus.
Om lokale overheden te helpen bij het organiseren van meer duurzame
overheidsopdrachten werd het steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten,
ingebed binnen de VVSG verder ondersteund. Dit steunpunt staat in voor individuele
dienstverlening en begeleiding op maat via een eerstelijns-helpdesk en het aanzetten
van lokale besturen tot het opstarten of verder uitbouwen van een beleid inzake
duurzame overheidsopdrachten.
3. Duurzame ontwikkeling
3.4 Naar 100% duurzame overheidsopdrachten tegen 2020
3.4.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014
Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2012-2014 Pagina 29
Mijn administratie zal het operationaliseren van de leidraad sociale criteria in de
praktijk verder coördineren. Samen met mijn collega bevoegd voor Werk wil ik
inzetten op goede praktijken, pilootprojecten en voorbeeldbestekken voor de creatie
van een duurzame werkgelegenheid bij overheidsopdrachten van de Vlaamse
overheid.
Mijn administratie zal de Europese, federale en lokale ontwikkelingen op het vlak van
duurzame overheidsopdrachten verder monitoren en actief beïnvloeden. Het
‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij het
organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik in 2014 verder
ondersteunen en laten uitbouwen.
4. Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale
dienstverlening van de Vlaamse overheid
4.1.De toegankelijkheid van geografische informatie neemt sterk toe in 2013
4.1.1 Realisaties 2013 Pagina 32
De realisatie van het GDI-Vlaanderenplan 2011-2015 wordt verder verfijnd in het
GDI-uitvoeringsplan en opgevolgd door middel van het GDI-jaarverslag. Het GDIjaarverslag geeft een stand van zaken met betrekking tot de uitbouw en het gebruik
van een infrastructuur voor Geografische Informatie in Vlaanderen. Alle productdata
van het AGIV (inclusief het GRB) zijn in 2013 op een efficiënte manier online
beschikbaar gekomen voor de deelnemers aan GDI-Vlaanderen en in het bijzonder
voor de Vlaamse overheidsinstanties die gebruik maken van het netwerk van de
Vlaamse overheid.
(…)
De lokale besturen vormen een belangrijke doelgroep. Zij nemen immers een
sleutelpositie in bij tal van strategische projecten zoals het GRB, CRAB, KLIP,
GIPOD en MRB-wegen. In het GDI-uitvoeringsplan 2013-2014 wordt dan ook de
nadruk gelegd op het aanmoedigen van het GIS-gebruik bij de gemeenten. De
opvolging en uitvoering hiervan gebeurt door de projectgroep Geolokaal. Deze is
samengesteld uit vertegenwoordigers van de lokale besturen, de provincies en de
Vlaamse Overheid. Als basis hiervoor heb ik een rapport laten opmaken met een
GIS-typologie van de Vlaamse gemeenten. Dit rapport kwam tot stand op basis van
14
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
een bevraging van de Stafdienst van de Vlaamse Regering in samenwerking met de
VVSG bij de 308 Vlaamse steden en gemeenten.
De belangrijkste conclusies zijn dat bij 75% van de lokale besturen er GIScoördinatie is. Het gaat in totaal over 162,6 VTE. GIS wordt voornamelijk ingezet in
het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening maar kent ingang in meer en meer
beleidsthema’s binnen de gemeente. 50% van de lokale besturen beschikt over een
infrastructuur om intern geodata uit te wisselen. Daartegenover staat dat slechts 14%
van de lokale besturen deze GIS-bestanden op een geautomatiseerde wijze kan
leveren aan andere overheden of nutsmaatschappijen.
Algemeen kan er gesteld worden dat er een verhoogd GIS-gebruik is ten opzichte
van 2011. Deze verhoging is mede te danken aan de partners binnen de
projectgroep Geolokaal die ondersteuning hebben geboden aan de lokale besturen
om GIS om een succesvolle manier te implementeren. We blijven de komende jaren
volop inzetten op het gebruik van GIS bij de lokale besturen. Bij het AGIV staat een
team van 5 GIS-begeleiders permanent ter beschikking om hen daarin bij te staan.
In 2013 heb ik de nodige initiatieven genomen voor de verdere ontwikkeling van het
regelgevende kader binnen GDI-Vlaanderen met het oog op de uitbouw van de
Geografische Data-Infrastructuur (GDI) Vlaanderen tot een geografische
kruispuntbank. Zo kan ik meedelen dat het GDI-decreet volledig van kracht is.
4. Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale
dienstverlening van de Vlaamse overheid
4.3 Vastgoed en Perceel
4.3.1 Realisaties 2013 Pagina 34
Eind 2013 zullen alle gegevens van het Grootschalig Referentie Bestand (GRB)
opgeleverd zijn en verwerkt in de GRB-databank. Ik ben dan ook trots om te melden
dat met deze gebiedsdekkende realisatie van Vlaanderen een belangrijke mijlpaal is
gezet voor zowel GDI-Vlaanderen als de netbeheerders. Het GRB zal immers de
basis vormen van heel wat registraties (zie oa. punt KLIP digitale fase). Zo zijn nu
voor iedere gemeente de wegen, gebouwen, waterlopen en percelen in Vlaanderen
in een multifunctionele databank met hoge nauwkeurigheid gekarteerd en
beschikbaar. Nu het GRB afgewerkt zal zijn in 2013 kan bijkomend ingezet worden
op de actualisering van het GRB. We doen dat binnen een voortdurende
procesoptimalisatie. Bij de actualisering en het gebruik van het Grootschalig
Referentie
Bestand (GRB)
zal ik
de
GRB-raad actief
betrekken.
(…)
Een gebouwenregister, de digitale stedenbouwkundige vergunning, het loket voor de
watertoets en het e-voorkooploket zijn belangrijke bouwstenen voor het
automatiseren van het inlichtingenformulier vastgoed. Een eerste verkenning van de
problematiek van het inlichtingenformulier leerde evenwel dat er heel wat door de in
de steiger staande omgevingsvergunning zal opgevangen worden. Daarnaast is het
DSI-platform (digitale stedenbouwkundige informatie) belangrijk dat ontwikkeld wordt
door het Departement RWO, de Vlaamse gemeenten en provincies. Het zal alle
beschikbare informatie over verordenende ruimtelijke plannen (en afgeleiden)
ontsluiten.
Begin 2013 startte het AGIV in eigen beheer met de inwinning van hoogtegegevens
via lasertechnologie (LiDAR) in het kader van Vlaanderen in 3D. Over een periode
van 3 jaar (2013-2015) zullen gegevens voor het volledige Vlaamse grondgebied
worden ingewonnen.
15
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Middenschalige luchtfoto’s worden al enkele jaren geproduceerd in samenwerking
met de Vlaamse provincies en het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Vanaf juni
2013 worden alle middenschalige orthofotomozaïeken waarvan het AGIV (mede)eigenaar is kosteloos aangeboden voor alle gebruikers. Eind 2012 – begin 2013
werden de producten van de middenschalige luchtfoto‟s (opname 2012) van alle
Vlaamse provincies uitgebracht. De opnames 2013 werden voor heel Vlaanderen
afgerond in juli 2013. Vanaf het najaar 2013 komen de nieuwe producten ter
beschikking.
4. Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale
dienstverlening van de Vlaamse overheid
4.5 Levenskwaliteit
4.3.1 Realisaties 2013 Pagina 37
Eind 2013 zal de dienstverlening van GDI-Vlaanderen worden aangeboden via één
geoportaal: Geopunt. Via ‘geopunt.be’ Een pakket van webtoepassingen staat ter
beschikking van burgers, beleidsmakers en economische actoren Centraal staat de
GDI-catalogus, die de portaalbezoeker toelaat snel de nodige informatie te vinden.
Eind 2013 zullen verschillende Points Of Interest (POI) van deelnemers aan GDIVlaanderen ontsloten zijn via het geoportaal. De meeste overheidsdata rond thema
zorg en gezondheid, het thema onderwijs en een beperkt aantal POI‟s van een
commerciële dataset zullen gevisualiseerd worden op kaart, zoals erkende
kinderdagverblijven, locaties van rusthuizen, serviceflats, ziekenhuizen, sociale
woningen en scholen. In het geoportaal zullen ook een aantal historische
datasetreeksen (oa. orthofoto‟s) en een aantal historische kaarten (Ferraris, Popp,
Vandermaelen) te raadplegen zijn. Een multi-modale routeplanner is in de viewer
opgenomen. Samen met Geopunt.be zal ook de nieuwe website van het AGIV
gerealiseerd zijn.
Het snel inzetten van nauwkeurige geografische informatie is cruciaal. Bij de
treinramp in Wetteren in het voorjaar van 2013 werd geodata gebruikt voor de
bestrijding van de ramp. Zo gebruikte het coördinatiecomité onder meer het CRAB
om adres- en bevolkingslijsten aan te maken. De rol van de gemeentelijke GIS-cel
was hierbij van levensbelang.
5.Publiek-private samenwerking
5.1 Naar meerwaarde bij en uit PPS
5.1.1 Realisaties 2013 Pagina 39
In 2012 – 2013 zette ik de uitvoering van de vooropgestelde doelstellingen verder. In
eerste instantie investeerde ik o.a. in het opstellen van een template voor ex-post
evaluaties. Nu er steeds meer projecten in operationele fase komen, is het opportuun
dat ik deze projecten doorlicht met het oog op verbeteringen van o.a. het project- en
contractmanagement en het gehanteerde instrumentarium. De eerste ex-post
evaluatie gebeurde intussen voor een project van de Lijn, namelijk de stelplaatsen
van Brugge - Zomergem - Overijse.
Voorts werden het afgelopen jaar verschillende instrumenten van het Kenniscentrum
PPS toegepast op concrete (al dan niet toekomstige) (PPS-)projecten. Een nieuwe
reeks van potentiële Via-Investprojecten werd onderworpen aan een
prémeerwaardescan en/of een eigenlijke meerwaardescan in het kader van formele
16
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
adviesaanvragen ter zake. Om het gebruik en de inburgering van het bestaande
instrumentarium te bevorderen, heb ik in het begin van 2013 ook fiches uitgebracht
die een groot deel van het PPS-instrumentarium kort toelichten. Alle Vlaamse steden
en gemeenten, alsook intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben deze
fiches ontvangen omdat ook voor hen het gebruik van de instrumenten een
meerwaarde kan betekenen. De instrumenten werden op hun beurt dan weer in
belangrijke mate rechtstreeks ontsloten via de website.
Met het caseboek „Samen publiek privaat‟ heb ik aangetoond dat PPS, naast een
mooie filosofische gedachte, ook sterke resultaten kan geven. Het bevat het relaas
van 10 Vlaamse, lokale en internationale PPS-projecten die er in slagen om
meerwaarde te creëren door krachten te bundelen. In het boek komt onder meer het
pilootproject van de busstelplaatsen Brugge - Overijse - Zomergem van de Lijn aan
bod. In dit project aligneren de publieke en de private partner zich op eenzelfde
einddoel nl. de bouw en exploitatie van hedendaagse stelplaatsen en dit in een
context van een doorgedreven, open communicatie. Het caseboek toont ook aan dat
ook kleine lokale PPS-projecten hun doelstellingen kunnen verwezenlijken. Als
voorbeeld werd gewezen op Kleuterschool de Schakel te Brecht, waarbij de goede
samenwerking en verstandhouding van alle partijen tot het succes hebben
bijgedragen.
5.1.1Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 39
In deze paragraaf blik ik vooruit op de activiteiten van het Kenniscentrum PPS in het
volgend werkingsjaar 2014. De uitvoering van de beleidsintenties inzake
meerwaarde zoals geformuleerd in de beleidsnota Algemeen Regeringsbeleid is
vergevorderd.
In de loop van 2013 werd zoals aangegeven de template voor ex-post evaluaties
opgemaakt en een eerste maal toegepast. Aangezien diverse andere projecten
intussen ook in de operationele fase zitten, zullen er in 2014 in de lijn van het PPSdecreet nieuwe ex-post evaluaties gebeuren.
Uiteraard is het even belangrijk als vorige jaren om het uitgebreid instrumentarium
dat ontwikkeld werd up-to-date te houden en om het regelmatig bij te stellen indien
belangrijke lessen zijn getrokken uit de lopende Vlaamse en lokale projecten. De
input van de ex-post analyses zal hierbij van bijzondere waarde zijn.
5.Publiek-private samenwerking
5.2 Inzetten op project- en contractmanagement en inbreiding van de knowhow
van de publieke sector
5.2.1 Realisaties 2013 Pagina 41
Om de actoren van een PPS-proces blijvend te professionaliseren wordt het
meersporenbeleid waarop ik de afgelopen jaren heb ingezet, afgewerkt.
Omdat meer en meer projecten naar contract- en uitvoeringsfase gaan, acht ik de tijd
rijp om volop in te zetten op de kennisopbouw op het gebied van de
operationalisering van PPS. Een van de pistes is het opzetten van een „academie‟
voor project- en contractmanagement. Een studie moet duidelijkheid verschaffen
over de haalbaarheid en desgewenst de implementatie van een dergelijk initiatief
waar een selectie van ambtenaren een intensieve hoogkwalitatieve opleiding kan
krijgen in de genoemde domeinen.
17
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Eveneens zoals aangekondigd in de beleidsnota zal vanuit de PPS-expertise en ervaringen een taskforce ‘gebiedsontwikkeling’ worden opgestart. Op het gebied van
gebiedsontwikkeling werden immers reeds belangrijke stappen op het gebied van
PPS gezet.
Voor de samenstelling van deze taskforce zal ik in belangrijke mate een beroep doen
op de aanwezige expertise binnen de Vlaamse en de lokale administratie en op die
van de marktpartijen. Ik zal de resultaten via een passende publicatie verspreiden.
Ten slotte is uit de voortgang van de projecten gebleken dat er enorme
opportuniteiten liggen bij PPS om tot verduurzaming te komen. Gegeven de
toenemende Europese verplichtingen (onder meer de BEN –norm voor gebouwen)
acht ik het noodzakelijk de bestaande contractsvormen en praktijken te evalueren en
aan te passen aan de toekomstige ambities op dit gebied. Tenslotte zet ik, in
samenwerking met het Kenniscentrum PPS, blijvend in op een vlotte doorstroming
van kennis en ervaring. Daarbij denk ik o.a. aan het ambtelijk PPS-platform, de
verschillende opleidingen die het Kenniscentrum de afgelopen jaren reeds
organiseerde, de internationale platformen zoals EPEC, UNECE en het netwerk met
Nederland, Frankrijk en Duitsland.
Op dezelfde manier continueert het Kenniscentrum verder haar rol in de PPSondersteuning van en adviesverlening van Vlaamse (en in ondergeschikte mate
lokale) projecten. Daarbij zal ook worden verder gewerkt aan de actualisatie en
toepassing in de praktijk van de zogenaamde mini-DBFM een meer laagdrempelige
PPS light-formule voor de iets kleinere projecten. De aanhoudende wijzigingen in het
nationale en het Europese aanbestedingsrecht, de voortdurende verstrenging van de
ESR-regels en de onophoudelijke evoluties op de markt vormen daarbij uiteraard een
blijvende uitdaging.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte
studies
6.1.1 Geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek uitvoeren ter ondersteuning
van strategische beleidskeuzen
6.1.1.1 Realisaties 2013 Pagina 43
Volgende studies werden aangekondigd en worden gerealiseerd in 2013: Steden
binnenstebuiten!
Deze SVR-studie 2013/1 vult het indicatorenboek over de leefbaarheid en
duurzaamheid in de 13 centrumsteden (De Stadsmonitor) aan met diepgaander
analyses over de bevolkingssamenstelling, gedragingen en houdingen van de
stedelingen tegenover aspecten van de leefbaarheid van hun stad. Dit onderzoek is
tevens relevant in het kader van de ViA doorbraak over „Groen en Dynamisch
Stedengewest‟.
In het boek komen volgende aspecten aan bod: herkomst en samenstelling bevolking
alsook migratiebewegingen van jongvolwassenen van en naar de steden, de
aanwezigheid van de quartaire sector in de 13 steden, buurtintegratie en sociale
samenhang, het effect van verstedelijking op prevalentie van personen met een
handicap, het vertrouwen in de lokale overheid en tevredenheid over de
dienstverlening, de woonsituatie en verhuisplannen, de mobiliteit in de steden
volgens het STOP-principe, .... De internationale concepten van de kindvriendelijke
18
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
stad en van de ecologische stad worden gescreend op hun toepasbaarheid op
Vlaamse steden. De constructie van een leefsituatie-index, reeds ontwikkeld in een
vorige editie, is verder uitgebouwd om de leefomstandigheden van diverse groepen
binnen de steden nog beter in beeld te brengen en onderling te vergelijken.
Deze studie verloopt in samenwerking tussen de Studiedienst van de Vlaamse
Regering en de cel Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De
resultaten van de studie zijn voorgesteld tijdens een studiedag die plaats vond in
Sint-Niklaas (26 maart 2013).
6.1.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 45
In 2014 worden twee
onderzoeksprogramma:
nieuwe
SVR-studies
aangekondigd
voor
het
Migraties
In deze SVR-studie worden vier onderdelen behandeld. De analyses in deel 1 zullen
betrekking hebben op de instroom (het aantal immigranten), de verschillen naar
land(en) van herkomst, het relatieve „gewicht‟ van de aanwezigheid van „migranten‟
in het „nieuwe thuisland‟ (zijnde het percentage van de migrantenbevolking t.o.v. de
totale bevolking). Aandachtspunten hierbij zijn de recente evolutie, de verschillen
tussen de EU15-lidstaten, de aanwezigheid van vrouwen en leeftijdsverdeling van de
migranten.
Deel 2 beschrijft de evolutie van de aantallen met aandacht voor componenten van
buitenlandse in- en uitwijkingen (in – en uitwijking , ambtshalve schrapping,
herinschrijving, verandering van register) in België en het Vlaamse Gewest; de
buitenlandse inwijking met opdeling naar leeftijd, geslacht, belangrijkste vreemde
nationaliteiten (EU15/EU12/derdelanders/voornaamste nationaliteiten), de redenen
van migratie naar België en zijn gewesten. In dit deel 2 wordt eveneens een
hoofdstuk gewijd aan intergewestelijke migratiestromen binnen België met aandacht
voor de specifieke situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tevens worden
de migratiestromen binnen Vlaanderen geanalyseerd naar geografische
concentratie, profielen van migranten.
Na de beschrijving van de „flow‟ (verhuisbewegingen) volgt in deel 3 een beschrijving
van de „stock‟ als gevolg van deze bewegingen. In dit deel zal op basis van analyse
van brongegevens van het Rijksregister informatie gegeven worden over de
aanwezige personen van vreemde herkomst: hun geografische herkomst, socioeconomisch profiel, geografische concentratie binnen Vlaanderen, de verblijfsduur,
de migrantengeneratie en de recente migranten.
De capita selecta zullen gaan over de gevolgen van de internationale migratie op de
arbeidsmarkt, het onderwijs en onderzoek, de inburgering, ... Dit deel gebeurt in
overleg met de steunpunten en beleidsdomeinen die databestanden leveren,
analyses uitvoeren, onderzoeksvragen formuleren, teksten reviewen, …
Deze studie zal tevens relevante informatie geven voor een grondige herziening van
de hypothesen van de bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau.
Gemeentelijke bevolkingsprojecties Pagina 46
De laatste bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau dateren van 2011. Het
datamodel werd gevoed met data die betrekking hadden op de stand van de
19
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
bevolking op 1/1/2008 en de loop van de bevolking 2007. De projecties reiken van 1
januari 2009 tot 1 januari 2030.
Nieuwe projecties vereisen actuele datasets over de verschillende componenten
zijnde inwoners, geboorten, overlijdens, migraties, huishoudens, burgerlijke staat. We
wachten op nieuwe observaties over de stand van de bevolking op 1/1/2013 en de
loop van de bevolking 2012. ADSEI heeft enige vertraging opgelopen bij de
ontsluiting van deze datareeksen. Voor de geboorten dateert de meest recente
observatie van 2009.
De gemeentelijke projecties vergen grondig voorbereidend onderzoekwerk. Eerst
moeten conjunctuuranalyses inzicht geven in de veranderingen doorheen de tijd en
in de geografische verschillen (tot op gemeentelijk niveau). Vervolgens moeten de
voorheen toegepaste methodieken worden geëvalueerd en zo nodig verfijnd. In de
eigenlijke projectie-fase wordt het model gevoed met data en hypothesen. Na
proefdraaien, controle van de resultaten en analyse volgt de rapportering. over de
resultaten.
Pas na de realisatie van nieuwe bevolkingsprojecties, kunnen huishoudensprojecties
(aantal, huishoudgrootte) worden berekend.
De Studiedienst van de Vlaamse Regering zal tegen eind 2014 nieuwe
bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau opstellen, dit is een jaar vroeger dan de
afgesproken datum in de beheersovereenkomst. Op deze manier zal de nieuwe
regering bij het voorbereiden van haar beleid voor de komende legislatuur
gebruik
kunnen
maken
van
actuele
gemeentelijke
(beleidsnota‟s)
bevolkingsprojecties. Dit is nuttige informatie voor meerdere beleidsdomeinen die
hun programmatie tot op het lokale niveau bepalen.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte
studies
6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het
overheidsbeleid
6.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 46-47
VRIND
Het VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) gaat aan de hand van
gevalideerde indicatoren (door beleidsraden) na in welke mate de
beleidsmaatregelen die in het Vlaamse regeerakkoord en in de onderscheiden
beleidsnota‟s werden aangekondigd, deze de legislatuur al tot meetbare effecten
hebben geleid. In 2013 wordt voor het eerst ook een set van indicatoren opgenomen
die de resultaten van het gezinsbeleid in beeld brengen. In de algemene context
wordt aandacht geschonken aan het duurzaam karakter van onze welvaart, aan
aspecten van gelijke kansen en de leefsituatie van de bevolking.
Horizontale en transversale beleidsmonitoren
De effecten van het Pact 2020 worden in 2013 geactualiseerd op basis van een
uitgebreide set van indicatoren die door de stakeholders werden afgesproken. Ook
de Europese strategie voor 2020 wordt opgevolgd aan de hand van een
afgesproken set van indicatoren. In 2013 maakt de Studiedienst van de Vlaamse
Regering tevens een sociaaleconomische analyse over Vlaanderen in functie van het
gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) 2014-2020 voor de verschillende
Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI). Voor het onderbouwen van de
20
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
territoriale invalshoek van de Europese fondsen via Geïntegreerde Territoriale
Investeringen
(GTI)
worden
verschillende
scenario‟s
uitgewerkt.
In 2013 worden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische
monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de lokale integratiemonitor
(najaar), de armoedemonitor (voorjaar), de conjunctuurbarometer (maandelijkse
update), de ICT-monitor voor bedrijven (najaar). De indicatoren met betrekking tot
duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in VRIND. Daarnaast worden
monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij
passen de rapporten over Limburg (SALK²) en de Vlaamse Rand. In 2013 worden
stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie van de
maatschappelijke
effecten
die
de
centrumsteden
willen
bereiken.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.2 Openbare statistiek Pagina 47
Strategische doelstelling 2: De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het
gebied van openbare statistiek maximaal benutten en zal de statistiekproductie
efficiënt
organiseren.
Waar
dit
een
meerwaarde
betekent,
zullen
samenwerkingsinitiatieven met internationale, federale en lokale statistiek
producerende
(en
ontsluitende)
instanties
worden
afgesloten.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.2 Openbare statistiek
6.2.1 Optimaal gebruik van bestaande databanken bevorderen en primaire
dataverzameling organiseren
6.2.1.1 Realisaties 2013 Pagina 47
Tevredenheid over Vlaamse administratie (tweede meting)
In het kader van het Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid is aangekondigd
om tijdens deze legislatuur twee metingen te organiseren over de tevredenheid van
de burgers over de Vlaamse administratie
.
6.2.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 49
Naar jaarlijkse traditie zal in het voorjaar 2014 een face to face enquête worden
georganiseerd over waarden, houdingen en gedragingen van Vlamingen.
In 2014 is geen ISSP-enquête voorzien (tweejaarlijks).
Zoals aangekondigd in het Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid, zal in het
najaar 2014 een tweede meting plaats vinden over de tevredenheid van de lokale
besturen over de werking van de Vlaamse administratie. De bedoeling is om al
eerste resultaten te observeren van de vernieuwde aanpak van het lokale beleid
(BBC-cyclus) dat samen met de nieuwe legislatuur van de gemeenten van start ging.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.2 Openbare statistiek
6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau
bundelen in het kader van horizontale projecten
6.2.3.1 Realisaties 2013 Pagina50-51
Het
Documentatie-
en
Informatiecentrum
van
de
Vlaamse
Rand,
een
21
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
samenwerkingsinitiatief tussen de Stafdienst van de Vlaamse Regering, vzw De
Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant en de Studiedienst van de Vlaamse
Regering, biedt ondersteuning voor het horizontale beleid rond de Vlaamse Rand
(zie beleidsnota Vlaamse Rand). In het voorjaar 2013 is het Cijferboek met
indicatoren die het socio-economisch profiel en de financiële toestand van de 19
randgemeenten in beeld brengen, geactualiseerd.
Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur(ABB), de
Studiedienst van de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse Steden en
Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd in 2011
hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) uit
Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loket voor lokale statistieken. Dit loket
ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er
bestaan uitwisselingsprogramma‟s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over
financiële gegevens van gemeenten en OCMW‟s, met Kind en Gezin over
kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder.
Daarnaast is een samenwerkingsakkoord vernieuwd tussen Agentschap
Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering met het oog
op de actualisatie van de stadsmonitor in 2014 en de jaarlijkse update van de lokale
inburgeringsmonitor, de ondersteuning van de steden bij het opstellen van
stedenfondsrapporten en andere aspecten van het stedenbeleid.
Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische
monitoren (lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand,
RESOC, politiezones e.a.).
De gemeentelijke profielschetsen zijn in het voorjaar 2013 geactualiseerd. In deze
nieuwe editie wordt bijkomende informatie op gemeentelijk niveau verzameld over
het aantal kinderen en ouderen, de instroom van meerderjarige nieuwkomers en het
aantal inburgeraars dat een inburgeringsattest heeft behaald, het aantal soorten
gemeentelijke belastingen en retributies, de oprichtings-, uittredings- en nettogroeiratio van ondernemingen, de nieuwe onderwijs kansarmoede indicator (naast
deze van Kind en Gezin), het aantal jonge leefloners, …
Eind 2013 wordt de GPS+ gelanceerd die tot doel heeft de gemeenten te
ondersteunen bij hun beleidsvoorbereiding (BBC-cyclus) en hun prioriteiten te
onderbouwen. De indicatoren worden afgestemd met de stuurgroep om zo maximaal
af te stemmen op de informatiebehoeften van de gemeenten.
De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website
www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor
open data (http://data.gov.be/).
(…)
De studiedienst ondersteunt door middel van studies en monitorrapporten het
Vlaamse beleid inzake Gelijke kansen, integratie van migranten, inburgering,
woonwagenbewoners, kinderrechten, armoede en andere transversale thema’s.
6.2.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 52
In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor, wordt in het voorjaar
2014 een nieuwe postenquête in de centrumsteden gepland. De indicatoren worden
in het najaar 2014 geactualiseerd en becommentarieerd. Dit moet begin 2015 leiden
tot een nieuwe editie van de Stadsmonitor.
22
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De samenwerking met het Informatiecentrum van de Vlaamse Rand wordt
voortgezet.
In 2014 zal een grondige actualisatie gebeuren van alle tabellen van de TSA
toerisme.
In functie van de haalbaarheidsstudie over de redesign van de website lokale
statistieken (voorzien in 2013), zal in 2014 de migratie van de huidige site
gebeuren. De samenwerking met andere diensten van de Vlaamse overheid zal nog
worden uitgebreid met het oog op de ontsluiting van hun data tot op het
gemeentelijke niveau.
7. Overheidscommunicatie
7.1. De Vlaamse overheid biedt geïntegreerde informatie aan
7.1.2 De producten- en dienstencatalogus wordt verder opengesteld naar lokale
besturen
7.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 55
De ‘productencatalogus’, een databank die informatie aanbiedt over alle
bestuursniveaus heen, werd vanaf mei 2013 opengesteld voor lokale besturen. Mijn
diensten blijven verantwoordelijk voor de redactie en het onderhoud van de Vlaamse
producten in deze databank.
In het najaar van 2013 organiseert de Vlaamse Infolijn een opleiding voor de
redacteurs van steden, gemeenten en provincies om aan de lokale producten te
werken.
7.1.2.2 Beleidsopties en –initiatieven 2014 Pagina 55
Ook in 2014 zullen mijn diensten samen met CORVE van Bestuurszaken dit project
verder uitbouwen. Zo zal er een redactieraad worden opgericht waarin ook
afgevaardigden
uit
steden,
gemeenten
en
provincies
zetelen.
7. Overheidscommunicatie
7.3 De Vlaamse overheid houdt de drempel laag
7.3.1 De kanalen van de Vlaamse Infolijn worden nog toegankelijker
7.3.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 57
(…)
Het project om informatie van Vlaanderen.be te kunnen hergebruiken op andere
websites via widgets, werd in 2013 reeds gestart en zal in 2014 gelanceerd kunnen
worden. Daarmee kunnen andere websites (onder andere van gemeenten maar ook
van andere geïnteresseerden) informatieblokken van Vlaanderen.be op hun site
publiceren.
De
inhoud
wordt
automatisch
mee
geactualiseerd.
7. Overheidscommunicatie
7.4 Werk maken van de uitstraling van Vlaanderen en de Vlaamse overheid
7.4.1 Het merkverhaal krijgt vorm
7.4.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina58
In 2014 zetten we verder in op negen actiepunten. Per actiepunt werken mijn
diensten samen met de relevante actoren, om te komen tot een gedragen merkbeleid
23
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
dat eenheid in flexibiliteit uitstraalt, uitgaand van de eigen troeven.
(…)
9. samenwerken met Brussel en de Vlaamse steden rond co-branding in het
buitenland. De samenwerking opvoeren met de Brusselse actoren om de
Nederlandstalige dienstverlening in Brussel bekender en beminder te maken, zowel
in Brussel als in Vlaanderen.
Aandachtspunten Stedenbeleid
Managementsamenvatting
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 7
De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en
monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de
gevolgen van externe ontwikkelingen op langere en kortere termijn in samenhang in
te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd onderzoek over
migratiestromen en combinatie gezin en arbeid, de macro-economische
vooruitzichten alsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via
VRIND, de Pact 2020-indicatoren. De jaarlijkse SCV-survey, de driejaarlijkse enquête
van de Stadsmonitor en de tweede meting over de tevredenheid van lokale besturen
over de Vlaamse administratie bieden primaire basisgegevens.
De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek
maximaal benutten. In 2014 zal in samenwerking met de andere gewesten en de
federale overheid een eerste statistisch meerjarenprogramma worden opgesteld.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte
studies
6.1.1 Geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek uitvoeren ter ondersteuning
van strategische beleidskeuzen
6.1.1.1 Realisaties 2013 Pagina 43
Volgende studies werden aangekondigd en worden gerealiseerd in 2013:
Steden binnenstebuiten!
Deze SVR-studie 2013/1 vult het indicatorenboek over de leefbaarheid en
duurzaamheid in de 13 centrumsteden (De Stadsmonitor) aan met diepgaander
analyses over de bevolkingssamenstelling, gedragingen en houdingen van de
stedelingen tegenover aspecten van de leefbaarheid van hun stad. Dit onderzoek is
tevens relevant in het kader van de ViA doorbraak over „Groen en Dynamisch
Stedengewest‟.
In het boek komen volgende aspecten aan bod: herkomst en samenstelling bevolking
alsook migratiebewegingen van jongvolwassenen van en naar de steden, de
aanwezigheid van de quartaire sector in de 13 steden, buurtintegratie en sociale
samenhang, het effect van verstedelijking op prevalentie van personen met een
handicap, het vertrouwen in de lokale overheid en tevredenheid over de
dienstverlening, de woonsituatie en verhuisplannen, de mobiliteit in de steden
volgens het STOP-principe, .... De internationale concepten van de kindvriendelijke
stad en van de ecologische stad worden gescreend op hun toepasbaarheid op
Vlaamse steden. De constructie van een leefsituatie-index, reeds ontwikkeld in een
24
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
vorige editie, is verder uitgebouwd om de leefomstandigheden van diverse groepen
binnen de steden nog beter in beeld te brengen en onderling te vergelijken.
Deze studie verloopt in samenwerking tussen de Studiedienst van de Vlaamse
Regering en de cel Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De
resultaten van de studie zijn voorgesteld tijdens een studiedag die plaats vond in
Sint-Niklaas (26 maart 2013).
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte
studies
6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het
overheidsbeleid
6.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 46-47
VRIND
Het VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) gaat aan de hand van
gevalideerde indicatoren (door beleidsraden) na in welke mate de
beleidsmaatregelen die in het Vlaamse regeerakkoord en in de onderscheiden
beleidsnota‟s werden aangekondigd, deze de legislatuur al tot meetbare effecten
hebben geleid. In 2013 wordt voor het eerst ook een set van indicatoren opgenomen
die de resultaten van het gezinsbeleid in beeld brengen. In de algemene context
wordt aandacht geschonken aan het duurzaam karakter van onze welvaart, aan
aspecten van gelijke kansen en de leefsituatie van de bevolking.
Horizontale en transversale beleidsmonitoren
De effecten van het Pact 2020 worden in 2013 geactualiseerd op basis van een
uitgebreide set van indicatoren die door de stakeholders werden afgesproken. Ook
de Europese strategie voor 2020 wordt opgevolgd aan de hand van een
afgesproken set van indicatoren. In 2013 maakt de Studiedienst van de Vlaamse
Regering tevens een sociaaleconomische analyse over Vlaanderen in functie van het
gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) 2014-2020 voor de verschillende
Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI). Voor het onderbouwen van de
territoriale invalshoek van de Europese fondsen via Geïntegreerde Territoriale
uitgewerkt.
Investeringen
(GTI)
worden
verschillende
scenario‟s
In 2013 worden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische
monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de lokale integratiemonitor
(najaar), de armoedemonitor (voorjaar), de conjunctuurbarometer (maandelijkse
update), de ICT-monitor voor bedrijven (najaar). De indicatoren met betrekking tot
duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in VRIND. Daarnaast worden
monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij
passen de rapporten over Limburg (SALK²) en de Vlaamse Rand. In 2013 worden
stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie van de
maatschappelijke
effecten
die
de
centrumsteden
willen
bereiken.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.2 Openbare statistiek
6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau
bundelen in het kader van horizontale projecten
25
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
6.2.3.1 Realisaties 2013 Pagina 50-51
Het Documentatie- en Informatiecentrum van de Vlaamse Rand, een
samenwerkingsinitiatief tussen de Stafdienst van de Vlaamse Regering, vzw De
Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant en de Studiedienst van de
Vlaamse Regering, biedt ondersteuning voor het horizontale beleid rond de
Vlaamse Rand (zie beleidsnota Vlaamse Rand). In het voorjaar 2013 is het
Cijferboek met indicatoren die het socio-economisch profiel en de financiële toestand
van de 19 randgemeenten in beeld brengen, geactualiseerd.
Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur(ABB), de
Studiedienst van de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse Steden en
Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd in 2011
hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) uit
Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loket voor lokale statistieken. Dit loket
ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er
bestaan uitwisselingsprogramma’s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over
financiële gegevens van gemeenten en OCMW’s, met Kind en Gezin over
kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder.
Daarnaast is een samenwerkingsakkoord vernieuwd tussen Agentschap
Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering met het oog
op de actualisatie van de stadsmonitor in 2014 en de jaarlijkse update van de lokale
inburgeringsmonitor, de ondersteuning van de steden bij het opstellen van
stedenfondsrapporten en andere aspecten van het stedenbeleid.
Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische
monitoren (lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand,
RESOC, politiezones e.a.).
De gemeentelijke profielschetsen zijn in het voorjaar 2013 geactualiseerd. In deze
nieuwe editie wordt bijkomende informatie op gemeentelijk niveau verzameld over
het aantal kinderen en ouderen, de instroom van meerderjarige nieuwkomers en het
aantal inburgeraars dat een inburgeringsattest heeft behaald, het aantal soorten
gemeentelijke belastingen en retributies, de oprichtings-, uittredings- en nettogroeiratio van ondernemingen, de nieuwe onderwijs kansarmoede indicator (naast
deze van Kind en Gezin), het aantal jonge leefloners, …
Eind 2013 wordt de GPS+ gelanceerd die tot doel heeft de gemeenten te
ondersteunen bij hun beleidsvoorbereiding (BBC-cyclus) en hun prioriteiten te
onderbouwen. De indicatoren worden afgestemd met de stuurgroep om zo maximaal
af te stemmen op de informatiebehoeften van de gemeenten.
De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website
www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor
open data (http://data.gov.be/).
(…)
De studiedienst ondersteunt door middel van studies en monitorrapporten het
Vlaamse beleid inzake Gelijke kansen, integratie van migranten, inburgering,
woonwagenbewoners, kinderrechten, armoede en andere transversale thema’s.
6.2.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 52
26
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor, wordt in het voorjaar
2014 een nieuwe postenquête in de centrumsteden gepland. De indicatoren worden
in het najaar 2014 geactualiseerd en becommentarieerd. Dit moet begin 2015 leiden
tot een nieuwe editie van de Stadsmonitor.
De samenwerking met het Informatiecentrum van de Vlaamse Rand wordt
voortgezet.
In 2014 zal een grondige actualisatie gebeuren van alle tabellen van de TSA
toerisme.
In functie van de haalbaarheidsstudie over de redesign van de website lokale
statistieken (voorzien in 2013), zal in 2014 de migratie van de huidige site
gebeuren. De samenwerking met andere diensten van de Vlaamse overheid zal nog
worden uitgebreid met het oog op de ontsluiting van hun data tot op het
gemeentelijke niveau.
27
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte
studies
6.1.1.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 45
In 2014 worden twee
onderzoeksprogramma:
nieuwe
SVR-studies
aangekondigd
voor
het
Migraties
In deze SVR-studie worden vier onderdelen behandeld. De analyses in deel 1 zullen
betrekking hebben op de instroom (het aantal immigranten), de verschillen naar
land(en) van herkomst, het relatieve „gewicht‟ van de aanwezigheid van „migranten‟
in het „nieuwe thuisland‟ (zijnde het percentage van de migrantenbevolking t.o.v. de
totale bevolking). Aandachtspunten hierbij zijn de recente evolutie, de verschillen
tussen de EU15-lidstaten, de aanwezigheid van vrouwen en leeftijdsverdeling van de
migranten.
Deel 2 beschrijft de evolutie van de aantallen met aandacht voor componenten van
buitenlandse in- en uitwijkingen (in – en uitwijking , ambtshalve schrapping,
herinschrijving, verandering van register) in België en het Vlaamse Gewest; de
buitenlandse inwijking met opdeling naar leeftijd, geslacht, belangrijkste vreemde
nationaliteiten (EU15/EU12/derdelanders/voornaamste nationaliteiten), de redenen
van migratie naar België en zijn gewesten. In dit deel 2 wordt eveneens een
hoofdstuk gewijd aan intergewestelijke migratiestromen binnen België met aandacht
voor de specifieke situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tevens worden
de migratiestromen binnen Vlaanderen geanalyseerd naar geografische
concentratie, profielen van migranten.
Na de beschrijving van de „flow‟ (verhuisbewegingen) volgt in deel 3 een beschrijving
van de „stock‟ als gevolg van deze bewegingen. In dit deel zal op basis van analyse
van brongegevens van het Rijksregister informatie gegeven worden over de
aanwezige personen van vreemde herkomst: hun geografische herkomst, socioeconomisch profiel, geografische concentratie binnen Vlaanderen, de verblijfsduur,
de migrantengeneratie en de recente migranten.
De capita selecta zullen gaan over de gevolgen van de internationale migratie op de
arbeidsmarkt, het onderwijs en onderzoek, de inburgering, ... Dit deel gebeurt in
overleg met de steunpunten en beleidsdomeinen die databestanden leveren,
analyses uitvoeren, onderzoeksvragen formuleren, teksten reviewen, …
Deze studie zal tevens relevante informatie geven voor een grondige herziening van
de hypothesen van de bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau.
(…)
Gemeentelijke bevolkingsprojecties Pagina 46
De laatste bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau dateren van 2011. Het
datamodel werd gevoed met data die betrekking hadden op de stand van de
bevolking op 1/1/2008 en de loop van de bevolking 2007. De projecties reiken van 1
januari 2009 tot 1 januari 2030.
Nieuwe projecties vereisen actuele datasets over de verschillende componenten
zijnde inwoners, geboorten, overlijdens, migraties, huishoudens, burgerlijke staat. We
wachten op nieuwe observaties over de stand van de bevolking op 1/1/2013 en de
28
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
loop van de bevolking 2012. ADSEI heeft enige vertraging opgelopen bij de
ontsluiting van deze datareeksen. Voor de geboorten dateert de meest recente
observatie van 2009.
De gemeentelijke projecties vergen grondig voorbereidend onderzoekwerk. Eerst
moeten conjunctuuranalyses inzicht geven in de veranderingen doorheen de tijd en
in de geografische verschillen (tot op gemeentelijk niveau). Vervolgens moeten de
voorheen toegepaste methodieken worden geëvalueerd en zo nodig verfijnd. In de
eigenlijke projectie-fase wordt het model gevoed met data en hypothesen. Na
proefdraaien, controle van de resultaten en analyse volgt de rapportering. over de
resultaten.
Pas na de realisatie van nieuwe bevolkingsprojecties, kunnen huishoudensprojecties
(aantal, huishoudgrootte) worden berekend.
De Studiedienst van de Vlaamse Regering zal tegen eind 2014 nieuwe
bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau opstellen, dit is een jaar vroeger dan de
afgesproken datum in de beheersovereenkomst. Op deze manier zal de nieuwe
regering bij het voorbereiden van haar beleid voor de komende legislatuur
(beleidsnota‟s)
gebruik
kunnen
maken
van
actuele
gemeentelijke
bevolkingsprojecties. Dit is nuttige informatie voor meerdere beleidsdomeinen die
hun programmatie tot op het lokale niveau bepalen.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.1 betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en beleidsgerichte
studies
6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het
overheidsbeleid
6.1.2.1 Realisaties 2013 Pagina 46-47
VRIND
Het VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) gaat aan de hand van
gevalideerde indicatoren (door beleidsraden) na in welke mate de
beleidsmaatregelen die in het Vlaamse regeerakkoord en in de onderscheiden
beleidsnota‟s werden aangekondigd, deze de legislatuur al tot meetbare effecten
hebben geleid. In 2013 wordt voor het eerst ook een set van indicatoren opgenomen
die de resultaten van het gezinsbeleid in beeld brengen. In de algemene context
wordt aandacht geschonken aan het duurzaam karakter van onze welvaart, aan
aspecten van gelijke kansen en de leefsituatie van de bevolking.
Horizontale en transversale beleidsmonitoren
De effecten van het Pact 2020 worden in 2013 geactualiseerd op basis van een
uitgebreide set van indicatoren die door de stakeholders werden afgesproken. Ook
de Europese strategie voor 2020 wordt opgevolgd aan de hand van een
afgesproken set van indicatoren. In 2013 maakt de Studiedienst van de Vlaamse
Regering tevens een sociaaleconomische analyse over Vlaanderen in functie van het
gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) 2014-2020 voor de verschillende
Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI). Voor het onderbouwen van de
territoriale invalshoek van de Europese fondsen via Geïntegreerde Territoriale
Investeringen
(GTI)
worden
verschillende
scenario‟s
uitgewerkt.
In 2013 worden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische
monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de lokale integratiemonitor
(najaar), de armoedemonitor (voorjaar), de conjunctuurbarometer (maandelijkse
29
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
update), de ICT-monitor voor bedrijven (najaar). De indicatoren met betrekking tot
duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in VRIND. Daarnaast worden
monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij
passen de rapporten over Limburg (SALK²) en de Vlaamse Rand. In 2013 worden
stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie van de
maatschappelijke effecten die de centrumsteden willen bereiken.
6. Geïnformeerd beleid in beslissende tijden
6.2 Openbare statistiek
6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau
bundelen in het kader van horizontale projecten
6.2.3.1 Realisaties 2013 Pagina 50-51
Het Documentatie- en Informatiecentrum van de Vlaamse Rand, een
samenwerkingsinitiatief tussen de Stafdienst van de Vlaamse Regering, vzw De
Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant en de Studiedienst van de
Vlaamse Regering, biedt ondersteuning voor het horizontale beleid rond de
Vlaamse Rand (zie beleidsnota Vlaamse Rand). In het voorjaar 2013 is het
Cijferboek met indicatoren die het socio-economisch profiel en de financiële toestand
van de 19 randgemeenten in beeld brengen, geactualiseerd.
Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur
(ABB), de Studiedienst van de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse
Steden en Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd
in 2011 hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)
uit Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loket voor lokale statistieken. Dit loket
ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er
bestaan uitwisselingsprogramma‟s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over
financiële gegevens van gemeenten en OCMW‟s, met Kind en Gezin over
kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder.
Daarnaast is een samenwerkingsakkoord vernieuwd tussen Agentschap
Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering met het oog
op de actualisatie van de stadsmonitor in 2014 en de jaarlijkse update van de lokale
inburgeringsmonitor, de ondersteuning van de steden bij het opstellen van
stedenfondsrapporten en andere aspecten van het stedenbeleid.
Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische
monitoren (lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand,
RESOC, politiezones e.a.).
De gemeentelijke profielschetsen zijn in het voorjaar 2013 geactualiseerd. In deze
nieuwe editie wordt bijkomende informatie op gemeentelijk niveau verzameld over
het aantal kinderen en ouderen, de instroom van meerderjarige nieuwkomers en het
aantal inburgeraars dat een inburgeringsattest heeft behaald, het aantal soorten
gemeentelijke belastingen en retributies, de oprichtings-, uittredings- en nettogroeiratio van ondernemingen, de nieuwe onderwijs kansarmoede indicator (naast
deze van Kind en Gezin), het aantal jonge leefloners, …
Eind 2013 wordt de GPS+ gelanceerd die tot doel heeft de gemeenten te
ondersteunen bij hun beleidsvoorbereiding (BBC-cyclus) en hun prioriteiten te
30
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
onderbouwen. De indicatoren worden afgestemd met de stuurgroep om zo maximaal
af te stemmen op de informatiebehoeften van de gemeenten.
De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website
www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor
open data (http://data.gov.be/).
(…)
De studiedienst ondersteunt door middel van studies en monitorrapporten het
Vlaamse beleid inzake Gelijke kansen, integratie van migranten, inburgering,
woonwagenbewoners, kinderrechten, armoede en andere transversale thema’s.
6.2.3.2 Beleidsopties en -initiatieven 2014 Pagina 52
In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor, wordt in het voorjaar
2014 een nieuwe postenquête in de centrumsteden gepland. De indicatoren worden
in het najaar 2014 geactualiseerd en becommentarieerd. Dit moet begin 2015 leiden
tot een nieuwe editie van de Stadsmonitor.
De samenwerking met het Informatiecentrum van de Vlaamse Rand wordt
voortgezet.
In 2014 zal een grondige actualisatie gebeuren van alle tabellen van de TSA
toerisme.
In functie van de haalbaarheidsstudie over de redesign van de website lokale
statistieken (voorzien in 2013), zal in 2014 de migratie van de huidige site
gebeuren. De samenwerking met andere diensten van de Vlaamse overheid zal nog
worden uitgebreid met het oog op de ontsluiting van hun data tot op het
gemeentelijke niveau.
31
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief VLAAMSE RAND
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
2.1.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand
bevestigen en/of verstevigen Pagina 4
Om de taalsituatie in de Vlaamse Rand correct te kunnen inschatten werd in 2012,
samen met de provincie Vlaams-Brabant, een overheidsopdracht uitgeschreven voor
een wetenschappelijk onderzoeksproject naar taalgebruik, -verschuivingen en identiteit in de betrokken gemeenten. BRIO, een van de partners binnen het
documentatiecentrum Vlaamse Rand, bekwam samen met het peilingbureau GfK
Significant de gunning voor deze opdracht. De bevraging van 2.500 respondenten
wordt in het najaar van 2013 afgerond, waarna de verwerking van de resultaten kan
starten.
Begin 2013 werd de „Leidraad voor een goed Vlaams Beleid‟ bezorgd aan alle
nieuwe mandatarissen, gemeenteraads- en provincieraadsleden, OCMW-raadsleden
en aan integratieambtenaren in de Vlaamse Rand. Deze publicatie komt tegemoet
aan de vraag naar ondersteuning op vlak van o.m. juridische omkadering, wonen,
taalbeleid, integratie en concrete projecten. De verspreiding van deze leidraad
gebeurde dan ook bewust na de verkiezingen bij de start van de nieuwe mandaten.
De oplevering van de eerste „Rand-taalbarometer‟ is voorzien begin 2014. Dit
wetenschappelijk onderzoek moet ons een beter inzicht verschaffen in de
verschillende aspecten van het taalgebruik in het dagelijkse leven in de Vlaamse
Rand.
2.2.3. OD – Taalpromotie Pagina 12
Met het nieuwe integratiedecreet worden de bevoegdheden voor taalpromotie (en
taalbeleid) hertekend. De op te richten overkoepelende EVA zal (ook) taalpromotie
en taalbeleid coördineren voor heel Vlaanderen, met dien verstande dat „de Rand‟
zijn opdrachten behoudt voor de Vlaamse Rand. In de loop van 2014 zullen de
opdrachten taalpromotie en taalbeleid duidelijk toegewezen moeten worden,
gekoppeld aan heldere afspraken over doelgroepen, aanpak en doelstellingen
2.2.5. Gordelfestival Pagina 15
In 2014 zal de tweede editie van het Gordelfestival plaatsvinden. Vzw „de Rand‟ zal
het concept van het nieuwe evenement verder helder en duidelijk uitwerken en in de
praktijk brengen. De ingrediënten sport en beweging, cultuur, toerisme en Vlaams
karakter zullen sterker met elkaar verweven worden en zichtbaar gemaakt worden in
het evenement, dat ruimer en beter zal gecommuniceerd worden.
Het Gordelfestival als ‟nieuw evenement‟ moet zijn plek verwerven en waarmaken.
Vergelijkingen met de Gordel van vroeger zijn daarbij irrelevant.
Vzw „de Rand‟ dient budgettair in staat te worden gesteld deze nieuwe opdracht
volwaardig op te nemen, zonder dat haar andere opdrachten in gevaar komen.
32
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
2.2.6. OD – de „Zes‟ en het Vlaams beleid Pagina 15
Begin 2013 werd voor de nieuwe leden een infosessie georganiseerd om hen
wegwijs te maken in de specifieke regelgeving met betrekking tot de
faciliteitengemeenten. Er waren uiteenzettingen door de dienst Taalwetwijzer en het
Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
3.3. Binnenlands Bestuur en Taalwetgeving Pagina 18-19
Op 7 september 2012 heeft de gouverneur van Vlaams-Brabant op mijn verzoek, met
toepassing van artikel 4 van het kiesdecreet van 8 juli 2011, gezorgd voor een
correcte verzending van de oproepingsbrieven voor de kiezers in de zes Vlaamse
randgemeenten. Deze maatregel had tot doel de verkiezingen in alle sereniteit te
laten verlopen en eventuele problemen met het geldig verzenden van de
oproepingsbrieven te voorkomen.
Niettegenstaande deze maatregel werden in een aantal randgemeenten nadien toch
nog oproepingsbrieven verzonden, in strijd met de taalwetgeving. Om een gedegen
inzicht te bekomen in de wijze waarop in de verschillende randgemeenten
oproepingsbrieven aan de kiezers werden bezorgd, heb ik de gouverneur gevraagd
daarover kort na de verkiezingen een onderzoek in te stellen en mij er een omstandig
verslag over te bezorgen. Uit dit verslag blijkt dat de gemeenten Wemmel en
Drogenbos zelf geen oproepingsbrieven meer hebben verstuurd, maar dat in
Kraainem, Linkebeek en Sint-Genesius-Rode oproepingsbrieven werden verzonden
volgens taalaanhorigheid. In Wezembeek-Oppem heeft elke inwoner een
Nederlandstalige en een Franstalige oproepingsbrief ontvangen.
Op mijn vraag heeft de gouverneur op 20 december 2012 aan de Procureur des
Konings gemeld dat in de gemeenten Kraainem, Linkebeek en Sint-Genesius-Rode
de oproepingsbrieven volgens taalaanhorigheid werden verzonden en dat men niet
anders kan besluiten dan dat hiervoor een taalcode werd gebruikt. In het kader van
artikel 29 van het wetboek van strafvordering werd de Procureur des Konings hiervan
op de hoogte gebracht omdat er mogelijk sprake is van schending van de privacy
van inwoners van de gemeenten waar de oproepingsbrieven volgens
taalaanhorigheid werden verzonden en van schending van beroepsgeheim.
Uit het verslag van de gouverneur bleek eveneens dat in de gemeenten Kraainem en
Wezembeek-Oppem de waarnemende burgemeesters persoonlijk betrokken waren
bij het verzenden van de oproepingsbrieven. Naar aanleiding van deze bevindingen
heb ik op 27 december 2012 de gouverneur de opdracht gegeven een tuchtdossier
samen te stellen en een tuchtverslag op te stellen met eventueel een voorstel van
tuchtsanctie tegen de heer Arnold d‟Oreye de Lantremange en tegen de heer
François Van Hoobrouckd‟Aspre. Dit tuchtonderzoek resulteerde op 25 februari 2013
voor beide heren in het opleggen van een tuchtstraf van schorsing als schepen voor
de duur van 3 maanden.
4.3. Huisvesting – Vlabinvest Pagina 28
Een arrest van het Europees Hof van Justitie van 8 mei 2013 over de bepalingen
inzake Wonen in Eigen Streek in het decreet grond- en pandenbeleid bevatte
duidelijke kritiek op deze regelgeving. Toch is het Hof van Justitie niet overgegaan tot
vernietiging van de regelgeving. Het komt nu toe aan het Grondwettelijk Hof om te
33
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
oordelen welke delen finaal als strijdig met het Europees Recht worden beschouwd
en dus vernietigd worden. In afwachting van die rechtszekerheid worden de regels
van Wonen in eigen streek ongewijzigd toegepast .
De toekomstige werking van Wonen in eigen streek hangt dus samen met het
oordeel dat het Grondwettelijk Hof nog moet vellen. Eenmaal dat er is, kunnen op
basis daarvan de nodige wijzigingen aangebracht worden aan de regelgeving.
4.6. Cultuur, Jeugd, Sport en het Verenigingsleven Pagina 30
Een groot deel van de lokale aanwezigheid inzake jeugd, cultuur en sport in de zes
faciliteitengemeenten wordt behartigd door vzw „de Rand‟. Het wijzigingsdecreet van
vzw „de Rand‟ van 12 juli 2013 stelt „de Rand‟ in staat om vanaf 2014, als
faciliteitengemeenten niet intekenen op de decreten lokaal jeugdbeleid of lokaal
sportbeleid, voor de komende zes jaar zelf ter zake beleidsplannen in te dienen voor
de betrokken gemeenten. Vzw „de Rand‟ zal zich met het oog hierop organiseren in
nauwe samenspraak met het betrokken werkveld (jeugdverenigingen, sportclubs),
verenigd in representatieve overleg- en adviesorganen.
Ook voor het verder zetten van de steun aan de privaatrechtelijke bibliotheken die
het decreet lokaal cultuurbeleid nu nog uitkeert voor Kraainem en Drogenbos (waar
geen decretaal erkende gemeentelijke openbare bibliotheek aanwezig is), biedt het
decreet van 12 juli 2013 een oplossing. Vanaf 2014 zullen deze bibliotheken dus ook
via vzw „de Rand‟ verder ondersteund worden. De afspraken die over deze nieuwe
opdrachten voor vzw „de Rand‟ moeten gemaakt worden , zullen vastgelegd worden
in samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken sectorale ministers, bevoegd
voor cultuur, jeugd, en sport.
Aandachtspunten Stedenbeleid
4. Andere beleidsdomeinen Pagina 20
De Vlaamse Rand staat op tal van beleidsdomeinen voor grote uitdagingen. De
cijfers van onder meer Kind en Gezin over de thuistaal moeder-kind, van het
departement onderwijs over het aantal anderstalige leerlingen en van het aantal
Nederlandsonkundige werkzoekenden spreken voor zich. Ook de grootstedelijke
problematiek inzake jongeren en welzijn waar een aantal gemeenten mee kampen
werd recent nog naar voor geschoven. De problemen zijn gekend, net als de cijfers
en de uitdagingen.
Anderzijds is er de vaststelling, op basis van een studie van Vives na de gemeenteen provincieraadsverkiezingen, dat dit zich niet noodzakelijk vertaalt in een toename
van het aantal stemmen op anderstalige lijsten. Voor alle 19 gemeenten van de
Vlaamse Rand samen is er een lichte stijging voor de Nederlandstalige lijsten. Dit
kan erop wijzen dat nieuwkomers de bereidheid hebben om zich te integreren.
We mogen ons hierop echter niet blind staren en moeten blijvend werk maken van
een geïntegreerd beleid om het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse Rand te
vrijwaren en een voor iedereen leefbare omgeving te creëren. Verschillende
beleidsdomeinen verlenen hier reeds prioriteit aan. Samen met de hele Vlaamse
Regering zal ik hier blijvend op inzetten.
34
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid.
2.1.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand
bevestigen en/of verstevigen Pagina 4
De oplevering van de eerste „Rand-taalbarometer‟ is voorzien begin 2014. Dit
wetenschappelijk onderzoek moet ons een beter inzicht verschaffen in de
verschillende aspecten van het taalgebruik in het dagelijkse leven in de Vlaamse
Rand.
2.1.2. OD – Subsidies voor initiatieven die het Vlaams karakter bevestigen en/of
verstevigen Pagina 5
Tevens ken ik een subsidie toe voor een studie naar de haalbaarheid/wenselijkheid
van bijkomende culturele infrastructuur in de Zuidrand. Hiermee wil ik mijn
engagement uit de beleidsnota nakomen. De studie wordt opgeleverd in 2014 en
houdt rekening met de bovengemeentelijke rol en uitstraling, zal verschillende
inplantingsvoorstellen formuleren en moet een antwoord bieden op het type culturele
infrastructuur. Bij het in kaart brengen van de meerwaarde zal ook gekeken worden
naar de mogelijke impact op een snellere integratie van nieuwkomers in de Vlaamse
Rand.
2.2.2. OD – De gemeenschapscentra Pagina 11
Inpassen van zoveel mogelijk taalpromotie-projecten in de werking van de centra (bv.
Café Combinne, taalstages, taalateliers, podiumproducties, bijzondere evenementen
voor expats, Bijt in je vrije tijd-project,…) alsook het toevoegen van een
taalpromotiedimensie aan bestaande projecten (bv. Ezelsoor, kinderhoogdag,…).
2.2.4. OD – Sensibiliseren van internationalen Pagina 14
Ook in 2014 wordt verder op een kostenefficiënte manier ingezet op de doelstelling
om expats te bereiken met het Vlaamse aanbod in de Vlaamse Rand. Dit zal vooral
gebeuren via het toeleiden naar bestaande evenementen, eerder dan een eigen
aanbod voor hen op te zetten. In expatmedia wordt ook gericht geadverteerd.
Met de nieuwe EVA Integratie en Inburgering en met het departement Internationaal
Vlaanderen wordt verder nagegaan of bestaande netwerken inzake inburgering
dienstig kunnen zijn voor specifieke informatietrajecten naar expats.
35
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief GELIJKE KANSEN
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid Pagina 5
De
OCM
integreert
een
gelijkekansenperspectief
in
alle
Vlaamse
bevoegdheidsdomeinen. De leden van de Vlaamse Regering, begeleid door de
ambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar
concrete acties aan. De vier grote OCM-thema’s zijn gender, seksuele identiteit,
fysieke toegankelijkheid en – meest recent – handicap.
In 2013 werden de Actieplannen 2011-2012 voor de thema’s gender, seksuele
identiteit en fysieke toegankelijkheid afgerond en ontving de Vlaamse Regering het
verslag met de resultaten. In één beweging werden ook nieuwe plannen opgemaakt,
deze keer met als looptijd 2013-2014. Ook aan de implementatie van de
Actieplannen handicap (2012-2014) werd gestaag verder gewerkt in 2013. Ik kijk met
belangstelling uit naar de concrete resultaten van de eerste actieplannen voor dit
thema.
2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit,
fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015
gerapporteerd, waarna meteen ook een nieuwe OCM-cyclus in de steigers zal
worden gezet. Concreet houdt dit in dat vanaf 2015 de diverse OCM-cycli, gelinkt
aan de diverse thema’s, synchroon zullen lopen, zowel wat betreft timing als wat
betreft fasering.
Om al deze plannen op een kwaliteitsvolle manier te kunnen monitoren, doe ik
beroep op het Steunpunt Gelijkekansenbeleid (hierna afgekort als SGKB). Het
Steunpunt werkt onder meer aan een indicatorenset handicap en bereidt een
éénmeting voor op basis van de genderindicatoren (de nulmeting vond plaats in
2011). Ik kijk met interesse uit naar de éénmeting die gepland staat voor eind 2014.
A. De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid
SD 1 Alle Vlaamse beleidsdomeinen integreren een gelijkekansenperspectief in
hun werking
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het
middenveld Pagina 11
In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren
van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel
aan deze werkwijze is dat de verschillende leden van de Vlaamse Regering
gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen verantwoordelijk is voor de
realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheel wordt
onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle
betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in
voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces inhoudelijk.
36
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Realisaties 20131
In 2013 brachten de commissieleden verslag uit over de realisatie van de
‘Actieplannen 2011-2012 in het kader van de toepassing van de OCM in het Vlaamse
gelijkekansenbeleid’. Deze actieplannen hadden betrekking op de thema’s gender,
seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid en waren een concretisering van het
doelstellingenkader dat de Vlaamse Regering in 2010 m.b.t. deze thema’s bepaalde.
In 2013 werden voorts nieuwe actieplannen opgemaakt, met als looptijd 2013-2014.
Het evaluatieverslag en de actieplannen 2013-2014 werden in oktober aan de
Vlaamse Regering voorgelegd en vervolgens aan de leden van het Vlaamse
Parlement overgemaakt.
Ook werd in 2013 verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 20122014 m.b.t. het thema handicap’. Deze actieplannen zijn een concretisering van het
doelstellingenkader handicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit,
fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015
gerapporteerd. 2015 is meteen ook het startjaar van een nieuwe OCM-cyclus. Het
officiële begin is de bepaling van een nieuw doelstellingenkader. De Vlaamse
Regering is decretaal verplicht om dit te doen uiterlijk negen maanden na haar
aantreden. Dit doelstellingenkader wordt in 2014 voorbereid. Dit gebeurt onder
andere door het verzamelen van input en suggesties bij het brede middenveld via
een bevraging door Gelijke Kansen in Vlaanderen (hierna afgekort als GKV).
Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, zullen timing en fasering van de vier
thema’s – gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap – volledig
gelijklopen.
OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse
bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door
een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het
beleidsproces. Pagina 12
Realisaties 20134
Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten,
werd een quick scan ontwikkeld die een vast onderdeel vormt van de RIA, de
reguleringsimpactanalyse. Om de administratieve lasten te beperken en het gebruik
en effect te maximaliseren, werd gewerkt aan één geïntegreerd instrument. Daarbij
werden ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkeling en Brussel
betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverre
een regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen, meer
bepaald op het vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn
en volksgezondheid, huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en
mobiliteit.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers
praktisch begeleidt en inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van
37
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
de doelgroepen en van de machtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de
betrokken beleidsdomeinen voor wat betreft participatie of bereik van deze
verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zo kunnen ook
indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Deze
handleiding wordt momenteel geschreven en zal in de loop van maart 2014 worden
opgeleverd.
OD 3.1 Aanpassen van de kieswetgeving voor de lokale verkiezingen.
Pagina 14
Zoals ik in mijn beleidsbrief 2012 reeds aangaf, is deze doelstelling gerealiseerd met
het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 dat in zijn artikel 74 de nodige
pariteitsregels vastlegt.
OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en
vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd
aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14
Realisaties 2013
Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt
in alle Vlaamse advies- en bestuursorganen een meer evenwichtige
vertegenwoordiging van mannen en vrouwen door maximaal twee derde leden van
hetzelfde geslacht toe te staan.
In het voorjaar van 2012 werd een ontwerpversie van het eerste MEP-rapport
opgemaakt en voorgelegd. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige
samenstellingsgegevens ontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en
Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom-databank). Daarom sprak de Vlaamse
Regering af dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verder zouden
aanvullen.
Toen uit een tweede ontwerprapport bleek dat er nog veel marge voor verbetering
was, heb ik in maart 2013 opnieuw mijn collega-ministers aangespoord om de nodige
initiatieven te nemen. Intussen bracht de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen op
basis van de ontwerprapportage pijnpunten in kaart, samen met pistes ter
remediëring. Eind 2012 bezorgde de Commissie een adviesnota aan de leidend
ambtenaren en aan de functioneel bevoegde minister, met suggesties voor
optimalisatie van zowel de monitoring als de realisatie van de eigenlijke
evenwichtsvoorwaarde. In diezelfde periode legde de Secretaris-Generaal van DAR
een nota met enkele van deze aanbevelingen over Vliom en MEP voor aan de
topambtenaren van de Vlaamse overheid.
Enkele aandachtspunten werden al omgezet in concrete acties. Samen met de
Secretarie van de Kanselarij werd de technische handleiding voor de Vliom-databank
grondig bijgewerkt. Daarnaast werd een folder aangemaakt voor de Vliomcontactpersonen. Deze folder focust op de taken en verantwoordelijkheden van de
contactpersonen en geeft hands-on tips voor de snelle en efficiënte aanvulling van
de databank.
38
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In het najaar van 2013 plan ik de agendering op de Vlaamse Regering van het MEPrapport, dat zicht geeft op de realisatie van de evenwichtsvoorwaarde zoals die werd
vastgelegd in het MEP-decreet van 13 juli 2007.
Ook als minister van Onderwijs heb ik initiatieven genomen om een meer
evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te realiseren. Aangezien
de genderproblematiek in het hoger onderwijs een aandachtspunt blijft, wordt
voortaan binnen de bestuursorganen en adviesraden van de publiekrechtelijke
hogescholen en van de niet-privaatrechtelijke universiteiten (de Universiteit Gent, de
Universiteit Antwerpen en de Universiteit Hasselt) gestreefd naar meer m/vevenwicht. Op mijn initiatief werd decretaal vastgelegd dat ten hoogste twee derden
van de leden van hetzelfde geslacht kan zijn. Deze regeling, die in werking trad op 1
oktober 2013 en die toegepast zal worden bij de eerstvolgende vernieuwing van
deze organen en raden, waarborgt de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen
en vrouwen en sluit aan bij het MEP-decreet.6
In 2011 heb ik, samen met mijn collega-minister van Wetenschapsbeleid aan de
VLIR-werkgroep Gelijke Kansen gevraagd een actieplan op te stellen om het
genderevenwicht aan de universiteiten te verbeteren, en de doorstroom van vrouwen
naar het professorenkorps te verhogen. In 2013 hebben de universiteiten dit
actieplan gender voorgelegd aan de ministers bevoegd voor Wetenschapsbeleid en
Onderwijs. Op basis hiervan werd een charter opgesteld. Tegen begin 2014 zal elke
universiteit haar eigen beleidsplan gender moeten uitwerken.
Er is nog een andere interessante ontwikkeling gaande in het Wetenschapsbeleid.
Momenteel is het Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van
het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het
wetenschaps- en innovatiebeleid en tot opheffing van diverse andere bepalingen, in
opmaak. Daarin zullen de artikels 3 tot en met 7 van het MEP-decreet van
toepassing worden op alle instellingen vermeld in dit decreet.
Bestuursorganen in de privésector. Bij de opmaak van de beleidsnota in 2009,
was er nog geen wettelijk kader met betrekking tot de evenwichtige
vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in bestuursorganen in de privésector.
In die periode was elk stimulerend initiatief dan ook nuttig. Medio 2011 is echter de
wet goedgekeurd die overheidsbedrijven en beursgenoteerde ondernemingen
verplicht om een derde van de mandaten in hun raden van bestuur te reserveren
voor het andere geslacht.7 Het is nu in eerste instantie de taak van de federale
regering om een flankerend beleid uit te werken om deze wetgeving te
implementeren.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid. De voorbereidende fase van het
MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de decentrale Vliom-databank
een pijnpunt is. Er is nood aan de invoering van een afgebakend en recurrent
tijdspad, dat de rapportage voor alle actoren vlotter en efficiënter kan doen verlopen.
Ik zal hier onder meer op inspelen door aan het Vlaams Parlement een ontwerp tot
wijziging van het MEP-decreet voor te stellen. Opzet is om in dit decreet opnieuw een
duidelijke tweejaarlijkse rapportageplicht aan het Vlaams Parlement in te schrijven,
telkens ter gelegenheid van Vrouwendag (11 november). Ik ga in deze ook proactief
te werk. Het is de verantwoordelijkheid van elke minister om advies- en
39
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
bestuursorganen evenwichtig samen te stellen. Nieuw samengestelde advies- en
bestuursorganen die op de Vlaamse Regering worden geagendeerd, laat ik
eveneens nakijken op hun conformiteit inzake het MEP-decreet. Zo kunnen
eventuele problemen onmiddellijk aangepakt worden.
3 In Vlaanderen is er respect voor iedereen, ongeacht zijn of haar seksuele
identiteit
SD 8 Het verhogen van het welbevinden van holebi’s en transgenders. Pagina
21
Realisaties 2013
Het verspreiden van juiste informatie over holebiseksualiteit is belangrijk: het neemt
vooroordelen en twijfels weg, en maakt het thema bespreekbaar. Vandaar dat ik in
2013 een volledig herwerkte versie liet maken van ‘Alles wat je altijd al wilde weten
over holebi’s’, een informerende en sensibiliserende publicatie gericht naar holebi’s
én hetero’s. Tegelijk liet ik een gloednieuwe publicatie aanmaken met basisinformatie
over het transgenderthema. Deze publicatie is een primeur: voor het eerst wordt op
laagdrempelige en toch genuanceerde wijze een brede waaier aan informatie
aangereikt aan transgenderpersonen en hun omgeving.
Voorts stond ik in 2013 opnieuw stil bij het project dat ik in 2011 door çavaria heb
laten uitvoeren om uitgevers te helpen schoolboeken te vrijwaren van gender- en
heteronormatieve stereotypen. Uit overleg op 19 maart met de sector van de
educatieve uitgevers bleek dat de aangemaakte checklists door meerdere
uitgeverijen op hun website werden geplaatst en nog steeds systematisch worden
toegevoegd aan de contracten met auteurs. Voor een evaluatie van de impact op de
beeldvorming was het nog te vroeg: er waren immers nog te weinig nieuwe
leerboeken gepubliceerd sinds mei 2011.
Beleidsopties en -initiatieven 2014 De volledig herwerkte versie van ‘Alles wat je altijd
al wilde weten over holebi’s’ en de nieuwe publicatie ‘Alles wat je altijd al wilde weten
over transgenders’ verschijnen beide in het najaar van 2013. Zij worden in 2014
volop verspreid.
OD 11.4 Overheidsgebouwen en gesubsidieerde publieke gebouwen vervullen
een voorbeeldfunctie op vlak van Integrale Toegankelijkheid. Pagina 27
Verschillende beleidsdomeinen voeren, binnen het OCM-kader, actieplannen uit om
de toegankelijkheid van de eigen infrastructuur of van gesubsidieerde infrastructuur
te verhogen. De Vlaamse overheid vervult inzake het verzekeren van fysieke
toegankelijkheid een voorbeeldrol en kan het zich moeilijk veroorloven om middelen
ter beschikking te stellen voor infrastructuurwerken die niet aan de vereisten zouden
voldoen.
Realisaties 2013
Als onderwijsminister heb ik bijzondere aandacht voor de toegankelijkheid van
nieuwe schoolgebouwen. Scholen moeten nu meer dan ooit inclusief ontworpen
worden om de evoluties inzake inclusief onderwijs mogelijk te maken. In
samenwerking met Agion en Enter vzw werkte ik daarom de inspiratiebundel
‘Integrale toegankelijkheid van schoolgebouwen’ uit. Deze bundel moet ontwerpers
40
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
en schooldirecties inspireren tot het toegankelijker bouwen van scholen voor het
basisonderwijs, secundair onderwijs en buitengewoon onderwijs. De bundel reikt ook
concrete tips aan voor eenvoudige en budgetvriendelijke verbeteringen in bestaande
gebouwen.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Mijn administratie zal de andere beleidsdomeinen ondersteunen bij de opmaak en
uitvoering van actieplannen die de toegankelijkheid van de eigen of gesubsidieerde
infrastructuur verhogen.
Vanuit mijn bevoegdheid als onderwijsminister zal ik de nieuwe inspiratiebundel
verder bekendmaken bij de schooldirecties.
OD 11.5 Toegankelijkheid wordt gemonitord onder andere via de vernieuwde,
meer gebruiksvriendelijke ToegankelijkVlaanderen-databank. Pagina 28
Zoals ik eerder al aankondigde, liet ik de databank ‘Toegankelijk Vlaanderen’
fundamenteel vernieuwen. De gemoderniseerde databank verzamelt niet langer
enkel toegankelijkheidsinformatie voor bezoekers van publieke plaatsen. Via een
gewijzigde screeningsmethode, waarbij een oplossingsgerichte aanpak centraal
staat, is de databank nu ook een sensibiliserend en informerend instrument voor
eigenaars en op die manier een opstap naar feitelijke veranderingen. Met de nieuwe
modaliteiten kan de databank uitgroeien tot het monitoringsinstrument voor het
gevoerde toegankelijkheidsbeleid. De databank krijgt zo een zeer centrale rol binnen
het transversale en het verticale toegankelijkheidsbeleid.
Realisaties 2013
Na een aanzienlijk ontwikkelingstraject, kon ik tijdens de tweede Vlaamse week voor
Universal Design de vernieuwde databank Toegankelijk Vlaanderen lanceren. Op de
website Toegankelijk Vlaanderen (http://toevla.vlaanderen.be) kan de gebruiker
intussen meer dan 500 toegankelijkheidsonderzoeken volgens de nieuwe methodiek
raadplegen. Met een brede mailing plaatste ik de vernieuwde databank in de
belangstelling bij zowel eigenaars van publiek toegankelijke infrastructuur als
organisaties van personen met een handicap. Deze laatste doelgroep werd ook in
grote getale bereikt via een promotiestand op de REVA-beurs, een informatiebeurs
over diensten en hulpmiddelen voor mensen met een handicap.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
De databank wordt blijvend via de OCM gepromoot. Evenzeer zal ik vanuit het
Vlaamse toegankelijkheidsbeleid streven naar een continue uitbreiding van de
functionaliteiten en de toepasbaarheid van deze databank.
OD 11.6 Het toegankelijkheidsmiddenveld wordt een volwaardige partner van
het Vlaamse beleid via professionalisering en structurele verankering. Pagina
29
De provinciale steunpunten toegankelijkheid. Conform de beslissingen in het
kader van de interne staatshervorming, richten de provincies hun taakstelling inzake
gelijke kansen vanaf 2014 op de implementatie van een gelijkekansenperspectief in
de verschillende beleidsdomeinen (zie OD 15.2). Deze taakstelling werd intussen
41
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
geïntegreerd in de verschillende bestuursakkoorden. De financiering die GKV tot nu
toe ter beschikking stelde voor de inrichting van de provinciale steunpunten
toegankelijkheid, wordt vanaf 2014 niet langer toegekend.
Toch zal ik binnen het kader van de nieuwe taakstelling een overlegplatform blijven
onderhouden met de verschillende provincies. Daarnaast werd met de provincies
overeengekomen dat zij in de toekomst een beroep zullen doen op de
dienstverlening van het extern verzelfstandigd agentschap voor de uitwerking van
een toegankelijkheidsperspectief binnen de verschillende beleidsdomeinen.
OD 12.1 Het world wide web wordt integraal toegankelijk. Pagina 31
Uit de meest recente toegankelijkheidsmonitor blijkt dat inmiddels 64% van de
websites van de Vlaamse overheid basistoegankelijk zijn. Hoewel er binnen de
steekproef van private websites een lichte stijging vast te stellen is, is nog steeds
slechts 14% van deze websites basistoegankelijk voor mensen met een handicap.
In het verleden nam ik reeds een aantal ad-hocinitiatieven om via opleiding en
begeleiding van webdesigners aan een betere webtoegankelijkheid te timmeren. Het
is echter duidelijk dat een effectieve kentering een bredere en meer structurele inzet
vraagt van verschillende actoren binnen de Vlaamse overheid.
Hierbij kunnen de initiatieven die recent op Europees niveau zijn gestart, op termijn
een kader bieden voor eigen decretale regelingen. Zo werkt de Europese Unie
momenteel aan een richtlijn die de toegankelijkheid van overheidswebsites zal
regelen. Wat betreft niet-publieke websites kreeg het European Committee for
standardisation het mandaat om normen rond eAccessibility te ontwikkelen.
OD 12.2 Overheidsinformatie wordt leesbaar en verstaanbaar voor iedereen.
Pagina 31
De overheid is er voor iedereen. Een overheid die betrouwbaar wil zijn voor alle
burgers, moet aan alle burgers kunnen zeggen wat ze doet en doen wat ze zegt. Dit
alles op zo’n manier dat het ook begrepen wordt. Dit impliceert onder meer dat de
informatie die de overheid verspreidt over haar beleid best leesbaar en verstaanbaar
is voor iedereen. Bij de aanvang van deze legislatuur liet ik alvast de beleidsnota’s
voor mijn bevoegdheden toegankelijk vertalen. Ik hoop dat deze praktijk
veralgemeend zal worden bij de start van de nieuwe legislatuur.
Verschillende actoren binnen de Vlaamse overheid (waaronder de afdeling
communicatie binnen het departement DAR, het Vlaamse armoedebeleid en het
Vlaamse integratiebeleid) zetten reeds op dit thema in en hebben daarvoor ook de
juiste expertise in huis. Ik opteer er daarom voor om vanuit het gelijkekansenbeleid –
met mijn beperkte middelen en capaciteit – prioriteit te geven aan het architecturale,
fysieke aspect van het toegankelijkheidsthema.
OD 15.2 Het provinciaal en gemeentelijk gelijkekansenbeleid krijgt vorm in
afstemming met het Vlaams gelijkekansenbeleid. Pagina 35
Realisaties 2013
Na de lokale verkiezingen van 2012 besteedden de provincies in 2013 aandacht voor
gelijke kansen in het lokale beleid. Zij sensibiliseerden de politieke partijen en de
42
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
nieuwe lokale besturen over het belang van gelijke kansen en streefden naar de
integratie van gelijkekansendoelstellingen in de lokale beleidsplannen.
Om de provincies te ondersteunen bij hun sensibilisering van het lokale beleid, deed
ik een oproep aan alle nieuw verkozen gemeentebesturen om schepenen van Gelijke
Kansen aan te duiden. Terwijl tijdens de vorige lokale legislatuur 33% van de
besturen een schepen voor Gelijke Kansen ter beschikking had, bleek eind maart
2013 al 41% van de lokale besturen een dergelijke schepen te hebben.
Aanvullend
hierbij
reikten
mijn
diensten
voorafgaand
aan
de
gemeenteraadsverkiezingen ook een overzicht aan van aandachtspunten voor een
sterk lokaal gelijkekansenbeleid.
De rol die de provincies vanaf 2014 kunnen opnemen met betrekking tot het
gelijkekansenbeleid is onderwerp van de interne staatshervorming. Op 19 april 2013
bepaalde de Vlaamse Regering haar standpunt inzake de provinciale taakstelling
voor gelijke kansen. In deze taakstelling gaat alle aandacht naar de implementatie
van het gelijkekansenperspectief in de verschillende provinciale beleidsdomeinen.
Deze taakstelling werd intussen geïntegreerd in de verschillende bestuursakkoorden.
Van een verevening is er in deze context geen sprake. De beperkte financiering die
Vlaanderen tot nu toe ter beschikking stelt van de provincies voor het voeren van een
gelijkekansenbeleid inzake gender en seksuele identiteit (22.000 euro op jaarbasis)
zal
vanaf
2014
niet
langer
worden
toegekend.
De
lopende
samenwerkingsovereenkomst wat betreft het gender- en holebibeleid wordt
opgeheven. De afspraken inzake het provinciaal toegankelijkheidsbeleid worden
besproken onder OD 11.6.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Voor 2014 zal de provinciale taakstelling voor gelijke kansen verankerd worden in het
gelijkekansendecreet. GKV wil uitwisseling en overleg binnen het netwerk van
provinciale gelijkekansenactoren blijven stimuleren.
SD 17 Feitelijke discriminaties worden bestreden16
OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne
oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties
uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend en laagdrempelig uitgebouwd.
Pagina 38
16 Met deze initiatieven geef ik tevens mee uitvoering aan strategische doelstelling 2
van het geïntegreerd actieplan integratiebeleid van de Vlaamse overheid.
Realisaties 2013
Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger
gevoerd. Daarom ondersteunde ik in 2013 verder het netwerk van dertien
Meldpunten Discriminatie, dat bestaat binnen de Vlaamse centrum- en grootsteden.
Deze Meldpunten verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminatie.
Daarnaast zetten ze preventieve acties op, en werken zij aan de uitbouw van hun
lokaal netwerk (zie OD 17.3).
43
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Elf van de dertien Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar.
Eind 2012 liep deze erkenning dus af. Door de oprichting van het Interfederaal
Centrum en de geplande inbedding van de Meldpunten in dit Centrum tegen eind juni
2013 (zie OD 17.2), was het niet aangewezen de Meldpunten zonder meer te
erkennen voor een nieuwe cyclus van drie jaar. De subsidiëring van alle Meldpunten
Discriminatie gebeurde voor de eerste jaarhelft van 2013 op projectbasis.
De nieuwe startdatum voor de operationalisering van het Interfederaal Centrum werd
vastgelegd op 1 januari 2014. Dit is ook de vooropgestelde datum voor de
overheveling van de Meldpunten naar dit Centrum. Om de continuïteit van hun
diensten tot aan hun feitelijke inbedding te garanderen, werden de Meldpunten ook
voor de tweede jaarhelft van 2013 op projectbasis gesubsidieerd.
GKV staat in voor de coördinatie en de inhoudelijke omkadering van dit netwerk, via
maandelijks overleg en vormingen. Zo werden in 2013 een zesdaagse opleiding
bemiddeling, een opleiding over
Metis en een vorming over inclusief onderwijs georganiseerd. In het najaar van 2013
vindt een informatiesessie van FRA (European Union Agency for Fundamental
Rights) plaats over een toolkit voor de implementatie van mensenrechten op lokaal
en regionaal niveau. Verschillende Meldpunten droegen bij aan de ontwikkeling van
dit werkinstrument. Tenslotte komt het CGKR duiding geven
over hun diversiteitsbarometer en wordt het TIP voorgesteld.
Daarnaast sloot GKV opnieuw een samenwerkingsovereenkomst af met het CGKR
voor ondersteuning en begeleiding van de Meldpunten in individuele dossiers. De
Meldpunten registreren de door hen behandelde meldingen in Metis, een centraal
registratiesysteem dat door het CGKR wordt beheerd.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
De nieuwe startdatum voor de operationalisering van het Interfederaal Centrum en
de inbedding van de Meldpunten hierin, werd vastgelegd op 1 januari 2014. Ik zal in
2014 actief meewerken aan de overheveling van de Meldpunten in het Interfederaal
Centrum. Ik zal er hierbij op toezien dat de kwaliteitsvolle dienstverlening die binnen
de Meldpunten werd uitgebouwd, maximaal wordt geïntegreerd in de nieuwe
structuur (zie OD 17.2).
OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van
antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.
Pagina 41
Realisaties 2013
Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de
Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van
antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en
diversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling
verloopt in drie fasen. De eerste twee fasen werden eind 2012 afgerond, namelijk
een inventaris van alle subsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein
44
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
– van de subsidiestromen waarin het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde
clausules te integreren.
Het proces dat in de schoot van de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen doorlopen
werd, leert dat de oorspronkelijke intentie om via gelijkekansenclausules in
subsidiestromen op een afgestemde en generieke te wijze te werken aan de
bevordering van gelijke kansen, veel complexer is dan oorspronkelijk werd gedacht.
Er is ten eerste de grote verscheidenheid aan subsidiemaatregelen die het moeilijk
haalbaar maakt om te komen tot één afgestemde aanpak voor alle bevoegdheden.
Daarnaast is er de brede waaier aan mogelijke benaderingen en aandachtspunten
die gelieerd kunnen worden aan ‘diversiteit’, ‘toegankelijkheid’ en ‘antidiscriminatie’.
Zo kan ‘diversiteit’ bijvoorbeeld betrekking hebben op zowel de personeelsbezetting
en -werking van de subsidievrager, als op de participanten aan het project, als op de
bredere impact van het initiatief.
In juni 2013 werd alvast een overzichtlijst opgesteld van subsidiereglementen die in
aanmerking komen voor opname van een gelijkekansenclausule. Met betrekking tot
18 bevoegdheden werd aangegeven dat er reeds een gelijkekansenclausule in
bepaalde subsidiereglementeringen wordt gehanteerd die volgens de inschatting van
het beleidsdomein voldoende is. Met betrekking tot 17 bevoegdheden werd
aangegeven dat er een voornemen bestaat om een nieuwe gelijkekansenclausule te
ontwikkelen en/of om een bestaande gelijkekansenclausule aan te vullen of te
verbeteren.
Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de
trekkersrol bij het Vlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. De opmaak van
een voorstel van antidiscriminatieclausule, op te nemen in alle bestekken van de
Vlaamse overheid, zit in de eindfase. V LAAMS PARLEMENT
In het kader van het Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 is
werk gemaakt van
een leidraad sociale criteria ten behoeve van de aankopers van de Vlaamse
overheid.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
In 2014 zullen binnen de Commissie Gelijke Kansen op regelmatige basis praktijken
en ervaringen worden voorgesteld die inspiratie kunnen bieden aan collega’s die de
implementatie van een gelijkekansenclausule in hun eigen beleidsdomein
voorbereiden.
