Aan de leden van de Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding DATUM 4 juli 2014 UW REF. ONZE REF. 21.203/CoE/maw ONDERW ERP Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 VERSLAG VAN DE 323e VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR PRAKTISCHE TUBERCULOSEBESTRIJDING, GEHOUDEN OP VRIJDAG 14 MAART 2014 OM 13.30 UUR IN HET JAARBEURS VERGADERCENTRUM TE UTRECHT AANWEZIG: Voorzitter Secretaris Maurits Verhagen Connie Erkens Regio Midden-Nederland Regio Noord-Holland/Flevoland Regio Noord-Nederland Regio Oost-Nederland Regio Hart voor Brabant en West-Brabant Regio ZON en Zee (ZuidoostNederland en Zeeland) Regio Zuid-Holland, Den Haag/Rotterdam VvAwT V&VN, VOGZ MTM BeVe RTC CEAG RIVM NVMM NVALT Consulent klinische tuberculose Consulent surveillance CIb KNCV Tuberculosefonds Ineke van Haeften Wieneke Meijer Albert Kiers Walid Haddad Notulist Marianne Wieser Gasten Margreet Kamphorst, GGD RotterdamRijnmond (agendapunt 4a, namens Werkgroep MSR)) Peter Kouw, GGD Amsterdam (agendapunt 5b) Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 Marion Alink Nico Oudshoorn Inge Schreurs Miriam Bokma Marlies Mensen Wouter van de Fliert Cecile Magis Erika Slump Rianne van Hunen Gerard de Vries 1 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet allen welkom. Rianne van Hunen is aanwezig als vervangster van Niesje Jansen. 2. Conceptverslag en Actiepunten/besluitenlijst van de 322e vergadering 06-12-2014 Tekstueel: r. 18. Haddad meldt dat hier moet staan ‘Regio Hart voor Brabant en West-Brabant’. r. 491-505. De Vries heeft een andere beleving van wat is besproken. Hij stelt dat indien wetenschappelijke evidence ontbreekt, richtlijnen gebaseerd worden op expert opinion aangeduid als niveau 4. In dit geval dient de opinie van de klinisch consulenten zwaarder te wegen dan de opinie van de CPT. Het advies om 3HR naar 4HR te verlengen is ook verwoord in andere richtlijnen die al door de CPT zijn geaccordeerd, zoals de concept TNF-alfa richtlijn van de NVALT. De voorzitter stelt voor ‘De CPT gaat niet akkoord’ op beide plaatsen in dit tekstdeel te vervangen door ‘de CPT zet vraagtekens bij’. De Vries stemt hier mee in. -r. 639. Het betreft een ‘commissie’ i.p.v. een werkgroep. Naar aanleiding van: -r. 68. De Vries meldt dat hij m.b.t. het afgewezen verzoek voor vrijstelling van het eigen risico van tbc-diagnostiek overleg heeft gehad met Jelle Doosje. Er is besloten geen nieuwe actie richting VWS te nemen, maar er heeft wel een actie richting de media plaatsgevonden. De Vries heeft het onderwerp ook aangekaart in het gesprek met de heer De Goeij over de ontwerpvereisten voor de toekomstige organisatie van de tbc-bestrijding. Wellicht heeft De Goeij ingang bij VWS om de zorg dat dit een drempel voor adequate preventie is opnieuw onder de aandacht te brengen. r. 388. Alink vraagt of de tijdelijke maatregel om 3 mm als afkappunt voor de tuberculinetest (THT) te hanteren i.v.m. verminderde werkzaamheid PPD RT 23 van SSI op de RPT-website kan worden vermeld. Wieser antwoordt dat het al onder ‘RPT 25.101a’ in de RPT te vinden is. r. 376. Schreurs meldt dat de nieuwe VAL-lijst in de RPT is geplaatst. (RPT30.500/10)) r. 359. De secretaris stelt voor namens Niesje Jansen in de notulen ook te vermelden dat de VAL-lijst naast hulpmiddel voor TUBIS ook bedoeld is als eerste stap voor verpleegkundige processen. r. 579. De vraag van Haddad over evaluatie van het advies over de verminderde potentie van PPD is in de vorige vergadering niet besproken. Haddad merkt op dat toen in Nederland werd overgestapt op PPD RT23 van SSI, uit pragmatische overwegingen besloten is de afkappunten niet op te hogen van 10 naar 12 mm. Hij vindt dat daarom nu moet worden nagegaan hoeveel opnieuw geteste personen met een TST 3-4mm IGRA positief waren, om te beoordelen of we het lage afkappunt van 3mm moeten blijven hanteren. Mensen zegt dat in Amsterdam niemand is gevonden met een positieve IGRA. In Den Haag zijn alle THT’s van 2013 geëvalueerd: er was een duidelijke verschuiving van de verspreidingscurve zichtbaar naar 2 mm lager. Ook zijn volgens Oudshoorn enkele personen met een THT 3-4mm IGRA positief bevonden. Haddad denkt dat bij een grens van 3 mm meer mensen een IGRA krijgen dan noodzakelijk is. De Vries is het met Haddad eens. Hij benadrukt dat het advies onder druk van IGZ en het College ter beoordeling van Geneesmiddelen tot stand is gekomen: alleen in Nederland is het afkappunt van PPD RT 23 verlaagd naar 3 mm. Hij meldt dat het RIVM werkt aan een structurele oplossing voor de problemen m.b.t. de levering en verminderde potentie. Hij kan hier nog verder niets over zeggen. De voorzitter stelt voor in afwachting van een meer definitieve oplossing nog geen verder stappen te nemen. Actiepunten 319.02: Agendering CPT hoofdstuk 3 TBC-HIV richtlijn, wordt aangehouden tot de richtlijn LTBI wordt geagendeerd. Actie 319.13: Normen voor minimumfrequentie periodiek beoordelen vaardigheden MTM’er, is geagendeerd, afvoeren. 320.03: Formeren werkgroepje t.b.t. schrijven handleiding uitvoering screening op HIV van niet in Nederland geboren kinderen voorafgaand aan BCG, is geagendeerd, afvoeren. 320.06: Evaluatie richtlijn ‘Reizigers naar tbc endemische gebieden’: de werkgroep MSR werkt aan een elektronische enquête die naar de verschillende disciplines van de afdeling tbc-bestrijding en naar de afdeling reizigersadvisering zullen worden gestuurd. Actie 321.04: Verpleegkundig lid werkgroep Evaluatie OsirisNTR: Slump meldt dat dit is gebeurd en dat de werkgroep compleet is. Afvoeren. 321.10: Behoefte aan patiëntenvoorlichtingsfolder navragen bij hiv-vereniging, is gebeurd, maar nog geen antwoord ontvangen. Actie Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 2 321.12: Agendering formulering ‘contact met derden en wel/niet declarabele zorg’, is geagendeerd, afvoeren. 322.01: Aanpassen afspraak verblijfsduur immigranten, is gebeurd, afvoeren. 322.02: Onderzoeken of vragen over sociale anamnese in Osiris NTR gehandhaafd/verbeterd moeten worden: de Commissie tuberculose van de V&VN hoopt dit in juni te kunnen agenderen. Actie 322.03: Richtlijn Tuberculose Bron- en contactonderzoek is geagendeerd, afvoeren. 322.04: Agendering herziene functieomschrijving MTM als hamerstuk, is niet geagendeerd, komt terug. Actie 322.05: Agendering aangepast concept Leidraad contactgroepen, is geagendeerd, afvoeren. 