Voor de periode 2012-2014 wordt verder ingezet op een zo breed mogelijke
toepassing van de leidraad sociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden,
beschreven in de leidraad, door GKV worden geconcretiseerd in clausules. Die
kunnen dan onmiddellijk geïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van
de gevraagde diensten, werken of producten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust
worden op die categorieën van diensten, werken of producten, die het meest relevant
zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie, holebi’s, gender,
personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. In lijn
met de timing van het Actieplan Duurzame Overheidsopdrachten, worden de
clausules eind 2014 aangeleverd.
45
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid Pagina 5
De
OCM
integreert
een
gelijkekansenperspectief
in
alle
Vlaamse
bevoegdheidsdomeinen. De leden van de Vlaamse Regering, begeleid door de
ambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar
concrete acties aan. De vier grote OCM-thema’s zijn gender, seksuele identiteit,
fysieke toegankelijkheid en – meest recent – handicap.
In 2013 werden de Actieplannen 2011-2012 voor de thema’s gender, seksuele
identiteit en fysieke toegankelijkheid afgerond en ontving de Vlaamse Regering het
verslag met de resultaten. In één beweging werden ook nieuwe plannen opgemaakt,
deze keer met als looptijd 2013-2014. Ook aan de implementatie van de
Actieplannen handicap (2012-2014) werd gestaag verder gewerkt in 2013. Ik kijk met
belangstelling uit naar de concrete resultaten van de eerste actieplannen voor dit
thema.
2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit,
fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015
gerapporteerd, waarna meteen ook een nieuwe OCM-cyclus in de steigers zal
worden gezet. Concreet houdt dit in dat vanaf 2015 de diverse OCM-cycli, gelinkt
aan de diverse thema’s, synchroon zullen lopen, zowel wat betreft timing als wat
betreft fasering.
Om al deze plannen op een kwaliteitsvolle manier te kunnen monitoren, doe ik
beroep op het Steunpunt Gelijkekansenbeleid (hierna afgekort als SGKB). Het
Steunpunt werkt onder meer aan een indicatorenset handicap en bereidt een
éénmeting voor op basis van de genderindicatoren (de nulmeting vond plaats in
2011). Ik kijk met interesse uit naar de éénmeting die gepland staat voor eind 2014.
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het
middenveld Pagina 11
In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren
van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel
aan deze werkwijze is dat de verschillende leden van de Vlaamse Regering
gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen verantwoordelijk is voor de
realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheel wordt
onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle
betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in
voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces inhoudelijk.
Realisaties 20131
In 2013 brachten de commissieleden verslag uit over de realisatie van de
‘Actieplannen 2011-2012 in het kader van de toepassing van de OCM in het Vlaamse
gelijkekansenbeleid’. Deze actieplannen hadden betrekking op de thema’s gender,
seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid en waren een concretisering van het
doelstellingenkader dat de Vlaamse Regering in 2010 m.b.t. deze thema’s bepaalde.
In 2013 werden voorts nieuwe actieplannen opgemaakt, met als looptijd 2013-2014.
46
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het evaluatieverslag en de actieplannen 2013-2014 werden in oktober aan de
Vlaamse Regering voorgelegd en vervolgens aan de leden van het Vlaamse
Parlement overgemaakt.
Ook werd in 2013 verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 20122014 m.b.t. het thema handicap’. Deze actieplannen zijn een concretisering van het
doelstellingenkader handicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
2014 is het laatste loopjaar van de actuele actieplannen gender, seksuele identiteit,
fysieke toegankelijkheid en handicap. Over de realisatie wordt begin 2015
gerapporteerd. 2015 is meteen ook het startjaar van een nieuwe OCM-cyclus. Het
officiële begin is de bepaling van een nieuw doelstellingenkader. De Vlaamse
Regering is decretaal verplicht om dit te doen uiterlijk negen maanden na haar
aantreden. Dit doelstellingenkader wordt in 2014 voorbereid. Dit gebeurt onder
andere door het verzamelen van input en suggesties bij het brede middenveld via
een bevraging door Gelijke Kansen in Vlaanderen (hierna afgekort als GKV).
Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, zullen timing en fasering van de vier
thema’s – gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap – volledig
gelijklopen.
OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse
bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door
een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het
beleidsproces. Pagina 12
Realisaties 20134
Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten,
werd een quick scan ontwikkeld die een vast onderdeel vormt van de RIA, de
reguleringsimpactanalyse. Om de administratieve lasten te beperken en het gebruik
en effect te maximaliseren, werd gewerkt aan één geïntegreerd instrument. Daarbij
werden ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkeling en Brussel
betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverre
een regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen, meer
bepaald op het vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn
en volksgezondheid, huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en
mobiliteit.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers
praktisch begeleidt en inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van
de doelgroepen en van de machtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de
betrokken beleidsdomeinen voor wat betreft participatie of bereik van deze
verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zo kunnen ook
indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Deze
handleiding wordt momenteel geschreven en zal in de loop van maart 2014 worden
opgeleverd.
47
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en
vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd
aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14
Realisaties 2013
Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt
in alle Vlaamse advies- en bestuursorganen een meer evenwichtige
vertegenwoordiging van mannen en vrouwen door maximaal twee derde leden van
hetzelfde geslacht toe te staan.
In het voorjaar van 2012 werd een ontwerpversie van het eerste MEP-rapport
opgemaakt en voorgelegd. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige
samenstellingsgegevens ontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en
Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom-databank). Daarom sprak de Vlaamse
Regering af dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verder zouden
aanvullen.
Toen uit een tweede ontwerprapport bleek dat er nog veel marge voor verbetering
was, heb ik in maart 2013 opnieuw mijn collega-ministers aangespoord om de nodige
initiatieven te nemen. Intussen bracht de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen op
basis van de ontwerprapportage pijnpunten in kaart, samen met pistes ter
remediëring. Eind 2012 bezorgde de Commissie een adviesnota aan de leidend
ambtenaren en aan de functioneel bevoegde minister, met suggesties voor
optimalisatie van zowel de monitoring als de realisatie van de eigenlijke
evenwichtsvoorwaarde. In diezelfde periode legde de Secretaris-Generaal van DAR
een nota met enkele van deze aanbevelingen over Vliom en MEP voor aan de
topambtenaren van de Vlaamse overheid.
Enkele aandachtspunten werden al omgezet in concrete acties. Samen met de
Secretarie van de Kanselarij werd de technische handleiding voor de Vliom-databank
grondig bijgewerkt. Daarnaast werd een folder aangemaakt voor de Vliomcontactpersonen. Deze folder focust op de taken en verantwoordelijkheden van de
contactpersonen en geeft hands-on tips voor de snelle en efficiënte aanvulling van
de databank.
In het najaar van 2013 plan ik de agendering op de Vlaamse Regering van het MEPrapport, dat zicht geeft op de realisatie van de evenwichtsvoorwaarde zoals die werd
vastgelegd in het MEP-decreet van 13 juli 2007.
Ook als minister van Onderwijs heb ik initiatieven genomen om een meer
evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te realiseren. Aangezien
de genderproblematiek in het hoger onderwijs een aandachtspunt blijft, wordt
voortaan binnen de bestuursorganen en adviesraden van de publiekrechtelijke
hogescholen en van de niet-privaatrechtelijke universiteiten (de Universiteit Gent, de
Universiteit Antwerpen en de Universiteit Hasselt) gestreefd naar meer m/vevenwicht. Op mijn initiatief werd decretaal vastgelegd dat ten hoogste twee derden
van de leden van hetzelfde geslacht kan zijn. Deze regeling, die in werking trad op 1
oktober 2013 en die toegepast zal worden bij de eerstvolgende vernieuwing van
deze organen en raden, waarborgt de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen
en vrouwen en sluit aan bij het MEP-decreet.6
48
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In 2011 heb ik, samen met mijn collega-minister van Wetenschapsbeleid aan de
VLIR-werkgroep Gelijke Kansen gevraagd een actieplan op te stellen om het
genderevenwicht aan de universiteiten te verbeteren, en de doorstroom van vrouwen
naar het professorenkorps te verhogen. In 2013 hebben de universiteiten dit
actieplan gender voorgelegd aan de ministers bevoegd voor Wetenschapsbeleid en
Onderwijs. Op basis hiervan werd een charter opgesteld. Tegen begin 2014 zal elke
universiteit haar eigen beleidsplan gender moeten uitwerken.
Er is nog een andere interessante ontwikkeling gaande in het Wetenschapsbeleid.
Momenteel is het Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van
het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het
wetenschaps- en innovatiebeleid en tot opheffing van diverse andere bepalingen, in
opmaak. Daarin zullen de artikels 3 tot en met 7 van het MEP-decreet van
toepassing worden op alle instellingen vermeld in dit decreet.
Bestuursorganen in de privésector. Bij de opmaak van de beleidsnota in 2009,
was er nog geen wettelijk kader met betrekking tot de evenwichtige
vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in bestuursorganen in de privésector.
In die periode was elk stimulerend initiatief dan ook nuttig. Medio 2011 is echter de
wet goedgekeurd die overheidsbedrijven en beursgenoteerde ondernemingen
verplicht om een derde van de mandaten in hun raden van bestuur te reserveren
voor het andere geslacht.7 Het is nu in eerste instantie de taak van de federale
regering om een flankerend beleid uit te werken om deze wetgeving te
implementeren.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid. De voorbereidende fase van het
MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de decentrale Vliom-databank
een pijnpunt is. Er is nood aan de invoering van een afgebakend en recurrent
tijdspad, dat de rapportage voor alle actoren vlotter en efficiënter kan doen verlopen.
Ik zal hier onder meer op inspelen door aan het Vlaams Parlement een ontwerp tot
wijziging van het MEP-decreet voor te stellen. Opzet is om in dit decreet opnieuw een
duidelijke tweejaarlijkse rapportageplicht aan het Vlaams Parlement in te schrijven,
telkens ter gelegenheid van Vrouwendag (11 november). Ik ga in deze ook proactief
te werk. Het is de verantwoordelijkheid van elke minister om advies- en
bestuursorganen evenwichtig samen te stellen. Nieuw samengestelde advies- en
bestuursorganen die op de Vlaamse Regering worden geagendeerd, laat ik
eveneens nakijken op hun conformiteit inzake het MEP-decreet. Zo kunnen
eventuele problemen onmiddellijk aangepakt worden.
OD 11.4 Overheidsgebouwen en gesubsidieerde publieke gebouwen vervullen
een voorbeeldfunctie op vlak van Integrale Toegankelijkheid. Pagina 27
Verschillende beleidsdomeinen voeren, binnen het OCM-kader, actieplannen uit om
de toegankelijkheid van de eigen infrastructuur of van gesubsidieerde infrastructuur
te verhogen. De Vlaamse overheid vervult inzake het verzekeren van fysieke
toegankelijkheid een voorbeeldrol en kan het zich moeilijk veroorloven om middelen
ter beschikking te stellen voor infrastructuurwerken die niet aan de vereisten zouden
voldoen.
49
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Realisaties 2013
Als onderwijsminister heb ik bijzondere aandacht voor de toegankelijkheid van
nieuwe schoolgebouwen. Scholen moeten nu meer dan ooit inclusief ontworpen
worden om de evoluties inzake inclusief onderwijs mogelijk te maken. In
samenwerking met Agion en Enter vzw werkte ik daarom de inspiratiebundel
‘Integrale toegankelijkheid van schoolgebouwen’ uit. Deze bundel moet ontwerpers
en schooldirecties inspireren tot het toegankelijker bouwen van scholen voor het
basisonderwijs, secundair onderwijs en buitengewoon onderwijs. De bundel reikt ook
concrete tips aan voor eenvoudige en budgetvriendelijke verbeteringen in bestaande
gebouwen.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
Mijn administratie zal de andere beleidsdomeinen ondersteunen bij de opmaak en
uitvoering van actieplannen die de toegankelijkheid van de eigen of gesubsidieerde
infrastructuur verhogen.
Vanuit mijn bevoegdheid als onderwijsminister zal ik de nieuwe inspiratiebundel
verder bekendmaken bij de schooldirecties.
OD 12.1 Het world wide web wordt integraal toegankelijk. Pagina 31
Uit de meest recente toegankelijkheidsmonitor blijkt dat inmiddels 64% van de
websites van de Vlaamse overheid basistoegankelijk zijn. Hoewel er binnen de
steekproef van private websites een lichte stijging vast te stellen is, is nog steeds
slechts 14% van deze websites basistoegankelijk voor mensen met een handicap.
In het verleden nam ik reeds een aantal ad-hocinitiatieven om via opleiding en
begeleiding van webdesigners aan een betere webtoegankelijkheid te timmeren. Het
is echter duidelijk dat een effectieve kentering een bredere en meer structurele inzet
vraagt van verschillende actoren binnen de Vlaamse overheid.
Hierbij kunnen de initiatieven die recent op Europees niveau zijn gestart, op termijn
een kader bieden voor eigen decretale regelingen. Zo werkt de Europese Unie
momenteel aan een richtlijn die de toegankelijkheid van overheidswebsites zal
regelen. Wat betreft niet-publieke websites kreeg het European Committee for
standardisation het mandaat om normen rond eAccessibility te ontwikkelen.
OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van
antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.
Pagina 41
Realisaties 2013
Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de
Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van
antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en
diversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling
verloopt in drie fasen. De eerste twee fasen werden eind 2012 afgerond, namelijk
een inventaris van alle subsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein
50
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
– van de subsidiestromen waarin het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde
clausules te integreren.
Het proces dat in de schoot van de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen doorlopen
werd, leert dat de oorspronkelijke intentie om via gelijkekansenclausules in
subsidiestromen op een afgestemde en generieke te wijze te werken aan de
bevordering van gelijke kansen, veel complexer is dan oorspronkelijk werd gedacht.
Er is ten eerste de grote verscheidenheid aan subsidiemaatregelen die het moeilijk
haalbaar maakt om te komen tot één afgestemde aanpak voor alle bevoegdheden.
Daarnaast is er de brede waaier aan mogelijke benaderingen en aandachtspunten
die gelieerd kunnen worden aan ‘diversiteit’, ‘toegankelijkheid’ en ‘antidiscriminatie’.
Zo kan ‘diversiteit’ bijvoorbeeld betrekking hebben op zowel de personeelsbezetting
en -werking van de subsidievrager, als op de participanten aan het project, als op de
bredere impact van het initiatief.
In juni 2013 werd alvast een overzichtlijst opgesteld van subsidiereglementen die in
aanmerking komen voor opname van een gelijkekansenclausule. Met betrekking tot
18 bevoegdheden werd aangegeven dat er reeds een gelijkekansenclausule in
bepaalde subsidiereglementeringen wordt gehanteerd die volgens de inschatting van
het beleidsdomein voldoende is. Met betrekking tot 17 bevoegdheden werd
aangegeven dat er een voornemen bestaat om een nieuwe gelijkekansenclausule te
ontwikkelen en/of om een bestaande gelijkekansenclausule aan te vullen of te
verbeteren.
Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de
trekkersrol bij het Vlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. De opmaak van
een voorstel van antidiscriminatieclausule, op te nemen in alle bestekken van de
Vlaamse overheid, zit in de eindfase. V LAAMS PARLEMENT
In het kader van het Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 is
werk gemaakt van
een leidraad sociale criteria ten behoeve van de aankopers van de Vlaamse
overheid.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
In 2014 zullen binnen de Commissie Gelijke Kansen op regelmatige basis praktijken
en ervaringen worden voorgesteld die inspiratie kunnen bieden aan collega’s die de
implementatie van een gelijkekansenclausule in hun eigen beleidsdomein
voorbereiden.
Voor de periode 2012-2014 wordt verder ingezet op een zo breed mogelijke
toepassing van de leidraad sociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden,
beschreven in de leidraad, door GKV worden geconcretiseerd in clausules. Die
kunnen dan onmiddellijk geïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van
de gevraagde diensten, werken of producten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust
worden op die categorieën van diensten, werken of producten, die het meest relevant
zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie, holebi’s, gender,
personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. In lijn
met de timing van het Actieplan Duurzame Overheidsopdrachten, worden de
clausules eind 2014 aangeleverd.
51
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
OD 13.3 Het organiseren van discussies tussen adolescente nieuwe Vlamingen
(jongens en meisjes) over hun verwachtingen en wensen van mannen en
vrouwen in een klassieke en nieuwe relaties. Pagina 32
Realisaties 2013
Aangezien ze in hun uitwerking sterk op elkaar ingrijpen, bundel ik de bespreking van
deze drie OD’s. Er wordt onder meer aan gewerkt via subsidiëring van projecten die
uitgaan van de betrokkenen zelf en via de gesubsidieerde organisatie Ella vzw.
Om het genderbewustzijn van nieuwe Vlamingen en Brusselaars te verhogen,
stimuleerde ik interne discussies en gesprekken over verwachtingen van mannen en
vrouwen in klassieke en nieuwe relaties. In 2013 maakte ik in dit kader de vaderweek
van 22 tot 27 april mee mogelijk via een project van LINK=Brussel vzw.
LINK=Brussel realiseerde een rondetafelgesprek van en voor vaders, een
uitwisseling tussen moeders en een expertenmeeting over vaderbetrokkenheid bij de
opvoeding.
Op 28 september 2013 werd het project ‘Metamorfoses’ gelanceerd door het
Centrum voor Ondersteuning, Onderzoek en Documentatie vzw. Het project wil
onder meer via het stimuleren van het genderbewustzijn en het genderbewust
handelen, de genderbarrières bij deze doelgroep doorbreken en hun actieve
participatie aan de samenleving bevorderen.
Ella vzw realiseerde op 4 december 2012 de studiedag ‘Geweld, gender en
weerbaarheid’ in Antwerpen, ter ondersteuning van intermediaire dienstverleners. Op
20 juni 2013 lanceerde deze organisatie te Gent een laagdrempelig poppenspel over
gendergerelateerd geweld. Deze voorstelling wordt in de loop van 2013 vertoond bij
groepen nieuwe Vlamingen en Brusselaars om het thema bespreekbaar te maken.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
In 2014 is het precies vijftig jaar geleden dat de eerste Turkse en Marokkaanse
migranten zich in België vestigden. Meteen een reden om vijftig jaar Turkse
aanwezigheid eens te vieren vanuit genderperspectief. Ik ondersteun daarom Clin
d’oeil films bij het realiseren van een documentaire
hierover, in een regie van Kader Balci. Balci gooide in 2010 al hoge ogen met de
langspeelfilm ‘Turquaze’. De documentaire ‘Sanseveria’ zal inkijk geven in de wijze
waarop veranderlijke ideeën over vrouwelijkheid en mannelijkheid een impact
hebben op hoe vrouwen en mannen hun leven uitbouwen.
Ook in 2014 blijf ik het middenveld stimuleren om projecten rond deze thematiek in te
dienen en zal ik de waardevolle aanvragen valoriseren.
OD 13.4 Het verbeteren van het welbevinden van allochtone holebi’s. Pagina 33
Realisaties 2013
Zoals eerder aangehaald (zie OD 13.3) stimuleer ik via allerlei activiteiten de dialoog
bij jongeren van allochtone origine over relatievorming. Hierin komt ook het thema
52
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
seksuele diversiteit ter sprake. Dit is belangrijk: in bepaalde segmenten van de
allochtone gemeenschap is holebiseksualiteit een absoluut taboeonderwerp, wat het
moeilijk maakt voor allochtone holebi’s om voor hun seksualiteit uit te komen en ze te
beleven. De taboestatus van holebiseksualiteit kan ook leiden tot onbegrip en
weerstand, die zich in het ergste geval uit in verbale of fysieke agressie.
Ik benadrukte reeds vaker het belang van het introduceren van stemmen uit de
allochtone gemeenschappen zelf – inclusief uit landen met een moslimtraditie – die
publiekelijk een genuanceerd standpunt innemen over gender en seksuele identiteit.
In het kader van de WOGA-mensenrechtenconferentie die ik mee mogelijk maakte
(zie SD 9), was Muhsin Hendricks te gast, net als een heleboel andere sprekers van
diverse religieuze en etnische achtergronden. Hendricks is een Zuid-Afrikaanse
homoseksuele imam en de stichter van The Inner Circle, een
mensenrechtenorganisatie die werkt rond de thema’s gender, seksuele diversiteit en
islam.
Het is belangrijk om een forum te bieden aan progressieve stemmen uit contexten
die vaak gekenmerkt worden door en geassocieerd worden met minder progressieve
opvattingen over seksualiteit. De verspreiding van deze stemmen binnen onze
allochtone gemeenschappen creëert meer openheid voor seksuele diversiteit. De
verspreiding van deze stemmen binnen de omringende samenleving, creëert op haar
beurt meer openheid van die omringende samenleving voor de (diverse) allochtone
gemeenschappen. In een klimaat van toenemende polarisering, dat sterk gevoed
wordt door vooroordelen en angst, is dit geen overbodige luxe. Tijdens de WOGAmensenrechtenconferentie hielden verscheidene internationale sprekers trouwens
een sterk pleidooi voor de noodzaak aan solidariteit tussen de verschillende etnische
gemeenschappen binnen de holebi- en transgendergemeenschap.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
In het traject dat ik ontwikkel m.b.t. gender en seksuele diversiteit in het onderwijs
(zie OD 8.3), wordt er in 2014 bijzondere aandacht besteed aan het ondersteunen
van scholen met een leerlingenpopulatie met een heterogene etnische achtergrond,
en dit via pedagogische studiedagen op maat.
OD 16.1 Journalisten gebruiken de Expertendatabank als een belangrijke bron
voor contactinformatie Pagina 37
Realisaties 2013
De Expertendatabank bevat een duizendtal fiches met contact- en
expertisegegevens van experten uit de kansengroepen vrouwen, allochtonen,
transgenders en personen met een handicap. Sinds 2012 zijn een aantal opgeleide
ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding toegevoegd. Daarnaast vindt de
journalist er informatie over organisaties die werken rond één of meer van deze
thema’s.
Om het gebruik van de Expertendatabank optimaal te houden, wordt ze actief
gepromoot bij journalisten. De levendige homepage toont tweewekelijks een nieuw
kort interview met één van de vele experten uit de databank. Daardoor wordt in een
oogopslag duidelijk wat de Expertendatabank te bieden heeft. Maandelijks
53
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
ontvangen journalisten ook een mailing met nieuws over de databank. En via een
rake advertentie en banner – met dank aan Carl Devos – wordt de databank actief
gepromoot bij journalisten. Op 22 februari 2013 stelde GKV de Expertendatabank
voor aan de federaal georganiseerde rondetafel ‘Media en diversiteit’.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
In 2014 werk ik verder aan de uitbouw van deze databank, en aan de promotie
ervan. Zo zal eind 2013 een vernieuwde banner en advertentie ter promotie van de
Expertendatabank bij journalisten verspreid worden. Ook deze keer zal de
expertendatabank mee gepromoot worden door een bekend expert.
OD 17.4 De burger kent zijn rechten in de strijd tegen discriminatie en vindt zijn
weg naar de Meldpunten en andere partners. Pagina 40
Realisaties 2013
Voor de bekendmaking van het antidiscriminatiebeleid en de Meldpunten is verder
ingezet op netwerking en multiplicatoreffecten. De Meldpunten maakten hun werking
in het eigen werkingsgebied beter bekend door samen te werken met lokaal
ingebedde doelgroep- en
sectororganisaties. Ook door hun preventieve acties kregen de Meldpunten
langzamerhand meer bekendheid bij het brede publiek.
Begin 2013 zette ik een vormingsaanbod voor de Meldpunten op in het kader van
een Vlaams beleid voor de integratie van Midden- en Oost-Europese
(Roma)migranten.19 In het najaar van 2013 vindt een voorstelling van het TIP plaats.
Zo wil ik ervoor zorgen dat de Meldpunten ook adequaat kunnen omgaan met de
bestrijding van discriminatie ten aanzien van deze doelgroepen. 19 Met dit initiatief
geef ik uitvoering aan het Vlaams Actieplan MOE (Roma)-migranten 2012-2015.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
De inbedding van de Meldpunten in het nieuwe Interfederaal Centrum staat gepland
voor januari 2014. Dit doet geenszins afbreuk aan het belang van een lokale
verankering van de strijd tegen discriminatie. Problemen rond discriminatie
manifesteren zich vaak lokaal en vereisen dan ook een lokale aanpak. Het blijft erg
belangrijk dat slachtoffers van discriminatie op een laagdrempelige wijze meldingen
kunnen doen. Bovendien is het lokaal netwerk dat elk meldpunt de laatste jaren heeft
opgezet met stedelijke diensten en externe organisaties, van cruciaal belang
gebleken bij de behandeling van klachten.
Zodra de opstart van het Interfederaal Centrum een feit is, moet het een algemene
communicatiecampagne opzetten die het brede publiek inzicht geeft in zijn rechten
en uitleg geeft over de bestrijding van discriminatie in Vlaanderen en Brussel.
54
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief BRUSSEL
SD 1 - Vlaanderen voor Brussel: een betrokken partner zijn in de uitdagingen
waar Brussel voor staat Pagina 13
OD 1.3. – Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid
De prioritaire partner voor de wetenschappelijke onderbouw van het Vlaamse
Brusselbeleid is BRIO, het Brussels Informatie-, Documentatie- en
Onderzoekscentrum.
Beleidsopties en –initiatieven 2014
De resultaten van de eerste taalbarometer van de Rand worden in het voorjaar van
2014 voorgesteld. Uit dit onderzoek zal een publicatie voortvloeien, waarin de
resultaten van de Rand-Taalbarometer worden geconfronteerd met die van de
Brussel-Taalbarometer
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Het wetenschappelijk onderzoek dat Brio voert naar verschillende aspecten van het
taalgebruik in het dagelijks leven in de Vlaamse Rand verder opvolgen. Dit kan als
wetenschappelijke informatiebron dienen bij beleidsondersteuning inzake de Rand.
55
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
BESTUURSZAKEN
(BZ)
Beleidsbrief BESTUURSZAKEN
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Managementsamenvatting
1.Daadkrachtig management door samenwerking en synergie Pagina 7
(…)
Voorts zal ik toezien op de uitvoering van het decreet deugdelijk bestuur in de
Vlaamse publieke sector en zal ik een waardengedreven bedrijfscultuur
stimuleren.
(…)
Voor een optimale rechtsbedeling en maximale bescherming, lever ik de
laatste inspanningen om tegen het einde van de regeerperiode de
geïntegreerde werking en de gestroomlijnde arbeidsvoorwaarden van een
aantal bestuursrechtscolleges in wetgevende teksten te finaliseren.
4. Met ICT en e-government naar geïntegreerde oplossingen Pagina 8
Voorts blijf ik in 2014 bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en
gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Zowel wat betreft
het aanleggen, beheren en gebruiken van authentieke bronnen als het
samenwerken op het vlak van e-governmentdiensten, wil ik verdere stappen
zetten samen met de lokale besturen.
10. Sterke partnerschappen voor maximale meerwaarde eindgebruiker
Pagina 9
Ook in 2013 zal ik investeren in sterke partnerschappen met de lokale
besturen, internationale partners, de personeelsvertegenwoordiging en de
Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Inleiding Pagina 10
Ik stimuleerde verschillende vormen van mobiliteit van personeelsleden zoals
mobiliteit van en naar lokale besturen en tijdelijke (internationale) mobiliteit.
Aan het begin van deze regeerperiode stelde ik mezelf de ambitie om een
positief verschil te maken voor de samenleving, de bedrijven, het middenveld
en de lokale overheden door het realiseren van een slagkrachtige overheid.
(…)
Ik zette ook sterk in op het verminderen van administratieve lasten. Ik gaf mijn
administratie de opdracht om zowel het instrumentarium te verbeteren
waarmee administratieve lasten bestreden wordt, als om mee te werken aan
concrete projecten zoals de omgevingsvergunning. Ook de interne
56
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
administratieve lasten heb ik onder handen genomen door bijvoorbeeld het
ondernemingsplan te optimaliseren. De vele impulsen om intensiever te
werken met e-procurement is in deze een goed voorbeeld.
1.1.1. VIA-PROJECT EN MEERJARENPROGRAMME SLAGKRACHTIGE
OVERHEID
Algemene stand van zaken Pagina 11
Het College van Ambtenaren-Generaal (CAG) rapporteert zesmaandelijks aan
de Vlaamse Regering over de voortgang van het meerjarenprogramma
slagkrachtige overheid. Daarnaast vindt er driemaandelijks een overleg plaats
tussen een delegatie van het CAG en de kernministers over de voortgang van
het programma of over specifieke sleutelprojecten of onderdelen ervan. Het
afgelopen jaar wierp het voortgangsrapport maart 2013 een vooruitblik op de
afwerking van de sleutelprojecten van het meerjarenprogramma. Eén van de
dertien organisatiebrede sleutelprojecten van het meerjarenprogramma, met
name „Planlasten voor lokale besturen vervangen door één lokale
meerjarenplanning is inmiddels gerealiseerd.
1.1.2 DE INTERNE PLANLAST VERMINDEREN EN EFFICIËNTIE
INSCHRIJVEN IN DE PLANNINGSINSTRUMENTEN Pagina 12
Stand van zaken
De Vlaamse Regering verleende op mijn voorstel haar goedkeuring aan de
inhoud en de implementatie van het ondernemingsplan en de jaarlijkse
uitvoeringsrapportering. Het voorstel integreert het jaarlijks diversiteitsplan en
het jaarlijks welzijnsplan in het jaarlijks ondernemingsplan. De
ondernemingsplannen werden begin dit jaar opgevraagd en op de website
www.bestuurszaken.be geplaatst.
Intenties 2014
Ik zal de mogelijkheid onderzoeken om te streven naar uniformiteit m.b.t. het
personeelsplan. AgO levert een „Instrumentendoos Personeelsplanning op
die het de entiteiten van de Vlaamse overheid mogelijk zal maken om hun
personeelsplan op een gestructureerde manier op te maken, meer in lijn met
het ondernemingsplan.
1.1.4 DIENST VOOR DE BESTUURSRECHTSCOLLEGES (DBRC) Pagina
13
Stand van zaken
In 2013 doorliep het voorontwerp van decreet betreffende de organisatie en
de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges de nodige
(overleg)procedures. Het decreet organiseert een ondersteunende dienst voor
de bestuursrechtscolleges (DBRC) met onder meer de griffiers en
referendarissen, geleid door de voorzitter, voor het Milieuhandhavingscollege,
de
Raad
voor
Vergunningsbetwistingen
en
de
Raad
voor
Verkiezingsbetwistingen samen
57
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
(…)
Het Departement Bestuurszaken stelde, in samenwerking met de betrokken
bestuursrechtscolleges en departementen, twee uitvoeringsbesluiten op - het
procedurereglement en de rechtspositieregeling - en startte daarvoor het
inhoudelijk overleg op.
Intenties 2014
In 2014 zal de Vlaamse Regering het decreet betreffende de organisatie en de
rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges indienen bij het
Vlaams Parlement. De Vlaamse Regering zal eveneens de datum van
inwerkingtreding bepalen, in samenhang met de inwerkingtreding van de
decreten betreffende de omgevingsvergunning en de handhaving van de
omgevingsvergunning.
(…)
Zo zullen tegen het einde van de regeerperiode de geïntegreerde werking
(met als doel een optimale rechtsbedeling en maximale rechtsbescherming)
en de gestroomlijnde arbeidsvoorwaarden van een aantal administratieve
rechtscolleges in wetgevende teksten een feit zijn.
1.4.2
UITBOUW
VAN
EEN
DEGELIJK
SYSTEEM
VAN
ORGANISATIEBEHEERSING (INTERN CONTROLESYSTEEM) Pagina 15
Stand van zaken
In 2013 werd beslist om IAVA om te vormen tot audit Vlaanderen met een
auditpoot voor de Vlaamse overheid en een auditpoot die de externe audit van
lokale besturen voor zijn rekening zal nemen. In de loop van 2014 wordt deze
beslissing verder geïmplementeerd.
Intenties 2014
In 2014 zal verder worden ingezet op geïntegreerd risicomanagement en zal
de werkgroep interne controle/organisatiebeheersing de instrumenten m.b.t.
organisatiebeheersing verder opvolgen. In dat opzicht verwijs ik ook graag
naar de beleidsbrief van de minister-president, bevoegd voor audit. De
werkgroep zal in 2014 de actualisatie van de leidraad interne
controle/organisatiebeheersing afronden en implementeren. De externe
auditactiviteiten naar de lokale besturen zullen worden opgestart in 2014.
1.4.3 UITBOUW VAN HET BEDRIJFSCONTINUÏTEITSMANAGEMENT
Pagina 15
Intenties 2014
(…)
Verder zal ik er op toezien dat de kwaliteit van de bedrijfscontinuïteitsplannen
verhoogd, onder andere ten behoeve van de crisiscoördinatie door het
crisiscoördinatieteam van de Vlaamse overheid. Het CCVO komt in werking in
geval van ernstige calamiteiten waarbij meer dan één Vlaamse
overheidsinstelling betrokken. Het CCVO heeft nood aan meer slagkracht en
bekendheid. Ik zet dus in op meer intensieve interne communicatie, en geef
daarnaast prioriteit aan de ervaringsuitwisseling met de provinciegouverneurs.
58
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
1.4.4 INTRODUCEREN
BESTUREN Pagina 15
VAN
EXTERNE
AUDIT
BIJ
DE
LOKALE
Voor de verdere opvolging van de introductie van de externe audit bij de
lokale besturen verwijs ik naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Zie ook
1.4.2.
1.5 VERZEKEREN VAN DEUGDELIJK BESTUUR Pagina 16
Stand van zaken
Het ontwerp van decreet betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse
publieke sector legt een aantal regels op inzake de samenstelling van raden
van bestuur van publieke organisaties en het opstellen van een
deontologische code. Het decreet legt ook verschillende geldelijke bepalingen
op. Zo mag de jaarlijkse bezoldiging van personeelsleden en leden van raden
van bestuur niet hoger zijn dan de bezoldiging van de minister-president. (…)
Ten slotte bepaalt het decreet dat de bedragen van de bezoldigingen
openbaar gemaakt worden. Dat zal de transparantie inzake de verloning van
personeelsleden van entiteiten en de leden van raden van bestuur verhogen.
2.2.1 LUISTEREN NAAR DE SAMENLEVING: CONSULTATIE Pagina 17
Intenties 2014
Tot slot wens ik belanghebbendenmanagement verder toe te passen in een
interbestuurlijke context. Zo kan er geleerd worden uit de ervaringen van
lokale besturen met de toepassingen van de Beleids- en Beheercyclus (BBC).
2.2.2
VOORTBOUWEN
OP
DEGELIJK
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Pagina 18
BELEIDSGERICHT
Stand van zaken
2013 was het tweede werkjaar van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie
(SBOV III) – Slagkrachtige Overheid. Tijdens het tweede werkjaar kwamen
heel wat interessante onderzoeksbevindingen naar boven.
Intenties 2014
In 2014 zal ik verder inzetten op een sterke samenwerking tussen de
administratie en SBOV III en zal ik erover waken dat de SBOVonderzoeksresultaten ruimer worden verspreid. Gezien de kortere looptijd van
SBOV III (vier in plaats van vijf jaar) zal ik er op toezien dat alle projecten de
geplande timing behouden.
2.5 PROJECT-, PROGRAMMA- EN VERANDERMANAGEMENT Pagina 20
Intenties 2014
Verder wens ik ook te onderzoeken hoe we de lokale besturen daarin kunnen
ondersteunen in het kader van de nieuwe externe audit lokale besturen.
59
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
3.2 PERSONEELSBEWEGINGEN Pagina 21
Stand van zaken
Ik stelde vast dat de procedure met betrekking tot mobiliteit met lokale
besturen onvoldoende bekend is. Daarom werden bijkomende hulpmiddelen
uitgewerkt en ontsloten op diverse websites. Een informatiecampagne werkte
sensibiliserend.
4.2.2 VERDER UITBOUWEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE
INFRASTRUCTUUR/ OPLOSSINGEN Pagina 28
In 2013 werden de nodige stappen ondernomen om de ontsluiting van de
MAGDA-diensten (MAximaleGegevensDeling tussen Administraties) over het
internet naar de lokale besturen mogelijk te maken. Daartoe werd de
beveiliging van het MAGDA-platform versterkt (o.a. door gebruik te maken van
Web Services Security (WSS) en secure File Transfer Protocol (sFTP) met
client-certificaten). De hogere beveiliging vormt een belangrijke stap vooruit in
het vergroten van de reikwijdte van de MAGDA-dienstverlening.
Een tweede verbetering van het MAGDA-platform bestaat er in dat alle
bestaande MAGDA-diensten en platformcomponenten werden gemigreerd
naar een nieuwe (en krachtiger) versie van de onderliggende software
(databanken en applicatie servers). Dat moet toelaten om nieuwe MAGDAdiensten sneller in productie te brengen en een groter aantal bijkomende
MAGDA-afnemers (voornamelijk afkomstig uit de lokale overheden) betere
Service Level Agreements (SLAs) te bieden.
Naast het huidig aanbod (door middel van MAGDA) van de waarden uit de
KruispuntBank Ondernemingen (KBO) en bijkomende waarden uit officiële
ondernemingsdatabanken (de officiële „Verrijkingen), wil ik de Verrijkte
KruispuntBank Ondernemingen (VKBO) profileren als kenniscentrum voor
ondernemingsinformatie, zowel aan te spreken door de overheidsdiensten op
Vlaams niveau en door de lokale besturen (die de beschikbare informatie
integreren in hun processen t.a.v. de ondernemingen) als door de
ondernemingen zelf (die zelf bepaalde informatie-elementen centraal kunnen
invullen en beheren).
4.3 TECHNOLOGIE INNOVATIEF EN DOELGERICHT INZETTEN Pagina 30
Stand van zaken
In 2013 initieerde ik een nieuwe oproep voor Vlaamse Innovatie Projecten of
VIP-projecten. Dat zijn projecten bij de Vlaamse overheid of lokale besturen
die bijdragen tot het open data-beleid van de Vlaamse overheid. Er werden 24
projectvoorstellen ontvangen. Tien van deze voorstellen kregen in 2013
ondersteuning of (co)financiering bij de uitvoering van het project.
Ik ondersteunde van in het begin het „OSLO-project (Open Standaarden voor
60
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
lokale overheden) van V-ICT-OR (Vlaamse ICT-Organisatie). Daarin wordt
een generiek datakader /open standaard m.b.t. kerndata ontwikkeld dat zowel
zorgt voor een vlotter interbestuurlijk gegevensverkeer tussen de besturen
(koppeling met authentieke bronnen) als voor een vlotter intrabestuurlijk
gegevensverkeer binnen een bestuur (tussen de verschillende toepassingen).
Intenties 2014
In 2014 zal ik samen met alle functioneel bevoegde ministers waaronder de
minister bevoegd voor economie, mede naar aanleiding van de goedgekeurde
herziening van de Europese richtlijn over hergebruik van overheidsinformatie,
een regelgevend initiatief met betrekking tot open data opstarten. Mijn
administratie zal bovendien verder werken aan de realisatie van het Vlaams
open data platform. Aansluitend zal ik de samenwerking met de lokale
overheden met betrekking tot een Vlaams overkoepelend open data beleid
verder stroomlijnen.
4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN
Pagina 30
Stand van zaken
De Productencatalogus werd opgeleverd in het voorjaar van 2013 en beschrijft
producten en diensten die Vlaamse, federale, lokale en provinciale overheden
aanbieden. Voorbeelden zijn o.a. studietoelagen, bodemattesten,
identiteitskaarten, reispaspoorten, premies voor het aanleggen van een
geveltuin, .... Lokale, provinciale, Vlaamse en federale overheidsdiensten
kunnen vanaf nu de beschrijvingen uit de productencatalogus gebruiken en
overnemen in hun communicatie naar burgers, bedrijven en organisaties. De
Productencatalogus is tot stand gekomen in samenwerking tussen de
Vlaamse overheid (entiteit e-government en ICT-Beheer/CORVE en de
Vlaamse infolijn) en de vertegenwoordigers van provincies en lokale besturen
(VVSG, V-ICT-OR, VVP en Kortom).
Door de verdere ontwikkeling van het MAGDA 2.0-platform heb ik de
mogelijkheid gecreëerd voor lokale besturen om aan te sluiten op de diensten
aangeboden door het MAGDA-platform.De eerste stappen daartoe werden
ook reeds gezet, onder meer voor het project Digitale Bouwaanvraag. Ook
met de provincies werden eerste stappen gezet om persoonsgegevens te
gaan uitwisselenHet MAGDA-platform speelt ook een cruciale rol in de
uitwisseling van gegevens in samenwerking met de Kruispuntbank Inburgering
(KBI). Zo zorgt het MAGDA-platform ervoor dat de diverse partners Kruispuntbank Inburgering, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen
(VMSW), de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) en de
OCMWs - gegevens eenmalig inzamelen en gecoördineerd ontsluiten, met
waarborgen op het vlak van informatieveiligheid en de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer
Intenties 2014
Bij het opstarten van het project digitale bouwaanvraag zal ik mee investeren
om de uitrol bij de lokale besturen en andere belanghebbenden te begeleiden.
Het welslagen van een e-governmentproject zoals de digitale bouwaanvraag
61
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
hangt deels af van de omkadering die eindgebruikers en professionele
medewerkers van lokale overheden krijgen om zich de nieuwe werkmethodes
eigen te maken. Verder zal het onderzoek naar koppelingen met andere
platformen en processen van de Vlaamse overheid doorgezet worden, waarbij
het samenvoegen met milieuvergunningen in de omgevingsvergunning de
eerste aandacht krijgt.
In 2014 zal ik de lokale besturen verder ondersteunen om de
Productencatalogus te gebruiken in toepassingen gericht op burgers en
bedrijven. Met de federale administraties moeten nog meer duurzame
afspraken gemaakt worden over het definiëren en bijhouden van de federale
diensten.
Ik blijf in 2014 bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en
gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Ik wens in
samenwerking met V-ICT-OR maximaal in te zetten op een klantvriendelijke
ontsluiting van informatie, zowel voor de burgers als voor de mandatarissen
van lokale besturen.
Om het e-government van de lokale besturen efficiënt en effectief te
ondersteunen, onderzoeken steden en gemeenten een verregaande
structurele samenwerking met de Vlaamse overheid
5.1.1 VERLAGEN VAN BESTAANDE ADMINISTRATIEVE LASTEN DOOR
MIDDEL VAN DE ACTIEPLANNEN Pagina 33
Stand van zaken
Planlastendecreet: het Departement Bestuurszaken heeft de lokale besturen
ondersteund bij de implementatie van het planlastendecreet o.a. door middel
van een online helpdesk en een toelichting per provincie. Ook de Vlaamse
administratie werd verder ondersteund en begeleid bij de implementatie van
het Planlastendecreet (…)
Vereenvoudigingsproject personen met een handicap: in samenwerking met
de federale dienst voor administratieve vereenvoudiging werd een project
opgestart om de complexe regeldruk voor personen met een handicap in kaart
te brengen. De focus in het project ligt op de interbestuurlijke complexiteit en
de bewustmaking van de impact daarvan op de doelgroep. Het project wordt
gekenmerkt door een innovatieve aanpak, geïnspireerd en gebaseerd op het
Deense Mindlab (www.mind-lab.dk/en) dat door middel van een innovatieve
end-user approach naar oplossingen zoekt binnen de publieke sector.
Intenties 2014 – pagina 34
Ik zal voor het einde van deze regeerperiode een finaal voortgangsrapport
opstellen over alle actieplannen voor administratieve vereenvoudiging. Het
einddoel is voor burgers, bedrijven en lokale besturen een voelbare
administratieve vereenvoudiging te realiseren door middel van de
verschillende vereenvoudigingsprojecten van de Vlaamse overheid.
Planlastendecreet: in 2014 zullen de lokale besturen de aanvragen voor
62
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
sectorale subsidies op basis van de Vlaamse beleidsprioriteiten indienen en
zal de Vlaamse overheid deze aanvragen beoordelen en bijhorende subsidies
toekennen. Ik heb mijn administratie gevraagd om ondersteuning te bieden bij
deze operatie
5.2.1 HERVORMEN VAN RIA TOT EEN MEER DOELTREFFEND
INSTRUMENT Pagina 34
Intenties 2014
Ik verwijs naar de beleidsbrief van Binnenlands Bestuur over de intenties om
de lokale besturentoets bij te sturen.
5.3 PROCESBEHEER OPTIMALISEREN VANUIT HET PERSPECTIEF VAN
DE KLANT Pagina 37
Stand van zaken
Om de procesorganisatie van de Vlaamse overheid in beeld te krijgen, startte
ik het project „Proceshuis Vlaamse overheid, met drie prioriteiten voor 2013:
een vindplaats maken voor procesmodellen van de Vlaamse en lokale
overheden;
De vindplaats is opgebouwd in het kennisplatform V-ICT-OR dat ook lokale
overheden gebruiken. De inventaris is beschikbaar voor de overheidsdiensten
en is klaar voor een kwaliteitscheck met als doel deze inventaris in beheer te
nemen en open te stellen voor alle belanghebbenden.
5.4.2 GEEN DIGITALE ALZHEIMER: KWALITEITSVOL BEHEREN VAN
HET VLAAMSE GEHEUGEN Pagina 38
Stand van zaken
Het project, het „Digitaal Archief Vlaanderen, werkt het organisatorische en
financiële model uit op basis waarvan deze organisaties een gezamenlijk
aanbod kunnen organiseren. Het brengt de behoeften van de Vlaamse
overheid en de lokale besturen in kaart.
Om op een efficiënte manier het Vlaamse openbare archiefwezen te
optimaliseren, werkte ik samen met het Rijksarchief aan een afsprakenkader.
Het kader regelt de wijze waarop de federale staat en Vlaanderen de
verdeelde bevoegdheid in het openbare archiefwezen in de praktijk kunnen
brengen, met de bedoeling om de last voor de lokale besturen zo laag
mogelijk te houden.
(…)
Om Het Nieuwe Werken in de praktijk te brengen en om de verhuisbeweging
naar het toekomstige VAC Brussel te ondersteunen, werkte ik in 2013 aan een
beleidskader om het informatiemanagement verder te moderniseren en te
optimaliseren. Het kader zorgt onder andere voor een inhaalbeweging op vlak
van slimme digitalisering en digitale archivering, zodat digitaal werken grotere
efficiëntiewinsten oplevert.
Intenties 2014
In maart 2014 zal het voorstel voor de inrichting van het gemeenschappelijke
63
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
aanbod van het Digitaal Archief Vlaanderen, samen met de andere aspecten
van het VIAA, worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Deze zal
beslissen over de eventuele verzelfstandiging en verdere operationalisering
van het instituut en haar diensten.
6. Clustering van expertise rond goed opdrachtgeverschap Pagina 39
Op vlak van e-procurement zal ik in 2014 elektronisch veilen blijven promoten
en realiseer ik een systeem om facturen digitaal aan te leveren en te
verwerken. Bovendien laat ik de rapportering over overheidsopdrachten verder
uitbouwen
6.2 E-PROCUREMENT Pagina 40
Stand van zaken
In 2013 pasten de entiteiten e-tendering, het elektronische uitwisseling van
kandidaatstellingen en offertes, verder toe voor alle procedures. Het
programma Bedrijfsinformatie Vlaamse overheid volgt het gebruik van de
elektronische procedures bij overheidsopdrachten verder op. Uit de
rapportering blijkt dat voor meer dan 90% van de overheidsopdrachten de
elektronische procedure mogelijk is en dat 95% van de offertes elektronisch
werd ingediend. Voor de module e-auction, het elektronisch veilen, bouwde
mijn administratie de technische en juridische ondersteuning uit en hield zij de
eerste pilootveilingen. De bevindingen zullen breed gecommuniceerd worden
binnen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Bijkomend, inspelend op
Europese beleidsdoelstellingen, startte de administratie met het project einvoicing voor het digitaal ontvangen en verwerken van factuurinformatie. Zij
formuleerde de strategische en operationele doelstellingen van het project en
creëerde een politiek en ambtelijk draagvlak.
Intenties 2014
Mijn administratie zorgt voor de inproductiestelling van het e-draaiboek
overheidsopdrachten. Het e-draaiboek is een online toelichting met verwijzing
naar de nieuwe regelgeving in een dynamische structuur. Het integreert de
modeldocumenten en legt een verband met de themas e-procurement en
duurzame overheidsopdrachten.
6.3 OVERHEIDSOPDRACHTEN Pagina 41
Intenties 2014
In 2014 zet ik verder in op raamovereenkomsten over de horizontale
dienstverleningspakketten. Een informatieportaal laat toe om gegevens over
de bestaande raamovereenkomsten te verstrekken en behoeften van
belanghebbenden in kaart te brengen. Op basis van de ervaringen met
pilootdossiers werkt de administratie richtlijnen uit over de openstelling naar
lokale besturen en over het optreden als opdrachtencentrale en het aanbieden
van raamovereenkomsten.
8.1 AFM ALS KENNISCENTRUM Pagina 45
Intenties 2014
64
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
slot gaf ik AFM ook de opdracht om een raamcontract voor het verwerven van
hybride voertuigen en voertuigen op aardgas (CNG) af te sluiten, zodat de
diverse entiteiten van de Vlaamse overheid – in functie van hun specifieke
behoeften – een ruim aanbod aan milieuvriendelijke voertuigen ter beschikking
hebben bij de verdere verduurzaming van hun wagenpark. Daarbij laat ik
meteen ook nagaan of de beide nieuwe raamcontracten kunnen worden
opengesteld naar lokale besturen, om ook daar een verdere verduurzaming
van het wagenpark te stimuleren en te faciliteren.
8.2 EFFICIËNTIE EN EFFECTIVITEIT DOOR FACILITAIR MANAGEMENT
Pagina 46
Stand van zaken
Met het oog op mogelijke efficiëntiewinsten door interbestuurlijke
samenwerking, gaf ik AFM de opdracht om na te gaan welke facilitaire
raamcontracten op korte termijn kunnen worden opengesteld naar lokale
besturen in Vlaanderen en naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie
(VGC).Daarnaast heb ik in samenspraak met AFM en VVSG de noden laten
bevragen en de criteria bepaald, aan de hand waarvan afgewogen wordt
welke raamcontracten in de toekomst al dan niet (kunnen) worden
opengesteld naar deze nieuwe doelgroep. Als eerste werd alvast het
raamcontract voor aardgas opengesteld voor lokale besturen
(…)
Als eerste werd alvast het raamcontract voor aardgas opengesteld voor lokale
besturen.
(…)Evenwel bleek dat AFM de interne klant ook met een lagere frequentie van
een aantal schoonmaaktaken een kwalitatieve en marktconforme
dienstverlening kan blijven garanderen, waarmee alle entiteiten samen de
mogelijke efficiëntiewinsten helpen realiseren.
Intenties 2014
Ik zal er op toezien dat een vernieuw(en)de visie op de cateringdienstverlening
wordt uitgewerkt en stapsgewijs wordt geïmplementeerd in alle restaurants en
cafetarias beheerd door AFM. Daarnaast zal ik er ook op toezien dat de
beoogde efficiëntiewinsten gerealiseerd worden met behoud of zelfs
verhoging van de kwaliteit en de klantentevredenheid. (…)
Ik laat AFM ook stapsgewijs warme drankenautomaten en vaatwasmachines
installeren waardoor efficiëntiewinsten worden gerealiseerd.
8.3 CONCRETE HUISVESTINGSDOSSIERS Pagina 47
Stand van zaken
(…)
Tot slot werd met de officiële opening van het Muntpunt op 7 september 2013
een belangrijk en zichtbaar gezamenlijk initiatief van de Vlaamse Regering en
het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in de hoofdstad
gerealiseerd.
9.1 OPRICHTEN VAN EEN OVERKOEPELEND DIENSTENPLATFORM
65
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Pagina 47
Intenties 2014
In 2014 wil ik de raamcontracten die openstaan voor lokale besturen in de verf
zetten door een handige zoekfilter aan de „Dienstencatalogus interne werking
toe te voegen.
9.2.2 E-IB EN CORVE Pagina 49
Stand van zaken
Vlaamse ICT-vereniging zal strategische ICT-profielen ter beschikking kunnen
stellen aan de entiteiten van de Vlaamse overheid, het Vlaams Parlement en
de lokale besturen die lid worden van de vereniging. Vanuit een lange
termijnvisie wil ik de operationalisering beter integreren met het nieuwe
beloningsbeleid dat ik voor ogen heb.
Intenties 2014
Ten slotte zal ik het aanbod van de Vlaamse ICT-vereniging uitbouwen dankzij
de rekrutering van extra strategische ICT-brugfuncties, zodat de vereniging de
verschillende behoeften aan strategische ICT-profielen bij de Vlaamse en
lokale overheden kan invullen. Ik streef naar een optimale samenwerking met
de ICT-dienstenleveranciers, die dankzij een sterke vraagzijde een meer
kwalitatief partnerschap op vlak van ICT-projecten kunnen aangaan met de
Vlaamse en lokale overheden.
9.2.3 EEN DUIDELIJK KADER VOOR HET AFM Pagina 49
Stand van zaken
Vanuit het streven naar een hogere klantentevredenheid enerzijds en naar het
realiseren van efficiëntiewinsten anderzijds, zet AFM momenteel sterk in op
procesmatig denken en werken.
10.1 PARTNERSCHAP TUSSEN DE LOKALE BESTUREN EN VLAAMSE
OVERHEID UITBOUWEN Pagina 50
Stand van zaken
Het witboek Interne Staatshervorming bevat initiatieven voor een betere relatie
tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Daarvoor verwijs ik naar
mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Diverse raamcontracten werden
ondertussen opengesteld voor lokale besturen.
Intenties 2014
De uitvoering van de projecten in het kader van de Interne Staatshervorming
lopen verder in 2014. Voor verdere toelichting verwijs ik opnieuw naar mijn
beleidsbrief Binnenlands Bestuur.
Aan de hand van de „Dienstencatalogus interne werking wens ik de
raamcontracten die openstaan voor lokale besturen beter te bundelen en te
ontsluiten
66
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
10.2 DE INTERNATIONALE PARTNERSCHAPPEN OP VLAK VAN
BESTUURSZAKEN VERDER UITBOUWEN Pagina 50
Met Polen was er een vervolginitiatief met vooral aandacht voor de interne
bestuurlijke organisatie, planlastenverlaging en stedenbeleid.
10.4 EEN SAMENWERKING TOT STAND BRENGEN MET DE VLAAMSE
GEMEENSCHAPSCOMMISSIE Pagina 52
Stand van zaken
Het protocol tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en
de Vlaamse Regering over de samenwerking tussen de diensten van hun
respectieve administraties werd ondertekend op 10 januari 2013.
Intenties 2014
In 2014 zullen de opportuniteiten tot samenwerking op het vlak van
Bestuurszaken verder vormgegeven worden. Het protocol biedt de
mogelijkheid tot samenwerking op het terrein van raamcontracten, gebruik van
elkaars faciliteiten, vorming, archiefbeheer, kinderopvang voor eigen
personeelsleden tijdens de schoolvakanties, de participatie van het VGC aan
de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus (IPDC) en aan het project
over open data van de Vlaamse overheid.
67
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Inleiding Pagina 10
Op vlak van het beleidsveld vastgoed en facilitair management pak ik graag uit
met twee belangrijke verwezenlijkingen. Ten eerste realiseerde ik in elke
provinciehoofdstad een Vlaams Administratief Centrum. Ten tweede legde ik
met de realisatie van de vastgoeddatabank de essentiële basis voor een goed
vastgoedportefeuillebeheer.
2.3 INTEGERE OVERHEID BLIJVEND GARANDEREN Pagina 18
Stand van zaken
(…)
Ten slotte zette Integriteitszorg in 2013 in op kennisopbouw en kennisdeling
met andere overheden. Enerzijds in Vlaanderen binnen het Vlaams Netwerk
Integriteit en door halfjaarlijks overleg met de stad Antwerpen en de stad Gent.
Anderzijds over de landsgrenzen heen met Nederland, de EU en de OESO.
4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN
Pagina 38
Stand van zaken
Met het project „Citadel on the Move, opgestart in februari 2012, wil e-IB het
voor steden, gemeenten en ontwikkelaars gemakkelijker maken om open data
te gebruiken voor het bouwen van innovatieve mobiele applicaties. Daarvoor
worden standaarden ontwikkeld die het voor steden en gemeenten mogelijk
maken om vlot hun data te ontsluiten in bruikbare, uitwisselbare formaten.
Bijkomend worden gebruiksvriendelijke sjablonen ontwikkeld waardoor
burgers zelf mobiele applicaties kunnen bouwen die in heel Europa kunnen
gebruikt en gedeeld worden.
„Citadel on the Move startte in 2013 ook zelf met het ontwikkelen van een
reeks mobiele applicaties waarmee data van een gemeente vlot toegankelijk
kan worden gemaakt naar inwoners of toeristen. Met dezelfde applicatie kan in
eender welke gemeente in Europa gelijkaardige data worden geconsulteerd:
toeristische informatie, tabellen van openbaar vervoer, trajecten van
fietspaden en parkeerplaatsen. De eerste applicaties zijn ter beschikking
gesteld in het voorjaar 2013.
Intenties 2014
Ik blijf in 2014 bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en
gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Ik wens in
samenwerking met V-ICT-OR maximaal in te zetten op een klantvriendelijke
ontsluiting van informatie, zowel voor de burgers als voor de mandatarissen
van lokale besturen. Goed gebruik maken van de ICT-mogelijkheden leidt tot
efficiëntiewinst, een betere personeelsinzet en daardoor ook tot een betere
inzet van de beschikbare middelen. Daarbij worden ook de organisaties van
gemeenten, van gemeentelijke ontvangers en van gemeentesecretarissen
betrokken.
Om het e-government van de lokale besturen efficiënt en effectief te
68
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
ondersteunen, onderzoeken steden en gemeenten een verregaande
structurele samenwerking met de Vlaamse overheid. De bedoeling van deze
samenwerking is het instaan voor het delen van expertise en voor de bouw
van gemeenschappelijke projecten. Dat vermijdt alvast dat de 308 gemeenten
telkens gelijkaardige applicaties bouwen in plaats van een gezamenlijke
applicatie
5.4.2 GEEN DIGITALE ALZHEIMER: KWALITEITSVOL BEHEREN VAN
HET VLAAMSE GEHEUGEN Pagina 38
Stand van zaken
Om digitale overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te houden, werk ik
intensief samen met het Vlaams Instituut voor de Archivering (VIAA), dat
gehuisvest zal worden op de Waalse Krook. Samen met iMinds vzw, de stad
Antwerpen, het Vlaams Parlement en de Katholieke Universiteit Leuven laat ik
de inrichting van een gemeenschappelijk dienstenaanbod voor digitale
archivering onderzoeken. Het project, het „Digitaal Archief Vlaanderen, werkt
het organisatorische en financiële model uit op basis waarvan deze
organisaties een gezamenlijk aanbod kunnen organiseren. Het brengt de
behoeften van de Vlaamse overheid en de lokale besturen in kaart.
6.1 GOED OPDRACHTGEVERSCHAP Pagina 36
Stand van zaken
Het reglement „open oproep - versie 3 werd door de Vlaamse Regering
goedgekeurd en wordt toegepast. De „Open oproep is de prijsvraag voor
ontwerpen waarbij publieke opdrachtgevers projecten op het vlak van
architectuur, stedenbouw, … kunnen gunnen.
8.3 CONCRETE HUISVESTINGSDOSSIERS
Stand van zaken
Met de ingebruikname van het VAC Gent medio 2014 zal ik de beslissingen
van de Vlaamse Regering terzake volledig tot een goed einde hebben
gebracht en zal de Vlaamse overheid in alle provinciehoofdsteden beschikken
over een duidelijk zichtbaar en herkenbaar administratief hoofdgebouw,
dichtbij de burger en de maatschappij.
De herhuisvesting van de Vlaamse Belastingsdienst (VLABEL) in het nieuwe
hoofdkantoor te Aalst zit op schema voor de geplande ingebruikname begin
2014. Voor de huisvesting van de diverse buitendiensten van VLABEL in de
dertien centrumsteden zit de prospectie momenteel in een eindfase. AFM
schreef recent een opdracht uit voor de inrichting van deze locaties, waarin
meteen ook het uitwerken van typebestekken (met normen en standaarden)
voor de inrichting van kantoorgebouwen van de Vlaamse overheid vervat zit.
Vanuit de voorbeeldfunctie van de Vlaamse overheid inzake duurzaamheid
werd de huisvesting van VLABEL in één van deze centrumsteden
(Passionistenlaan te Kortrijk) opgevat als een „Bijna-EnergieNeutraal (BEN)
gebouw, waardoor meteen ook bijkomende kennis en ervaring wordt
opgebouwd in deze bouwwijze die in de toekomst meer en meer tot de
69
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
standaard zal uitgroeien (…)
Tot slot werd met de officiële opening van het Muntpunt op 7 september 2013
een belangrijk en zichtbaar gezamenlijk initiatief van de Vlaamse Regering en
het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in de hoofdstad
gerealiseerd.
10.2 DE INTERNATIONALE PARTNERSCHAPPEN OP VLAK VAN
BESTUURSZAKEN VERDER UITBOUWEN Pagina 50
Stand van zaken
Met Polen was er een vervolginitiatief met vooral aandacht voor de interne
bestuurlijke organisatie, planlastenverlaging en stedenbeleid.
Aandachtspunten Integratie en Inburgering
4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN
Pagina 30
Stand van zaken
HetMAGDA-platform speelt ook een cruciale rol in de uitwisseling van
gegevens in samenwerking met de Kruispuntbank Inburgering (KBI). Zo zorgt
het MAGDA-platform ervoor dat de diverse partners - Kruispuntbank
Inburgering, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), de
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) en de OCMWs - gegevens
eenmalig inzamelen en gecoördineerd ontsluiten, met waarborgen op het vlak
van informatieveiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
70
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
ECONOMIE, WETENSCHAP EN INNOVATIE
(EWI)
Beleidsbrief ECONOMIE
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
3. Meer en sterker ondernemerschap
3.8. Ruimte om te ondernemen Pagina 33
3.8.1. Heroriëntering steun bedrijventerreinen
Op 24 mei 2013 keurde de Vlaamse Regering definitief de nieuwe steunregeling voor
bedrijventerreinen goed. Van het begin van de legislatuur tot aan de inwerkingtreding
van het nieuwe subsidiebesluit bedrijventerreinen werden 83 dossiers gesubsidieerd
op basis van de subsidieregeling van 16 mei 2007, goed voor bijna 2000 ha
bedrijventerreinen (de zogenaamde voortrajecten niet meegerekend). Vooral het
afgelopen jaar (2013) kende een sterke stijging van het aantal dossiers. In de eerste
jaarhelft (tot de inwerkingtreding van de nieuwe regeling) werd meer dan 28 miljoen
euro subsidie toegekend. Meer dan de helft daarvan betroffen dossiers voor de
heraanleg van verouderde bedrijventerreinen. Ook de tweede jaarhelft van 2013 en
2014 kondigen zich aan als topjaren voor de herinrichting en opwaardering van
verouderde bedrijventerreinen en brownfields. Dit was ook de expliciete bedoeling
van de nieuwe steunregeling.
Zoals naar aanleiding van de goedkeuring van het decreet ruimtelijke economie in de
zomer van 2012 aangekondigd, zou de steun voor normale, rendabele nieuwe
bedrijventerreinen (greenfields) wegvallen om budget beschikbaar te maken voor de
veel moeilijker rendabel te herontwikkelen brownfields en verouderde
bedrijventerreinen.
Daarnaast voorziet de nieuwe steunregeling in subsidies om beheer op
bedrijventerreinen te introduceren. Het decreet ruimtelijke economie voorzag al in
een geoptimaliseerd instrument terugkooprecht. Door deze subsidiemaatregel zullen
er ook meer lokale besturen of ontwikkelaars aangezet worden om problematische
situaties op bedrijventerreinen nauwer op te volgen en desgevallend via het
terugkooprecht effectief te remediëren.
3.8.3 Ontwikkelen van een economisch locatiebeleid Pagina 34
In 2013 is verder gewerkt aan een economisch locatiebeleid en dit via verschillende
deelprojecten: het onderbouwen van een (toekomstig) bedrijfshuisvestingsbeleid, het
onderbouwen van concrete planningsprocessen maar ook door de informatie en de
dienstverlening ten aanzien van de bedrijven zelf over vestigingsmogelijkheden en
op vlak van regelgeving ruimtelijke ordening en bijhorende vergunningen te
verbeteren.
Onderbouwing toekomstig bedrijfshuisvestingsbeleid
71
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Begin 2014 wordt een studie „ruimtebehoefteraming voor niet-verweefbare
economische activiteiten‟ opgeleverd. Deze studie biedt een kwantitatieve inschatting
van de nood aan bedrijventerreinen op Vlaams niveau maar laat ook toe op een
lager geografisch schaalniveau dergelijke inschattingen te maken. Belangrijk is dat
naast het resultaat zelf, deze oefening ook aanzet om na te denken over
beleidsmaatregelen om economische activiteiten meer verweefbaar te maken en ook
hiervoor passende locaties te voorzien. Via specifieke projecten hieromtrent in het
kader van het programma Ondernemingsvriendelijke Gemeente wordt hier ook werk
van gemaakt.
Een bijzonder project dat ook bedoeld is om de bedrijfshuisvestingsmogelijkheden
buiten bedrijventerreinen te exploreren, is een project in het kader van het
Interbestuurlijk Platform voor Plattelandsontwikkeling. Zo werd in 2013 gestart met de
kennisopbouw over het vestigingsgedrag van ondernemers en ondernemingen in het
„buitengebied‟ (dus buiten de stedelijke gebieden en economische knooppunten en
met de focus op locaties buiten de bedrijventerreinen).
Om die verbrede focus van een bedrijventerreinenbeleid naar een
bedrijfshuisvestingsbeleid kracht bij te zetten en om overal in Vlaanderen een meer
doelbewust ruimtelijk-economisch beleid op de agenda te krijgen van de lokale
besturen, wordt specifiek ten behoeve van lokale besturen een leidraad voor een
bedrijfshuisvestingsbeleid opgemaakt.
Bij de onderbouwing van een economisch locatiebeleid wordt ook aandacht besteed
aan specifieke sectoren en activiteiten. Zo werd in 2013 de ruimtelijke vertaalslag
gemaakt van het Nieuw Industrieel Beleid zodat er beeld ontstaat over de ruimtelijke
inplanting van de speerpuntsectoren enz. Ook voor de logistiek in Vlaanderen werd
in 2013 een oefening gemaakt waarbij een bestaand model over consolidatiepunten
werd afgetoetst met de private marktpartijen zodat we beter in staat zijn om in 2014
logistieke profielen van terreinen te bepalen en dus de ruimtevragen vanuit deze
sector sneller en duurzamer kunnen accomoderen.
De studie naar de zogenaamde „problematische ruimtevragers‟ die eerder al werd
afgerond, werd in 2013 doorvertaald naar een aantal te nemen beleidsinitiatieven. Zo
werden gesprekken opgestart met een aantal stakeholders met het oog op de
voorbereiding van concrete projecten die in het kader van een oproep rond dit thema
financieel kunnen worden ondersteund. Intussen blijkt dat we de aandacht voor de
vestigingsproblematiek van Seveso-bedrijven niet mogen laten verslappen.
Onderbouwing planningsprocessen
Een van de belangrijke planningsprocessen waar de Vlaamse Regering streeft naar
een kwantitatieve en kwalitatieve match tussen de reële noden van het bedrijfsleven,
de draagkracht van de omgeving en de financiële haalbaarheid van de
bedrijventerrein(her)ontwikkelingen is het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA).
Het Vlaams gewest wil de potenties in dit gebied maximaal valoriseren door een
gedifferentieerd aanbod aan hoogwaardige bedrijventerreinen te creëren voor zowel
watergebonden als niet- watergebonden bedrijvigheid.
Eerder al werd door de Vlaamse Regering beslist over de volgende bijkomende
terreinen waarvoor een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt/is voorbereid:
72
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beverdonk (Grobbendonk), Genk Zuid- West (Diepenbeek), Genebos (Tessenderlo,
Ham), Ravenshout- Noord (Beringen), Lanaekerveld (Lanaken).
In 2013 werd ook de globale plan-Mer voor het ENA gefinaliseerd. In functie hiervan
werden voor Ranst Zwaaikom en Zolder Lummen-Zuid (Lummen, Hasselt)
bijkomende onderzoeksactiviteiten in het kader van onder meer een „passende
beoordeling‟ (omwille van de Europees beschermde natuurwaarden) verricht.
Voor Genk Zuid West werd in 2013 de haalbaarheid onderzocht om rekening te
kunnen houden met de doorwerking van de milderende maatregelen in het
inrichtings- en uitgifteplan voor het toekomstig bedrijventerrein en met de aanleg van
de Spartacuslijn 2.
Voor de ontsluiting van het herstructureringsproject Kolenhaven Lummen werd in
2013 de MER goedgekeurd door de dienst MER zodat een gewestelijk RUP kan
worden opgesteld en er verder overleg zal worden gevoerd over de inrichting, de
ontwikkeling en de ontsluiting.
Dienstverlening aan individuele ondernemingen op vlak van vestiging en ruimtelijke
ordening
Een economisch locatiebeleid omvat ten slotte ook initiatieven ten aanzien van
individuele ondernemingen. In het kader van het ViA-sleutelproject “Een
geïntegreerde benadering van de ondernemer” werd een proefproject opgestart
tussen onder meer het Agentschap Ondernemen en het beleidsdomein Ruimte
Vlaanderen. Dit resulteerde in een nieuw onderdeel specifiek voor ondernemers op
de website van Departement Ruimte Vlaanderen en in een gezamenlijke
infocampagne naar lokale besturen en ondernemers omtrent het planologisch
attest, met onder meer een infobrochure voor ondernemers.
Naast bedrijven met vragen of problemen op vlak van ruimtelijke ordening doen ook
vele bedrijven een beroep op de Vlaamse overheid, in het bijzonder het Agentschap
Ondernemen om zicht te krijgen op de verschillende vestigingsmogelijkheden. Om dit
informatie-aanbod performanter en klantgerichter te maken, werden in 2013 twee
nieuwe tools opgestart: ten eerste werd het professioneel loket van Magda geo
operationeel. Hierin is de GIS-informatie van het actueel beschikbaar aanbod aan
percelen op bedrijventerrein én wat in voorbereiding is, raadpleegbaar en editeerbaar
voor professionele gebruikers.
Ten tweede wordt in samenwerking met de vastgoedsector en steden en
gemeenten een webtool ontwikkeld waarin de op de vastgoedmarkt aangeboden
bedrijfspanden worden gecentraliseerd. Als dit proefproject slaagt, vergemakkelijkt dit
het zoekproces voor bedrijven drastisch. Tegelijk biedt dit proefproject de
mogelijkheid om ook een monitoring van de reële vraag naar bedrijfsruimte te
organiseren.
3.8.4 Activering van (onder)benutte bedrijventerreinen en brownfield Pagina 36
Activeringsteams van start
De activeringsteams in het kader van de activering van onbenutte bedrijfsgronden
zijn begin 2013 opgestart. Naast een projectmatige aanpak voor verschillende nog uit
te rusten delen van bedrijventerreinen wordt een algemene prospectie voorbereid die
73
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
op termijn informatie moet opleveren van alle onbebouwde onbenutte
bedrijfsgronden van meer dan 2000 m² waarvan de reden van het onbenut zijn
onbekend is. De activeringsteams hebben ook verschillende zones geïdentificeerd
waarvan de realisatie niet langer aan de orde is. In 2014 zal onderzocht worden in
hoeverre deze zones het voorwerp kunnen uitmaken van een planologische ruil. Ten
slotte is aan de activeringsteams gevraagd ook aandacht te besteden aan de
leegstaande bedrijfsgebouwen. Deze oefening zou kunnen de aanleiding vormen om
het huidig (lokale) beleid en het bestaand instrumentarium met betrekking tot
leegstaande bedrijfspanden aan te scherpen.
Brownfieldconvenanten
Via de Brownfieldcel en het instrument brownfieldconvenanten‟ wil de Vlaamse
Regering blijvend inzetten op een versnelde herontwikkeling van verlaten en
onderbenutte
(bedrijven)terreinen
of
brownfields.
Het
instrument
„brownfieldconvenant‟ is daarbij tot heden een succesvol hulpmiddel gebleken. Het
decreet betreffende de brownfieldconvenanten van 30 maart 2007, dat in 2012 werd
aangepast en geoptimaliseerd, biedt nu een permanent kader om hieraan te werken.
Ondertussen werd een vierde en nieuwe call georganiseerd, waarbij net als in de
vorige oproep in het bijzonder ruimte is voorzien voor stads- en dorpskernprojecten,
naast zuiver economische herontwikkelingsprojecten.
Tegen eind 2013 zullen er voor een 50-tal ontwikkelingsprojecten convenanten
afgesloten zijn. Conform het decreet zal in 2014 het instrument van de
brownfieldconvenant worden geëvalueerd.
3.9. Beleidsplan “winkelen in Vlaanderen” Pagina 38
De Vlaamse Regering keurde op 21 december 2012 de nota “Winkelen in
Vlaanderen 2.0” goed. Met nieuwe maatregelen voor een kernversterkend
detailhandelsbeleid, regionalisering Ikea-wet, uitbouw Kennisnetwerk Detailhandel,
het vervolg voor het project commerciële Innovatie en de uitrol van de Leidraad
Commercieel Strategisch Plan wordt de visie van de Vlaamse overheid op
detailhandel in de praktijk gezet. Verschillende deelacties vonden daarbij plaats.
De leidraad bij opmaak van een strategisch commercieel plan werd in elke provincie
toegelicht aan de lokale overheden. Het project Kennisnetwerk Detailhandel, een
EFRO project van de 5 provincies en Agentschap Ondernemen met nauwe
betrokkenheid van werkgevers en gemeenten. De interprovinciale studie met vraag
en aanbodanalyse op vlak van detailhandel, swot analyse en visievorming per
gemeente werd opgestart. Eveneens worden de gezamenlijk aangekochte en up to
date Locatus gegevens betreffende het bestaande detailhandelsaanbod ter
beschikking van de gemeenten gesteld.
Het project gevelrenovatie liep af. Door 42 gemeenten werden 800 gevels van
handelszaken en leegstaande panden gerenoveerd voor een totaal bedrag van 8
miljoen euro.
De subsidieleidraad voor detailhandel werd geactualiseerd. De leidraad kan
geconsulteerd worden via de website van het Agentschap ondernemen.
74
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Om tot een betere doorstroming van informatie omtrent initiatieven van steden en
gemeenten en provincies op vlak van detailhandel te komen worden in elke provincie
op initiatief van het Agentschap Ondernemen op regelmatige basis
afstemmingscomités gehouden.
De gesubsidieerde projecten uit de eerdere oproep rond kernversterkend
winkelbeleid in het kader van het programma „ondernemingsvriendelijke gemeenten‟
kwamen in 2013 op kruissnelheid. Zo werd, om er maar enkele te noemen, het
platform Centrummanagement opgestart, zette het WinkelWeb West-Vlaanderen
verschillende ondernemers op weg om de mogelijkheden van sociale media te
ontdekken en zelf op laagdrempelige manier met e-commerce te starten, werd
verdere expertise opgebouwd rond cadeaubonnen en stedelijke distributie. Ook hier
bracht het Agentschap Ondernemen de initiatiefnemers van de diverse projecten
samen om kennis en ervaringen uit te wisselen.
De aanbesteding van het project Commerciële Inspiratie zal een vervolg bieden voor
het proeftraject Commerciële Innovatie. In het voorjaar liep de gunningsprocedure. In
het najaar zal deze opdracht uitgerold worden naar ondernemers en gemeenten toe.
De Via-ronde tafel ”winkelen” voor lokale besturen ging door in Mechelen met uitleg
over de ambitie van de Vlaamse Regering met de te regionaliseren Ikea-wetgeving.
Tijdens deze Via-ronde tafel werden ook de oproepen handelskernversterking
aangekondigd. Hiervoor is een budget van 13 miljoen euro cofinanciering (30% van
de projectkosten) door de Vlaamse Regering voorzien. Het programma bestaat uit 3
oproepen:
Oproep kernversterkende maatregelen
De oproep „Kernversterkende maatregelen‟ wil alle steden en gemeenten aanzetten
tot het ondernemen van actie rond kernversterking en is daarom zeer breed opgevat.
Binnen deze oproep kunnen steden en gemeenten uiteenlopende projecten indienen
waarvan zij kunnen motiveren dat deze de handel in het kernwinkelgebied zullen
versterken.
Oproep Aankoop handelspanden
Met deze oproep wil de Vlaamse Regering de steden en gemeenten stimuleren tot
het voeren van een actief beleid op het gebied van commercieel vastgoed in functie
van de doelstellingen van hun strategisch commerciële visie. Het kunnen sturen op
beschikbaarheid, type, ligging, uitstraling, oppervlaktes en prijszetting geeft de lokale
besturen een grote hefboom om een attractief winkelaanbod in de kern te bekomen.
Oproep Renovatie handelspanden
De oproep „Renovatie Handelspanden‟ heeft als doelstelling de steden en
gemeenten te ondersteunen bij het opwaarderen van hun kernwinkelgebied.
Aantrekkelijke handelspanden zijn van groot belang voor de uitstraling van een
winkelstraat. Daarom wordt binnen deze oproep voorzien in een subsidie voor steden
en gemeenten indien zij een subsidiereglement opstellen ter ondersteuning van
handelaars die hun handelspand willen renoveren.
In het komende werkjaar zal deze werking verder gezet worden. Vanuit de werking
van het Kennis Netwerk Detailhandel worden volgende zaken voorzien:
75
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
- Oplevering van vraag en aanbodanalyse alsook detailhandelsvisies;
- Per gemeente worden gebundelde data fiches en sterkte-zwakteanalyses
opgemaakt;
- Model voor marktruimteberekening wordt ontwikkeld;
- Voorjaar 2014 zal een portaalsite detailhandel worden gelanceerd: ontsluiten van
studies, informatie, tools, contacten, financierings- en steunmaatregelen.
Voor wat betreft de oproepen handelskernversterking kunnen steden en gemeenten
tot 15 september aanvragen indienen voor de oproepen Kernversterking en voor de
oproep Renovatie. Op de deadline werden door 70 lokale besturen projectvoorstellen
ingediend binnen de oproep „Kernversterkende maatregelen‟ en werden ook 13
reglementen ingediend in het kader van de „Renovatie handelspanden‟. Het
beschikbare budget volstond voor deze twee oproepen. Voor de oproep „Aankoop
handelspanden‟ kunnen aanvragen afzonderlijk worden ingediend tot de middelen
zijn uitgeput.
In het kader van de overheidsopdracht Commerciële Inspiratie zullen 600
detailhandelaars de volgende 4 jaar begeleid worden. Het is de bedoeling bij de
handelaars een proces van “vernieuwing” op gang te brengen en hen te doen
nadenken over de rol van de fysieke winkel in de toekomst. Het project werd deze
zomer toegewezen en zal in samenwerking met geïnteresseerde gemeenten vanaf
najaar 2013 van start gaan.
Na de regionalisering van de Ikeawet zal Vlaanderen bevoegd worden voor deze
materie. De voorbereidingen voor vernieuwing van deze wetgeving werden al enige
tijd opgestart en zijn ver gevorderd. In de eerste helft van 2013 werd het ontwerp van
decreet betreffende het Integraal handelsvestigingsbeleid en de bijhorende memorie
van toelichting opgesteld. Deze zullen aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd
nadat de beslissingen omtrent de staatshervorming genomen zullen zijn door de
federale regering. In 2013 en de eerste helft van 2014 zullen de voorbereidingen
getroffen worden om het Integraal handelsvestigingsbeleid meteen na de
regionalisering van de wetgeving van start te kunnen laten gaan.
In het witboek Interne Staatshervorming staat m.b.t. het kleinhandelsbeleid te lezen
dat de decentrale rol die gemeenten toegewezen krijgen in de startnota “Winkelen in
Vlaanderen”, moet gegarandeerd blijven bij de verdere uitwerking van de nota in
concrete beleidsmaatregelen en –instrumenten. Vlaanderen zal er op toezien dat de
beleidsruimte voor de lokale besturen niet uitgehold wordt door een te strikt Vlaams
kader. Op 21 december 2012 werd de nota “Winkelen in Vlaanderen 2.0”
goedgekeurd
7. Een efficiënte en effectieve overheid
7.1.Administratieve vereenvoudiging / uniek loket EDRL
Naar een geïntegreerde benadering van de ondernemer – geïntegreerd loket
Pagina 62
De andere groeipaden zoals voorzien in de conceptnota (informatie vanuit andere
bestuursniveaus en meertalige informatie) zullen in een volgende fase worden
76
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
uitgewerkt waarbij het onder meer de bedoeling is dat alle producten en diensten
voor ondernemers vanuit de lokale overheden (opgenomen in de IPDC) worden
aangeboden en ontsloten via de transactionele portaalsite.
7.2 Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus
7.2.1 Ondernemingsvriendelijke gemeenten Pagina 65
Via projectsubsidies, overleg en relatiebeheer vanuit het Agentschap Ondernemen
werd verder ingezet op het ondersteunen en sensibiliseren van gemeenten voor een
ondernemingsvriendelijk beleid.
In de eerste helft van 2013 werden 10 beloftevolle projecten rond bedrijfshuisvesting
gesubsidieerd en opgestart. De initiatiefnemers kwamen ook al een eerste keer
samen om hun ideeën uit te wisselen in het kader van het overlegplatform
Ondernemingsvriendelijke gemeente. Met deze projecten hopen we niet alleen
vernieuwende ideeën te introduceren maar wensen we ook bij de gemeenten de
kennis en aandacht van gemeenten rond de problematiek en de stimulerende rol die
ze daarin kunnen opnemen te vergroten. Bedrijfshuisvesting komt immers in diverse
peilingen rond de bedrijfsvriendelijkheid van het gemeentelijk beleid en
dienstverlening steevast uit als één van de belangrijkste aandachtspunten.
De pilootprojecten uit de eerdere oproep rond kernversterkend winkelbeleid kwamen
in 2013 op kruissnelheid. Zo werd, om er maar enkele te noemen, het platform
Centrummanagement opgestart, zette het WinkelWeb West-Vlaanderen
verschillende ondernemers op weg om de mogelijkheden van sociale media te
ontdekken en zelf op laagdrempelige manier met e-commerce te starten, werd
verdere expertise opgebouwd rond cadeaubonnen, stedelijke distributie en pop up
stores. Ook hier bracht het Agentschap Ondernemen de initiatiefnemers van de
diverse projecten samen om kennis en ervaringen uit te wisselen.
Met de verspreiding van het boek „Zet je Lean bril op, verspilling zien en verwijderen‟
naar alle geïnteresseerde gemeenten werd ook het laatste project uit de eerste
oproep OVG rond verbeteren dienstverlening beëindigd.
Verder wordt een nieuwe oproep ondernemingsvriendelijke gemeente gelanceerd
met focus op toerisme, horeca en citymarketing. De resultaten van de oproep worden
verwacht in het eerste kwartaal 2014, de opstart van de projecten in het najaar.
Ook het project „overlegtafels Economie‟, waarbij kennis– en ervaringsuitwisseling
tussen ambtenaren economie centraal staat, kwam op kruissnelheid. Met het project
konden in het eerste werkingsjaar al 157 gemeenten worden bereikt. Dat is 80% van
de gemeenten met een ambtenaar of aanspreekpunt voor ondernemers. De
deelname gaat bovendien in stijgende lijn. De overlegtafels speelden onder meer
een belangrijke rol in de verspreiding van de informatie rond de oproepen
handelskernversterking die in 2013 gelanceerd werden en zich heel specifiek naar
steden en gemeenten richtten. Naast de talrijke bijeenkomsten die georganiseerd
werden, werden in het kader van het project ook een aantal producten ontwikkeld om
gemeenten te ondersteunen bij het voeren van een economisch beleid. Zo onder
meer een horeca-startersbrochure, FAQ-lijsten over drankvergunningen en werken
met ondernemersdata…Het project wordt uitgevoerd door VVSG in nauwe
samenwerking met het Agentschap Ondernemen. Deze samenwerking illustreert ook
77
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
het streven naar een betere samenwerking tussen diverse overheidsniveaus. Er zal
nagegaan worden hoe de volgende jaren dit project het streven naar een
geïntegreerde benadering van de ondernemers nog verder kan ondersteunen.
Via het relatiebeheer werkt het Agentschap verder aan het verstreken van
kennisdeling, afstemming en samenwerking tussen bestuursniveaus. Met een
leidraad rond bedrijfshuisvesting wenst het Agentschap Ondernemen in 2014 alvast
deze kennisdeling verder vorm geven.
7.2.2 Provinciale bestuursniveau Pagina 65
De afspraken in het kader van de interne staatshervorming hebben de verhouding
tussen de Vlaamse Overheid en de provincies scherper en duidelijker gesteld.
Hoewel het economisch beleid an sich niet gevat wordt door de interne
staatshervorming werd een afsprakenkader opgesteld. In 2013 werd dan een
afsprakenprotocol tussen de Vlaamse overheid en de vijf provincies aangaande het
thema Startersbegeleiding en het bevorderen van ondernemerschap ondertekend.
Het is evident dat in de komende jaren de wederzijdse samenwerking binnen dit
afsprakenprotocol zal gesitueerd worden.
De
provinciale
overheden
en
de
daarbij
horende
provinciale
ontwikkelingsmaatschappijen, evenals sommige specifieke agentschappen (bvb
EROV) zijn door hun opdracht belangrijke partners voor het Agentschap
Ondernemen. Er is op vandaag reeds een intense samenwerking die in 2014
onverminderd zal worden voortgezet.
In de eerste plaats zijn de POMs een van de natuurlijke partners om het beleid rond
bedrijfshuisvesting mee in de praktijk te brengen. Een bijzondere samenwerking met
provincies is opgezet rond de stimulering van detailhandel en kernversterking. In
2014 zal in het bijzonder het kenniscentrum detailhandel operationeel vorm krijgen.
Een ander domein is de ondersteuning van de verschillende activiteiten in het kader
van Flanders Logistics. Agentschap Ondernemen is als subsidieverstrekker een
belangrijke partner in dit gebeuren. Ook in het kader van het afsprakenprotocol met
FIT inzake acquisitie, zijn de provincies mee betrokken partij. Tenslotte verwijzen we
nog naar de samenwerking in het kader van het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling.