322.06: Agendering aangepast concept geactualiseerde richtlijn Behandeling LTBI: De Vries geeft aan dat de richtlijn wat vertraging heeft gekregen. Hij zal zelf niet bij de CPT van 27 juni aanwezig te kunnen zijn, mogelijk kan het onderwerp beter verdaagd worden. Actie 322.07: Agendering aangepast concept Beleid Fibrotische afwijkingen, is niet geagendeerd, komt terug. Actie 3. Besluitvorming a. Richtlijn Bron- en contactonderzoek Erkens meldt dat een aantal regio’s nog wat tekstuele punten hebben ingestuurd. Van Meijer heeft ze de opmerking ontvangen over de criteria voor het brononderzoek. Contacten van extrapulmonale tbc-patiënten worden soms wel onderzocht wanneer zij als risicogroep worden aangemerkt, zoals bijvoorbeeld Somaliërs. Zoals de indicatie voor brononderzoek nu is beschreven, is het niet meer mogelijk om zo’n risicogroep te onderzoeken. Na enige discussie wordt voorgesteld als aanvulling in §3.1 op te nemen: “Indien contacten aan dezelfde infectiedruk zijn blootgesteld kan men besluiten om toch een onderzoek te verrichten, met als doel geïnfecteerden op te sporen bij wie de kans op de ontwikkeling van tuberculose hoog is.” De CPT gaat akkoord met de in de voorlegger voorgestelde aanpassingen met inachtneming van bovengenoemde aanpassing. De definitieve richtlijn zal op korte termijn in de RPT op de website worden vervangen. Besluit Het Stappenplan wordt nog door de verpleegkundigen ontwikkeld en zal op een later moment aan de vergadering worden voorgelegd. b. Revisie RPT 25.000 werkafspraak OMT/BAO m.b.t tuberculoseproblematiek De secretaris heeft nog enkele tekstuele opmerkingen ontvangen. Jansen vraagt om bij de ‘op indicatie uit te nodigen deskundigen’ ook een verpleegkundig consulent tbc-bestrijding met specifieke deskundigheid in het rijtje op te nemen. Er volgt een discussie of er dan ook andere deskundigen moeten worden vermeld. De CPT besluit om in plaats van ‘arts-consulent tbc-bestrijding met specifieke deskundigheid’ de groep ‘overige specifieke deskundigen’ op te nemen, zodat indien nodig terzake deskundigen op verschillende gebieden kunnen worden uitgenodigd. Het hamerstuk wordt met bovengenoemde aanpassing door de CPT aangenomen. Het aangepaste stuk zal nog ter accordering worden voorgelegd aan het LCI en hierna in de RPT op de website worden vervangen. Besluit c. Herziening functieomschrijving medisch technisch medewerker afdeling tbc-bestrijding Er zijn meerdere inhoudelijke opmerkingen m.b.t. dit stuk binnengekomen. Het DB heeft daarom besloten om het stuk niet zonder verdere discussie ter vaststelling aan de vergadering voor te leggen. Het DB vraagt de inbrengers van het commentaar de MTM BeVe te ondersteunen bij het aanpassen van het stuk zodat het in de volgende vergadering wel als hamerstuk kan worden voorgelegd. Van Haeften zal nog wat opmerkingen m.b.t. de MRU-chauffeur naar het CPT-secretariaat sturen. Actie d. Beleid bij fibrotische afwijkingen Er zijn meerdere inhoudelijke opmerkingen m.b.t. dit stuk binnengekomen. Het DB heeft daarom besloten om het stuk niet zonder verdere discussie ter vaststelling aan de vergadering voor te leggen. Het commentaar zal worden teruggekoppeld naar de indiener van het stuk en zal in de volgende CPTbijeenkomst, zo mogelijk opnieuw als hamerstuk worden voorgelegd. Actie e. Handleidingen Osiris NTR (ziekte/LTBI) Er zijn geen opmerkingen binnengekomen en de Handleidingen Osiris NTR (ziekte en LTBI) worden door de CPT vastgesteld en zullen in de RPT worden vervangen. Besluit Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 3 4.Ter discussie a Richtlijn Contactgroepen Margreet Kamphorst licht toe dat de maatstaven in deze richtlijn in lijn zijn met de richtlijn voor ziekenhuismedewerkers, alleen de risicogroep waar de overige contactgroepen mee in aanraking komen is anders. De richtlijn geeft ook een rekenvoorbeeld, waarmee geïllustreerd wordt dat niet zozeer de incidentie in de doelgroep, maar