Om deze samenwerking zo efficiënt mogelijk verder te zetten zal in 2014 onderzocht
worden hoe in de volgende regeerperiode deze samenwerking verder vorm dient
gegeven. Het overleg met de provinciale diensten economie verloopt via de A
commissie van de VVP. Het overleg met de POM verloopt in principe via de
Stuurgroep POM.
7.2.8 EFRO - doelstelling
Werkgelegenheid Pagina 69
2
Regionaal
Concurrentievermogen
en
In het kader van doelstelling 2 “Regionaal concurrentievermogen en
werkgelegenheid” van het Europees Cohesiebeleid 2007 – 2013, werden sinds de
start in 2008 483 projecten goedgekeurd waarbij 200,6 miljoen € EFRO - subsidies
(99,8 % van de beschikbare middelen) werden toegekend.
78
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Gezien een aantal projecten finaal minder uitgaven realiseerden dan oorspronkelijk
geraamd en de verschuldigde EFRO-steun proportioneel wordt verminderd
(momenteel werden reeds 161 projecten afgesloten), bestaat een zekere vrijval van
financiële middelen welke kan worden aangewend voor nieuwe initiatieven. In
overleg met de provincies zal worden nagegaan hoe deze middelen het meest
efficiënt kunnen worden aangewend binnen de verschillende prioriteiten.
79
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
2. Aandachtspunten Stedenbeleid
7. Een efficiënte en effectieve overheid
7.2 Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus
7.2.10 Toekomstig cohesiebeleid
Het toekomstige EFRO Doelstelling 2 programma Pagina 70
Binnen het Vlaams EFRO-programma wordt (rekening gehouden met de voorziene
financiële concentratie in de ontwerp – verordeningen) 80 % van de middelen gericht
op 3 thematische doelstellingen: (1) onderzoek, technologische ontwikkeling en
innovatie; (2) versterking van het concurrentievermogen van KMO; (3) ondersteunen
van overgang naar koolstofarme economie in alle sectoren. De resterende middelen
worden aangewend voor de ondersteuning van een duurzame stedelijke
ontwikkeling.
In het kader hiervan zal tevens specifieke aandacht worden besteed aan de
ondersteuning van het “Strategisch Actieprogramma voor Limburg” in het Kwadraat
(SALK). Ook de rest van Vlaanderen komt aan bod, bijvoorbeeld via geïntegreerde
strategieën. Na goedkeuring van het ontwerp-OP op Vlaams niveau zal nog een
consultatieronde plaats vinden met de provinciale en lokale bestuursniveaus, de
sociale partners en het maatschappelijk middenveld.
De toekomstige EFRO Interreg programma’s
Voor de 9 Interreg-programma‟s (Grensregio Vlaanderen-Nederland, Euregio MaasRijn, Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen, 2 Zeeën, Noordzee Regio, Noordwest Europa,
Interreg IVC , Urbact en Interact) werd een algemeen kader (prioritaire thema‟s) door
de Vlaamse Regering goedgekeurd en door de betrokken werkgroep verder verfijnd.
Over de concrete inhoud en organisatie van deze programma’s werd intussen
intensief onderhandeld met de andere deelnemende lidstaten en regio’s. Hierdoor
tekenen zich intussen de grote thematische contouren af voor een meerderheid van
de programma’s. Hierbij kan vastgesteld worden dat de prioriteiten die Vlaamse
Regering formuleerde in een meerderheid van de gevallen goed gevolgd werden.
De eerste ontwerpen van Operationele Programma’s zullen tegen het najaar 2013
afgewerkt worden. Op basis hiervan de nodige consultaties van stakeholders
plaatsvinden in Vlaanderen.
80
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
3. Aandachtspunten Inburgering & Integratie
3. Meer en sterk ondernemerschap
3.1 Actieplan Ondernemerschap
3.1.5 Ondernemingsplanwedstrijden Pagina 20
Een goed uitgewerkt ondernemingsplan is essentieel voor een succesvolle start van
een onderneming. Al te vaak blijkt een te weinig doordacht plan een struikelblok te
zijn bij het vinden van financiering.
De Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen die in 2011 bij overheidsopdracht
toegewezen werd, draagt bij tot de sensibilisering over het belang van een goed
ondernemingsplan naar studenten en het brede publiek. De wedstrijdformule
stimuleert de deelnemers om ernaar te streven een zo goed mogelijk
ondernemingsplan te schrijven in een poging de wedstrijd te winnen. Met workshops
en coaching in de loop van de wedstrijd wordt bijgedragen aan de verhoging van de
kwaliteit van de plannen van de deelnemers.
De Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen richt zich op twee verschillende
doelgroepen: het onderwijs en het brede publiek. Jaarlijks worden drie wedstrijden
georganiseerd:
- Plankgas, de wedstrijd voor leerlingen van de derde en vierde graad secundair
onderwijs;
- Battle of Talents, de wedstrijd voor studenten hoger onderwijs;
- Bizidee, de wedstrijd voor het brede publiek met aandacht voor specifieke
doelgroepen zoals potentiële gazellen, allochtonen, vrouwen, laaggeschoolden en
50+ers.
Twee edities van de Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen zijn intussen afgerond
en liepen telkens van september tot juni. Aan de wedstrijden 2011-2012 namen
ongeveer 1.800 individuen deel. De tweede wedstrijd 2012-2013 bereikte 1.900
deelnemers. De laatste wedstrijden binnen de huidige opdracht startten in september
2013 en lopen af in 2014.
Een nieuwe overheidsopdracht zal nog in 2013 gelanceerd worden met de bedoeling
deze opdracht nog in het voorjaar van 2014 toe te wijzen.
Deze wedstrijden kunnen jongeren met ondernemerszin helpen toegang te krijgen tot
ondernemerschap, één van de doelstellingen van het Vlaams Jeugdbeleidsplan.
3.1.6 Maatregel ‘steun voor advies aan prestarters’ Pagina 20
Om de kwaliteit van de startende ondernemer in Vlaanderen te verhogen en de
overlevingskansen verder op te trekken, werden door het Agentschap Ondernemen
in 2011 een aantal maatregelen gelanceerd gericht op prestarters. Dit initiatief past in
de VESOC-afspraken rond het Werkgelegenheids- en Investeringsplan (WIP).
Dankzij de generieke steunmaatregel Go4Business kunnen prestarters advies
inwinnen over de haalbaarheid van hun project. De uitvoering van de maatregel is via
overheidsopdracht toegewezen aan Unizo.
81
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De opdracht werd in 2013 verlengd en loopt tot 31 augustus 2014 of tot het quotum
van 2.500 haalbaarheidsstudies is opgebruikt. Ondertussen zijn reeds meer dan
1.928 trajecten opgestart. De opdracht werd in 2013 uitgebreid naar werkzoekenden.
Zodra het Maatpak Ondernemerschap (ESF-oproep) gegund is, wordt de aanpak
naar werkzoekenden herbekeken. Naar aanleiding van het Bankenplan wordt het
begeleidingstraject uitgebreid met een optionele begeleiding inzake de opmaak en
presentatie van een kredietdossier.
Naast de generieke maatregel voor prestarters werden in 2011 specifieke
maatregelen gelanceerd via een oproep tot aanvragen van subsidies en dit voor
volgende doelgroepen:
- allochtonen (project: AZO!);
- personen met een arbeidshandicap (project: Z²O);
- ouderen (project: Start50+);
- vrouwen (project: Ondernemer in Zich(t);
- starters met een hoog groeipotentieel (project: Bryo).
Deze projecten voor doelgroepen bieden trajectbegeleiding aan en zijn additioneel
aan de generieke maatregel en het bestaande aanbod van tools, diensten en
instrumenten dat al op de markt aanwezig is. De projecten voor doelgroepen
besteden extra aandacht aan een aantal specifieke punten die bij de betreffende
doelgroepen belangrijker zijn dan bij de gemiddelde kandidaat-starter.
In het najaar 2013 worden de ervaringen met de maatregelen en de lopende
projecten geëvalueerd om te komen tot een stroomlijning van de werking rond de
doelgroepen allochtonen, ouderen en arbeidsgehandicapten. Doel hiervan is zowel
voor de generieke prestartersmaatregel als voor de doelgroepgerichte maatregelen
continuïteit in het aanbod te verzekeren.
Voor wat betreft het stimuleren en ondersteunen van vrouwelijk ondernemerschap
wordt overgegaan naar een structurele financiering van de partnerorganisatie
„Markant‟. Dit vanuit een ad nominatum subsidie ingeschreven in de begroting.
Vanuit deze middelen zal verder kunnen gewerkt worden aan het creëren van
rolmodellen en gepaste omkadering van (kandidaat) ondernemers.
82
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief INNOVATIE
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
III. Innovatiecentrum Vlaanderen
SD 1. Gerichte innovatiestrategieën
OD 1. Versterken en vernieuwen van de speerpuntdomeinen
Regionale innovatiestrategieën Pagina 14-15
Het innovatiebeleid in Vlaanderen is op zich een goed voorbeeld van een regionale
innovatiestrategie (RIS). Een specifieke lokale verankering/toepassing van de
stroomlijning van het gericht innovatiebeleid (zoals gedefinieerd binnen de
conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen) vinden we concreet terug in de uitvoering
van het innovatie-luik van het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat
(SALK). Het SALK werd in opdracht van de Vlaamse Regering uitgewerkt door een
raad van experten naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk. Het SALKexpertenrapport werd op 1 februari 2013 door de raad van experten overgemaakt
aan de Vlaamse Regering die vervolgens op 15 juli 2013 het plan1 heeft
goedgekeurd dat uitvoering moet geven aan de aanbevelingen geformuleerd in het
SALK-expertenrapport.
Naast een aantal acties op korte termijn (in hoofdzaak gericht op een snelle
wedertewerkstelling van de werknemers van Ford Genk en de toeleveranciers, de
reconversie van de Ford-terreinen in Genk en de versnelling van lopende
investeringsdossiers in Limburg) en acties op lange(re) termijn gericht op de
creatie/verbetering van randvoorwaarden, bevat het SALK-uitvoeringsplan ook een
aantal acties op lange(re) termijn gericht op de ontwikkeling van speerpuntsectoren
volgens het V²O-principe en gebaseerd op het FRIS-model. Daarmee is het SALKuitvoeringsplan de concrete toepassing in Limburg (en geënt op de specifieke
Limburgse situatie) van de stroomlijning van het gericht innovatiebeleid met focus op
speerpuntclusters. Essentieel hierbij is de uitrol in Limburg van een slimme
specialisatiestrategie voor een gericht clusterbeleid waarbij de klemtoon ligt op het
prioriteren van publieke SALK-middelen voor sterke(re) speerpuntclusters. Die
clusters en de onderliggende prioritaire acties die in het kader van het SALKuitvoeringsplan worden ondernomen, zitten vervat in acht thematische businesscases: 1. Maakindustrie; 2. Logistiek en Mobiliteit; 3. Vrijetijdseconomie en
Vrijetijdsbeleving; 4. Duurzame Energie; 5. Creatieve Economie, ICT en Digitale
Media; 6. Landbouw, Tuinbouw en Fruitteelt; 7. Bouw; 8. Zorginnovatie, Biotech en
Medtech.
Hoewel in wezen een “Limburgs verhaal”, is het SALK zoals gezegd ook de
uitvoering van Vlaams beleid zoals uitgestippeld in het ViA-toekomstproject (gericht
innovatiebeleid). Vanuit die optiek worden de W&I-gerelateerde acties die binnen de
acht hierboven vermelde SALK-Business Cases zullen worden uitgevoerd, verderop
in deze beleidsbrief opgenomen onder de daartoe (meest) relevante
(sub)doelstelling. De impact van deze innovatieve speerpunten blijft ook niet beperkt
83
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
tot Limburg. In het bijzonder zullen de meeste van deze initiatieven impact hebben in
heel Vlaanderen.
OD 2. Optimaliseren van de impact en verdere integratie van de Strategische
Onderzoekscentra in het innovatielandschap
Oprichting van een SOC Maakindustrie Pagina 17
Het belangrijkste initiatief dat in het kader van de SALK-Business Case
Maakindustrie wordt ondernomen, is de oprichting van een Strategisch
Onderzoekscentrum (SOC) voor de uitvoering en valorisatie van strategisch
toponderzoek dat is gericht op de noden van de Maakindustrie en de verankering
van deze activiteiten in Vlaanderen. Gelet op de SALK-context waarbinnen dit
initiatief zijn oorsprong vindt, en de gedeeltelijke financiering vanuit SALK-middelen,
zal een specifieke link met Limburg gelegd worden in dit dossier. Ook zullen
synergiën gerealiseerd worden tussen de nieuwe SOC en de initiatieven Made
Different, Limburg Makes It en zal samenwerking gezocht worden met Flanders
Synergy.
OD 3. Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’
Innovatieknooppunt Eco-innovatie Pagina 19
Bouw
Ook in het kader van de SALK-Business Case Bouw wordt de bouwsector naar
voren geschoven als een speerpuntsector die tegelijk een belangrijke economische
impuls (in Limburg) kan teweegbrengen en een significante bijdrage kan leveren tot
de Limburgse ambitie om klimaatneutraal te worden. Hiervoor zal gebeurlijk een
samenwerking met de Vlaamse proeftuin Bouw worden opgezet.
84
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
OD 3. Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’
Innovatieknooppunt Groene energie Pagina 19
Vlaanderen heeft vele industriële en academische troeven op vlak van groene
energie. Een van de speerpunten daarin is EnergyVille, het op de Thor-site in Genk
(te Waterschei) gevestigde onderzoekscentrum waar VITO, imec en de KULeuven
hun expertise bundelen. EnergyVille wenst zich te profileren als het topcentrum op
het vlak van technologieontwikkelingen voor een duurzame energievoorziening in
een grootstedelijke omgeving.
Daarvoor werden in kader van het SALK 10 miljoen euro EFRO middelen voorzien.
In overleg met EnergyVille wordt in het najaar van 2013 bekeken hoe deze middelen
optimaal kunnen worden ingezet om de verdere uitbouw van EnergyVille te
realiseren.
OD 3. Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’
Innovatieknooppunt Zorginnovatie Pagina 20
Proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen
Aanvullend op het lopende IWT-proeftuininitiatief Zorginnovatieruimte Vlaanderen
werd in het SALK beslist om een specifiek proeftuininitiatief CareVille op te zetten.
Deze proeftuin wordt meer bepaald in de steden Genk en Hasselt georganiseerd en
is in hoofdzaak gericht op innovaties die ouderen langer kwaliteitsvol en betaalbaar
thuis laten wonen.
SD2 Hogere Innovatiekracht voor de Vlaamse Economie
OD2. Werk maken van netwerkbemiddeling, clustervorming en andere vormen
van faciliteren
OD2.2. Optimalisatie van de werking van de Innovatiecentra Pagina 26-27
De vijf provinciale Innovatiecentra voeren de projecten regionale innovatiestimulering
van het IWT uit. Op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17
december 2010 lopen de huidige projecten over de periode 2011-2014 met een
totaal budget van 16.500.000 euro, gelijk verdeeld over de vijf Innovatiecentra.
De Innovatiecentra hebben als missie om vanuit een relaisfunctie binnen het Vlaams
Innovatienetwerk (VIN) bedrijven en ondernemers binnen een provincie aan te
moedigen en te begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren.
In het SALK-uitvoeringsplan wordt onder meer voorzien in de uitbreiding van de
capaciteit van het Innovatiecentrum Limburg. Op die manier kan het
Innovatiecentrum Limburg de (Limburgse)
bedrijven (nog meer) begeleiden richting innovatiestimulering en zodoende de
concrete realisatie en implementatie van de SALK-Business Cases mee
bewerkstelligen.
85
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief ECONOMISCH
OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
2. LRM
2.1. Inleiding Pagina 17
Bedrijven hebben behoefte aan ruimte om te ondernemen en te groeien. Daarom
ontwikkelt LRM kmo-zones, bedrijventerreinen, business- en wetenschapsparken.
Hiervoor werkt LRM nauw samen met lokale en andere overheidsdiensten zoals de
Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (POM) en NV De Scheepvaart. Voor
de Limburgse speerpuntsectoren bouwt LRM mee aan een netwerk van
sectorspecifieke incubatoren die jonge technologiebedrijven voorzien in hun
infrastructuurnoden. Er wordt momenteel onderzocht of LRM ook buiten de
hoogtechnologische speerpuntsectoren incubatoren kan opzetten voor kmo’s..
LRM zal haar verantwoordelijkheid opnemen en een proactief investeringsbeleid
voeren om de Limburgse economie verder te ondersteunen en tot maximale
jobcreatie te komen
2.2 DE ROL VAN LRM IN HET SALK Pagina 18
Op 01/02/2013 stelde de SALK-Expertengroep haar rapport voor. Op basis van dit
rapport, waarin voorstellen op zowel korte- als lange termijn werden opgenomen,
werkte de Vlaamse regering samen met de Taskforce Limburg en de lokale
stakeholders een uitvoeringsplan uit waarin concrete acties worden opgenomen. Dit
uitvoeringsplan werd voorgesteld op 16 juli 2013 en voorziet een uitvoeringstermijn
tot 2019. LRM krijgt op basis van dit uitvoeringsplan een aantal belangrijke
opdrachten en verantwoordelijkheden. Zo zorgt LRM voor de ontwikkeling van de
mijnsites be-MINE en Terhills. Een aantal lopende investerings- en
ontwikkelingsprojecten worden tevens versneld en versterkt.
De grootste uitdaging is het creëren van nieuwe jobs voor laaggeschoolden. LRM
denkt dat er twee belangrijke sectoren zijn waar er op korte termijn substantiële
jobcreatie kan gerealiseerd worden voor laaggeschoolden: logistiek en
vrijetijdseconomie.
Daarnaast blijven we inzetten op een toekomst voor de maakindustrie in Limburg.
Het onderzoek en de ontwikkelingen binnen het op te richten Strategisch
Onderzoekscentrum Maakindustrie, waarin het initiatief Limburg Makes It een
belangrijke rol zal opnemen, moeten gekoppeld aan de bestaande
risicokapitaalexpertise binnen LRM een belangrijk potentieel van toekomstgerichte
maakactiviteiten in Limburg realiseren. Ook in het verleden heeft LRM haar rol al
succesvol gespeeld in de maakeconomie (onder andere bij toeleveranciers van de
86
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
automobielsector) wat geleid heeft tot een aantal positieve turn arounds in deze
economisch turbulente tijden. LRM zal voldoende liquiditeiten moeten blijven
aanwenden ter ondersteuning van de maaksectoren om ook de bestaande
tewerkstelling te verdedigen.
Verder heeft LRM steeds de nodige aandacht besteed om ook risicokapitaal te
verschaffen aan kleinere kmo’s. De Pluslening staat al jaren in de markt. LRM gelooft
dat er nu met de sluiting van Ford bijkomend nood is aan een zeer laagdrempelig
product en ging daarom over tot de herinvoering van de KlimOp-lening in september
2013. Veel Limburgse ondernemers kennen dit product nog uit de jaren negentig
toen het bijgedragen heeft tot de oprichting van een aantal huidige Limburgse
succesverhalen. Voor de uitrol en uitvoering van deze strategie wordt in het
uitvoeringsplan voorzien in een financiering via PMV van 100 miljoen euro.
2.3 INVESTERINGSPLATFORMEN EN INVESTERINGSPRODUCTEN
2.3.1 Technologie & Diensten Pagina 19
Het investeringsplatform Technologie & Diensten richt zich op technologieën en
diensten die andere economische activiteiten mogelijk maken. Met andere
woorden:technologieën en diensten die de groei en uitbouw van andere bedrijven en
sectoren versnellen of faciliteren. Het investeringsteam focust hier op drie
deeldomeinen: ICT & Digitale Media, Professionele en financiële diensten en
Creatieve industrie. LRM investeerde de afgelopen jaren fors binnen dit domein. De
huidige investeringsportfolio bestaat uit 31 bedrijven met een gezamenlijk
geïnvesteerd vermogen van ruim 62 miljoen euro. Het merendeel van de
investeringen kadert in het deeldomein ICT & Digitale Media. Daarnaast investeerde
LRM in C-mine Crib, de incubator voor creatieve bedrijven en ondernemers. Voor de
verdere uitbouw van Limburg als innovatieve regio blijft het belangrijk om jonge,
innovatieve bedrijven met doorgroeipotentieel in een zeer vroeg stadium van hun
levenscyclus aan te trekken. Dat kan met een uniek aanbod van financiële middelen,
infrastructuur en een gerichte incubatiewerking. De focus ligt hierbij op bedrijven die
complementair zijn met de aanwezige ondernemingen in de provincie en met de
kennisinstellingen uit de kennisdriehoek Leuven-Eindhoven-Aken (ELAtdriehoek).
De incubator voor Limburgse ICT en digitale mediabedrijven is Corda Campus
Hasselt (de vroegere Research Campus Hasselt). Corda Campus huisvest
momenteel 49 bedrijven. De bouwwerken voor het nieuwe hoofdgebouw, Corda 1,
gingen eind 2012 van start en zijn momenteel in volle ontplooiing. Met deze verdere
ontwikkeling wordt het eco-systeem voor ICT, media en technologie bedrijven verder
uitgebouwd. Vanuit dit perspectief is de uitbreiding van de Limburgse vestiging van
iMinds, voorzien in het SALK, cruciaal voor de verdere uitbouw van het Limburgs
incubatie- en investeringsbeleid op vlak van ICT en digitale media.
2.3.2 Gezondheid & Zorg Pagina 20
Wereldwijd stijgt binnen het domein van de levenswetenschappen de interesse voor
technologische innovaties (nieuwe en verbeterde therapieën en diagnostica) die de
zorg(systemen) verbeteren. LRM volgt deze trend op vanuit het investeringsplatform
87
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Gezondheid & Zorg. Binnen het investeringsteam maakt LRM een onderscheid
tussen vier deeldomeinen: Biopharma, Medtech, Zorg en Functionele voeding.
Op 31 december 2012 behoorden 10 life sciences-bedrijven tot de portfolio van het
investeringsteam Gezondheid & Zorg – naast de investeringen in de incubator
BioVille en de investeringsfondsen Vesalius Biocapital I en II. Dit is goed voor een
totaal toegekend vermogen van 45 miljoen euro. Het gaat voornamelijk om
investeringen in startende en jonge bedrijven die actief zijn in het domein van
geneesmiddelenontwikkeling (Biopharma) en medische technologie (Medtech).
Om de hefboomwerking tussen kapitaal en infrastructuur verder te stimuleren,
besliste LRM medio 2012 om de incubator BioVille verder uit te bouwen. De
klemtoon van het nieuwe gebouw ligt vooral op ‘meegroeien’. De bouwwerken
startten in de lente van 2013. De eerste bedrijven kunnen begin 2014 hun intrek
nemen in de nieuwe vleugel.
Buitenlandse spelers aantrekken en de lokale Gezondheid & Zorg-activiteiten verder
uitbouwen staan beide centraal in de strategie van LRM. Dankzij een
investeringsfocus op startende en jonge bedrijven geniet LRM vandaag een reputatie
van gespecialiseerde life sciences-investeerder.
2.3.3 Duurzame Samenleving Pagina 20-21
Binnen dit platform onderscheidt LRM de subdomeinen: Groene energie, Slimme
Industrie & Bouw, Recyclage & Materialen en Nieuwe Landbouw. Binnen het domein
Duurzame Samenleving investeerde LRM tot eind 2012 al meer dan 85 miljoen euro
in bedrijven en projecten.Deze investeringen leidden enerzijds tot een portfolio van
81 MW (gerealiseerde,lopende en vergunde) hernieuwbare-energieprojecten (zonneenergie, wind en biomassa). Anderzijds bouwde LRM een portfolio op die bestaat uit
een 30-tal innovatieve bedrijven en projecten.
Bovendien gaf LRM in het kader van Labo Limburg mee vorm aan het
‘MetaPVproject’ rond slimme energienetten. LRM richtte ook Limburg EV op om de
effectieve uitrol van elektrisch rijden in de provincie op te starten. Ten slotte is LRM
betrokken als partner bij het Enhanced Landfill Mining project. Enhanced Landfill
Mining (ELFM)
is een concept dat de valorisatie van materialen en energie uit een stortplaats zo
duurzaam mogelijk uitvoert met zowel een maximalisatie van materiaalrecyclage als
een optimale energieproductie.
Na een sterke opbouw van de portfolio de afgelopen 2 à 3 jaar moet LRM de
komende jaren voldoende aandacht besteden aan de opvolging van de
huidigeinvesteringen met het oog op succesvolle exits. Toch moet LRM zich ook
voldoendeblijven richten op interessante nieuwe bedrijven. De realisatie van nieuwe
productieprojecten voor groene energie zal eveneens een blijvende focus worden.
Om de portfolio de volgende jaren verder uit bouwen zet LRM in op de
structurelebanden met strategische onderzoekscentra en kennisinstellingen.
Greenville is een uniek dienstencentrum voor bedrijven en organisaties die actief zijn
88
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
op het vlak van cleantech (materialen, energie, water, mobiliteit), gevestigd op de site
van het oude hoofdgebouw van Kempische Steenkoolmijnen in HouthalenHelchteren. Het dienstenpakket bestaat uit uitgeruste kantoren, een
vergadercentrum, een centraal onthaal en secretariaat, een bedrijfsrestaurant, … .
Gebruikers kunnen ook rekenen op inhoudelijke ondersteuning op het vlak van
cleantech en op het brede netwerk dat GreenVille ter beschikking stelt. Eind 2012
hadden I-Cleantech Vlaanderen, TRIECO, Inhome Energy Care, CleanTechPunt,
Limburg Gas, Limburgs Klimaatfonds en Fish2be al beslist om zich in GreenVille te
vestigen. Ook het bezoekerscentrum met opstellingen over het mijnverleden en over
de energie en materialen van de toekomst werd in 2012 gerealiseerd. De
CleantechAmbassadeurs van CleanTechPunt staan in voor de gidsenwerking aan
scholen, bedrijven, verenigingen, … Op het Thor Park in Waterschei (Genk) is 20 ha
voorbehouden voor de uitbouw van een wetenschapspark, dat wordt opgebouwd uit
11 clusters met elk een potentieel tot 20.000 m2 vloeroppervlak. In een eerste fase
zullen er 2 clusters ontwikkeld worden.
Stad Genk, KU Leuven en LRM participeren in een holdingmaatschappij, die de
ontwikkeling van deze eerste clusters in goede banen moet leiden. Voor de invulling
van deze clusters werden eind 2011 twee projectvennootschappen opgericht.
Eén van de clusters zal Campus Energyville huisvesten. Campus Energyville biedt
onderdak aan een initiatief waarbij de KU Leuven, IMEC en VITO hun onderzoek en
ontwikkeling bundelen. Bij oplevering van de werken aan de Campus gaan ongeveer
200 wetenschappers aan de slag rond onderzoeksthema’s als energieopslag en
‘smart grids’. Naast de Holding Wetenschapspark Waterschei investeren de POM
Limburg, IMEC en VITO in de infrastructuur van Campus Energyville. Op een tweede
cluster ontwikkelt NV IncubaThor, een 100 % dochtermaatschappij van de Holding
Wetenschapspark Waterschei, een incubatiegebouw dat als dienstencentrum wordt
ingericht. Dit dienstencentrum biedt ruimte aan spinoffbedrijven en aan starters die
aansluiting vinden bij het onderzoek op het wetenschapspark en in het bijzonder bij
Campus Energyville.
2.3.4 Ruimte & Beleving Pagina 21-22
Het investeringsplatform Ruimte & Beleving, met de deeldomeinen Slimme logistiek
& mobiliteit, Lokale productie & verwerking, en Vrijetijdseconomie, Erfgoed &
Stadsontwikkeling, investeerde tot einde 2012 61 miljoen euro in 29 ondernemingen
en projectontwikkelingen. De portfolio van Ruimte & Beleving zal de volgende jaren
een aanzienlijke groei kennen gezien het kapitaalsintensief karakter van het
ontwikkelen van bedrijventerreinen en logistieke of vrijetijdseconomie-projecten. LRM
wil meer dan ooit de financieringspartner zijn voor de Limburgse productie-KMO’s en
logistieke spelers.
Er worden ook belangrijke investeringen in toeristische projecten gepland. LRM is
momenteel ook betrokken in diverse toeristische projectontwikkelingen in
samenwerking met private partners of lokale overheden.
Zo werd de herbestemming van de Rentmeesterswoning op de site Alden Biesen
naar een hotel door LRM als een actiepunt binnen SALK voorgedragen. Naast de
Rentmeesterswoning wordt een hotelnieuwbouw gepland die geïntegreerd zal
worden in het totale hotelconcept.
89
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Inzake logistiek wil LRM de regio Limburg verder mee op de kaart zetten. Met haar
investeringen in onder meer Kristalpark (bedrijventerrein voor grotere logistieke
spelers), EURO TERMINAL GENK (uitbreiding van treinterminal Genk voor
intermodaal verkeer) en Mobility Center Genk-Zuid wil LRM de aantrekkelijkheid van
Limburg als logistieke regio voor buitenlandse spelers maximaliseren.
2.4 STRATEGISCH MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN: be-MINE en Terhills
Pagina 22-23
be-MINE
De nv be-MINE is een samenwerking tussen LRM, DMI Vastgoed en Van Roey
Vastgoed met als doel: de herbestemming van de mijnsite van Beringen. Het project
omvat de ontwikkeling van het mijnterrein van 32 ha tot een geïntegreerd
residentieel, cultureel, toeristisch-recreatief en retailproject binnen en rond het uniek
industrieel-archeologisch kader van de beschermde mijngebouwen. De ontwikkeling
van het duikproject TODI op de mijnsite bestaat uit de ombouw van twee bestaande
betonnen kuipen, indikkers genoemd, tot een overdekt zoetwater duikpark. Bij
voltooiing creëert be-MINE meer dan 500 jobs en nieuwe impulsen voor de lokale
economie.
Terhills
Met ‘Terhills’ ontwikkelt LRM via haar dochtervennootschap MVDC de voormalige
mijnterreinen van Eisden tot een van de belangrijkste nieuwe toeristische
bestemmingen in Limburg. Het project moet op termijn 1.250 jobs creëren. Het
Terhills Master Plan uitgewerkt in 2012 bestaat uit meerdere deelprojecten
waaronder een vakantiepark, een sportzone, een hotel van 60 kamers, een nieuwe
winkelbestemming van circa 5.300 m2, de hoofdtoegangspoort Nationaal Park Hoge
Kempen, een woon- en kmo-zone. Momenteel zijn diverse deelprojecten in de fase
van realisatie.
Ook de sportzone is in volle ontwikkeling met als eerste concrete realisatie de
opening van “Terhills Cable Park” in augustus 2013. De hoofdtoegangspoort naar het
Nationaal Park Hoge Kempen opende eerder in 2013 reeds enkele wandelroutes
voor het publiek en de opening van een onthaalpaviljoen wordt voorzien tegen april
2014. Recent werd door de UHasselt het startschot gegeven voor het Ecotrons+
project: een verzameling van klimaatkamers die onderzoekers van over gans Europa
naar Terhills zal brengen.
De totale ontwikkelingskost van Terhills wordt bij volledige realisatie geraamd op 150
miljoen euro.
90
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
1. PMV (activiteiten in vastgoed)
1.4.2 Gebiedsontwikkeling Pagina 16
PMV heeft de voorbije jaren aandacht gegeven aan gebiedsontwikkeling, met een
bijzondere focus op brownfieldprojecten, en de herontwikkeling van onderbenutte
sites van de Vlaamse overheid. Dit is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige
activiteit van PMV. Voorbeelden van grote projecten zijn: Novovil, Willebroek Noord,
Blue Gate Antwerp, Eiland Zwijnaarde en een binnenstedelijk gebied gelegen achter
het station van Turnhout.
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
/
91
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
INTERNATIONAAL VLAANDEREN
(iV)
Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
II. STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
EERSTE HOOFDSTUK: INTERNATIONALE POLITIEK
1. Mondiale antwoorden op mondiale problemen
1.2 Samenwerking met internationale instellingen Pagina 10
(…) Vlaanderen blijft actief thematisch bijdragen aan de organisatie van het
Belgische voorzitterschap van de Raad van Europa (november 2014-mei 2015). Ik
zal ook opnieuw een engagement aangaan met de Raad van Europa voor de periode
2014-2015. Mijn diensten zullen de samenwerking met de OESO voortzetten.
II. STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
EERSTE HOOFDSTUK: INTERNATIONALE POLITIEK
2. De Europese Unie als mondiale speler
2.2. Een competitievere Europese Unie Pagina 14
(…) Eind 2013 zullen de Raad en het Europees Parlement de wetgevende teksten
over het MFK goedkeuren. Parallel zullen op sectoraal niveau een 70-tal wetgevende
teksten over de specifieke Europese subsidieprogramma’s en fondsen onderhandeld
en aangenomen worden. Ik zal de ontwikkelingen binnen deze dossiers aandachtig
blijven volgen en de belangen van Vlaanderen verdedigen. Over de implementatie in
België van het economisch, sociaal en territoriaal cohesiebeleid en het
gemeenschappelijk landbouwbeleid dienen intra-Belgische afspraken gemaakt te
worden. (…)
3. Subsidiariteit en culturele diversiteit
3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 15
De goede samenwerking en intensieve contacten met onze buurlanden worden
voortgezet. Op 8 oktober 2013 ontmoette ik de Nederlandse minister-president Rutte
opnieuw, samen met ministers Lieten en Crevits en hun Nederlandse tegenhangers.
We bespraken onder meer het rapport van de Vlaams-Nederlandse Denkgroep
Toekomstverkenning. Samen met Nederland streeft Vlaanderen ook naar een tijdige
en optimale afstemming over en invulling van de respectievelijke nationale kaders
voor de nieuwe Interreg-programma’s (Interreg V).
Ik heb de intentie om volgend jaar de bilaterale samenwerking met NoordrijnWestfalen in de schijnwerpers te plaatsen. In oktober 2013 ontmoet ik alvast mijn
Noordrijn-Westfaalse ambtgenoot en zullen we de samenwerking tussen Vlaanderen
en Noordrijn-Westfalen bespreken. Onze samenwerking zal onder meer ingevuld
worden door de organisatie van een zogenaamd ‘Flandernjahr’ in Noordrijn92
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Westfalen in 2014. Vlaanderen blijft ook het komende jaar actief in het kader van de
twee EGTS-samenwerkingsverbanden
3.2 Samenwerking via de Benelux Pagina 15
Binnen de Benelux Unie worden de gesprekken over technische afspraken, onder
meer inzake inspectiediensten voor wegvervoer en de actualisering van het
juridische kader voor grensoverschrijdende samenwerking, voortgezet. Vlaanderen
hecht belang aan voldoende frequente vergaderingen van het intra-Belgische
Overlegplatform Benelux, om samen met de andere Belgische overheden de nodige
impulsen te kunnen geven aan de Benelux-samenwerking en alle opportuniteiten
voor het inzetten van de Benelux Unie te kunnen benutten.
3.3 Versterking van de rol van deelstaten in de Europese Unie Pagina 16
Ik zet de inspanningen verder om de rol van de deelstaten in de EU te vergroten. Op
8 november 2013 organiseert de Vlaamse overheid, in samenwerking met de
Europese Commissie, in Brussel de conferentie ‘Regions as motors of new growth
through smart specialisation’
5. Een sterkere internationalisering van de Vlaamse economie
5.3 Focus op de snel(st)groeiende economieën
Mijn diensten werken samen met Europalia dat tussen 4 oktober 2013 en 26 januari
2014 in het teken staat van India. Vanuit het beleid inzake de academische
diplomatie, wordt door mijn diensten in samenwerking met de kennisinstellingen
tijdens het academiejaar 2013-2014 een ‘Indiajaar’ georganiseerd.
7. Een grotere internationale bereikbaarheid van Vlaanderen
7.1 Goede samenwerking met onze buurlanden Pagina 31
Een goede samenwerking met al onze buurlanden blijft van groot belang. De
samenwerking met Noordrijn-Westfalen krijgt het komende jaar bijzondere aandacht.
DERDE HOOFDSTUK: VLAANDEREN EN DE MILLENNIUMDOELSTELLINGEN
VOOR ONTWIKKELING
8. Armoedebestrijding en sociaal-economische ontwikkeling
8.6 Versterking van het draagvlak voor ontwikkeling Pagina 39
In 2012, het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen, en in 2013 werden geen
nieuwe convenanten gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking gesloten. Het
vernieuwde impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking treedt vanaf
2014 in werking en is helemaal afgestemd op de beleids- en beheerscyclus van de
lokale besturen. Voor vorming, advies en begeleiding van de gemeenten die actief
zijn in het convenantprogramma, schakelt de Vlaamse overheid de Vereniging van
Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in. Ik heb aan VVSG voor de periode 20122013 een subsidie toegekend van 362.730 euro. Momenteel wordt de samenwerking
herbekeken in functie van de specifieke technische noden als gevolg van het in
voege tredende impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking.
III. DE INSTRUMENTEN VAN HET BELEID
4. Strategische inzet van de Vlaamse internationale vertegenwoordigingen
Pagina 42
93
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het voorbije jaar werden de vertegenwoordigers van DiV, FIT, VAIS en Toerisme
Vlaanderen in het buitenland opnieuw met elkaar in contact gebracht via (zowel
gezamenlijke als afzonderlijke) netwerkmomenten tijdens de terugkeerdagen in
december 2012 en juni 2013. Elk van de Vlaamse internationale
vertegenwoordigingen draagt bij tot het uitdragen van ViA en ondersteunt -waar
mogelijk- het beleid rond economische, academische en culturele diplomatie. De
komende jaren zal ook specifieke aandacht blijven uitgaan naar activiteiten met
betrekking tot de herdenking van WOI. (…)
6. Een proactief beleid naar de diplomatieke vertegenwoordigingen in Brussel
Pagina 43
De sterke aanwezigheid van de Europese instellingen, internationale organisaties en
diplomatieke vertegenwoordigingen in Brussel is een belangrijke troef voor
Vlaanderen en het Vlaams buitenlands beleid. De contacten met de ambassades en
internationale organisaties in Brussel worden dan ook gericht uitgebouwd.
Zo houd ik eraan om aan het begin van elk nieuw jaar en op de Vlaamse feestdag
het diplomatiek korps te ontvangen in het Errerahuis. Naar aanleiding van de lokale
en provinciale verkiezingen organiseerden mijn diensten eind vorig jaar, in
samenwerking met het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap en het Vlaamse
Agentschap voor Binnenlands Bestuur, de dag nadien een informatief evenement
voor de buitenlandse ambassades en regiobureaus in Brussel. De nieuwsbrief
Flanders@World, die de internationale diplomatieke gemeenschap in Vlaanderen op
de hoogte brengt over nieuwigheden in het Vlaams buitenlands beleid, werd onlangs
stop gezet. Sinds oktober 2013 is hij inhoudelijk geïntegreerd in het nieuwe concept
van Flanders Today (cf. infra, III.7).
Omdat ik een goede ontvangst van nieuwe buitenlandse ambassadeurs wil
garanderen, geniet het onthaal- en opvolgingsbeleid ten aanzien van buitenlandse
ambassadeurs in Brussel mijn bijzondere aandacht. In dat kader wordt de
samenwerking met De Warande en het ‘Focus on Flanders’-programma voortgezet.
In De Warande in Brussel werden voor de bilaterale ambassadeurs een drietal
infosessies (met een politieke of academische focus) georganiseerd. Dit jaar nog zal
ik zelf een infosessie geven over culturele diplomatie. De ambassadeurs konden
opnieuw deelnemen aan een taalcursus Nederlands.
94
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid:
II. STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
EERSTE HOOFDSTUK: INTERNATIONALE POLITIEK
2. De Europese Unie als mondiale speler
2.2. Een competitievere Europese Unie Pagina 14
(…) Eind 2013 zullen de Raad en het Europees Parlement de wetgevende teksten
over het MFK goedkeuren. Parallel zullen op sectoraal niveau een 70-tal wetgevende
teksten over de specifieke Europese subsidieprogramma’s en fondsen onderhandeld
en aangenomen worden. Ik zal de ontwikkelingen binnen deze dossiers aandachtig
blijven volgen en de belangen van Vlaanderen verdedigen. Over de implementatie in
België van het economisch, sociaal en territoriaal cohesiebeleid en het
gemeenschappelijk landbouwbeleid dienen intra-Belgische afspraken gemaakt te
worden. (…)
3. Subsidiariteit en culturele diversiteit
3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 15
De goede samenwerking en intensieve contacten met onze buurlanden worden
voortgezet. Op 8 oktober 2013 ontmoette ik de Nederlandse minister-president Rutte
opnieuw, samen met ministers Lieten en Crevits en hun Nederlandse tegenhangers.
We bespraken onder meer het rapport van de Vlaams-Nederlandse Denkgroep
Toekomstverkenning. Samen met Nederland streeft Vlaanderen ook naar een tijdige
en optimale afstemming over en invulling van de respectievelijke nationale kaders
voor de nieuwe Interreg-programma’s (Interreg V).
Ik heb de intentie om volgend jaar de bilaterale samenwerking met NoordrijnWestfalen in de schijnwerpers te plaatsen. In oktober 2013 ontmoet ik alvast mijn
Noordrijn-Westfaalse ambtgenoot en zullen we de samenwerking tussen Vlaanderen
en Noordrijn-Westfalen bespreken. Onze samenwerking zal onder meer ingevuld
worden door de organisatie van een zogenaamd ‘Flandernjahr’ in NoordrijnWestfalen in 2014. Vlaanderen blijft ook het komende jaar actief in het kader van de
twee EGTS-samenwerkingsverbanden.
3.2 Samenwerking via de Benelux Pagina 15
Binnen de Benelux Unie worden de gesprekken over technische afspraken, onder
meer inzake inspectiediensten voor wegvervoer en de actualisering van het
juridische kader voor grensoverschrijdende samenwerking, voortgezet. Vlaanderen
hecht belang aan voldoende frequente vergaderingen van het intra-Belgische
Overlegplatform Benelux, om samen met de andere Belgische overheden de nodige
impulsen te kunnen geven aan de Benelux-samenwerking en alle opportuniteiten
voor het inzetten van de Benelux Unie te kunnen benutten.
5. Een sterkere internationalisering van de Vlaamse economie
5.1 Verdubbeling van het aantal exporterende KMO’s tegen 2020 Pagina 22
FIT wil in de toekomst ook actief werken op de ‘exportbeslissing’. Dat is de beslissing
die een bedrijf neemt om al dan niet internationaal actief te worden. Om eventuele
hefbomen te identificeren die hiervoor gebruikt zouden kunnen worden, is
95
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
wetenschappelijk onderzoek nodig. De identificatie van de drempels die bedrijven
ervaren om de stap naar internationaliseren te zetten, maakt het onderwerp uit van
een langetermijnonderzoek door het Steunpunt Buitenlands Beleid, Internationaal
Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking.
In 2014 zullen de steunmaatregelen voor Limburg van het SALK²-rapport
(Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat) voortgezet worden. FIT zal deel
uitmaken van het platform Internationaal Ondernemen in Limburg.
FIT, het Agentschap Ondernemen (AO) en het Agentschap voor Innovatie door
Wetenschap en Technologie (IWT) werken verder samen rond het project inzake de
geïntegreerde benadering van de ondernemer door de Vlaamse overheid. Dit
gebeurt in het kader van het meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid.
5.8 Meer buitenlandse investeringen aantrekken Pagina 27
In 2014 zal de methodologie voor het gericht aantrekken van buitenlandse
investeringen nog verfijnd worden. Daarbij zal verder gewerkt worden aan de
strategische clusteranalyses en nagegaan worden hoe er kan worden ingespeeld op
de transformaties die beoogd worden in het NIB. Dit zal leiden tot detectie van
nieuwe opportuniteiten voor investeringen in clusters, leadplants en pilot-plants, aan
de hand van de opgebouwde pilootervaringen van 2013 (cf. supra, II.5.6). Aangezien
uit de resultaten van 2013 blijkt dat de analyses alleen grondig zijn wanneer de
vereiste expertise beschikbaar is, zal in kaart gebracht worden hoe een grondige
aanpak verwezenlijkt kan worden en zal onderzocht worden met welke partners dit
uitgevoerd dient te worden.
De ervaringen uit de roadshows die FIT in 2013 organiseerde, worden gebruikt om
de praktische uitwerking van de prospectie van targetbedrijven te verfijnen. In 2014
zal verder ingezet worden op: de opvolging van lopende trajecten, het uitrollen van
de gapanalyse naar andere landen, en de opstart van gapanalyses voor andere
clusters.
Naast het
bestaande
initiatieven
bestendigd
worden.
aantrekken van nieuwe investeerders, blijven de investeringen van
buitenlandse bedrijven in Vlaanderen belangrijk. Daarom moeten de
gericht naar de reeds gevestigde buitenlandse ondernemingen
worden. De Foreign Investment Trophy zal in 2014 opnieuw uitgereikt
7.2 De internationale promotie van de Vlaamse havens Pagina 32
Tijdens de zending naar India in november 2013 zal er een focus liggen op de
havens en de logistieke sector. Ook tijdens andere zendingen en internationale
ontmoetingen worden de troeven van de Vlaamse havens uitgespeeld. Het
beurzenbeleid zal voortgezet worden zodat de in Vlaanderen opgebouwde expertise
en deskundigheid in de mariene en havensector ondersteund wordt.
96
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgering en Integratie
I. INLEIDING Pagina 9
De EU verwelkomde in 2013 Kroatië als 28ste EU-lidstaat. In 2014 zal Letland
toetreden tot de eurozone, waarmee Letland het 18de EU-land zal zijn waar met de
eenheidsmunt wordt betaald.
97
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief TOERISME
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
INLEIDING – MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5
Einde 2012 keurde de Vlaamse Regering het kaderbesluit toerismesubsidies goed
en legde daarmee de basis voor een uniform en transparant subsidiemechanisme
voor de toeristische impulsprogramma’s.
STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN
1. De aantrekkings- en belevingswaarde van de toeristische
bestemming(en) (in) Vlaanderen vergroten
1.1. Impulsprogramma’s voor Vlaamse bestemmingen met toeristisch
potentieel
1.1.1. 100 jaar Groote Oorlog 2014-2018 Pagina 12
Ook in 2014 zal het project in samenwerking met de verschillende beleidsdomeinen
van de Vlaamse overheid, verder geïmplementeerd worden in het kader van het WO
I – actieplan en zal daarover periodiek gerapporteerd worden aan de Vlaamse
Regering.
Het jaar 2014 vormt de effectieve start van de herdenking. Ik zal namens de Vlaamse
Regering een startevenement organiseren dat een ruime publieksparticipatie beoogt.
Wat de impulsen betreft, volg ik zowel de investeringsprojecten als de internationale
evenementen verder op, zodat een tijdige en kwaliteitsvolle realisatie gegarandeerd
blijft. In de herfst van 2013 zal ik een nieuwe oproep lanceren voor evenementen ter
herdenking van WO I voor de jaren 2016-2018.
Toerisme Vlaanderen, de lokale overheden, de toeristische actoren en Westtoer
zullen gedurende de herfst 2013 en lente 2014 tal van initiatieven nemen om de
kwaliteit van het onthaal te garanderen, en dit voor zowel binnenlandse als
buitenlandse bezoekers. Zoals reeds aangestipt, werk ik ook verder aan de betere
toegankelijkheid
van
de
Westhoek
door
de
verspreiding
van
toegankelijkheidsinformatie.
1.2. Verder ontwikkelen van sterke productlijnen in Vlaanderen
1.2.2. Erfgoed Pagina 16
Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen nauwer
samenwerken bij de opvolging van strategische documenten en concrete restauratie
en ontwikkelingsdossiers, zodat het toeristisch potentieel van erfgoedsites tijdig en
juist wordt ingeschat en ook effectief ten volle wordt benut. Dit geldt met name ook
98
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
voor grootschalige investeringsprojecten, zoals de restauratie van de Onze-LieveVrouwkathedraal van Antwerpen, de Sint-Baafskathedraal van Gent, de Onze-LieveVrouwbasiliek van Tongeren, de abdij van Park in Leuven, de Boekentoren in Gent,
de steenkoolmijn van Beringen, de Kolonie van Merksplas, ... De manier van werken
zal worden geformaliseerd in de dossieropvolgingsprocedures.
In uitvoering van SALK-plan goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 15 juli
2013, zal ik de nodige stappen zetten om nog in het najaar van 2013 het overleg met
het provinciebestuur van Limburg over een duurzame toekomst voor het domein
Bokrijk op te starten. Daarbij kan het uitgangspunt zijn dat de exploitatie de
verantwoordelijkheid is van het provinciebestuur en het natuurgedeelte overgenomen
wordt door de Vlaamse overheid.
Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen in samenspraak
de standaard formaliseren van informatiepanelen die worden opgebouwd rond het
nieuwe logo “beschermd onroerend erfgoed”.
1.2.3. Watertoerisme Pagina 17
(Voor de toekenning van de ‘golden anchors’ door TYHA (The Yacht Harbour
Associations) moeten jachthavens een doorlichting doorlopen)
TYHA staat in direct contact met een aantal jachthavens om datums vast te leggen
voor het assessment. Het doel is om binnen maximum drie jaar alle betrokken
jachthavens een assessment te laten doorlopen.
Ik vraag aan Toerisme Vlaanderen om de inspanningen die de collega’s leveren (in
eerste plaats de administratie Waterwegen en Zeekanaal) mee op te volgen zodat er
voldoende oog is voor de toeristische belangen.
1.2.6. Eet- en tafelcultuur in Vlaanderen Pagina 20
Om de versnippering van inspanningen tegen te gaan en de financiële middelen
efficiënt in te zetten zijn de vzw Tafelen in Vlaanderen en Toerisme Vlaanderen
overeengekomen om de werking van Vlaanderen Lekker Land verder te zetten vanuit
Toerisme Vlaanderen. Een Vlaanderenbreed marketingplan zal beschrijven hoe de
Vlaamse eet-, drink- en tafelcultuur en de Vlaamse land- en tuinbouwproducten en
producten door de Vlaamse visserij gevangen, op de binnenlandse en de
buitenlandse markt in de kijker wordt gezet. Toerisme Vlaanderen zal het
marketingplan samen met verschillende publieke en private partners uitwerken. De
inspraak van Horeca Vlaanderen, de vijf provinciale toeristische organisaties en de
kunststeden is verzekerd.
2. Stimuleren van het toeristisch ondernemerschap
2.1. Sterke partnerschappen uitbouwen met de private en publieke actoren
2.2. Implementatie, evaluatie en handhaving van de toeristische decreten
2.2.1. Logiesdecreet Pagina 23
In 2014 zal het Logiesdecreet verder worden uitgevoerd (registreren van
aanmeldingen en behandelen van vergunningsaanvragen).
99
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Samen met de provinciale toeristische diensten zal het Departement opnieuw (zoals
ook gebeurde in 2010 bij de opstart van het Logiesdecreet) infosessies
organiseren voor de lokale en provinciale besturen en/of beroepsfederaties
betreffende de toepassing van het Logiesdecreet.
Uiteraard blijft het Departement ook verder de lokale besturen ondersteunen bij
specifieke dossiers.
4. De volwaardige participatie aan toerisme voor iedere Vlaming mogelijk
maken
4.1. Een betaalbaar aanbod voor mensen die in armoede leven Pagina 39
Het Rap op Stap-project kent veel bijval, maar kan nog een duwtje in concrete
uitvoering gebruiken. Ik moedig lokale partners aan en ondersteun hen in de opstart
van een Rap Op Stap-kantoor. Voor mensen met geen of weinig vakantie-ervaring is
advies op maat cruciaal voor een geslaagde vakantie of uitstap.
Als de Vlaamse regering in 2014 beslist de UiTPAS uit te rollen, zullen we zoeken
naar mogelijke synergie en afstemming tussen Rap op Stap en UiTPAS.
5. De efficiëntie en effecten van het werk van de toeristische overheden
verhogen
5.1. Herstructureren van het toeristisch beleid op Vlaams niveau
5.1.3. Vlaamse subsidiekanalen bundelen en integreren in impulsprogramma’s
Pagina 45
Uitvoering van het kaderbesluit toerismesubsidies.
5.2. Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen
Westtoer en Toerisme Vlaanderen maken een nieuw strategisch plan (2015-2020)
voor het toerisme aan de Kust op.
Tegen het najaar 2013 zal het plan voor de Vlaamse regio’s, dat Toerisme
Vlaanderen en de provinciale toeristische organisaties opstellen, afgewerkt zijn en de
basis vormen voor de subsidieoproep 2014 “Impulsfonds Vlaamse regio’s”.
100
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
I. INLEIDING – MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5-6
Einde 2012 keurde de Vlaamse Regering het kaderbesluit toerismesubsidies goed
en legde daarmee de basis voor een uniform en transparant subsidiemechanisme
voor de toeristische impulsprogramma’s.
De herstructurering van Toerisme Vlaanderen is een feit. De uitvoering van het
strategisch beleidsplan 2020 voor het toerisme in Vlaanderen-Brussel, dat in januari
2012 door de verschillende toerismepartners is ondertekend, zal door een StatenGeneraal van het toerisme tegen het licht gehouden worden.
III. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN
1. De aantrekkings- en belevingswaarde van de toeristische
bestemming(en) (in) Vlaanderen vergroten
1.1. Impulsprogramma’s voor Vlaamse bestemmingen met toeristisch
potentieel
1.1.1. 100 jaar Groote Oorlog 2014-2018 Pagina 12
Ook in 2014 zal het project in samenwerking met de verschillende beleidsdomeinen
van de Vlaamse overheid, verder geïmplementeerd worden in het kader van het WO
I – actieplan en zal daarover periodiek gerapporteerd worden aan de Vlaamse
Regering.
Het jaar 2014 vormt de effectieve start van de herdenking. Ik zal namens de Vlaamse
Regering een startevenement organiseren dat een ruime publieksparticipatie beoogt.
Wat de impulsen betreft, volg ik zowel de investeringsprojecten als de internationale
evenementen verder op, zodat een tijdige en kwaliteitsvolle realisatie gegarandeerd
blijft. In de herfst van 2013 zal ik een nieuwe oproep lanceren voor evenementen ter
herdenking van WO I voor de jaren 2016-2018.
Toerisme Vlaanderen, de lokale overheden, de toeristische actoren en Westtoer
zullen gedurende de herfst 2013 en lente 2014 tal van initiatieven nemen om de
kwaliteit van het onthaal te garanderen, en dit voor zowel binnenlandse als
buitenlandse bezoekers. Zoals reeds aangestipt, werk ik ook verder aan de betere
toegankelijkheid
van
de
Westhoek
door
de
verspreiding
van
toegankelijkheidsinformatie.
1.1.2. De Vlaamse Kunststeden en Brussel Pagina 13
Bij de uitvoering van het impulsprogramma Vlaamse Kunststeden – Brussel zal ik
blijven inzetten op twee beleidslijnen (1) het fysieke en virtueel internationaal en
meertalig onthaal en (2) de uitbouw van positionerings- en identiteitsversterkende
projecten.
101
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
1.1.3. De Vlaamse Kust Pagina 13
2014 is het laatste jaar van de uitvoering van het impulsprogramma Vlaamse Kust,
dat de uitvoering van het Strategisch Beleidsplan voor Toerisme aan de Kust 20092014. Ik gaf aan Toerisme Vlaanderen en Westtoer de opdracht om samen een
nieuw strategisch plan (2015-2020) voor de kust te realiseren. Vanaf 2014 zal er
een gemeenschappelijke kustcampagne, met aandacht voor de specifieke
kenmerken producten en de belevingswaarde van de Vlaamse kust, gevoerd worden
in de vier buurlanden.
1.2. Verder ontwikkelen van sterke productlijnen in Vlaanderen
1.2.1. Fietsen, wandelen en ruiteren Pagina 15
In het najaar 2013 zal de evaluatie van Ronde 100 afgerond zijn. Dit project vormt
het startpunt om Vlaanderen als wieler- en fietsregio internationaal te promoten. In
2014 zal fietsen opnieuw een belangrijk thema zijn in de buitenlandpromotie. De
website www.cyclinginflanders.be die Toerisme Vlaanderen liet ontwikkelen, wordt
verder uitgebreid. Toerisme Vlaanderen zal haar expertise ter beschikking stellen bij
de realisatie van nog een aantal Ronde 100-projecten.
1.2.2. Erfgoed Pagina 16
Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen nauwer
samenwerken bij de opvolging van strategische documenten en concrete restauratie
en ontwikkelingsdossiers, zodat het toeristisch potentieel van erfgoedsites tijdig en
juist wordt ingeschat en ook effectief ten volle wordt benut. Dit geldt met name ook
voor grootschalige investeringsprojecten , zoals de restauratie van de OnzeLieve-Vrouwkathedraal van Antwerpen, de Sint-Baafskathedraal van Gent, de OnzeLieve-Vrouwbasiliek van Tongeren, de abdij van Park in Leuven, de Boekentoren in
Gent, de steenkoolmijn van Beringen, de Kolonie van Merksplas, ... De manier van
werken zal worden geformaliseerd in de dossieropvolgingsprocedures.
In uitvoering van SALK-plan goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 15 juli
2013, zal ik de nodige stappen zetten om nog in het najaar van 2013 het overleg met
het provinciebestuur van Limburg over een duurzame toekomst voor het domein
Bokrijk op te starten. Daarbij kan het uitgangspunt zijn dat de exploitatie de
verantwoordelijkheid is van het provinciebestuur en het natuurgedeelte overgenomen
wordt door de Vlaamse overheid.
Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed zullen in samenspraak
de standaard formaliseren van informatiepanelen die worden opgebouwd rond het
nieuwe logo “beschermd onroerend erfgoed”.
1.2.5. Meetings en Incentives Pagina 19
De studie over de meetingindustrie, die tegen februari 2014 klaar zal zijn, de leidraad
om het congrespotentieel beter in te schatten en te benutten.
(…)
102
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Toerisme Vlaanderen en de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen
(KMDA) zullen hun promotionele inspanningen voor en de wederzijdse
verwachtingen over de Koningin Elisabethzaal in het najaar van 2013 bundelen in
een samenwerkingsovereenkomst.
1.3. Evenementenbeleid Pagina 21
Bij een nieuw topevenementenbeleid zal Vlaanderen kiezen voor een beleid waarin
de kennis, de mensen en de middelen uit de verschillende beleidsdomeinen efficiënt
worden ingezet Een langetermijnvisie inzake promotie en productontwikkeling zal
gehanteerd worden. Toerisme Vlaanderen zal daarin als een belangrijke partner
concrete voorstellen uitwerken om deze ambitie te vertalen naar de praktijk.
Eind september 2013 vindt de internationale persconferentie voor het Red Star Line
museum plaats. Naast de evenementen van de Eerste Wereldoorlog zal ook de
opening van het Fin de Siècle Museum in Brussel (december 2013) in de
buitenlandse promotie van 2014 worden opgenomen.
Ook de Rubenstentoonstelling die het Koninklijk Museum van Schone Kunsten in
Antwerpen samen met Bozar in het najaar 2014 organiseert, zal heel wat
buitenlandse journalisten en toeristen naar Brussel halen.
In het kader van het internationaal cultuurbeleid zal Toerisme Vlaanderen met het
beleidsveld Cultuur samenwerken en afstemmen inzake de topevenementen.
5. De efficiëntie en effecten van het werk van de toeristische overheden
verhogen
5.1. Herstructureren van het toeristisch beleid op Vlaams niveau
5.1.3. Vlaamse subsidiekanalen bundelen en integreren in impulsprogramma’s
Pagina 45
Uitvoering van het kaderbesluit toerismesubsidies.
5.2. Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen
Westtoer en Toerisme Vlaanderen maken een nieuw strategisch plan (2015-2020)
voor het toerisme aan de Kust op.
Tegen het najaar 2013 zal het plan voor de Vlaamse regio’s, dat Toerisme
Vlaanderen en de provinciale toeristische organisaties opstellen, afgewerkt zijn en de
basis vormen voor de subsidieoproep 2014 “Impulsfonds Vlaamse regio’s”.
103
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
LANDBOUW VISSERIJ & PLATTELANDSBELEID
(LV)
Beleidsbrief LANDOUW, VISSERIJ &
PLATTELANDSBELEID
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
3. Plattelandsbeleid
3.1. Het plattelandsbeleid:
beleidsveld
Inleiding Pagina 45
uitgegroeid tot een
volwaardig horizontaal
Het plattelandsbeleid is een relatief jong beleidsveld, dat slechts sinds 2005 expliciet
tot de bevoegdheden van een Vlaamse minister behoort. Sinds het begin van de
huidige legislatuur heeft dit plattelandsbeleid een belangrijke ontwikkeling gekend en
wordt het inmiddels ook als een volwaardig horizontaal beleidsveld erkend. Het
Vlaamse plattelandsbeleid heeft niet enkel een horizontaal beleidsdomein
overschrijdend karakter, maar evenzeer een verticaal waarbij een wederzijdse
versterking van bestuursniveaus is nagestreefd. Het is tijdens deze legislatuur
uitgewerkt op drie sporen. Het eerste is een beleidsmatig spoor, het tweede en derde
zijn projectmatige, waarbij het ene spoor focust op initiatieven op Vlaams niveau en
het andere op gebiedsgerichte projecten. Op elk van deze sporen werden essentiële
doelen bereikt die waren opgenomen in respectievelijk het Regeerakkoord van 2009,
de beleidsnota en de beleidsbrieven van de Minister bevoegd inzake het
Plattelandsbeleid. Op beleidsvlak werd het eerste Vlaams plattelandsbeleidsplan en
bijhorend actieprogramma 2013 – 2015 beschikbaar gesteld en het Interbestuurlijk
Plattelandsoverleg legde jaarlijkse verschillende adviezen en beleidsaanbevelingen
met betrekking tot platteland gerelateerde thematieken voor. Er werd heel sterk
ingezet op de bestuurskracht van plattelandsgemeenten met de oprichting van het
Plattelandsfonds en het uitvoeren van een bestuurskrachtmonitor.
Het gebiedsgerichte plattelandsbeleid kreeg verder vorm via twee belangrijke
instrumenten, met name het gebiedsgerichte luik, inclusief de Leadergebieden van
het huidige Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007 – 2013 en korte termijn
projectoproepen in plattelandsprojecten. Deze gebiedsgerichte plattelandsprojecten
werden flankerend ondersteund via projectoproepen waarbij lokale stakeholders op
korte termijn kleinschalige initiatieven kunnen uitvoeren die bijdragen tot de
gebiedsontwikkeling van onder meer de Vlaams Rand, Veldgebied Brugge,
Scheldelandschapspark, De Merode, De Wijers, …
3.1.1. Het eerste Vlaamse Plattelandsbeleidsplan: een referentiekader voor het
platteland Pagina 45
Op 14 juni 2013 werd het eerste Vlaams plattelandsbeleidsplan met bijhorend
actieprogramma aan de Vlaamse regering medegedeeld. Dit actieprogramma focust
op de periode 2013-2015 en omvat naast acties vanuit het beleidsveld
104
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Plattelandsbeleid ook acties uit andere beleidsvelden en –domeinen. Het is een
duidelijk engagement van de hele Vlaamse overheid. Een kwalitatief Vlaams
plattelandsbeleid realiseren kunnen we echter niet alleen. Daarvoor is een nauwe
samenwerking met de Vlaamse provincies en gemeenten vereist. Met hen bouwen
de komende jaren verder aan een sterk partnerschap.
3.1.2. Het interbestuurlijk plattelandsoverleg Pagina 46
Een eerste spoor van het plattelandsbeleid betreft ook het formuleren van adviezen
en beleidsaanbevelingen via de werking van het Interbestuurlijk PlattelandsOverleg
of IPO. Het IPO is een uniek platform waar verschillende beleidsdomeinen,
bestuursniveaus en het middenveld samen aan tafel zitten rond platteland specifieke
knelpunten en hiaten. Sinds zijn oprichting in 2005 formuleerde het IPO adviezen
over verschillende thema‟s gaande van onder meer „Kwaliteit en bereikbaarheid van
voorzieningen‟ „Stilte en rust als collectieve waarde‟ tot „Oneigenlijk gebruik van
lokale wegen‟. In 2013 werd het advies „Bestuurskracht van landelijke gemeenten‟
door het Bestuurlijk Overleg goedgekeurd, het actieprogramma van het Vlaams
Plattelandsbeleidsplan gevalideerd en werden drie nieuwe IPO-thema‟s in de
steigers geplaatst: „economische activiteiten in het landelijk gebied‟, „lokale
voedselstrategieën-stadlandbouw‟ en „hernieuwbare energie op het platteland‟.
3.1.3. Ondersteuning van bestuurskracht voor plattelandsgemeenten: nieuwe
instrumenten
3.1.3.1. Plattelandsfonds Pagina 46
Op 7 juni 2013 keurde het Vlaams parlement het „Decreet tot vaststelling van de
regels inzake de verdeling van het Plattelandsfonds‟ goed. Op 19 juli keurde de
Vlaamse regering het „Besluit tot uitvoering van het decreet van 7 juni 2013 tot
vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds‟
goed. Hierdoor kon het Vlaams Plattelandsfonds in werking treden. Aan de hand van
eenduidige en objectieve criteria werden 50 plattelandsgemeenten geselecteerd,
gerangschikt naargelang hun fiscale draagkracht en kregen deze gemeenten een
trekkingsrecht toegewezen. Door het voorzien van 8 miljoen euro kunnen de vijftig
meest landelijke gemeenten in 2013 beroep doen op financiering vanuit het
Plattelandsfonds. Hiertoe moeten ze projecten indienen bij de Vlaamse
Landmaatschappij die van waaruit met de middelen van het fonds – een deel van- de
kosten- wordt gefinancierd. Het geheel der middelen dat een gemeente jaarlijks kan
krijgen uit het Plattelandsfonds worden trekkingsrechten genoemd. Deze
trekkingsrechten waarop de vijftig geselecteerde gemeenten beroep kunnen doen,
worden jaarlijks opnieuw bepaald.
3.1.3.2. Bestuurskrachtmonitor Pagina 46
In de schoot van de IPO-themagroep die dit thema behandelde werd in 2009 het
pilootproject „Bestuurskrachtmeting‟ opgezet met veertien plattelandsgemeenten.
Gezien de mooie resultaten, in het bijzonder de meerwaarde die de deelnemende
gemeenten hebben ervaren en de vraag vanuit het IPO om dit traject verder te
zetten, werd in 2013 een vervolgtraject opgestart met een meer uitgebreide groep
van een dertigtal gemeenten. Dit traject zal in de loop van 2015 worden afgerond.
105
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
6. Regelgevingsagenda Pagina 52
Decreet plattelandsfonds: decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het
Vlaamse Plattelandsfonds
Status
van 2de
het initiatief: principiële
Afgewerkt 1ste goedkeuring
principiële
goedkeuring
25/05/2012 (VR PV 03/2013
2012/18 - punt 49)
Definitieve
goedkeuring
Parlementaire
behandeling
29/05/2013
Bekrachtiging
Vlaamse
Regering
07/06/2013
Publicatie
staatsblad
in
04/07/2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
/
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
/
106
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN
(WVG)
Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
VOORWOORD Pagina 5
De vermaatschappelijking van de zorg is ondertussen een mobiliserende
beleidskeuze geworden. Steeds nadrukkelijker kiezen we voor een ondersteuning
van kwetsbare mensen in hun thuissituatie of kiezen we voor vormen van
genormaliseerd wonen. Contextgericht werken wordt de aanbevolen aanpak.
Die vermaatschappelijking uit zich ook in de doorgedreven samenwerkingen met de
beleidsdomeinen werk, wonen, innovatie, ondernemen en onderwijs. De omzendbrief
die we in het kader van de planlastvermindering voor de lokale besturen zullen
versturen naar de lokale besturen, laat ons toe deze vermaatschappelijking ook te
laten doordringen in het lokale sociale beleid. En via de bestuursakkoorden met de
nieuwe provinciebesturen, kunnen we onze Vlaamse aanpak versterken en
aanpassen aan de specificiteit van elke regio.
Om het groenboek van de Vlaamse overheid, dat de inkanteling van de
bevoegdheden van de zesde staatshervorming zal documenteren, voor te bereiden,
zullen we actief overleggen met alle betrokken sectoren. Op die manier zal het
groenboek vertrekken vanuit de opportuniteiten en uitdagingen, zoals van onderuit
aangevoeld wordt.
OMGEVINGSANALYSE Pagina 9
1.4 Bestuurlijk en maatschappelijk kader waarbinnen het beleid zich moet
ontwikkelen
Het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid krijgt vorm binnen een bepalende socioeconomische en institutioneel-legistieke context:
1.4.3. De lokale en provinciale besturen geven mee vorm aan het beleid
De organisatie van de hulp- en dienstverlening binnen WVG mag dan wel
grotendeels regionaal of nationaal aangestuurd worden, het is op het lokale niveau
dat de concrete invulling eraan gegeven wordt. De provincies en de lokale besturen
blijken dan niet enkel partners van het beleid te zijn, soms nemen ze ook een regierol
op zich. Goed bestuur betekent dan ook nadenken (tot) op welk beleidsniveau de
Vlaamse bevoegdheden het best worden uitgeoefend. De Interne Staatshervorming
moet hieraan vorm geven, het bestuur dichter bij de burger brengen en leiden tot een
efficiëntere en effectievere werking van de overheid.
1. We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal Pagina 12
welbevinden door welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel
107
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te
pakken.
1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en een
hogere mate van welbevinden van onze bevolking.
Vlaamse gezondheidsdoelstellingen
Gezondheidsdoelstelling Middelengebruik
In 2011-2012 hebben we het werk van de preventiewerkers bij de Centra voor
Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) structureel ingebouwd in hun subsidieenveloppes. Op die manier kan blijvend werk gemaakt worden van de coaching van
bedrijven en lokale overheden bij het voeren van een degelijk alcoholbeleid.
1.2 We willen bij vragen en problemen snel de gepaste hulp inzetten om zo
erger te voorkomen. Pagina 17
Welzijnswerk en samenwerking op de eerste lijn
Op 4 juli 2012 heeft het Vlaams Parlement het decreet aangenomen tot wijziging van
het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid. Hiermee hebben we dit decreet in
overeenstemming gebracht met het zogenaamde planlastendecreet. In uitvoering
van dit decreet worden een aantal Vlaamse beleidsprioriteiten inzake welzijn,
gezondheid en gezin geformuleerd. Het is de bedoeling dat de lokale besturen daar
in hun beleidsprogramma’s rekening mee houden. Het gaat onder meer over de
aanpak van dak- en thuisloosheid en armoede, de uitbouw van een gediversifieerd
en aangepast woonzorgaanbod, het voeren van een preventief gezondheidsbeleid,
het aanbieden van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning. We willen
tevens de cruciale samenwerking tussen OCMW en CAW op de eerste lijn
benadrukken.
Armoede Pagina 18
Op initiatief van Samenlevingsopbouw Vlaanderen en samen met de Vereniging van
Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Uit
De Marge, het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en
de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) werken we aan de structurele uitbouw
van een lokale dienstverlening die proactief gericht is op de bestrijding van onder
bescherming en op de realisatie van het recht op maatschappelijke dienstverlening.
We voorzien hiervoor in de nodige wetenschappelijke onderbouwing en
ondersteuning.
Regionale samenwerking Pagina 18
De provincies hebben nieuwe meerjarenbeleidsplannen ingediend in het kader van
het regionaal welzijnsoverleg en de regionale samenwerking in de welzijnssector. Op
basis van deze plannen worden de beleidsovereenkomsten met de
provinciebesturen gesloten. Deze beleidsovereenkomsten hebben uitzonderlijk een
duurtijd van twee jaar, namelijk tot eind 2013. Het is immers de bedoeling om de
provinciebesturen vanaf 2014 te subsidiëren op basis van een nieuwe regelgeving,
voortvloeiend uit de interne staatshervorming.
108
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
2 We verruimen de sociale bescherming van de Vlamingen om zo hun
grondrechten beter te kunnen waarborgen. Pagina 19
2.1 We nemen de nodige initiatieven zodat de Vlamingen hun sociale rechten
vollediger en beter kennen.
Kennis van de sociale rechten
Mensen kunnen pas ten volle hun sociale rechten uitoefenen, wanneer ze deze
kennen. We willen zowel de mensen zelf als hulpverleners een duidelijk en direct
zicht geven op de sociale rechten die mensen bezitten. Ondermeer de online
rechtenverkenner geeft hierbij ondersteuning. Door een actualisatie van de
rechtenverkenner in 2012 geeft deze niet enkel de rechten toegekend vanuit de
Vlaamse, federale en provinciale overheden weer, maar ook die vanuit de lokale
overheden. We schenken bijzondere aandacht aan kwetsbare doelgroepen:
chronisch zieken, dak- en thuislozen, ouderen, personen met een handicap,
personen met een laag inkomen en werkzoekenden. Hiervoor werken we samen met
onder meer de ziekenfondsen, de ocmw’s, diensten maatschappelijk werk, CAW.
3. We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar
en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren Pagina 22
3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te
bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie
maximaal kan waar maken.
Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang
In 2012 startte een onderzoek naar het gebruik van en de behoefte aan opvang voor
kinderen tussen 3 en 12 jaar. De eerste resultaten worden verwacht in de tweede
helft van 2012. Gelijktijdig loopt een
onderzoek waarin de verschillende organisatoren van opvang en vrijetijdsactiviteiten
voor schoolgaande kinderen bevraagd worden. In 2013 zal ook gepeild worden bij
kinderen tussen 3 en 12 jaar naar hun beleving van opvang buiten de schooluren.
Over deze onderzoeksresultaten en over de discussietekst die Kind en Gezin rond
een nieuwe organisatie van de buitenschoolse opvang formuleerde, gaan we in
dialoog met o.a. onderwijs en lokale besturen om te komen tot een gedragen
geactualiseerd concept.
Ondertussen blijven maatregelen van het Generatiepact de buitenschoolse opvang
versterken, en dit zowel door het realiseren van een bijkomend aanbod als van
bijkomende tewerkstelling. Het Generatiepact bepaalt dat werkzoekenden jonger dan
30 jaar een opleiding kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de
buitenschoolse kinderopvang. De inzet van deze middelen en de resultaten worden
permanent opgevolgd.
3.3 Jeugdhulp geldt als speerpunt in ons beleid: we willen investeren in
uitbreiding, innovatie en afstemming binnen een integrale aanpak, om zo de
minderjarige de hulp te kunnen bieden die aansluit bij zijn noden. Pagina 23
Omgaan met verontrusting
109
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Met het wegvallen van de bestaande toegangspoorten van Jongerenwelzijn en het
Vlaams agentschap voor Personen met een Handicap, respectievelijk de comités
voor bijzondere jeugdzorg en de provinciale evaluatiecommissies, werd ook een
nieuwe aanpak in het omgaan met verontrusting opgezet. Uitgangspunt is dat
omgaan met verontrusting een zaak is van iedere hulpverlener. Wanneer de
hulpverlener toch vastloopt, zal hij kunnen aankloppen bij de gemandateerde
voorzieningen (het ondersteuningscentrum jeugdzorg of het vertrouwenscentrum
kindermishandeling). In 2012 werden de processen van de gemandateerde
voorzieningen tot in de details verfijnd en op elkaar afgestemd. Dit uit zich in het
gemeenschappelijk aanmeldingsdocument maatschappelijke noodzaak dat zal
gebruikt worden voor het aanmelden bij de gemandateerde voorziening.
Piloot Pagina 23-24
Zo’n veranderingstraject verloopt niet zonder slag of stoot. Daarom is het van belang
om de proef op de som te nemen voor de grote opstart in 2014. In het voorjaar van
2013 zal een piloot van start gaan in de provincie Oost-Vlaanderen, zodat we
concreet ervaren hoe de nieuwe organisatiestructuur van de jeugdhulp werkt. Deze
voor-opstart van de intersectorale toegangspoort en de gemandateerde
voorzieningen moet ons toelaten de uitgewerkte instrumenten en termijnen te testen
en eventueel bij testuren.
3.4 In de sector van personen met een handicap versterken we de gedragslijn van
innovatie en uitbreiding om zo voor deze doelgroep het aanbod maximaal
beschikbaar en toegankelijk te maken.
Krachtlijnen voor het uitbreidingsbeleid Pagina 28
In het uitbreidingsbeleid 2012 werd 40 % van de provinciale middelen voorbehouden
voor het toekennen van persoonsvolgende convenants. Daarnaast ging 40% van de
provinciale middelen naar nieuwe PAB budgethouders. De toekenning op individueel
niveau gebeurt op voorstel van de regionale prioriteitencommissie, die de
dringendheid van de vraag nagaat. In 2013 zal voor een zelfde aandeel via
persoonsvolgende financieringssystemen besteed worden.
Recent ontvingen de Regionale Overlegnetwerken Gehandicaptenzorg (ROG)
richtlijnen om mee de noden op te lijsten inzake rechtstreeks toegankelijke
hulpverlening, d.w.z. handicapspecifieke hulpverlening die beperkt is in frequentie,
intensiteit en/of duur. Binnen de provinciale zorgplannen zal, na vrijwaring van de
middelen voor de VIPA-buffer, net zoals voor 2012, ook in 2013 en 2014 telkens 20
% voorzien worden voor de verdere uitbouw van het rechtstreeks toegankelijke
aanbod. Op die manier kan een deel van het aanbod sneller en adequater – want
rechtstreeks – worden ingezet.
3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo
maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Pagina 30
Woonzorg
De nieuwe regelgeving voor dagverzorgingscentra houdt eveneens een versoepeling
van de voorwaarden in voor de bestaande centra. Ook de programmatie werd met 40
110
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
% opgetrokken zodat op middellange termijn in elke gemeente in Vlaanderen
zorgbehoevende ouderen terecht kunnen in een dagverzorgingscentrum.
3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo
maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Pagina 31
Programmatie als instrument voor een betere spreiding van het zorgaanbod
In 2013 komt er een nieuwe procedure voor het toekennen van voorafgaande
vergunningen in de residentiële ouderenzorg. Het is daarbij de bedoeling is om de
bestaande portefeuille van voorafgaande vergunningen te dynamiseren en voor een
voldoende beschikbaar aanbod, verspreid over Vlaanderen, te zorgen. Er zal per
provincie een oproep gebeuren voor kandidaturen om de leemtes in het aanbod in te
vullen. Rekening houdend met het moratorium dat door de federale overheid nog
steeds is ingesteld voor plaatsen in woonzorgcentra, zal het om een beperkt aantal
plaatsen gaan. De verschillende aanvragen zullen geprioriteerd worden volgens de
verhouding ‘nieuwe voorafgaande vergunningen’ ten opzichte van de ‘bestaande
portefeuille van voorafgaande vergunningen’. Er zal rekening gehouden worden met
de bestaande capaciteit, met de gemeenten waar het tekort aan aanbod het grootst
is en met een set van inhoudelijke criteria die de garantie bieden op kwaliteit van
zorg (bvb. aantoonbare samenwerking met andere zorgactoren, geïntegreerd
aanbod) en op de effectieve realisatie van de vergunning binnen een bepaalde
tijdsspanne.
Cliëntgeoriënteerde organisatie van de geestelijke gezondheidszorg Pagina 33
Uitbreiding CGG
Ook de capaciteit van de alcohol- en drugpreventiewerkers is in 2012 toegenomen.
Elf CGG ontvangen elk een halftijdse equivalent om bedrijven en lokale besturen te
ondersteunen bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van een gezondheidsbeleid
op het vlak van alcohol en drugs
3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij
aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de
specifieke doelgroepen. Pagina 35
Ouderen – Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014
Het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams
ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen is grondig aangepast wat het
hoofdstuk lokale ouderenparticipatie betreft. Om de ontwikkeling van een inclusief
ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen op lokaal vlak te ondersteunen
en te versterken kan een relevante partnerorganisatie(s) aangesteld en
gesubsidieerd worden om geïnteresseerde lokale besturen en ouderen op het terrein
te begeleiden via vorming, sensibilisering, intervisie en andere activiteiten.
Voor de duur van deze legislatuur hebben we voor het uitvoeren van deze opdracht
een convenant afgesloten met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
Dementieplan Vlaanderen 2010-2014 Pagina 36
111
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het taboe en de eenzijdige beeldvorming over dementie moeten we verder
doorbreken. Onder meer de angst voor en het over benadrukken van de laatste fase
van het dementieproces leiden tot laattijdige diagnosestelling, gemiste zorg en
isolement van personen met dementie en hun naasten. Daarom werd een
communicatiestrategie voor een genuanceerde beeldvorming ‘Vergeet dementie,
onthou mens’ opgestart. Ter ondersteuning van de campagne is sinds eind 2011 het
campagneplatform www.onthoumens.be actief. Organisaties, lokale en provinciale
overheden, voorzieningen worden uitgenodigd om een genuanceerde beeldvorming
te hanteren. Parallel hiermee worden lokale besturen gestimuleerd om gestalte te
geven aan het concept dementievriendelijke gemeenten. Aan het Expertisecentrum
Dementie Vlaanderen werd de opdracht gegeven om de strategie effectief waar te
maken. Inmiddels tekenden de Vlaamse Alzheimer Liga, de Vlaamse Ouderenraad,
de VVSG, de provincie West-Vlaanderen en de steden Brugge en Sint-Niklaas al de
engagementsverklaring inclusief een stappenplan met concrete acties. Heel wat
andere actoren zullen een zelfde engagement aangaan in de loop van 2013.
3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij
aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de
specifieke doelgroepen.
Thuislozen Pagina 39
De aanpak van thuisloosheid is een verantwoordelijkheid van verschillende
beleidsniveaus (federaal, Vlaams, lokaal). In overleg met de federale overheid, de
gemeenschappen en de gewesten wordt een samenwerkingsakkoord voorbereid
waarin de taken en verantwoordelijkheden van elk bevoegdheidsniveau worden
afgelijnd.
In de bestrijding van thuisloosheid hebben ook de lokale besturen een belangrijke rol
te spelen. Lokaal en regionaal zijn er verschillende unieke voorbeelden en projecten
die inzetten op de aanpak van deze problematiek. We hebben het Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een inventaris te maken van goede
samenwerkingspraktijken en na te gaan welke praktijken overdraagbaar zijn naar
andere regio’s.
4 We sturen, stimuleren en ondersteunen de welzijns- en gezondheidsactoren
zodat ze kwaliteitsvolle zorg bieden in een aangepaste infrastructuur,
voortdurend innoveren, een inclusieve aanpak bevorderen en duurzaam te
werk gaan. Pagina 42
4.1 We enten een concrete beleidsaanpak op het eengemaakte
kwaliteitsdecreet om de voorzieningen zo te stimuleren de kwaliteit van hun
aanbod te verbeteren.
We hebben tevens de basis gelegd van een agressiebeleid voor de personeelsleden
werkzaam in de comités bijzondere jeugdzorg en de sociale diensten voor
gemeentelijke jeugdbijstand. Zo hebben we onder meer een interne vorming
georganiseerd gericht op agressiebeheersing en –regulering. In het komende jaar
zullen we deze opleidingen verder organiseren.
4.3 We bouwen aan een duurzame welzijns- en verzorgingsinfrastructuur.
Pagina 44
112
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De Europese richtlijn over de energieprestatie van gebouwen bepaalt dat tegen eind
2020 alle nieuwe gebouwen “nearly zero energy buildings” - gebouwen met een zeer
hoge energieperformantie -moeten zijn. Publieke gebouwen hebben hierbij een
voorbeeldfunctie. Daarom zullen we voor de gebouwen uit de zorgsector een
instrument aanreiken waarmee we de integrale duurzaamheid kunnenmeten en
tevens duurzame oplossingen doorheen het ontwerpproces kunnen stimuleren.
4.5 We versterken het vrijwilligerswerk om zo vorm te geven aan een zorgzame
en participatieve samenleving. Pagina 46
Zorgen voor mantelzorgers en vrijwilligers
We voeren momenteel gesprekken met de Vereniging van Vlaamse Steden en
Gemeenten, het Vlaams Steunpunt voor Vrijwilligerswerk en de provinciale
steunpunten vrijwilligerswerk om tot een duidelijke taakafbakening en een optimale
samenwerking te komen. Op deze manier kunnen de middelen op het terrein efficiënt
en effectief worden ingezet.
5 We bevorderen bij de overheid en bij de welzijns- en
gezondheidsactoren de aandacht en het initiatief voor een meer
efficiënte en effectieve werking om zo met dezelfde middelen meer zorg te
creëren.
5.1 We investeren in een verbeterd(e) elektronische registratie,
gegevensverzameling en gegevensuitwisseling, om zo de werkprocessen
efficiënter te laten verlopen en ook om beleidsmatig een beter zicht te krijgen
op vraag- en aanbodevoluties. Pagina48
Naar een (e)Zorgzaam Vlaanderen
De afgelopen jaren heeft ons beleidsdomein al behoorlijk wat inspanningen geleverd
om te informatiseren. Op het gebied van gegevensdeling tussen zorgverleners
onderling en tussen instellingen en de overheid, zijn een aantal stappen vooruit
gezet. Ter illustratie vermelden we volgende initiatieven:
Vaccinnet, het elektronisch bestel- en registratiesysteem voor vaccinaties dat
gekoppeld is aan een vaccinatiedatabank. In Vaccinnet worden op vandaag al 92%
van de recente vaccinaties van baby’s en 91% van de recente vaccinaties van de
schoolgaande jeugd geregistreerd;
Vesta, het systeem dat de subsidies van de diensten voor gezinszorg en aanvullende
thuiszorg en de diensten voor logistieke hulp sneller kan uitbetalen via elektronische
gegevensuitwisseling. Vesta maakt het ook mogelijk om innovaties door te voeren
zoals de maximumfactuur in de thuiszorg of de automatische rechtentoekenning in
de zorgverzekering voor personen met een zwaar zorgprofiel;
Het elektronisch gedetineerdenopvolgsysteem (GOS) dat de participatie van
gedetineerden aan de Vlaamse hulp- en dienstverleningsactiviteiten in de
gevangenis organiseert en registreert. Recent is een link met het informatiesysteem
van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen in productie gesteld. Dit
betekent een belangrijke lastenverlaging voor de gebruikers van het GOS. Eind 2012
113
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
is er nog een release van het GOS gepland die de gebruiksvriendelijkheid van het
systeem en de efficiëntie nog zal verhogen.
Deze en andere initiatieven, zowel op federaal, regionaal als lokaal vlak, nopen ons
tot afstemming en coördinatie. We worden immers geconfronteerd met verschillende
informatiesystemen die niet (altijd) compatibel zijn en waarin dubbele of soms
tegenstrijdige informatie over de hulpvrager en/of de hulpverlener wordt bijgehouden.
Afstemming is dus zeker noodzakelijk, niet alleen op technologisch vlak, maar ook
beleidsmatig, organisatorisch, maatschappelijk , juridisch en financieel .
Vraagstukken zoals privacy van gegevens, toegangsbeheer en standaardisatie zijn
cruciaal en moeten gecoördineerd vorm krijgen in overleg met de verschillende
betrokken sectoren. Centraal daarbij staat de rol van het federale eHealth-platform.
Dat levert met zijn basisdiensten uniform bruikbare bouwstenen voor alle applicaties
binnen het beleidsdomein. Die bouwstenen verzekeren voor alle toepassingen een
zelfde verzekerd niveau van beveiliging van gegevens. Om het gebruik van het
eHealth-platform goed te verankeren, zullen we met de federale overheid en de
andere Gemeenschappen onderhandelen over een samenwerkingsakkoord rond het
co-beheer ervan.
5.6 We ondersteunen de voorwaarden voor een goed bestuur van de sociale
ondernemingen in de welzijns- en gezondheidssector om zo het professioneel
ondernemerschap en de zorgethiek in ons beleidsdomein te stimuleren. Pagina
55
Vierde Vlaams Intersectoraal Akkoord
Voor de publieke sectoren hebben de sociale partners en de Vlaamse overheid ook
een voorakkoord bereikt. Het wordt eind 2012 afgesloten. Dit geldt voor bijna 20.000
VTE of 28.000 personeelsleden. De klemtoon van het akkoord ligt op de sectoren
kinderopvang en gezinszorg met de uitbouw van een expertisecentrum voor de
ondersteuning van deze openbare sectoren. Voor de opleiding en vorming van het
personeel zijn er diverse maatregelen opgenomen.
In 2013 zal het Departement WVG verder de uitvoering van de sociale akkoorden
coördineren. De meeste maatregelen komen dan op kruissnelheid. Zo zal in de
private sector de eindejaarspremie een belangrijke verhoging kennen en zal de
tweede pensioenpijler worden uitgebouwd. Ook in de publieke sector zal de
koopkracht toenemen via de opgesomde gezinsondersteunende maatregelen. De
capaciteit en het aantal personeelsleden voor de gehele sociale profitsector breidt
verder uit en de sectorale maatregelen zorgen voor betere arbeidsomstandigheden.
6 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal,
regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en
gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke
partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage.
6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en
gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en
verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere
overheidswerking te komen. Pagina 56-57
Interne staatshervorming
114
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het doorvoeren van een interne staatshervorming is noodzakelijk om tot een
efficiënte en effectieve overheid te komen. De principes van de interne
staatshervorming zijn vervat in het Witboek van de
Interne Staatshervorming, opgesteld in samenspraak met de VVSG en de VVP. Het
Witboek bevat meerdere uitdagingen voor ons beleidsdomein.
Het bevoegdheidspakket van de provincies zal aanzienlijk wijzigen door de interne
staatshervorming. Zij kunnen voor ons beleidsdomein immers vanaf 1 januari 2014
enkel nog de bevoegdheden uitoefenen die hen via decreet (of wet) zijn toegekend.
Het Voorontwerp van decreet houdende bepaling van de bevoegdheid van de
provincies in de aangelegenheden vermeld in artikel 5 van de Bijzondere Wet van 8
augustus tot hervorming der instellingen kent in dit verband vier bevoegdheden toe
aan de provincies: het stimuleren en ondersteunen van netwerken in de welzijns- en
gezondheidssector, het voeren van een impulsbeleid overeenkomstig de bepalingen
van een bestuursakkoord, het opstellen en onderhouden van de sociale kaart en het
ondersteunen van de Vlaamse overheid, de lokale besturen en particuliere actoren
inzake sociale planning. Daarnaast zijn de provincies enkel nog gemachtigd om hun
betrokkenheid in – of ondersteuning van – de initiatieven, opgenomen in de bijlage bij
het decreet, verder te zetten.
Het voorontwerp werd op 15 juni 2012 principieel goedgekeurd door de Vlaamse
Regering. We beogen een definitieve goedkeuring en indiening van het decreet in
het Vlaams Parlement in het najaar van 2012. Hierbij aansluitend hebben we het
voorbije jaar de nodige voorbereidingen getroffen voor de uitwerking van het
bestuursakkoord, dat we met elk van de provincies ten laatste in het voorjaar van
2013 zullen afsluiten.
Ingevolge de ingeperkte provinciale taakstelling op het vlak van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin zullen de provincies vanaf 1 januari 2014 niet langer
bevoegd zijn voor het structureel subsidiëren van het personeel of de werking van
welzijns- en zorgvoorzieningen die al gesubsidieerd worden vanuit de Vlaamse
Gemeenschap. De Vlaamse overheid neemt die middelen over en past ze in in haar
beleidsaanpak.
Wat de sociale kaart betreft, hebben de provincies en het Huis voor Gezondheid – in
overleg met de Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) –
beslist om samen één gegevensbank te onderhouden van waaruit de sociale kaarten
van de provincies, Zorgzoeker.be en eventuele andere publicaties kunnen gevoed
worden. De nieuwe gegevensbank zal maximaal gebruik maken van bestaande
gegevensbronnen,
waaronder
CoBRHA,
het
kadaster
met
erkende
zorgvoorzieningen en zorgverleners bij eHealth. Op deze manier kunnen de
provincies instaan voor de ontsluiting van de gegevens over zorgvoorzieningen en
zorgverleners naar het “grote publiek”.
In uitvoering van het planlastendecreet zal ons beleidsdomein meewerken aan de
planlastverlaging voor lokale besturen. Daartoe zijn verschillende decreets- of
besluitswijzigingen noodzakelijk. De Vlaamse Regering heeft het decreet lokaal
sociaal beleid op 13 juli 2012 bekrachtigd en het nieuwe decreet houdende
stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van
ouderen goedgekeurd op 6 juli 2012 waarna het is ingediend in het Vlaams
Parlement. We herbekijken de taken die opgenomen zijn in het Besluit van de
115
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Vlaamse Regering tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale
samenwerking in de welzijnssector in het licht van de interne staatshervorming; we
bekijken dit samen met het uitvoeringsbesluit van het voorontwerp van decreet
waarin de
provinciale bevoegdheden inzake WVG vervat liggen in het voorjaar van 2013. Het
Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 houdende het lokaal beleid
kinderopvang wordt in overeenstemming gebracht met de bepalingen in het
planlastendecreet.
Naast de nieuwe provinciale bevoegdheidspakketten en de planlastverlaging voor
gemeenten en provincies zijn er nog andere doorbraken in het kader van de interne
staatshervorming. We werkten in dat verband een aanpak uit om lokale besturen
sneller en beter te betrekken in geval van een mogelijke sluiting van een
woonzorgcentrum of voorziening van collectieve kinderopvang. Daarnaast willen we
een rol voor de lokale besturen vastleggen bij de programmatie van
woonzorgdiensten met het oog op een goede spreiding van het zorgaanbod over
gemeenten en regio’s. Tot slot zullen we de lokale besturen een belangrijke rol
toebedelen op het vlak van de kinderopvang van baby’s en peuters en op het vlak
van de buitenschoolse kinderopvang. In uitvoering van het nieuwe decreet
kinderopvang zullen we de organisatie van de Lokale Loketten Kinderopvang en de
opdrachten van de lokale besturen inzake kinderopvang verder concretiseren. In
2013 zal Kind en Gezin in samenwerking met de VVSG een informatie- en
sensibiliseringsronde organiseren. We zullen de lokale besturen ondersteunen in hun
opdrachtvervulling door het ter beschikking stellen van inspirerende goede
praktijkvoorbeelden. Ook wat de buitenschoolse kinderopvang betreft, gaan we na
wat de gewenste rol is van de lokale besturen.
6.3 We brengen synergieën tot stand tussen de verschillende beleidsdomeinen
om zo oplossingen aan te reiken voor de problemen in onze maatschappij die
een stijgende complexiteit kennen. Pagina 58
Wonen en welzijn
De evaluaties van de CAW-praktijk ter voorkoming van thuisloosheid en die van de
basisbegeleidingstaken van de sociale huisvesters door het Steunpunt Ruimte zijn
afgerond. Op basis van de hieruit verkregen informatie hebben we beslist extra
middelen toe te kennen voor de verruiming van de preventieve woonbegeleiding in
de CAW. We streven tegen he einde van deze legislatuur en binnen de budgettaire
mogelijkheden naar een structurele uitbreiding van de capaciteit voor preventieve
woonbegeleiding tot een gebiedsdekkend aanbod of 60 VTE’s. In een eerste fase
worden er 32 VTE’s voorzien, waarvan al een deel in 2012. We willen de
samenwerking tussen de lokale besturen, de huisvestingsactoren en de CAW hierbij
centraal stellen. We wensen dan ook op (inter-)gemeentelijk niveau initiatieven te
stimuleren die deze samenwerking ondersteunen. Ik heb aan het Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een inventaris op te maken van goede lokale
samenwerkingspraktijken en hieromtrent een ondersteuningsaanbod te ontwikkelen
voor de partners op het terrein.
6.4 We maximaliseren het Vlaamse welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid
binnen de bestaande staatsstructuur en plegen overleg met de federale
overheid om zo tot een maximaal efficiënte beleidsaanpak te komen. Pagina 61
116
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Federaal regeerakkoord – 6de staatshervorming
Dit najaar bereiden we de 6de staatshervorming voor. Voor ons beleidsdomein is dat
een cruciaal gegeven. De overkomende bevoegdheidspakketten, vooral in de
gezondheids- en de ouderenzorg alsook de kinderbijslag, zijn omvangrijk.
Aansluitend bij het algemene kader dat de Vlaamse regering daarvoor uittekent,
initiëren we voor WVG een gemengde stuurgroep administratie-kabinet. Die heeft als
eerste opdracht het (verder) verzamelen van informatie en het opstarten van de
dialoog met de betrokken sectoren. Bijkomend zal het zaak zijn instrumenten te
ontwikkelen die in elk geval de continuïteit verzekeren wanneer bevoegdheden en
middelen overkomen. Tot slot is er nood aan bouwstenen voor de structurele, soms
nieuwe, beleidsrichting die we uit willen en kunnen met deze pakketten. Via
werkgroepen zullen ten gepaste tijde ook andere kabinetten en de stakeholders
betrokken worden.
Dat alles zal een plaats krijgen in een Groenboek Staatshervorming dat de regering
in 2013 wil finaliseren als basis voor een Witboek dat de concrete beleidsacties zal
vastleggen.
6.5 We situeren de Vlaamse welzijnssector in Europees verband en volgen het
Europese zorgbeleid proactief op om ons sterk te positioneren op Europees
niveau. Pagina 62
Participeren en ontsluiten
Na meer dan 3 jaar actief engagement voor de versterking van de basis van
EUREGHA (European Regional and Local Health Authorities) het Europese netwerk
van regio’s en lokale overheden met bevoegdheden inzake gezondheid, is op 27
januari 2012 de vzw EUREGHA opgericht. We blijven verder actief meewerken
binnen dit netwerk, als ‘vice chair’ en lid van de Executive Board en we brengen als
dusdanig de interessepunten voor Vlaanderen in Europa inzake het
gezondheidsbeleid naar voor. Samen met andere regio’s in Euregha vormt
Vlaanderen een consortium in 2 projecten die elk 3 jaar beslaan. Het betreft een
project voor suïcidepreventie (EUREGENAS, European Regions Enforcing Action
Against Suicide) en een project bevolkingsonderzoek naar borst-, baarmoederhals
en darmkankeropsporing (EPAAC).
117
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Zorg voor welzijn en gezondheid in Brussel Pagina 39
In deze paragraaf vermelden we de acties rond welzijn, volksgezondheid en gezin,
die specifiek gericht zijn naar Brussel.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal via het Crècheplan jaarlijks ongeveer 6
miljoen euro toekennen aan de Franse en Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)
voor investeringen in infrastructuur voor kinderopvang. De gelden worden verdeeld
volgens de 80%-20% verdeelsleutel. We zullen overleggen met onze VGC-collega
bevoegd voor welzijn om te bekijken hoe de inzet van deze middelen kan aansluiten
op het beleid en de budgettaire ruimte in het globale uitbreidingsdossier van de
kinderopvang in Vlaanderen en Brussel.
Daarnaast zullen we in Brussel – net zoals in Vlaanderen - initiatieven nemen om de
zelfstandigen in de kinderopvang te ondersteunen. De VGC zal hierop aanvullende
initiatieven ontwikkelen. Gezien in het decreet kinderopvang voor baby’s en peuters
een vereiste is opgenomen voor taalkennis Nederlands van de verantwoordelijke en
minstens één kindbegeleider, zullen heel wat zelfstandige initiatieven hun werking
moeten bijsturen. Dit gegeven wordt expliciet meegenomen in het transitieplan
Brussel dat Kind en Gezin en het Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE)
samen ontwikkelen. Dit transitieplan maakt deel uit van een globaal ‘Actieplan
Brussel’. We bespreken momenteel de praktische gevolgen van het decreet
kinderopvang en de toepassing ervan in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad met
onze collega van de Franse Gemeenschap, bevoegd voor kinderopvang.
Om baarmoederhalskanker te voorkomen, konden meisjes van het eerste jaar
secundair onderwijs sinds september 2010 via het CLB van hun school een HPV
(Humaan Papilloma Virus) –vaccinatie krijgen. De GGC wenste op dat moment nog
niet mee te betalen voor vaccinatie via de huisarts. Sinds september 2011 is dat wel
het geval en kunnen Brusselse huisartsen de nodige vaccins bestellen bij de
Vlaamse overheid.
De Vlaamse Gemeenschap is verantwoordelijk voor het tuberculosebeleid in het
Vlaams Gewest en de Vlaamse unicommunautaire instellingen in het tweetalig
gebied Brussel Hoofdstad. Brussel telt een derde van alle tuberculosegevallen in
België. FARES (Fonds des Affections Respiratoires) en de VRGT (Vlaamse
Vereniging voor respiratoire gezondheidszorg en tuberculosebestrijding) voeren in
Brussel samen het tuberculosebeleid uit voor de inwoners van Brussel en voor de
Franse unicommunautaire instellingen. Zij hebben reeds herhaaldelijk laten weten
dat ze hiervoor onvoldoende gefinancierd worden door de bevoegde overheden. Bij
de nieuwe beheersovereenkomst met de VRGT voor het uitvoeren van het
tuberculosebeleid voor de periode 2012-2016 werd daarom meer geld vrijgemaakt
om ook het Centrum voor Respiratoire Gezondheidszorg van de VRGT in Brussel te
helpen financieren voor bron- en contactonderzoek rond patiënten en/of contacten uit
Vlaamse unicommunautaire instellingen of uit de Vlaamse randgemeentes rond
Brussel.
Op 13 december 2012 zullen we samen met onze Brusselse partners bevoegd voor
welzijn, de Staten- Generaal Woonzorg Brussel organiseren. Hiermee willen we
nagaan wat de woonzorgnoden van de Nederlandstalige Brusselaars zijn, hoe de
118
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
woonzorgactoren hierop tegen 2020 een performant en kwalitatief antwoord kunnen
bieden en wat de kritische succesfactoren zijn om dit doel te bereiken.
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar
en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren.
3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij
aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de
specifieke doelgroepen.
Vreemdelingen Pagina 39
Elk kind in Vlaanderen en Brussel heeft recht op een kwaliteitsvolle jeugdhulp.
Ondanks alle inspanningen om de toegankelijkheid tot de voorzieningen te
verbeteren, stellen we vast dat anderstalige nieuwkomers de weg naar de
hulpverlening moeilijk vinden. De culturele en taalverschillen bemoeilijken het proces.
Met het project ‘Netwerk cultuurgevoelige jeugdhulp’, een sectoroverschrijdend
initiatief van Integrale Jeugdhulp Brussel, willen we bestaande competenties delen
om zowel hulpverleners als gezinnen met kinderen en jongeren aangepaste hulp te
geven. Hiermee geven we concreet uitvoering aan het horizontaal plan
integratiebeleid dat de samenwerking beoogt tussen de gezondheids- en
welzijnsvoorzieningen enerzijds en de integratiesector anderzijds. Samen met de
Vlaamse minister bevoegd voor inburgering beslisten we tot cofinanciering zodat het
project uitgevoerd kan worden in het kader van het Europees Integratiefonds. Het
project zal in minstens twee regio’s starten vanaf januari 2013. Wanneer de formule
van netwerking ook daar succesvol blijkt, zoeken we naar een structurele
verankering in de welzijnssector.
Het Steunpunt Gezondheid en Vreemdelingenrecht wordt verder ondersteund in zijn
opdrachten. Het steunpunt wil vooral de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg
verhogen voor personen die omwille van hun verblijfsstatuut hier moeilijk toegang toe
hebben. Het steunpunt ontwikkelt een vormingsaanbod voor welzijns- en
gezondheidsactoren en formuleert beleidsadviezen over duidelijke en toegankelijke
procedures en regelgeving. De inbedding van de thematiek in de reguliere sectoren
wordt o.a. gestimuleerd door een nauwere samenwerking met intermediaire
organisaties.
119
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief ARMOEDEBESTRIJDING
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
1. De cijfers en het VAPA Pagina 9-10
1) De automatische toekenning van rechten werd door de Vlaamse Regering
benoemd als expliciete prioriteit. Om deze actie nog meer kracht bij te zetten, werd
onlangs een nota aan de Vlaamse Regering meegedeeld waarin voor die rechten
waarvoor automatische of proactieve toekenning mogelijk is, een plan van aanpak
werd opgenomen. In de praktijk is een volledige automatische rechtentoekenning niet
altijd haalbaar, maar laten verregaande administratieve vereenvoudiging en
proactieve dienstverlening vaak wel toe om de effectiviteit van het gevoerde beleid te
verhogen en het niet gebruik van rechten terug te dringen. Ook op lokaal vlak liggen
hiertoe nog heel wat opportuniteiten die verder worden uitgewerkt.
7) In het kader van het stimuleren van netwerkvorming bij hulpverleners werd een
intensief traject – een zogenaamde Deep Dive – gevolgd bij een concreet project
lokale kinderarmoedebestrijding. Bij dit project werd ingezet op het tot stand brengen
van een lokaal netwerk van het lokale bestuur en organisaties actief op het vlak van
armoedebestrijding. De resultaten van het traject werden voorgesteld op het ViAtoekomstforum en toonden de noodzaak aan tot een structurele ondersteuning van
deze lokale netwerken.
10) De UiTpas werd op initiatief van de minister bevoegd voor Cultuur eind vorig jaar
op een UiTforum aan een breed publiek voorgesteld. Het UiTforum is een interactief
colloquium dat toen bijna integraal in het teken stond van de UiTPAS. De bezoekers
konden er leren hoe de UiTPAS een goed wapen is in de strijd tegen sociale
uitsluiting, maar ook hoe de UiTPAS zorgt voor meer cultuur- en vrijetijdsbeleving
door iedereen. Verschillende steden en gemeenten lieten hun interesse reeds blijken
voor dit proefproject, dat nu stilaan op kruissnelheid komt.
2. Speerpunten
2.1.1 Kinderarmoede bestrijden op lokaal niveau Pagina 13-14
De strijd tegen (kinder)armoede vergt een integrale aanpak vanuit alle
beleidsniveaus. Enkel via een integrale benadering maken we kans op slagen. Een
doeltreffende aanpak vraagt een samenwerking tussen de verschillende
beleidsniveaus (…)
Initiatieven die een sterke lokale verankering hebben zijn met andere woorden
fundamenteel in het bestrijden van kinderarmoede. Het lokale niveau staat het dichtst
bij de mensen en is vaak het best geplaatst om een antwoord te formuleren op hun
noden. Deze lokale acties zijn noodzakelijk en complementair aan de maatregelen
die op Vlaams niveau worden genomen.
Voor de derde keer maakte ik in 2013 1 miljoen euro vrij voor nieuwe lokale projecten
of de verderzetting van bestaande initiatieven. Tijdens deze editie heb ik er voor
gekozen om naast de hoogst scorende per provincie ook een aantal projecten te
120
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
selecteren die expliciet inzetten op de problematiek van gekleurde armoede. Ook
kinderarmoede is immers gekleurd.
In de loop van 2013 bezocht mijn administratie alle projecten lokale
kinderarmoedebestrijding die in 2011 een subsidie toegekend kregen. Uit deze
evaluatie blijkt dat de projecten de aandacht voor kinderarmoedebestrijding op lokaal
vlak hebben vergroot of doen groeien.
Organisaties geven aan dat er ruimte moet zijn om projectmatig te zoeken naar
nieuwe manieren om aan (nieuwe) noden tegemoet te komen. En er is nood aan
ruimte binnen sectorale regelgeving van b.v. kinderopvang of centra voor kinderzorg
en gezinsondersteuning (CKG’s) om in dergelijke projecten te kunnen stappen. Het is
hierbij belangrijk om subsidies, visie en regelgeving van de verschillende
subsidiërende overheden en sectoren op elkaar af te stemmen, vanuit het belang
van kinderen en gezinnen in armoede.
Er is echter ook nood aan structurele financiering van de beleidscomponent binnen
de aanpak van kinderarmoedebestrijding op lokaal vlak via de coördinatie van een
geïntegreerde en multidimensionale kinderarmoedebestrijdingsaanpak. Op die
manier kunnen ook gemeentebesturen de nodige ruimte vrijmaken om hun regierol in
de aanpak van (kinder)armoede waar te maken. Om dit alles te realiseren, maak ik
in de komende periode werk van een decreetswijziging die toelaat om op
structurele wijze een financieringsmechanisme te implementeren waar lokale
besturen een beroep op kunnen doen.
Het methodiekenhandboek ‘Elk kind telt’ voor lokale besturen, dat ik vorig jaar
lanceerde, met tips om op lokaal niveau aan de slag te gaan in de strijd tegen
kinderarmoede, zorgde voor de nodige methodologische ondersteuning. Gezien het
grote succes van dit boek en de grote vraag werd beslist om dit handboek dit jaar te
herdrukken.
Ik wil lokale besturen en actoren echter nóg meer ondersteunen in hun
sleutelrol in de strijd tegen kinderarmoede. We staan immers voor een cruciale
periode. Nieuwe besturen zijn aangetreden en zij kunnen het verschil maken door
een concreet kinderarmoedebeleid uit te stippelen. Daarom organiseerde ik voor de
tweede keer provinciale rondes over heel Vlaanderen en Brussel onder de noemer
‘Arm in arm tegen armoede’. Hiermee geef ik goede praktijken meer slagkracht en
bekendheid, zodat gemeenten van mekaar kunnen leren.
Ik zorg voor de decretale verankering van de lokale kinderarmoedeaanpak zodat de
financiële en methodologische ondersteuning van lokale besturen voor hun acties gericht op
de aanpak van kinderarmoede gegarandeerd wordt.
2.4 Automatische rechtentoekenning Pagina 21-23
Uiteraard speelt niet enkel de Vlaamse Regering een belangrijke rol op het gebied
van automatische toekenning van sociale rechten en proactieve dienstverlening. Ook
op federaal en lokaal vlak dient er nog heel wat te gebeuren. Ik doe het nodige om
de processen die op federaal en lokaal vlak op het gebied van het automatisch
toekennen van sociale rechten lopen, te faciliteren.
121
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Zo gaf ik onder meer de opdracht aan het VLAS om automatische rechtentoekenning
en proactief handelen te verkennen op lokaal niveau, met bijzondere aandacht voor
mensen met een laag inkomen. De opdracht hierbij was drieledig:
-) Het opmaken van een inventaris van rechten die lokaal worden toegekend;
-) Het opzoeken en beschrijven van goede praktijken van automatische
rechtentoekenning en proactief handelen op lokaal niveau;
-) Het schetsen van de knelpunten in het proces van automatische
rechtentoekenning (ook bovenlokaal) met tevens aanbevelingen ter verbetering.
De studie werd afgesloten met tien beleidsaanbeveling:
-)
Automatische rechtentoekenning als onderdeel van proactief handelen binnen
een empowermentvisie;
-)
Nood aan begeleiding en een persoonlijke aanpak op maat;
-)
Aandacht voor bijzondere, kwetsbare doelgroepen;
-)
Alertheid voor „fouten‟ en gelijke aandacht voor armoede- en
fraudebestrijding;
-)
Perspectief van de burger centraal;
-)
Harmoniseren en vereenvoudigen van wetgeving en begrippen;
-)
Stimuleren van kennisdeling en optimalisering en betere benutting van de
Rechtenverkenner;
-)
Oplijsten van goede praktijken en uitvoeren van intensieve casestudie(s);
-)
Een getrapte aanpak met vermijden van onnodige tussenstappen;
-)
Belang van netwerken, outreaching, empowerende contacten en
laagdrempelige ontmoeting.
Ik zal de studie van het VLAS betreffende automatische rechtentoekenning en
proactief handelen maximaal verspreiden en verder werken aan de ontsluiting van
goede praktijken over de automatische en proactieve toekenning van rechten op
lokaal vlak.
Om al het werk hierrond op elkaar af te stemmen organiseerde ik in 2013 een
studiedag waaraan diverse federale, Vlaamse en lokale overheden hebben
deelgenomen.
3. Strategische aanpak armoede op lange termijn
3.1.3. Verticaal permanent armoedeoverleg Pagina 26
Het VPAO is een overlegstructuur dat per beleidsdomein minstens tweejaarlijks
wordt georganiseerd en waarin specifieke beleidsinitiatieven getoetst worden aan de
visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen tot bijsturing worden
geformuleerd. Deze overlegsessies worden op voordragen van en in overleg met het
Vlaams Netwerk tegen armoede georganiseerd.
Waar relevant en mogelijk vraag ik aan de collega – ministers actief in te zetten op
de organisatie van een verticaal permanent armoedeoverleg.
Het Vlaams Netwerk tegen armoede kan met bijkomende middelen extra thema‟s
opnemen en daar rond aan de slag gaan met andere armoedeorganisaties.
122
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Ik heb aan mijn collega‟s van de Vlaamse Regering opnieuw gevraagd expliciet
aandacht te besteden aan een luik armoedebestrijding bij de opmaak van hun
beleidsbrief 2014 en de beheers- en managementovereenkomsten. In alle beheersen managementovereenkomsten die momenteel passeren langs de Vlaamse
Regering wordt waar relevant de link met het VAPA gemaakt.
Net als in 2013 heb ik de Vlaamse Regering gevraagd om in hun beleidsbrief 2014
aan te geven hoe hij of zij aan armoedebestrijding zal doen.
3.2 De strijd tegen armoede is een zaak van iedereen Pagina 27
De slagzin van het Europese jaar tegen Armoede 2010 „de strijd tegen armoede is
een zaak van iedereen‟ blijft een juist gegeven. Ik heb het al eerder in deze
beleidsbrief aangehaald. De strijd tegen armoede win je als Vlaanderen niet alleen.
Ook de lokale besturen en organisaties moeten mee op de kar springen. Ons
verhaal moet ook passen in het federale en het Europese beleid.
3.2.1. Europa Pagina 29
(…)
De beslissing van Europa betreffende de afbouw van de voedselhulpprogramma‟s
leidde tot heel wat ongerustheid binnen het werkveld. De Vlaamse Regering pleitte
bij Commissievoorzitter Barroso, bij Raadsvoorzitter Van Rompuy en bij Commissaris
Andor voor het behoud van de voedselhulpprogramma‟s. Bovendien werd via
verschillende kanalen werk gemaakt van een verhoogd aanbod aan voedingswaren.
In eerste instantie is er in Limburg een proefproject opgestart dat heel succesvol
bleek. Daarnaast is ook een brochure uitgegeven waarmee de sector van de
warenhuizen werd opgeroepen om mee te werken aan een sociale herbestemming
van voedseloverschotten.
Tenslotte werd er een overleg georganiseerd met alle betrokken actoren om te
komen tot betere afspraken. Dit heeft onder meer geleid tot een versoepeling van de
regels m.b.t. traceerbaarheid voor de sector van de voedselbedeling.
In dit kader wil ik ook nog het draaiboek „Sociaal aan de slag met
voedseloverschotten‟ vermelden. Hierover meer onder punt 4.2.5.
Ik ben in zee gegaan met Komosie, een koepel van milieuondernemers in de sociale
economie. Het project „aan de slag met voedselverlies‟ wil onder meer fungeren als
verzamelpunt/expertisepunt voor lokale organisaties/lokale besturen die een
initiatief rond voedselverlies willen opstarten waarbij jobcreatie in de sociale
economie een doelstelling is. Het doel is hier om expertise maximaal te bundelen om
deze daarna ook te kunnen verspreiden (via bijvoorbeeld een kennisplatform).
Ik blijf lokale en regionale projecten binnen de beschikbare kredieten steunen die
inzetten op een sociale herbestemming van voedseloverschotten.
123
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
3.2.5. Lokale besturen Pagina 32-33
Lokale besturen hebben een belangrijke rol als regisseur van het
(kinder)armoedebeleid. De lokale besturen staan het dichtst bij de mensen en
kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede op hun
grondgebied, in samenwerking met alle relevante partners. Een verbreding en
verdieping van de lokale (kinder)armoedebestrijding dringt zich met andere woorden
op, hiervoor voorzie ik is een structurele ondersteuning op langere termijn. Ten slotte
krijgen de centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie met de
middelen van het Vlaams stedenfonds een belangrijk instrument in handen om de
dualisering voor de komende periode 2014-2019 in hun stad verder aan te pakken.
Zoals al eerder vermeld in deze beleidsbrief maak ik ook werk van de sociale
herbestemming van voedseloverschotten. Maar liefst 224.000 Belgische gezinnen
doen jaarlijks beroep op voedselhulp. En dat terwijl er per Vlaming jaarlijks 314 tot
372 kilogram nog perfect eetbaar voedsel wordt weggegooid. Gelukkig worden er
meer en meer acties ondernomen om deze voedseloverschotten een sociale
bestemming te geven en zo te zorgen voor een betere afstemming tussen de
voedseloverschotten en de vraag naar voedselhulp. Op 24 april 2013 organiseerde ik
een studiedag om dergelijke initiatieven aan te moedigen en nieuwe initiatiefnemers
te helpen om hun project te realiseren. Ik stelde toen eveneens het boek „Sociaal
aan de slag met voedseloverschotten11‟ voor. Het boek wil geen handleiding zijn
maar geeft praktische tips en goede voorbeelden. Verder vertelt het waar je terecht
kan voor ondersteuning. Tijdens deze studiedag lanceerde ik ook een projectoproep
„sociaal aan de slag met voedseloverschotten‟.
Ik wil lokale besturen en actoren echter nóg meer ondersteunen in hun sleutelrol in
de strijd tegen armoede, en in het bijzonder kinderarmoede. We staan immers voor
een cruciale periode. Nieuwe besturen zijn aangetreden en zij kunnen het verschil
maken door een concreet armoedeplan uit te schrijven. Nu al heeft meer dan één op
de vier Vlaamse steden en gemeenten zich geëngageerd door een burgemeester,
schepen of OCMW-voorzitter verantwoordelijk te maken voor armoedebestrijding. Ik
streef naar meer. Daarom organiseerde ik voor de tweede keer provinciale rondes
over heel Vlaanderen en Brussel onder de noemer „Arm in arm tegen armoede‟.
Hiermee wil ik onder meer ook goede praktijken meer slagkracht en bekendheid
geven, zodat gemeenten van elkaar kunnen leren.
Het methodiekenboek “Elk kind telt. Informatie en inspiratie voor lokale actoren in
hun strijd tegen kinderarmoede” is bedoeld ter ondersteuning van de lokale besturen.
Deze publicatie ondersteunt organisaties en beleidsverantwoordelijken die op lokaal
niveau werk (willen) maken van de aanpak van kinderarmoede.
5. Diverse actoren vormen beleidsnetwerken Pagina 35
Op mijn expliciete vraag organiseert het VLAS jaarlijks een kennisplatform. In 2012
was er een kennisplatform rond de actieve inclusie van vrouwen van buitenlandse
herkomst. In het voorjaar 2013 organiseerde het steunpunt een kennisplatform rond
voedsel en armoede. Dit najaar staat er nog een kennisplatform over
ervaringsdeskundigheid op de agenda. Het is de bedoeling dat we via dit forum
124
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
verschillende vormen van kennis combineren. Deze kennis kan het beleid in de juiste
richting sturen.
Belangrijke partners in dit kennisplatform zijn:
-) De verenigingen waar armen het woord nemen
-) Het brede werkveld (waaronder belangrijke actoren zoals de Decenniumdoelen)
-) De sociale partners
-) De academici
-) De lokale besturen
Het VLAS zal ook in 2014 op mijn verzoek minstens één kennisplatform organiseren.
In
Bijlage 1 Overzicht beleidsopties en intenties
Speerpunten Pagina 39
-) Ik zorg voor de verankering van de lokale kinderarmoedeaanpak in het
programmadecreet zodat de financiële en methodologische ondersteuning van lokale
besturen voor hun acties gericht op de aanpak van kinderarmoede, gegarandeerd
wordt.
-) Ik doe het nodige om de processen die op federaal en lokaal vlak op het gebied
van het automatisch toekennen van sociale rechten lopen, te faciliteren.
-) Ik zal de studie van het VLAS betreffende automatische rechtentoekenning en
proactief handelen maximaal verspreiden en verder werken aan de ontsluiting van
goede praktijken over de automatische en proactieve toekenning van rechten op
lokaal vlak.
Bijlage 2 Regelgevingsagenda Pagina 41
Structurele verankering van lokaal
kinderarmoedebestrijdingsbeleid
decreet van 21 maart 2003 betreffende de
armoedebestrijding
De creatie van een decretale basis voor het
toekennen van subsidies aan lokale
besturen voor de uitwerking en uitvoering van
een lokaal kinderarmoedebestrijdingsbeleid
door wijziging van het decreet betreffende de
armoedebestrijding via het Programmadecreet
betreffende de begroting 2014.
Titel van het initiatief
Betrokken regelgeving
Inhoud
Doelgroepen (keuzeveld)
Overheid, bedrijf, organisatie,
burger
Stand van zaken (timing)
Conceptnota VR
1e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag SAR)
2e principiële goedkeuring VR
Lokale besturen
23/9/2013
4/10/2013
125
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
(adviesvraag RvS)
Definitieve goedkeuring VR
Indiening Vlaams Parlement
Bekrachtiging/afkondiging VR
Publicatie Belgisch Staatsblad
Inwerkingtreding
Andere
Verdere planning (timing)
Conceptnota VR
1e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag SAR)
2e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag RvS)
Definitieve goedkeuring VR
Indiening Vlaams Parlement
Bekrachtiging/afkondiging VR
Publicatie Belgisch Staatsblad
Inwerkingtreding
Andere
Eind oktober 2013
Eind oktober 2013
Eind december 2013
1/1/2014
Uitvoering van artikel 18/1 van het decreet van
21 maart 2003 zoals gewijzigd door het
Programmadecreet betreffende de Vlaamse
begroting 2014.
Besluit van de Vlaamse Regering van 10
oktober 2003 tot uitvoering van het decreet van
21 maart 2003 betreffende de
armoedebestrijding
De bepaling van het decreet dat de decretale
grondslag biedt voor de subsidiëring van
lokale besturen voor een lokaal
kinderarmoedebestrijdingsbeleid vereist
uitvoering in een BVR en dit op het vlak van de
modaliteiten op het vlak van de bepaling en de
toekenning van de subsidies aan de lokale
besturen.
Titel van het initiatief
Betrokken regelgeving
Inhoud
Doelgroepen (keuzeveld)
Overheid, bedrijf, organisatie,
burger
RIA (keuzeveld)
Ja/nee
Administratieve lastenmeting
(keuzeveld)
Ja/nee
JoKER (keuzeveld)
Ja/nee
Stand van zaken (timing)
Conceptnota VR
Lokale besturen
Ja
Ja
Ja
126
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
1e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag SAR)
2e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag RvS)
Definitieve goedkeuring VR
Indiening Vlaams Parlement
Bekrachtiging/afkondiging VR
Publicatie Belgisch Staatsblad
Inwerkingtreding
Andere
Verdere planning (timing)
Conceptnota VR
1e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag SAR)
2e principiële goedkeuring VR
(adviesvraag RvS)
Definitieve goedkeuring VR
Indiening Vlaams Parlement
Bekrachtiging/afkondiging VR
Publicatie Belgisch Staatsblad
Inwerkingtreding
Andere
Opmerking(en)
20/12/2013
31/1/2014
1/1/2014
127
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
1.
De cijfers en het VAPA Pagina 9-10
4) In het kader van de realisatie van een duurzame toeleiding naar de arbeidsmarkt
gingen in 2013 de werkinlevingsprojecten in de Vlaamse centrumsteden van start. De
werkinleving is het eerste onderdeel van maatregelen voor jongeren zonder
diploma: gericht op de steden, op maat van het individu en met een klemtoon op
werkervaring. Op de volgende trede bevinden zich de instapstages. Daar krijgt de
werkzoekende een vervroegde wachtuitkering en kunnen jongeren zonder diploma
secundair onderwijs in heel Vlaanderen deelnemen. En als sluitstuk hebben we de
Individuele Beroepsopleidingen (IBO‟s), met een heel ruime doelgroep en een
aanwervingsverplichting voor de werkgevers. In 2013 werden de voorwaarden hier
rond versoepeld om meer bedrijven aan te trekken. In 2013 werd 5 miljoen euro extra
ingezet voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Daarbij aansluitend zijn er ook
trajecten voor personen in armoede, die worden uitgevoerd door de
ervaringsdeskundigen van de VDAB. Voor het groepsluik ervan wordt een beroep
gedaan op WEB in de provincie Antwerpen en Randstad Diversity in de andere
provincies. Van jan '13 t/m juni '13 zijn er 489 geïntegreerde werk-welzijnstrajecten
opgestart.
10) De UiTpas werd op initiatief van de minister bevoegd voor Cultuur eind vorig jaar
op een UiTforum aan een breed publiek voorgesteld. Het UiTforum is een interactief
colloquium dat toen bijna integraal in het teken stond van de UiTPAS. De bezoekers
konden er leren hoe de UiTPAS een goed wapen is in de strijd tegen sociale
uitsluiting, maar ook hoe de UiTPAS zorgt voor meer cultuur- en vrijetijdsbeleving
door iedereen. Verschillende steden en gemeenten lieten hun interesse reeds blijken
voor dit proefproject, dat nu stilaan op kruissnelheid komt.
2.
Speerpunten
2.1.2. Kinderarmoede bestrijden op Vlaams niveau Pagina 16
Ook het jeugdwerk wil ik op hetzelfde spoor zetten. Het is niet mijn ambitie om alle
kinderen en jongeren te laten deelnemen aan het jeugdwerk. Zij hebben natuurlijk de
vrijheid om hun vrije tijd zelf in te vullen zoals zij willen. Maar ik vind wel dat alle
kinderen en jongeren gelijke kansen moeten krijgen om hieraan deel te nemen,
ongeacht hun achtergrond en thuissituatie. Daarom zette ik 100.000 euro in om
verder werk te maken van de toeleiding van maatschappelijk kwetsbare kinderen en
jongeren naar het reguliere jeugdwerk. De lokale besturen van Antwerpen, Brussel,
Gent en Maasmechelen hebben zich geëngageerd om samen met de
jeugdbewegingen intensief te werken aan het stimuleren van de participatie van
kinderen en jongeren in armoede aan jeugdwerk. Hiervoor worden de steden
begeleid door Demos en de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten (VVJ) die de
knelpunten en de successen evalueren. Dit methodologische luik wordt gefinancierd
door de minister van Jeugd.
3.
Strategische aanpak armoede op lange termijn
3.1.3. Verticaal permanent armoedeoverleg Pagina 26
128
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het VPAO is een overlegstructuur dat per beleidsdomein minstens tweejaarlijks
wordt georganiseerd en waarin specifieke beleidsinitiatieven getoetst worden aan de
visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen tot bijsturing worden
geformuleerd. Deze overlegsessies worden op voordragen van en in overleg met het
Vlaams Netwerk tegen armoede georganiseerd.
Waar relevant en mogelijk vraag ik aan de collega – ministers actief in te zetten op
de organisatie van een verticaal permanent armoedeoverleg.
Het Vlaams Netwerk tegen armoede kan met bijkomende middelen extra thema‟s
opnemen en daar rond aan de slag gaan met andere armoedeorganisaties.
Ik heb aan mijn collega‟s van de Vlaamse Regering opnieuw gevraagd expliciet
aandacht te besteden aan een luik armoedebestrijding bij de opmaak van hun
beleidsbrief 2014 en de beheers- en managementovereenkomsten. In alle beheersen managementovereenkomsten die momenteel passeren langs de Vlaamse
Regering wordt waar relevant de link met het VAPA gemaakt.
Net als in 2013 heb ik de Vlaamse Regering gevraagd om in hun beleidsbrief 2014
aan te geven hoe hij of zij aan armoedebestrijding zal doen.
129
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid
2.3 Etnisch-culturele minderheden en armoede Pagina 19-21
Als het over armoede gaat, zijn etnisch-culturele minderheden erg kwetsbaar. De
cijfers spreken voor zich: het armoederisico bij niet-EU-burgers is goed 5 keer hoger
dan bij EU-burgers. Er is zelfs sprake van een lichte stijging ten opzichte van de
voorgaande jaren.
Als we de armoedecijfers uit onze armoedemonitor met betrekking tot werk,
huisvesting of schulden bekijken, zien we dat de groep van niet-EU-burgers steeds
weer opnieuw het diepst in het rood gaat. Een sprekend voorbeeld in dit geval
betreffen de cijfers met betrekking tot werkloosheid.
Werk en onderwijs vormen ontegensprekelijk een belangrijke buffer tegen armoede.
Het risico om in armoede terecht te komen, ligt bij personen met werk beduidend
lager. Hoewel de werkloosheidsgraad tegenover 2010 is afgenomen, blijven
bepaalde groepen – waar onder niet-EU-burgers – moeilijk toegang vinden tot de
arbeidsmarkt. De werkloosheidsgraad lag in 2011 bij deze laatste groep bijna 5 keer
hoger dan de totale werkloosheidsgraad in Vlaanderen. Uit de Europese vergelijking
blijkt duidelijk dat de lage werkzaamheidsgraad bij niet-EU-burgers een van de
voornaamste problemen blijft op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Het behoeft dan ook geen betoog dat de problematiek van gekleurde armoede de
afgelopen jaren steeds sterker onze aandacht trekt. De aanpak van gekleurde
armoede werd dan ook opgenomen als één van de prioriteiten bij de uitvoering van
het VAPA.
Ook het jaarboek Armoede 2011 ging dieper in op armoede bij personen van
vreemde herkomst. De armoedesector en de integratiesector kennen elkaar ook
onvoldoende. Uiteraard zijn er binnen elke sector organisaties die de doelgroep wel
bereiken, maar dat is nog teveel een vrijblijvend initiatief zodat hier nog sterker moet
gezocht worden naar een structurele samenwerking. Met de oprichting van de
werkgroep “gekleurde armoede” is een eerste stap in de richting van een meer
coherente aanpak gezet. Over de prioriteiten op vlak van gekleurde armoede werd er
binnen de commissie Integratiebeleid en in nauwe samenspraak met de
beleidsdomeinen werk en onderwijs een nota met concrete acties uitgewerkt. In het
najaar wordt deze nota aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Dit is 1 van de
maatregelen die ook opgenomen werd in het Geïntegreerd Actieplan Integratiebeleid
Het VLAS leverde in 2012 een onderzoek aan rond overlevingsstrategieën van
mensen in armoede van buitenlandse afkomst, de rol van de middenveldorganisaties
en de relaties met de hulpverlening. De resultaten van dit onderzoek zijn voorgesteld
in het Horizontaal PAO.
Ook de uitdaging om werk te maken van de beleidsparticipatie van deze groepen
blijft groot en complex. Er is nood aan experimenteerruimte om hieraan te werken. Ik
heb hiertoe aan het Minderhedenforum de volgende opdracht gegeven:
de stem van etnisch-culturele minderheden – in het bijzonder mensen die kampen
met armoede en sociale uitsluiting – naar boven brengen. Deze stem wordt
momenteel nog weinig gehoord; het formuleren en vertolken van deze stem in het
domein van de armoedebestrijding en sociale uitsluiting om zo bij te dragen tot een
„minderhedentoets‟ in dit domein; de bijdrage van etnisch-culturele verenigingen in
het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting inventariseren en zichtbaar maken.
130
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het werken vanuit de brede groep etnisch-culturele minderheden en hun sociaalculturele verenigingen, biedt een vernieuwend element tegenover de bestaande
initiatieven rond gekleurde armoede.
Ik ondersteun binnen de beschikbare kredieten het Minderhedenforum om samen
met de etnisch-culturele minderheden te werken aan de aanpak van gekleurde
armoede.
Samen met ENIEC zet ik ook het samenwerkingsverband “kwetsbare en allochtone
ouderen” op poten. ENIEC is een Europese non-profit ledenorganisatie van
beroepskrachten met een engagement in de zorg voor allochtone ouderen. Het biedt
een uitwisselingsplatform van kennis en ervaring over woonzorg van ouderen met
een migratieachtergrond in een geest van verdraagzaamheid, interculturele
dialoog en respect voor de noden en culturele achtergrond. De vergrijzing van de
allochtone populatie in Vlaanderen en Brussel is immers een realiteit die we als
beleid, woonzorgactoren en dienst- en zorgverlening voor ouderen niet naast ons
neer kunnen leggen.
Tot slot wil ik hier ook vermelden dat ik bij de selectie van projecten, onder meer
betreffende lokale bestrijding van kinderarmoede en betreffende lokale projecten
armoede bij ouderen, opnieuw rekening gehouden heb met het bereik van etnischculturele minderheden. Deze maatregel werd eveneens opgenomen in het
Geïntegreerd Actieplan Integratiebeleid. Ik tracht met andere woorden in alle
initiatieven de nodige aandacht te hebben voor de problematiek van gekleurde
armoede.
131
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
RUIMTELIJKE ORDENING, WONEN & ONROEREND
ERFGOED
(RWO)
Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Managementsamenvatting Pagina 4
De eerste beleidslijn vertrekt van beleidscontinuïteit en de uitvoering van het
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dit gebeurt via aanbod gedreven processen
(afbakeningsprocessen voor de stedelijke gebieden, ENA, AGNAS, verdere
aanduiding van bedrijventerreinen) en de lopende strategische projecten. Daarnaast
wordt faciliterend gewerkt ten aanzien van sectorale vragen vanuit bijvoorbeeld
mobiliteit, infrastructuur bedrijvigheid en brownfieldconvenanten.
De tweede beleidslijn gaat in op het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, het nieuwe
lange termijnplan met planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050. Het hoofdstuk geeft
overzicht van de opmaak van het Witboek, het participatietraject en de stand van
zaken van de korte termijnacties.
Daarnaast wordt invulling gegeven aan de modernisering van het planningssysteem,
een vernieuwde samenwerking tussen de bestuursniveaus, het territoriaal
cohesiebeleid en aan een grond-en pandenbeleidsplan voor Vlaanderen.
In de derde beleidslijn komt het instrumentarium dat wordt aangewend in het
ruimtelijk beleid aan bod. De initiatieven zoals de opmaak van het decreet
omgevingsvergunning en het decreet complexe projecten beogen meer dynamische
en rechtszekere procedures. De digitale omgevingsvergunning ondersteunt de
verdere efficiëntieverhoging in de vergunningverlening. Tot slot is de ontvoogding
van alle gemeenten tegen 2015 prioritair.
Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering
van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Pagina 6
Voortgang in de ruimtelijke ordening op provinciaal niveau
Stand van zaken PRUPs Pagina 9
De provinciebesturen dragen bij aan het voeren van het Vlaamse aanbodbeleid via
gerichte planningsprocessen.
Het afgelopen werkjaar keurde ik 31 provinciale RUPs goed. Het ging met name om
de inrichting van kleinstedelijke gebieden, regionale bedrijventerreinen en
kleinhandelsconcentraties. Andere thema’s betroffen onder andere weginfrastructuur,
recreatieoorden, glastuinbouw, sportvoorzieningen en overstromingsgebieden.
132
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidslijn 2: Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijk Beleidsplan met
planhorizon 2020 en doorkijk 2050
Verslag acties uitvoering tijdens werkjaar 2012-2013
2. Modernisering van het RO instrumentarium
Territoriale cohesie Pagina 17
In regionale ruimtelijke ontwikkelingsprocessen wil ik de rol van mijn administratie als
integrator en facilitator versterken. Gebiedsgerichte processen kunnen hiertoe
bijdragen.
De gebiedsgerichte benadering wordt meegenomen in het Witboek BRV. Zo wil ik
komen tot een dynamisch systeem van beleidsplanning dat territoriale samenwerking
en beleidsintegratie bevordert. De samenwerking in één gebied leidt tot een
onderlinge versterking, iets wat voordien, met de sectorale benadering opdat de
koppeling tussen fysieke investeringen hun gecombineerde effect kunnen
maximaliseren.
Een eerste voorbeeld van dergelijk gebiedsgerichte is T.OP project centraal Limburg.
Dit project geldt als aanzet voor de uitwerking en realisatie van het gebiedsgericht
beleidskader en actieprogramma voor centraal Limburg. Zo wil ik bijdragen tot de
effectieve realisatie van de ontwikkelingsperspectieven voor Limburg. Dit voorbeeld
is tevens inspiratie voor de gebiedsgerichte benadering van strategische regio’s in
Vlaanderen.
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het
instrumentarium.
Verslag uitvoering tijdens werkjaar 2012-2013 Pagina 23
Om in partnerschap tot een snellere en effectieve realisatie op terrein te komen zette
ik een aantal aanpassingen aan de VCRO op touw, werkte ik verder aan het project
versnellen van complexe projecten en aan de integratie van verschillende inspraak
en consultatierondes in één traject aan de hand van een globale
omgevingsvergunning en de responsabilisering van de lokale overheden. Dit vereist
een doorvertaling in diverse regelgevingen.
Versnellen , vereenvoudigen en ondersteunen
Planningsinstumentarium Pagina 23
Op 29 maart 2013 keurde de Vlaamse Regering een nieuw uitvoeringsbesluit
planologisch attest definitief goed. Dit besluit legt ook de inwerkingtreding vast van
wijzigingen die eerder al op decretaal niveau gebeurden. De aangepaste regeling is
van toepassing vanaf 1 augustus 2013. Aanvragen voor een planologisch attest
worden voortaan bij de gemeente ingediend. De gemeente onderzoekt de
ontvankelijkheid en de volledigheid. Het uitvoeringsbesluit bepaalt wie vervolgens
inhoudelijk over de aanvraag tot attest moet beslissen. In het merendeel van de
gevallen is dat de gemeente. Er zijn slechts een limitatief aantal gevallen waarin de
gemeentelijke ambtenaar de aanvraag voor behandeling naar de provincie of het
gewest moet doorsturen.
133
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Interne staatshervorming: invoeren van het partnerschapsmodel
Ontvoogding Pagina 25
Door een concrete opvolging en begeleiding van de gemeentebesturen is het aantal
ontvoogde gemeenten, die autonoom vergunningen kunnen afleveren, gedurende
het vorige werkjaar gestegen tot 169. Mijn administratie heeft de overige steden en
gemeenten gecontacteerd om na te gaan op welke manier de ontbrekende decretale
voorwaarden op korte termijn kunnen ingevuld worden teneinde tegen het eind van
2014 ontvoogd te zijn.
Naast een actieve ondersteuning op maat heb ik ook voorstellen gedaan om de
regelgeving bij te stellen waar nodig. Zo heb ik o.m. een wijzigingsvoorstel aan de
VCRO en ontwerpbesluit opgemaakt inzake de aanstelling van de
(inter)gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar.
Responsabilisering van de gemeenten en toepassen van subsidiariteit Pagina
25
Subsidiariteit impliceert een verschuiving in de rol van de Vlaamse overheid van
controle en ingrijpen op individuele dossiers naar begeleiding en ondersteuning van
lokale processen. In de managementovereenkomst 2013-2015, die door de Vlaamse
Regering van 13 september 2013 werd goedgekeurd, worden volgende accenten
gelegd:
Algemeen:
- meer inzet op gebiedsgerichte processen en realisatiegericht ruimtelijk beleid
- versterking van kennis en expertise inzake ruimtelijk en omgevingsbeleid
- inzetten op versterking van de bestuurskracht vanuit een open en
vertrouwensvol partnerschap met de lokale besturen
- Versterking van de dienstverlening mbt de kernprocessen
Specifiek:
- de uitrol en implementatie van de digitale omgevingsvergunning;
- de uitrol en implementatie van de omgevingsvergunning inclusief de opname
van de bestuurlijke handhaving die hieraan is gekoppeld;
- de voorbereiding en implementatie van het decreet complexe projecten;
- in het licht van beide voorgaande opdrachten, de versterking van de vipwerking en projectmanagement op terrein;
- de opname en versterking van de beleidsplanning (BRV) in de reguliere
werking
Om geen verlies te hebben op vlak van noodzakelijke informatie (monitoring) wordt
sterk geïnvesteerd in de digitale uitwisseling van gegevens tussen lokale besturen en
Vlaamse overheid.
Eind 2012 is het wetenschappelijk onderzoek over intergemeentelijke
samenwerking rond ruimtelijke uitvoering afgerond.
Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014 pagina 28
Initiatief 10. Omgevingsvergunning Pagina 29
Lokale besturen worden intensief begeleid bij de
omgevingsvergunning. De gemeenten krijgen met de
invoering van
introductie van
de
de
134
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
omgevingsvergunning immers meer beslissingsbevoegdheid op vlak van
vergunningverlening. Het gaat daarbij om acties om gestructureerd overleg verder te
intensifiëren, permanente vorming en continue kennisuitwisseling te stimuleren, maar
ook om intergemeentelijke samenwerking en samen werken met provinciebesturen
verder mogelijk te maken.
Initiatief 12. Heroriëntering subsidie- en financieringsmechanismen Pagina 30
3. Gemeentelijke ontvoogding en intergemeentelijke samenwerking bevorderen
In het kader van de verdere ontvoogding voorzie ik in subsidies voor strategische
herzieningen van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en voor bepaalde
gemeentelijke RUPs. Op het partneroverleg informeer ik steden en gemeenten en
ondersteun hen in hun subsidieaanvragen.
Initiatief 13. Ontvoogding Pagina 30
In lijn met het decreet RO van 1999, dat het subsidiariteitsprincipe en de ontvoogding
introduceerde, en met het witboek interne staatshervorming, streef ik naar de
versterking van de lokale besturen. Dit jaar heeft mijn administratie de opdracht de
laatste gemeenten actief te begeleiden om tegen 2015 klaar te zijn met alle decretale
voorwaarden.
Intergemeentelijke samenwerking Pagina 30
Ik bevorder de interactie tussen gemeenten door te investeren in fora voor
kennisuitwisseling (vb. rond samenwerkingsovereenkomsten), netwerking te
stimuleren, in dialoog te treden met Vlaamse partners, VVSG, Vlinter,
intercommunales, provincies en gemeenten, om best practices te kennen en
draagvlak te creëren.
Initiatief 14. Een krachtdadige en gedifferentieerde handhaving Pagina 31
Rol van gemeenten Pagina 32
Ik zal de rol van de gemeenten in het handhavingsproces verduidelijken en
intergemeentelijke samenwerking op het vlak van handhaving mogelijk maken. De
gemeenten krijgen zo onder meer een duidelijkere rol toegewezen in de uitvoering
van de vonnissen.
135
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering
van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
(RSV)
Versterking van creatieve steden en vitaal platteland Pagina 7
De proceduresom te komen tot de afbakening van de regionaalstedelijke gebieden
Leuven en Hasselt-Genk zijn lopende. De plenaire vergaderingen gingen door op
respectievelijk 25 februari en 4 juli. Voor het regionaalstedelijk gebied Aalst drongen
herzieningen van het GRUP zich op: het gemengd regionaal bedrijventerrein
Siezegemkouter werd gewijzigd en de goedkeuringsprocedure afgerond en voor het
deelgebied Sterrenhoek werd een planMERscreening opgestart. Voor het
grootstedelijk gebied Gent werd de planMER-procedure opgestart voor de uitbreiding
van het bedrijf Volvo Trucks Belgium op het regionaal bedrijventerrein R4/N70
Oostakker-Noord.
Aanbod gedreven planningsprocessen
Investeringen mogelijk maken door ruimte om te ondernemen Pagina 8
Poorten en zeehavens
Voor de zeehavens van Antwerpen en Oostende heeft de Vlaamse Regering de
goedkeuringsprocedures afgerond.
ENA
In het afgelopen jaar werd binnen het coördinatieplatform ENA het overleg
voortgezet voor de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Genk Zuid West (Termien)
en Tervant. Voor de herstructureringsprojecten Insteekhaven Lummen en
Albertknoop werden de voorbereidende studies afgerond en zijn overeenkomsten
bereikt voor de verdere concretisering. Voor de globale planMER ENA en de
zoekzones Genk Zuid Oost, Ranst Zwaaikom en Zolder Lummen Zuid is er afgelopen
jaar bijkomende onderzoek verricht. Zodra de planMER wordt goedgekeurd kan
besluitvorming volgen.
Project gedreven planningsprocessen
Vlaanderen als slimme draaischijf voor vervoer en logistiek Pagina 9
Voor volgende missing links werd de planningsprocedure gevoerd . In de periode
september 2012 –september 2013 ging dit om de verbinding Ieper-Veurne en de
N60 te Ronse. De wegverbinding Ieper-Veurne werd door de Vlaamse Regering
definitief vastgesteld op 21 juni 2013. Voor de missing link N60 werd het planMER
goedgekeurd en werden de eerste stappen gezet in de officiële RUP-procedure
(plenaire vergadering). Het overleg rond Poort Oost bij Antwerpen wordt getrokken
door de gouverneur van de provincie Antwerpen en omvat o.a. de
Oosterweelverbinding, de E313/E34, de tweede spoorontsluiting zeehaven
Antwerpen, de A102/R11, ENA Wommelgem/Ranst, tramlijnen (LIVAN). In alle
deelprojecten hiervan is voortgang geboekt in de planMER-voorbereiding en
opmaak, het geactualiseerde verkeersmodel is gebruiksklaar, en er is ruim
gecommuniceerd naar nieuwe bestuurders en bewoners (zie ook www.poortoost.be
).
136
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Realisatie van het RSV op het terrein Pagina 11
Via subsidiering van strategische projecten
In 2012 werden twee oproepen voor strategische projecten afgerond. Ik kende op
basis van de verslagen van de beoordelingscommissie voor de projecten die werden
ingediend in de algemene oproep subsidies toe aan de projecten Brabo 2 /
Oosterweelverbinding, Glastuinbouwgebied Roeselare, Beleefbare open ruimte in de
Antwerpse Zuidrand, Op zoek naar connectiviteit met het Zoniënwoud en
Glastuinbouw in Oost-Vlaanderen (vierde oproep) en–in het kader van de
bijkomende oproep “Stadsregio’s” -aan projecten in de stadsregio’s Turnhout en
Kortrijk. Deze bijkomende oproep voert tevens de actuele Vlaamse ruimtelijke
agenda uit.
Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014
Initiatief 2. Verderzetten van de uitvoering van het RSV via aanbod-gedreven
processen Pagina 12
Ik zet dit jaar in op de verderzetting van belangrijke aanbod-gedreven processen en
enkele voor Vlaanderen belangrijke investeringsprojecten die al op sporen staan.
Het gaat over:
Stedelijke gebieden/stadsregio’s. Voor het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk
wordt komend jaar de procedure afgerond. Voor het regionaalstedelijk gebied
Leuven wordt de procedure verder gezet en verwacht ik de voorlopige vaststelling in
het voorjaar. De procedure voor de wijzigingen voor de deelplannen van
regionaalstedelijke gebieden Mechelen en Aalst en het grootstedelijk gebied Gent
start ik op.
ENA De opgestarte planningsprocessen voor Genk Zuid West (Termien) en Tervant
worden verder gezet, wat zal leiden tot een eerste ontwerp RUP. Het globale
planMER voor het ENA zal op korte termijn kunnen worden afgerond, waardoor de
Vlaamse regering kan beslissen over de verdere acties voor de zoekzones Genk
Zuid Oost (Ebema), Zolder Lummen Zuid en Ranst Zwaaikom. Voor de
herstructureringsprojecten Insteekhaven Lummen en Albertknoop wordt de
ontwikkeling verder voorbereid en start de opmaak van een RUP. Ook in de andere
bestemde en te herstructureren gebieden (bv Antwerpen Kanaal, Hannekenshoek)
zullen de resultaten op het terrein zichtbaarder worden.
Beleidslijn 2 Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijk Beleidsplan met
planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050 Pagina 16
Verslag acties uitvoering tijdens werkjaar 2012-2013
1.Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) Pagina 16
Opmaak Witboek BRV op basis van coproductie, overleg en onderzoek
Binnen de door de Vlaamse Regering geschetste krijtlijnen (nota’s van 28 januari
2011 en 4 mei 2012) werk ik mijn traject naar het Witboek uit en vat ik de partners via
hiervoor opgerichte fora.
Het overlegtraject van Groen-naar Witboek volgt drie lijnen:
- De eerste lijn betreft de coproductie van de inhoudelijke basis voor het Witboek
rond de krachtlijnen van het Groenboek (metropolitane allure, op maat van de
mensen en veerkracht) en het ‘instrumentarium’. Werkgroepen vormen de centrale
spil in het productieproces; Ruimte Vlaanderen consolideert de inhoudelijke basis
naar een (concept)-Witboek voor een BRV.
137
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
- De tweede lijn betreft de besluitvorming.
- De derde lijn betreft het omkaderende overleg-en communicatietraject in het kader
van de coproductie waarin onderwerpen worden besproken met specifieke
doelgroepen zoals lokale besturen, buurlanden/regio’s, andere beleidsdomeinen,
maatschappelijke sectoren en professionelen.
ruimtelijke
Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014
Initiatief 7. Wegen op de invulling van het territoriaal cohesiebeleid Pagina 21
Binnen dit Europese kader zet ik in op de verdere opvolging en doorvertaling van het
territoriale cohesiebeleid in Vlaams gebiedsgericht ontwikkelingsbeleid. Dit wil ik in
eerste instantie doen door de verdere uitwerking van het gebiedsgerichte
beleidskader en actieprogramma voor het T.OP project te Limburg en de verdere
opstart van gebiedsgerichte project ‘Metropolitaan Kerngebied’. Inhoudelijk sluit ik
hiermee aan bij de inhoud van de thematische doelstellingen die Vlaanderen centraal
stelt in het cohesiebeleid 2014-2020 en leg ik de accenten op de realisatie van de
Territoriale Agenda 2020.
In het kader van het T.OP project te Limburg plan ik producten aan te leveren die de
partnerdialoog over ruimtelijke ontwikkelingen in centraal Limburg kunnen
onderbouwen (atlassen, roadmap, vernieuwende ruimtelijke concepten). Daarnaast
ondersteun ik de opstart van de dialoog, het opbouwen van draagvlak en het
detecteren van lacunes in het huidige beleidsinstrumentarium waarop het
gebiedsgerichte beleidskader en actieprogramma kan inspelen.
In het kader van het project Metropolitaan Kerngebied voorzie ik voor het najaar
2013 verdere afstemming van de krachtlijnen en beoogde effecten met de betrokken
partners, insteken voor het partnerschapsakkoord en de operationele programma’s
en een indicatie van de (co)financiering. Mits finale afstemming kan bereikt worden
over de investeringsprioriteiten die Vlaanderen specifieert in haar operationele
programma’s, kan in 2014 gestart worden met de eerste projectoproep.
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium.
Pagina 23
Actieprogramma voor werkjaar 2013-2014
Initiatief 9. Decreet Complexe Projecten Pagina 28
Uitwerking en implementatie van de procesmatige aanpak uit de Visienota
‘Versnellen van investeringsprojecten’
Samen met mijn collega Schauvliege en Crevits, plan ik het decreet betreffende
complexe projecten nog tijdens deze legislatuur van kracht te stellen. Dit impliceert
het verder doorlopen van de goedkeuringsprocedure met inbegrip van de aanname
door het Vlaams Parlement. De noodzakelijke uitvoeringsbesluiten worden eveneens
klaargemaakt binnen dit tijdsbestek.
Initiatief 10. Omgevingsvergunning Pagina 29
Ik leg samen met mijn collega Joke Schauvliege de tekst van het decreet betreffende
de omgevingsvergunning tijdig voor behandeling door het Vlaams Parlement tijdens
deze legislatuur. De noodzakelijke uitvoeringsbesluiten maak ik samen met mijn
collega Joke Schauvliege eveneens binnen dit tijdsbestek klaar. Voor de
138
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
inwerkingtreding wordt de nodige voorbereidingstijd ingebouwd, want het gaat om
een grondige hervorming van het vergunningenstelsel gericht op een grotere logica
en eenvoud in procedures.
Aandachtspunten Inburgering en Integratie
/
139
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR
ONROEREND ERFGOED
1.2. 100 jaar Groote Oorlog Pagina 11-12
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 3: Verder uitbouwen van de geïntegreerde strategie ‘Erfgoed van de Groote
Oorlog’
Essentieel is dat de beheerders en eigenaars van erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog
gestimuleerd worden om er duurzaam en behoedzaam mee om te gaan. Daarom zal
ik prioritair onderhouds- en restauratiepremies toekennen voor de instandhouding
van het Wereldoorlog I-erfgoed. Voornamelijk het beheer van de militaire
begraafplaatsen krijgt mijn bijzondere aandacht.
1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 13-14
a) Stand van zaken:
In 2012 startte het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) op mijn
aangeven een bevraging bij de 1795 katholieke kerkbesturen met als doel alle
informatie te verzamelen die nuttig kan zijn voor het opstellen van een
parochiekerkenplan. In het voorjaar van 2013 koppelde het centrum de beschikbare
gegevens per gemeente terug naar de kerkbesturen. Gelijktijdig startte het CRKC
met de uitbouw van een documentatiecentrum met betrekking tot het beheer, de
valorisatie, de nevenbestemming en herbestemming van parochiekerken. De online
documentatie bevat de meest recente juridische informatie, maar ook praktische
hulpmiddelen waaronder een databank met praktijkvoorbeelden. Het centrum
installeerde ook een loketfunctie die in 2012 reeds 571 vragen om informatie
behandelde, in hoofdzaak van kerk- en gemeentebesturen. Aangezien informatie
verstrekken aan kerkbesturen een belangrijk aandachtspunt is, zette het centrum ook
in 2013 in op het organiseren van studiedagen en vormingsmomenten. Er was ruime
aandacht voor de problematiek van de toekomst van de parochiekerken. Daarnaast
werden twee goed gevulde studiedagen georganiseerd in samenwerking met VVSG,
waarin zowel de gemeentebesturen als de kerkbesturen als doelgroep aangesproken
werden.
Vanuit mijn bevoegdheid voor Binnenlands Bestuur heb ik alle gemeentes,
kerkfabrieken en centrale kerkbesturen gevraagd om een langetermijnvisie uit te
werken voor de parochiekerken op hun grondgebied. Deze plannen moeten de
dialoog tussen alle betrokken partijen bevorderen. Aansluitend moeten de
meerjarenbegrotingen van de kerkfabrieken hierop afgestemd worden. Vanuit mijn
bevoegdheid van Onroerend Erfgoed ondersteun ik ook de opmaak van twee
140
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
proefprojecten rond kerkenbeleidsplannen opdat deze model kunnen staan voor de
onroerenderfgoed-richtplannen,
een
nieuw
instrument
uit
het
Onroerenderfgoeddecreet (cf. infra 3.1.1).
Het ene proefproject betreft een kerkenbeleidsplan in landelijk gebied voor 18 WestVlaamse gemeenten met in totaal 118 kerken, het andere proefproject voor de stad
Gent met in totaal 46 parochiekerken.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 4: Het CRKC verzamelt en verspreidt expertise rond kerkelijk erfgoed
Het is belangrijk dat het CRKC de vinger aan de pols houdt wat betreft het
verzamelen van expertise en dit binnen een internationaal perspectief. Tegelijkertijd
moet deze expertise vertaald worden naar de Vlaamse situatie, zodat de
kerkbestuurders en gemeenten er optimaal gebruik van kunnen maken. Dit zal
gebeuren via het uitgeven van toegankelijke, thematische informatiefolders en een
praktische
publicatie
specifiek
gericht
naar
kerkbesturen.
Via
de
parochiekerkenbevraging investeerde het CRKC tijdens de twee eerste
werkingsjaren in het verzamelen van basisinformatie over de parochiekerken in
Vlaanderen. De resultaten van de analyse van deze gegevens, zullen voor
beleidvoerders van alle niveaus en voor het ruime publiek ontsloten worden via een
overzichtelijke publicatie. De ondersteuning van de kerkbestuurders in de uitvoering
van hun taak blijft een permanent aandachtspunt. In 2014 organiseert het CRKC
een studiereis om de kerkbestuurders te laten kennismaken met goede praktijken
van kerkbeheer, valorisatie en nevenbestemming van parochiekerken.
Initiatief 5: Verder ontwikkelen van de twee proefprojecten kerkenbeleidsplannen
Het agentschap Onroerend Erfgoed, het agentschap Binnenlands Bestuur en het
CRKC werken nauw samen bij de opvolging van de opmaak van de
kerkenbeleidsplannen. Dit is noodzakelijk omdat de herbestemming van
parochiekerken een bijzonder heikele kwestie is en vanuit verschillende invalshoeken
moet worden benaderd. Het uitwerken van de twee proefprojecten om te komen tot
gedragen en weloverwogen beleidsplannen is een groeiproces. Voor de beschermde
parochiekerken die onttrokken worden aan de eredienst, wordt met de nodige
creativiteit bekeken hoe een respectvolle nieuwe functie kan gerealiseerd worden.
1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium
Pagina 22
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 12: Een nieuwe structuur voor Monumentenwacht Vlaanderen
Door de omwentelingen die de interne staatshervorming teweeg brachten, krijgt ook
Monumentenwacht Vlaanderen een nieuwe structuur. Deze nieuwe structuur zal
gebaseerd zijn op wat is opgenomen in de bestuursakkoorden tussen Vlaanderen en
de vijf Vlaamse provincies, die op1 januari 2014 in werking treden. In navolging van
de Vlaamse administratie, met de totstandkoming van het agentschap Onroerend
Erfgoed, en van Herita, wordt nu als sluitstuk de werking van Monumentenwacht
141
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
geoptimaliseerd. De organisatie, het statuut en de huisvesting van
Monumentenwacht zijn voortaan een verantwoordelijkheid van de provincie. Als
voorwaarde
stel
ik
dat
de
provincies,
over
de
verschillende
monumentenwachtverenigingen heen, een uniforme en kwaliteitsvolle werking
realiseren voor het hele Vlaamse grondgebied onder meer op het vlak van inspecties
bouwkundig erfgoed, interieurinspecties, het opmaken van toestandsrapporten, het
uitzonderlijk uitvoeren van kleine reparaties en het op aanvraag verstrekken van
gespecialiseerd advies met betrekking tot toegankelijkheid en bereikbaarheid van
gebouwen. Daarnaast voorziet de provincie in onderling overleg en met bijkomende
financiering vanwege de Vlaamse overheid in bijkomende dienstverlening op het vlak
van het continueren van de dienstverlening voor het varend erfgoed en voor het
archeologisch erfgoed en het verder operationaliseren van het project
kostprijsanalyse.
II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED
2.3. Internationale samenwerking
2.3.1.
Het Vlaamse UNESCO-Werelderfgoed Pagina 28
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 17: Een actieplan opstellen voor het beheer van Vlaams Werelderfgoed
Ik volg de problematiek van het beheer van Werelderfgoedsteden actief op en zoek
daarvoor contact met internationale partners. Bovendien tracht ik mee te wegen op
de politiek die hierrond ontwikkeld wordt in de schoot van de UNESCO. Relevante
(internationale) bijeenkomsten worden inmiddels ook gesignaleerd aan
vertegenwoordigers van de Vlaamse Werelderfgoedsteden, opdat ze zelf actief een
rol op het internationale niveau kunnen spelen.
Op basis van de resultaten van de bevraging van de 27 Vlaamse gemeenten met
Werelderfgoed, geef ik opdracht aan mijn administratie om een actieplan op te stellen
gericht op een betere interactie met en tussen deze gemeenten. Dit actieplan omvat
een strategie voor het activeren en verenigen van deze gemeenten en zal een lijst
met thema’s bevatten die prioritair aangepakt moeten worden.
III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN
VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG
3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat onroerenderfgoedbeleid
3.1.1.
Het Onroerenderfgoeddecreet Pagina 31-32
a) Stand van zaken:
Op 25 januari 2013 werd het ontwerp van Onroerenderfgoeddecreet definitief
goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Op 3 juli 2013 werd het decreet finaal
goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Tegelijkertijd met de goedkeuring van het
142
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
ontwerpdecreet werd de conceptnota over het uitvoeringsbesluit goedgekeurd. Deze
conceptnota behandelde de nog op te maken bepalingen van het uitvoeringsbesluit
over het erkennen van onroerenderfgoedgemeenten en intergemeentelijke
erfgoeddiensten, het erkennen van onroerenderfgoeddepots, het erkennen van
archeologen, de methodiek van het inventariseren en het aanduiden van gebieden
waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, toelatingsplichtige handelingen
aan of in beschermde goederen, subsidies en premies, premies voor buitensporige
directe uitvoeringskost van het verplicht archeologisch onderzoek en het
archeologisch solidariteitsfonds.
Deze nota, aangevuld met de adviezen geformuleerd door de KCML en de SARO,
vormt de basis voor de opmaak van het uitvoeringsbesluit.(1) In het najaar leg ik een
eerste voorstel van uitvoeringsbesluit aan de Vlaamse regering ter goedkeuring voor.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 21: Goedkeuring en bekendmaking van het uitvoeringsbesluit bij het
Onroerenderfgoeddecreet
In 2014 leg ik het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet ter definitieve
goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. Vooraf worden de adviezen van SARO
en de KCML, die na de eerste principiële goedkeuring gevraagd werden, verwerkt.
Verwacht wordt dat in de eerste helft van 2014 het uitvoeringsbesluit een tweede
maal principieel wordt goedgekeurd, waarna het advies van de Raad van State
ingewonnen wordt. Na het ontvangen en verwerken van dit advies plan ik een derde
agendering en de definitieve goedkeuring door de Vlaamse regering. Sluitstuk wordt
de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
(…)
Naast de opmaak van de uitvoeringsbesluiten en het daaraan verbonden
regelgevingsproces wordt 2014 het jaar waarin, meer nog dan de vorige jaren, het
Onroerenderfgoeddecreet en bijhorende uitvoeringsbesluit bekendheid moet krijgen.
Door alle betrokkenen en belanghebbenden goed op de hoogte te brengen, zal de
overgang naar de nieuwe regelgeving optimaal verlopen.
Een aantal communicatie-initiatieven worden in twee grote fasen genomen. De
eerste fase richt zich tot alle betrokken besturen, administraties en partners, zodat
ook zij zich tijdig en correct kunnen voorbereiden. De tweede fase omvat een
algemene communicatie, via website, brochures en dergelijke. Ook via de
infoloketten van het agentschap Onroerend Erfgoed in de provincies zal alle
informatie rond de nieuwe regelgeving beschikbaar zijn.
1
KCML = Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen
SARO = Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed
143
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed
3.2.1.
Optimaliseren van het premiestelsel Pagina 36
a) Stand van zaken:
In het kader van het uitvoeringsbesluit voor het Onroerenderfgoeddecreet, werd door
mijn administratie voor het behoud en het beheer van beschermd onroerend erfgoed
een sterk vereenvoudigde en uniforme premieregeling ontwikkeld. Er is een premie
voor de opmaak van beheersplannen en een premie voor werken, die al dan niet in
een beheersplan zijn opgenomen. Het statuut van de premienemer heeft voortaan
geen enkel belang meer, hij moet uiteraard wel een juridische band hebben met het
betrokken erfgoed. Daarnaast wordt een procedureel onderscheid gemaakt op basis
van de kostprijs van de projecten. Het procedureverloop is afhankelijk van de grootte
van de ingediende kostenraming en de toekenning gebeurt volgens twee snelheden.
De uitvoeringsbesluiten onderschrijven enkele algemene doelstellingen:
− geen onderscheid maken tussen premienemers;
− uniformiseren van soorten premies over erfgoedtypes heen;
− uniformiseren, vereenvoudigen en versnellen van procedures en afstemmen met
de stedenbouwkundige vergunningsprocedure;
− afschaffen van koppelsubsidies (voor beschermde monumenten, stads- en
dorpsgezichten, en archeologische goederen) waarbij het aandeel van de
provinciebesturen maximaal wordt overgeheveld naar het Vlaams budget;
− optimaliseren van de programmatie en de prioritering.
Daarnaast heeft de Vlaamse regering in 2013 in het FFEU (het Financieringsfonds
voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) 10 miljoen euro vrijgemaakt
voor restauratiedossiers voor schoolgebouwen, schoolgebouwen Hoger Onderwijs
en gebouwen met culturele bestemming.
Het afsluiten van meerjarige subsidieovereenkomsten blijft een belangrijk instrument
om grote meerjarige projecten te ondersteunen. Dit jaar werd het voorstel onderzocht
van de stad Mechelen voor een meerjarige overeenkomst voor de restauratie en
herbestemming tot stadsbibliotheek van het Predikherenklooster.
3.2.3. Stimuleren van de oprichting van een archeologisch solidariteitsfonds
Pagina 39
a) Stand van zaken:
De conceptnota over het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet
behandelt onder meer de premies voor buitensporige directe uitvoeringskost van het
verplicht archeologisch onderzoek en het archeologisch solidariteitsfonds. Met beide
instrumenten wil het decreet de lasten milderen van het vandaag toegepaste en
internationaal geldende principe dat de initiatiefnemer van een bodemverstorende
activiteit instaat voor de kosten van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek. Het
is de bedoeling om deze instrumenten, nadat het decreet in werking is getreden,
maar voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 5, op te maken en in te zetten. Zo kom
ik tegemoet aan de bekommernis dat de kosten van archeologisch onderzoek in
sommige gevallen de draagkracht van overheden, ondernemingen en particulieren
144
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
overstijgen, of buitensporig zijn in verhouding tot de omvang of de waarde van het
bouwproject in kwestie.
De keuze voor één archeologiefonds, zoals bepaald in het definitief goedgekeurde
ontwerpdecreet, werd tijdens de parlementaire bespreking in de Commissie
Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed in vraag gesteld.
Een meerderheid van de commissieleden wenste te voorzien in de mogelijkheid om
meer dan één solidariteitsfonds te erkennen en per solidariteitsfonds in de
mogelijkheid te voorzien voor toekenning van een toelage vanwege het Vlaams
Gewest. Dit resulteerde in de indiening van een amendement dat door de Commissie
en later, op 3 juli, ook door het voltallige Vlaamse Parlement goedgekeurd werd. Het
bekrachtigde
Onroerenderfgoeddecreet
laat
bijgevolg
toe
verscheidene
archeologische solidariteitsfondsen te erkennen en te betoelagen.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Overheden, organisaties en ondernemingen die regelmatig als bouwheer optreden,
hebben er belang bij om lid te worden van een archeologisch solidariteitsfonds. De
oprichting van een dergelijk fonds, dat door de Vlaamse Regering erkend en
betoelaagd wordt, hangt af van de wil van een voldoende aantal deelnemers.
Ik neem het initiatief om partijen bij elkaar te brengen om een of meer fondsen op te
richten. In 2014 komt hiertoe een publieke oproep, gevolgd door verkennende
gesprekken met verschillende sectoren.
145
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE
DYNAMIEK
4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming Pagina 42
a) Stand van zaken:
Hergebruik en herbestemming van parochiekerken bleven ook in 2013 hoog op de
agenda staan. Hierin kaderde mijn steun aan de opstart van twee proefprojecten
rond kerkenbeleidsplannen (cf. supra initiatief 5). Tegelijk kunnen deze model staan
voor de onroerenderfgoedrichtplannen uit het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet.
(…)
De regelgeving voorziet in een premie voor herbestemmingsonderzoek van 80%. In
2013 werd een premie toegekend voor een dergelijk onderzoek voor de Kerk SintJozef-Arbeider in Vosselaar. Mijn administratie volgde dit onderzoek intensief op om
als voorbeeldproject te dienen voor andere herbestemmingsonderzoeken. De
bevindingen werden omgezet in aanbevelingen voor de uitvoering van degelijk en
effectief herbestemmingsonderzoek.
(…)
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
De publicatie en verspreiding van aanbevelingen voor de uitvoering van een degelijk
en effectief herbestemmingsonderzoek moet opdrachtgevers en uitvoerders een
beter inzicht geven in de mogelijkheden van dit instrument. Tevens biedt het een
noodzakelijke ondersteuning bij de opvolging ervan.
(…)
4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen
4.2.1.
Cultuur Pagina 43
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 32: Uitbouw van een depotnetwerk in Vlaanderen
Mijn administratie brengt alle randvoorwaarden voor het initiëren van een
depotnetwerk in kaart en bereidt in partnerschap met de provincies een
depotnetwerk concreet voor, afgestemd op de inwerkingtreding van het
uitvoeringsbesluit van het Onroerenderfgoeddecreet.
146
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Geen
147
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE
DYNAMIEK
4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen
4.3.2.
Diversiteit en gelijke kansen Pagina 51
a) Stand van zaken:
(…)
In 2013 onderzocht Herita, ter voorbereiding van een pilootproject rond nieuwe
Vlamingen en erfgoed, de problemen en kansen van dit thema.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 43: Realisatie van een pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend
erfgoed door Herita
Herita realiseert een eerste pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend
erfgoed in samenwerking met experts uit de doelgroepen.
148
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief WONEN
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
SD 1. Betaalbaar wonen in Vlaanderen bevorderen
OD 1.1 Beschikbare ruimte inschakelen in een duurzame woonbeleidsvisie
Pagina 14
Uitvoeren decreet Grond- en Pandenbeleid
Om de uitvoering van de sociale objectieven op het vlak van de bouw van
bijkomende huur- en koopwoningen te optimaliseren en te versnellen, werd aan de
VMSW gevraagd om een aantal initiatieven op te starten inzake activering van de
sociale woonactoren. Wonen Vlaanderen staat in voor de monitoring en de
activering van gemeenten.
De CBO-procedure (constructieve benadering overheidsopdrachten) werd in 2013
herbekeken in functie van een versnelling van de realisatie en het bijkomend
objectief van koopwoningen. De nieuwe oproepen zullen blijven openstaan voor
koopwoningen en bijkomend mogen nu ook projecten worden ingediend op terreinen
van publieke en semi-publieke organisaties. Deze wijziging werd al in een volgend
bestek opgenomen maar kan pas geëvalueerd worden na verloop van tijd, als
potentiële inschrijvers de gelegenheid hebben gehad om hun prospectie daaraan
aan te passen. Intussen wordt ook verder onderzocht hoe een versnelling in het
aanbod
van
sociale
koopwoningen
kan
gestimuleerd
worden
door
verkoopsovereenkomsten mogelijk te maken voorafgaand aan de voltooiing van de
bouw (onder de roepnaam “verkoop op plan”).
Monitoring en voortgangstoets
In 2012 werd de eerste voortgangstoets uitgevoerd. Deze voortgangstoets leidde
ertoe dat de gemeenten werden ondergebracht in verschillende categorieën. De
Vlaamse gemeenten werden als volgt opgedeeld: 127 in categorie 1, 25 in categorie
2A en 156 in categorie 2B.
Aangezien een groot deel van de gemeenten in categorie 2B terechtkwam en gezien
de gemeenteraadsverkiezingen die plaatsvonden in oktober 2012, werden de nieuwe
gemeentebesturen (van de gemeenten die in categorie 2B werden ondergebracht) in
januari gevraagd of en hoe ze alsnog de beoogde objectieven dachten te behalen.
Concreet werd gevraagd om de correctheid van de gerealiseerde woningaantallen en
het vergunde sociaal woonaanbod opnieuw te screenen en aan te vullen waar nodig.
Indien een gemeente ondertussen bijkomende instrumenten gebruikte waarnaar
werd gevraagd in de motiveringsnota, kon dit ook worden meegedeeld. Naast
gegevens aanvullen, konden de gemeenten ook een plan van aanpak opmaken.
Hierin kon een gemeente aangeven welk sociaal woonaanbod er gepland is en wat
er in de toekomst zal gebeuren om het bindend sociaal objectief te bereiken. Als de
gemeente dit wou, kon ze voor de realisatie van dit plan van aanpak, voor de
komende drie jaar (2014-2016), een overeenkomst sluiten met een sociale
woonactor.
149
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Op basis van de aangeleverde gegevens werd de categorisering van de gemeenten
uit categorie 2B opnieuw beoordeeld. De gemeenten die reeds in categorie 1 of 2A
zaten, bleven ongewijzigd. De verdeling voor de 308 Vlaamse gemeenten, na de
boordeling van het natraject, is als volgt: 141 gemeenten zitten in categorie 1, 38
gemeenten in categorie 2A en 129 gemeenten werden ondergebracht in categorie
2B. Binnen de groep van 129 gemeenten in categorie 2B zijn er 30 gemeenten
waarvoor een sociale woonorganisatie zal gezocht worden die bereid is het
vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van de gemeente te
realiseren.
Voor deze groep van dertig gemeenten is een taskforce opgericht door WonenVlaanderen en de VMSW. Deze taskforce zal het nodige overleg met de gemeente
en de sociale woonorganisatie(s) opstarten. Het is de bedoeling om in kaart te
brengen waar de problemen zich situeren en hieraan een oplossing proberen te
bieden. In de gemeenten waar de wil bestaat en het een oplossing is om de
gemeente en een sociale woonorganisatie een overeenkomst te laten afsluiten, zal
dit worden toegestaan. De Vlaamse Regering zal dan later als derde partij toetreden
tot deze overeenkomst. Op deze manier kan er snel efficiënt gewerkt worden. Als
een gemeente weigert mee te werken, zal de Vlaamse Regering zelf een
overeenkomst afsluiten met een sociale woonorganisatie. De gemeente in kwestie
zal daarop gevraagd worden zich als derde partij aan te sluiten bij de overeenkomst.