vooral de omvang van de populatie bepalend is voor de noodzaak van periodiek onderzoek onder medewerkers. In de hier opvolgende discussie worden de volgende opmerkingen gemaakt: r. 112-115. Een aantal leden stelt dat wanneer mogelijke besmettelijke bronnen niet in beeld zijn of komen, het niet mogelijk is om aan de hand van de lokale surveillancegegevens aan te tonen dat jaarlijks meer dan 2 infectieuze personen in de instelling zijn geweest. In deze gevallen zal ook geen contactonderzoek in de instelling plaatsvinden. Na enige discussie stelt de voorzitter dat de richtlijn ruimte moet bieden om in dergelijke specifieke situaties de medewerkers wel periodiek te screenen. Kamphorst en Erkens antwoorden dat de werkgroep dit kan aanpassen, maar benadrukken dat men dan wel jaarlijks aan de hand van een evaluatie van de opbrengst van de screening van deze medewerkers dient te beoordelen of er inderdaad aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van (onbekende) besmettelijke bronnen in de populatie. -r. 120-122. Haddad stelt dat een persoon met hoestklachten naar de GGD of huisarts moet; periodiek onderzoek is hier niet aan de orde. r. 87. Meijer stelt voor hier ‘nieuwe infecties’ aan te passen in ‘nieuwe vast te stellen infecties’ omdat ze aanneemt dat hier niet alleen de recent verworven infecties worden bedoeld. Erkens geeft aan dat hier de definitie van de LTBI-registratie gevolgd dient te worden. In de Handleiding LTBI staat vermeld dat iedereen die in aanmerking komt voor preventieve behandeling dient te worden geregistreerd, ongeacht of er daadwerkelijk een behandeling wordt gestart. Dit wordt in de surveillance gebruikt als indicator voor de acceptatie van preventieve behandeling. De voorzitter stelt voor het woord ‘nieuwe’ weg te laten. r. 53-58. De Vries stelt dat de adviezen over de diagnostiek met IGRA bij periodieke screening, niet in deze richtlijn thuishoren, maar in de IGRA-richtlijn. In de Richtlijn voor ziekenhuismedewerkers is hier ook niets over opgenomen. Meijer is van mening dat verwijzing naar de Richtlijn IGRA op zijn plaats is, maar dat een opmerking over mogelijke beperking van het gebruik van IGRA bij periodiek onderzoek wel van belang is in deze richtlijn. Een dergelijke opmerking zou naar haar mening ook in de Richtlijn voor ziekenhuismedewerkers moeten worden opgenomen. Het is voor externe gebruikers van de richtlijn van belang de voor de doelgroep specifieke aanbevelingen in andere richtlijnen kort toe te lichten. Erkens beaamt dat in de nieuwe Richtlijn diagnostiek van LTBI, net als in de huidige Richtlijn IGRA een hoofdstuk aan periodiek onderzoek zal worden gewijd. De CPT concludeert dat het van belang is in deze richtlijn te noemen dat IGRA indien gebruikt bij periodiek onderzoek niet altijd resulteert in eenduidige resultaten. r. 82 punt 8. Alink stelt voor hier ‘gevraagd en ongevraagd’ toe te voegen. r. 141. Schema. Oudshoorn meldt dat ‘Instellingen waar kwetsbare dieren verblijven’ in de tabel bij zowel ‘Onderzoek bij indiensttreding’ als ‘Periodieke screening’ wordt genoemd, maar in de corresponderende tekst ontbreekt. Met de genoemde kanttekeningen in acht genomen kan de CPT zich vinden in de adviezen van de conceptrichtlijn Tuberculosescreeningsbeleid contactgroepen (anders dan ziekenhuismedewerkers). Het aangepaste stuk zal in de CPT-vergadering van 27 juni 2014 als hamerstuk worden geagendeerd. Actie b. Informatieprotocol informatieprocedures