In het voorjaar 2013 werden de methodologie en de criteria voor de uitvoering van de
tweejaarlijkse voortgangstoets geëvalueerd op basis van de bevindingen van de
eerste voortgangstoets. Op basis van die evaluatie werd een voorstel tot wijziging
van het Monitoringbesluit van 10 november 2011 principieel goedgekeurd door de
Vlaamse Regering op 12 juli 2013. Er zal in de toekomst niet meer gemonitord
worden op basis van het vergund sociaal woonaanbod, maar op basis van het
sociaal woonaanbod in de planning van het Procedurebesluit Wonen (zie hierna,
punt 6.3.1). Hierdoor wordt de administratieve last voor de lokale besturen
aanzienlijk verminderd.
De verplichting tot indiening van een motiveringsnota op basis van vooraf
vastgestelde beoordelingslijnen wordt vervangen door een plan van aanpak met
meer mogelijkheden tot motivering van de reeds geleverde en geplande
inspanningen. Definitieve goedkeuring van het wijzigingsbesluit wordt in het najaar
van 2013 verwacht.
Het besluit tot reglementering van de verhuring van bescheiden huurwoningen van
sociale huisvestingsmaatschappijen geeft uitvoering aan artikel 4.2.10 van het
decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid dat ingevoegd
werd door het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met
betrekking tot wonen. Een belangrijke strategische doelstelling van het woonbeleid is
betaalbaar wonen in Vlaanderen bevorderen. Daartoe kunnen in de nabije toekomst
de eerste concrete projecten bescheiden wonen worden opgestart waarbij sociale
huisvestingsmaatschappijen de bouw en het beheer van bescheiden huurwoningen
op zich zullen nemen. Voormeld besluit strekt ertoe de bescheiden
huurwoningen van SHM‟s overeenkomstig duidelijke inschrijvings-, toelatingsen toewijzingsregels toe te wijzen. De gemeenten krijgen wel de bevoegdheid
om een reglement met lokale toewijzingsregels vast te stellen. De gemeenten
beschikken aldus over een ruime vrijheid om in te spelen op de lokale situatie en
maximaal rekening te houden met de specifieke noden in hun werkingsgebied.
150
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen Pagina 23
OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren
en verkrotting bestrijden Pagina 24-25
2.4.1 Regelgevende initiatieven in 2013
Op 1 augustus 2013 werden in het Belgisch Staatsblad drie regelgevende
documenten bekendgemaakt: het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van
diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft (het zogenaamde
“Integratiedecreet”), het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013
betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen (het zogenaamde
“Integratiebesluit”) en het ministerieel besluit van 29 juli 2013 tot vaststelling
van de modellen van conformiteitsattesten voor woningen en kamerwoningen.
Decreet, BVR en ministerieel besluit zijn op 11 augustus 2013 in werking getreden.
Hiermee wordt de integratie van het Kamerdecreet in de Vlaamse Wooncode
gerealiseerd. Dit werd al vooropgesteld sinds 1997 en werd ook meermaals
aanbevolen door de Raad van State. Deze integratie moet de transparantie en
overzichtelijkheid van de regelgeving inzake woningkwaliteitsbewaking verhogen.
Tegelijk worden een aantal instrumenten van de woningkwaliteitsbewaking
bijgestuurd, zowel op administratief als op strafrechtelijk vlak. Op die manier worden
knelpunten opgelost, bestaande procedures beter op mekaar afgestemd, de rol
van de gemeente versterkt en aandacht besteed aan de toepasbaarheid van
woningkwaliteitsbewaking op specifieke woonvormen of bewonersgroepen. Een
specifieke woonvorm waarvoor in 2013 gerichte woningkwaliteitsnormen worden
uitgewerkt, is de woonwagen.
2.4.2 Geplande initiatieven in 2014
Het Integratiedecreet voorziet dat gemeenten onder bepaalde voorwaarden kunnen
worden vrijgesteld van de verplichting om in elke procedure tot ongeschikt-,
onbewoonbaar- of overbewoondverklaring het advies van de gewestelijk ambtenaar
te vragen. De voorwaarden en modaliteiten voor die zogenaamde “ontvoogding”
worden in 2014 in een Besluit van de Vlaamse Regering vastgesteld.
2.4.4 Communicatie en informatie over woningkwaliteitsbewaking
Wonen-Vlaanderen heeft de nodige initiatieven genomen om de gemeenten,
intergemeentelijke samenwerkingsprojectenprojecten lokaal woonbeleid, verhuurders
en huurders te informeren over het Integratiedecreet en –besluit. Zo werden de
wijzigingen onder meer aangekondigd en toegelicht op www.wonenvlaanderen.be.
Tegelijk werden de bestaande informatiebrochures “Vlaamse verplichtingen over
rookmelders” en “Uw woning werd ongeschikt of onbewoonbaar verklaard. Wat nu?”
herwerkt. Daarnaast werd een nieuwe brochure opgesteld om eigenaars van
verwaarloosde woningen en gebouwen te informeren. Het handboek “De
woningkwaliteit in uw gemeente bewaken” wordt in het najaar van 2013
geactualiseerd, uitgebreid en herdrukt.
151
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
2.4.6 Proefproject recuperatie herhuisvestingskosten
Het proefproject dat in 2010 is opgestart en waarbij het Herstelfonds van het
agentschap
Inspectie
RWO
de
door
de
gemeente
gemaakte
herhuisvestingskosten terugvordert, gaat in 2013 en 2014 verder. Lopende
dossiers worden verder opgevolgd en nieuwe dossiers opgestart. Op die manier kan
voldoende informatie verzameld worden over de mogelijkheden tot terugvordering
van herhuisvestingskosten door gemeenten. Deze informatie wordt dan ter
beschikking gesteld van alle gemeenten. De resultaten van het proefproject zullen
uitwijzen of de regelgeving op dit aspect gewijzigd of verfijnd moet worden. Het is
immers zo dat de Vlaamse regering de bevoegdheid heeft om zo nodig de contouren
ter zake scherp te stellen.
Aanvankelijk werden samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met 18 gemeenten
voor een looptijd van 12 of 18 maanden. Met 16 gemeenten werd deze
samenwerkingsovereenkomst verlengd tot en met 31 december 2013. Op 1 augustus
2013 werden 15 concrete dossiers opgestart in 6 verschillende gemeenten. De
terugvordering van de herhuisvestingskosten door het agentschap Inspectie RWO
loopt. In het najaar van 2013 wordt met de 16 gemeenten opnieuw contact
opgenomen met de vraag of zij een verlenging tot 31 december 2014 wensen.
Specifiek aan de 10 gemeenten die nog geen concreet dossier indienden zal
gevraagd worden of een verlenging zinvol is.
Daarnaast wordt in het najaar van 2013 een evaluatie van het proefproject
opgestart in samenwerking met de deelnemende gemeenten. Momenteel bestaat
al een eerste algemene evaluatie, opgesteld door het agentschap Inspectie RWO (te
raadplegen via www.rwo.be). Op basis van deze evaluatie zal dan met input van de
deelnemende gemeenten een grondigere evaluatie gemaakt worden.
SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur Pagina 35
OD 6.1 Versterking lokale woonregie
Een nieuwe gemeentelegislatuur 2013-2018 is van start gegaan waarbij in vele
gemeenten een gewijzigde of nieuwe bestuursploeg het lokaal woonbeleid dient uit
te stippelen en uit te voeren Wonen-Vlaanderen heeft daarom in het eerste semester
van 2013 de nodige initiatieven genomen om kennis te maken met de (nieuwe)
gemeentelijke mandatarissen en hen te informeren over de beschikbare
beleidsinstrumenten voor een lokaal woonbeleid. Daarnaast heeft WonenVlaanderen een voorbeeldenboek “Wild van Wonen” gepubliceerd met inspirerende
en praktische oplossingen voor de uitbouw van een lokaal woonbeleid.
Steeds meer gemeenten hebben de afgelopen jaren aandacht besteed aan de
ontwikkeling van een woonbeleidsvisie en een woonbeleidsplan. Ook de nieuwe
bestuursploegen staan voor de opdracht om hun visie op (middel)lange termijn te
vertalen naar beleidsdoelstellingen en -acties en hiervoor de nodige budgetten te
reserveren. Net als voor de andere beleidsdomeinen is het ook voor het lokaal
woonbeleid aangewezen om die gemeentelijke inspanningen zowel beleidsmatig als
financieel te kaderen binnen een meerjarenbeleidsplanning en de nieuwe
gemeentelijke beleids- en beheerscyclus.
De uitdagingen op het vlak van een sociaal woonbeleid met een voldoende
woonaanbod en betaalbare en kwaliteitsvolle woningen zijn immers groot. Via de
Vlaamse regelgeving beschikken de gemeenten alvast over een aantal
152
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
instrumenten en bevoegdheden om hun regisseursrol inzake lokaal woonbeleid in
de praktijk te brengen.
Door de organisatie van een lokaal woonoverleg met de sociale
huisvestingsmaatschappijen, de sociale verhuurkantoren, het OCMW en andere
lokale woonactoren kunnen de gemeenten ervoor zorgen dat de initiatieven en
projecten worden besproken, gepland en op elkaar worden afgestemd. Dat zal ertoe
bijdragen dat de gemeenten op eigen initiatief tegen 2023 het bindend sociaal
objectief voor sociale huur- en koopwoningen op het eigen grondgebied kunnen
realiseren met behulp van Vlaamse financiering. Na de eerste voortgangstoets voor
de gemeenten over de realisatie van het bindend sociaal objectief in 2012 is alvast
gebleken dat ongeveer de helft van de Vlaamse gemeenten op schema zat. Van de
andere helft van de gemeenten hebben de meeste nieuwe bestuursploegen tegen
medio 2013 een plan van aanpak uitgewerkt waaruit bleek dat de nodige acties
genomen zullen worden. Voor de resterende 30 gemeenten zal de Vlaamse regering
in 2013-2014 de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat er alsnog een
inhaalbeweging op gang komt. In 2014 wordt een nieuwe stand van zaken
opgemaakt om het groeiritme in alle gemeenten opnieuw te evalueren.
Het lokaal woonoverleg dient dus nog verder in alle Vlaamse gemeenten uitgebouwd
te worden met het oog op de planning én financiering van sociale woonprojecten.
Ook de mogelijkheid om de toewijzing van sociale huurwoningen op maat van de
gemeente te regelen via een lokaal toewijzingsreglement, en andere gemeentelijke
reglementen of initiatieven inzake wonen zoals gemeentelijke reglementen sociaal
wonen en gemeentelijke actieprogramma‟s in uitvoering van het decreet grond- en
pandenbeleid, worden bij voorkeur geagendeerd en besproken op een lokaal
woonoverleg. De gemeenten kunnen daarvoor rekenen op ondersteuning en
begeleiding door Wonen-Vlaanderen. In twee op drie Vlaamse gemeenten wordt het
lokaal woonoverleg trouwens gefaciliteerd via een intergemeentelijk
samenwerkingsproject lokaal woonbeleid dat kan rekenen op Vlaamse subsidies.
Ook de vaststelling en jaarlijkse actualisering van de leegstand op de lokale
woningmarkt, waarvoor Vlaanderen aan de gemeenten de nodige bevoegdheden
gegeven heeft, gebeurt steeds meer binnen het kader van een door Vlaanderen
gesubsidieerd IGS-project lokaal woonbeleid. Om de gemeenten vertrouwd te maken
met deze en andere bevoegdheden, taken en beleidsinstrumenten kunnen de
gemeenten niet alleen individueel terecht bij de gedecentraliseerde diensten van
Wonen-Vlaanderen,
maar
organiseert
Wonen-Vlaanderen
ook
een
vormingsaanbod voor lokale besturen en woonactoren dat tegemoetkomt aan hun
behoeften. Dat gebeurt via een jaarlijkse tweedaagse basiscursus lokaal woonbeleid,
aangevuld met thematische vormingssessies. Wonen-Vlaanderen biedt op zijn
website ook een overzichtelijke rubriek lokaal woonbeleid aan. De gemeenten zullen
in 2013-2014 kunnen blijven rekenen op Wonen-Vlaanderen om hun regisseursrol
en de gemeentelijke taken uit te voeren en de regelgeving en beleidsinstrumenten
toe te passen.
153
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen Pagina 23-24
OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren
en verkrotting bestrijden
2.4.3
Structurele
samenwerking
centrumsteden,
intergemeentelijke
samenwerkingsprojecten, sociale verhuurkantoren en Vlaanderen
Alle centrumsteden ondertekenden in 2012 een afsprakenkader met de sociale
verhuurkantoren en Vlaanderen. Met deze afsprakenkaders engageren de
centrumsteden zich ertoe de woningkwaliteit van elke woning die te huur wordt
aangeboden aan een sociaal verhuurkantoor zo snel mogelijk te onderzoeken.
Hierdoor krijgen de SVK’s nog voor het huurcontract wordt afgesloten een goed
beeld van de woningkwaliteit. Wonen-Vlaanderen verzorgt de nodige vormingen. Elk
afsprakenkader wordt in 2013 geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd.
In 2013 worden ook de eerste afsprakenkaders met intergemeentelijke
samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid afgesloten.
SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur Pagina 35-36
OD 6.1 Versterking lokale woonregie
6.1.1 Woonbeleid in de centrumsteden
Op 28 juni 2013 werd een nota goedgekeurd op de Vlaamse Regering waarbij een
definitieve beëindiging van de stadscontracten voor Genk, Oostende en
Roeselare aangegeven werd. Een aantal andere stadscontracten worden met een
addendum verlengd tot 31 december 2014 voor een stadsspecifieke uitdaging, en
die deze legislatuur beslist of opgestart kan worden.
Het algemene luik met betrekking tot wonen wordt verder gezet binnen de huidige
werking van het kenniscentrum Vlaamse Steden en het structureel overleg tussen
het centrum en mijn administratie.
OD 6.5 Onderbouwd beleid versterken Pagina 40
6.5.2 Beleidsrelevant onderzoek
Het onderzoek van het Steunpunt Wonen bestaat uit twee grote luiken: een
langlopend basisonderzoek en ad-hoc opdrachten. De basisopdracht van het nieuwe
Steunpunt omvat tien werkpakketten: (1) Het Grote Woononderzoek 2013, (2) de
meting van leegstand, niet-officiële bewoning en grijs wooncircuit, (3) de onderkant
van de woningmarkt, (4) private verhuurders, (5) analyses EPC-databank, (6)
indicatoren, (7) bereik en effecten van het woonbeleid, (8) in- en uitstroom sociale
huisvesting, (9) prijsvorming op de woningmarkt en (10) territoriale selectiviteit in het
woonbeleid. Het Steunpunt Wonen besteedt bijzondere aandacht aan de
dwarsverbanden met energie- en stedenbeleid. Naast het basisonderzoek worden
de nodige tijd en middelen gereserveerd voor ad-hoc opdrachten die jaarlijks worden
vastgelegd. In 2012 is het steunpunt gestart met volgende ad-hoc onderzoeken:
1) regionalisering van de federale huurwetgeving
2) behoefteraming sociale koop en sociale kavels
3) tevredenheidsmeting voor de sociale huisvesting
154
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
4) toepassingen op basis van het onderzoek “Huurprijzen en richthuurprijzen”
(huurschatter.be)
5) huiskorting
6) evaluatie van de borging van het sociaal woonaanbod
7) evaluatie van de woninghuurwetgeving
8) opvolging veldwerk woningopname
155
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid
SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen Pagina 23-24
OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren
en verkrotting bestrijden
2.4.2 Geplande initiatieven in 2014
Het Integratiedecreet voorziet dat gemeenten onder bepaalde voorwaarden kunnen
worden vrijgesteld van de verplichting om in elke procedure tot ongeschikt-,
onbewoonbaar- of overbewoondverklaring het advies van de gewestelijk ambtenaar
te vragen. De voorwaarden en modaliteiten voor die zogenaamde “ontvoogding”
worden in 2014 in een Besluit van de Vlaamse Regering vastgesteld.
Daarnaast worden de specifieke kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woonwagens
voorbereid. Hierbij wordt een groeipad voorzien. Tenslotte wordt ook het sociaal
beheersrecht geëvalueerd. Deze regeling, gericht op zowel de aanpassing,
verbetering en renovatie van ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen als
de uitbreiding van het woningaanbod, werd tot nu toe amper toegepast.
De evaluatie moet de reden daarvan blootleggen en uitklaren of en hoe het
instrument kan bijgestuurd worden tot een efficiënte woonkwaliteitsbewakingtool.
SD 5. Inzetten op een sociaal warme samenleving Pagina 32-34
OD 5.3 Samenleven in sociale woonwijken
Bewonersgroepen en –participatie
VIVAS, de Vereniging Inwoners van Sociale woningen, is zowel een belangrijk
overlegforum en belangenbehartiger voor de bewoners van sociale huurwoningen in
Vlaanderen als
een gesprekspartner voor de overheid. Momenteel zijn
bewonersgroepen van sociale huisvestingsmaatschappijen uit 18 steden en
gemeenten betrokken bij VIVAS. Bepaalde groepen huurders, zoals jongeren,
allochtonen en mensen in armoede, bereiken blijft een aandachtspunt.
OD 5.4 Bestrijding van thuisloosheid
Nog regelmatig worden mensen immers gedumpt in de sociale huisvesting zonder
enige vorm van nazorg. Met een goede samenwerking tussen de sociale huisvesting
en de welzijnsactoren kan de doorstroming op punt gesteld worden. In die zin werd
een decretale grondslag voorzien om een prioritaire voorrang voor doelgroepen van
het welzijnsbeleid in een sociale woning te koppelen aan een
begeleidingsovereenkomst. De begeleidingsovereenkomst is minimaal gericht op het
aanleren en/of ondersteunen van woonvaardigheden, die de persoon binnen een
duidelijk afgebakende termijn in staat stelt zelfstandig te wonen.
Daarnaast is overleg en afstemming tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en
lokale welzijnsdiensten met het oog op adequate woonbegeleiding onontbeerlijk.
Om die reden voorzie ik de mogelijkheid om alle relevante lokale
welzijnsorganisaties uit te nodigen en te betrekken bij het lokaal woonoverleg.
156
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Zo kan een afstemming plaatsvinden tussen verhuurders en welzijnspartners op
welke manier inhoud kan gegeven worden aan een lokaal doelgroepenbeleid.
OD 5.5 De woonsituatie van woonwagenbewoners verbeteren
Wonen in een woonwagen is erkend als een volwaardige woonvorm in de Vlaamse
Wooncode. Eind 2010 startte een stuurgroep voor de opmaak van een strategisch
plan woonwagenbewoners, waarin ook het beleidsdomein wonen is
vertegenwoordigd. Dit strategisch plan woonwagenbewoners werd op 20 juli 2012
door de Vlaamse Regering goedgekeurd. In het kader van dit strategisch plan zal ik,
een aangepast normenkader inzake woningkwaliteitseisen voor verplaatsbare
residentiële woonwagens ontwikkelen.
SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur
OD 6.5 Onderbouwd beleid versterken Pagina 40
6.5.1 Gestructureerd databeheer
Het tekort aan elementaire gegevens voor het woonbeleid aanvullen, is en blijft een
prioritaire doelstelling. Belangrijk hierbij is de indicatorennota rond wonen, ontwikkeld
door het Steunpunt Ruimte en Wonen. In deze wetenschappelijke nota zijn een reeks
indicatoren ontwikkeld om het (beleid rond) wonen in Vlaanderen te meten. De
indicatoren werden ingedeeld in zeven thema’s: betaalbaarheid, beschikbaarheid,
kwaliteit, woonzekerheid, gelijke kansen / integratie, overheid en omgeving. De
datawarehouse moet onder andere de informatie kunnen bieden om een volledige en
correcte invulling van deze indicatoren te garanderen. Zo wordt het mogelijk om, mits
geregelde actualisering, het (beleid rond) wonen continu op te volgen. Met behulp
van dit datawarehouse kan ook het woonbeleidsplan Vlaanderen (SD 0) up to date
gehouden worden.
157
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Mobiliteit en Openbare Werken
(MOW)
Beleidsbrief MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Het lokale mobiliteitsbeleid versterken Pagina 70
Realisaties 2013
Op 1 maart 2013 is het vernieuwd decretaal en reglementair kader voor het lokale
mobiliteitsbeleid in werking getreden. Daarmee is een belangrijke doelstelling
gerealiseerd van het Vlaams Regeerakkoord en de Beleidsnota 2009-2014. De
implementatie is vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari
2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering,
de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid.
Op de eerste plaats bevat het besluit de uitvoeringsbepalingen die de werking
regelen van de overlegorganen die bij het lokale mobiliteitsbeleid betrokken zijn.
- De gemeentelijke begeleidingscommissie (GBC) of, in bepaalde gevallen, de
intergemeentelijke begeleidingscommissie (IGBC) worden de draaischijf van het
duurzame lokale mobiliteitsbeleid.
- De GBC functioneert als een overlegforum dat in het bijzonder is belast met de
voorbereiding, opmaak, opvolging, evaluatie en herziening van het gemeentelijk of
intergemeentelijk mobiliteitsplan en van de mobiliteitsprojecten.
- De regionale mobiliteitscommissie (RMC), bijgestaan door de kwaliteitsadviseur,
waakt over de integrale kwaliteit en komt in principe alleen nog samen als de GBC
geen consensus bereikt.
Voorts voert het besluit de decretale bepalingen inzake de projectmethodologie uit.
De aparte start- en projectnota‟s kunnen voor verscheidene projecten worden
vervangen door één verantwoordingsnota. Er komt ook een evaluatienota.
Onder de vroegere regelgeving gaf de financiering van mobiliteitsplannen en projecten aanleiding tot problemen. Om die problemen te verhelpen, voorzag het
wijzigingsdecreet3 in een generieke subsidiëring. Het besluit geeft nu nadere
invulling aan de subsidiëring van mobiliteitsprojecten. Het definieert de projecten die
in aanmerking komen en legt de subsidiemachtiging vast via specifieke voorwaarden.
Het bepaalt:
- wie als begunstigde in aanmerking kan komen,
- het bedrag van de subsidie of hoe het bedrag zal worden berekend,
- welke voorwaarden vervuld moeten zijn qua prestaties of af te leveren documenten,
- hoe en op welk(e) tijdstip(pen) de verantwoording moet worden voorgelegd.
Voor niet-gesubsidieerde projecten op gewestwegen bepaalt het wijzigingsdecreet
dat nog steeds samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten, waarvan de
158
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
modellen als bijlage bij het besluit worden gevoegd. Ook wordt uitvoering gegeven
aan artikel 26/11 van het gewijzigde Mobiliteitsdecreet, dat voorziet in een
subsidiegrondslag voor het mobiliteitsbeleid op tussenliggend niveau. Op basis van
die bepaling is er een duidelijke grondslag om de provincies te subsidiëren voor
fietsinfrastructuurprojecten langs gemeentewegen op trajecten van het Bovenlokaal
Functioneel Fietsroutenetwerk (Fietsfonds), en voor projecten die passen in het
provinciaal mobiliteitscharter.
Tot slot voert het besluit de bepalingen van artikel 16 en 20 van het decreet uit. Die
geven de Vlaamse Regering de opdracht om een sneltoets en de methodologie van
de gemeentelijke mobiliteitsplannen op te stellen, wat in de praktijk al gebeurde.
De lopende procedures voor de opmaak of herziening van het lokale mobiliteitsplan
konden zonder onderbreking worden voortgezet. Inmiddels beschikken 269
gemeenten (87%) over een geldig mobiliteitsplan. Van de overige gemeenten
beschikken er 35 over een eerste generatie gemeentelijk mobiliteitsplan. 86% van
die gemeenten heeft al de evaluatie met de sneltoets gemaakt.
Het afgelopen jaar zijn nog 47 modules 1 afgesloten, naast 75 andere modules. Het
betreft
voornamelijk
fietsinfrastructuurprojecten
(15
modules
13)
en
verlichtingsprojecten (15 modules 4 en 3 modules 17). Daarnaast zijn 13 modules 15
afgesloten voor de uitvoering van flankerende maatregelen ter ondersteuning van het
duurzame mobiliteitsbeleid. Elf gemeenten engageerden zich voor het
schoonhouden van gewestwegen via de module 6. Opnieuw is het aantal projecten
voor de verkeersveilige herinrichting van schoolomgevingen gestegen, met 8
modules 10.
Te realiseren 2014
De doelstellingen en procedures rond de integrale kwaliteitszorg van de
mobiliteitsplannen en -projecten zijn in de regelgeving vastgelegd. Er wordt
nagegaan of het voorgestelde plan conform is met de principes en doelstellingen van
het Mobiliteitsdecreet van 20 maart 2009. Ook de projecten worden getoetst op hun
inhoudelijke conformiteit met de decretaal vastgelegde mobiliteitsvisie, de
beleidslijnen van het gemeentelijk mobiliteitsplan en de normen en richtlijnen. De
richtlijnen uit de vademecums zijn richtinggevend, afwijkingen moeten worden
gemotiveerd.
Een duurzaam mobiliteitsbeleid moet ook maatschappelijk gedragen worden. Het
draaiboek voor lokale participatie van het actieprogramma Participatietrajecten
Duurzame Mobiliteit van Mobiel 21, wordt eind 2013 gepubliceerd. Het is belangrijk
dat gemeenten en initiatiefnemers in 2014 kennis nemen van de ervaringen en
aanbevelingen in het boek en dat ze voldoende worden ondersteund.
De openbaar-vervoerprojecten zijn binnen de convenantprocedure al onderworpen
aan specifieke evaluatiecycli. De nieuwe regelgeving voert ook een evaluatiefase in
voor de projectmethodologie, met een heldere, doelgerichte en eenvoudige
methodiek. De evaluatienota‟s mogen geen te grote werklast met zich brengen, maar
moeten de efficiëntie toch genoeg verhogen. De evaluatie mag ook gebeuren voor
een cluster van projecten.
159
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De evaluatie mag niet louter een technische benadering hanteren. Het Vlaamse
Gewest en zijn partners moeten lessen kunnen trekken uit de evaluatienota voor
toekomstige projecten.
- Is het ontwerpproces efficiënt verlopen? Zijn alle partners voldoende aan bod
gekomen? Zijn valkuilen en hinderpalen vermeden door ruim, tijdig en open overleg?
- Het uitgevoerde project wordt vergeleken met de probleem- en doelstelling in de
startnota, met aandacht voor eventuele bijstellingen. Aangezien het de bedoeling is
om het overleg- en ontwerpproces voortdurend te verbeteren, is er aandacht voor
succesfactoren en leerpunten.
Om de evaluatie echt ingang te laten vinden, is het van belang om de gemeenten en
initiatiefnemers te begeleiden met richtlijnen en voorbeelden van goede praktijk. Het
Departement Mobiliteit en Openbare Werken kan samen met het Agentschap Wegen
en Verkeer en de vervoersmaatschappij De Lijn als katalysator fungeren voor
bijvoorbeeld de inrichting van doortochten of de fietsinfrastructuur.
Fietsberaad Vlaanderen wordt een kennisplatform waar alle expertise en kennis op
het vlak van het fietsbeleid wordt verzameld en verspreid. Dit Fietsberaad
Vlaanderen wordt opgericht in de schoot van de VVSG aan wie de financiering wordt
toegekend.
De
concrete
werking
wordt
verder
bepaald
in
de
samenwerkingsovereenkomst tussen de VVSG en de Vlaamse overheid.
160
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Stedelijke distributie – vlottere fijnmazige distributie Pagina 55
Realisaties 2013
Het Piek 2-project rond stille en duurzame leveringen in de dagrand is in 2013
aanbesteed.
Piek 2 verruimt de aanpak van het eerste Piek-project. Het rolt stille leveringen in de
dagrand verder uit en brengt de impact op economie, maatschappij, mobiliteit, milieu
en veiligheid in kaart. Op vraag van steden en gemeenten zetten we uitdrukkelijk in
op de bredere dialoog over stedelijke distributie, om te komen tot een kader voor
stedelijke distributie in Vlaanderen.
Op 26 februari 2013 organiseerde Flanders Logistics in Brugge een interactieve
studiedag Samen werken aan slimme stedelijke distributie. Dat gebeurde in
samenwerking met het Steunpunt Goederen -en personenvervoer, het VIL (Vlaams
Instituut voor de Logistiek), het VIM (Vlaams Instituut voor Mobiliteit) en de VVSG
(Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw). De steden en gemeenten,
maar ook een bredere groep van logistieke stakeholders, werden gesensibiliseerd
voor innovatieve en duurzame stadsdistributieconcepten.
Op de studiedag is de Wegwijzer voor een efficiënte en duurzame stedelijke
distributie in Vlaanderen voorgesteld. Steden en gemeenten en andere logistieke
stakeholders staan voor de grote uitdaging om de vele leveringen van goederen
zorgzaam te combineren met een leefbare omgeving.
De Wegwijzer is een handleiding om zelf op het terrein aan de slag te gaan.
Om het beleid rond stedelijke distributie te onderbouwen, is er nood aan data.
De beleidsondersteunende paper Dataverzameling stedelijke distributie: stedelijke
indicatoren en verzamelmethodes van Het Steunpunt Mobilo schetst een overzicht
van de problematiek.
Op 8 mei 2013 is het project Districity voor stedelijke distributie ingediend bij het
Europese programma Intelligent Energy Europe. Dat programma wil een bijdrage
leveren tot veilige, duurzame en prijscompetitieve energie in Europa. Districity heeft
vijf doelstellingen:
1. waar mogelijk een modal shift realiseren van de weg naar de waterweg, of naar
andere energievriendelijke modi als de waterweg niet beschikbaar is,
2. de nodige last mile concepten ontwerpen,
3. technologieën ontwikkelen om de meest interessante lage- of
zeroenergiesystemen te identificeren,
4. een methodologie ontwikkelen
om lage-impact stadsdistributiesystemen ook opwaarts in de logistieke keten toe te
passen,
5. pilots ontwikkelen
.
De beslissing over het project Districity wordt in de loop van het najaar verwacht.
De Mobiliteitsacademie van de VSV heeft een eendaagse opleiding Samen werken
aan stedelijke distributie ,die de kansen en bedreigingen van stedelijke distributie
toelicht.
161
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Voor de opleiding doet de VSV een beroep op sprekers van Flanders Logistics, de
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Instituut voor Mobiliteit (IMOB),
Unizo, Blue Gate Antwerp en CityDepot.
Te realiseren 2014
Het Piek2-project vormt een verbreding van het PIEK-pilootproject. Er worden
bijkomende bedrijven uit de distributiesector en meer steden en gemeenten bij
betrokken. Tijdens PIEK2 worden eveneens akoestische studies uitgevoerd.
Als tweede luik binnen het project start de bredere dialoog met steden en gemeenten
over stedelijke distributie.
Daarvoor worden intensieve stakeholdersplatformen opgezet voor bedrijven, lokale
overheidsdiensten en andere stakeholders, en thematische informatiesessies rond
stedelijke distributie.
Op basis van die dialoog wordt een eerste aanzet tot een kader uitgewerkt voor de
stedelijke distributie in Vlaanderen.
Als basis zullen ook de onderzoeksopdrachten van het Steunpunt Goederen- en
Personenvervoer m.b.t. stedelijke distributie en stedelijke leefbaarheid dienen.
Als het projectvoorstel Districity wordt goedgekeurd, gaat de eerste fase in 2014 van
start.
Stationsomgevingen en halteplaatsen uitbouwen tot multimodale knooppunten
Pagina 97
In een stationsomgeving komen vele weggebruikers samen. Door een gericht
ontwerp in overleg met alle partners (de gemeente, NMBS, De Lijn, eventueel AWV
als wegbeheerder) en met respect voor het STOP-principe kunnen de veiligheid,
bereikbaarheid en leefbaarheid van deze knooppunten worden bevorderd. Door elke
weggebruiker een eigen, duidelijke plaats te geven op het openbaar domein en de
beschikbare ruimte zo intelligent mogelijk te benutten, worden zowel de
verkeersveiligheid als de doorstroming beter.
We besteden bijzondere aandacht aan de fietsbereikbaarheid van de stations,
diefstalveilige en comfortabele fietsenstallingen, en de comodaliteit tussen geregeld
vervoer en autodeel- en fietsdeelprojecten.
Voor de komende jaren is de programmaopmaak voor stationsomgevingen waar
mogelijk afgestemd met het investeringsprogramma van de NMBS-groep 2013-2025.
Realisaties 2013
Het blijkt dat de heraanleg van verschillende stationsomgevingen daardoor
vertraging zal oplopen in vergelijking met de masterplannen die ervoor zijn opgesteld.
In een aantal gevallen heeft dat zeer nadelige gevolgen voor het wacht- en
overstapcomfort van de reizigers.
De studie van het masterplan voor de inrichting van de stationsomgeving in Aarschot
is een samenwerking tussen het Vlaamse Gewest, NMBS-holding, Infrabel, de
provincie Vlaams-Brabant en de stad Aarschot. De studie is afgerond. Verschillende
deelprojecten van het masterplan zijn in studie, in uitvoering of zijn gepland. Op dit
162
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
moment loopt de vergunningsaanvraag voor de heraanleg van de parking, met als
doel om de werken tegen het einde van 2013 of voorjaar 2014 te kunnen starten.
De herinrichting van de stationsomgeving in Mechelen is in uitvoering.
Aan het station van Brugge wordt een balkonrotonde aangelegd die twee meter
boven het maaiveld uitkomt. Onder de rotonde komen er voetgangers- en
fietsvoorzieningen, zodat de zwakke weggebruikers het autoverkeer zo weinig
mogelijk kruisen. Medio 2014 zullen de werken afgerond zijn. De Lijn plant in
samenwerking met NMBS en de stad Brugge een herinrichting van het busstation
voor het stationsgebouw. De werken starten in 2014.
De modernisering van de stationsomgeving van Liedekerke is een samenwerking
tussen AWV, Infrabel, de gemeente Liedekerke en de NMBS-holding. De
stationsomgeving wordt aangepast aan de huidige noden van een multimodaal
knooppunt, met aandacht voor alle weggebruikers (aparte bushaltes, Kiss & Ridezone, fietsenstalling met fietspunt, parkings). Het project creëert een veiliger
stationsomgeving met meer ruimte voor stappers, trappers en het openbaar vervoer,
zonder het personenvervoer te vergeten. Er komen volwaardige trottoirs en
fietspaden, een bewaakte fietsenstalling met een fietsherstelpunt en aparte bushaltes
naast het nieuwe stationsgebouw. Getracht is om de oversteekbewegingen tot een
minimum te beperken door in het totaalconcept aandacht te schenken aan de
bereikbaarheid van de perrons via de twee kanten van de gewestweg. Ten slotte zijn
er voor het gemotoriseerd vervoer ingrepen die voor een vlottere afwikkeling van het
verkeer zorgen. De werken zijn gestart in september 2013 en zullen 3 jaar in beslag
nemen.
De herontwikkeling van de stationsomgeving van Diest is een samenwerking tussen
het Vlaamse Gewest, de NMBS-holding, De Lijn, de provincie Vlaams-Brabant, de
stad Diest, Toerisme Vlaanderen, de intergemeentelijke dienstverlenende Vereniging
Interleuven en de Vlaamse Milieumaatschappij. Het eerste deelproject, de heraanleg
van de „stationsknoop‟ met een nieuw plein en een busstation, bevindt zich in de
studiefase. Voor de herontwikkeling moet de Fort Leopoldlaan worden verplaatst. De
studie voor de verplaatsing loopt.
In 2013 is een ruimtelijk verkennend onderzoek voor Gent-Dampoort voortgezet. Er
zijn tijdelijke maatregelen uitgewerkt om de Dampoort aan te passen aan de
toekomstige Handelsdokverbinding.
Te realiseren 2014
In Herentals en Kortrijk zal de eerste fase van de masterplanning voor de
stationsomgeving worden afgerond, waarna een overeenkomst wordt afgesloten voor
de opmaak van de ontwerpplannen en de bouwaanvraag.
In Torhout is de eerste fase van het masterplan afgerond en wordt een voorontwerp
opgesteld.
In Mechelen zijn de werken voor de tangent intussen gestart en is het terrein over
nagenoeg de hele lengte bouwrijp gemaakt. De aannemer plaatst diepwanden om de
tangent te kunnen uitgraven. Daarna volgt de aanleg van de spoorbypass.
163
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In overleg met De Lijn worden de volgende projecten voorbereid die zich specifiek
richten op de verbetering van het openbaar vervoer:
• R30 in Brugge: een duurzame heraanleg van de bestaande busbanen die nu
in kasseiverharding aangelegd zijn,
•
N34 in Bredene: de aanpassing van de voetgangerstunnels van de tramhaltes
Bredene-aan-Zee en Bredene Renbaan, zodat ze beter toegankelijk worden,
•
Gent: verlenging van de busbaan op de stadsring R40, om de doorstroming
van het openbaar vervoer naar station Dampoort te verbeteren,
•
Kortrijk: het voorontwerp voor de stationsomgeving in is in opmaak.
Het gemeenschappelijk gebruik van privévoertuigen stimuleren Pagina 99
De klanten van De Lijn moeten zich kwaliteitsvol kunnen verplaatsen van deur tot
deur, via een keten van verplaatsingen met telkens het geschikte vervoermiddel.
Sinds 2004 biedt De Lijn Cambio autodelen in Vlaanderen mee aan. Op die manier
kan het vervoer in de Vlaamse steden nog duurzamer worden gemaakt.
Eén cambiowagen haalt immers 14 privéwagens van de straat. Door bus, tram en
deelauto samen in een stedelijke context aan te bieden, krijgen inwoners de
flexibiliteit om voor elke verplaatsing de slimste keuze te maken.
Autodeelstandplaatsen worden zo ingeplant dat ze complementair zijn met het
geregeld vervoer.
De Lijn participeert in Cambio via periodieke promotiecampagnes en zorgt ervoor dat
Cambiogebruikers gebruik kunnen maken van de toekomstige Mobib-kaart.
Realisaties 2013
Eind 2012 waren er Cambio-auto‟s in 18 Vlaamse steden.
Het proeftuinproject Olympus zorgde ervoor dat de elektrische Cambio-vloot
steeg van 1 naar 9 voertuigen.
2013 is een consolidatiejaar geworden, zonder uitbreiding naar nieuwe
Cambiosteden. Er Is vooral ingezet op een fijnmaziger netwerk in de huidige steden.
In het najaar van 2013 is het wagenpark uitgebreid met 26% tot 251 wagens en is
het standplaatsennetwerk vergroot met 23% tot 116 standplaatsen. Mee daardoor
nam het aantal gebruikers toe met 25% in vergelijking met september 2012.
Na evaluatie van het gebruik in 2012 en gezien de beschikbare financiële middelen,
is het proefproject met 4 bakfietsen op 2 Cambiostandplaatsen in Gent, in 2013 voort
gezet.
Medio 2013 ging het actieprogramma Particulier autodelen in kleine tot middelgrote
steden en gemeenten van Autopia vzw van start.
Het actieprogramma wil bijdragen tot een daling van het autogebruik en het aantal
auto‟s door meer autodelers in kleine en middelgrote steden en gemeenten te
bedienen. In de tweede helft van 2013 organiseerde Autopia een bevraging bij kleine
tot middelgrote gemeenten over de mogelijkheden en bereidwilligheid om het eigen
wagenpark te de len. De vzw begeleidt vijf lokale overheden bij het delen van het
gemeentelijk wagenpark buiten de kantooruren en in het weekend. In die gemeenten
zijn ook promocampagnes gelanceerd voor de opstart van 10 bijkomende particuliere
autodeelgroepen die gebruik maken van technologie die het autodelen
gebruiksvriendelijker
maakt
(bijvoorbeeld
met
smartphoneapplicaties,
164
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
boordcomputers of de nodige software om de deelwagen te reserveren en te
lokaliseren).
Te realiseren 2014
In de promotiecampagnes voor individuele klanten komt de nadruk nog meer te
liggen op de complementariteit van autodelen en geregeld vervoer.
Cambio-autodelen wordt voortaan mee opgenomen in de eigen doelgroepgerichte
campagnes van De Lijn. Ook het voertuigenpark en de communicatiekanalen van De
Lijn (website, Op 1 Lijn, e-zine) worden nog meer ingezet.
Daarnaast is er ook de business to business-prospectie om Cambio tijdens de
kantooruren als geschikt alternatief voor poolwagens naar voren te schuiven.
Voor die prospecties heeft De Lijn in de zomer van 2013 een nieuwe voltijds
medewerker in dienst genomen. Alle ondersteunende promotionele activiteiten zullen
evenredig over het jaar worden gespreid om een jaarlijkse groei van Cambioklanten
met 25% te bestendigen.
Begin 2014 vindt er opnieuw een grootschalig onderzoek plaats naar de
klantentevredenheid en naar vervoersmodi die de Cambio-klanten gebruiken
.
In 2014 zal Autopia vzw, onder andere op basis van de bevraging van 2013, 15 extra
lokale overheden ondersteunen bij het delen van het gemeentelijk wagenpark of de
opstart van particuliere autodeelgroepen.
Er komen 25 particuliere autodeelgroepen bij, waar telkens ook lokale persmomenten
aan worden gekoppeld.
165
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Leefmilieu, Natuur en Energie
(LNE)
Beleidsbrief LEEFMILIEU EN NATUUR
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
5.1 Klimaatbeleid Pagina 17-18
ViA-sleutelproject 45-2 Adaptatiebeleid naar aanleiding van klimaatverandering
voorbereiden
(komt overeen met MINA-Plan 4-19)
Op 28 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan 20132020 definitief goed. Het plan bestaat uit een overkoepelend luik en twee
deelplannen: het Vlaams Mitigatieplan (VMP), om de uitstoot van broeikasgassen te
verminderen, en het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten van de
klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen.
Verder zal dit Vlaams Adaptatieplan gebruikt worden ter inspiratie richting steden en
gemeenten en als onderbouwing van een later dit jaar te verschijnen nationaal
adaptatieplan.
5.2 Luchtbeleid Pagina 19
ViA-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken
(komt overeen met MINA-Plan 4-21)
Eind 2012-begin 2013 werd een handleiding uitgewerkt om luchtkwaliteit en geluid
beter te integreren in het lokale mobiliteitsbeleid. Er werden ook zes
beleidsprioriteiten voor lokale overheden geformuleerd, o.a. één rond lokale
leefkwaliteit. Voor de beleidsprioriteit rond lokale leefkwaliteit ligt de focus op de
aanpak van bestaande knelpunten van luchtverontreiniging en geluidshinder door
verkeer.
Er worden in het najaar van 2013 enkele infodagen georganiseerd rond milieu en
mobiliteit. In deze infosessies zal de toepassing van de hoger vermelde handleiding
centraal staan.
Er werd aan de federale staatssecretaris voor mobiliteit gevraagd om zijn
medewerking te verlenen aan de uitwerking van een wettelijk kader die de invoering
van Lokale Emissie Zones
(LEZ) voor lokale overheden in België zou faciliteren. Momenteel worden
ontwerpteksten (KB en MB) gefinaliseerd om een nieuw verkeersbord in de
verkeersreglementering in te voeren en worden de eerste stappen gezet om de
handhaving over te hevelen naar de gemeenten.
166
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Begin maart werd de studie voor de opmaak van strategische
geluidsbelastingskaarten tweede fase weg- en spoorverkeer afgerond. Deze
geluidsbelastingskaarten werden op 13 september 2013 door de Vlaamse Regering
goedgekeurd.
ViA-sleutelproject 46-2 De mobiliteitsvriendelijke en leefbare inrichting van
woonkernen Pagina 20
(komt overeen met MINA-Plan 4-22)
De visie op ruimte, milieu en mobiliteit werd benut in de opmaak van
LNEomgevingskwaliteitsambities m.b.t. milieuvriendelijke mobiliteit. Vanuit deze
laatste wordt verdere input geleverd aan de kernnota van het ‘witboek’ Beleidsplan
Ruimte Vlaanderen (lange termijnvisie 2020-2050), o.a. via de strategische
milieubeoordeling. Ook worden er vanuit deze optiek blijvend provinciale ruimtelijke
structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen geadviseerd.
5.3. Integraal waterbeleid Pagina 20
OD 16: De planning en procedures van het integraal waterbeleid worden
vereenvoudigd
ViA-sleutelproject 44-4 Vereenvoudiging planning en procedures van het integraal
waterbeleid
Op 19 juli 2013 bekrachtigde de Vlaamse Regering de wijzigingen aan het decreet
Integraal Waterbeleid, aangenomen door het Vlaams Parlement op 10 juli 2013. In
opvolging daarvan zal in het Organisatiebesluit een nadere regeling worden
uitgewerkt voor de slagkrachtige werking van de bekkenbesturen en geïntegreerde
bekkensecretariaten. De aangepaste bekkenstructuren worden tegen eind 2013
opgericht.
OD 19: Door betere instrumenten wordt de waterkwaliteit verder verbeterd
Pagina 22
In uitvoering van het witboek Interne Staatshervorming werd op 11 oktober 2013 het
voorontwerp van decreet een tweede keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse
Regering om de wet op de Onbevaarbare Waterlopen aan te passen. De
regelgevingsprocedure zal in het najaar 2013 afgerond worden. Het doel is om een
hogere efficiëntie van het waterbeheer te realiseren en de betrokkenheid van lokale
actoren te versterken. In elke provincie werden informatievergaderingen
georganiseerd voor de lokale waterbeheerders. Per gemeente wordt in overleg
tussen de provincie, de gemeente en de watering of polder een voorstel voor
wijzigingen aan de categorisering voorbereid.
Er wordt verder werk gemaakt van de samensmelting van polders en wateringen en
de afschaffing van inactieve besturen.
De omzetting van de richtlijn Duurzaam Gebruik Pesticiden werd in het voorjaar 2013
afgerond. Voor de openbare diensten blijft het gebruiksverbod vanaf 1 januari 2015
uit het vroegere decreet gelden, al blijven afwijkingen onder specifieke voorwaarden
mogelijk. Het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam
167
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest en zijn uitvoeringsbesluiten breiden
het begrip “openbare dienst” uit. Belangrijk is dat vanaf 1 januari 2015 onder
‘openbare dienst’ voortaan alle instanties vallen – zowel publiek als privaat – die een
taak van algemeen belang uitoefenen. Deze definiëring zorgt voor extra bescherming
van de meest kwetsbare groepen en het brede publiek. Zo zal het nulgebruik gelden
op de schoolterreinen van alle onderwijsnetten. Ook kinderopvang, ouderen- en
ziekenzorg zijn taken van algemeen belang. Ook hier geldt een nulgebruik vanaf 1
januari 2015. Voor de afgebakende grondwaterwingebieden voor de productie van
drinkwater blijft het bestaande verbod eveneens gelden. Ter bescherming van
kinderen jonger dan 18 jaar geldt een nieuw verbod om pesticiden te gebruiken op
schoolterreinen, terreinen bij kinderopvang en zorginstellingen.
OD 20: De waterzuivering in Vlaanderen wordt verder uitgebouwd Pagina 22-23
Sinds september 2012 is de uitbouw van de zuiveringsinfrastructuur in Vlaanderen
conform met de Europese richtlijn inzake Stedelijk afvalwater. Intussen worden
bijkomende collectoren en nieuwe zuiveringsinstallaties aangelegd en gebouwd voor
een verbetering van de waterkwaliteit in het buitengebied. Daarnaast dient de
bestaande infrastructuur op geregelde tijdstippen te worden gerenoveerd.
In 2012 leverde het Vlaamse Gewest 150 saneringsprojecten van de nv Aquafin op
voor 174,6 mio euro. Eind 2012 beschikte het Vlaamse Gewest over 265 RWZI’s,
waarop het afvalwater van ruim 4,8 miljoen inwoners is aangesloten. Het
Optimalisatieprogramma 2014-2018 voorziet 200 mio euro voor investeringen in
RWZI’s en collectoren en omvat 156 projecten, waaronder een 9-tal studieprojecten.
Sinds 2011 werden
maatregelen getroffen om de meerkosten die opduiken bij de uitvoering van de
projecten beheersbaar te houden.
De werking van de infrastructuur wordt opgevolgd via ecologische en economische
indicatoren. In 2012 werd het bovengemeentelijk ecologisch indicatorenkader
uitgebreid, zowel qua aantal gebieden als via het aantal infrastructuurelementen,
zodat naast waterzuiveringsrendement een steeds groter aandeel van het
afvalwatertransport opgevolgd wordt. In 2012 werden indicatoren berekend voor 131
zuiveringsgebieden, goed voor 90% van de inwoners die aangesloten zijn op
zuiveringsinfrastructuur. De zuiveringsinstallaties
werken in de regel ecologisch goed tot zeer goed.
Op gemeentelijk vlak is het beheer de laatste jaren verbeterd. De VMM stelt vast dat
ook gemeentelijke rioolbeheerders meer werk maken van het transport van
afvalwater via de rioleringen.
Het Vlaamse Gewest blijft de gemeenten financieel ondersteunen bij de uitbouw van
het gemeentelijke stelsel. In 2012 werd 110 mio euro voorzien. Daarenboven nam
het Vlaamse Gewest via het Lokaal Pact opnieuw 100 mio euro aan gemeentelijke
rioleringsinspanningen ten laste.
Daarnaast worden de gemeentelijke rioolbeheerders via het project Rio-leren
aangemoedigd om te zoeken naar de meest kostenefficiënte werkwijze. In 2012 werd
het financieringsmodel, dat de kosten t.o.v. de opbrengsten plaatst bij een degelijk
168
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
onderhoud en gestage uitbouw van het gemeentelijk saneringspatrimonium tegen
2027, geüpdatet. Nu wordt gewerkt aan een afstemming op de Gebiedsdekkende
uitvoeringsplannen, de zgn. GUP’s, zodat er een duidelijk zicht is op de toekomstige
middelen die gereserveerd moeten worden voor de gemeentelijke sanering. Hierbij
zal aan de hand van verschillende scenario’s onderzocht worden welke financiële
last staat tegenover een vooropgestelde zuiveringsgraad. Op 5 juli 2013 hechtte de
Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring aan een nieuwe strengere
Gewestelijke Stedenbouwkundige verordening Hemelwater (GSV). In samenwerking
met het beleidsdomein Ruimte Vlaanderen wordt een informatiebrochure over de
nieuwe GSV uitgewerkt. Als onderdeel van een integrale aanpak van de hemelwateren afvalwaterproblematiek werd binnen de CIW een methodiek uitgewerkt op basis
waarvan gemeenten een hemelwaterplan kunnen opmaken. Het hemelwaterplan wil
duidelijk maken waar het hemelwater van bestaande en geplande verharde
oppervlakten kan infiltreren of gebufferd en afgevoerd kan worden.
Gezinnen en bedrijven droegen de afgelopen jaren gemiddeld 250 miljoen euro per
jaar bij voor de uitbouw en het beheer van de gemeentelijke saneringsinfrastructuur.
Uit de rapportering van de economische toezichthouder blijkt dat in 2010 en 2011
voor bijna alle rioolbeheerders de saneringsopbrengsten (bijdrage gezinnen en
bedrijven, gewestelijke subsidies, eigen middelen gemeenten, …) in principe
volstaan voor de huidige gemaakte kosten en het investeringsritme. Toezicht op het
gebruik van de saneringsbijdrage is nodig. Nu zijn gemeenten al verplicht om over
deze middelen te rapporteren, zoals vastgelegd in een besluit van de Vlaamse
Regering.
OD 22: Door inrichting, ruiming en onderhoud verbetert de ecologische
toestand van de onbevaarbare waterlopen Pagina 24
In 2013 werden de beekherstelprojecten op de Marke te Galmaarden en
Geraardsbergen, op de Demer in Herkenrode en op de Jeker te Tongeren
gefinaliseerd. Deze projecten omvatten een combinatie van hermeandering,
inschakeling van oude beddingen, structuurherstel, sanering vismigratie, etc. Doel is
zowel ecologisch herstel als een optimale benutting van de natuurlijke
bergingscapaciteit van het valleigebied.
Op de Molenbeek-Bollaak werd de realisatie van de visdoorgang opgestart. Op de
Dijle, Laan en IJse werden kleinere vismigratieknelpunten opgelost. Verschillende
andere ingrepen voor vismigratie en structuurherstel zijn nog in voorbereiding. In
2013 heeft de Europese Commissie de financiering goedgekeurd van het LIFEproject ‘Grote Netewoud’. Binnen dit project zal de VMM de komende jaren ingrepen
uitvoeren om de structuurkwaliteit van de Grote Nete te verbeteren en
vismigratieknelpunten van eerste prioriteit weg te werken.
De vernieuwing van de kaaimuren op de Dijle in Leuven werd in 2013 afgewerkt. Het
project ter Klavers waarbij een stuk van de Dijle in het centrum van Leuven terug
werd opengelegd, werd in de zomer 2013 ingehuldigd. De eerste fase van het project
voor herstel van de Demer te Diest werd in 2012 gestart en medio 2013 afgewerkt.
De tweede fase werd begin 2013 aangevat en zal begin 2014 afgewerkt zijn.
De invasieve exoten in de waterlopen (Grote waternavel, Waterteunisbloem en
Parelvederkruid) zijn dankzij intensieve bestrijding onder controle. Proefprojecten
169
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
voor bestrijding van exoten op de oevers langs onbevaarbare waterlopen (vnl.
Reuzenbalsemien en Reuzebereklauw) worden opgestart.
Een grondwatermodel voor de Uitkerkse Polder werd opgemaakt. Op basis van de
resultaten van dit model zullen nu concrete afspraken over het peilbeheer in functie
van natuur, landbouw en veiligheid uitgewerkt worden.
OD 23: De schade door overstromingen wordt maximaal voorkomen en beperkt
Pagina 25
Specifiek voor het Denderbekken heeft de Vlaamse Regering een plan van aanpak
goedgekeurd. De CIW kreeg de opdracht om een strategische visie uit te werken en
om via de bekkenstructuren de opvolging en advisering van acties te garanderen.
Tussen VMM en W&Z werd een samenwerkingsovereenkomst afgesloten om de
beschikbare kennis en informatie m.b.t. overstromingsrisicobeheer uit te wisselen en
af te stemmen en zo tot strategische voorstellen voor lange-termijn-keuzes te komen
in het Denderbekken.
Simultaan wordt ook overleg met provincies en gemeenten uitgebouwd. Hiertoe
wordt een projectstructuur uitgetekend met een stuurgroep en klankbordgroep om de
verschillende actoren maximaal bij het project te betrekken.
Een aangepast uitvoeringsbesluit van begin 2012 heeft van de watertoets een
krachtiger en eenvoudiger instrument gemaakt. In 2013 loopt er een evaluatie om de
impact van de wijzigingen te bekijken. Op basis van een eerste ruwe verwerking van
de resultaten blijkt dat de tevredenheid over de watertoets aanzienlijk is toegenomen
en dat het instrument watertoets zoals het nu werkt een goede beoordeling krijgt van
de betrokken vergunning- en adviesverleners. In de toekomst zal er werk gemaakt
worden van meer praktische opleidingen om de lokale besturen maximaal te
ondersteunen bij de uitwerking van de watertoets, nadat reeds een intensieve
communicatiecampagne over de wijzigingen aan de watertoets werd afgerond.
Op 29 maart 2013 keurde de Vlaamse Regering een “conceptnota Signaalgebieden”
goed waarbij voor de signaalgebieden van de bekkenbeheerplannen een
vervolgtraject is voorzien. De CIW zal tegen eind 2013 voor 68 signaalgebieden een
voorstel van aanpak aan de Vlaamse Regering voorleggen. In uitvoering van
de conceptnota is sinds juli 2013 de omzendbrief “Richtlijnen voor de toepassing van
de watertoets bij het vrijwaren van het waterbergend vermogen in signaalgebieden”
van kracht. De omzendbrief bevat richtlijnen voor zowel de vergunningverlener en
plannende overheden als voor de waterbeheerders die advies verlenen in het kader
van de watertoets. Ter ondersteuning van de toepassing van deze omzendbrief werd
een geoloket signaalgebieden uitgebouwd.
OD 26: Maximaal stimuleren van recyclage van afvalstoffen Pagina 28
Sinds 1 juli 2013 is het inzamellandschap voor huishoudelijke afvalstoffen
geharmoniseerd. Voor vier inzamelwijzen werd een vork van aangewezen tarieven
bepaald. In 2013 lag de focus dan ook op de praktische implementatie en controle
van deze verplichting. De nood aan ondersteuning van lokale besturen met minder
goede inzamelcijfers blijft: gemeenten met meer dan 180 kg restafval/jaar/inwoner
170
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
(een tiental) worden individueel of via het intergemeentelijk samenwerkingsverband
benaderd en begeleid richting een verbeterplan.
OD 29: Maximaal stimuleren van milieuverantwoorde consumptie Pagina 29
MINA-Plan 4-15 Stimuleren van milieuverantwoorde consumptie
Andere uitgevoerde of nog lopende acties zijn: de start van lerende netwerken en
groepsaankopen voor gemeentelijke aankopers en duurzaamheidsambtenaren om
het lokale groene aankoopbeleid te ondersteunen en de uitwerking van een
vormingspakket in het kader van meer bewustwording van voedselverlies.
SP 32: Uitwerken van oplossingen op maat voor lokale besturen met complexe
uitdagingen op het vlak van afval- en materiaalbeheer en bodemverontreiniging
ViA-sleutelproject 40-2 Partnerschappen met lokale besturen in het kader van
een duurzaam materialenbeleid Pagina 31
Na een uitgebreide analyse waarin de visie op dit instrument werd ontwikkeld en een
portfolio van activiteiten werd samengesteld, startten in 2011 de eerste
onderhandelingen op. Dit resulteerde in 2012 in het afsluiten en starten van vijf
piloot-partnerschappen met Mechelen, Kortrijk, Aalst, Eeklo en Duffel. Daarbij
ondersteunt de OVAM deze gemeenten bij de uitbouw van een duurzaam
materialenbeleid of de sanering van complexe bodemverontreinigingen.
Naast de opvolging van deze samenwerkingsverbanden lopen in 2013 gesprekken
met Gent, Dendermonde, Bertem, Genk en een kustgemeente voor het afsluiten van
vijf bijkomende samenwerkingsverbanden en starten we de evaluatie van het
instrument op, met het oog op bijsturing, optimalisatie en eventuele uitbreiding naar
andere lokale besturen.
5.5 Beleid bodem
5.5.1 Bodemverontreiniging
ViA-sleutelproject 42-3 Versnelde sanering van vervuilde
(gasfabrieken) (komt deels overeen met MINA-Plan 4-28) Pagina 34
terreinen
Door historisch onderzoek met beperkte monstername werd eind 2011 een
inventarisatierapport afgerond van gassites in Vlaanderen. Op basis daarvan is een
meerjarenprogramma opgezet dat versneld bodemonderzoeken moet starten en
afronden tegen 2016 en alle bodemsaneringswerken moet realiseren tegen 2027.
Voor 90% van de geïnventariseerde terreinen zijn de verkennende
bodemonderzoeken in 2013 uitgevoerd en is de saneringsplicht uitgeklaard. Er werd
in 2013 gewerkt aan administratieve vereenvoudiging, klantgerichte aanpak en een
nog nauwere samenwerking met de publieke probleembezitters zoals gemeenten. Dit
zowel
op
juridisch
als
op
financieel
vlak
(huissaneerder
en
samenwerkingsovereenkomsten).
De projecten Waalse Krook, Sibelgas en Turnhout gasfabriek zijn reeds uitgevoerd of
in uitvoering. Daarmee wordt een eerste invulling gegeven aan de programmatische
aanpak voor gassites.
171
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
SP 45: Bodemonderzoek en -sanering beschermt drinkwaterwinningen Pagina
34-35
De gemeenten worden ondersteund bij de opmaak van de gemeentelijke inventaris
(GI). Een webloket dat de overdracht van gegevens optimaliseert is sinds 2012
operationeel. Bijsturingen van de bodemregelgeving en VLAREBO-indeling enerzijds
en een uitbreiding van de ondersteunende tools anderzijds moeten het makkelijker
maken om de GI aan te vullen. In 2014 gebeurt een evaluatie met aanzet tot
bijsturing.
Daarnaast zijn systemen uitgewerkt voor de opvolging van “melding van
verontreinigingen” en “termijnopvolging onderzoeks- en saneringsplicht”.
Voor risico-inrichtingen die binnen drinkwaterwingebieden liggen, wordt gestreefd
naar een versnelde inventarisering. Een selectief aanmaningsbeleid biedt
ondersteuning. In 2011 werd in samenwerking met de gemeenten en
waterwinningsmaatschappijen een eerste inventarisatie van nog actieve risicoinrichtingen in beschermingszones uitgevoerd. Risico-inrichtingen die niet aan hun
periodieke onderzoeksplicht hadden voldaan, werden stapsgewijze aangeschreven.
In 2012 lag de focus van de inventarisatie op risicogronden van niet-actieve risicoinrichtingen. In 2013 werd de inventarisatie van risicogronden vervolledigd. Dit vereist
een aanpak op maat van de gemeenten, met zowel acties naar het vervolledigen van
de gemeentelijke inventaris, het interpreteren van oude informatie en de
elektronische beschikbaarheid als uitwisseling van de data. Ongeveer 800 actieve
risico-inrichtingen in drinkwaterwingebieden zijn zo versneld geïnventariseerd.
Een strakke opvolging en handhaving van de onderzoeksverplichtingen is gestart. De
identificatieprocedure van risico-inrichtingen met een periodieke plicht via het
webloket is uitgetest. Een voorstel tot opschaling naar de rest van Vlaanderen is in
ontwikkeling.
5.5.2 Bodemaantasting Pagina 35
MINA-Plan 4-29 Bodembedreigingen in de bebouwde omgeving geïntegreerd
aanpakken
Rond de problematiek van grondverschuivingen wordt er een brochure opgemaakt
voor gemeenten, architecten, ingenieurs, notarissen en geïnteresseerde burgers.
Deze zal worden verspreid in de getroffen regio’s.
In overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor landbouw, werd de problematiek
van bodemaantasting (vnl. erosie, koolstofgehalte in de bodem en bodemverdichting)
meegenomen bij de besprekingen over de aanpassing van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB), alsook bij de voorbereiding van het derde Vlaams
Programma voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 (PDPO III). Hierbij wordt
gestreefd naar het juiste evenwicht tussen de versterking van de verplichte
bodembeschermende maatregelen (o.a. in het kader van de randvoorwaarden van
het landbouwbeleid) en stimulerende, vrijwillige bodembeschermende maatregelen,
via beheerovereenkomsten in het kader van het PDPO III of via subsidiëring van
gemeentelijke erosiebestrijdingswerken
172
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
OD 48: Tussen 2008 en 2014 verdubbelt de VRIND-beleidsindicator voor de
bodemerosiebestrijding op gemeentelijk niveau van 7 tot 14% Pagina 36
Midden 2013 beschikken 104 Vlaamse gemeenten over een goedgekeurd
gemeentelijk erosiebestrijdingsplan en zijn 6 gemeenten ermee bezig. Van de
gemeenten met een goedgekeurd plan laten er 79 zich begeleiden door een
erosiecoördinator voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken. In totaal zijn 132
gemeentelijke projecten voor erosiebestrijdingswerken in uitvoering of uitgevoerd. 42
gemeenten hebben de stap naar de uitvoering van erosiebestrijdingswerken gezet.
Voor het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma van 2013 werden in totaal 20
dossiers goedgekeurd, waarvan één voor de opmaak van een gemeentelijk
erosiebestrijdingsplan, drie voor het aanstellen van een erosiecoördinator en zestien
voor het uitvoeren van gemeentelijke erosiebestrijdingswerken.
Om de dienstverlening aan de gemeenten te verbeteren werd in 2012 en 2013
onderzoek
uitgevoerd
naar
de
benodigde
buffercapaciteit
van
erosiebestrijdingswerken. In een ander project werd met behulp van vernieuwende
technieken de efficiëntie van verschillende erosiebestrijdingstechnieken geëvalueerd.
In 2013 startte een onderzoek naar het effect van erosiebestrijdingsmaatregelen op
de sedimentaanvoer naar waterlopen.
5.6 Biodiversiteitsbeleid Pagina 37-41
OD 60: Vlaanderen zet maximaal in op samenwerking en integratie tussen
beleidsvelden en sectoren met het oog op het behoud, het herstel en de
versterking van de
Biodiversiteit
MINA-Plan 4-33 Stimuleren van geïntegreerd natuurbeheer door NGO’s, private
eigenaars en lokale overheden
Er is een inhoudelijke visie uitgewerkt om de verschillende bestaande statuten voor
natuurreservaten, bosreservaten, domeinbossen en parken te integreren en te
vereenvoudigen.
Daarnaast werd ook een nieuw concept ontwikkeld voor geïntegreerde
beheerplanning voor natuur-, bos- en parkgebieden. In beide gevallen werden de
actoren betrokken. In 2013 werden voor beide visies ook de nodige aanpassingen
aan het juridisch kader uitgewerkt en overlegd met de actoren.
In 2014 zal gewerkt worden aan een handleiding voor de opmaak van geïntegreerde
beheerplannen.
OD 63: Vlaanderen zet Regionale Landschappen in om, vanuit een
geïntegreerde visie en rekening houdend met de lokale draagkracht, de
beleefbaarheid van de open ruimte te versterken en in samenspraak met alle
actoren het maatschappelijk draagvlak voor natuur- en landschapsbeleid
duurzaam te versterken en te vergroten Pagina 44
In het kader van het Witboek Interne Staatshervorming, doorbraak 64, worden met
ingang van 1 januari 2014 zowel de bosgroepen als de regionale landschappen voor
erkenning, subsidiëring en opvolging onder de bevoegdheid gebracht van de
173
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
provincies. Op 19 april 2013 is de financiële verevening tussen het Vlaamse en het
provinciaal bestuursniveau goedgekeurd met daarbij ook de overdracht van een deel
van de middelen voor de bosgroepen en de regionale landschappen. In overleg met
de provincies wordt het inhoudelijk en wetgevend kader van de overdracht uitgewerkt
waarbij, conform de bepalingen van het Witboek Interne Staatshervorming, het
Vlaamse aanspreekpunt voor alle bosgroepen (de koepel van de bosgroepen) wordt
gehandhaafd.
Tevens staan in 2013 enkele erkenningen op stapel die het ANB procedureel zal
begeleiden en afhandelen. Het gaat daarbij over de aanvragen tot definitieve
erkenning van de regionale landschappen Rivierenland, Zuid-Hageland en Kleine en
Grote Nete.
5.7 Beleid lokale leefkwaliteit
5.7.2 Milieu en Gezondheid
OD 81: We voeren een geïntegreerd
binnenhuisproblematiek Pagina 48
horizontaal
beleid
voor
de
MINA-Plan 4-37 Kwaliteit van de binnenlucht verbeteren
In het komende jaar wordt het campagnemateriaal rond stoken binnen en buiten
verder ter beschikking gesteld van steden en gemeenten.
OD 83: We zetten concrete beleidsacties op voor de gekende en nieuwe
gebiedsgerichte
knelpunten rond milieu en gezondheid in Vlaanderen Pagina 49
Eind juni 2013 werden de actieplannen voor Genk-Zuid en regio Menen naar de
bevolking gecommuniceerd. Om verder maximaal rekening te houden met de nog
bestaande bekommernissen en ongerustheden van de lokale actoren, bevolking en
bevoegde overheden in beide hotspots worden in de tweede helft van 2013 de
actieplannen vervolledigd zodat ze een lokaal gedragen actieplan vormen. Een
aantal acties werd ondertussen opgestart (o.m. onderzoek naar gehalten van
dioxines, DL-PCB’s en DDE in eieren en in de bodem in de regio Menen, opmaak
van een code van goede praktijk voor het zelf telen van voeding, …).
5.9 Beleid en open ruimte
OD 98: Door het invoeren van nieuwe pakketten en de gebiedgerichte inzet
ervan, neemt de efficiëntie van het instrument beheerovereenkomsten gevoelig
toe. Pagina 54
Ten slotte zullen ook de maatregelen en vergoedingen die lokale overheden geven
aan landbouwers voor het agronatuurbeheer in Vlaanderen, geharmoniseerd
worden.
6. Slagkrachtige overheid
6.4.4. Optimalisering milieuregelgeving en -procedures
174
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
OD 124: De milieuhygiënewetgeving wordt geactualiseerd, geoptimaliseerd en
vlotter
ViA-sleutelproject 51-1 VLAREM en een meer sturend vergunningenbeleid
uitwerken Pagina 61
We voeren de omgevingsvergunning in. Deze vergunning integreert de milieu-, de
stedenbouwkundige en de verkavelingsvergunning. Op 19 april 2013 werd het
voorontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning een eerste keer
principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het gaat om een procedureel
kaderdecreet voor een geïntegreerde vergunningsprocedure, waarin zowel de milieuals de stedenbouwkundige aspecten van een voorgenomen project beoordeeld
worden, en waarbij gemikt wordt op een zo eenvoudig en transparant mogelijk
verloop van de procedure met bijzondere aandacht voor de participatie van het
publiek.
Met dit decreet wordt meteen ook de permanente vergunning ingevoerd, waardoor
de exploitant voor de verderzetting van zijn reeds vergunde activiteiten in principe
niet langer om de 20 jaar een hervergunningsprocedure zal moeten doorlopen. In de
plaats daarvan zullen de lopende vergunningen periodiek worden geëvalueerd door
de bevoegde overheden en, indien nodig, worden bijgestuurd.
De definitieve goedkeuring volgt in het najaar van 2013, na het bekomen van het
advies van de Raad van State.
Tegelijk werken we een flankerend beleid uit voor de diverse betrokken vergunningen adviesverlenende overheden ter ondersteuning van hun nieuwe taken in het
kader van de omgevingsvergunningsprocedure.
Dit flankerend beleid wordt uitgewerkt in nauw overleg met de vertegenwoordigers
van alle betrokken bestuursniveaus.
OD 127: Het eMIL-milieuvergunningenloket en de milieuvergunningendatabank
worden
verder uitgebouwd Pagina 62
De digitale aanvraag van een milieu- en/of stedenbouwkundige vergunning zal in de
loop van 2014 via het unieke omgevingsloket kunnen verlopen. Vanaf de invoering
van de omgevingsvergunning zal deze ook via dit loket kunnen worden aangevraagd.
OD 128: Het milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem MKROS wordt
verder ontwikkeld Pagina 62
Het MKROS gebruik bleef de voorbije jaren stabiel, met jaarlijks ca. 10.000
geregistreerde meldingen. De verbeteringen aan de toepassing hebben in 2013 even
on hold gestaan, in afwachting van meer duidelijkheid over de toekomstige rol van
gemeenten en intergemeentelijke diensten op vlak van milieuklachtenbehandeling en
over de mogelijkheden op vlak van informatie-uitwisseling met databanken van
politiediensten. Nu de mogelijkheden duidelijk zijn geworden kan tegen het einde van
deze legislatuur nog werk gemaakt worden van een vernieuwde MKROS toepassing
waarin volop rekening wordt gehouden met de rollen van de verschillende betrokken
diensten en met de mogelijkheid om informatie uit de databanken van politiediensten
175
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
op te nemen in MKROS. Dit moet tegen halverwege 2014 kunnen leiden tot een
waardevolle MKROS toepassing, die ook zonder de incentive van de
samenwerkingsovereenkomst met gemeenten overeind blijft.
6.6 Partnerschappen doelmatiger maken
OD 138: Langs wegen en waterlopen worden geïntegreerde NTMB-projecten
uitgevoerd op basis van een meerjarenprogramma Pagina 64
In 2014 worden in het kader van het NTMB-meerjarenprogramma Ontsnippering
(natuurtechnische milieubouw) een aantal geïntegreerde NTMB-projecten prioritair
uitgevoerd.
Dat gebeurt in overleg met de betrokken infrastructuurpartners, de lokale besturen,
ruimtelijke ordening en de recreatiesector en kadert ook in de aanpak van het IHDoverlegproces voor Natura 2000 Vlaanderen.
OD 139: De Samenwerkingsovereenkomst 2008 – 2013 met de lokale overheden
wordt in overleg met alle betrokkenen bijgestuurd. Pagina 64
MINA-Plan 4-13 Inhoudelijke steun aan lokale overheden door de Vlaamse overheid
De huidige samenwerkingsovereenkomst loopt eind 2013 af. In uitvoering van het
Witboek Interne Staatshervorming worden de beschikbare middelen herbestemd
voor het gemeentelijke rioleringsbeleid en handhaving. Het systeem van de MiNawerkers en de groenjobs wordt geharmoniseerd vanaf 2014.
OD 141: De natuur- en milieueducatie (NME) in Vlaanderen wordt verder
gestimuleerd en ondersteund Pagina 65
Vanuit het perspectief van educatie voor duurzame ontwikkeling worden
milieuvormingsinitiatieven opgezet en gestimuleerd bij o.a. organisaties uit het
middenveld, lokale overheden en in de industriële en landbouwsector.
176
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Algemeen Pagina 13
In mei 2013 waren er 35 stadsbosprojecten gestart binnen 56 (klein)stedelijke
gebieden. Dit komt neer op een aandeel van 62%. Als maat voor een gestart
stadsbos wordt genomen: er is een visie ontwikkeld en de uitvoering werd gestart in
overleg met de partners uit het betrokken (klein)stedelijk gebied.
5.2 Luchtbeleid
ViA-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken
Pagina 19
(komt overeen met MINA-Plan 4-21)
Eind 2012-begin 2013 werd een handleiding uitgewerkt om luchtkwaliteit en geluid
beter te integreren in het lokale mobiliteitsbeleid. Er werden ook zes
beleidsprioriteiten voor lokale overheden geformuleerd, o.a. één rond lokale
leefkwaliteit. Voor de beleidsprioriteit rond lokale leefkwaliteit ligt de focus op de
aanpak van bestaande knelpunten van luchtverontreiniging en geluidshinder door
verkeer.
Er worden in het najaar van 2013 enkele infodagen georganiseerd rond milieu en
mobiliteit. In deze infosessies zal de toepassing van de hoger vermelde handleiding
centraal staan.
Er werd aan de federale staatssecretaris voor mobiliteit gevraagd om zijn
medewerking te verlenen aan de uitwerking van een wettelijk kader die de invoering
van Lokale Emissie Zones (LEZ) voor lokale overheden in België zou faciliteren.
Momenteel worden ontwerpteksten (KB en MB) gefinaliseerd om een nieuw
verkeersbord in de verkeersreglementering in te voeren en worden de eerste stappen
gezet om de handhaving over te hevelen naar de gemeenten.
Voorts wordt een convenant uitgewerkt dat zal worden afgesloten met steden die een
LEZ willen invoeren. Dit convenant zal elementen bevatten m.b.t. de
gebiedsafbakening, flankerend beleid, communicatie, de monitoring van effecten en
de uitwisseling van gegevens die noodzakelijk zijn voor de handhaving.
OD 14: De luchtmeetnetten worden verder uitgebouwd in functie van de
naleving van de Europese richtlijnen en voor een betere bescherming van de
volksgezondheid Pagina 20
In 2013 werd een verkeersgericht
meetstation in Gent geplaatst. Een
onderzoeksproject m.b.t. het meten van ultra fijn stof (en elementair koolstof) nabij
scholen in stedelijke omgevingen werd beëindigd en de resultaten werden
gepubliceerd.
Binnen het Life+project ATMOSYS werden chemische karakterisatiemetingen van
fijn stof (PM10), met bijzondere aandacht voor elementair koolstof, uitgevoerd in vier
steden. Het rapport zal in het najaar van 2013 gepubliceerd worden.
177
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
5.3 Integraal waterbeleid
OD 17: Een visie voor het waterbeleid is gebaseerd op een betere kennis over
waterbeheer en kan rekenen op een breed draagvlak Pagina 21
De Richtlijn Prioritaire Stoffen legt de opmaak van een inventaris op. Met Europese
steun (LIFE+) werd het Water Emissie Inventaris Support Systeem (WEISS)
ontwikkeld en vanaf mei 2013 operationeel gemaakt.
WEISS brengt de bronnen van een aantal prioritaire stoffen en hun transport naar het
watersysteem in kaart.
Gedurende 2011-2013 werd de aanwezigheid van prioritaire stoffen in het stedelijk
afvalwater in kaart gebracht. De verdere uitbouw en het gebruik van het WEISS werd
voor de komende vijf jaar verankerd in de referentietaken van de VITO.
5.6. Biodiversiteit
SD 64: Vlaanderen streeft naar een verbeterde valorisatie van de
natuurgebieden, bossen en parken met aandacht voor een return die de lokale
economie in het buitengebied ten goede komt Pagina 44-45
In 2013 werd vooral geïnvesteerd in het in beeld brengen van de waarde van de
natuur voor de mens.
Belangrijke studies die werden afgerond waren ‘De baten van het Vlaamse Natura
2000-netwerk’ en ‘Daarom groen! Waarom u wint bij groen in uw stad of gemeente’.
In het eerste geval werd een hele reeks voordelen van natuur in de Speciale
Beschermingszones geïdentificeerd en waar mogelijk gekwantificeerd en monetair
gewaardeerd. In het tweede geval werden de voordelen van groenelementen in een
stedelijke omgeving vooral gedemonstreerd, wat resulteerde in de brochure
‘Investeer in groen, winst verzekerd’.
In 2014 ligt, naast het KOBE-project, de nadruk vooral op groene infrastructuur in de
stad, aansluitend op het GIDS-project (ViA-sleutelproject 41-3) met onder meer hun
rol in de klimaatproblematiek en aandacht voor de sociale rol en de impact op het
bedrijfsleven. De mogelijkheid tot uitbreiding van de natuurwaardeverkenner tot
stedelijke gebieden wordt onderzocht en, indien haalbaar, voorbereid.
Het Agentschap voor Natuur en Bos brengt de eigen boscomplexen verder onder het
FSC-label. Juli 2013 waren op deze manier reeds 19.720 ha bos in Vlaanderen
gecertificeerd (openbare en privé-bossen). Voor 2014 zullen de inspanningen
hiervoor worden aangehouden en wordt gemikt op de doelstelling van 1.300 ha extra
gecertificeerd bos in Vlaanderen tegen de eerste helft van 2014.
OD 66: We realiseren multifunctionele stads(rand)bossen en herbestemmen de
zonevreemde bossen waar nuttig en mogelijk
ViA-sleutelproject 41-3 Groen in de stad Pagina 44-45
Er wordt een actieplan stadsbossen opgemaakt, alsook een visie stadsbossen voor
de provincie Antwerpen. M.b.t. de groenpool Oud Vliegveld wordt alles voorbereid
voor een ontwerpwedstrijd.
178
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De nieuwe site www.groenindestad.be is in voorbereiding en de virtuele ideeënmuur
www.mijngroenidee.be werd gelanceerd.
Voor 2014 wordt bekeken hoe het instrument stedelijk groenplan opnieuw onder de
aandacht kan gebracht worden, indien mogelijk met aandacht voor privégroen. De
nieuwe site zou dan ook operationeel moeten zijn. De steden en gemeenten kunnen
elkaar ontmoeten op een overlegplatform groen/natuur dat we willen faciliteren.
De inspanningen om de middelen van de financiële bossencompensatie efficiënt te
besteden aan lokaal gedragen bebossingsprojecten zullen in 2014 worden
verdergezet. In 2013 werd via een projectoproep voor integrale bebossingsprojecten
door lokale overheden met focus op het ondersteunen van de realisatie van
stadsrandbossen, het versterken van lokale bosuitbreidingsinitiatieven, speelbossen
en projecten in het kader van SBZ’s 10,9 ha over vijf projecten financieel
ondersteund. Om het instrument nog slagvaardiger in te zetten, zal, zodra de nodige
aanpassingen aan het wetgevend kader zijn gebeurd, er een bijkomende oproep in
2014 gelanceerd worden richting terreinbeherende verenigingen en privé-eigenaars.
5.7 Beleid lokale leefkwaliteit
5.7.1 Hinder
OD 71: Prioritaire knelpunten inzake weg- en spoorverkeerslawaai worden
aangepakt Pagina 47
De geluidskaarten van de stad Brugge werden al opgesteld en goedgekeurd in 2012.
Het actieplan wordt nu voorbereid. De geluidskaarten van de agglomeraties
Antwerpen en Gent (tweede ronde) worden geactualiseerd (tegen begin 2014).
Daarna worden de actieplannen tweede ronde voorbereid.
5.9 Beleid open Ruimte
OD 92: De kwaliteitsverbetering van de open ruimte door gebiedsgerichte
projecten wordt meetbaar
MINA-Plan 4-10 Initiëren en uitvoeren van randstedelijke projecten Pagina 51
Open ruimtes in randstedelijke gebieden zijn van groot maatschappelijk belang, maar
staan zwaar onder druk. Het is dus essentieel gericht in te zetten op het invullen van
de maatschappelijke functies van deze open ruimtes (recreatie, natuur, water, …)
voor een zeer groot aantal inwoners. Rond 4 regio’s (Brussel , Hasselt-Genk,
Brugge en Gent) werden gebiedsgerichte projecten opgezet om dit te realiseren.
1) De bevraging in het kader van het integraal plan “Over de Rand” resulteerde in
een voorstel van planprogramma landinrichting. Gelijktijdig realiseren we in drie
landinrichtingsprojecten fietslinken, groene verbindingen en hoogwaardige groene
ruimtes met meervoudig gebruik (waterberging, recreatie, natuur,…). Het rollend
fonds voor de grondenbank Vlaamse Rand maakte verschillende strategische
aankopen mogelijk.
2) In 2013 werden de uitdagingen van de Wijers voorgelegd aan een ruim forum van
179
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
betrokkenen. Op basis daarvan wordt nu gericht geïnvesteerd in land- en
natuurinrichting .
3) In de Brugse Veldzone werd geïnvesteerd in de Groene Fietsgordel, het
landschapspark Bulskampveld en in de landschappelijke begeleiding van grote
infrastructuren voor de ontsluiting van Brugge en haven.
4) Voor de Gentse Kanaalzone werd een tweede reeks van koppelingsgebieden
goedgekeurd.
Van de eerste reeks werden er reeds twee ingericht op terrein en worden twee
volgende koppelingsgebieden voorbereid. Een fietsplan voor de ganse kanaalzone
werd uitgewerkt en opgenomen in de verschillende inrichtingsplannen. Een
grondenbank die de verwerving van de koppelingsgebieden moet ondersteunen is
operationeel.
Ook in 2014 investeer ik verder in deze randstedelijke projecten. In de Vlaamse Rand
onderzoeken we de mogelijkheden tot structurele samenwerking met de Vlaamse en
de Brusselse Bouwmeester.
OD 109: Het concept ‘ecosysteemdiensten’ wordt verder onderzocht Pagina 57
In 2013 traden de thema’s groene infrastructuur (bv. in de stad met de publicatie
‘Investeer in groen, winst verzekerd!’) en volksgezondheid op de voorgrond, en werd
de waarde van het Natura 2000-netwerk gedemonstreerd.
In de komende periode wordt naast kennisontwikkeling in Vlaamse en internationale
projecten, ingezet op de demonstratie van de voordelen van biodiversiteit en
ecosystemen en op de operationalisering van het concept, vooral onder de vorm van
groene infrastructuur. De focus hierbij ligt op de stedelijke omgeving, op ruimtelijke
visievorming en op waardering.
180
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief ENERGIE
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
II. Omgevingsanalyse
1.3. Tendensen op het vlak van REG-bewustzijn en REG-investeringen Pagina 7
Voor kantoorgebouwen lag het gemiddelde E-peil voor 2006 op E100. Het
gemiddelde voor aanvraagjaar 2010 is E72.
II. Omgevingsanalyse
3. Bestrijden van de energiearmoede
Afsluitingen Pagina 11
Vooraleer de sociale leverancier een gezin mag afsluiten wegens wanbetaling, moet
hij het dossier voorleggen aan de lokale adviescommissie (LAC) van de gemeente,
behalve ingeval van fraude, bij onveiligheid, bij leegstand of wanneer de klant weigert
om een contract te tekenen na verhuis. Het aantal afgesloten toegangspunten na
advies van de LAC daalde de voorbije jaren voor elektriciteit en aardgas.
III. Stand van zaken en verdere planning
3. Uitvoeren van de richtlijn energieprestaties voor gebouwen
3.2. Stapsgewijs aanscherpen van de energieprestatienormen
nieuwbouwwoningen, -kantoren en –scholen Pagina 23-24
voor
Planning 2014
Voor de vergunningsaanvragen in 2013 voor nieuwbouwwoningen, kantoren en
scholen geldt een energieprestatie-eis van E70. Vanaf 2014 geldt een aanscherping
tot E60.
Voor kantoor- en schoolgebouwen wordt het bijna-energieneutrale doel voor 2021
vastgelegd op E40. Voor 2016 wordt een aanscherping naar E55 vastgelegd, in 2018
wordt dat E50 en in 2020 E45. Voor overheidsgebouwen wordt de lat, conform de
richtlijn, iets hoger gelegd. Daar evolueren we al tegen 2019 naar E40, en wordt het
verplichte E-peil vanaf 2016 al E50 en vanaf 2018 E45.
3.4. Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen
De richtlijn energieprestaties van gebouwen bepaalt dat vanaf 2021 alle nieuwe
gebouwen bijna-energieneutraal moeten zijn. Voor de overheid geldt die verplichting
al vanaf 2019
Het Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen werd in nauw overleg
uitgewerkt met alle stakeholders.
III, 3.5. Afstemming, vereenvoudiging en kwaliteitsverbetering van het
instrumentarium
181
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
3.5.1. Stroomlijnen van de berekeningswijzen van de energieprestaties van
gebouwen Pagina 26
In 2014 zal het project „EPC-niet residentieel‟ verder lopen, met maximale
afstemming met de resultaten van de „studie andere specifieke bestemmingen”.
III, 3.5.4. Uitbouwen van
gegevensbron Pagina 27
de
energieprestatiedatabank
tot
authentieke
In 2013 volgde het VEA het project over de digitale bouwaanvraag van het
beleidsveld Ruimtelijke Ordening op. Aangezien dit project vertraging oploopt, kan
het VEA de aanpassingen die nodig zijn om de digitale vergunningen en meldingen
uit het centrale register te kunnen inlezen in de energieprestatiedatabank, pas
analyseren eind 2013, begin 2014. In 2014 hoopt het VEA klaar te zijn om de
centrale databank met vergunningen aan te spreken. Hierdoor zal op termijn het
maandelijks versturen van vergunningen door de gemeenten naar het VEA
wegvallen.
III, 3.6.2. Handhaving van de energieprestatiecertificatieregelgeving Pagina 28
De aanwezigheids- en kwaliteitscontroles voor EPC publieke gebouwen en EPC
residentiële gebouwen worden verder gezet. Op basis van de resultaten van de
tweede globale evaluatie van de energieprestatiecertificatenregeling zullen de nodige
bijsturingsvoorstellen worden uitgewerkt.
6.1. Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost (FRGE): waarborgen
en rentesubsidies Pagina 29
De Vlaamse regering staat borg voor terugbetaling van de leningen van het Fonds
ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE).De Lokale Entiteiten bereiken
dankzij die maatregel 90% van de Vlaamse bevolking (in 264 van de 308
gemeenten). Voor de overige uitvoeringcijfers, zie II.3.
De Vlaamse Regering besliste ook om een rentesubsidie toe te kennen voor de
leningen die door het FRGE aan de Lokale Entiteiten worden toegekend en die als
doel hebben om leningen toe te staan aan de natuurlijke personen die behoren tot de
doelgroep, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de
definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van
de globale energiekost. Ook mensen die via een sociaal verhuurkantoor verhuren
aan personen die wel tot de doelgroep behoren, kunnen beroep doen op de
rentesubsidie.
De regionalisering van het FRGE wordt voorbereid, vermits het Vlaams Gewest
vanaf 1 januari 2015 de rechten en plichten van de federale overheid inzake FRGE
zal overnemen.
III, 8.2. Het evalueren van de energiescans met het oog op een eventuele
uitbreiding en meer doelmatige inzet Pagina 31
In het kader van de REG-openbaredienstverplichtingen wordt sinds 2007 aan de
distributienetbeheerders de actieverplichting opgelegd om, in samenwerking met de
gemeenten, aan de huishoudelijke afnemers gratis energiescans aan te bieden.
182
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Naast een doorlichting van de energiesituatie ter plaatse worden, waar zinvol, enkele
energiebesparende maatregelen uitgevoerd.
Het besluit dat voor de energiescans de minimale criteria vastlegt, zal worden
aangepast zodat vanaf 2014 de energiescan nog beter zal aansluiten bij de noden
van de doelgroepen. Onder meer een screening van de factuur, een
leveranciersvergelijking en hulp bij het veranderen van leverancier, zullen voortaan
systematisch worden aangeboden. Verder zal er een bijkomend type opvolgscan
inzake verwarming worden ontwikkeld.
Netbeheerders zijn volop bezig met het doorvoeren van de noodzakelijke
aanpassingen
Vanaf 2014 kunnen de gegevens van de energiescans, onder bepaalde
voorwaarden, door de netbeheerder doorgegeven worden aan projectpromotoren
sociale dakisolatie. Dit moet het mogelijk maken om gerichter actie te ondernemen
naar de doelgroepen die in aanmerking komen voor een sociaal dakisolatieproject.
III, 10.3. Minimumaandeel hernieuwbare energie in gebouwen opleggen Pagina
35
Op 1 januari 2014 treedt de verplichting in werking voor alle nieuwe woningen,
kantoren en scholen om een systeem van hernieuwbare energie-opwekking te
integreren.
15. Marktintroductie van micro-WKK voorbereiden en ondersteunen Pagina 38
Het VEA heeft een snelle standaard screeningtool laten ontwikkelen, waarmee op
een eenvoudige manier een eerste haalbaarheidsinschatting voor een micro-WKK
kan worden uitgevoerd. Het VEA heeft in de loop van 2012 en 2013 een
promotiecampagne voor micro-WKK-installaties gevoerd, in eerste instantie gericht
op de doelgroep van lokale besturen. Er is in 2013 een bemeteringsproject opgestart
voor huishoudelijke micro-WKK-installaties. De bedoeling is om een beter zicht te
krijgen op de werkelijke besparingen die worden gerealiseerd door dit type van
installaties. In 2013 werd ook een pilootprogramma opgestart voor micro-WKKprojecten in de sociale huisvesting.
IV. Linken met andere beleidsvelden en niveaus
1.1. Wonen Pagina 43
Vanaf 2015 zal in het kader van de Vlaamse Wooncode rekening gehouden worden
met de aanwezigheid van dakisolatie bij de beoordeling van woningen en gebouwen.
De energieprestatiedatabank werd ontsloten voor de inspecteurs van Wonen
Vlaanderen en de gemeenten, zodat zij de energieprestatiecertificaten kunnen
consulteren voor de controle van de verplichting.
IV, 1.4. Bestuurszaken Pagina 44
De richtlijn energie-efficiëntie voorziet vanaf 2014 een jaarlijkse renovatiedoelstelling
van 3% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen in eigendom of in gebruik
183
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
van de Vlaamse overheid tot kostenoptimaal niveau (artikel 5). In 2014 en 2015
wordt de 3% berekend op de gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte
van minstens 500 m2. Vanaf 2016 wordt de drempel van 500 m2 verlaagd naar 250
m2.
Tegen 1 januari 2014 moeten de lidstaten een inventaris opstellen van de gebouwen
die onder de verplichting vallen.
Het VEA maakt tegen eind 2013 in samenwerking met het departement
Bestuurszaken een gebouwinventaris voor deze verplichting op. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van de gegevens beschikbaar in de Vastgoeddatabank en de gegevens
beschikbaar via de EPC‟s van publieke gebouwen. Vervolgens zal worden bepaald
welke gebouwen prioritair gerenoveerd moeten worden.
IV, 1.6 Ruimtelijke ordening Pagina 44
Het VEA en het beleidsveld Ruimtelijke Ordening inventariseren de
bouwvoorschriften die een hinderpaal zijn voor energiezuinig bouwen en werken
samen omtrent de sensibilisering van de lokale ambtenaren RO ter zake.
IV, 3. Wisselwerking met het lokale niveau Pagina 48
Het VEA pleegt overleg via de overlegorganen van de lopende
Samenwerkingsovereenkomst, met de lokale overheden via het VVSG en met de
steunpunten duurzaam bouwen in verband met:
de voorbeeldrol van de overheden bij de realisatie van bijna-energieneutrale publieke
gebouwen, zoals deze wordt geïmplementeerd in het actieplan bijna-energieneutrale
gebouwen ter uitvoering van de Europese verplichting hiervoor vanaf 2019 de
waarborgverlening, interestsubsidie en regionalisering van het FRGE.
Het VEA heeft tijdens verschillende evenementen door het lokale niveau
georganiseerd, een presentatie gegeven over bovengaande en andere onderwerpen.
Ook andere entiteiten van de Vlaamse overheid (Departement LNE, Departement
RWO, VMSW en DAR) worden op deze overlegmomenten uitgenodigd. In 2013 werd
de brochure geactualiseerd die alle subsidies en toelagen voor lokale besturen met
betrekking tot energiebesparing bundelt.
De
richtlijn
energie-efficiëntie
voorziet
dat
lidstaten
sociale
huisvestingsmaatschappijen en overheden, waaronder het regionale en lokale
niveau, zullen aanmoedigen om energie-efficiëntieplannen, energiemanagement en
energieprestatiecontracten te implementeren.
3.Bijlage 2: Rapportering over de opvolging van de Rekenhofaanbevelingen
voor de beleidsbrief Energie Pagina 52
Rekenhofrapport Gemeentelijke samenwerkingsovereenkomsten
1. De administratie en de ministers moeten de voorwaarden van de
samenwerkingsovereenkomsten volledig doen toepassen, opdat de gemeenten de
beoogde milieuprestaties ook daadwerkelijk realiseren.
184
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Opvolging: De lopende samenwerkingsovereenkomst is uitdovend zodat deze
aanbeveling zonder voorwerp is geworden.
6. Het VEA dient na te gaan hoe het nalatige gemeenten effectief kan
aansporen de stedenbouwkundige gegevens maandelijks door te sturen.
Pagina 53
Opvolging: Het aantal gemeenten dat de stedenbouwkundige gegevens niet
regelmatig doorstuurt, is eerder beperkt. In 2012 hebben 10 van de 308 gemeenten
slechts 1 of 2 keer de stedenbouwkundige gegevens doorgestuurd, 2 gemeenten
stuurden niets door. Vooral de invoering van de digitale bouwaanvraag biedt een
opportuniteit om dit proces te optimaliseren. Het project van de digitale
bouwaanvraag wordt in deze context dan ook van nabij opgevolgd door het VEA.
185
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
6.2.2. Sociale dakisolatieprojecten Pagina 30
Sinds 2012 moeten de netbeheerders bij prioritaire groepen van kwetsbare huurders
op de private markt sociale dakisolatieprojecten uitvoeren. Deze sociale projecten
worden uitgevoerd door projectpromotoren die per projectwoning een beroep kunnen
doen op een tussenkomst bij de netbeheerder van 23 euro per m² geplaatste dak- of
zoldervloerisolatie. De steun wordt niet in de energiefactuur van de consument
doorgerekend, maar wordt vanuit de Vlaamse begroting vergoed aan de
netbeheerder. Op de energiebegroting van 2013 werd hiervoor een budget
uitgetrokken van 5 miljoen euro.
Omdat het ondanks die hoge premie nog steeds erg moeilijk blijft om kwetsbare
huurders te bereiken, heeft de Vlaamse Regering op 19 juli 2013 de principiële
beslissing genomen om de doelgroep verder uit te breiden naar alle private
huurwoningen met een huurprijs tot 450 euro, verhoogd tot 500 euro in
centrumsteden en in de Vlaamse Rand rond Brussel. De doelgroep wordt ook
maximaal gestroomlijnd met deze van de energiescans. Op die manier kunnen de
eigenaars rechtstreeks worden bereikt.
Via verschillende communicatie-initiatieven wordt getracht de doelgroep zo goed
mogelijk te bereiken (verspreiding van 45.000 flyers via 1400 organisaties,
verspreiding van een uitgebreide informatiemap voor doorverwijzers, wekelijkse
advertenties in gedrukte media, evenals provinciale infosessies). Op 3 juli 2013 werd
het voorstel van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009,
wat betreft de mogelijkheid om de netbeheerder onder bepaalde voorwaarden
gegevens te laten verstrekken aan personen die daarvoor door de Vlaamse Regering
zijn aangewezen, aangenomen door het Vlaams Parlement.
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
/
186
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Werk & Sociale Economie
(WSE)
Beleidsbrief WERK
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5
De loopbaanvisie waarmaken
[Ingerepen in onze arbeidsmarkt] leggen vooral een vruchtbare bodem onder de
grote hervormingen die in de toekomst noodzakelijk zullen zijn om de competitiviteit
van het Vlaamse bedrijfsleven en de wendbaarheid van onze arbeidsmarkt te
versterken.
Indirect verwijzing naar competitviteitspact, dat deze week op de agenda van de
regeringen staat. Hierin zullen engagementen ingeschreven worden voor alle
overheden.
Omdat de jeugdwerkloosheid vooral een stedelijk fenomeen is, werkten we hiervoor
nauw samen met de centrumsteden en -gemeenten.
(…) Mijn bijzondere aandacht als minister van Werk zal daarbij uitgaan naar:
- De aanpak van de jeugdwerkloosheid: om tegemoet te komen aan de stijgende
jeugdwerkloosheid maakte de Vlaamse Regering op mijn initiatief 5 miljoen euro
vrij voor aanvullende acties in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid. Die acties
zullen prioritair worden gericht op ongekwalificeerde schoolverlaters, in het
bijzonder in steden en gemeenten met een hoge jeugdwerkloosheid. Ik maak me
sterk dat we met deze bijkomende impuls de door Europa gevraagde
‘jongerengarantie’ mee realiseren.
- (…)
4. PARTNERSCHAPPEN
4.2. Lokaal beleid en partnerschappen Pagina 25
In mijn beleidsnota werd duidelijk gekozen voor een grotere betrokkenheid van
subregionale en lokale besturen bij het beleid.
Via de werkinlevingsprojecten voor jongeren en de bijkomende impuls voor het lokale
niveau hebben we het afgelopen jaar opnieuw een stap gezet in de uitbouw van een
co-regie met de lokale besturen. De jeugdwerkloosheid is bij uitstek een problematiek
die zich concentreert in de (groot)steden en waar een aanpak op maat zich opdringt,
in samenwerking met het lokale niveau.
187
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Partners met ervaring in het werken met jongeren en het aanbieden van
dienstverlening op maat hebben, via diverse oproepen bij het ESF-Agentschap,
projecten ingediend om de jeugdwerkloosheid in hun stad (en randgemeenten) aan
te pakken.
Vanuit de idee van co-regie wordt in de steden gestreefd naar een maximale
afstemming tussen het arbeidsmarkt-, het welzijns- en het onderwijsbeleid om een zo
sluitend mogelijk antwoord te kunnen bieden op lokale arbeidsmarktbehoeften. In de
grootsteden neemt de aanpak concreet de vorm aan van samenwerking tussen de
VDAB, sectorale netwerken, talentenhuizen, (BSO-)scholen en OCMW’s. Daarin
wordt ruimte gecreëerd voor vindplaatsgericht werken en voor het actief aansporen
van voornamelijk laatstejaars BUSO-jongeren en deeltijds lerenden tot
arbeidsmarktparticipatie.
Ik ben ervan overtuigd dat we ook in de toekomst relaties met lokale besturen zullen
moeten blijven aanknopen om de knelpunten op de lokale arbeidsmarkt beter het
hoofd te bieden.
188
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
MANAGEMENTSAMENVATTING Pagina 5
De loopbaanvisie waarmaken
[Ingerepen in onze arbeidsmarkt] leggen vooral een vruchtbare bodem onder de
grote hervormingen die in de toekomst noodzakelijk zullen zijn om de competitiviteit
van het Vlaamse bedrijfsleven en de wendbaarheid van onze arbeidsmarkt te
versterken.
Omdat de jeugdwerkloosheid vooral een stedelijk fenomeen is, werkten we hiervoor
nauw samen met de centrumsteden en -gemeenten.
(…) Mijn bijzondere aandacht als minister van Werk zal daarbij uitgaan naar:
- De aanpak van de jeugdwerkloosheid: om tegemoet te komen aan de stijgende
jeugdwerkloosheid maakte de Vlaamse Regering op mijn initiatief 5 miljoen euro
vrij voor aanvullende acties in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid. Die acties
zullen prioritair worden gericht op ongekwalificeerde schoolverlaters, in het
bijzonder in steden en gemeenten met een hoge jeugdwerkloosheid. Ik maak me
sterk dat we met deze bijkomende impuls de door Europa gevraagde
‘jongerengarantie’ mee realiseren.
- (…)
1. VAN LEREN NAAR WERKEN
1.2. Een Vlaamse aanpak van de jeugdwerkloosheid
1.2.2. Werkplekleren als antwoord op de crisis Pagina 12
Omdat de jeugdwerkloosheid sterk geconcentreerd is in de steden, zeker wat betreft
de ongekwalificeerde jongeren, werkt de Vlaamse overheid voor de WIJ! samen met
de 13 Vlaamse centrumsteden (zie verder).
1.2.4. Een bijkomende impuls in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid Pagina
13
Om een antwoord te bieden aan de sterk oplopende jeugdwerkloosheid bij jongeren
maakte de Vlaamse Regering op mijn aangeven 5 miljoen euro vrij. De bijkomende
middelen worden vooral ingezet op een versterking van het sluitend maatpak+ voor
jongeren en het opleiden en begeleiden van ongekwalificeerde jongeren. In overleg
met de Vlaamse sociale partners werd beslist deze extra middelen in te zetten voor
volgende bijkomende acties:
-
-
(…)
Een uitbreiding van de werkinleving voor jongeren WIJ: Het aantal
werkinlevingsprojecten wordt uitgebreid met 350 in Gent, 500 in Antwerpen en
310 in de Limburgse mijnregio. Er wordt ook een uitbreiding van de centrumstad
naar het volledige zorggebied voorzien in Roeselare en Turnhout.
Voortrajecten voor kwestbare [sic] jongeren in de steden: Om kwetsbare groepen
die, noch in opleiding, noch in begeleiding, noch aan het werk zijn in de steden,
een sterkere positie te bezorgen werd met de steun van het ESF een oproep
voorbereid, gericht op een betere toeleiding naar de arbeidsmarkt
189
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
(vindplaatsgericht werken). De opstart van de trajecten is voorzien op 1 januari
2014.
4. PARTNERSCHAPPEN
4.2. Lokaal beleid en partnerschappen Pagina 25
In mijn beleidsnota werd duidelijk gekozen voor een grotere betrokkenheid van
subregionale en lokale besturen bij het beleid.
Via de werkinlevingsprojecten voor jongeren en de bijkomende impuls voor het lokale
niveau hebben we het afgelopen jaar opnieuw een stap gezet in de uitbouw van een
co-regie met de lokale besturen. De jeugdwerkloosheid is bij uitstek een problematiek
die zich concentreert in de (groot)steden en waar een aanpak op maat zich opdringt,
in samenwerking met het lokale niveau.
Partners met ervaring in het werken met jongeren en het aanbieden van
dienstverlening op maat hebben, via diverse oproepen bij het ESF-Agentschap,
projecten ingediend om de jeugdwerkloosheid in hun stad (en randgemeenten) aan
te pakken.
Vanuit de idee van co-regie wordt in de steden gestreefd naar een maximale
afstemming tussen het arbeidsmarkt-, het welzijns- en het onderwijsbeleid om een zo
sluitend mogelijk antwoord te kunnen bieden op lokale arbeidsmarktbehoeften. In de
grootsteden neemt de aanpak concreet de vorm aan van samenwerking tussen de
VDAB, sectorale netwerken, talentenhuizen, (BSO-)scholen en OCMW’s. Daarin
wordt ruimte gecreëerd voor vindplaatsgericht werken en voor het actief aansporen
van voornamelijk laatstejaars BUSO-jongeren en deeltijds lerenden tot
arbeidsmarktparticipatie.
Ik ben ervan overtuigd dat we ook in de toekomst relaties met lokale besturen zullen
moeten blijven aanknopen om de knelpunten op de lokale arbeidsmarkt beter het
hoofd te bieden.
190
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid
2. VAN WERKLOOSHEID NAAR WERK
2.2. Een meer competentieversterkend maatpak
2.2.4. Een sluitend taalbeleid Pagina 16
De lage werkzaamheid van kansengroepen, en van allochtonen in het bijzonder, is
een blijvend knelpunt op de Vlaamse arbeidsmarkt. Het wegwerken van de
kwalitatieve mismatch waar allochtonen vaak op botsen blijft één van de grote
uitdagingen. Ook taalachterstand vormt een van de belangrijkste hinderpalen, samen
met het ontbreken van de nodige competenties voor een vlotte en duurzame
arbeidsintegratie.
Het sluitend taalbeleid dat de VDAB voert, biedt hierop een passend antwoord. Er is
de afgelopen jaren een uitgebreid NT2-aanbod uitgewerkt dat alsmaar [sic] meer op
maat van de cursist wordt afgestemd, dat meer en meer in een geïntegreerde
aanpak wordt aangeboden en daarmee vrij goed aansluit op de noden van de
arbeidsmarkt. Ook wordt er geëxperimenteerd met meer efficiënte en flexibelere
formules van ‘blended leren’.
De sleutel tot een succesvolle bemiddeling en begeleiding van anderstalige klanten
ligt ook in een aantal randvoorwaarden, die door mijn diensten in kaart werden
gebracht en waarop de nodige acties zullen gebaseerd zijn :
-
-
in lijn met het advies van de SERV-commissie diversiteit en de Ronde tafel van
het taalbeleid , taalondersteuning beter inbouwen in vormen van werkplekleren en
op de werkvloer zelf (NODW, GODW, ..). Taal wordt immers niet alleen geleerd in
een klassituatie maar ook in functionele contexten. Werkplekleren en
geïntegreerde trajecten waarbij opleiding op de werkvloer samen met
taalondersteuning wordt aangeboden, blijken efficiënte manieren om een
anderstalige werkzoekende aan de slag te krijgen;
werkgevers sensibiliseren voor taalbeleid om een betere matching met
anderstalige werkzoekenden mogelijk maken. Vaak lezen we in vacatures nog
taalvereisten die voor die specifieke job niet vereist zijn. Door de taaleisen aan te
passen aan wat nodig is, maken anderstalige werkzoekenden meer kansen. De
VDAB kan hen hierbij ondersteunen.
3. VAN WERK NAAR WERK
3.3. Een strategisch personeels- en organisatiebeleid
3.3.4. Actieplan bestrijding van arbeidsgerelateerde discriminatie (ABAD)
Pagina 24
Een geïntegreerd strategisch HR-beleid helpt elk talent te ontplooien. Dat impliceert
het voorkomen en, wanneer nodig, remediëren van discriminatie (ook indirecte). Dit
is een aandachtspunt dat in mijn beleid verankerd is binnen verschillende
maatregelen: de protocollen met de sociale partners en de eigenorganisaties van
personen van allochtone origine en personen met een handicap, de loopbaan- en
diversiteitsplannen om de uitbouw van een geïntegreerd strategisch HR-beleid te
191
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
faciliteren en te ondersteunen, de convenants met de regio’s, de sectorconvenants
en de op stapel staande geïntegreerde toolbox.
In 2013 heb ik verder gewerkt aan de ontwikkeling van een geactualiseerd actieplan
bestrijding arbeidsgerelateerde discriminatie (ABAD). Enkele van de realisaties in dit
kader
zijn:
inventarisatie
en
actualisering
van
instrumenten
rond
discriminatievoorkoming en –bestrijding; trainingen voor inspecteurs en consulenten
werden ontwikkeld of aangepast; de ontwikkeling van addenda bij het ABAD waarin
de engagementen van deze intermediairs (Federgon, SLN, VDAB, Inspectie WSE,
…) werden vastgelegd. Tegen midden 2014 wordt een voortgangsrapport
voorgesteld in uitvoering van het geactualiseerde ABAD.
4. PARTNERSCHAPPEN
4.4. Excellente partnerschappen Pagina 25
Krachtige samenwerkingsverbanden tussen onderwijs-, opleidings- , vormings- en
werkactoren kunnen een hefboom zijn om op relatief korte termijn een antwoord te
bieden op specifieke problemen op de arbeidsmarkt. De wijze waarop we dergelijke
partnerschappen kunnen aanmoedigen zonder ze te institutionaliseren is voor mij
een blijvende evenwichtsoefening. Ik zie excellente partnerschappen ontstaan tussen
de wereld van werk en van onderwijs en vorming, maar het is zoeken naar de juiste
impulsen om deze partnerschappen te ondersteunen. Ik blijf de excellente
partnerschappenfilosofie verder verspreiden binnen alle geledingen en bij alle
beleids-actoren van de onderwijs, vormings- en werkwereld.
Binnen partnerschappen (met onderwijs, sectoren, SYNTRA's en het bedrijfsleven) is
het m.i. van belang om te focussen op een aantal specifieke
competentieversterkende acties: kapitaalintensieve knelpuntopleidingen omwille van
de bijhorende infrastructuur, beroepskwalificerende opleidingstrajecten samen met
relevante partners en werkplekleren, opdat de aansluiting met tewerkstelling zo goed
mogelijk verzekerd wordt.
Dergelijke (niet-geïnstitutionaliseerde) excellente partnerschappen bestaan tussen
onthaalbureaus, Huizen van het Nederlands en VDAB.
4.7. Werk – Inburgering Pagina 28
In de zomer van 2013 werd het nieuw decreet op inburgering en integratie
goedgekeurd. Vanaf 2014 zal de VDAB net als de vorige jaren de nieuw- en
oudkomers opvangen maar rekening houdend met de bepalingen van het nieuwe
decreet.
Via de inwerkingstrajecten probeert de VDAB zowel aan nieuw- als oudkomers een
aangepast en adequaat traject aan te bieden. In dit kader wil de VDAB de
samenwerking versterken met de onthaalbureaus en de Huizen van het Nederlands.
Nieuwkomers met een inburgeringsattest zullen met een hogere kennis van het
Nederlands bij de VDAB terecht komen.
De VDAB zal de nieuwkomers met een professioneel perspectief op het einde van
hun inburgeringstraject screenen en adviseren met betrekking tot hun afstand tot de
arbeidsmarkt en niet meer in het begin. Op het einde van het inburgeringstraject
192
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
hebben de inburgeraars bij het onthaalbureau immers reeds een heel traject en
oriëntering gehad. De afspraken tussen de VDAB en het onthaalbureau in verband
met de warme overdracht worden opnieuw op punt gesteld zodat die overdracht zo
vlot mogelijk kan verlopen en inburgeraars zo snel mogelijk op het goede spoor naar
werk terecht komen.
193
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
II. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN
2. SD 2: Minder maatschappelijk noden door meer maatschappelijke diensten
te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen
2.1. LOKALEDIENSTENECONOMIE Pagina 16
Als tweede pijler voor de sociale economie schuift het Vlaamse Regeerakkoord de
lokale diensteneconomie naar voren. Het basisidee van het decreet lokale
diensteneconomie is de uitbouw van een aanvullend dienstenaanbod vanuit de
overheid, dat nauw aansluit op maatschappelijke trends en noden zoals onder
andere de vergrijzing, verduurzaming en de combinatie arbeid-privé. Door de
inschakeling van kansengroepen te bevorderen én de principes van maatschappelijk
verantwoord ondernemen in diensten te verankeren, zorgen deze diensten voor een
dubbele maatschappelijke meerwaarde. Om het potentieel van de lokale
diensteneconomie maximaal te benutten, wordt de bestaande regelgeving op basis
van een grondige evaluatie bijgestuurd. Aandachtspunten hierbij zijn afstemming,
vereenvoudiging, complementariteit, doorstroom en kwaliteit.
Realisaties
Een nieuw decreet Pagina 17
Op basis van de evaluatie uitgevoerd in 2011 en de beleidsaanbevelingen die hierop
volgden, besliste ik om de decretale grondslag van de lokale diensteneconomie te
vernieuwen. Na een lange en intensieve periode van voorbereiding en overleg met
de stakeholders en de betrokken administraties werd op 12 juli 2013 het voorontwerp
van decreet betreffende de lokale diensteneconomie definitief goedgekeurd door de
Vlaamse Regering. Het ontwerpdecreet ligt nu ter instemming voor bij het Vlaams
Parlement.
Ondersteuning van de regierol van lokale besturen bij de uitbouw van de lokale
diensteneconomie Pagina 18
De regierol van lokale besturen is geïntegreerd in de nieuwe ondersteuningsstructuur
(zie SD 4). In afwachting van de opstart van de nieuwe beleidscyclus in 2014 worden
de bestaande subsidiebesluiten voor 2013 met 12 maanden verlengd en wordt een
subsidie voorzien van 550.000 euro voor alle centrumsteden. In 2013 werd een
oproep gelanceerd waarop kan worden ingetekend voor een subsidiëring op basis
van de meerjarenplanning die binnen de beleids- en beheercyclus dient te worden
opgesteld.
Beleidsopties
Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet betreffende de
lokale diensteneconomie Pagina 18
194
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Na de goedkeuring van het decreet LDE volgt de uitwerking van het
uitvoeringsbesluit. In de voorbereiding van het decreet werden uiteraard al heel wat
zaken meegenomen, maar de operationalisering dient nog op punt te worden gezet.
Die operationalisering is al in volle voorbereiding (zie 4.2.2). In volledige afstemming
met en parallel aan de operationalisering van het maatwerkdecreet, zullen de
projectcel en de verschillende experten binnen het beleidsdomein het BVR LDE
uitwerken, conform de methodiek die gehanteerd werd bij het vormgeven van het
decreet. Het is, net als bij het BVR maatwerk (zie 4.1.3), mijn ambitie om het BVR
LDE te laten goedkeuren met een datum van inwerkingtreding op 1 juli 2014. Om de
overgang naar het nieuwe decreet te faciliteren en om de lokale
diensteneconomieondernemingen voldoende tijd en ruimte te geven om aan de
nieuwe reglementering te voldoen, zullen de nodige overgangsmaatregelen worden
voorzien in het BVR.
4. SD 4: De weg naar een socialere economie faciliteren
4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod Pagina
22
(…) Het nieuwe decreet biedt een antwoord op de verscheidenheid aan
ondersteuningsbehoeften, waarbij aandacht gaat naar zowel individuele als
collectieve dienstverlening. Het decreet geeft een solide basis aan de toekomstige
ondersteuning van het ondernemerschap binnen de sociale economie en de
bevordering van het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.
Zowel toekomstige maatwerkbedrijven, als initiatieven lokale diensteneconomie en
coöperatieve en maatschappelijk verantwoorde ondernemers komen in aanmerking
voor gerichte managementondersteuning.
Realisaties
(…)
Na de goedkeuring op 26 oktober 2012 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot
bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie,
keurde de Vlaamse regering op 6 juli het Besluit tot bepaling van de regierol van
gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie principieel goed ter uitvoering
van artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning
van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering
van MVO. Het voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een
regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit
de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de
samenwerking met en tussen de sociale economie. Er is gekozen om de regierol en
de actorrol te ontdubbelen en de ondersteuning van de regierol intern en rechtsreeks
te organiseren bij de lokale besturen zelf, en dus niet via een intermediair niveau.
De gemeenten kunnen hier op intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze
in de loop van 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en
beleidscyclus (BBC), met het oog op een subsidiëring vanaf 2014. In afwachting van
de subsidiëring in 2014 werd ook in 2013 de ondersteuning van centrumsteden voor
de uitbouw van hun lokale regierol verlengd.
195
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsopties
(…)
De uitbouw van de lokale sociale economie in regie van de steden en gemeenten
werd als een Vlaamse beleidsprioriteit opgenomen in het Besluit van de Vlaamse
Regering van 26 oktober 2012 houdende de regierol van de gemeenten op het vlak
van de sociale economie. De subsidieaanvraag en toekenning 2014 en volgende
jaren gebeurt in het kader van het planlastendecreet door de koppeling van lokale
acties aan een Vlaamse beleidsprioriteit in de meerjarenplanning van het lokale
bestuur.
De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) met rechtspersoonlijkheid
kunnen via een projectoproep die eind september werd opengesteld tot 15 januari
2014 een subsidieaanvraag indienen bij het VSA. Naast de BBC rapportering van de
lokale besturen rapporteert het IGS rechtstreeks aan het VSA binnen dezelfde timing
als BBC en zoveel mogelijk met dezelfde gevraagde gegevens.
4.3. Ruimte maken voor nieuwe ideeën in de sociale economie
Realisaties
Innovatiestrategie Pagina 25
(…) Het overheidsbeleid moet maximaal worden afgestemd om de sociale
ondernemers te ‘empoweren’ om innovatie te realiseren, over de verschillende
beleidsdomeinen heen.
Op basis van de onderzoeksresultaten en in lijn met het regelgevingstraject werd in
de innovatiestrategie naar voor geschoven op welke wijze de sociale
economieprojecten kunnen rapporteren over hun duurzaamheid en innovatie. Deze
duurzaamheidsrapportering is structureel verankerd in zowel het maatwerkdecreet
als het decreet betreffende de lokale diensteneconomie. De BVR’s van beide
decreten zullen deze organisatievoorwaarde concretiseren.
Tot slot is in het nieuwe decreet betreffende ‘de ondersteuning van
ondernemerschap op het vlak van sociale economie en de stimulering van
maatschappelijk verantwoord ondernemen’ een rechtsgrond voor innovatiesteun
voorzien zodat in de toekomst op een structurele manier ondersteuning kan worden
geboden voor innovatie.
6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarde realiseren Pagina 28
Een ambitieus beleid rond Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
organiseren vereist een meerjarenplanning. Daarom is bij de start van deze
legislatuur een actieplan opgemaakt dat deze strategische doelstelling uit de
beleidsnota vorm en focus gaf. Dit actieplan steunt op twee pijlers:
- ervaringsuitwisseling via partnerschappen, wat moet leiden tot een brede,
gedragen aanpak binnen én buiten de overheid;
- een stimulerend beleid naar organisaties om vernieuwend in te spelen op de
MVO-trends van (over)morgen.
(…)
196
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
6.1. Sociaal innoveren door sociaal inspireren
De principes van coöperatief ondernemen opwaarderen Pagina 28
Coöperatief ondernemen is een model met toekomst. Om dat profiel aan te
scherpen, werd tijdens deze legislatuur samen met de partners op het terrein een
strategisch actieplan opgemaakt. Binnen de beleidsfocus op coöperatief ondernemen
wordt vooral ingezet op twee specifieke sporen:
− coöperatief ondernemen als participatief ondernemen, waarbij andersoortige
relaties met werknemers, klanten, leveranciers en samenleving worden
uitgebouwd;
− (…)
Realisaties
Eind 2010 startte de uitvoering van het actieplan coöperatief ondernemen, waarvan
de uitvoering onverminderd verder loopt:
- om de coöperatieve ondernemingsvorm en –filosofie te promoten, is
communicatie nodig, naast een slimme bundeling van beschikbare informatie,
instrumenten en goede praktijken. De portaalsite www.cooperatiefvlaanderen.be
werd ontwikkeld en is sinds oktober 2011 online.
- (…)
Gemeenschapsmunten Pagina 31
Momenteel lopen in diverse landen (op nationaal of stedelijk niveau) projecten rond
complementaire munten. Zij vertrekken van een stimuleringsbeleid waar niet met de
‘gewone munt’ betaald wordt én dat een relevante aanvulling is op inspanningen
binnen het maatschappelijke middenveld.
De introductie van complementaire munten helpt om de huidige economische crisis
en sociale en ecologische uitdagingen innovatief te vertalen naar kansen. Deze
strategie zal het gemakkelijker maken voor burgers, organisaties, middenveld, lokale
of Vlaamse overheden en bedrijven om initiatieven te nemen die sociaal en
ecologisch gedrag bevorderen en belonen. Bijkomend is dit een kans om initiatieven
met een marginale kost op een betaalbare wijze in te richten en om diverse
beleidsdoelstellingen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld duurzaam gedrag (zoals
peter zijn van een bloemenperk, composteren, helpen in het buurthuis) belonen met
toegang tot publieke dienstverlening (zoals bibliotheek, sportcomplex of
cultuurcentrum,…).
Realisaties
In april 2011 liepen twee projecten i.v.m. gemeenschapsmunten af: ‘Ondersteuning
van Letsgroepen in Vlaanderen in een perspectief van duurzaamheid en
maatschappelijke meerwaarden’ en ‘Gemeenschapsmunten: proefprojecten Gent’.
Beide
projecten
werden
opgevolgd
en
hun
output
(kennisopbouw,
beleidscommunicatie, steunpuntfunctie, netwerkvorming en het proefproject met 2
munten) werd positief geëvalueerd.
De proefprojecten rond ‘Leermunt’ en ‘Torekes’ worden door lokale partners
verdergezet.
197
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In september 2011 ging het innovatieplatform ‘Sociale Innovatie door een breed
toepasbaar complementair muntsysteem in Vlaanderen’ van start. Dit
innovatieplatform past in het actieplan ‘Innovatief aanbesteden’ van de Vlaamse
overheid en werd ondersteund door het IWT. Binnen het innovatieplatform werden
alle maatschappelijke betrokkenen (bedrijven, middenveld, dienstverleners, steden
en gemeenten,…) uitgenodigd om mee te denken rond een Vlaams complementair
muntsysteem. Dit traject werd afgerond eind april 2012.
Begin
2013
werden
twee
overheidsopdrachten
gelanceerd
in
een
samenwerkingsverband tussen het departement WSE, het team Stedenbeleid van
het Agentschap Binnenlands Bestuur en het departement EWI. Een eerste opdracht
bestaat uit twee percelen en omvat de opstart van een nieuwe complementaire
muntkring enerzijds en de implementatie van nieuwe technologie in een bestaande
muntkring. Een tweede overheidsopdracht omvat de monitoring van de
maatschappelijke meerwaarden van de complementaire muntkringen en het
schrijven van een handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers om een
complementaire muntkring op te starten. Dit handboek zal de ervaringen uit de
verschillende Vlaamse proefprojecten en ervaringen uit het buitenland bundelen.
Deze projecten worden afgerond in het voorjaar van 2014.
Beleidsopties
Het handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers kan een hulpmiddel zijn om
complementaire munten op de kaart te zetten bij lokale besturen en steden. In
samenwerking met het team Stedenbeleid en het departement EWI zal WSE dan ook
inzetten op de verspreiding van de resultaten van de overheidsopdrachten en het
handboek via verschillende kanalen.
6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap
Bijdragen aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale
duurzaamheid en MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid Pagina 32
Realisaties
Binnen de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling maakt MVO deel uit van de
horizontale actie Duurzame Productie en Consumptie. Aandacht voor sociale
duurzaamheid wordt tegen 2014 gerealiseerd binnen beleidsinitiatieven van de
Vlaamse overheid. Concepten zoals strategische partnerschappen met stakeholders,
binnen en buiten de overheid (vb. rond www.mvovlaanderen.be) en acties zoals de
uitwisseling van MVO-steunmaatregelen met andere beleidsdomeinen zitten vervat in
de nieuwe strategie. De langetermijnvisie duurzame ontwikkeling (2050 en verder)
garandeert dat alle transities aandacht hebben voor sociale rechtvaardigheid en
inclusie. Solidariteit, herverdeling van welvaart en sociale aspecten van
werkgelegenheid worden gewaarborgd. De duurzaamheid wordt ook bewaakt bij de
opvolging en de bijdragen aan relevante Vlaamse, federale en internationale
ontwikkelingen.
198
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsopties
Ondernemingen en organisaties krijgen steeds meer de vraag om duurzaam en
transparant te werken. Die vraag komt vanuit de samenleving (consumenten en
NGO's), van hun werknemers, van beleidsmakers die duurzaamheidscriteria
integreren in beleidsmaatregelen en van andere ondernemingen die bepaalde
duurzaamheidseisen opleggen.
Het is in dat kader van belang om duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop
deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau, onder meer in het kader van
steunmaatregelen en subsidies. (…)
Allianties aangaan om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te stimuleren
Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020 MVO
algemeen te verspreiden door meer organisaties en ondernemingen
maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten opnemen. WSE neemt hierin een
trekkende rol op. Door meer duurzame organisatievormen, producten en diensten te
bevorderen, wil de Vlaamse regering ook het creatieve, innovatieve en
ondernemende karakter van onze maatschappij verhogen. Vlaanderen in Actie
verstevigt zo de strategische rol die bedrijven kunnen spelen in de bevordering van
duurzame ontwikkeling.
6.3. Van voorbeeld- naar voorloperfunctie: zelf pionieren Pagina 34
Een inspirerende voorbeeldfunctie vanuit de overheid
Realisaties
Wat de overheid vraagt aan ondernemingen op het vlak van maatschappelijke
verantwoordelijkheid, moet ze ook zelf kunnen waarmaken of zelfs beter doen. Het
Vlaamse regeerakkoord heeft aan het College van Ambtenaren-generaal de
opdracht gegeven om een meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid voor
permanente efficiëntiewinst op te stellen en voor te leggen aan de regering. Binnen
dit meerjarenprogramma focust een actielijn op het duurzaam optreden van de
overheid. De onderzoeksresultaten van de hoger genoemde VIONA- en ESFonderzoeken (zie p.32) bieden inspiratie om deze ambitie waar te maken.
Beleidsopties
Ruim 10% van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van diverse
overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om haar
overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Sociale meerwaarden van producten
zijn, in tegenstelling tot ecologische, nog onderbelicht. Onderzoek, ontwikkeling en
sensibilisatie rond instrumenten en labels die sociale meerwaarden zichtbaar en
meetbaar maken, moeten dan ook worden gestimuleerd. De uitdaging hierbij is te
komen tot een evenwicht tussen de sociale, ecologische en economische
meerwaarden binnen duurzame productie en consumptie.
Realisaties
Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident, in uitvoering. Conform de afspraken in het eerste actieplan duurzame
overheidsopdrachten 2009-2011 werden met alle relevante beleidsdomeinen de
199
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke inkopers moet ondersteunen
bij de integratie van sociale criteria binnen overheidsopdrachten. Deze leidraad
sociale criteria is sinds het najaar van 2012 digitaal beschikbaar.
Beleidsopties
In 2012 werd door de administratie een nieuw meerjarenactieplan duurzame
overheidsopdrachten voor de periode 2012-2014 voorbereid. Dit plan zet verder in op
de integratie van sociale criteria in overheidsopdrachten en het aanmoedigen van
meer en beter duurzaam ondernemen en ketenbeheer bij dienstverleners en
leveranciers van de overheid. In dit kader wordt in het najaar van 2013 een
overheidsopdracht uitgeschreven rond sociale aspecten van duurzaam ketenbeheer.
De opdracht zal lopen in 2014.
200
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
II. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN
2. SD 2: Minder maatschappelijk noden door meer maatschappelijke diensten
te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen
2.1. LOKALEDIENSTENECONOMIE Pagina 16
Als tweede pijler voor de sociale economie schuift het Vlaamse Regeerakkoord de
lokale diensteneconomie naar voren. Het basisidee van het decreet lokale
diensteneconomie is de uitbouw van een aanvullend dienstenaanbod vanuit de
overheid, dat nauw aansluit op maatschappelijke trends en noden zoals onder
andere de vergrijzing, verduurzaming en de combinatie arbeid-privé. Door de
inschakeling van kansengroepen te bevorderen én de principes van maatschappelijk
verantwoord ondernemen in diensten te verankeren, zorgen deze diensten voor een
dubbele maatschappelijke meerwaarde. Om het potentieel van de lokale
diensteneconomie maximaal te benutten, wordt de bestaande regelgeving op basis
van een grondige evaluatie bijgestuurd. Aandachtspunten hierbij zijn afstemming,
vereenvoudiging, complementariteit, doorstroom en kwaliteit.
Realisaties
Een nieuw decreet Pagina 17
Op basis van de evaluatie uitgevoerd in 2011 en de beleidsaanbevelingen die hierop
volgden, besliste ik om de decretale grondslag van de lokale diensteneconomie te
vernieuwen. Na een lange en intensieve periode van voorbereiding en overleg met
de stakeholders en de betrokken administraties werd op 12 juli 2013 het voorontwerp
van decreet betreffende de lokale diensteneconomie definitief goedgekeurd door de
Vlaamse Regering. Het ontwerpdecreet ligt nu ter instemming voor bij het Vlaams
Parlement.
Ondersteuning van de regierol van lokale besturen bij de uitbouw van de lokale
diensteneconomie Pagina 18
De regierol van lokale besturen is geïntegreerd in de nieuwe ondersteuningsstructuur
(zie SD 4). In afwachting van de opstart van de nieuwe beleidscyclus in 2014 worden
de bestaande subsidiebesluiten voor 2013 met 12 maanden verlengd en wordt een
subsidie voorzien van 550.000 euro voor alle centrumsteden. In 2013 werd een
oproep gelanceerd waarop kan worden ingetekend voor een subsidiëring op basis
van de meerjarenplanning die binnen de beleids- en beheercyclus dient te worden
opgesteld.
Beleidsopties
Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet betreffende de
lokale diensteneconomie Pagina 18
Na de goedkeuring van het decreet LDE volgt de uitwerking van het
uitvoeringsbesluit. In de voorbereiding van het decreet werden uiteraard al heel wat
zaken meegenomen, maar de operationalisering dient nog op punt te worden gezet.
Die operationalisering is al in volle voorbereiding (zie 4.2.2). In volledige afstemming
201
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
met en parallel aan de operationalisering van het maatwerkdecreet, zullen de
projectcel en de verschillende experten binnen het beleidsdomein het BVR LDE
uitwerken, conform de methodiek die gehanteerd werd bij het vormgeven van het
decreet. Het is, net als bij het BVR maatwerk (zie 4.1.3), mijn ambitie om het BVR
LDE te laten goedkeuren met een datum van inwerkingtreding op 1 juli 2014. Om de
overgang naar het nieuwe decreet te faciliteren en om de lokale
diensteneconomieondernemingen voldoende tijd en ruimte te geven om aan de
nieuwe reglementering te voldoen, zullen de nodige overgangsmaatregelen worden
voorzien in het BVR.
4. SD 4: De weg naar een socialere economie faciliteren
4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod Pagina
22
(…) Het nieuwe decreet biedt een antwoord op de verscheidenheid aan
ondersteuningsbehoeften, waarbij aandacht gaat naar zowel individuele als
collectieve dienstverlening. Het decreet geeft een solide basis aan de toekomstige
ondersteuning van het ondernemerschap binnen de sociale economie en de
bevordering van het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.
Zowel toekomstige maatwerkbedrijven, als initiatieven lokale diensteneconomie en
coöperatieve en maatschappelijk verantwoorde ondernemers komen in aanmerking
voor gerichte managementondersteuning.
Realisaties
(…)
Na de goedkeuring op 26 oktober 2012 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot
bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie,
keurde de Vlaamse regering op 6 juli het Besluit tot bepaling van de regierol van
gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie principieel goed ter uitvoering
van artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning
van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering
van MVO. Het voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een
regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit
de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de
samenwerking met en tussen de sociale economie. Er is gekozen om de regierol en
de actorrol te ontdubbelen en de ondersteuning van de regierol intern en rechtsreeks
te organiseren bij de lokale besturen zelf, en dus niet via een intermediair niveau.
De gemeenten kunnen hier op intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze
in de loop van 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en
beleidscyclus (BBC), met het oog op een subsidiëring vanaf 2014. In afwachting van
de subsidiëring in 2014 werd ook in 2013 de ondersteuning van centrumsteden voor
de uitbouw van hun lokale regierol verlengd.
Beleidsopties
(…)
De uitbouw van de lokale sociale economie in regie van de steden en gemeenten
werd als een Vlaamse beleidsprioriteit opgenomen in het Besluit van de Vlaamse
202
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Regering van 26 oktober 2012 houdende de regierol van de gemeenten op het vlak
van de sociale economie. De subsidieaanvraag en toekenning 2014 en volgende
jaren gebeurt in het kader van het planlastendecreet door de koppeling van lokale
acties aan een Vlaamse beleidsprioriteit in de meerjarenplanning van het lokale
bestuur.
De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) met rechtspersoonlijkheid
kunnen via een projectoproep die eind september werd opengesteld tot 15 januari
2014 een subsidieaanvraag indienen bij het VSA. Naast de BBC rapportering van de
lokale besturen rapporteert het IGS rechtstreeks aan het VSA binnen dezelfde timing
als BBC en zoveel mogelijk met dezelfde gevraagde gegevens.
4.3. Ruimte maken voor nieuwe ideeën in de sociale economie
Realisaties
Innovatiestrategie Pagina 25
(…) Het overheidsbeleid moet maximaal worden afgestemd om de sociale
ondernemers te ‘empoweren’ om innovatie te realiseren, over de verschillende
beleidsdomeinen heen.
Op basis van de onderzoeksresultaten en in lijn met het regelgevingstraject werd in
de innovatiestrategie naar voor geschoven op welke wijze de sociale
economieprojecten kunnen rapporteren over hun duurzaamheid en innovatie. Deze
duurzaamheidsrapportering is structureel verankerd in zowel het maatwerkdecreet
als het decreet betreffende de lokale diensteneconomie. De BVR’s van beide
decreten zullen deze organisatievoorwaarde concretiseren.
Tot slot is in het nieuwe decreet betreffende ‘de ondersteuning van
ondernemerschap op het vlak van sociale economie en de stimulering van
maatschappelijk verantwoord ondernemen’ een rechtsgrond voor innovatiesteun
voorzien zodat in de toekomst op een structurele manier ondersteuning kan worden
geboden voor innovatie.
6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarde realiseren Pagina 28
Een ambitieus beleid rond Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
organiseren vereist een meerjarenplanning. Daarom is bij de start van deze
legislatuur een actieplan opgemaakt dat deze strategische doelstelling uit de
beleidsnota vorm en focus gaf. Dit actieplan steunt op twee pijlers:
- ervaringsuitwisseling via partnerschappen, wat moet leiden tot een brede,
gedragen aanpak binnen én buiten de overheid;
- een stimulerend beleid naar organisaties om vernieuwend in te spelen op de
MVO-trends van (over)morgen.
(…)
203
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
6.1. Sociaal innoveren door sociaal inspireren
De principes van coöperatief ondernemen opwaarderen Pagina 28
Coöperatief ondernemen is een model met toekomst. Om dat profiel aan te
scherpen, werd tijdens deze legislatuur samen met de partners op het terrein een
strategisch actieplan opgemaakt. Binnen de beleidsfocus op coöperatief ondernemen
wordt vooral ingezet op twee specifieke sporen:
− coöperatief ondernemen als participatief ondernemen, waarbij andersoortige
relaties met werknemers, klanten, leveranciers en samenleving worden
uitgebouwd;
− (…)
Realisaties
Eind 2010 startte de uitvoering van het actieplan coöperatief ondernemen, waarvan
de uitvoering onverminderd verder loopt:
- om de coöperatieve ondernemingsvorm en –filosofie te promoten, is
communicatie nodig, naast een slimme bundeling van beschikbare informatie,
instrumenten en goede praktijken. De portaalsite www.cooperatiefvlaanderen.be
werd ontwikkeld en is sinds oktober 2011 online.
- (…)
Gemeenschapsmunten Pagina 31
Momenteel lopen in diverse landen (op nationaal of stedelijk niveau) projecten rond
complementaire munten. Zij vertrekken van een stimuleringsbeleid waar niet met de
‘gewone munt’ betaald wordt én dat een relevante aanvulling is op inspanningen
binnen het maatschappelijke middenveld.
De introductie van complementaire munten helpt om de huidige economische crisis
en sociale en ecologische uitdagingen innovatief te vertalen naar kansen. Deze
strategie zal het gemakkelijker maken voor burgers, organisaties, middenveld, lokale
of Vlaamse overheden en bedrijven om initiatieven te nemen die sociaal en
ecologisch gedrag bevorderen en belonen. Bijkomend is dit een kans om initiatieven
met een marginale kost op een betaalbare wijze in te richten en om diverse
beleidsdoelstellingen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld duurzaam gedrag (zoals
peter zijn van een bloemenperk, composteren, helpen in het buurthuis) belonen met
toegang tot publieke dienstverlening (zoals bibliotheek, sportcomplex of
cultuurcentrum,…).
Realisaties
In april 2011 liepen twee projecten i.v.m. gemeenschapsmunten af: ‘Ondersteuning
van Letsgroepen in Vlaanderen in een perspectief van duurzaamheid en
maatschappelijke meerwaarden’ en ‘Gemeenschapsmunten: proefprojecten Gent’.
Beide
projecten
werden
opgevolgd
en
hun
output
(kennisopbouw,
beleidscommunicatie, steunpuntfunctie, netwerkvorming en het proefproject met 2
munten) werd positief geëvalueerd.
De proefprojecten rond ‘Leermunt’ en ‘Torekes’ worden door lokale partners
verdergezet.
204
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In september 2011 ging het innovatieplatform ‘Sociale Innovatie door een breed
toepasbaar complementair muntsysteem in Vlaanderen’ van start. Dit
innovatieplatform past in het actieplan ‘Innovatief aanbesteden’ van de Vlaamse
overheid en werd ondersteund door het IWT. Binnen het innovatieplatform werden
alle maatschappelijke betrokkenen (bedrijven, middenveld, dienstverleners, steden
en gemeenten,…) uitgenodigd om mee te denken rond een Vlaams complementair
muntsysteem. Dit traject werd afgerond eind april 2012.
Begin
2013
werden
twee
overheidsopdrachten
gelanceerd
in
een
samenwerkingsverband tussen het departement WSE, het team Stedenbeleid van
het Agentschap Binnenlands Bestuur en het departement EWI. Een eerste opdracht
bestaat uit twee percelen en omvat de opstart van een nieuwe complementaire
muntkring enerzijds en de implementatie van nieuwe technologie in een bestaande
muntkring. Een tweede overheidsopdracht omvat de monitoring van de
maatschappelijke meerwaarden van de complementaire muntkringen en het
schrijven van een handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers om een
complementaire muntkring op te starten. Dit handboek zal de ervaringen uit de
verschillende Vlaamse proefprojecten en ervaringen uit het buitenland bundelen.
Deze projecten worden afgerond in het voorjaar van 2014.
Beleidsopties
Het handboek voor lokale besturen en initiatiefnemers kan een hulpmiddel zijn om
complementaire munten op de kaart te zetten bij lokale besturen en steden. In
samenwerking met het team Stedenbeleid en het departement EWI zal WSE dan ook
inzetten op de verspreiding van de resultaten van de overheidsopdrachten en het
handboek via verschillende kanalen.
6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap
Bijdragen aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale
duurzaamheid en MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid Pagina 32
Realisaties
Binnen de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling maakt MVO deel uit van de
horizontale actie Duurzame Productie en Consumptie. Aandacht voor sociale
duurzaamheid wordt tegen 2014 gerealiseerd binnen beleidsinitiatieven van de
Vlaamse overheid. Concepten zoals strategische partnerschappen met stakeholders,
binnen en buiten de overheid (vb. rond www.mvovlaanderen.be) en acties zoals de
uitwisseling van MVO-steunmaatregelen met andere beleidsdomeinen zitten vervat in
de nieuwe strategie. De langetermijnvisie duurzame ontwikkeling (2050 en verder)
garandeert dat alle transities aandacht hebben voor sociale rechtvaardigheid en
inclusie. Solidariteit, herverdeling van welvaart en sociale aspecten van
werkgelegenheid worden gewaarborgd. De duurzaamheid wordt ook bewaakt bij de
opvolging en de bijdragen aan relevante Vlaamse, federale en internationale
ontwikkelingen.
205
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsopties
Ondernemingen en organisaties krijgen steeds meer de vraag om duurzaam en
transparant te werken. Die vraag komt vanuit de samenleving (consumenten en
NGO's), van hun werknemers, van beleidsmakers die duurzaamheidscriteria
integreren in beleidsmaatregelen en van andere ondernemingen die bepaalde
duurzaamheidseisen opleggen.
Het is in dat kader van belang om duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop
deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau, onder meer in het kader van
steunmaatregelen en subsidies. (…)
Allianties aangaan om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te stimuleren
Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020 MVO
algemeen te verspreiden door meer organisaties en ondernemingen
maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten opnemen. WSE neemt hierin een
trekkende rol op. Door meer duurzame organisatievormen, producten en diensten te
bevorderen, wil de Vlaamse regering ook het creatieve, innovatieve en
ondernemende karakter van onze maatschappij verhogen. Vlaanderen in Actie
verstevigt zo de strategische rol die bedrijven kunnen spelen in de bevordering van
duurzame ontwikkeling.
6.3. Van voorbeeld- naar voorloperfunctie: zelf pionieren Pagina 34
Een inspirerende voorbeeldfunctie vanuit de overheid
Realisaties
Wat de overheid vraagt aan ondernemingen op het vlak van maatschappelijke
verantwoordelijkheid, moet ze ook zelf kunnen waarmaken of zelfs beter doen. Het
Vlaamse regeerakkoord heeft aan het College van Ambtenaren-generaal de
opdracht gegeven om een meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid voor
permanente efficiëntiewinst op te stellen en voor te leggen aan de regering. Binnen
dit meerjarenprogramma focust een actielijn op het duurzaam optreden van de
overheid. De onderzoeksresultaten van de hoger genoemde VIONA- en ESFonderzoeken (zie p.32) bieden inspiratie om deze ambitie waar te maken.
Beleidsopties
Ruim 10% van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van diverse
overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om haar
overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Sociale meerwaarden van producten
zijn, in tegenstelling tot ecologische, nog onderbelicht. Onderzoek, ontwikkeling en
sensibilisatie rond instrumenten en labels die sociale meerwaarden zichtbaar en
meetbaar maken, moeten dan ook worden gestimuleerd. De uitdaging hierbij is te
komen tot een evenwicht tussen de sociale, ecologische en economische
meerwaarden binnen duurzame productie en consumptie.
Realisaties
206
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident, in uitvoering. Conform de afspraken in het eerste actieplan duurzame
overheidsopdrachten 2009-2011 werden met alle relevante beleidsdomeinen de
contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke inkopers moet ondersteunen
bij de integratie van sociale criteria binnen overheidsopdrachten. Deze leidraad
sociale criteria is sinds het najaar van 2012 digitaal beschikbaar.
Beleidsopties
In 2012 werd door de administratie een nieuw meerjarenactieplan duurzame
overheidsopdrachten voor de periode 2012-2014 voorbereid. Dit plan zet verder in op
de integratie van sociale criteria in overheidsopdrachten en het aanmoedigen van
meer en beter duurzaam ondernemen en ketenbeheer bij dienstverleners en
leveranciers van de overheid. In dit kader wordt in het najaar van 2013 een
overheidsopdracht uitgeschreven rond sociale aspecten van duurzaam ketenbeheer.
De opdracht zal lopen in 2014.
207
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgering en Integratie
INLEIDING Pagina 3
(…) Maar als we die arbeidsmarktreserve nader bekijken dan moeten we vaststellen
dat 73% van die mensen behoren tot een kansengroep (allochtoon, kortgeschoold,
50+ of handicap) en dat moet geen probleem zijn, want competenties staan los van
kansengroepkenmerken, maar anderzijds zijn de criteria ook niet voor niets
benoemd. Het zijn vastgestelde drempels om een plaats op de arbeidsmarkt te
vinden en vertalen zich in een beduidend lagere kans op werk. Het Departement
Werk en Sociale Economie berekende zo dat mensen die 5 jaar werkzoekend zijn
(slechts 1 kenmerk van de huidige doelgroep sociale werkplaatsen) maar 0,8% kans
hebben op werk, voor een werkzoekende met een handicap is dat slechts 3,1%. U
zal maar eens tot die categorie behoren en willen werken.
(…) Het Departement Werk en Sociale Economie berekende dat als we er als
overheid in zouden slagen om alle werkzoekenden (NWWZ) met een
arbeidshandicap, kortgeschoolden of allochtoon (of combinaties hiervan) aan het
werk te zetten, de werkzaamheidsgraad op basis van de EAK met goed 2% stijgen
tot 74%.
I. OMGEVINGSANALYSE
2. DE WERKZAAMHEID VAN KANSENGROEPEN Pagina 6
De periode van 2002 tot 2010 laat globaal -afgezien van een korte daling tijdens de
crisis– toenemende werkzaamheidsgraden optekenen voor kansengroepen. Aan die
toename is na 2010 een einde gekomen. Anno 2012 liggen de
werkzaamheidsgraden lager tot heel veel lager dan in 2010. (…) Bij de niet-EUburgers is er een stijging tot 2011, gevolgd door een scherpe daling. Het aandeel
werkenden geboren buiten de EU-27 ging er op vooruit tussen 2007 en 2010,
waarna een daling volgde.
3. WERKZOEKENDEN UIT KANSENGROEPEN Pagina 6
Ten opzichte van de situatie midden 2008 –juist voor de economische crisis– is het
absolute aantal werkzoekenden uit alle kansengroepen nu vrij veel hoger.
In juni 2013 is het aantal werkzoekende allochtonen t.o.v. 2008 relatief het sterkst
gestegen (+ 67%) in vergelijking met de andere kansengroepen en ook de periode
juni 2012- juni 2013 laat nog een sterke stijging zien (+10%). (…)
De vier kenmerken (allochtone origine, arbeidshandicap, hogere leeftijd en korte
scholing) komen vaak in combinatie voor. Van alle werkzoekenden (juni 2013)
behoort 73% (151.834) tot minstens één van deze kansengroepen en bijna de helft
daarvan (70.760) behoort tot meer dan één kansengroep. Slechts 26,6% van alle
NWWZ behoort tot geen enkele kansengroep en als we personen die meer dan 2
jaar werkzoekend zijn ook als kansengroep meerekenen, is dit nog maar 24%.
208
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Naast de vier vermelde kansengroepkenmerken –die alle voorspellers zijn voor een
problematische integratie op de arbeidsmarkt– is er ook nog de duur van de
werkloosheid. Naarmate de werkloosheidsduur oploopt, slinken de integratiekansen
snel. Dit is eens te meer het geval wanneer dit met een kansengroepkenmerk wordt
gecombineerd.
(…) Onder de allochtonen is 22% (12.259) meer dan twee jaar werkloos (…).
Bijna één op de tien van alle werkzoekenden (18.890 of 9%) is meer dan 5 jaar
werkzoekend, en dit zijn bijna allemaal mensen uit de kansengroepen (18.094 of
96%).
Daarnaast zijn er nog andere kenmerken die de kansen van werkzoekenden op de
arbeidsmarkt verkleinen, zoals laaggeletterdheid (ongeveer 45% van alle NWWZ),
alleenstaande ouders (ongeveer 10%) en leven in een armoedesituatie (23,2%
volgens EU-SILC 2011).
Het verschil in de profielen van de werkzoekenden wordt ook zichtbaar in de “kansen
om aan het werk te gaan”, gemeten als het aandeel NWWZ binnen een bepaalde
categorie die in de loop van een maand aan het werk gaan. De kansengroepen
hebben over de hele lijn lagere kansen dan de niet-kansengroepen. De uitstroom
naar werk verliep in 2012 voor alle NWWZ veel moeizamer dan in de twee
voorafgaande jaren. Geen enkele groep is er gedurende dat jaar op vooruitgegaan
en ook voor de kansengroepen, bij wie de cijfers al veel lager waren, was er in de
loop van 2012 nog een verdere daling.
209
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Financiën en Begroting
(FB)
Beleidsbrief FINANCIEN EN BEGROTING
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Strategische doelstelling 1: Slagkrachtige Vlaamse Financiën pagina 7
De toekomst maant echter aan tot voorzichtigheid. Voor 2013 wordt er uitgegaan van
een quasi nulgroei; voor 2014 van een beperkte economische groei. Een budgettair
scenario zoals zich in 2009 voltrokken heeft, dient ten allen prijze te worden
vermeden. Het is duidelijk dat de lidstaten en regio’s van de Eurozone zich nog
steeds moeten behoeden voor een economische recessie. In 2013 en 2014 zal het
bijgevolg mijn primordiale opdracht zijn om verder over de gezondheid van de
Vlaamse openbare financiën te waken.
Operationele doelstelling 1.1: transparant, efficiënt en duurzaam financieel en
budgettair beleid:
Verdere stappen in optimalisering financieel instrumentarium Pagina 8
Vanaf 22 juni 2013 is er de mogelijkheid om facturen intelligent te scannen waarbij
de facturen automatisch in OraFin worden ingebracht
Verdere implementatie Economic Governance: Pagina 9
De nieuwe regelgeving inzake het versterkt Europees begrotingstoezicht op de
lidstaten heeft een belangrijke impact op het begrotingsbeleid, de begrotingsagenda
en de rapportering van de Vlaamse Gemeenschap en de lokale overheden en vereist
een intensievere samenwerking tussen de verschillende sub-entiteiten van de
gezamenlijke overheid.
Voorwoord
5) Nieuwe dienstverlening dienst vastgoedakten pagina 10
Om via de dienst vastgoedakten effectief investeringsprojecten te versnellen door de
duur van een onteigening te verminderen, was het belangrijk om de volledige keten
van schatting, onderhandeling en verlijden van de akte te kunnen aanbieden. Er
werd daarom verder gewerkt aan de uitbouw van een gestructureerde
dienstverlening die een all-in formule aanbiedt (schattingen, onderhandelingen en
ondertekenen van akten), door: proefprojecten op te starten met de Vlaamse
Landmaatschappij met het oog op de aanleg van fietspaden (Schilde, Kalmthout,
Poelkapelle…), onteigening van woningen (Puurs en Willebroek), de aanleg van een
brug (Assenede);
210
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Initiatief 1. Verhogen van de bestuurlijke efficiëntie binnen het beleidsdomein
Financiën en Begroting door inkanteling van het IVA Centrale Accounting in
het departement Financiën en Begroting Pagina 12
Op initiatief van mijn collega bevoegd voor Bestuurszaken Geert Bourgeois besliste de
Vlaamse Regering om de bestuurlijke efficiëntie binnen de Vlaamse overheid te verhogen
door het verminderen van het aantal entiteiten. In dat kader zal ik het integratieproces starten
om het IVA Centrale Accounting onder te brengen in het departement Financiën en
Begroting. Hierbij zal geenszins de opdracht van de centrale accounting worden
teruggeschroefd, maar zullen de verwachte schaalvoordelen een verdere verhoging van de
kostenefficiënte werking mogelijk maken.
Initiatief 3. Financieel instrumentarium e-invoicing Pagina 12
In het kader van het deelproject optimalisatie van processen ligt in 2014 de focus op
de verdere begeleiding, opvolging en uitrol van intelligent scannen en e-invoicing.
Alle noodzakelijke voorbereidingen worden getroffen om in 2014 digitaal
aangeleverde factuurinformatie te aanvaarden en deze digitaal te verwerken. Op die
manier trachten we de gemiddelde betaaltermijn van facturen te verminderen.
In het kader van de verdere uitbouw van de analytische boekhoudhouding wordt het
analytisch handboek verder verfijnd met een plan van aanpak voor entiteiten die een
analytische boekhouding wensen op te zetten.
Initiatief 4. Verdere uitbouw begrotingstool Pagina 13
De integratie van beide toepassingen, met name het genereren van de met
historische cijfers ingevulde begrotingsfiches vanuit de Apex-toepassing, is voorzien
voor de volgende begrotingsronde.
De web-toepassing voor het goedkeuringsproces wordt verder uitgebreid voor de
opmaak van de memorie van toelichting en het indienen van de definitieve
begrotingen van de Vlaamse rechtspersonen. Bij de volgende begrotingsronde
kunnen ook nieuwe piloten deelnemen.
Initiatief 8. Afstemming tussen begrotings- en beleidsdocumenten Pagina 14
Vanaf de nieuwe legislatuur zal deze indeling in beleidsvelden ook worden
gehanteerd in de beleids- en beheersdocumenten, waarbij de beleidsdoelstellingen
die ressorteren onder deze beleidsvelden aan de hand van de deelprogramma’s
gekoppeld worden aan de begrotingsartikelen die terug te vinden zijn in de begroting.
Dit alles moet leiden tot een betere afstemming tussen de beleids- en
beheersdocumenten en de begroting zodat op eenduidige wijze vast te stellen is
hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor de invulling van de vooropgestelde
doelstellingen. Om deze afstemming mogelijk te maken is het noodzakelijk dat naast
de nieuwe beleidsinitiatieven ook het reguliere beleid opgenomen wordt in de
beleids- en beheersdocumenten.
Initiatief 9. Globaal datamodel Pagina 16
Tijdens het laatste werkjaar van deze legislatuur zal het Fantasi-model verder
uitgebouwd worden met een projectiemethodiek (gebaseerd op de methodiek van
“static reweighting”) die de evolutie van de personenbelasting nauwkeuriger kan
211
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
opvolgen. Hierdoor zal het mogelijk worden de gevolgen van de demografische
evolutie te voorspellen op de elasticiteit van de ontvangsten in het kader van de
personenbelasting.
Initiatief 10. Verdere uitbouw dienst vastgoedakten Pagina 17
De samenwerking tussen de entiteiten, lokale besturen, de Vlaamse
Landmaatschappij en de dienst vastgoedakten wordt verder uitgediept. In het
komende jaar zullen de nodige initiatieven worden genomen om de uitgebouwde
integrale dienstverlening bekend te maken binnen de Vlaamse overheid en bij de
lokale besturen, zodat de beschikbare capaciteit binnen de dienst vastgoedakten
volledig kan worden ingezet om de investeringsprojecten van de Vlaamse overheid
maximaal te versnellen.
Initiatief 13. Hogere responsabilisering van de verschillende beleidsdomeinen
door beperkte tussenkomst van het VFLD en impact zesde staatshervorming
op VFLD Pagina 20
In het kader van de begrotingsopmaak 2014 heeft de Vlaamse regering beslist de
tussenkomst van het VFLD inzake hoofdsom te beperken tot 50% van een opeisbare
verbintenis. Naast de beoogde besparing moet dit leiden tot een grotere
responsabilisering van het betrokken beleidsdomein.
Initiatief 14. Voorzichtige benadering bij herfinancieringen Pagina 21
In de volgende jaren staan we terug voor enkele herfinancieringen. Voor wat deze
legislatuur betreft, zal ik blijven streven naar een voorzichtige verhouding vaste
versus vlottende rentevoet, rekening houdend met de volgende terugbetalingen door
KBC van de aan hen verleende steun.
Operationele doelstelling 2.1 Efficiënte
belastingen in eigen beheer Pagina 23
en
effectieve
invordering
van
Er worden vestigingen voorzien in 13 Vlaamse centrumsteden en Brussel.
Voor Aalst opteerde de Vlaamse Regering op 20 december 2012, na een
selectieprocedure, voor het Postsite-gebouw in de Vaartstraat in Aalst. Ook het
huidige personeel dat nu nog in het Mercuriusgebouw tewerkgesteld is zal in dit
nieuwe gebouw worden gehuisvest, reeds met ingang van januari 2014. Vanuit de
zetel in Aalst zullen een aantal generieke taken m.b.t. de huidige en de nieuwe
heffingen worden verzorgd
Onderzoek en ontwikkeling van unieke Vlaamse Codex Pagina 24
Op 21 juni 2013 heb ik de Vlaamse Regering dan ook een voorontwerp van decreet
houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit kunnen voorleggen. Dit voorontwerp werd
inmiddels voor advies aan de Raad van State overgemaakt.
de regelgeving i.v.m. belastingen geïnd door VLABEL in één codex terug kunnen
vinden, met uitzondering van de regelgeving aangaande de planbatenheffing,
De betrachting blijft immers nog steeds om de VCF in voege te laten treden vanaf 1
januari 2014.
212
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Mijn administratie is in die optiek ook al volop bezig met het uitvoeringsbesluit van de
VCF, dat op dezelfde datum in voege moet kunnen gaan.
Vernieuwing VFP (Vlaams Fiscaal Platform) Pagina 25
Belastingplichtigen kregen de mogelijkheid om hun aanslagbiljetten elektronisch
toegestuurd te krijgen via Zoomit. Verder werd de website van VLABEL toegankelijk
gemaakt op tablets en smartphones, met onder meer de app voor de simulatie van
de BIV en de verkeersbelastingen. Tenslotte werden aan de toepassingen die via de
website worden ontsloten ook verbeteringen aangebracht, bijvoorbeeld zodat grote
bedrijven met veel onroerende goederen of een uitgebreid wagenpark, hun gegevens
vlotter kunnen raadplegen.
In het kader van controle op belastingontduiking werden eveneens een aantal
belangrijke initiatieven genomen die zonder het VFP niet zouden kunnen
functioneren: een vereenvoudigde controle op de baan op de betaling van de
verkeersbelastingen door nummerplaatherkenning met behulp van mobiele scanners
(ANPR). Onmiddellijk aansluitend op de controle wordt ter plaatse met behulp van
door mijn administratie ontwikkelde software een PV opgemaakt dat onmiddellijk
moet betaald worden. Met dit project heeft VLABEL overigens de ‘Indigo-prijs’ voor
innovatieve projecten binnen de Vlaamse Overheid gewonnen. Verder werd ook de
administratieve controle op de verkeersbelastingen verscherpt door allerlei gegevens
van externe en interne bronnen met elkaar te vergelijken, zodat voertuigen waarvan
de belastingaangifte klaarblijkelijk niet in orde is, worden opgespoord en
administratief aangemaand om zich in regel te stellen.
Dat er op het vlak van een efficiëntere inning verbeteringen werden aangebracht,
wordt o.a. aangetoond door het feit dat er voor aanslagjaar 2013 per eind juli reeds
voor een bedrag van 2,5 miljard euro aan aanslagbiljetten voor de onroerende
voorheffing verstuurd werd (ter vergelijking: in 2012 werd per eind juli voor een
bedrag van 1,8 miljard euro verstuurd). Ook de kwaliteit van de verstuurde
aanslagbiljetten gaat er nog steeds op vooruit: het aantal belastingplichtigen dat een
bezwaar moet indienen om een rechtzetting te verkrijgen blijft jaar na jaar dalen.
Specifiek voor de verkeersbelastingen vloeit de daling voort uit een geoptimaliseerde
uitwisseling van gegevens met de FOD Mobiliteit (de DIV - Dienst Inschrijvingen
Voertuigen).
Verder zijn er ook verbeteringen aangebracht aan het invorderingsysteem waardoor
belastingplichtigen effectiever aangemaand worden om te betalen. Er werden ook
aanpassingen doorgevoerd om veel meer ontvangsten volledig automatisch te
verwerken waardoor het manuele werk voor de boekhoudcel veel efficiënter verloopt.
Tenslotte werd er een nieuwe opvolgmodule voor invoerdersnummerplaten
5) Integratorrol van VLABEL bij internationale invorderingsbijstand Pagina 26
In Vlaanderen vervult VLABEL op zijn beurt een centrale en coördinerende rol naar
de provincies en de gemeenten toe. Begin dit jaar werd een toelichting gegeven voor
provincies en gemeenten en werden de nodige afspraken gemaakt voor een vlotte
samenwerking. Ook via de afdeling Lokale en Provinciale Besturen van ABB werden
de provincies en de gemeenten op de hoogte gebracht van de faciliterende rol van
213
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
VLABEL. Op de website van VLABEL kunnen de gemeenten een antwoord vinden
op hun meest gestelde vragen rond de invorderingsmogelijkheden in het buitenland.
Inmiddels maakten de provincies en gemeenten 15 concrete verzoeken over aan
VLABEL. Samen met zijn eigen verzoeken verstuurde VLABEL in 2012 en in de
eerste helft van 2013 al een kleine 200 verzoeken naar het buitenland in het kader
van de richtlijn 2010/24/EU. Omgekeerd ontving VLABEL in diezelfde periode 35
verzoeken uit het buitenland, waaronder 24 verzoeken tot daadwerkelijke
invordering.
Initiatief 19. Bijsturing en vernieuwing VFP Pagina 28
Vanaf volgend aanslagjaar zullen de panden die SVK’s verhuren als ‘sociale woning’
op dezelfde manier belast worden voor onroerende voorheffing als de woningen die
eigendom zijn van sociale verhuurmaatschappijen (zie hierna, onder operationele
doelstelling 3.1). VLABEL zal zowel het verlaagde tarief kunnen toepassen als
automatisch een eventuele kinder- en gehandicaptenkorting toekennen voor de
onroerende voorheffing. Hiervoor wordt momenteel de internettoepassing ontwikkeld
waarmee SVK’s de verhuurde woningen en hun huurders kunnen kenbaar maken
aan VLABEL. Het VFP zorgt dan voor de koppeling met de andere benodigde
gegevens, zodat ook aan kansengroepen in onze maatschappij automatisch de juiste
rechten kunnen worden toegekend.
Wanneer een notaris een akte opstelt voor de verkoop van een onroerend goed, is
hij verplicht om bij de verschillende overheden na te gaan of de verkoper nog
openstaande belastingschulden heeft. Dit proces is bij VLABEL al geruime tijd
geautomatiseerd: de notaris krijgt op ongeveer 80 % van zijn vragen, zonder
manuele tussenkomst, een overzicht van de openstaande schulden via het Enotificatie systeem. Voor de 20% van de vragen die niet ‘automatisch’ kunnen
beantwoord worden, is er echter veel manueel werk. De verdere automatisering
hiervan staat eveneens gepland voor volgend werkjaar.
Tenslotte zijn er ook nog een aantal verplichte wijzigingen gepland omdat de
authentieke bronnen die bepaalde data aanleveren hun ICT-systemen aan het
moderniseren zijn. Het gaat meer bepaald om de aanlevering van gegevens voor de
leegstandsheffing op bedrijven, voor de gegevens van de Belgische ondernemingen
en voor de gegevens van de onroerende goederen (Patrimoniumdocumentatie).
Strategische doelstelling 3: probaat en vereenvoudigd fiscaal beleid met
aandacht voor op een goed ondernemingsklimaat
Operationele doelstelling 3.1 doelgericht fiscaal beleid
Toekennen van een sociaal tarief onroerende voorheffing bij verhuur door SVK
en aan vennootschappen met sociaal oogmerk en Verenigingen Zonder
Winstoogmerk die wooninfrastructuur aan personen met een handicap ter
beschikking stellen Pagina 30
Het onderzoek naar de technische uitvoerbaarheid van de maatregel tot toekenning
van een verlaagd tarief inzake onroerende voorheffing aan SVK’s is afgerond. De
betrokken partijen zijn geconsulteerd. Het onderzoek naar de technische
uitvoerbaarheid van de maatregel tot toekenning van een verlaagd tarief inzake
214
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
onroerende voorheffing aan SVK’s is afgerond. De betrokken partijen zijn
geconsulteerd.
De wetgeving wordt vanaf het aanslagjaar 2014 aangepast. De eigendommen die
door erkende SVK’s worden gehuurd om als sociale woning te verhuren worden
toegevoegd aan de eigendommen die in aanmerking komen voor het verlaagd tarief
van 1,6% in de onroerende voorheffing. Ook de eigendommen waarvan de erkende
SVK’s eigenaar zijn en die als sociale woningen worden verhuurd zullen in
aanmerking komen.
Omdat VLABEL niet over de gegevens inzake verhuring aan een SVK beschikt,
wordt voorzien dat uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar moet gemeld worden dat
de betrokken eigendom verhuurd wordt aan een erkend SVK. Enkel indien deze
melding tijdig is gebeurd, kan het verlaagd tarief toegekend worden voor het
desbetreffende aanslagjaar. Het verlaagd tarief zal worden toegekend tot het einde
van de huurovereenkomst.
De toekenning van het verlaagd tarief inzake onroerende voorheffing bij verhuur door
een SVK, is een belangrijke verwezenlijking in het kader van het Vlaams actieplan
armoedebestrijding (VAPA).
Gelet op het feit dat de terbeschikkingstelling van de bedoelde onroerende goederen
gelijkaardig is aan de terbeschikkingstelling als sociale woning zoals reeds voorzien
in het huidige artikel 255 WIB92/OV worden deze eigendommen toegevoegd aan het
verlaagd tarief van 1,6% in de onroerende voorheffing.
Belangrijk is dat dit initiatief een nieuw marktsegment aanboort waardoor er precies
nieuwe woningen tot stand komen waar dat voor de inwerkingtreding van dit initiatief
niet het geval zou zijn.
Concreet zal er een verlaagd tarief van 1.6% in de onroerende voorheffing worden
toegekend aan vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder
winstoogmerk die uitsluitend wooninfrastructuur aan personen met een handicap, die
een duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning hebben, ter
beschikking
Initiatief 22. Bijkomende fiscale stimulans voor nieuwe bedrijfsinvesteringen
Pagina 34
Omdat de concurrentiekracht van de Vlaamse ondernemingen vandaag wordt
bedreigd, heb ik een initiatief genomen om de lasten voor bedrijven die willen
investeren in Vlaanderen aanzienlijk te verminderen: voor alle investeringen in nieuw
materieel en outillage die gedaan zullen worden in de jaren 2014, 2015 en 2016 zal
niet enkel het KI vrijgesteld worden op basis van de reeds bestaande wetgeving,
maar zal er indien er nog belastbaar KI zou zijn op de percelen waar de nieuwe
investeringen gedaan worden, bijkomend nog een vrijstelling worden gegeven ten
belope van het KI van de nieuwe investering(en). De investeringen in nieuw
materieel en outillage die reeds volledig vrijgesteld zijn (in toepassing van artikel 253,
4° van het WIB92) zullen dus bijkomend nog eens in mindering gebracht worden van
het belastbaar KI. Dat betekent een belangrijke fiscale prikkel voor nieuwe
bedrijfsinvesteringen. Hoewel de bijkomende vermindering slechts geldt voor
investeringen die gedaan worden in de bovenvermelde jaren, blijft ze wel definitief
verworven. Net als in de huidige regeling zullen de lokale overheden volledig worden
gecompenseerd voor de gederfde ontvangsten
215
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Initiatief 23. Onderzoek overheveling van de verkrottingsheffing naar de
gemeenten Pagina 34
Zoals door de Vlaamse ombudsman aangekaart, bestaat er bij veel burgers
verwarring over de “dubbele” belasting op verkrotting van gebouwen en/of woningen.
Deze heffing kan immers gelijktijdig opgelegd worden door het Vlaamse Gewest en
de gemeente waar het pand zich bevindt. Mede door deze reden werd eerder beslist
de leegstandsheffing op gebouwen en/of woningen volledig op het niveau van de
gemeente te leggen. De gemeenten hebben immers een belangrijke regisseursrol
inzake het lokale woonbeleid.
Samen met mijn collega bevoegd voor woonbeleid wil ik de komende maanden een
overheveling voor de resterende Vlaamse heffing op verwaarloosde gebouwen en/of
woningen en ongeschikte en/of onbewoonbare woningen onderzoeken.
Aandachtspunten Stedenbeleid
/
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
/
216
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Cultuur, Jeugd, sport en Media
(CJSM)
Beleidsbrief CULTUUR
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
DEEL 1: STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren
Pagina 11
Het proefproject, in juni 2012 gelanceerd in de pilootregio Aalst, Erpe-Mere, Haaltert
en Lede, liep het voorbije jaar succesvol voort. Dat tonen niet alleen de cijfers: eind
augustus 2013 waren er meer dan 8.760 UiTPAS-houders, waarvan 3.500
deelnemen aan kansentarief. Zij kunnen participeren aan alle activiteiten van 13
bovenlokale partnerorganisaties en 360 lokale vrijetijdsverenigingen en -organisaties.
Een door KPMG uitgevoerde studie toont aan dat een uitrol naar andere steden,
gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden realistisch en haalbaar
is, zowel wat de organisatie als wat de financiële en personele middelen betreft.
SD 2: Prognose 2014 Pagina 12
Om het kostenmodel en het uitrolscenario voor de UiTPAS te testen en ter
ondersteuning van de eindevaluatie, wordt een aantal testcases uitgewerkt met
enkele steden, gemeenten en interregionale samenwerkingsverbanden die op termijn
met de UiTPAS van start willen gaan. Naast de onderzoeksresultaten van het
participatieonderzoek in de pilootregio en de resultaten van de werkgroep met alle
steunpunten en fondsen uit het culturele veld over de rol van de cultuuraanbieders
en de toeleiding van mensen in armoede, zullen de resultaten van deze testfase
leiden tot het finale evaluatiedossier dat ik in december 2013 op de Vlaamse
Regering breng.
De Kunstendag voor Kinderen wordt een vaste waarde in het culturele jaar. In 2014
komt de nadruk nog meer te liggen op het betrekken van kansengroepen bij de
activiteiten van dit gebeuren. We realiseren dit in samenwerking met OCMW‟s en
welzijnsorganisaties. Een proefproject in de steden Antwerpen, Gent en Brussel
wordt in 2014 uitgebreid naar heel Vlaanderen.
DEEL 2: OPERATIONELE DOELSTELLINGEN (sectoraal cultuurbeleid)
OD 6: Blinde vlekken wegwerken in het kader van het Decreet Lokaal
Cultuurbeleid
OD 6: Prognose 2014 Pagina 28
Het nieuwe Decreet betreffende het lokaal cultuurbeleid wordt volledig van kracht op
1 januari 2014. Hierdoor krijgen lokale besturen meer vrijheid om een eigen lokaal
beleid vorm te geven. De Vlaamse overheid ondersteunt de steden en gemeenten
hierbij aan de hand van Vlaamse beleidsprioriteiten. Voor Cultuur hebben die
217
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
betrekking op een kwalitatief en duurzaam lokaal cultuurbeleid, een laagdrempelige
bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften en de organisatie van een
cultuurcentrum.
Uiterlijk op 15 januari 2014 kunnen gemeenten een subsidieaanvraag voor het lokaal
cultuurbeleid indienen via de strategische meerjarenplanning die door de
gemeenteraad werd goedgekeurd. Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor
Jeugd en Volwassenen zal via het Agentschap voor Binnenlands Bestuur alle
onderdelen ontvangen die door een gemeente aan de Vlaamse beleidsprioriteiten
voor het lokaal cultuurbeleid zijn gekoppeld.
Uiterlijk op 30 april 2014 brengt de Vlaamse Regering de gemeente op de hoogte
van het al dan niet aanvaarden van de subsidieaanvraag en van de hoogte van het
subsidiebedrag voor de komende zes jaar. De Vlaamse Regering kan de
beleidsprioriteiten na drie jaar evalueren.
In het begin van deze legislatuur stelde ik mezelf als doelstelling om verder in te
zetten op de uitrol van de deelnemende gemeenten. Uit verschillende reacties en
vragen die binnenkomen op de administratie en mijn kabinet mogen we verwachten
dat er met de wijzigingen aan het decreet opnieuw een aantal (vooral kleinere)
gemeenten gemotiveerd werd en op 15 januari een aanvraag zal doen.
En
Een nieuwe aanvraag voor projectvereniging in het kader van de intergemeentelijke
samenwerking voor de afstemming van het cultuuraanbod en de communicatie
tenslotte is ingediend door Projectvereniging BIE, een samenwerking tussen
Hooglede, Ingelmunster, Izegem, Lichtervelde, Moorslede, Roeselare en Staden.
OD 7: Ontwikkeling van de digitale bibliotheek
OD 7: Realisaties 2013 Pagina 29
In 2013 optimaliseerde Bibnet het project Bibliotheekportalen. Er werd een nieuwe
interface gelanceerd voor zoeken.bibliotheek.be en de gekoppelde zoekomgevingen
in Bibliotheekportalen. Het zoekplatform bevat een groot deel van de collecties van
Vlaamse bibliotheken en toont de bezitsgegevens van de Vlaamse openbare
bibliotheken die deel uitmaken van het interbestuurlijk project Bibliotheekportalen.
(zie SD 3)
En
OD 7: Prognose 2014 Pagina 29-30
Het project Bibliotheekportalen vormt steeds meer de basis om andere nieuwe
digitale bibliotheekdiensten te ontwikkelen, zoals de integratie van digitale content en
de toegankelijkheid van bibliotheekdiensten via het web (Open Bib ID). Heel wat
bibliotheken reageren positief en enthousiast op deze ontwikkelingen, zowel
bibliotheken die aangesloten zijn op het Provinciaal BibliotheekSysteem (PBS) als
bibliotheken die om diverse redenen (nog) niet zijn aangesloten. Bibliotheken die niet
zijn aangesloten, kunnen vanaf 1 januari 2014 toegang krijgen tot de diensten van
het project Bibliotheekportalen.
Ik ben ervan overtuigd dat we consequent en blijvend moeten inzetten op het
interbestuurlijk karakter van de uitbouw van de digitale bibliotheek. Dit betekent dat
lokale besturen mee moeten worden betrokken in de verdere ontwikkeling van
218
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Bibliotheekportalen. Bibnet moet samen met de betrokken partners werken aan een
volwaardig draagvlak voor de verdere ontwikkeling van de digitale bibliotheek in al
zijn aspecten.
Wanneer er genoeg interesse is bij de openbare bibliotheken, start in april 2014 een
pilootproject voor uitlening van e-boeken. Dit zou een historische stap betekenen
voor onze bibliotheken.
OD 9: Afstemmen van registratie- en rapporteringssystemen
OD 9: Realisaties 2013 Pagina 30
De werking van de cultuurcentra wordt opgevraagd met de nieuwe
gegevensregistratietool ”Cultuurcentra in Cijfers”. In 2013 zette de administratie de
eerste, verkennende stappen om deze gegevens in een interactieve
rapporteringsmodule publiek te maken. Voor de bibliotheken gebeurt dit al via
www.bibliotheekstatistieken.be. Er worden stappen gezet om de rapportering van de
gegevens van de cultuurcentra te koppelen aan die van de openbare bibliotheken.
Op die manier wordt een sectoraal platform gecreëerd, waaraan in de toekomst
gegevens over het gemeentelijk cultuurbeleid kunnen worden toegevoegd. Dit kan
uitgroeien tot een echt kennisplatform over het lokaal cultuurbeleid.
OD 9: Prognose 2014 Pagina 31
Ter voorbereiding van een kennisplatform over het lokaal cultuurbeleid wordt in 2014
een grondige behoefteanalyse uitgewerkt en gezocht naar een geschikte partner om
de software te ontwikkelen. Inhoudelijk wordt bekeken hoe de gegevens van de
openbare bibliotheken en de cultuurcentra op elkaar afgestemd kunnen worden, met
behoud van de eigenheid van beide sectoren. Het platform moet zo goed mogelijk
tegemoetkomen aan de noden en behoeften van de verschillende types potentiële
gebruikers.
OD 16: Inzetten op bewaring en ontsluiting van het erfgoed
OD 16: Realisaties 2013 Pagina 40
In 2014 wordt het regionaal depotbeleid met de provincies verder uitgebouwd in
uitvoering van het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet van 2012. De Vlaamse
beleidsprioriteiten voor het regionaal cultureel-erfgoedbeleid worden van kracht en er
worden personele en financiële middelen aan toegewezen. Concreet gaat het om
volgende beleidsprioriteiten binnen de toegekende bevoegdheden aan de provincies:
een regionaal netwerk van cultureel-erfgoeddepots, dienstverlening voor cultureelerfgoedbeheerders voor het duurzaam bewaren van cultureel erfgoed en aggregatieen preservatie-initiatieven voor digitaal cultureel erfgoed. Voor de uitbouw van het
regionaal depotbeleid wordt afstemming gezocht met Onroerend Erfgoed, onder
meer m.b.t. de regierol van de provincies. Er kunnen bovendien aanvragen worden
ingediend ter ondersteuning van investeringen in de infrastructuur van cultureelerfgoeddepots, dit op basis van het nieuwe FoCI-reglement.
En
Een rondvraag aan mogelijke kandidaten voor een definitieve bestemming en
ontsluiting van de Orgelcollectie Ghysels resulteerde op 5 juli 2013 in een positief
219
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
engagement van de stad Antwerpen om de collectie in de toekomst een plaats te
geven in het te restaureren Museum Vleeshuis. Aan mijn administratie gaf ik de
opdracht om de bewaring in het depot van Katoennatie voorlopig te verlengen,
gekoppeld aan een uitbreiding met het oog op een beperkte ontsluiting van de
collectie in depot via geleide groepsbezoeken.
OD 18: Verdere implementatie van het Cultureel-erfgoeddecreet
OD 18: Prognose 2014 Pagina 44
In 2014 zal ik conform het Cultureel-erfgoeddecreet, een voorstel van beslissing over
de subsidiëring van het lokaal cultureel-erfgoedbeleid van de steden Antwerpen,
Gent, Brugge, Leuven en Mechelen voorleggen aan de Vlaamse Regering, voor de
periode 2014 - 2019. Dit gebeurt voor deze steden op basis van hun voorstellen voor
de invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het lokale cultureelerfgoedbeleid. Er zal daarbij ingezet worden op digitaal cultureel erfgoed, religieus
cultureel erfgoed, culturele archieven en vrijwilligerswerking rond de zorg voor en
ontsluiting van cultureel erfgoed.
In datzelfde kader zal ik een voorstel van beslissing voorleggen aan de Vlaamse
Regering over de subsidiëring van het regionaal cultureel-erfgoedbeleid van de
provincies. Dit gebeurt eveneens op basis van hun voorstellen voor invulling van de
Vlaamse beleidsprioriteiten voor het regionale cultureel-erfgoedbeleid waarbij, zoals
vermeld onder OD 16, binnen de bevoegdheden van de provincies gewerkt wordt
aan de uitbouw van een regionaal depotbeleid.
De Vlaamse Regering zal een beslissing nemen over de subsidiëring van het lokaal
cultureel-erfgoedbeleid op basis van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,
voor de periode 2015-2020. Dit instrument van de erfgoedconvenants moet een
impuls en ondersteuning zijn voor de ontwikkeling van het lokaal cultureelerfgoedbeleid. Samenwerking en efficiënte inzet van mensen en middelen zijn hierbij
belangrijke aandachtspunten.
OD 28: Naar een doelgerichte samenwerking met andere bestuursniveaus
OD 28: Realisaties 2013 Pagina 56
In overleg met de sector, de lokale en provinciale besturen werden de doorbraken uit
het Witboek Interne Staatshervorming uitgewerkt.
Voor kunsten werd het traject van de werkgroep complementair kunstenbeleid,
opgericht voor de uitwerking van de doorbraken uit het witboek Interne
Staatshervorming, geïntegreerd in de evaluatie en voorstel tot wijziging van het
Kunstendecreet. Mede op basis van de voorstellen van deze werkgroep werden de
principes voor een complementair kunstenbeleid verankerd in het voorstel van
decreet. Het voorstel van decreet voorziet dat de lokale en provinciale besturen
zullen worden betrokken bij de uitwerking (zie OD11). De steden, gemeenten of de
VGC zullen worden betrokken bij de opmaak van de beheersovereenkomsten met de
kunstinstellingen. Voor organisaties die een vijfjarige werkingssubsidie aanvragen
zullen de betrokken overheden na de beoordelingsprocedure worden gehoord. Zo
worden de andere bestuursniveaus nauwer betrokken bij de besluitvorming over de
ondersteuning van de kunsten. Het complementair beleid zal vorm krijgen in een
protocol met afspraken over beleidsoverleg, samenwerking en informatieuitwisseling.
220
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In overleg met de provincies, de (amateur)kunstensector, het sociaal-cultureel
volwassenenwerk en de lokale overheden werden de geïnventariseerde
subsidiecijfers op hun juistheid afgetoetst met de desbetreffende organisaties. Op
basis van deze gegevens werd de financiële verevening goedgekeurd op de
Vlaamse Regering van 19 april 2013.
De engagementen naar de tweetalige organisatie Flagey lopen voort. Er is een
nieuwe beheersovereenkomst afgesloten met het Paleis voor Schone Kunsten die
loopt tot eind 2015. Het voornaamste ingrediënt van deze beheersovereenkomst is
de projectmatige subsidiëring van de artistieke Vlaamse aanwezigheid in het Paleis
voor Schone Kunsten. Er vonden een tentoonstelling plaats van Valerie Mannaerts,
concerten van deFilharmonie, Ictus, Huelgas, etc., een architectuurexpo van bOb
Van Reeth, en nog veel meer.
Voor cultureel erfgoed kreeg het protocol van akkoord dat voor beleidsafstemming is
gesloten tussen de drie bestuursniveaus invulling. Het complementair cultureelerfgoedbeleid blijft in het Cultureel-erfgoeddecreet van 2012 een belangrijke
hoeksteen voor de doelmatige inzet van de beleidsinstrumenten voor de zorg voor en
ontsluiting van cultureel erfgoed, van zowel gemeenten, provincies als de Vlaamse
overheid. Hiervoor werd geregeld overlegd met de Vereniging van Vlaamse
Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
Vooral de concrete invulling en afstemming van het ondersteuningsbeleid door de
verschillende bestuursniveaus kwam aan bod. De betrokken nieuwe schepenen en
gedeputeerden bevoegd voor cultureel erfgoed werden uitvoerig geïnformeerd.
FARO reikte, samen met LOCUS, instrumenten en kapstokken aan voor de
ontwikkeling van een lokaal cultureel-erfgoedbeleid.
OD 28: Prognose 2014 Pagina 57-58
De provincies hebben voor het laatst zelf structurele subsidies gegeven aan
organisaties uit de sectoren van de kunsten, amateurkunsten, circus en sociaalcultureel volwassenenwerk, die ook door de Vlaamse overheid gesubsidieerd
worden. Op 1 januari 2014 worden de middelen die met de huidige inventarisering
zijn vastgesteld, overgeheveld naar de Vlaamse overheid en in de daaropvolgende
overgangsjaren verdeeld over de organisaties die in 2013 door de provincies
structureel werden gesubsidieerd, a rato van hun provinciale subsidie.
De werkgroep complementair kunstenbeleid, die in 2013 werd uitgebreid met
vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zal het protocol tot
complementair beleid verder vormgeven in 2014.
In 2014 kunnen de provincies, de 5 steden en intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden een nieuwe aanvraag indienen voor de ondersteuning
door de Vlaamse overheid van het regionaal en lokaal cultureel-erfgoedbeleid voor
een volgende beleidsperiode (zie OD 18). De indeling van de collectiebeherende
cultureel-erfgoedorganisaties met een kwaliteitslabel in het lokale en regionale
niveau en de bijhorende ondersteuning zal vanaf 2014 autonoom gebeuren, met
inbegrip van de middelen, door de lokale en regionale overheden. Overlegmomenten
met de VVSG en VVP, in het kader van het protocol van akkoord, zullen de uitrol van
het complementair cultureel-erfgoedbeleid opvolgen en de in het protocol
ingeschreven sensibilisering naar de lokale en regionale besturen voortzetten.
Het komende jaar zal het langverwachte culturele samenwerkingsakkoord met de
Franse Gemeenschap in uitvoering gebracht worden, nadat het is goedgekeurd door
het Vlaams Parlement. Het is onder meer de bedoeling om een betere informatie221
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
uitwisseling te organiseren zodat de gemeenschappen een beter inzicht krijgen in
elkaars cultuurbeleid. Eén van de mogelijke pistes daartoe is de uitwisseling van
ambtenaren onder de vorm van kortlopende stages. Er zal ingezet worden op het
verspreiden van informatie over het cultuuraanbod in de andere gemeenschap en op
het faciliteren van de toegang tot dat aanbod. Voorts is het de bedoeling om, daar
waar nodig en nuttig, samen standpunten in te nemen en samen op te treden ten
aanzien van de federale overheid, internationale organisaties zoals de EU en derde
landen.
Ik zal op basis van het nieuwe Decreet Lokaal Cultuurbeleid vanaf 2014 een nieuwe
convenant sluiten met de Vlaamse Gemeenschapscommissie waarin zowel de
afspraken over het lokaal cultuurbeleid in het algemeen als over het bibliotheekbeleid
worden geïntegreerd in één convenant.
In uitvoering van het Regeerakkoord startte ik aan het begin van mijn legislatuur een
aantal trajecten, waarbij we meer en meer streefden naar een volwaardig
partnerschap tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. We willen daarbij
onnodige plan –en rapporteringslast beperken en een kader maken met voldoende
mogelijkheden voor de lokale besturen om op maat te werken. De bedoeling is dat
Vlaanderen, provincies en steden en gemeenten samenwerken in het belang van de
sector. Daarbij zijn regelmatige overleg en afstemming essentieel. Dit mondde niet
alleen uit in betere afspraken over een complementair beleid in het kader van de
interne staatshervorming, maar ook in een nieuw decreet Lokaal Cultuurbeleid. De
principes werden meegenomen in het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet en het
nieuwe
Kunstendecreet.
Het
decreet
Sociaal-cultureel
Werk,
het
Amateurkunstendecreet en het Circusdecreet werden waar nodig
aangepast. Deze nieuwe en aangepaste regelgeving treden in 2014 en de daarop
volgende jaren volop in werking.
222
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Er kan verwezen worden naar de aandachtspunten Binnenland.
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
DEEL 1: STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren
SD 2: Realisaties 2013 Pagina 11
Ik bleef de cultuursector oproepen om hun engagement voor etnisch-culturele
diversiteit kenbaar te maken door het ondertekenen van een engagementsverklaring.
Al 47 organisaties sloten zich hierbij aan.
En
In het voorstel van vernieuwd Kunstendecreet is participatie één van de vijf functies
die kunstenorganisaties kunnen opnemen en is het een verplichte functie voor de
grote kunsteninstellingen. Participatie wordt gedefinieerd als “ontwikkelen en
toepassen van visie, concepten en processen die bijdragen tot de participatie, zowel
als actieve deelname aan kunst als confronteren met kunst, met aandacht voor
maatschappelijke en culturele diversiteit”. Elke functie zal worden beoordeeld op
basis van specifieke criteria: kwaliteit van de participatieve concepten en
methodieken, kwaliteit van de procesbegeleiding, betrokkenheid van de deelnemers.
“Maatschappelijke en culturele diversiteit” is één van de zeven algemene
beoordelingscriteria die gelden voor alle kunstenorganisaties, ongeacht de functie die
ze opnemen. Op deze manier worden diversiteit en participatie nog sterker verankerd
en gewaardeerd in het ondersteuningsbeleid voor de kunsten.
Op 17 november 2013 ging voor de tweede keer de Kunstendag voor Kinderen door.
Een laagdrempelige „dag‟ die meer mensen wil laten participeren aan de kunsten. In
62 gemeenten, verspreid in Vlaanderen, werden door 155 deelnemende organisaties
niet minder dan 245 activiteiten georganiseerd. Door kinderen in gezinsverband aan
te spreken, wil zo‟n dag meer de kansarme en etnisch diverse publieksgroepen
bereiken. De kunstenorganisaties worden uitgenodigd en uitgedaagd om na te
denken over hoe ze kunst presenteren voor kinderen en hun gezin.
SD 2: Prognose 2014 Pagina 12
De engagementsverklaring etnisch-culturele diversiteit loopt voort. De verschillende
acties van de organisaties die de engagementsverklaring ondertekenden, zullen
ontsloten worden voor de rest van de cultuursector met het oog op kennisdeling.
En
De resultaten van de toegankelijkheidsscreenings van de cultuurinfrastructuur zullen
ter beschikking van de sector worden gesteld. De verankering van diversiteit en
participatie in het vernieuwde Kunstendecreet wordt geconcretiseerd in het
uitvoeringsbesluit.
223
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief JEUGD
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
Managementsamenvatting Pagina 7
Er werden heel wat onderzoeken opgestart die in 2014 voorgesteld zullen worden.
We komen naar buiten met de resultaten van het onderzoek van de jeugdhuizen en
de 0-meting van het lokale jeugdbeleid. Ook de kennis en ervaring verworven in de
begeleidingsopdracht met focus op het wegwerken van drempels van
jeugdbewegingen voor kinderen en jongeren in armoede en de daaraan verbonden
publicatie, maken we in het voorjaar van 2014 aan de sector en de lokale besturen
bekend.
Managementsamenvatting Pagina 8
In 2014 worden de strategische meerjarenplannen van de Vlaamse gemeenten en
de daaraan verbonden subsidieaanvragen in het kader van de Vlaamse
beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, beoordeeld door de administratie. Vanaf
2014 worden extra middelen vrijgemaakt voor de uitvoering van de tweede Vlaamse
beleidsprioriteit „ het verhogen van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en
jongeren die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties.
OD 1.1 wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven
uitbouwen en het jeugdwerk monitoren Pagina 9
In 2013 startte ik een nulmeting op voor het lokale jeugdbeleid. Met de afschaffing
van het sectorale lokale jeugdbeleidsplan en de invoering van de beleids- en
beheerscyclus (BBC), is de context voor de planning en uitvoering van het lokaal
jeugd(werk)beleid in belangrijke mate veranderd. Met deze nulmeting (2013-2014) wil
ik inzicht krijgen in wat de ervaringen en verwachtingen zijn van lokale besturen
binnen de vernieuwde context. Door de uitvoerige participatie van gemeenten en
steden aan de nulmeting, worden toekomstige evoluties beter opgevolgd en kan de
ondersteuning vanuit Vlaanderen zo relevant en doeltreffend mogelijk worden
ingevuld. Hiervoor gunde ik een onderzoeksopdracht aan het Instituut voor de
Overheid (KU Leuven).
Beleidsopties 2014 Pagina 11
Voor het zomerreces maakte ik de subsidie-enveloppes voor de instellingen
bekend. Zo krijgen het Kenniscentrum Kinderrechten en de Kinderrechtencoalitie
vanaf 2014 respectievelijk een jaarlijkse subsidie van 234 000 euro en de 150 000
euro. Bij de beslissing over Keki en Kireco hielden we maximaal rekening met de
resolutie betreffende de optimalisering van het middenveld kinderrechten (zie
achteraan). De kinderrechtencoalitie wordt naast haar koepeltaak (decretale taak)
gesubsidieerd voor het opmaken van een schaduwrapport IVRK én het opvolgen van
het VJP. De Vereniging Vlaamse Jeugddiensten werd met 50 000 euro verhoogd en
224
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
dit om de mogelijke uitdagingen die de implementatie van het Planlastendecreet en
de Gemeentelijke Administratieve Sancties voor de lokale besturen stellen, aan te
pakken. VVJ moet dit nauwe samenwerking met Karuur vzw doen. De jaarlijkse
subsidie voor VVJ vanaf 2014 bedraagt 403 500 EUR. Voor Jint wordt de BelJ
subsidie geoormerkt toegevoegd aan de enveloppe. Jint krijgt op die manier een
structurele subsidie van 921 000 euro. Over de enveloppe van De Ambrassade
beslis ik in het najaar.
Vlaamse prioriteiten voor het lokaal jeugd(werk)beleid Pagina 15
In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers
planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht
vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk,
voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de
garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren.
Beleidsrealisaties 2013
In 2013 werden de bestuursakkoorden met de provincies opgesteld, deze werden
door de Vlaamse Regering ondertekend in april 2013. Niet alleen in deze
bestuursakkoorden, maar ook in de decretale taakstelling voor de provinciebesturen,
wordt aan de provincies expliciet de mogelijkheid gegeven een beleid te ontwikkelen
dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren de kans geeft actief deel te nemen aan
jeugdwerk.
Beleidsopties 2014
In 2014 worden de strategische meerjarenplannen en de daaraan verbonden
subsidieaanvragen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het
jeugdbeleid, beoordeeld door de administratie. Vanaf 2014 worden extra middelen
vrijgemaakt voor de uitvoering van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit „het
verhogen van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren die
opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties’. In het kader van deze prioriteit
moeten lokale besturen die aanspraak maken op deze subsidie, aantonen hoe ze de
particuliere verenigingen ondersteunen die kinderen en jongeren bereiken die
opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties. Ook wordt van deze
gemeentebesturen verwacht dat ze ontmoetingsruimte en -mogelijkheden creëren
voor jongeren die opgroeien in kwetsbare situaties en tenslotte moeten de
gemeentebesturen eveneens voorzien in een vakantieaanbod voor deze kinderen en
jongeren, dit minimaal tijdens de zomervakantie en met aandacht voor taalstimulering
Nederlands.
In het kader van de opvolging van de bestuursakkoorden en de invulling van de
provinciale taakstelling organiseert de afdeling Jeugd twee maal per jaar een
ambtelijk overleg met de vertegenwoordigers van de provincies.
Basisvoorwaarden voor lokaal jeugd(werk)beleid Pagina 16
Beleidsrealisaties 2013
Naast het congres „Jong in de stad dat plaatsvond in maart 2013 en waarmee ik de
steden inspireerde betreffende hun beleid aangaande jongeren, organiseerde VVJ in
nauwe samenwerking met de afdeling jeugd en de VVSG in het voorjaar 2013 zes
225
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
regionale congressen voor de nieuwe jeugdschepenen. Op die manier konden zij
zich vertrouwd maken met de nieuwe regelgeving betreffende het lokaal jeugdbeleid.
Tijdens deze vormingsmomenten werd het vernieuwde handboek lokaal jeugdbeleid
voorgesteld.
Demos vzw voert in samenwerking met VVJ een begeleidingsopdracht armoede uit,
waarbij verder gewerkt wordt aan de toegankelijkheid van de jeugdbewegingen voor
kinderen in armoede. Deze opdracht leidt ertoe dat dat de bestaande en
opgebouwde expertise kan ontsloten worden (zie ook 1.1). Lokale besturen worden
vanzelfsprekend betrokken.
Beleidsopties 2014
In het voorjaar 2014 stel ik de resultaten van de begeleidingsopdracht voor, samen
met de publicatie die de lokale besturen wil helpen hun jeugdwerkaanbod meer
toegankelijk te maken voor kinderen en jongeren die opgroeien in armoede.
Op basis van de ingediende meerjarenplannen van de lokale besturen worden
interessante initiatieven extra in de kijker geplaatst, onder andere via de paginas
voor gemeenten en provincies op www.jeugdbeleid.be.
Jeugdinitiatieven in het participatiedecreet Pagina 16
Beleidsopties 2014
Aangezien proeftuinen bij uitstek lokale projecten zijn, is het vanaf 2014 aan de
steden en de gemeenten om deze projecten al dan niet verder te subsidiëren.
Dit kan binnen de tweede prioriteit lokaal jeugdbeleid. Met deze prioriteit wil ik de
participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk verhogen en de
professionalisering binnen de sector versterken. Daartoe verdubbel ik het budget tot
meer dan 7 miljoen euro voor deze prioriteit. Dit geeft lokale besturen de „financiële
ademruimte om de eerder door Vlaanderen gefinancierde projecten al dan niet
verder structureel te ondersteunen. Dat is natuurlijk de autonomie van de
desbetreffende lokale besturen.
Het gewijzigde participatiedecreet treedt in werking in 2014 en het de mogelijkheid
blijft bestaan om ook voor jeugdwerkactiviteiten een participatieproject voor
kansengroepen in te dienen. Een project moet, via een vernieuwend concept,
kansengroepen leiden naar culturele, jeugdwerk- of sportieve activiteiten, of moet
uitgaan van een kansengroep. Het kan gaan om personen met een handicap,
gedetineerden, mensen in armoede of met een diverse etnisch-culturele achtergrond,
gezinnen met kinderen.
Vorming van lokale jeugdconsulenten Pagina 21
Beleidsrealisaties 2013
In het najaar 2012 organiseerde VVJ in samenwerking met de afdeling Jeugd
opnieuw Plankuren, de vormingsdagen voor ambtenaren. Specifieke aandacht ging
hier naar de competenties nodig bij de invoering van het vernieuwde decreet lokaal
226
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
jeugdbeleid en het werken met de vernieuwde BBC voor lokale besturen. Ook
andere partners in het lokale beleid (jeugdwerkers, schepenen…) werden, via o.a.
Trip Lokaal, ondersteund. Deze provinciale vormingsdagen werden zes maal
georganiseerd in de maand december. Naast de vijf provincies vond er ook een
vormingsmoment plaats in Brussel.
In 2013 organiseerde de VVJ in samenwerking met de afdeling Jeugd en VVSG
vormingen voor nieuwe schepenen en jeugddienstmedewerkers, dit op zes regionale
congressen. In april vond ook nog een extra vormingsvoormiddag plaats over de
tweede Vlaamse beleidsprioriteit. Ook de Plankuren staan in het najaar van 2013
opnieuw op de agenda.
Beleidsopties 2014
In het najaar 2013 biedt de administratie al de gemeentebesturen die dit wensen, de
mogelijkheid om feedback te vragen over de invulling van de Vlaamse
beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid in hun meerjarenplan. Tijdens de Plankuren
wordt ook een sessie „helpdesk afdeling jeugd’ aangeboden, waar al de
jeugddienstmedewerkers met vragen over het meerjarenplan van hun gemeente
terecht kunnen bij een dossierbehandelaar van de afdeling. Uiteraard staan de
Plankuren ook in 2014 op het programma. Het handboek lokaal jeugdbeleid zal
verder aangevuld worden met informatie over de Vlaamse beleidsprioriteiten en het
strategisch meerjarenplan.
Verder ondersteun ik een aantal organisaties zoals VVJ en Karuur die een
specifieke opdracht hebben naar de ondersteuning van diverse partners op het
lokale niveau. Diverse jeugdwerkorganisaties staan in voor de ondersteuning van
het lokaal jeugdwerk.
Beleidsopties 2014 Pagina 28
Jeugdcultuur is een Vlaamse beleidsprioriteit voor het lokaal jeugdbeleid.
Gemeenten die bereid zijn inspanningen te leveren op het vlak van jeugdcultuur,
kunnen vanaf 2014 daarvoor extra middelen krijgen. Samen met de
meerjarenplanning en beheers- en beleidscyclus biedt dit een ideale opstap om
cultuureducatie als noodzakelijke maatschappelijke hefboom te verankeren op lokaal
vlak.
Op 23 oktober 2013 organiseerden LOCUS, ACCE en het Departement Cultuur,
Jeugd, Sport en Media, CANON Cultuurcel, Vitamine C, De Ambrassade en de stad
Antwerpen een inspiratiedag en -avond waarop de invulling van cultuureducatie
en de beleidsprioriteit jeugdcultuur op lokaal (en intergemeentelijk)
beleidsniveau centraal stond.
In 2014 stel ik samen met Demos een publicatie voor rond jeugdculturele zones.
Bedoeling is om de opportuniteiten te onderzoeken om met een jeugdculturele zone
ook maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren te bereiken. (cf. VJP OD 16.2).
Beleidsopties 2014 Pagina 30
227
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De lopende projecten brede school binnen jeugd werden afgerond in 2013. Vanaf
2014 kunnen de gemeentebesturen de middelen voor de beleidsprioriteit
jeugdcultuur inzetten om de bestaande bredeschoolprojecten te continueren.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel kan vanaf 2016 bij de opmaak van
haar nieuw plan eveneens intekenen op de nieuwe beleidsprioriteiten.
Stimuleren van lokale besturen om mee regie op te nemen
Beleidsrealisaties 2013
In 2013 werd tijdens de conferentie „Jong in de stad en andere vormingsmomenten
zoals „Trip Lokaal ook stil gestaan bij de mogelijke invulling van de prioriteit
jeugdcultuur. De rol van het jeugdwerk en ook van de lokale besturen binnen
bredeschoolnetwerken kwam aan bod. Het Steunpunt Diversiteit organiseerde in
samenwerking met het beleidsdomein Onderwijs en Vorming een studiedag Brede
School om voor de huidige en toekomstige bredeschoolorganisatoren informatie te
ontsluiten uit binnen- en buitenland.
Beleidsopties 2014
Vanuit de BBC monitor wordt in kaart gebracht hoe en of de gemeenten werk maken
van de ontwikkeling van bredeschoolnetwerken waarin het jeugdwerk een
actieve rol speelt.
Beleidsopties 2014 Pagina 35
De verdere subsidiëring van jeugdverblijfcentra en hostels. Met betrekking tot
hostels kan er gewezen worden op de uitvoering van het actieplan Jeugdverblijven
dat goedgekeurd werd op de Vlaamse Regering. Dit plan voorziet in de uitbating van
een aantal nieuwe en / of verbouwde hostels (Brugge, Kortrijk, Oostende, Hasselt).
Met steun van de Vlaamse Gemeenschap tracht de vzw Vlaamse Jeugdherbergen
ook haar succesvolle jeugdherberg in Brussel, de Breughel, aan te passen en
uit te breiden om tegemoet te komen aan de steeds groter wordende vraag van
jongeren om in Brussel tegen aanvaardbare prijzen te overnachten. In het kader
van deze extra overnachtingscapaciteit voor de vzw Vlaamse Jeugdherbergen,
verhoogde ik de enveloppefinanciering.
In de geest van de inspanningen op het vlak van zonevreemde jeugdverblijven, wil ik
erover waken dat het totale aanbod, zowel het commercieel aanbod jeugdverblijven,
als het aanbod van non-profitorganisaties en van de verschillende overheden, op peil
blijft. In een van de meest verstedelijkte regio’s van Europa, met (centrum)steden die
jonger en diverser worden, moet immers niet alleen geïnvesteerd worden in de
stedelijke ruimte, maar ook in ontmoetings- en ontspanningsruimte buiten de stad.
Specifiek voor jeugdverblijven in eigendom van lokale en provinciale besturen, wil ik
dat de Task Force Jeugdtoerisme een overleg opstart met steden, gemeenten en
provincies om de noden op vlak van beheer in kaart te brengen.
Beleidsopties 2014 Pagina 38
Vanaf 2014 wordt de aandacht voor kansengroepen opgevolgd via het BBC voor
de gemeenten en via het overleg over de bestuursakkoorden met de provincies.
228
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
Managementsamenvatting Pagina 8
Voor 2013 is de conferentie Jong in de Stad absoluut het melden waard: een
inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment dat beleidsmakers en politici op
het lokale (stedelijke) en Vlaamse niveau versterkte in het uitbouwen van een
integraal jeugdbeleid naar jongeren in de steden. In opvolging hiervan zal VVJ het
zelfevaluatie-instrument kindvriendelijke gemeente verder ontwikkelen.
II Strategische en operationele doelstellingen
SD 1 – Zoveel mogelijk kinderen en jongeren ruimte geven om zich te
verenigen en zich te engageren
OD 1.1 wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven
uitbouwen en het jeugdwerk monitoren Pagina 9
Ter afsluiting van de reeks jeugdbeleidsplannen die de gemeenten opmaakten
tussen 1993 en 2013 maak ik een laatste cijferboek „klassieke stijl. Een finale
evaluatie van de geformuleerde prioriteiten jeugdwerkinfrastructuur en jeugdcultuur
wordt hierin opgenomen. We geven het cijferboek een plaats binnen de monitoring
van het toekomstige lokale jeugdbeleid. Deze monitoring van het lokale jeugdbeleid
wordt afgestemd op de ontwikkeling van de kinderrechtenmonitor en het traject
kindvriendelijke steden dat bij de stadsmonitor loopt.
OD 1.3 de laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken Pagina 13-14
Beleidsrealisaties 2013
De conferentie “Jong in de Stad” vond plaats op 6 maart 2013 te Mechelen (Lamotsite). Ik bood hiermee een inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment dat
beleidsmakers en politici op het lokale (stedelijke) en Vlaamse niveau versterkte in
het uitbouwen van een integraal jeugdbeleid naar jongeren in de steden. De verhalen
van jongeren die zich bewegen in de stad stonden centraal tijdens deze conferentie;
ze werden aangevuld met wetenschappelijk onderzoeksmateriaal. Zowel
binnenlandse als buitenlandse voorbeelden werden gepresenteerd. Er was ruimte
voor discussie, uitwisseling en netwerking. Op de conferentie werd ook aandacht
besteed aan de uitdagingen van het jeugdwerk in stedelijke context. Het
centrumstedenoverleg georganiseerd door de VVJ biedt de ideale ruimte om verder
uit te wisselen en expertise op te bouwen over de rol en
ondersteuningsmogelijkheden van het stedelijk jeugdwerk.
Op 26 april organiseerde ik een extra vormingsmoment voor die gemeentebesturen
die in aanmerking komen voor de tweede Vlaamse beleidsprioriteit. Uit de Marge,
VVJ en VVSG waren partners bij de organisatie. Enkele lokale besturen kwamen
goed draaiende acties en projecten voorstellen.
Er vond overleg plaats tussen de medewerkers van minister Van den Bossche
bevoegd voor Stedenbeleid, mijn eigen medewerkers, afgevaardigden van het team
Stedenbeleid (ABB), de afdeling Jeugd en de VVJ, over het uitbreiden van de
stadsmonitor met indicatoren in verband met kindvriendelijkheid van de stedelijke
omgeving. Het pilootproject van VVJ in dit verband werd bij drie van de vier
229
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
centrumsteden succesvol afgerond, bij twee van deze steden wordt
kindvriendelijkheid
ook
expliciet
opgenomen
binnen
de
strategische
meerjarenplanning en dit over beleidsdomeinen heen. Dit project kan dus een succes
genoemd worden. Om een zelfevaluatie instrument te ontwikkelen dat voor alle
Vlaamse steden en gemeenten bruikbaar is, werd het project uitgebreid naar kleinere
gemeenten. Hiervoor voorzag ik extra financiële ondersteuning voor VVJ.
Mijn administratie was betrokken bij de innovatieve en originele projecten in het
kader van het stedenfonds, die in 2013 exclusief op kindvriendelijke steden waren
gericht.
In de voorbereiding van „Jong in de stad werden honderd jongeren met heel diverse
profielen bevraagd over hun beleving van de stad. De resultaten hiervan werden
meegenomen in de omgevingsanalyse die opgemaakt werd voor het volgende
Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan. Zie het rapport 100x Jong in de Stad,
een weergave van de interviews die met honderd heel diverse jongeren werden
afgenomen over hun visie op de stad van nu en van de toekomst
http://www.sociaalcultureel.be/jeugd/jongindestad_doc/publicatie_JongindeStad.pdf.
Beleidsopties 2014
Stedenbeleid ontwikkelt samen met de dertien centrumsteden een luik over
kindvriendelijke steden. Het gaat over het ontwikkelen van een visiematrix, die later
vertaling zal krijgen in een specifiek luik rond kindvriendelijke steden in de
stadsmonitor. Mijn medewerkers zitten hier mee aan tafel, onder meer om de
bestaande kennis rond kinderrechten, jongeren in de stad, buitenspelen, enz. die in
de laatste jaren werd ontwikkeld, mee te nemen.
VVJ krijgt projectsubsidies voor de uitbreiding van de pilootgroep kindvriendelijke
steden, en zal in het kader van zijn subsidieovereenkomst het zelfevaluatieinstrument kindvriendelijke gemeente ontwikkelen.
De Ambrassade bekijkt samen met de jeugdsector de noden en behoeften met
betrekking tot grootstedelijk jeugd(werk)beleid om eventueel een Platform
stedelijkheid op te starten met diverse partners uit het jeugdwerk.
Publieke ruimte kindvriendelijker maken Pagina 32
Beleidsrealisaties 2013
De jaarlijkse oproep innovatieve en originele projecten in het kader van het
Stedenfonds was in 2013 exclusief op het thema kindvriendelijkheid gericht. Publieke
ruimte was daarbij een vanzelfsprekend aandachtspunt. Ik volg deze projecten mee
op via de afdeling Jeugd.
In 2013 werkte VVJ aan het operationaliseren van het concept kindvriendelijkheid,
door het opstellen van een monitor met een uitgebreide set van indicatoren
(gebaseerd op een internationaal concept van Unicef). De monitor die zowel een
kwantitatief en kwalitatief luik omvat, werd getest in een aantal centrumsteden. Na
het doorlopen van de monitor kunnen de lokale besturen een strategie
kindvriendelijkheid ontwikkelen die dan ook zijn weerslag kan kennen in de
strategische meerjarenplannen.
VVJ wil het instrument dat is ontwikkeld door het Europees netwerk 'Child
FriendlyCities', verder uittesten. Dat instrument kan Europese steden helpen om hun
230
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
'kindvriendelijkheid' af te toetsen. VVJ coördineert de aanpassing van dit instrument
naar de Vlaamse context. Na een eerste testfase wordt het instrument verder verfijnd
en getest in de context van enkele kleine en landelijke gemeenten. Zo zal het
kwaliteitslabel aangepast zijn aan de diversiteit van lokale besturen.
Beleidsopties 2014
In 2014 wordt verder gewerkt aan de bijsturing van de stadsmonitor met
indicatoren rond kindvriendelijkheid. Het pilootproject van VVJ, dat momenteel
loopt in kleinere gemeenten, wordt afgerond, en er zal een zelfevaluatie-instrument
ontwikkeld worden waarbij de kwaliteit van de publieke ruimte aan bod komt.
De Ambrassade volgt het nieuw Structuurplan Vlaanderen op in functie van een
kindvriendelijkere inrichting van de ruimtelijke ordening en zal in 2014 haar
informatief pakket voor jongeren en jongerenvertegenwoordigers in Gecoro’s
verspreiden.
Uitbouwen netwerk kindvriendelijke steden
Beleidsrealisaties 2013
Het project van VVJ vertaalde de internationale stroming „childfriendlycities naar een
Vlaamse context. Op die manier werd de facto een nieuw netwerk kindvriendelijke
steden geactiveerd.
Beleidsopties 2014
VVJ ontwikkelt tegen begin 2014 samen met een aantal partners (o.a. Unicef) een
label kind- en jeugdvriendelijke steden en gemeenten. Dit label bewijst de
strategische inzet van een stad of gemeente voor een kind- en jeugdvriendelijk lokaal
beleid. De procedure en criteria die uiteindelijk tot het label leiden, worden
vastgelegd in samenwerking met de partners.
Evaluatie en bijsturing van het decreet jeugdverblijfcentra Pagina35
Het decreet jeugdverblijfcentra was aan een grondige herziening toe. Hoewel de
filosofie van het decreet door iedereen als positief ervaren werd, schortte er veel aan
de toepassing ervan: een zware administratieve last bij de uitbaters, zeer logge en
lange subsidiëringprocedures en geen zekerheid op middellange en lange termijn.
Beleidsrealisaties 2013
Met de goedkeuring van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 maart 2013
betreffende
de
subsidiëring
van
hostels,
jeugdverblijfcentra,
ondersteuningsstructuren en de vzw ADJ, is de nieuwe regelgeving voor subsidiering
afgerond.
In overeenstemming met artikel 13, §2 van het decreet van 6 juli 2012 houdende
subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw
Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme, kunnen jeugdverblijfcentra type C of hostels
die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 12, een personeelssubsidie
aanvragen voor vier jaar. Deze aanvraag gebeurt op basis van een vierjaarlijkse
beleidsnota.
231
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In afwijking op artikel 12, §2, moest de aanvraag voor het verkrijgen van een
personeelssubsidie voor de vierjarenperiode 2014-2017 ingediend worden bij de
administratie vóór 1 mei 2013.
In deze beleidsnotas diende onder meer de noodzakelijkheid en de
maatschappelijke meerwaarde aangetoond te worden van de inzet van personeel in
het verblijfcentrum.
Het agentschap ontving tijdig 75 aanvragen van erkende jeugdverblijfcentra type C of
hostels. Dit is een verhoging van negen aanvragen ten opzichte van de subsidiëring
voor 2013. Er waren twaalf nieuwe aanvragen, maar ook drie centra die geen
aanvraag meer indienden. Op negen jaar gaat het om een verhoging van 48
aanvragen! Het betreft hier een eerste indiening voor vier jaar in het kader van het
nieuwe decreet.
Elk centrum dat een aanvraag voor een personeelssubsidie indiende, werd de
afgelopen jaren bezocht door de afdeling Jeugd.
In het najaar 2013 werd het contingent vergader- en ontmoetingsinfrastructuur
uitgebreid met het nieuwe Muntpunt en het Bureau voor Jonge Zaken, het nieuwe
gebouw van De Ambrassade.
Beleidsopties 2014
De verdere subsidiëring van jeugdverblijfcentra en hostels. Met betrekking tot
hostels kan er gewezen worden op de uitvoering van het actieplan Jeugdverblijven
dat goedgekeurd werd op de Vlaamse Regering. Dit plan voorziet in de uitbating van
een aantal nieuwe en / of verbouwde hostels (Brugge, Kortrijk, Oostende, Hasselt).
Met steun van de Vlaamse Gemeenschap tracht de vzw Vlaamse Jeugdherbergen
ook haar succesvolle jeugdherberg in Brussel, de Breughel, aan te passen en
uit te breiden om tegemoet te komen aan de steeds groter wordende vraag van
jongeren om in Brussel tegen aanvaardbare prijzen te overnachten. In het kader
van deze extra overnachtingscapaciteit voor de vzw Vlaamse Jeugdherbergen,
verhoogde ik de enveloppefinanciering.
In de geest van de inspanningen op het vlak van zonevreemde jeugdverblijven, wil ik
erover waken dat het totale aanbod, zowel het commercieel aanbod jeugdverblijven,
als het aanbod van non-profitorganisaties en van de verschillende overheden, op peil
blijft. In een van de meest verstedelijkte regios van Europa, met (centrum)steden die
jonger en diverser worden, moet immers niet alleen geïnvesteerd worden in de
stedelijke ruimte, maar ook in ontmoetings- en ontspanningsruimte buiten de stad.
Specifiek voor jeugdverblijven in eigendom van lokale en provinciale besturen, wil ik
dat de Task Force Jeugdtoerisme een overleg opstart met steden, gemeenten en
provincies om de noden op vlak van beheer in kaart te brengen.
232
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid
Managementsamenvatting Pagina 8
Ik zal in het voorjaar van 2014, in opvolging van de diversiteitsdag, een originele
publicatie over superdiversiteit in het jeugdwerk Niets meer… dan gelijkheid,
voorstellen. De publicatie kijkt voorbij het poneren van „best-practices en zet in op
het concreet vertalen van nieuwe paradigmas in het diversiteitsdiscours naar het
jeugd(werk)beleid. In mei wordt een studiedag georganiseerd over Romajongeren
voor de jeugdsector. VVJ werkt hiervoor het concept uit.
OD 1.4 zoveel mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel
mogelijk actief laten deelnemen aan het jeugdwerk Pagina 15
Vlaamse prioriteiten voor het lokaal jeugd(werk)beleid
In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers
planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht
vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk,
voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de
garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren.
Beleidsrealisaties 2013
In 2013 werden de bestuursakkoorden met de provincies opgesteld, deze werden
door de Vlaamse Regering ondertekend in april 2013. Niet alleen in deze
bestuursakkoorden, maar ook in de decretale taakstelling voor de provinciebesturen,
wordt aan de provincies expliciet de mogelijkheid gegeven een beleid te ontwikkelen
dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren de kans geeft actief deel te nemen aan
jeugdwerk.
Beleidsopties 2014
In 2014 worden de strategische meerjarenplannen en de daaraan verbonden
subsidieaanvragen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het
jeugdbeleid, beoordeeld door de administratie. Vanaf 2014 worden extra middelen
vrijgemaakt voor de uitvoering van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit „het verhogen
van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren die opgroeien in
maatschappelijk kwetsbare situaties’. In het kader van deze prioriteit moeten lokale
besturen die aanspraak maken op deze subsidie, aantonen hoe ze de particuliere
verenigingen ondersteunen die kinderen en jongeren bereiken die opgroeien in
maatschappelijk kwetsbare situaties. Ook wordt van deze gemeentebesturen
verwacht dat ze ontmoetingsruimte en -mogelijkheden creëren voor jongeren die
opgroeien in kwetsbare situaties en tenslotte moeten de gemeentebesturen
eveneens voorzien in een vakantieaanbod voor deze kinderen en jongeren, dit
minimaal tijdens de zomervakantie en met aandacht voor taalstimulering Nederlands.
233
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In het kader van de opvolging van de bestuursakkoorden en de invulling van de
provinciale taakstelling organiseert de afdeling Jeugd twee maal per jaar een
ambtelijk overleg met de vertegenwoordigers van de provincies.
“Zelforganisaties” Pagina 17
Beleidsrealisaties 2013
Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) werd in 2012 en 2013 facultatief
gesubsidieerd. Daarmee kreeg PAJ de kans zich voor te bereiden op het nieuwe
decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Het bood hen de
kans om door te groeien naar een erkenning als landelijk georganiseerde
jeugdvereniging.
Beleidsopties 2014
PAJ deed in juni 2013 een aanvraag tot subsidiëring in het kader van het
decreet vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid.
Toegankelijkheid van het jeugdwerk (zie ook OD 7.1) Pagina 17
Beleidsrealisaties 2013
De verschillende acties uit verschillende beleidsplannen voor 2013 en 2014 en
aanvullende acties werden uitgevoerd. Binnen Vlaanderen werd overleg opgestart
over de implementatie van het Roma Youth Action Plan van de Raad van Europa. Dit
zal uitmonden in een studiedag over jeugdwerk en Roma in mei 2014.
Begin 2013 formuleerden we ook voor jeugd nieuwe acties voor het OCMdoelstellingenkader Gelijke Kansen, met betrekking tot toegankelijkheid, LGBTs en
gender: de afdeling Jeugd zal haar communicatie toegankelijk maken en aandacht
hebben voor gelijke kansen in haar communicatie (AnySurferlabel halen), de afdeling
Jeugd coördineert de No Hate Speech Movement in Vlaanderen, de richtlijnen over
hoe men lokaal kan werken aan het verbeteren van de toegankelijkheid van zijn
jeugdinfrastructuur zullen nog beter bekendgemaakt worden bij lokale
jeugdwerkorganisaties, er wordt een instrument aangereikt om de openheid bij
jongeren t.o.v. seksuele en genderdiversiteit te verhogen, bijvoorbeeld via een
spelmethodiek, ook de nieuwe gebouwen van de eigen infrastructuur halen het label
toegankelijkheid, bv. het WADI-hotel op de Hoge Rielen; het Masterplan Destelheide
mikt op maximale toegankelijkheid.
Anderzijds werden binnen het Actieplan Integratiebeleid nieuwe mijlpalen voor 2013
en 2014 geformuleerd. De samenwerking tussen de Vlaamse Jeugdraad en het
Minderhedenforum wordt geoptimaliseerd; er wordt een nieuwe methodiek
ontwikkeld om jongeren via het onderwijs te laten proeven van de jeugdbeweging; er
wordt een systeem voor gegevensbeheer ontwikkeld voor het verzamelen van de
doelstellingen gelijke kansen in de beleidsnotas van de jeugdverenigingen; het
eindrapport van het onderzoek jeugdwerk MKKJ werd voorgesteld; op de conferentie
Jong in de Stad werden goodpractices uitgewisseld; een vormingspakket
diversiteitscompetenties voor ambtenaren wordt voorbereid.
234
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Demos werd via het participatiedecreet verder ondersteund voor het werken aan –
onder meer – de toegankelijkheid van het jeugdwerk. Zoals bepaald in hun
beheersovereenkomst hebben ze in overleg met allerhande partners het
maatschappelijk debat rond de participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk
verder verdiept en vernieuwd door systematisch initiatieven in het veld mee bekend
te maken, en de jeugdbewegingsmethodiek verder te ontsluiten. In samenwerking
met het Steunpunt Vakantieparticipatie versterkten ze de participatie van hun
doelgroepen aan het vakantieaanbod. Ze zijn partners in het KBS-project van De
Ambrassade rond divers jeugdwerk.
Het jaarlijks verticaal armoedeoverleg Jeugd ging door op 1 juni 2013 en werd
toegespitst op onderwijs. In aanwezigheid van de directeur- generaal van het
Verbond van het Katholiek Onderwijs, de afgevaardigd bestuurder van het GO!, een
vertegenwoordiger van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs, ging ik in gesprek met
een 20-tal jongeren uit jongerenorganisaties waar armen het woord nemen. Heel wat
knelpunten kwamen aan bod. Een neerslag van het gesprek werd gepubliceerd in
Klasse.
Beleidsopties 2014
Ik zal samen met Demos in opvolging van de diversiteitsdag een originele
publicatie over superdiversiteit in het jeugdwerk Niets meer… dan gelijkheid,
voorstellen in het voorjaar van 2014. De publicatie kijkt voorbij het poneren van „bestpractices en zet in op het concreet vertalen van nieuwe paradigmas in het
diversiteitsdiscours naar het jeugd(werk)beleid. Aansluitend bij de conclusies uit de
doe-en-denkdag hebben we als expliciete doelstelling het counteren van het vaak
normerend
(problematiserend)
perspectief
waarmee
diversiteit
in
het
jeugd(werk)beleid nog te vaak wordt benaderd. De feitelijke (super)diversiteit in de
samenleving en de verscheidenheid in het jeugdwerk die daaruit volgt, wordt
weergegeven. We willen hierin de stem van de jongeren zelf een duidelijke plaats
geven. De achtergronden, contexten en betrachtingen van „nieuw-Belgen zijn veel
meer versnipperd dan we doorgaans denken. Hoog en laag opgeleid, arm en rijk
lopen zij aan zij, en taalkundige, culturele en religieuze achtergronden worden zo
divers dat niemand zich nog kan spiegelen aan categorieën zoals „de migranten, „de
allochtoon. Vandaar het begrip „superdiversiteit, dat het oudere paradigma
„multiculturaliteit vervangt.
De acties in het VAPA, het Actieplan Integratie, het OCM Gelijke Kansen worden
verder uitgevoerd. Zo zal ik in nog in het najaar 2013 een nieuw verticaal
armoedeoverleg organiseren met de jongeren van het Netwerk waar Armen het
Woord nemen. Ik ondersteun via het landelijk georganiseerd jeugdwerk projecten
rond leiderschapsvorming bij kansengroepen.
De Ambrassade zal ook in 2014 een vijftal bijeenkomsten organiseren van de
expertisegroep diversiteit. Ze doen aan visieontwikkeling, intervisie, uitwisseling van
methodieken en goede voorbeelden.
235
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Met „Allez Changer?!, het actieonderzoek diversiteit in het kader van het project
Divers jeugdwerk, ondersteunt De Ambrassade jeugdwerkorganisaties om beter in te
spelen op onze diverse samenleving.
In mei wordt een studiedag georganiseerd over Romajongeren voor de
jeugdsector. Dit is een initiatief in het kader van het Roma Youth Action plan van de
Raad van Europa, dat voor Vlaanderen gecoördineerd wordt door het departement
internationaal Vlaanderen en past ook binnen het Vlaams horizontaal beleid ter
bevordering van de integratie van Roma in de samenleving. Vragen die voorliggen
zijn: hoe kunnen we Roma de kans geven om actief te zijn binnen de huidige
structuren? (cf. rol van de integratiesector); hoe kunnen we het huidige beleid
aanpassen, zodat Romajongeren vlotter toegang hebben tot dit beleid? (cf. rol van
de jeugdsector); wat werkt nu wél al op de verschillende niveaus? (cf. eigen
jeugdwerking van Roma…) en wat is er nodig om elkaar (beter) te vinden? VVJ werkt
hiervoor het concept uit.
Diversiteitscompetenties Pagina 18
Ik subsidieer via het landelijk georganiseerd jeugdwerk een aantal organisaties die
werk maken van de sensibilisering en vorming van begeleiders m.b.t. het omgaan
met kinderen in armoede, enz. Uit de Marge biedt vormingen aan jeugdwerkers aan
rond het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren. Ze werden nauw
betrokken bij de organisatie van de reeks „trip lokaal, vorming voor lokale
jeugdwerkers en bij de vormingsvoormiddag over de uitvoering van de tweede
Vlaamse beleidsprioriteit. BIZON besteedt in haar intern vormingsaanbod heel wat
aandacht aan het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren. De vereniging
biedt dit ook aan via externe vorming. Men richt zich op organisaties uit het
jeugdwerk die hun vrijwilligers willen vormen op het vlak van achtergrond, kenmerken
van en omgang met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren. Groep INTRO
heeft een extern vormingsaanbod voor jeugdwerkers rond het werken met
maatschappelijk kwetsbare jongeren; LEJO en UDM bieden samen een
hoofdanimatorcursus aan (Explo-cursus) voor beroepskrachten of vrijwilligers binnen
het jeugdwerk die willen werken met kinderen of jongeren in een maatschappelijk
kwetsbare positie; Arktos biedt proevertjesdagen aan waar jeugdwerkers worden
ondergedompeld in het werken met jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties,
en tenslotte is er JeS dat vorming aanbiedt rond het werken met moeilijk bereikbare
doelgroepen.
Beleidsopties 2014
De aanbevelingen uit het Roma rapport worden vertaald naar een vorming rond
“werken aan diversiteitscompetenties bij ambtenaren”. Deze vorming wordt op
de VVJ driedaagse in 2014 geprogrammeerd.
In de loop van 2014 wordt het eindrapport over de noden van kinderen en jongeren
met etnisch cultureel diverse roots van de denktank divers jeugdwerk van De
Ambrassade voorgesteld, o.a. met aanbevelingen en een train-the-trainers-tool. Deze
denktank ondernam de voorbije jaren diverse acties om de noden van kinderen en
jongeren met etnisch-cultureel diverse roots zichtbaar te krijgen.
Bij het uitwerken van nieuwe criteria voor attestering en de opmaak van de
competentieprofielen werd er aandacht besteed aan de diversiteitscompetenties.
236
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Experimenten taalstimulering Pagina 24
Zoals beschreven in mijn talenbeleidsnota voor het onderwijs, behoren het opzetten
en ondersteunen van taalstimulerende activiteiten, en het creëren van netwerken
tussen welzijns- en vrijetijdsorganisaties en scholen, structureel tot de taken van de
lokale besturen.
Beleidsrealisaties 2013
Tijdens het vormingsmoment over de tweede Vlaamse beleidsprioriteit jeugd
georganiseerd door de administratie, werd ook een vernieuwend initiatief „taalrap
aan de gemeenten voorgesteld.
Beleidsopties 2014
Gemeenten die extra subsidies ontvangen in het kader van de tweede Vlaamse
beleidsprioriteit worden extra gestimuleerd om werk te maken van
taalstimulering Nederlands, voornamelijk gekoppeld aan het vakantieaanbod. Ik zal
interessante, nieuwe en succesvolle initiatieven extra in de kijker plaatsen.
In 2014 maak ik ook middelen vrij voor de uitvoering van een project in twee
gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Ik wil hiermee de twee
gemeenten met het hoogste aantal lagereschoolkinderen met een andere thuistaal
dan het Nederlands, de kans bieden een project op te zetten met als doelstelling het
versterken van de samenwerking tussen onderwijs- en vrijetijdsactoren, teneinde de
formele en informele leerkansen van (voornamelijk anderstalige) gezinnen te
bevorderen.
Interessante taalstimuleringsprojecten die in gemeenten worden opgezet in het
kader van de meerjarenplanning worden via diverse kanalen verspreid, zoals
bijvoorbeeld in het handboek lokaal jeugdbeleid. Digitale media en mediawijsheid
237
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief SPORT
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
1.2.1.1. Proeftuinen binnen het participatiedecreet Pagina 12
Proeftuin Brede School met Sportaanbod
In 2013 werd een breed netwerk van scholen, lokale overheden en lokale
sportactoren aangesproken door de Follo-medewerkers, met het oog op de verdere
uitbouw van een sportieve leer- en leefomgeving voor de schoolgaande jongeren. De
twee formules, Sport Na School (SNS) voor het secundair onderwijs en Sportsnack
voor het basisonderwijs, werden in alle regio’s meer geharmoniseerd. Voor SNS
werd een nieuw promotiebeeld ontwikkeld en werd gestandaardiseerd
promotiemateriaal aangemaakt om de zichtbaarheid en herkenbaarheid van het
product te verbeteren. In landelijke gebieden werden alternatieve formules
uitgeprobeerd, die momenteel worden geëvalueerd.
De samenwerking tussen de provinciale SVS-secretariaten en de provinciale Blosopromotiediensten bij de begeleiding en aansturing van de Follo’s op het terrein werd
geïntensifieerd. Voor evaluatie en monitoring van het project werden standaard
instrumenten ontwikkeld.
Bij de SNS-deelnemers stellen we vast dat 69% van de leerlingen uit de laatste drie
jaren van het secundair onderwijs (15- tot 18-jarigen) komen en dat 55% meisjes zijn.
Deze vaststelling gaat in tegen de algemene tendens van drop-out bij deze
leeftijdscategorie. Het succes bij de meisjes is eveneens opmerkelijk.
Tijdens het schooljaar 2012-2013 werd in de SVS-actie ‘10 voor schoolsport! Samen
gezond sporten’ het aspect ‘Sporten’ extra in de verf gezet.
Tevens werd voor de 18e keer de Gordel voor Scholen georganiseerd, waardoor
meer dan 20.000 kinderen en jongeren konden proeven en genieten van een
gevarieerd en uitdagend sportaanbod.
1.2.1.2. Experimentele projecten Pagina 13
Multimove voor kinderen
In 2012 werden 24 sportclubs en 13 lokale initiatieven geselecteerd om in het
proefproject ‘Multimove voor kinderen: een gevarieerd bewegingsaanbod voor jonge
kinderen’ te stappen. Tussen september 2012 en juni 2013 kregen alle deelnemende
kinderen (3 tot 8 jaar) een ruim bewegingsaanbod voor een complete motorische
ontwikkeling aangereikt.
Aan het begin en het einde van het sportseizoen werden de motorische
vaardigheden van de kinderen getest. Er lopen twee flankerende onderzoeken naast
dit project. UGent peilt naar het effect op de motorische ontwikkeling van de
kinderen. De VUB gaat op zoek naar het effect op de kennis rond gevarieerd
bewegen bij de ouders en begeleiders. Uit de eerste onderzoeksresultaten blijkt dat
de geteste kinderen bij de aanvang van het project een significante motorische
achterstand hadden ten opzichte van historische referentiewaarden. Deze kinderen
werden na 9 maanden in het Multimoveproject opnieuw gemeten en de
238
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
onderzoekers stelden vast dat er bij de deelnemers een significante verbetering in
hun motorische ontwikkeling was opgetreden ten opzichte van kinderen die in een
‘klassieke’ sportcontext actief zijn.
In februari en maart 2013 werden bijkomend 51 nieuwe sportclubs en 16 nieuwe
lokale besturen geselecteerd, om vanaf september 2013 ‘Multimove voor kinderen’
aan te bieden gedurende het sportseizoen 2013-2014. Er werden eveneens twee
bijscholingen georganiseerd voor de huidige en tien opleidingsdagen voor de
toekomstige Multimove lesgevers. Een bewustmakingscampagne werd opgezet om
ouders bewust te maken van het belang van gevarieerd bewegen in de kindertijd.
Deze campagne bestond uit een informatiebrochure en zes nieuwsbrieven met tips
en concrete ideeën om zelf met de kinderen te bewegen.
Verder werd een communicatieplan opgesteld voor de uitrol van het project in 2014.
Er werden spreekbeurten gehouden op studiedagen bij Sporta en BVLO en er werd
extra ondersteuningsmateriaal voor de pilootgroepen ontwikkeld.
1.2.2.1. Verankering proeftuinprojecten Pagina 14
Buurtsport
De opgebouwde kennis en expertise met betrekking tot buurtsportbegeleiding en aanbod zal vanuit ISB verder verdiept en verruimd worden ten behoeve van en in
samenwerking met alle geïnteresseerde lokale besturen. Het buurtsportplatform zal
investeren in het uitwerken van evidence based modellen, bruggen bouwen naar
andere beleidsdomeinen, ondersteuning en begeleiding op het veld. Hierbij zal
bijzondere aandacht gaan naar het uitbouwen van beweegvriendelijke buurten of
wijken.
Daarnaast zal verder worden onderzocht welke mogelijkheden er binnen de
capaciteit van de lokale besturen zijn om duurzame contexten te creëren waar
laagopgeleiden of langdurig werklozen competenties kunnen ontwikkelen en
werkervaring kunnen opdoen. Hiervoor zal ook nauw samengewerkt worden met de
sector werk.
Brede School met Sportaanbod
Het belang van een breed toegankelijk sportaanbod na school als opstap naar
levenslange sportbeoefening wordt vanuit diverse studies onderschreven. Er is nood
om de diverse initiatieven hieromtrent beter af te stemmen. Bloso zal de naschoolse
werking verder uitrollen over Vlaanderen. De concrete doelstellingen en werkwijzen
worden opgenomen in een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen SVS en
Bloso. Er wordt gestreefd naar een verdere uitbreiding van het aantal Follo’s in
functie van specifieke regio’s en naar een verdere harmonisering van de werkwijze,
communicatie en monitoring van de activiteiten in het kader van brede school met
sportaanbod. De verdere uitrol van het project ‘Multimove voor kinderen’ biedt extra
opportuniteiten voor het naschools aanbod.
De nieuwe driejaarlijkse SVS-actie ‘Sport beweegt je school’, waarbij een zichtbaar
sportbeleid in de school wordt geïmplementeerd, alsook de vele sportpromotionele
schoolsportevenementen die door Bloso en SVS, in samenwerking met de Vlaamse
sportfederaties en de gemeentelijke en provinciale sportdiensten worden
georganiseerd, zullen hiertoe bijdragen.
239
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
1.2.2.2. Experimentele projecten Pagina 15
Multimove voor kinderen
In augustus 2014 loopt de experimentele fase van dit project ten einde. Om de uitrol
van dit project over gans Vlaanderen vanaf september 2014 optimaal voor te
bereiden, wordt in het voorjaar van 2014 een brede informatiecampagne op touw
gezet.
Vanaf het voorjaar van 2014 kunnen alle geïnteresseerde sportclubs en lokale
besturen die voldoen aan de instapvoorwaarden een dossier indienen om vanaf
september 2014 ‘Multimove voor kinderen’ aan te bieden. Multimove is bovendien
een erg breed toepasbaar concept dat zich niet hoeft te beperken tot de gekende
(licht) gestructureerde sportcontexten. De filosofie achter dit
project is immers ook perfect toepasbaar in een schoolcontext of kan een leidraad
zijn voor actieve kinderopvang.
Er zal een nieuw multifunctioneel, online platform geoperationaliseerd worden, dat
zowel voor initiatiefnemers, ouders en andere geïnteresseerden toegankelijk is. Er
wordt een promotiefilmpje over het project verspreid via de website, sociale media,
enz.
Het blijft mijn intentie om op regelmatige basis opleidingen voor Multimove lesgevers
te organiseren.
De finale resultaten van het begeleidende wetenschappelijke onderzoek zullen via
diverse kanalen kenbaar gemaakt worden.
1.4.1. Realisaties 2013 Pagina 17
Armoedebeleid
Ik heb er voor gekozen om het project ‘Belgian Homeless Cup’ in 2013 verder te
zetten, samen met mijn collega ministers bevoegd voor Welzijn en
Armoedebestrijding.
Tevens lanceerde ik een vernieuwde projectoproep voor sportfederaties in het kader
van de toeleiding naar sportkampen van kinderen en jongeren die leven in armoede
of van personen met een handicap.
Er vond een overleg plaats tussen Bloso, het Agentschap voor Overheidspersoneel,
het Fonds Vrijetijdsparticipatie en het Steunpunt Vakantieparticipatie om de
toegankelijkheid van de Bloso-sportkampen voor mensen in armoede en de
communicatie hierover te optimaliseren.
De website www.krapopsportkamp.be werd verder uitgebouwd voor de gemeentelijke
sportdiensten. Dit initiatief van Demos, Bloso, VSF, ISB en het Vlaams Netwerk voor
verenigingen waar armen het woord nemen, is een toolkit die aanvankelijk gemaakt
werd om de kennis bij de sportfederaties rond deze materie te verhogen en hen te
ondersteunen in hun begeleiding van mensen in armoede.
Door VTS werd, samen met de sportdienst van Antwerpen, voor de tweede keer een
aangepast traject van het algemeen gedeelte ‘Initiator’ georganiseerd voor
kortgeschoolden. Dit initiatief werd opnieuw positief geëvalueerd en zal nu structureel
uitgebouwd en ruimer bekend gemaakt worden.
De gemeenten werden verder ondersteund bij het nemen van maatregelen om de
toegankelijkheid van het lokale sportaanbod te verhogen voor mensen in armoede.
Tien sportdiensten werden door ISB op maat begeleid rond de vierde beleidsprioriteit
van het decreet lokaal sportbeleid. Op het ISB-congres (20-21 maart 2013) werd
240
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
eveneens een bijscholingsmoment over ‘verborgen armoede’ georganiseerd voor
schepenen van sport en sportfunctionarissen.
In het voorjaar 2013 vond een verticaal armoedeoverleg plaats met het Vlaams
netwerk tegen armoede. Op dit overleg werden een aantal sportinitiatieven van
verenigingen waar armen het woord nemen, toegelicht. Tevens werden
sportbeleidsinitiatieven getoetst aan de visie en de ervaring van de betrokken
doelgroep. De doelgroep formuleerde ook zelf voorstellen tot samenwerking en
vorming.
In het najaar 2013 werd tevens de strategische cel ‘Sport en Armoede’ opgericht. De
strategische cel is samengesteld uit vertegenwoordiger van Bloso, Vlaams Netwerk
tegen Armoede, VSF, ISB, Demos, Fonds Vrijetijdsparticipatie en Belgian Homeless
Cup. De strategische cel waakt over de uitvoering van de actiepunten beschreven in
het Sport voor Allen actieplan.
…
Sportgemeente van Vlaanderen
Onder de titel 'ikke ook’ is de gemeente Wielsbeke ‘Sportgemeente 2013 van
Vlaanderen’, en gaf ze uitvoering aan diverse acties met als doel de sportparticipatie
van alle inwoners te verhogen.
Evaluatie Participatiedecreet
De evaluatie van het Participatiedecreet leidde tot een gezamenlijk engagement van
de betrokken ministers van Cultuur, Jeugd en ikzelf om het decreet bij te sturen, te
optimaliseren en te versterken in functie van transversaliteit en het versterken van de
aandacht voor kansengroepen. Gedurende 2013 werd de noodzakelijke
decreetsaanpassing uitgewerkt.
Voor de sector Sport is het initiatief van sportgemeente afgerond en is de formule
van proeftuinen ingebed bij de experimentele en innovatieve initiatieven binnen de
sector sport. De twee participatie-instellingen Demos en CultuurNet Vlaanderen
behouden hun transversale opdracht voor de domeinen Cultuur, Jeugd en Sport.
Bijzondere aandacht gaat naar het visualiseren van good practices.
1.4.2. Prognose 2014 Pagina 20
Armoedebeleid
De actiepunten sport in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (2010-2014)
worden verder uitgevoerd en opgevolgd.
De werking van de strategische cel ‘Sport en Armoede’ wordt verder geconcretiseerd
en in functie daarvan aangevuld met relevante vertegenwoordigers uit het brede
sport- en armoedewerkveld.
Het Fonds Vrijetijdsparticipatie gaat samen met de sportsector op zoek naar een
verruiming van het bovenlokale sportaanbod op maat van de doelgroep.
De toolkit www.krapopsportkamp.be en het bijhorende communicatieplan worden
verder uitgebouwd met nieuwe inhoud, praktijktips en -verhalen voor de
gemeentelijke sportdiensten en sportfederaties.
Re-integratie van mensen met een drugsverslavingsproblematiek
241
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Het project beoogt de sportparticipatie bij een moeilijk bereikbare doelgroep op een
duurzame manier te stimuleren, en de ontwikkelde methodieken, instrumenten en
informatie te verspreiden naar andere partners binnen de sport- en welzijnssector.
Het project van vzw De Sleutel zal door het Departement CJSM opgevolgd worden,
waarbij een tussentijdse evaluatie eind augustus 2014 volgt.
Sportgemeente van Vlaanderen
Op 31 juli 2014 loopt voor de gemeente Wielsbeke het jaar als sportgemeente van
Vlaanderen af. De apotheose is het Belgisch Kampioenschap wielrennen voor
eliterenners op 29 juni 2014. Het project zal geëvalueerd worden en er zal bekeken
worden welke van de diverse acties, met als doel de sportparticipatie van alle
inwoners
te
verhogen,
naar
Vlaanderen
gepromoot
kan
worden.
Structureel beleid en specifieke initiatieven naar kansengroepen
Vanaf 2014 start het nieuwe decreet lokaal sportbeleid. In de meerjarenplannen
zullen de besturen concrete invulling geven aan de Vlaamse beleidsprioriteit rond
kansengroepen, en met extra aandacht voor transversale samenwerking. Zij dienen
minimum 10% van de subsidie (2,4 euro per inwoner) te besteden aan dit beleid.
De provincies zullen het beleid inzake de Vlaamse beleidsprioriteit ‘het stimuleren
van personen met een handicap tot sportbeoefening’ uitwerken. Zij zullen hiervoor
vanaf 2014 per inwoner 0,06 euro ontvangen.
Ook in 2014 zullen meerdere sportfederaties via de facultatieve opdrachten
jeugdsport en sportkampen van het decreet op de sportfederaties inspanningen
leveren naar kansengroepen toe.
De Rode Antraciet zal in 2014 zal verder werk maken van de maatregelen die het
aantal sport- en beweeguren faciliteren.
Op Europees vlak, blijft De Rode Antraciet ijveren om het thema sport aan
gedetineerden zichtbaarheid te geven, verder uit te bouwen, … In dat kader volgt De
Rode Antraciet samen met de EU- sport link de verdere stappen op, voor zowel het
EPAS verhaal (2014-Year of sport in prison) en de Europese Commissie (Erasmus
for all 2014-2020).
Ook de website van ‘prisoners on the move’ wordt verder onderhouden en regelmatig
voorzien van nieuwe items. Hiervoor doet De Rode Antraciet ook beroep op de
buitenlandse partnerts binnen het netwerk.
1.5.1. Realisaties 2013 Pagina 22
De strategische cel ‘Seniorensportbeleid’ werd gecoördineerd en aangestuurd door
Bloso.
Op basis van het rapport ‘55-plussers in beweging’ en de resultaten van de VIA
rondetafel ‘Sport en bewegen voor ouderen’ werd in het najaar 2013 gestart met een
inventaris en evaluatie van de realisaties van de beleidsaspecten door de
verschillende partners (gemeenten, provincies, VGC, sportfederaties, Vlaamse
overheid).
In 2013 werd een operationele cel belast met de ontwikkeling van
competentieprofielen voor het begeleiden van sportende senioren. De
competentieprofielen werden ontwikkeld door de liaisons van de universiteiten LO in
samenwerking met tal van experts uit het werkveld.
242
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Samen met de verschillende partners, heeft Bloso sterk ingezet op het promoten van
de sportieve levensstijl bij de 50-plussers. Aan de actie ‘Sportelgemeente 2013’
namen 202 van de 308 Vlaamse gemeenten actief deel (65%). Duizenden 50plussers hebben gesport tijdens de vele gemeentelijke en provinciale Sporteldagen
en tijdens de Senior Games. Meer dan 2.000 fysieke tests werden door de Vlaamse
en de provinciale Sportelteams bij 50-plussers afgenomen. Telkenmale werd een
persoonlijk fitheidsrapport opgesteld, met onder meer tips om op een eenvoudige
wijze de basisconditie te onderhouden of te verbeteren. De effectiviteit van de
Sportelcampagne werd in het najaar 2013 onderzocht door een extern adviesbureau.
De resultaten geven een duidelijk en vrij positief beeld over de gevoerde campagne.
Bij de actie ‘Sporttak in de Kijker - Golf’ werd voor 50-plussers een specifieke
Sportelpocket over golf aangemaakt, die verspreid wordt via alle gemeentelijke
sportdiensten. Alle deelnemers aan 50-plus activiteiten kunnen de zeven
Sportelpockets, als handige sportinstructieboekjes, gratis verkrijgen.
1.5.2. Prognose 2014 Pagina 22
Aan de hand van de gerealiseerde competentieprofielen ‘Seniorensportbegeleider’
zullen de bestaande VTS-opleidingen waar nodig bijgestuurd worden of zullen
eventueel nieuwe opleidingen ontwikkeld worden. Deze opleidingen staan in voor
een gedifferentieerde en kwaliteitsvolle omkadering van 50-plussers in functie van
levenslang sporten en bewegen op maat van de diversiteit van senioren.
Daarnaast zal Bloso, samen met de gemeentelijke en provinciale sportdiensten en
met de seniorensportfederaties, gericht inzetten op het aanbieden van een uitgebreid
en gediversifieerd activiteitenpakket voor 50-plussers, met bijzondere aandacht voor
een kwaliteitsvolle omkadering.
Elektrische fietsen zijn de afgelopen jaren een ware hype geworden. De fietsen
boren een nieuwe doelgroep aan die anders misschien zou stoppen met recreatief
fietsen. Via een pilootproject zullen senioren, maar ook mensen met fysieke
beperkingen aan de hand van initiaties, workshops en begeleide tochten de kans
krijgen om de voordelen en mogelijkheden van elektrische fietsen uit te proberen.
Hierbij wordt bijzondere aandacht gegeven aan veiligheid en behendigheid.
1.6.1. Realisaties 2013 Pagina 23
Het permanente overlegorgaan ‘Sportpromotie’ wordt in het najaar geïnstalleerd en
zal de sportpromotionele samenwerking tussen de verschillende Vlaamse
sportactoren faciliteren. Bij de organisatie van de vele sportpromotionele
evenementen werd in 2013 bijzondere aandacht besteed aan de promotie van zoveel
mogelijk (nieuwe) sporten. Hierbij werd vooral het accent gelegd op een kwalitatieve
initiatie bij de kennismaking met de sport. Via degelijke informatieverschaffing werd
steeds de doorstroming naar een permanente sportbeoefening gepromoot en
beklemtoond.
De Bloso actie ‘Sporttak in de Kijker’ stond in 2013 in het teken van golf en kende
een groot succes. Hiervoor werd intensief samengewerkt met de Vlaamse Vereniging
voor Golf (VVG). Naast een uitgebreide mediacampagne organiseerden VVG en
Bloso, samen met alle erkende golfclubs, heel wat acties en evenementen met als
hoogtepunten de ‘Start to Golf opendeurdag’, ‘Golf in het Park’, ‘Golf on the Road’ en
243
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
de bijscholingen ‘Golf op School’. In het najaar stonden nog de 'Word Golfer-actie',
het 'Wereldkampioenschap Golf voor Scholen' alsook de tweede reeks bijscholingen
'Golf op School' op het programma.
Daarnaast werden op Vlaams niveau opnieuw grote sportieve acties opgezet. Hierbij
werden alle Vlaamse actoren betrokken. Tijdens de ‘Week van de Sportclub’ werden
de activiteiten van sportclubs in 200 gemeenten in de belangstelling gebracht, om
nog meer sporters naar de sportclub te leiden.
Op 1 september 2013 vond de eerste editie van het Gordelfestival plaats. Na 32 jaar
Gordelen binnen dezelfde format was er nood aan vernieuwing en verbreding.
Daarom werd het Gordelfestival opgericht in 2013 op basis van een herwerkte
formule. Onder de slogan “bewegen klinkt goed” blijft samen bewegen de rode
draad, maar kregen ook toerisme en muziek een prominente plaats op het
programma. Het Gordelfestival was een samenwerking tussen vzw De Rand, Bloso
en de provincie Vlaams-Brabant. Met het oog op volgende edities wordt deze eerste
editie uiteraard grondig geëvalueerd.
Voor de vele ander sportpromotionele acties die door Bloso werden uitgewerkt
verwijs ik graag naar www.bloso.be/sportpromotie.
Ik stel vast dat meer en meer sporters buiten georganiseerd verband en vaak in een
natuurgebonden omgeving wensen te sporten. Eenvoudige, aangepaste
infrastructuur is hiervoor een bepalende factor. In 2013 werd dan ook verder ingezet,
samen met de gemeentes en de provincies, op de kwalitatieve uitbouw van
permanente mountainbike routes (+12) en netwerken (+6), wat het totaal brengt op
respectievelijk 145 en 15. Via peterschap werd het onderhoud en de kwaliteit
bewaakt. Daarnaast werden vijf nieuwe bewegwijzerde loopomlopen gerealiseerd,
wat het totaal in Vlaanderen op 26 brengt. Tot slot werden de 81 Fit-O-Meters aan
een grondige evaluatie onderworpen en stelselmatig aangepast aan het nieuwe
fitheidsconcept.
In 2013 kende het subsidiekanaal voor evenementen ter promotie van een breed
sportaanbod zijn derde jaargang. In 2013 werden 24 evenementen met de nadruk op
participatie en 25 evenementen met de nadruk op competitie met een bovenlokaal
karakter ondersteund.
In 2013 nam ik opnieuw het peterschap op van de promotiecampagne ‘Mijn Ventoux’,
die steeds een divers publiek probeert aan te spreken. Dit project wordt als één van
vier promotionele beweeg-/sport evenementen opgenomen en geëvalueerd in een ad
hoc onderzoek van het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport, waarvan de
resultaten in 2014 bekend zullen zijn (zie ook 7.1).
In 2013 was Antwerpen Europese Sporthoofdstad. Samenhorigheid en
gemeenschapsvorming stonden hierbij centraal. Tal van breedtesportacties en
maatschappelijke
integratieprojecten
werden
opgehangen
aan
topsportevenementen. Hiervoor trok men o.a. met mobiele sportarena's de wijken in,
om het buurtsporten te promoten. Vijftig sportclubs en dertig scholen hebben het
afgelopen jaar activiteiten georganiseerd in de buurtsportarena's, goed voor bijna
30.000 deelnemers. Met die arena’s werden alle leeftijden bereikt: kinderen,
volwassenen en senioren. Antwerpen Europese Sporthoofdstad was een interessant
244
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
testlaboratorium voor sportstimulering. Ik zal nu op Vlaams niveau bekijken wat
hiervan kan meegenomen worden.
2.1.1. Realisaties 2013 Pagina 25
In het kader van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid, dat vanaf 2014 van
toepassing wordt, werden diverse begeleidingsinitiatieven vanuit Bloso, ISB en
VVSG ontwikkeld om de besturen voor te bereiden op dit nieuwe decreet.
In het najaar van 2012 en het voorjaar van 2013 organiseerde Bloso provinciale
infosessies voor de nieuwe schepenen van sport, de sportraden en de
sportgekwalificeerde ambtenaren om de gemeenten te ondersteunen bij de opmaak
van hun integrale meerjarenplanning in functie van de Vlaamse beleidsprioriteiten
Sport.
Met ISB sloot ik voor 2013 een nieuwe beheersovereenkomst af met het oog op de
voorbereiding en de begeleiding van de besturen in functie van het opstellen van hun
meerjarenplan en de inpassing van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid in dit
proces. Bij deze begeleidingsinitiatieven ligt de focus op het inhoudelijk inspireren en
praktijkgericht ondersteunen van de besturen bij de opmaak van hun
meerjarenplanning voor de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen. Zo werden
verschillende intervisies georganiseerd voor de sportgekwalificeerde ambtenaren en
praktische projectfiches uitgewerkt.
Met Vlabus werd voor 2013 een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten in het
kader van de verdere professionalisering van de sportclubs (zie 2.5.2).
2.1.2. Prognose 2014 Pagina 25
Op 1 januari 2014 gaat het decreet lokaal sportbeleid van start. De besturen zullen
tegen 15 januari 2014 hun meerjarenplanning indienen via de nieuwe beleids- en
beheerscyclus (BBC). Op basis van deze meerjarenplanning zal vóór 30 april 2014
beslist worden welke besturen gesubsidieerd kunnen worden. Ook voor Bloso
betekent dit een nieuwe werkwijze, aangezien geen afzonderlijk sportbeleidsplan
meer zal ingediend worden en de beoordeling zal gebeuren op het centraal
ingediende, integrale meerjarenplan van de besturen bij de Administratie
Binnenlands Bestuur. Via een specifieke informaticatoepassing zal elke
sectoradministratie de voor haar noodzakelijke informatie, in functie van
subsidiebeoordeling, uit dit plan distilleren.
Met belangstelling kijk ik uit hoe de lokale besturen concreet invulling zullen geven
aan hun sportbeleid op maat van hun lokale context.
2.6.2. Prognose 2014 Pagina 29
In het decreet lokaal sportbeleid, dat vanaf 2014 in voege gaat, is voor de lokale
besturen een Vlaamse beleidsprioriteit opgenomen rond de kwaliteitsverhoging van
de jeugdsportbegeleiders en jeugdsportcoördinatoren in sportverenigingen. Zo wordt
de impulssubsidie niet alleen gecontinueerd, zij het onder een andere vorm, maar
bovendien ook uitgebreid in functie van andere vormen van professionalisering.
3.5.1. Realisaties 2013 Pagina 35
245
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Ik heb in 2013 bijzonder ingezet op het verder uitwerken en implementeren van
sportspecifieke instrumenten, bewustmaking en communicatie rond het thema
‘lichamelijke en seksuele integriteit’, door via projectondersteuning aan ICES de
uitwerking, implementatie en verdere begeleiding rond het Vlaggensysteem mogelijk
te maken.
Het Vlaggensysteem is een laagdrempelig, educatief instrument waarmee lichamelijk
en seksueel grensoverschrijdend gedrag beter ingeschat en beoordeeld kan worden
door jongeren, trainers of bestuursleden. Hiermee worden aanknopingspunten
gelegd naar de instrumenten en de informatie die worden aangereikt in het
Raamwerk Lichamelijke en Seksuele Integriteit en Beleid in de Sport, dat ik in 2012
liet ontwikkelen. Bij dit alles dient men uiteraard rekening te houden met het feit dat
de helft van de sportclubs in Vlaanderen kleine clubs zijn, en dat de sportclubs
draaien op vele vrijwilligers. Daarom heb ik aan ICES en VSF gevraagd om op basis
van het Raamwerk een laagdrempelige en beknopte handleiding en infobrochure
voor de sportclubs op te maken. Deze brochure bevat voor de (kleinere) sportclubs
díe informatie en instrumenten waarmee ze snel stappen vooruit kunnen zetten en
het thema toch een plaats kunnen geven in hun werking en sportbeleving.
Op 27 februari 2013 werd het Vlaggensysteem 'Sport, een spel met grenzen' en de
handleiding voor sportclubs voorgesteld aan de sportfederaties. Naar de provinciale
en gemeentelijke sportdiensten gebeurde de communicatie vanaf het ISB-congres op
20 en 21 maart 2013. Daarnaast werd er op maat ingespeeld op vragen van
sportorganisaties en verzorgde ICES, in samenspraak of samenwerking met andere
sportorganisaties, in de loop het jaar een ruime waaier aan communicatie- en
vormingsmomenten. Het ontwikkelde materiaal en de instrumenten zijn terug te
vinden op de websites www.sportmetgrenzen.be en www.ethischsporten.be.
3.5.2. Prognose 2014 Pagina 36
De door ICES gecoördineerde overheidsopdracht loopt eind juni 2014 af, en
resulteert in een eindrapportage en beleids- en praktijkaanbevelingen vanuit de
deelprojecten van KUL, UG, VUB en UA.
Het inwerkingtreden van het GES-decreet zal opportuniteiten bieden om de aandacht
voor ethisch sporten breder uit te dragen. Het nieuwe decreet zal de mogelijkheid
bieden tot de erkenning en subsidiëring van een organisatie voor
beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling, waar zowel het sportbeleid als de
sportsector gebaat bij zijn. In navolging van de studiedag rond ethisch verantwoord
sporten van 11 oktober 2012, zal ik in het voorjaar onder meer een ruimere GES-dag
organiseren. Hiermee kan dan een aanzet genomen worden tot het overgaan naar of
creëren van ‘lerende netwerken’ (i.e. regelmatige bijeenkomsten van gelijkgestemde
deelnemers of ‘peers’ rond kernthema’s die de deelnemers gezamenlijk aanbelangen
teneinde de eigen prestaties in beleid en praktijk te verbeteren en tegelijkertijd via
een collectieve inspanning aan kwaliteit te winnen), waarbij niet alleen het creëren
van een netwerk van informele contacten en de uitwisseling van goede praktijken
rond ethiek in de sport belangrijk is, maar ook dat er output gegenereerd wordt (bv.
kwaliteitsstandaarden).
6.1.1. Realisaties 2013 Pagina 50
In 2013 heb ik verder geïnvesteerd in de renovatie en kwaliteitsverbetering van
lokale sportinfrastructuur. Aan lokale besturen werd een impuls gegeven om te
246
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
investeren in kwalitatieve sportvloeren die voldoen aan de Europese normen, om er
zo voor te zorgen dat mensen in hun onmiddellijke omgeving en in goede
omstandigheden kunnen sporten. Op die manier werd ook bijgedragen tot de
Vlaamse doelstellingen rond gezond sporten (letselpreventie).
Ook in het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan werd het voorbije jaar heel
wat gerealiseerd. Zo werden de negen sporthallen van de eerste cluster opgeleverd
en ter beschikking gesteld aan de verschillende lokale besturen. Nu start de
beschikbaarheidsperiode van 30 jaar, waarin de private partner Democo-Denys, na
het ontwerpen, bouwen en financieren, ook verantwoordelijk is voor het onderhoud
en het beschikbaar houden van de sportinfrastructuur.
Daarnaast werd de opdracht ‘DBFM Eenvoudig Zwembad De Beeltjens Westerlo’
gegund aan ‘Sport en Recreatie Westerlo’. De bouw van het zwembad startte midden
2013. Het einde van de werken wordt verwacht in het najaar van 2014.
Nog in 2013 werd gestart met de bouw van het ‘geïntegreerd provinciaal
zwembadcomplex Olympiabad Brugge’ door ‘Sport en Recreatie Brugge’. Het einde
van de werken is voorzien in het voorjaar van 2015.
De multifunctionele sportcentra Aalst, Halle en Hoogstraten zullen nog dit najaar
worden gegund. Voor het multifunctioneel sportcentrum Lanaken werden in april
2013 de eerste offertes ontvangen.
Omdat er nog een grote nood is aan kunstgrasvelden en gezien de positieve
evaluatie van de vorige clusters, besliste de Vlaamse Regering om een derde cluster
kunstgrasvelden te lanceren, waarbij de lokale besturen dit keer de keuze hebben
tussen een kunstgrasveld voor multifunctioneel gebruik en een hockeyveld. Eind
2013 beslist de Vlaamse Regering welke lokale besturen worden geselecteerd voor
de realisatie van hun veld.
Tot slot stel ik vast dat Vlaanderen ook met een tekort aan bovenlokale
sportinfrastructuur kampt. Willen we grotere, bovenlokale sportinfrastructuurprojecten
realiseren, dan is samenwerking tussen diverse actoren noodzakelijk. Gezien de
huidige budgettair precaire tijden, moeten de schaarse middelen efficiënt en effectief
worden ingezet. We moeten dan ook proberen om door samenwerking winsten te
boeken en zo te zorgen voor voldoende en kwalitatieve sportinfrastructuur. Als
sluitstuk van mijn sportinfrastructuurbeleid, neem ik in het najaar van 2013 een
initiatief voor de ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur, met de nadruk
op het stimuleren van samenwerking tussen bovenlokale, lokale en Vlaamse actoren.
Het is mijn bedoeling om, in eerste instantie via een projectoproep, een aantal
pilootprojecten voor bovenlokale sportinfrastructuur te ondersteunen, zowel
financieel als via procesbegeleiding. Deze projecten kunnen dan als
voorbeeldprojecten voor andere initiatiefnemers fungeren en vervolgens een
inhaalbeweging in gang zetten.
6.1.2. Prognose 2014 Pagina 50
Ik zal verder werk maken van een beperkte ondersteuning voor de uitbouw van
kwaliteitsvolle, kleinschalige sportaccommodaties van lokale besturen. Voor de
keuze van het type sportinfrastructuur kan ik mij o.a. baseren op de resultaten van
het onderzoek over de effecten van
de nu reeds gerealiseerde Finse Pistes op het sportgedrag (Steunpunt
Beleidsrelevant Onderzoek Sport). Ik zal hierbij eveneens rekening houden met de
suggesties uit het Sport voor Allen-actieplan inzake nieuwe sportinfrastructuurtrends
en duurzaamheidsaspecten.
247
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan zal de gunningsprocedure voor
het multifunctioneel sportcentrum in Lanaken worden afgesloten. De
gunningsprocedure voor de nieuwe derde cluster kunstgrasvelden zal in het voorjaar
van 2014 worden opgestart.
De in het najaar van 2013 gelanceerde projectoproep voor de realisatie van
bovenlokale sportinfrastructuur zal in uitvoering worden gebracht, in die zin dat een
aantal projecten zullen worden geselecteerd door de Vlaamse Regering. Doel daarbij
is een aantal pilootprojecten te ontwikkelen en zo een inhaalbeweging m.b.t.
bovenlokale sportinfrastructuur in gang te zetten waarop eventueel een decretale
verankering kan volgen. De pilootprojecten moeten ervaringen opleveren die de
drempel voor het opzetten van ambitieuze bovenlokale samenwerkingsverbanden
verlagen en de slaagkansen ervan doen toenemen.
6.2.1. Realisaties 2013 Pagina 51
Een alomvattende en continue inventarisatie van de beschikbare sportinfrastructuur
in Vlaanderen geeft mij als bevoegd Vlaams minister, net als het gemeentelijke
beleidsniveau, inzicht in de spreiding en bijgevolg ook in de eventuele behoefte aan
nieuwe bijkomende sportinfrastructuur of renovatie van de bestaande
sportinfrastructuur. Daartoe wordt de Spakki-databank, over de in Vlaanderen publiek
toegankelijke sportaccommodaties (19.500), permanent geactualiseerd.
Bij elk initiatief dat ik de voorbije legislatuur nam met betrekking rond
sportinfrastructuur, benadrukte ik het belang van multifunctioneel gebruik. Zowel bij
de projecten die gerealiseerd werden in het kader van het Vlaams
Sportinfrastructuurplan, als die in het kader van het reglement kleinschalige
sportinfrastructuur, als bij de uitwerking van de projectoproep over de vernieuwing
van voetbalstadions, wordt multifunctioneel gebruik door verschillende doelgroepen
zoals clubs, scholen, federaties, individuele sporters enz. als een belangrijke
voorwaarde of criterium vooropgesteld. Op die manier tracht ik de aanwezige en
nieuwe te realiseren infrastructuur optimaal te benutten en een optimaal
ruimtegebruik na te streven.
6.2.2. Prognose 2014 Pagina 51
De beschikbare informatie uit de Spakki-databank kan steeds worden gebruikt voor
de actualisatie van de behoeften en de planning van sportinfrastructuur in
Vlaanderen, en voor beleidsdomeinoverschrijdend overleg en adviesverlening inzake
de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen op lokaal, provinciaal en Vlaams
niveau.
In 2014 zal ik de nu reeds beschikbare globale informatie inzake sporthallen en
overdekte zwembaden uitbreiden tot andere, meer specifieke sportaccommodaties
zoals kunststofatletiekpistes, kunstgrasvelden, Finse pistes, e.a.
Bij elk nieuw initiatief blijft multifunctioneel gebruik een belangrijk aandachtspunt.
6.5.2. Prognose 2014 Pagina 53
Na aanvaarding van de steunmaatregel door de Europese Commissie, wordt de
eigenlijke projectoproep gelanceerd. Initiatiefnemers (clubs uit eerste en tweede
klasse, of de desbetreffende lokale overheden) krijgen de kans om een project in te
dienen. Op basis van de ingediende projecten zal de Vlaamse Regering beslissen
248
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
welke voetbalstadions ondersteuning zullen krijgen. Dit kan zowel voor nieuwbouw
als verbouwings- en uitbreidingswerken. De eenmalige oproep wordt beschouwd als
een pilootproject om een impuls te geven aan clubs die concrete plannen hebben om
te bouwen of te renoveren.
6.6.1. Realisaties 2013 Pagina 53
In het dossier van de sporten met een hinderlijk karakter werd de zoektocht naar
oplossingen verder gezet. Naar aanleiding van de installatie van de nieuwe
provinciebesturen heb ik aan de provincies gevraagd een stand van zaken op te
maken, rekening houdende met de beslissingen die de voorbije jaren werden
genomen. De vorige Vlaamse Regering besliste op 8 mei 2009 dat een onderzoek
naar de mogelijkheden in industriegebieden, brownfields en vervreemdbare militaire
domeinen gevoerd kon worden. Op mijn voorstel bevestigde de huidige Vlaamse
Regering op 5 oktober 2011 deze stellingname en breidde de mogelijkheid tot
onderzoek uit voor locaties gelegen in havengebieden, op voorwaarde dat het gaat
om tijdelijk gebruik van de terreinen voor sport en recreatie, en dit in afwachting van
de definitieve ontwikkeling van het gebied waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld.
Ik heb een nieuwe overlegronde georganiseerd met de provincies. Dit leverde helaas
niet meteen een nieuwe locatie op voor een gereglementeerde omloop maar er
werden wel enkele interessante voorstellen gedaan. Zo werd voorgesteld om de
trainingsmogelijkheden uit te breiden bij de organisatie van occasionele wedstrijden.
Momenteel kunnen volgens de Vlarem-wetgeving wedstrijden en trainingsritten
gespreid worden over twee opeenvolgende kalenderdagen. Er werd
voorgesteld om aansluitend hierbij een beperkt aantal trainingsdagen toe te laten. Dit
zou een verbetering betekenen van de situatie voor de sector en bovendien zouden
de activiteiten sterk gespreid worden. Deze vraag wordt verder onderzocht.
De provincie Antwerpen heeft ook het initiatief genomen om een nieuw onderzoek te
voeren waarbij zowel het realiseren van tijdelijke terreinen als het selecteren van
minstens één nieuwe gereglementeerde omloop vooropgesteld wordt.
Voorts is het ook belangrijk om te trachten een project inzake indoor motorcross
en/of een project met elektromotoren uit te werken.
Het onderzoek naar de mogelijkheden voor sporten met een hinderlijk karakter in de
te vervreemden militaire domeinen is gekoppeld aan het globale onderzoek dat
hieromtrent door mijn administratie Ruimtelijke Ordening wordt gevoerd. Bloso en het
Departement CJSM worden betrokken bij het verdere onderzoek.
De uitvoering van de golfmemoranda 1 en 2 werd verder gezet. Voor een aantal
dossiers zijn de planmatige processen afgerond. Zo werd op 19 juli 2013 het
gewestelijk RUP voor het golfterrein in Sint-Gillis-Waas definitief goedgekeurd. Voor
een aantal andere projecten dient het planningsproces nog voltooid of opgestart te
worden. Voor nog andere projecten werd nog geen aanvraagdossier ingediend.
In de loop van 2011 werd Bloso toegevoegd aan de lijst van instellingen en
administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen
en over ontwerpen van provinciale ruimtelijke structuurplannen. Sindsdien is het
aantal dossiers dat door Bloso geadviseerd wordt zeer sterk gestegen. Op deze
manier kan erover gewaakt worden dat alle ruimtevragende (al of niet hinderlijke)
sportsectoren op een gelijkwaardige wijze in de ruimtebalans aan bod komen.
Bij de beoordeling van voorontwerpen van gemeentelijke ruimtelijke
uitvoeringsplannen adviseert Bloso steeds om, in het kader van het Sport voor Allen249
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
beleid en de promotie van de sportbeoefening, aandacht te hebben voor de
inplanting van voldoende, soms kleinschalige, sportruimtes.
De sportsector is betrokken bij de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen
(BRV). Bloso neemt deel aan de werkgroepen waarin interdisciplinair overlegd wordt
en het Departement CJSM is vertegenwoordigd in het Kernteam. In 2013 werd
gewerkt aan de opmaak van een Witboek. Het traject naar het BRV is gebaseerd op
het Regeerakkoord 2009-2014 en de beleidsnota Ruimtelijke Ordening 2009-2014.
De Vlaamse Regering heeft op 4 mei 2012 het Groenboek goedgekeurd als basis
voor consultatie en participatie en aan de procesarchitectuur voor de verdere
opmaak van het BRV. De volgende mijlpalen in het traject zijn een Witboek (najaar
2013) en een ontwerp van BRV (maart 2014). Het Departement CJSM is
vertegenwoordigd in het ambtelijk forum waar de tekstvoorstellen van het
Departement Ruimte Vlaanderen, in samenspraak met het kabinet RO, worden
voorgelegd en besproken.
In april 2013 is de laatste inhoudelijke werkgroep samengekomen die tevens input
levert voor de verdere teksten. Op 20 maart zijn de krachtlijnen voor de
modernisering van het plansysteem besproken, wat gaat over de evolutie van het
huidig plansysteem (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) naar een systeem van
beleidsplanning. In september 2013 is het ambtelijk forum terug van start gegaan met
als eerste taak de tekstvoorstellen van het Witboek te bespreken en kenbaar te
maken in de verschillende beleidsdomeinen. Dit resulteert in een Witboek in oktober
2013.
Voor meer informatie over de opmaak van het BRV verwijs ik naar mijn beleidsbrief
Ruimtelijke Ordening.
Ook bij de opmaak van instandhoudingsdoelstellingen (IHD) voor specifiek
aangeduide kwetsbare zones in Vlaanderen (habitatrichtlijngebieden en
vogelrichtlijngebieden), is het belangrijk dat Sport zijn inbreng heeft. Bloso en het
Departement CJSM volgden ook dit dossier nauw op.
6.6.2. Prognose 2014 Pagina 55
Wat het specifieke dossier van de sporten met hinderlijk karakter betreft, zal in 2014
verder gewerkt worden op de afspraken gemaakt met de provincies naar aanleiding
van de laatste overlegronde. Zo zal het onderzoek dat in de provincie Antwerpen
wordt gevoerd naar tijdelijke omlopen en nieuwe gereglementeerde omlopen grondig
opgevolgd worden.
Ik blijf mij verder inzetten om locaties te zoeken voor andere sporten met hinderlijk
karakter, zoals waterski, luchtsporten en kleischieten, zodat ook voor deze
sporttakken oplossingen uitgewerkt kunnen worden.
De uitvoering van het golfmemorandum wordt verder gezet. Voor een aantal locaties,
zoals opgenomen in de beslissing van de Vlaamse regering van 20 juli 2006, werd
nog geen aanvraagdossier ingediend. Van zodra deze dossiers ingediend worden,
zullen ze grondig onderzocht worden. Voor een aantal andere dossiers dient het
planningsproces (opmaak van milieueffectenrapport en ruimtelijk uitvoeringsplan)
nog voltooid of opgestart te worden.
Bloso zal het onderzoek opvolgen naar de ruimtelijke ontwikkeling van de te
vervreemden militaire domeinen, zodat de belangen van de sportsector verdedigd
kunnen worden. In een aantal domeinen zijn immers zweefvliegclubs actief.
Bloso blijft de belangen van de sportsector behartigen door het adviseren van milieueffectenrapporten en ruimtelijke uitvoeringsplannen.
250
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Ook zullen Bloso en het Departement CJSM het dossier aangaande de opmaak van
instandhoudingsdoelstellingen (IHD) in speciale beschermingszones verder
opvolgen.
De verdere uitwerking van het BRV zal ook vanuit de sportsector verder worden
behartigd via rechtstreekse deelname aan het kernteam en deelname aan
werkgroepen en partnerdialogen. In maart 2014 moet het ontwerp van het BRV klaar
zijn. Dit politiek evenwichtig document zal het kader vormen voor de verdere
uitwerking van het beleidsplan in de volgende legislatuur.
Uit de besprekingen in het kader van het Sport voor Allen-platform is gebleken dat de
kennis in de sportsector m.b.t. ruimtelijke ordening zeer verspreid zit, en er te weinig
coördinatie is rond dit thema. Daarom zal ik de oprichting van een kennis- en
informatiecel ‘ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur’ in relatie met sport
voorbereiden door in eerste instantie de structuur ervan te bekijken, informatie te
verzamelen, de taken af te bakenen en de ondersteunende databanken te
optimaliseren.
7.2.1. Realisaties 2013 Pagina 56
In de filosofie van “Door samenspel scoren” werd, in functie van de thematiek,
regelmatig overleg gepleegd met andere beleidsdomeinen en bestuurslagen. Zo
wordt voor het zoeken naar oplossingen voor sportinfrastructuur regelmatig overleg
gepleegd met het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu (zie 6.6). Voor
verschillende aspecten van mijn sportbeleid is ook regelmatig overleg met de
beleidsdomeinen Gelijke kansen, Welzijn en Volksgezondheid en Onderwijs van
belang. Ook
de andere bestuursniveaus zoals de VVP en de Vlaamse provincies, de VVSG en
het ISB betrek ik zo veel als mogelijk bij het Vlaamse sportbeleid.
De bestaande dialoog tussen de verschillende Gemeenschappen werd in 2013
gecontinueerd. De voornaamste onderwerpen betreffen het Europees en
internationaal sportbeleid, tewerkstelling en topsport. Als woordvoerder voor België in
de Europese Unie voor het beleidsdomein Sport organiseerde ik samen met mijn
collega van de Franse Gemeenschap in het najaar een overleg tussen de drie
Gemeenschapsministers bevoegd voor Sport. Er vond regelmatig overleg en
afstemming op kabinets- en administratieniveau plaats.
Daarnaast heb ik samen met NADO Vlaanderen de Gemeenschapsdialoog met
betrekking tot het op elkaar afstemmen van het antidopingbeleid van de
Gemeenschappen, via de Coördinatieraad Medisch Verantwoord Sporten,
voortgezet.
7.2.2. Prognose 2014 Pagina 56
Ook in 2014 zal ik, in functie van de thematiek, regelmatig overleg plegen met andere
beleidsdomeinen en bestuurslagen.
7.3.1. Realisaties 2013 Pagina 57
Na afzondering van de antidopingbepalingen was het zaak om richting te geven aan
de overgebleven bepalingen van het MEVS-decreet. Daarbij werd de optie genomen
om de bestaande inhoud te actualiseren en een nieuw decreet en uitvoeringsbesluit
tot stand te brengen. Het nieuwe decreet is opgebouwd rond twee belangrijke pijlers:
251
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
‘gezond sporten’ vervangt het concept ‘medisch verantwoord sporten’, en ‘ethisch
sporten’ vervangt het concept ‘ethisch verantwoord sporten’ van het MEVS-decreet.
(zie ook punt 3.1)
Rekening houdend met het nieuwe decreet lokaal sportbeleid stelden de besturen in
2013 hun meerjarenplanning op, op basis van het nieuwe systeem inzake beleids- en
beheerscyclus (BBC) en met het oog op subsidiëring vanaf 2014. Voor de besturen
betekende dit ten aanzien van de Vlaamse overheid een verlaging van de plan- en
rapporteringsverplichtingen. Tevens werden de definitieve bestuursakkoorden Sport
tussen de Vlaamse Regering en elke Vlaamse provincie
7.3.2. Prognose 2014 Pagina 58
In 2014 zal de nieuwe regelgeving met betrekking tot gezond en ethisch sporten in
de praktijk gebracht worden, en uitvoerig gecommuniceerd worden aan de
stakeholders.
De nieuwe Code van het WADA dient, na goedkeuring in november 2013,
geïmplementeerd te worden via het doorvoeren van de noodzakelijke wijzigingen in
het Antidopingdecreet en het bijhorende uitvoeringsbesluit. Dit voorbereidend traject
zal snel na de definitieve goedkeuring opgestart worden. (zie 3.2.2)
In het voorjaar 2014 zal Bloso, in het kader van het nieuwe decreet lokaal
sportbeleid, de meerjarenplannen van de besturen, ingediend via een centraal loket
7.5.1. Realisaties 2013 Pagina 59
Aan de website van de Sportdatabank Vlaanderen werd heel wat nieuwe
functionaliteit toegevoegd, zoals sociale media, zoekoptimalisatie en -uitbreiding,
logo’s en extra informatie.
Daarnaast werd de Sportdatabank Vlaanderen via het principe van interactieve
kaarten met een deel van de gegevens geïntegreerd in heel wat andere websites,
zoals www.nieuwsblad.be, websites van sportfederaties, websites van gemeentelijke
sportdiensten of sportclubs. Er werden ook nieuwe interactieve kaarten voor
sportinfrastructuren en evenementen ontwikkeld, die geïntegreerd werden op de
Bloso-website.
Er werden twee nieuwe versies van de mobiele applicatie voor smartphones
gelanceerd en een vierde versie werd voorbereid. In versie 2 werd heel wat nieuwe
functionaliteit voor sportclubs en sportinfrastructuren toegevoegd en werden de
sociale media geïntegreerd. In versie 3 werd de MijnBloso-functionaliteit
geïntegreerd. Versie 4 zal er voor zorgen dat de gebruiker alle informatie over
kwalificaties, bijscholingen en cursusorganisaties van de Vlaamse Trainersschool ter
beschikking krijgt op de smartphone.
In het najaar van 2013 werd de Sportdatabank Vlaanderen
7.5.2. Prognose 2014 Pagina 59
Bloso zal in 2014 de Sportdatabank Vlaanderen verder ontwikkelen, aansluitend op
de eigen
252
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
behoeften en de behoeften van sportfederaties, sportdiensten en sportraden. Er zal
actief gewerkt worden aan het up-to-date houden van de gegevens van alle
sportorganisaties en sportinfrastructuren.
Met betrekking tot het antidopingbeleid zal het WADA een ‘whereabouts applicatie’
voor de smartphone introduceren, waardoor het indienen van verblijfgegevens in het
ADAMS-systeem aan gebruiksvriendelijkheid zal winnen. Elitesporters moeten in het
kader van het Antidopingdecreet verblijfsgegevens indienen ten behoeve van het
faciliteren van dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband door NADO
Vlaanderen, de internationale sportfederaties of het WADA.
De kredieten voor de uitvoering van deze operationele doelstellingen zijn terug te
vinden onder de begrotingsartikels: HB0/1HF-G-2-A/WT werking en toelagen
- Vlaanderen bouwt aan een succesvol topsportbeleid door het creëren van een
optimaal topsportklimaat en een duidelijk afgebakende organisatiestructuur,
HB0/1HF-G-2-D/WT werking en toelagen - ontwikkeling, professionalisering en
optimalisering van de randvoorwaarden voor een (internationaal) sportbeleid en
HB0/1HF-G-2-Y/IS Interne stromen (Bloso).
253
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
1.2.1.1. Proeftuinen binnen het participatiedecreet Pagina 12
Proeftuin Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders
…
De lopende projecten in de acht centrumsteden – Aalst, Antwerpen, Brugge, Gent,
Hasselt, Kortrijk, Roeselare en Turnhout – onderzochten in dit laatste werkingsjaar
hoe ze het buurtsportaanbod duurzaam kunnen inbedden binnen de lokale context.
De proeftuin heeft aangetoond dat buurtsport als concept en methodiek in bepaalde
wijken of buurten kan ingezet worden voor zowel sociale als sportieve doelstellingen.
Een overgangsperiode tot eind december 2013 werd voorzien voor de steden die
aangaven om vanaf 2014 de projecten lokaal te zullen continueren. De bepalingen in
het nieuwe decreet lokaal sportbeleid bieden mogelijkheden voor de ontwikkeling van
buurtsport op het lokaal niveau.
Proeftuin Sport in Grootsteden: Vecht en dans en Kort op de bal
De projecten ‘Kort op de Bal’ en ‘Vecht en Dans’ waar participatief werken en
ervaringsleren met maatschappelijk kwetsbare jongeren centraal staan, liepen eind
september 2013 af.
In deze proeftuin stond het laatste werkingsjaar vooral in het teken van de overdracht
van opgedane expertise en goede praktijken. Vzw JES organiseerde op 13 juni 2013
de studiedag ‘Sport Extended’ waar de inzichten, praktijkervaringen en expertise
rond de maatschappelijke meerwaarde van sport gedeeld werden met alle mogelijke
(sport)partners. De uiteindelijke betrachting is dat de sportsector via intersectorale
samenwerkingen met JES de kennis- en competentieontwikkeling over sociale
sportprojecten mee inbed en verankerd.
…
1.4.1. Realisaties 2013 Pagina 17
Re-integratie van mensen met een drugsverslavingsproblematiek
Vanaf september 2013 ondersteun ik vzw De Sleutel voor een tweejarig project. De
Sleutel heeft een ruime ervaring en expertise met jongeren met drugproblemen en
risicogroepen via een aanbod van preventie, crisisopvang, ambulante en residentiële
hulpverlening en werkgelegenheid, met het oog op zelfontwikkeling en een reintegratie van de doelgroep in de samenleving. De Sleutel wil met dit project sport
een meer structurele plaats geven in de methodieken van de
hulpverleningsprogramma’s. Maar vooral in de instrumenten ter stimulering van een
geslaagde re-integratie, als hefboom voor het verduurzamen van een gezonde
levensstijl.
1.4.2. Prognose 2014 Pagina 20
Re-integratie van mensen met een drugsverslavingsproblematiek
Het project beoogt de sportparticipatie bij een moeilijk bereikbare doelgroep op een
duurzame manier te stimuleren, en de ontwikkelde methodieken, instrumenten en
informatie te verspreiden naar andere partners binnen de sport- en welzijnssector.
Het project van vzw De Sleutel zal door het Departement CJSM opgevolgd worden,
waarbij een tussentijdse evaluatie eind augustus 2014 volgt.
254
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
1.6.1. Realisaties 2013 Pagina 23
In 2013 was Antwerpen Europese Sporthoofdstad. Samenhorigheid en
gemeenschapsvorming stonden hierbij centraal. Tal van breedtesportacties en
maatschappelijke integratieprojecten werden
opgehangen aan topsportevenementen. Hiervoor trok men o.a. met mobiele
sportarena's de wijken in, om het buurtsporten te promoten. Vijftig sportclubs en
dertig scholen hebben het afgelopen jaar activiteiten georganiseerd in de
buurtsportarena's, goed voor bijna 30.000 deelnemers. Met die arena’s werden alle
leeftijden bereikt: kinderen, volwassenen en senioren. Antwerpen Europese
Sporthoofdstad was een interessant testlaboratorium voor sportstimulering. Ik zal nu
op Vlaams niveau bekijken wat hiervan kan meegenomen worden.
255
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgering en integratie
1.4.1. Realisaties 2013 Pagina 17
Interculturaliteit
Vanuit de vaststelling dat de participatie van meisjes en vrouwen aan het reguliere
sportaanbod nog beduidend laag blijft, werd binnen de structuur van de strategische
cel ‘Sport en Interculturaliteit’ een werkgroep ‘sportparticipatie van meisjes en
vrouwen met etnisch-cultureel diverse achtergrond’ opgestart. De werkgroep
ontwikkelde een piloottrajectvoorstel waarbij vijf lokale praktijksettings die werken
rond meisjes en vrouwen extra worden ondersteund. Dit met het oog op het
realiseren van een resultaatsgerichte wisselwerking tussen sport- en integratiesector.
Demos fungeert als trekker van dit traject. Het Kennisknooppunt Interculturaliseren
van het Departement CJSM staat in voor de algemene coördinatie van deze
strategische cel.
Deze acties maken eveneens deel uit van het horizontaal integratiebeleidsplan dat
wordt gecoördineerd door mijn collega minister van Inburgering. Omdat integratie
een zaak is van iedereen heb ook ik me ertoe geëngageerd een actieve bijdrage te
leveren aan de integratie van nieuwe Vlamingen in onze samenleving.
1.4.2. Prognose 2014 Pagina 20
Interculturaliteit
De strategische cel ‘Sport en Interculturaliteit’ volgt de uitvoering van het Sport voor
Allen-actieplan rond het ontwikkelen en implementeren van praktische instrumenten
om de sportparticipatie van etnisch-culturele minderheden te verhogen. Het traject
‘sportparticipatie van meisjes en vrouwen met etnisch-cultureel diverse achtergrond’
mondt uit in een inspiratienota waarin een aantal kritische succesfactoren rond
sportparticipatie van meisjes en vrouwen met een etnisch-cultureel
diverse achtergrond worden opgenomen. De verhalen van de vijf praktijken waarmee
doorheen dit traject wordt gewerkt, zullen gedocumenteerd worden in vijf filmpjes die
ontsloten zullen worden voor de brede sportsector.
1.6.1. Realisaties 2013 Pagina 23
In 2013 was Antwerpen Europese Sporthoofdstad. Samenhorigheid en
gemeenschapsvorming stonden hierbij centraal. Tal van breedtesportacties en
maatschappelijke integratieprojecten werden
opgehangen aan topsportevenementen. Hiervoor trok men o.a. met mobiele
sportarena's de wijken in, om het buurtsporten te promoten. Vijftig sportclubs en
dertig scholen hebben het afgelopen jaar activiteiten georganiseerd in de
buurtsportarena's, goed voor bijna 30.000 deelnemers. Met die arena’s werden alle
leeftijden bereikt: kinderen, volwassenen en senioren. Antwerpen Europese
Sporthoofdstad was een interessant testlaboratorium voor sportstimulering. Ik zal nu
op Vlaams niveau bekijken wat hiervan kan meegenomen worden.
256
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Beleidsbrief MEDIA
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
1.1 Meer ruimte voor kwaliteitsjournalistiek
1.1.7. Leesbevordering Pagina 17
Tot slot vermeld ik nog de samenwerking tussen KiK en Bibnet vzw tijdens het
schooljaar 2013-2014. Met Gopress voor bibliotheken worden digitale kranten
binnengebracht in de bibliotheek. Bibnet en Mediargus/Gopress hebben hun
overeenkomst uitgebreid met een scholentoegang tot de archieven van
Mediargus/Gopress via de bibliotheek. Momenteel zijn er al meer dan 150
secundaire scholen in Vlaanderen die hiervan gebruik maken en het aantal blijft
groeien. Deze vernieuwde overeenkomst laat toe dat een lokale
bibliotheek haar Mediargus-abonnement zonder meerkost tijdens het hele schooljaar
deelt met de scholen op haar grondgebied. De bibliotheek kan de scholen gratis
toegang bieden tot het digitale krantenarchief.
1.2 Sterke Vlaamse openbare omroep Pagina 21
Opstart in 2013 van het Vlaams Instituut voor de Archivering van Audiovisueel
Erfgoed (VIAA), dat instaat voor de bewaring en ontsluiting van het VRT-archief naar
doelgroepen (onderwijs, bibliotheken en wetenschappelijk onderzoek). In het
voorjaar 2014 moet daartoe een actieplan klaar zijn. Zie ook 3.1.1 oprichting VIAA.
Aandachtspunten Stedenbeleid
1.4.2. (FM-)Radio Pagina 26
opstart van het urban radio project Chase, dat in het najaar van 2012 gelanceerd
werd (www.chase.be). Met Chase wordt een format gecreëerd om jongeren te
bereiken die relatief weinig bereikt worden door de bestaande Vlaamse radio- en
mediamerken. Chase richt zich op de stedelijke doelgroep van jongeren tussen 15 en
35 jaar met bijzondere aandacht voor jongeren uit Antwerpen en bij uitbreiding Gent,
Genk, Mechelen en Brussel.
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid
1.2 Sterke Vlaamse openbare omroep
1.2.2: aandacht voor alle Vlamingen Pagina 19
Naast een inclusief generalistisch aanbod, blijft extra aandacht gaan naar specifieke
doelgroepen zoals kinderen en jongeren, nieuwe Vlamingen of personen met een
handicap
Streefcijfers inzake de vertegenwoordiging van vrouwen (33%) en nieuwe Vlamingen
(5%) op het scherm niet alleen te halen voor haar aanbod in zijn totaliteit zoals de
beheersovereenkomst voorschrijft, maar voor elk net afzonderlijk
257
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
1.4.2 (zie hoger): Dit project wil ervoor zorgen dat Vlamingen van etnisch-diverse
afkomst actieve mediagebruikers worden van nieuws en media van de lokaliteit waar
ze wonen. Via het aanbod op het Chase-platform wil het REC Radiocentrum
maatschappelijke integratie stimuleren.
258
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Onderwijs en Vorming
(OV)
Beleidsbrief ONDERWIJS EN VORMING
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur
SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen
OD 1.5 Het deeltijds kunstonderwijs (DKO) verdiepen en verbreden Pagina 12
Plannen 2013-2014
Via pilootprojecten, nascholingsinitiatieven en een informatiecampagne wil ik
met de uitdagingen van het DKO en mogelijke beleidsvoorstellen in overleg treden
met leerkrachten, directeurs en lokale beleidsverantwoordelijken.
SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te
doen in de geglobaliseerde samenleving
OD 3.4 Strategisch Plan Geletterdheid verder uitvoeren Pagina 31
Realisaties 2012-2013
Het nieuwe Plan Geletterdheid (2012-2016) werd door de Vlaamse Regering
goedgekeurd en is in uitvoering.
In samenwerking met de Centra voor Basiseducatie en VVSG werden de lokale
besturen aangemoedigd om lokale geletterdheidsacties op te nemen in hun
meerjarenplanning 2014-2019 door middel van de publicatie „Iedereen geletterd²!
Lokaal samenwerken voor geletterde mensen‟ waarin actuele goede praktijken zijn
opgenomen.
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale
en internationale netwerken versterken
OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid
verstevigen Pagina 44
Realisaties 2012-2013
Vanaf 2014 dienen steden en gemeenten subsidieaanvragen en meerjarenplannen
in volgens het ritme van de lokale beleids-en beheerscyclus van het
planlastendecreet. Het uitvoeringsbesluit over de beleidsprioriteiten en de
procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het flankerend
onderwijsbeleid is afgerond. Steden en gemeenten werden geïnformeerd over de
Vlaamse beleidsprioriteiten m.b.t. onderwijs en de werking van het flankerend lokaal
onderwijsbeleid vanaf 2014.
259
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Plannen 2013-2014
Ik plan decretale oplossingen voor de knelpunten die er vandaag zijn met betrekking
tot sociale en andere voordelen.
OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 45-46
Realisaties 2012-2013
In de gemeenten Antwerpen, Asse, Denderleeuw, Gent, Grimbergen, Halle, Kortrijk,
Leuven, Mechelen, Roeselare, Sint-Niklaas, Tienen, Turnhout, Vilvoorde en Wervik
zijn er lokale taskforces capaciteit operationeel. In het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest wordt de coördinatie van de capaciteitsproblematiek in het Nederlandstalig
onderwijs opgenomen door de VGC. In overleg met de lokale taskforces, slaagde ik
erin om voldoende bijkomende plaatsen te creëren.
Sinds 2010 wordt een budget voor capaciteitsuitbreiding vrijgemaakt. In 2013 is
62,3 miljoen euro voorzien en als volgt verdeeld: Antwerpen (29,4 miljoen), Asse (5
miljoen), Brussels Hoofdstedelijk Gewest (6 miljoen), Denderleeuw (2 miljoen), Gent
(7,1 miljoen), Mechelen (5 miljoen), Roeselare (2,8 miljoen) en Vilvoorde (5 miljoen).
In overleg met de onderwijsaanbieders, worden bijkomende plaatsen gecreëerd waar
de nood het hoogst is. Daarnaast werd in 2013 ook 23,2 miljoen euro vrijgemaakt
voor de reguliere scholenbouw. Om sneller duidelijkheid te geven aan de
verschillende taskforces, werd de oproep voor capaciteitsmiddelen in 2014 vroeger
verstuurd. De Vlaamse Regering besliste om de voorziene 37,5 miljoen euro te
verdelen over vijf gemeenten om het capaciteitstekort aan te pakken: Antwerpen
(18,5 miljoen), Gent (7 miljoen), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (5 miljoen),
Mechelen (4 miljoen) en Grimbergen (3 miljoen). Bij de begrotingsopmaak werd
daarenboven nog 20 miljoen euro vrijgemaakt. De verdeling hiervan zal gebeuren
op basis van de meest actuele data van de verschillende taskforces.
De registratie van de inschrijvingen in Discimus laat de scholen toe een zicht te
hebben op dubbele inschrijvingen, zodat zij de maatregelen kunnen nemen om hun
beschikbare plaatsen accurater in te schatten.
In 2013 werd ook de mogelijkheid om beschikbaarheidstoelagen te subsidiëren
voor capaciteitsverhogende infrastructuur gerealiseerd.
De haalbaarheidsstudie naar het ontwikkelen van een capaciteitsmonitor toonde
aan dat de effectieve bouw van zo‟n monitor het beleid inzake capaciteit kan
ondersteunen. Ik heb dan ook een oproep verspreid met het oog op de
wetenschappelijke ontwikkeling van een capaciteitsmonitor.
Plannen 2013-2014
Samen met de onderwijskoepels en het GO! werk ik aan een voorstel voor een meer
transparante en planmatige procedure om de capaciteitsmiddelen in de toekomst
toe te kennen. Dit moet resulteren in een leidraad en vergelijkbaar opvolgdocument
dat door alle taskforces kan worden gebruikt.
260
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Zo zal ik de capaciteitscriteria die afgesproken zijn met de onderwijskoepels en het
GO! verder op punt stellen. Toekomstige uitbreidingen van capaciteit zullen
onderdeel moeten uitmaken van een lokaal masterplan om zo te komen tot een
meer duurzame invulling van de toegekende middelen. Om de budgettaire impact
van de capaciteitsproblematiek beheersbaar te houden en te spreiden in de tijd, zal
ik ijveren voor een meerjarenbegroting capaciteit.
Naast het voorzien van bijkomende middelen voor capaciteitsdossiers is het
essentieel om op korte termijn te komen tot een meer beheersmatige aanpak van
de bestaande wachtlijsten inzake scholenbouw (zie OD 8.1). De denksporen die
mijn administratie de voorbije jaren onderzocht op het vlak van masterplanning en
een meer geïntegreerde aanpak van de scholenbouw in relatie tot andere
maatschappelijke functies, vormen een startpunt om het Vlaams subsidie- en
financieringsbeleid voor de scholenbouw te hervormen.
In het najaar 2013 zal ik de opdracht geven om een capaciteitsmonitor te bouwen,
en zal ik in overleg met de onderwijskoepels en het GO! nagaan hoe dit instrument
kan ingezet worden bij de structurele toekenning van capaciteitsmiddelen.
SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden
OD 7.5 Wachtrijen bij de inschrijvingen oplossen Pagina 50
Realisaties 2012-2013
De inwerkingtreding en de inhoud van het nieuwe decreet inzake inschrijvingsrecht
werden breed gecommuniceerd via verschillende kanalen.
De eerste aanmeldingsdossiers werden ingediend bij de Commissie
Leerlingenrechten. De ervaring met deze dossiers (knelpunten, onduidelijkheden in
het inschrijvingsrecht, keuzes van scholen en/of LOP‟s, tekortkomingen in de
ingediende dossiers) werden verwerkt in het nieuwe standaardformulier voor
aanmeldingsdossiers die ingediend dienden te worden tegen 1 september 2013. De
concrete implementatie van deze aanmeldingsdossiers loopt momenteel nog en
maakt deel uit van de ruimere evaluatie van de implementatie van het
inschrijvingsrecht.
Planning 2013-2014
Ik zal blijven inzetten op duidelijke en heldere communicatie over de
inschrijvingsregelsnaar leerlingen, ouders en scholen, op basis van de ervaringen
van het voorbije schooljaar.
In najaar 2013 wordt ook de praktische uitvoering van het inschrijvingsrecht in
scholen geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. De geplande evaluatie focust dan
ook op de implementatie van het nieuwe regelgevend kader binnen het
buitengewoon en gewoon onderwijs. De evaluatie behandelt in elk geval de
operationalisering van de indicatoren, de capaciteitsbepaling in het secundair
onderwijs, het inschrijvingsrecht in het buitengewoon onderwijs en mogelijke
onduidelijkheden en hiaten in de regelgeving.
261
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Stedenbeleid
SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen
OD 1.1 Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10
Realisaties 2012-2013
Op 1 maart 2013 keurde de Vlaamse Regering de nieuwe kaderovereenkomst
goed met de Koning Boudewijnstichting (KBS) voor hun werking rond
burgerschapsvorming. Met deze overeenkomst, die loopt tot eind 2015, wil ik de
KBS in staat stellen hun aanbod aan burgerschapseducatie voor het
leerplichtonderwijs en de lerarenopleiding verder uit te breiden en het
onderwijsbeleid ter zake te ondersteunen. De analyses naar de oorzaken voor de
Vlaamse resultaten op de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS)
in 2009 vormen daarbij de leidraad.
Een referentiekader verheldert wat beeldgeletterdheid is en hoe we ertegen aan
kunnen kijken voor het kleuter- en leerplichtonderwijs. Voor het grote publiek maakte
mijn administratie een publicatie met als titel „Wat is beeldgeletterdheid?‟.
Ik vind het belangrijk dat beeldgeletterdheid een plaats krijgt in het curriculum en
daarom startte CANON een proefproject beeldgeletterdheid in samenwerking met het
BAM (Instituut voor Beeldende, Audiovisuele en Mediakunst) en twee
lerarenopleidingen (HUB en KATHO). Er wordt één traject opgezet met een aantal
basisscholen. De studenten van de lerarenopleiding gaan onder begeleiding van het
multimediaal atelier van BAM werken rond beeldgeletterdheid.
Het voorbije parlementaire jaar heeft een werkgroep met vertegenwoordigers van de
moslimgemeenschappen, de kabinetten Onderwijs en Vorming en Inburgering en
Integratie, en verschillende hoger onderwijsinstellingen zich gebogen over de
inrichting van een opleiding die tot doel heeft imams, andere religieuze voorgangers
en consulenten op te leiden die de Nederlandse taal spreken, de leefwereld van
jonge, Europese moslims kennen en kunnen reflecteren over wat het betekent om als
moslim in onze seculiere maatschappij te leven. De werkzaamheden resulteerden in
een conceptnota die door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 12 juli 2013.
Plannen 2013-2014
Om te zien hoe de competenties van onze jongeren op het vlak van democratisch
burgerschap geëvolueerd zijn sinds 2009, heb ik beslist dat Vlaanderen in 2016 aan
het nieuwe ICCS-onderzoek zal deelnemen.
De conceptnota Mediawijsheid wordt vanuit een samenwerking tussen Onderwijs
en Media verder uitgevoerd. De in dit kader opgerichte organisaties zoals het
kenniscentrum Mediawijsheid, het Gamefonds en het Vlaams Instituut voor
Audiovisuele Archivering (VIAA) komen op kruissnelheid en zullen enkele concrete
resultaten voorleggen. Specifiek voor onderwijs gaat het om de ontwikkeling van
serious games, lespakketten rond online reclame en digitaal archiefmateriaal rond de
Eerste Wereldoorlog en wetenschappen.
262
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Een optie „Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen zal vanaf
september 2014 worden ingebed in de masteropleiding in de wereldgodsdiensten,
de interreligieuze dialoog en de religiestudies van de KULeuven. Deze opleiding
voorziet niet in een opleiding tot imam, maar biedt een traject voor wie reeds een
academisch diploma heeft en zich bijkomend wenst te bekwamen om vanuit en in
dienst van de moslimgemeenschap, de rol op te nemen van islamconsulenten, in
combinatie met een specifieke lerarenopleiding islam, van islamleerkracht.
Binnen de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen vzw (AUHA) wordt een
pilot ontwikkeld waarbij imams en imams-in-opleiding door middel van individuele
creditcontracten opleidingsonderdelen kunnen volgen aan de Artesis-Plantijn
Hogeschool, de Karel de Grote-Hogeschool en/of de universiteit Antwerpen waardoor
hun competenties om werkzaam te zijn in onze Westerse maatschappij worden
versterkt. De lijst met aanbevolen opleidingsonderdelen wordt jaarlijks gepubliceerd.
De Raad van Theologen van de moslims in Vlaanderen en de leden van het instituut
Jisr-Al-Amana engageren zich om imams en imams-in-opleiding te stimuleren in te
gaan op het vormingsaanbod dat start in september 2014.
OD 1.9 Genderdiversiteit in het beleid van de scholen, universiteiten en
hogescholen integreren Pagina 16-17
Realisaties 2012-2013
Vertegenwoordigers van alle onderwijsactoren ondertekenden op 23 oktober 2013 de
engagements-verklaring om te werken aan een beleid rond gender en seksuele
diversiteit in het onderwijs. Ik gaf in het kader van zowel mijn bevoegdheden
Onderwijs als Gelijke Kansen, het Samenwerkingsverband Netgebonden
Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) vervolgens de opdracht om educatieve
materialen in kaart te brengen en een conferentie te organiseren. Via detachering
werd hiervoor een halftijdse leerkracht vrijgesteld.
Samen met çavaria stelde ik “Er was eens… een regenboog: Diversiteit in de klas”
voor. Dit is een nieuwe educatieve map over gender en seksuele diversiteit voor
het lager onderwijs.
Ook wat de evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in een academische
context betreft bundel ik mijn bevoegdheden Onderwijs en Gelijke Kansen om tot
maximaal resultaat te komen. De bestuurs-, beheers- en adviesraden, evenals de
selectiecommissies, van de universiteiten Gent, Antwerpen en Hasselt moeten
voldoen aan de voorschriften op het vlak van een evenredige vertegenwoordiging
van de geslachten. Met de bijzondere decreten betreffende publiekrechtelijke
hogescholen moeten de beide geslachten in de schoot van het inrichtingsorgaan en
het bestuursorgaan gelijkwaardig vertegenwoordigd zijn. Een door de rectoren en de
overheid geïnitieerde High Level Taskforce Gender werkt het VLIR-Actieplan
Gender verder uit om zo tot aanbevelingen te komen.
Plannen 2013-2014
In het kader van een vervolgtraject wijs ik zowel aan de SNPB als aan cavaria een
gedetacheerde medewerker toe waardoor de expertise inzake gender en seksuele
identiteit van de verschillende onderwijsactoren verder kan versterkt worden. Dit
biedt inhoudelijke meerwaarde op onderwijsvlak en een ondersteuning van het
Vlaamse gelijkekansenbeleid met betrekking tot deze thema‟s.
263
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In oktober 2013 bezorg ik aan de scholen een pakket over gender en seksuele
oriëntatie. Voor de lagere school steekt daar onder meer de gloednieuwe
educatieve map „Er was eens… een regenboog‟ bij.
Ik zal daarnaast nog een aantal initiatieven nemen op het vlak van gelijke kansen
inzake gender en seksuele identiteit. Eén daarvan betreft de ontwikkeling van een
heldere en consequente visie voor het onderwijsbeleid die in de toekomst een
adequate omgang met meldingen van mogelijke discriminatie en ongelijke
behandeling moeten verzekeren.
SD2 Kansen geven aan elk talent
OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 19-20
Realisaties 2012-2013
Afgelopen schooljaar werkte ik verder aan de realisatie van de onderwijsacties uit het
Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) en het actieprogramma
Kinderarmoede. Voorbeelden daarvan zijn het nieuwe kader voor het
aanmoedigingsfonds in hoger onderwijs (OD 2.8), het actieonderzoek over omgaan
met diversiteit in de lerarenopleidingen (OD 5.8), de subsidie voor projecten inzake
preventieve gezinsondersteuning met aandacht voor kleuterparticipatie en
ouderbetrokkenheid en de studenttutoringprojecten (link met OD 2.8 en 5.4).Zo
werden er in samenwerking met ministersbevoegd voor Armoedebestrijding, Welzijn
en Sociale Economie negen projecten preventieve gezinsondersteuning
gecontinueerd die bijdragen aan de warme overgang van kinderen die leven in
armoede naar het kleuteronderwijs.
In het kader van de bestrijding van kinderarmoede is het project Innoveren en
Excelleren in Onderwijs (PIEO) van start gegaan. PIEO heeft als doel heeft om
maximale leerwinst, leerprestaties en welbevinden onder leerlingen te realiseren door
middel van een intensieve coaching in dertien basisscholen met een hoge
concentratie GOK-leerlingen in Brussel, Gent, Antwerpen en Limburg. Er werd een
grondige analyse gemaakt van de beginsituatie, de veranderingsbereidheid, de
outputgegevens, de lopende projecten en de uitdagingen voor elke school. Door het
project wetenschappelijk op te volgen kunnen uitspraken gedaan worden over de
effectiviteit van het project. Bovendien moet de opgedane expertise met andere
scholen in een gelijkaardige context worden gedeeld
Plannen 2013-2014
Ik zal de samenwerking tussen onderwijs en Kind & Gezin verderzetten en daar
waar mogelijk versterken in het kader van de uitvoering van de talennota, de
versterking van kleuterparticipatie en de overige elementen uit de nota „warme
overgang tussen opvang en onderwijs‟ zoals bijgevoegd in het meest recente
voortgangsrapport van het Vlaams ActiePlan Armoedebestrijding (VAPA).Op 19 april
2013 gaf de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de toevoeging van deze nota
warme overgang.
264
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
In het kader van het PIEO-project zal, vertrekkend vanuit de wetenschappelijke
nulmeting, elke school samen met de PIEO-coach een actieplan opstellen voor het
komende jaar. De nulmeting zal de basis vormen voor de jaarlijkse vervolgmeting
inzake taal- en rekenvaardigheid, het welbevinden van de leerlingen, het didactisch
handelen van de leerkracht en de visie op schoolbeleid. Vanuit een sterk
engagement van de scholen en een duidelijk mandaat van de PIEO-coachesworden
de vernieuwingsprocessen in gang gezet, opgevolgd en geëvalueerd.
SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te
doen in de geglobaliseerde samenleving
O.D 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 32-33
Realisaties 2012-2013
Op basis van de bevindingen van een commissie van experts heb ik een „toolkit
breed evalueren‟ laten ontwikkelen voor het secundair onderwijs. Ook voor het
basisonderwijs wordt een gelijkaardige toolkit ontwikkeld. Deze toolkits zullen de
lerarenteams ondersteunen om de taalvaardigheidscompetenties Nederlands op
verschillende momenten in de schoolloopbaan en a.d.h.v. verschillende instrumenten
breed te evalueren en op te volgen. Schoolteams worden geïnformeerd over de
mogelijkheden van de toolkits tijdens een studiedag.
Plannen 2013-2014
De onderwijsinspectie onderzocht het talenbeleid in de scholen die werden
doorgelicht waarbij enkele positieve evoluties met betrekking tot de uitwerking van,
visie rond en deelname aan het talenbeleid van de scholen werden vastgesteld. In
het voorjaar van 2014 zal het onderzoek talenbeleid worden afgerond en op dat
moment zal een globaal beeld van de Vlaamse situatie geschetst kunnen worden.
De uitbouw van expertise en de vorming en coaching van scholen in Vlaanderen
en het SO in Brussel rond het versterken van taalvaardigheid Nederlands en
talenbeleid Nederlands zal als één van de speerpunten vanaf januari 2014 aan de
opdracht van de SNPB worden toegevoegd. In dat kader wordt de werking van de
vzw BROSO en de daaraan verbonden middelen (zowel voor werking als personeel)
toegekend aan de vzw SNPB. Voor de ondersteuning van de basisscholen in Brussel
blijft de vzw VBB bevoegd.
De werking van de vzw Brussels Ondersteuningscentrum Secundair Onderwijs
(BROSO) wordt vanaf 1 september 2013 samen met de daarbij horende middelen op
het vlak van werking en personeel geïntegreerd in de werking van de vzw
Samenwerkingsverband Netgebonden Begeleidingsdiensten (SNPB).
De vzw SNPB zal vanaf dat ogenblik werken rond taalvaardigheidsonderwijs
Nederlands en moderne vreemde talen in de basisscholen van de rand- en
taalgrensgemeenten en van de gemeenten in de brede rand rond Brussel, evenals
voor het secundair onderwijs.
De vzw Voorrangsbeleid Brussel (VBB) blijft verder werken voor de Nederlandstalige
basisscholen in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad.
265
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De vzw SNPB zal vanaf 1 januari 2014 in het kader van het speerpunt „Versterken
taalvaardigheid en talenbeleid Nederlands en moderne vreemde talen ook een
werking ontplooien voor andere scholen in Vlaanderen.
SD 5 De leraar erkennen als sleutelfiguur in de vorming van open, veelzijdige
en sterke persoonlijkheden
OD 5.1 Een professioneel personeelsbeleid mogelijk maken Pagina 39
Plannen 2013-2014
Ik blijf meewerken aan Onderwijstalent in Antwerpen, het lokale
samenwerkingsverband tussen de stad Antwerpen, de VDAB en mijn administratie,
waarbij werkzoekende leraren, toekomstige leraren en directeurs ondersteund
worden bij hun zoektocht naar een job. Door vraag en aanbod beter op elkaar af te
stemmen en de administratieve verwerking van een onderwijsloopbaan individueel te
begeleiden, wil ik zo jonge talenten stimuleren voor de job van leraar.
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale
en internationale netwerken versterken
OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 43
Realisaties 2012-2013
Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs ( AGIOn) presenteerde in
december 2012 een uitgebreid rapport over de ruimtelijke vertaling van een brede
school. Dit rapport is een nuttig werkinstrument voor al wie een brede school werking
ambieert of verder wil uitwerken.
OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid
verstevigen Pagina 44
Realisaties 2012-2013
Vanaf 2014 dienen steden en gemeenten subsidieaanvragen en meerjarenplannen
in volgens het ritme van de lokale beleids-en beheerscyclus van het
planlastendecreet. Het uitvoeringsbesluit over de beleidsprioriteiten en de
procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het flankerend
onderwijsbeleid is afgerond. Steden en gemeenten werden geïnformeerd over de
Vlaamse beleids-prioriteiten m.b.t. onderwijs en de werking van het flankerend
lokaal onderwijsbeleid vanaf 2014.
Plannen 2013-2014
Ik plan decretale oplossingen voor de knelpunten die er vandaag zijn met betrekking
tot sociale en andere voordelen.
266
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 45
Realisaties 2012-2013
In de gemeenten Antwerpen, Asse, Denderleeuw, Gent, Grimbergen, Halle, Kortrijk,
Leuven, Mechelen, Roeselare, Sint-Niklaas, Tienen, Turnhout, Vilvoorde en Wervik
zijn er lokale taskforces capaciteit operationeel. In het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest wordt de coördinatie van de capaciteitsproblematiek in het Nederlandstalig
onderwijs opgenomen door de VGC. In overleg met de lokale taskforces, slaagde ik
erin om voldoende bijkomende plaatsen te creëren.
Sinds 2010 wordt een budget voor capaciteitsuitbreiding vrijgemaakt. In 2013 is
62,3 miljoen euro voorzien en als volgt verdeeld: Antwerpen (29,4 miljoen), Asse (5
miljoen), Brussels Hoofdstedelijk Gewest (6 miljoen), Denderleeuw (2 miljoen), Gent
(7,1 miljoen), Mechelen (5 miljoen), Roeselare (2,8 miljoen) en Vilvoorde (5 miljoen).
In overleg met de onderwijsaanbieders, worden bijkomende plaatsen gecreëerd waar
de nood het hoogst is. Daarnaast werd in 2013 ook 23,2 miljoen euro vrijgemaakt
voor de reguliere scholenbouw. Om sneller duidelijkheid te geven aan de
verschillende taskforces, werd de oproep voor capaciteitsmiddelen in 2014 vroeger
verstuurd. De Vlaamse Regering besliste om de voorziene 37,5 miljoen euro te
verdelen over vijf gemeenten om het capaciteitstekort aan te pakken: Antwerpen
(18,5 miljoen), Gent (7 miljoen), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (5 miljoen),
Mechelen (4 miljoen) en Grimbergen (3 miljoen). Bij de begrotingsopmaak werd
daarenboven nog 20 miljoen euro vrijgemaakt. De verdeling hiervan zal gebeuren
op basis van de meest actuele data van de verschillende taskforces.
De registratie van de inschrijvingen in Discimus laat de scholen toe een zicht te
hebben op dubbele inschrijvingen, zodat zij de maatregelen kunnen nemen om hun
beschikbare plaatsen accurater in te schatten.
In 2013 werd ook de mogelijkheid om beschikbaarheidstoelagen te subsidiëren
voor capaciteitsverhogende infrastructuur gerealiseerd.
De haalbaarheidsstudie naar het ontwikkelen van een capaciteitsmonitor toonde
aan dat de effectieve bouw van zo‟n monitor het beleid inzake capaciteit kan
ondersteunen. Ik heb dan ook een oproep verspreid met het oog op de
wetenschappelijke ontwikkeling van een capaciteitsmonitor.
Plannen 2013-2014
Samen met de onderwijskoepels en het GO! werk ik aan een voorstel voor een meer
transparante en planmatige procedure om de capaciteitsmiddelen in de toekomst
toe te kennen. Dit moet resulteren in een leidraad en vergelijkbaar opvolgdocument
dat door alle taskforces kan worden gebruikt.
Zo zal ik de capaciteitscriteria die afgesproken zijn met de onderwijskoepels en het
GO! verder op punt stellen. Toekomstige uitbreidingen van capaciteit zullen
onderdeel moeten uitmaken van een lokaal masterplan om zo te komen tot een
meer duurzame invulling van de toegekende middelen. Om de budgettaire impact
267
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
van de capaciteitsproblematiek beheersbaar te houden en te spreiden in de tijd, zal
ik ijveren voor een meerjarenbegroting capaciteit.
Naast het voorzien van bijkomende middelen voor capaciteitsdossiers is het
essentieel om op korte termijn te komen tot een meer beheersmatige aanpak van
de bestaande wachtlijsten inzake scholenbouw (zie OD 8.1). De denksporen die
mijn administratie de voorbije jaren onderzocht op het vlak van masterplanning en
een meer geïntegreerde aanpak van de scholenbouw in relatie tot andere
maatschappelijke functies, vormen een startpunt om het Vlaams subsidie- en
financieringsbeleid voor de scholenbouw te hervormen.
In het najaar 2013 zal ik de opdracht geven om een capaciteitsmonitor te bouwen,
en zal ik in overleg met de onderwijskoepels en het GO! nagaan hoe dit instrument
kan ingezet worden bij de structurele toekenning van capaciteitsmiddelen.
OD 6.6 Het onderwijs in Brussel aanpakken Pagina 46
Realisaties 2012-2013
Het aantal kinderen dat in Brussel school loopt blijft sterk toenemen. Daarom heb ik
opnieuw bijkomend geïnvesteerd in een capaciteitsuitbreiding van het
Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ik heb 3000 extra plaatsen gecreëerd. Sinds
2010 werd er in totaal voor 34,5 miljoen euro aan extra investeringen doorgevoerd.
De VGC investeerde daarnaast nog 35 miljoen euro.
Plannen 2013-2014
Een blijvende investering in schoolinfrastructuur van het Nederlandstalig onderwijs
in Brussel is noodzakelijk. Daarom is beslist om in 2014, nogmaals 5 miljoen euro
aan de Nederlandstalige scholen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toe te
kennen (zie OD 6.5).
De onderwijsinspectie zal dit schooljaar alle basis- en secundaire scholen in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest doorlichten.
SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden
OD 7.2 Informatierijke omgevingen ontwikkelen Pagina 48
Plannen 2013-2014
Elke school uit het basis- en secundair onderwijs zal via het nieuwe digitale loket
Mijn Onderwijs in het najaar een aantal documenten en databundels ontvangen. Zo
wordt de statistiek leerlingenaantallen, leerlingenkenmerken, personeelsaantallen
en demografie uit de databundel scholen aangeboden, zodat een school hiermee
aan de slag kan in het kader van de interne kwaliteitszorg en het uitstippelen van het
eigen beleid. Ook de eerste digitale dienstbrieven en de documenten van de
onderwijsinspectie zullen elektronisch gepubliceerd worden op Mijn Onderwijs.
268
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Ik zal ook werk maken van een apart project in het kader van Mijn Onderwijs met als
doelstelling per school te komen tot een databundel over de slaagpercentages in het
hoger onderwijs. Eveneens start ik met de analyses om een databundel per school te
ontwikkelen waarin de kansen op een snelle doorstroming naar de arbeidsmarkt per
studierichting worden weergegeven en waarbij scholen zich zullen kunnen
vergelijken met andere scholen binnen eenzelfde referentieprofiel.
Een uitrol van Mijn Onderwijs naar inhoud, functionaliteiten en naar andere
instellingen staat hoog op de prioriteitenlijst.
De gegevensuitwisselingen met lokale besturen, onderwijskoepels, het GO! en
andere beleidsdomeinen worden verder gezet overeenkomstig de goede praktijken
opgezet bij de gegevensuitwisseling met de provincies.
OD 7.5 Wachtrijen bij de inschrijvingen oplossen Pagina 50
Realisaties 2012-2013
De inwerkingtreding en de inhoud van het nieuwe decreet inzake inschrijvingsrecht
werden breed gecommuniceerd via verschillende kanalen.
De eerste aanmeldingsdossiers werden ingediend bij de Commissie
Leerlingenrechten. De ervaring met deze dossiers (knelpunten, onduidelijkheden in
het inschrijvingsrecht, keuzes van scholen en/of LOP‟s, tekortkomingen in de
ingediende dossiers) werden verwerkt in het nieuwe standaardformulier voor
aanmeldingsdossiers die ingediend dienden te worden tegen 1 september 2013. De
concrete implementatie van deze aanmeldingsdossiers loopt momenteel nog en
maakt deel uit van de ruimere evaluatie van de implementatie van het
inschrijvingsrecht.
Planning 2013-2014
Ik zal blijven inzetten op duidelijke en heldere communicatie over de
inschrijvingsregelsnaar leerlingen, ouders en scholen, op basis van de ervaringen
van het voorbije schooljaar.
In najaar 2013 wordt ook de praktische uitvoering van het inschrijvingsrecht in
scholen geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. De geplande evaluatie focust dan
ook op de implementatie van het nieuwe regelgevend kader binnen het
buitengewoon en gewoon onderwijs. De evaluatie behandelt in elk geval de
operationalisering van de indicatoren, de capaciteitsbepaling in het secundair
onderwijs, het inschrijvingsrecht in het buitengewoon onderwijs en mogelijke
onduidelijkheden en hiaten in de regelgeving.
SD 8 Investeren in duurzame en moderne infrastructuur
OD 8.1 Scholen uitbouwen tot uitnodigende en stimulerende werk- en
leefomgevingen Pagina 54
269
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Realisaties 2012-2013
In het najaar van 2012 ontving ik het eindrapport van het evaluatieonderzoek naar
de werking van de verschillende instrumenten (subsidies, normen, procedures,
prioriteiten, adviezen,…) die worden ingezet binnen het scholenbouwbeleid. Dit
onderzoek berust op een doorgedreven analyse van interviews en focusgroepen met
beleidsmakers, experten in de scholenbouw, onderwijskoepels, GO! en verschillende
(andere) belanghebbenden binnen het onderwijsveld, met name directeurs,
inrichtende machten, architecten, leerlingen en leerkrachten. Het onderzoeksrapport
gaf reeds aanleiding tot een eerste gedachtewisseling in de commissie Onderwijs en
Gelijke Kansen. Vooraleer echter definitieve beleidsconclusies aan dit
onderzoeksproject te koppelen wens ik eerst het kwantitatieve luik van de
beleidsevaluatie af te wachten, met name de schoolgebouwenmonitor 2013.
Van de 19 geselecteerde pilootprojecten passiefschool zijn er 6 geopend en namen
de leerlingen hun intrek. Het gaat om Etterbeek, Wuustwezel, Bocholt, Zwevegem,
Bilzen en Kruishoutem. Twee van deze 6 pilootprojecten kregen reeds hun
kwaliteitsverklaring en zijn dus gecertificeerd als passiefschool. Het gaat om
Etterbeek en Bilzen. De andere vier pilootscholen werken verder nog aan hun
kwaliteitsverklaring. Verder zijn er 5 werven lopende, waaronder het eerste passieve
Design, Build, Finance and Maintain(DBFM)- project, met name het gemeentelijke
technisch instituut te Londerzeel.
Planning 2013-2014
De schoolgebouwenmonitor 2013 geeft een stand van zaken van de toestand, het
beheer en het gebruik van het schoolgebouwenpark in Vlaanderen. Het eindrapport
van de schoolgebouwenmonitor 2013 wordt verwacht tegen de zomer 2014. Deze
tweede monitor biedt de gelegenheid om vergelijkingen te maken tussen de toestand
van het gebouwenpark in 2008 en deze in 2013. Dit maakt het mogelijk om
uitspraken te doen over de effectiviteit van het gevoerde subsidiebeleid. De cijfers
van de schoolgebouwenmonitor, in combinatie met de getuigenissen binnen het
reeds afgewerkte onderzoek naar de beleidsinstrumenten, zullen tegen eind 2014
aanleiding geven tot een onderbouwde beoordeling van het gevoerde
scholenbouwbeleid en kan elementen aangeven voor eventuele bijsturing ervan.
Samen met mijn collega ministers hoop ik het komende jaar ook concrete stappen te
kunnen zetten om een faciliterend beleid rond de multi-inzetbaarheid van
infrastructuur mogelijk te maken. Bij de beoordeling van de dossiers bij AGIOn
wordt de multi-inzetbaarheid van de schoolinfrastructuur als formeel criterium
bekeken.
OD 8.2 Aandacht voor het duurzaam karakter van de schoolinfrastructuur
Pagina 55
Realisaties 2012-2013
In het kader van het DBFM-Project heeft de DBFM-vennootschap in totaal 165
voorcontracten afgesloten die overeenstemmen met minstens 200 schoolgebouwen.
Een voorcontract of project kan dus betrekking hebben op meerdere
270
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
schoolgebouwen. AGIOn gaf in 2012 advies op 132 voorstudies en 67
voorontwerpen. In 2013 verleende AGIOn tot nog toe 31 adviezen op de voorstudie
en 83 adviezen op het voorontwerp.
In de periode 2012-13 werd met betrekking tot de sanering van vervuilde
schoolterreinen het afsprakenkader tussen OVAM en AGIOn verder gefinaliseerd.
Die afspraken kaderen enerzijds in de OVAM-doelstelling om tegen 2036 alle risico‟s
door historische bodemverontreiniging in Vlaanderen weg te werken en anderzijds in
de bezorgdheid om voor de schoolgaande kinderen een gezonde leef- en
leeromgeving te waarborgen. Het protocol werd definitief aangenomen door de
Vlaamse regering.
Plannen 2013-2014
Wat het DBFM-project betreft, zijn er verschillende fasen binnen het voorcontract:
de initiatiefase, de voorstudie, het voorontwerp, de fase van de vergunningsaanvraag
met daarna het ondertekenen van de individuele DBFM-contracten. Vanaf de tweede
helft 2013 worden de meeste aanbestedingen gelanceerd. Vanaf eind 2013- midden
2014 zullen de meeste (ongeveer 114) individuele DBFM-contracten aan AGIOn
worden voorgelegd ter goedkeuring. Na het afsluiten van de individuele DBFMcontracten tussen de inrichtende machten en de DBFM-vennootschap gebeurt de
verdere realisatie en terbeschikkingstelling van de schoolinfrastructuur.
Daarnaast
werk
ik
verder
aan
de
ontwikkeling
van
alternatieve
financieringsmogelijkheden
waarin
pensioenfondsen
en/of
verzekeringsmaatschappijen en/of … een rol kunnen spelen,
In verband met de sanering van vervuilde schoolterreinen, zal een
informatiecampagne naar de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs
worden opgestart. Die informatiecampagne zal culmineren in een oproep om
dossiers in te dienen. In de loop van 2014 zal de eerste sanering kunnen starten. Er
zullen de volgende zes jaren de nodige middelen worden vrijgemaakt om op een
gefaseerde manier op basis van een prioriteitenlijst de gekende dossiers aan te
pakken.
271
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Aandachtspunten Inburgering & Integratie
SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen
OD 1.1 Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10
Realisaties 2012-2013
Het voorbije parlementaire jaar heeft een werkgroep met vertegenwoordigers van de
moslimgemeenschappen, de kabinetten Onderwijs en Vorming en Inburgering en
Integratie, en verschillende hoger onderwijsinstellingen zich gebogen over de
inrichting van een opleiding die tot doel heeft imams, andere religieuze voorgangers
en consulenten op te leiden die de Nederlandse taal spreken, de leefwereld van
jonge, Europese moslims kennen en kunnen reflecteren over wat het betekent om als
moslim in onze seculiere maatschappij te leven. De werkzaamheden resulteerden in
een conceptnota die door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 12 juli 2013.
Plannen 2013-2014
Een optie „Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen‟ zal vanaf
september 2014 worden ingebed in de masteropleiding in de wereldgodsdiensten,
de interreligieuze dialoog en de religiestudies van de KULeuven. Deze opleiding
voorziet niet in een opleiding tot imam, maar biedt een traject voor wie reeds een
academisch diploma heeft en zich bijkomend wenst te bekwamen om vanuit en in
dienst van de moslimgemeenschap, de rol op te nemen van islamconsulenten, in
combinatie met een specifieke lerarenopleiding islam, van islamleerkracht.
Binnen de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen vzw (AUHA) wordt een
pilot ontwikkeld waarbij imams en imams-in-opleiding door middel van individuele
creditcontracten opleidingsonderdelen kunnen volgen aan de Artesis-Plantijn
Hogeschool, de Karel de Grote-Hogeschool en/of de universiteit Antwerpen waardoor
hun competenties om werkzaam te zijn in onze Westerse maatschappij worden
versterkt. De lijst met aanbevolen opleidingsonderdelen wordt jaarlijks gepubliceerd.
De Raad van Theologen van de moslims in Vlaanderen en de leden van het instituut
Jisr-Al-Amana engageren zich om imams en imams-in-opleiding te stimuleren in te
gaan op het vormingsaanbod dat start in september 2014.
SD 2 Kansen geven aan elk talent
OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 19-20
Realisaties 2012-2013
In het kader van de bestrijding van kinderarmoede is het project Innoveren en
Excelleren in Onderwijs (PIEO) van start gegaan. PIEO heeft als doel heeft om
maximale leerwinst, leerprestaties en welbevinden onder leerlingen te realiseren door
middel van een intensieve coaching in dertien basisscholen met een hoge
concentratie GOK-leerlingen in Brussel, Gent, Antwerpen en Limburg. Er werd een
grondige analyse gemaakt van de beginsituatie, de veranderingsbereidheid, de
outputgegevens, de lopende projecten en de uitdagingen voor elke school. Door het
project wetenschappelijk op te volgen kunnen uitspraken gedaan worden over de
272
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
effectiviteit van het project. Bovendien moet de opgedane expertise met andere
scholen in een gelijkaardige context worden gedeeld.
Plannen 2013-2014
In het kader van het PIEO-project zal, vertrekkend vanuit de wetenschappelijke
nulmeting, elke school samen met de PIEO-coach een actieplan opstellen voor het
komende jaar. De nulmeting zal de basis vormen voor de jaarlijkse vervolgmeting
inzake taal- en rekenvaardigheid, het welbevinden van de leerlingen, het didactisch
handelen van de leerkracht en de visie op schoolbeleid. Vanuit een sterk
engagement van de scholen en een duidelijk mandaat van de PIEO-coachesworden
de vernieuwingsprocessen in gang gezet, opgevolgd en geëvalueerd.
Tevens zal ik alle vooropgestelde acties uit het geïntegreerd Vlaams horizontaal
actieplan integratie-beleid ten uitvoer brengen evenals het Vlaams actieplan
MOE(Roma)-migranten.
OD 2.2 De participatie aan het kleuteronderwijs maximaliseren Pagina 20
Realisaties 2012-2013
Volgehouden inspanningen om ouders van het belang van deelname van hun
kinderen aan het kleuteronderwijs te overtuigen, blijven belangrijk. Mijn
administratie verdeelde het afgelopen schooljaar het „Starterspakket: naar de
kleuterklas‟ en herhaalde de campagne „Kijk wat ik al kan‟. In het kader van de
engagementsverklaring tussen Kind en Gezin en mijn administratie werd een lijst van
niet-ingeschreven vier- en vijfjarige kleuters aan de lokale overlegplatforms(LOP)
bezorgd. Op basis hiervan ondernemen de LOP‟s acties om de kleuterparticipatie
verder te verhogen. Ik heb het afgelopen jaar deze samenwerking verder
geïntensifieerd en een uitwisselingsmoment georganiseerd tussen de provinciale
medewerkers van Kind en Gezin en de LOP-deskundigen. Om de kwaliteit van het
aanbod in kaart te brengen en te evalueren heeft de SNPB, waaraan ik middelen ter
beschikking stel voor het project tweedelijnsondersteuning voor scholen met veel
GOK-kleuters, zowel een voortgangsrapport als een tevredenheidsmeting uitgewerkt.
Mede door deze maatregelen is Vlaanderen in internationaal vergelijkend perspectief
koploper inzake kleuterparticipatie.
Plannen 2013-2014
Ik zal via communicatie met de ouders de kleuterparticipatie verder aanmoedigen.
De campagnes „Starterspakket: naar de kleuterklas‟ en „Kijk wat ik al kan‟ voor
ouders met een kind in de derde kleuterklas zullen worden herhaald.
Mijn administratie en Kind en Gezin exploreren bijkomende pistes van
samenwerking in het kader van het pas gestemde decreet houdende de organisatie
van preventieve gezinsondersteuning.
Zoals ik in het Vlaams Parlement aangekondigd heb, zullen we onderzoeken of er ter
vervanging van de taalproef een sluitstuk voor het beleid rond kleuterparticipatie
gevonden kan worden. Hiervoor zal ik een evaluatie uitvoeren waarbij de scholen en
CLB‟s actief zullen betrokken worden. In afwachting daarvan blijft de taalproef
behouden.
273
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
OD 2.8 De participatie aan het hoger onderwijs verhogen, in het bijzonder van
jongeren uit kansengroepen Pagina 25
Plannen 2013-2014
Voor studenten uit ondervertegenwoordigde groepen, i.c. studenten met een
functiebeperking, beursstudenten, zij-instromers, werkstudenten en studenten uit
cultureel-etnische minderheden met een migratie-achtergrond worden er specifieke
acties uitgewerkt om hen te motiveren en te begeleiden bij hun buitenlandervaring.
OD 2.9 Studeren in het buitenland stimuleren Pagina 26
Realisaties 2012-2013
Het actieplan mobiliteit “Brains on the move” werd goedgekeurd door de Vlaamse
Regering op 6 september 2013. Hierin staan een reeks acties om studentenmobiliteit
te verhogen en studenten internationale en interculturele competenties te laten
verwerven via kwalitatieve mobiliteit.
OD 2.11 Participatie aan levenslang leren verhogen Pagina 27
Realisaties 2012-2013
Ik heb ook opdracht gegeven tot een kortlopend onderzoek naar de tevredenheid
van de cursisten uit het volwassenenonderwijs waarbij ik zicht wil krijgen op hoe de
cursisten hun deelname aan het volwassenenonderwijs ervaren. In dit
onderzoekkomen
ook
uitdrukkelijk
specifieke
doelgroepen
in
het
volwassenenonderwijs aan bod zoals cursisten in het aanbod NT2, de cursisten van
de basiseducatie en de gedetineerden die een opleiding volgen.
Plannen 2013-2014
Ik werk verder aan de organisatie van leeradvies en –oriëntering voor
volwassenen. Daarin wil ik de Huizen van het Nederlands en de consortia
volwassenenonderwijs samen brengen en omvormen tot organisaties waar elke
volwassene met een leervraag terecht kan voor advies en oriëntering.
SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te
doen in de geglobaliseerde samenleving
OD 3.2 Het leren van het Nederlands in de scholen versterken Pagina 30
Realisaties 2012-2013
De acties uit de talennota inzake taalontwikkeling Nederlands kregen een
decretale vertaling en treden in werking op 1 september 2014. Alle leerlingen die
274
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
voor het eerst instromen in het gewoon lager onderwijs of in het gewoon voltijds
secundair onderwijs zullen door de school gescreend worden op taalvaardigheid
Nederlands. Scholen gebruiken daarvoor een valide en betrouwbaar instrument. In
het basisonderwijs werken scholen vervolgens op basis van de resultaten van deze
screening een taaltraject uit op maat van de leerling. Voor leerlingen die het
Nederlands onvoldoende beheersen om de lessen te volgen, kan de school een
taalbad tot 1 jaar aanbieden of tot drie uur extra verplichte taalles Nederlands
organiseren.
Plannen 2013-2014
In het komende jaar werk ik verder aan een kwaliteitsvolle implementatie van de
maatregelen uit de talennota, o.a. door het aanbieden van ondersteunende
instrumenten (zoals de toolkits breed evalueren) en in te zetten op de selectie van
nascholingsvoorstellen met thema‟s als breed evalueren en taalontwikkeling
Nederlands in het kader van de nascholing op initiatief van de Vlaamse Regering.
OD. 3.3 Nederlands als tweede taal stimuleren Pagina 30-31
Realisaties 2012-2013
De capaciteit van het aanbod NT2 bij de CVO en de CBE werd verder opgevolgd
en is progressief verbeterd. De getroffen maatregelen hebben een duidelijk effect
gehad, maar konden in de Centra voor Basiseducatie in grootstedelijke regio‟s nog
niet leiden tot een volledige wegwerking van het capaciteitsprobleem en tot een
behoeftendekkend aanbod.
Het aangekondigde gebruikersonderzoek NT2 werd geïntegreerd in het kortlopend
onderzoek naar de tevredenheid van cursisten in het kader van de evaluatie van het
decreet volwassenenonderwijs. In dat onderzoek gaat belangrijke aandacht naar de
doelgroep van cursisten NT2.
Plannen 2013-2014
Vanaf 1 februari 2014 zullen nieuwe opleidingsprofielen NT2 in het secundair
volwassenen-onderwijs worden geïmplementeerd met meer mogelijkheden tot
verkorte modules voor snel lerende cursisten. Over de door de decretale stuurgroep
volwassenenonderwijs ontwikkelde geletterdheidsmodules op het niveau van
richtgraad 1 en 2 werd een advies aan de VLOR gevraagd. Deze
geletterdheidsmodules zal ik in het voorjaar aan de Vlaamse Regering voorleggen
met het oog op invoering vanaf 1 september 2014. Om de flexibiliteit van de nieuwe
opleidingsprofielen NT2 maximaal te benutten, zal ik ook een soepeler doorstroming
tussen de verschillende richtgraden binnen het studiegebied NT2 mogelijk maken en
een individuele leertrajectbegeleiding garanderen.
De capaciteit van het aanbod NT2 in de CVO en de CBE zal verder gemonitord
worden. In dat kader zal ik bij de implementatie van de nieuwe taalvereisten als
gevolg van het inburgerings- en integratiedecreet, samen met de minister van
275
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Inburgering, instaan voor voldoende capaciteit om de uitbreiding van het NT2aanbod mogelijk te maken en ik voorzie hiervoor de nodige middelen.
Met het oog op een optimalisering van de afspraken m.b.t. NT2 tussen de
verschillende stakeholders zal ik samen met mijn collega‟s bevoegd voor Inburgering
en Werk onderhandelingen opstarten om het Vlaams Afsprakenkader NT2 te
evalueren en eventueel bij te sturen. Bij deze onderhandelingen zullen alle partners
betrokken worden, zowel vanuit Werk, Inburgering als Onderwijs. In ieder geval
dienen de beleidsaanbevelingen uit de platformtekst van de derde
rondetafelconferentie NT2 uitgevoerd worden.
O.D 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 32-33
Realisaties 2012-2013
Op basis van de bevindingen van een commissie van experts heb ik een „toolkit
breed evalueren‟ laten ontwikkelen voor het secundair onderwijs. Ook voor het
basisonderwijs wordt een gelijkaardige toolkit ontwikkeld. Deze toolkits zullen de
lerarenteams ondersteunen om de taalvaardigheidscompetenties Nederlands op
verschillende momenten in de schoolloopbaan en a.d.h.v. verschillende instrumenten
breed te evalueren en op te volgen. Schoolteams worden geïnformeerd over de
mogelijkheden van de toolkits tijdens een studiedag.
Plannen 2013-2014
De onderwijsinspectie onderzocht het talenbeleid in de scholen die werden
doorgelicht waarbij enkele positieve evoluties met betrekking tot de uitwerking van,
visie rond en deelname aan het talenbeleid van de scholen werden vastgesteld. In
het voorjaar van 2014 zal het onderzoek talenbeleid worden afgerond en op dat
moment zal een globaal beeld van de Vlaamse situatie geschetst kunnen worden.
Gezien het cruciale belang van de voorschoolse periode voor de taalontwikkeling van
jonge kinderen, is een samenwerking met mijn collega bevoegd voor Welzijn
absoluut noodzakelijk. Om scholen maximaal te ondersteunen bij de uitwerking en
implementatie van een onthaalbeleid op school, waarin het talenbeleid met bijzonder
aandacht voor taalvaardigheid Nederlandsen duidelijke plaats moet krijgen, zal ik in
dialoog treden met mijn collega bevoegd voor Inburgering. Dat overleg zal
uitmonden in een protocol met beide beleidsdomeinen.
Samen met mijn collega bevoegd voor Welzijn organiseer ik hierover een StatenGeneraal.
De uitbouw van expertise en de vorming en coaching van scholen in Vlaanderen
en het SO in Brussel rond het versterken van taalvaardigheid Nederlands en
talenbeleid Nederlands zal als één van de speerpunten vanaf januari 2014 aan de
opdracht van de SNPB worden toegevoegd. In dat kader wordt de werking van de
vzw BROSO en de daaraan verbonden middelen (zowel voor werking als personeel)
toegekend aan de vzw SNPB. Voor de ondersteuning van de basisscholen in Brussel
blijft de vzw VBB bevoegd.
276
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De werking van de vzw Brussels Ondersteuningscentrum Secundair Onderwijs
(BROSO) wordt vanaf 1 september 2013 samen met de daarbij horende middelen op
het vlak van werking en personeel geïntegreerd in de werking van de vzw
Samenwerkingsverband Netgebonden Begeleidingsdiensten (SNPB).
De vzw SNPB zal vanaf dat ogenblik werken rond taalvaardigheidsonderwijs
Nederlands en moderne vreemde talen in de basisscholen van de rand- en
taalgrensgemeenten en van de gemeenten in de brede rand rond Brussel, evenals
voor het secundair onderwijs.
De vzw Voorrangsbeleid Brussel (VBB) blijft verder werken voor de Nederlandstalige
basisscholen in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad.
De vzw SNPB zal vanaf 1 januari 2014 in het kader van het speerpunt „Versterken
taalvaardigheid en talenbeleid Nederlands en moderne vreemde talen ook een
werking ontplooien voor andere scholen in Vlaanderen.
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale
en internationale netwerken versterken
OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 43
Realisaties 2012-2013
Omdat ik het ontstaan en de werking van brede scholen eerder wilde stimuleren dan
reguleren, zette ik vooral in op communicatie over dit concept en hoe lokale partners
het kunnen realiseren. Zo vond een studiedag plaats waar deze lokale actoren
ervaringen konden uitwisselen en binnen- en buitenlandse experts aan het woord
konden horen. Ik verlengde ook de subsidie aan het Steunpunt Diversiteit en Leren,
dat samen met de administratie bekijkt hoe in de toekomst alle relevante informatie
beter tot bij verschillende partners geraakt.
Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs ( AGIOn) presenteerde in
december 2012 een uitgebreid rapport over de ruimtelijke vertaling van een brede
school. Dit rapport is een nuttig werkinstrument voor al wie een brede school werking
ambieert of verder wil uitwerken.
Plannen 2013-2014
Ik zal de subsidie aan het Steunpunt Diversiteit en Leren met één jaar verlengen
en hen de opdracht geven om in eerste instantie in te zetten op communicatie en
ondersteuning rond mogelijke invullingen van een brede school. Lokale actoren
beschikken zo over voldoende inhoudelijke hefbomen om brede scholen uit te
bouwen. Eén van de acties is de uitbouw van een brede schoolwebsite waar alle
nodige expertise wordt verzameld, die gelinkt is aan de onderwijswebsite. Daarnaast
blijft het Steunpunt zijn opdrachten op het vlak van beleidsondersteuning,
adviesverlening en onderzoek vervullen.
OD 6.7 De internationale dimensie van het onderwijs(beleid) verder vorm geven
Pagina 46
277
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
Realisaties 2012-2013
Ik heb mee de onderhandelingen afgerond over het nieuwe Europese programma
voor onderwijs, vorming, jeugd en sport “Erasmus+”. Het budget voor dit
programma in de periode 2014-2020 wordt gevoelig verhoogd ten opzichte van de
huidige periode. Dat zal onder meer ook het Vlaamse actieplan mobiliteit (OD 2.9)
ten goede komen.
Ik heb ook deel genomen aan de conferentie van de ministers van onderwijs binnen
het ASEM samenwerkingsverband. Ik heb bij de Aziatische en Europese collega‟s
aangedrongen op sterkere en meer concrete samenwerking op het vlak van hoger
onderwijs en beroepsonderwijs. Vlaanderen zal vanaf oktober 2017 het
onderwijssecretariaat van ASEM opnemen. Ik werkte tevens mee aan het AsiaEurope Meeting (ASEM)-DUO programma voor de versterking van de uitwisseling
van studenten tussen Vlaamse instellingen en de instellingen uit Zuid-Korea, China,
India en Vietnam.
Specifiek met de Volksrepubliek
onderwijsakkoord gesloten.
China
heb
ik
in
2012
een
bilateraal
De bestaande twinnings tussen Vlaamse en Marokkaanse scholen werden
uitgebreid met instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, HBO5 en
volwassenenonderwijs. Drie DKO-instellingen, 1 CVO en 1 HBO5-instelling hebben
geparticipeerd aan het twinningprogramma.
Plannen 2013-2014
Op 1 januari 2014 zal het nieuwe Europese programma voor onderwijs, vorming,
jeugd en sport “Erasmus+” van start gaan. Ik zal de uitrol van dit nieuwe
programma opvolgen en ondersteunen.
Vlaanderen heeft zich in kader van de ASEM-ministeriële conferentie ertoe
geëngageerd om een actieve bijdrage te leveren aan het bevorderen van
gezamenlijke opleidingen tussen Europese landen en Aziatische landen, het
bevorderen van stages voor studenten in het hoger onderwijs in het kader van de
mobiliteit van studenten tussen de Europese landen en de Aziatische landen en de
organisatie van een Peer Learning Activity (PLA) rond een nieuwe aanpak van
kwaliteitszorg in het hoger onderwijs of het beheer binnen het hoger onderwijs.
OD 6.8 Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s sneller erkennen Pagina
47
Realisaties 2012-2013
Het Vlaams Parlement heeft decretale bepalingen met betrekking tot de
automatische erkenning van buitenlandse hogeronderwijsdiploma‟s goedgekeurd,
zodat algemeen de niveaugelijkwaardigheid of de volledige gelijkwaardigheid van
buitenlandse diploma‟s kan worden vastgelegd.
278
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013
De Vlaamse Regering keurde de besluiten goed met de nieuwe voorwaarden en de
nieuwe procedure voor de erkenning van buitenlandse studiebewijzen.
Ik heb een financiële bijdrage ingevoerd voor de aanvrager van een erkenning van
buitenlandse studiebewijzen. De middelen die hiermee gegenereerd worden, zal ik
inzetten om de proces-begeleiding van diplomagelijkschakeling te financieren.
Tegelijk wil ik hiermee de houders van een buitenlands studiebewijs die een
erkenningsonderzoek aanvragen, responsabiliseren.
Mijn Nederlandse collega en ik ondertekenden samen het Protocol tot wijziging
van het NVAO-verdrag. Hierdoor worden afgestudeerden van een door de
geaccrediteerde Nederlandse, respectievelijk Vlaamse opleiding in het hoger
onderwijs geacht over een gelijkwaardig getuigschrift te beschikken als de
afgestudeerden van een overeenkomstige Vlaamse, respectievelijk Nederlandse
geaccrediteerde opleiding in het hoger onderwijs. Dit protocol wordt voorgelegd aan
het Vlaams Parlement.
Plannen 2013-2014
Ik zal werk maken van de uitvoering van de automatische erkenning van
buitenlandse diploma’s. Noorwegen heeft al belangstelling getoond om hierover tot
een akkoord te komen en ik zal ook gesprekken opstarten met andere landen die
voldoen aan de decretale voorwaarden. Daarnaast zal ik een lijst maken van de
opleidingen die werden geaccrediteerd door een agentschap geregistreerd in het
European Quality Assurance Register for Higher Education (EQAR).
In het kader van de Benelux zal ik overleg hebben om te komen tot een politiek
akkoord over de automatische erkenning van de hogeronderwijsdiploma‟s door
Nederland, België en Luxemburg.
De erkenningsautoriteit voor de gelijkwaardigheidsverklaring van diploma‟s zal werk
maken van kortere termijnen. De erkenningsautoriteit zal daartoe een meting
uitvoeren van de doorlooptijd.
Ik zal een aantal categorieën van personen bijkomend vrijstellen van de bijdrage in
de kosten van het onderzoek met betrekking tot de erkenning van buitenlandse
studiebewijzen.
SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden
OD 7.3 De externe kwaliteitszorg verder uitbouwen Pagina 49
Realisaties 2012-2013
Ik creëerde een rechtsgrond waarmee de inspectie (na de integratie van de lestijden
GOK en GOK+ voor het gewoon onderwijs in het nieuwe omkaderingssysteem) het
GOK- en zorgbeleid van de gewone basisscholen kan blijven controleren.
279
Agentschap voor Binnenlands Bestuur
2013