doelgroepenscreening PGV Nederland heeft ten behoeve van de vergunning voor de uitvoering van de tuberculosescreening krachtens de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO) een informatieprotocol opgesteld waarin de manier waarop de GGD cliënten van de tbc-bestrijding informeert is beschreven. In Bijlage 1 geeft een toelichting op de wet- en regelgeving ten aanzien van vrijwillige deelname of drang bij tbcscreening. Bijlage 2 geeft per doelgroep een schematisch overzicht van de beschikbare informatie voor de cliënt en wanneer en door wie deze verstrekt dient te worden. Op een vraag van Van Haeften benadrukt de voorzitter dat dit document is bestemd voor gebruik door de medewerkers van GGD’en. Meijer en Verhagen hebben een aantal opmerkingen m.b.t. voorliggend stuk die voornamelijk van tekstuele aard zijn. Deze zullen rechtstreeks aan PGV Nederland worden gecommuniceerd. -Bijlage 1. DJI. Meijer vraagt of het de taak is van de MRU-medewerker van de GGD waar de röntgenbus onder valt, of van de GGD waar de PI onder valt om de justitieel verpleegkundige in te Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 4 lichten als gedetineerde de foto weigert. De voorzitter antwoordt dat duidelijk benoemd is dat de MRU-medewerker dit aan de justitieel verpleegkundige doorgeeft. Het is de verantwoordelijkheid van de Justitieel Geneeskundige om te adviseren over of medische beperkingen moeten worden opgelegd, een en ander in samenspraak met de GGD. -Bijlage 1. IND. Meijer vraagt of de controle op deelname aan de verplichte tbc-screening van immigranten door de Immigratie en naturalisatie dienst (IND) nog wordt uitgevoerd. De vraag is of dit nog wel klopt. Deze vraag zal worden doorgegeven aan PGVN. -Bijlage 1. Meijer vraagt wat wordt bedoeld met ‘beperkt vaargebied’. Kiers meldt dat de omschrijving hiervan Keuringsreglement voor de Zeevaart (RPT 25.110 ) en Wijziging keuringsregime Zeevaart (RPT 25.110a) staat vermeld. Hierin staat: ‘Zeevarenden die alleen havens in West-Europa en langs de noordkust van de Middellandse Zee aandoen, zijn vrijgesteld van het tbc-onderzoek’. -Bijlage 1. Meijer merkt op bij ‘Vrijwillige deelname of drang tbc-behandeling’: volgens artikel 31 van de WPG moet er sprake zijn van een ‘besmettelijke’ vorm van tuberculose om een persoon ter isolatie gedwongen in een ziekenhuis te laten opnemen. -blz 3. Registratie cliëntengegevens. Haddad heeft contact gehad met het College van Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Naar zijn zeggen, waarschuwt het CBP dat het wijzigen van persoons- en dossiergegevens van cliënten door andere GGD’en niet is toegestaan indien zonder de toestemming van de cliënt wordt gehandeld. Dit kan voorkomen bij dossiers van vóór 2011, toen nog geen toestemming aan de cliënt werd gevraagd voor het delen van het dossier met andere GGD’en. Het college adviseert GGD Nederland en de werkgroep TUBIS hierover contact op te nemen met het CBP. Ook dienen GGD’en zich bij het CBP te melden als bewerker van persoonsgegevens en in het bijzonder medische gegevens en gegevens m.b.t. ras en religie. Haddad zal e.e.a. op papier zetten en naar het CPT-secretariaat sturen zodat deze informatie aan PGV Nederland kan worden doorgegeven. De gemaakte opmerkingen zullen naar PGV Nederland worden gestuurd. Het document zal een volgende CPT-vergadering opnieuw worden geagendeerd. Actie Erkens stelt namens Jansen voor om voor folders niet genoemd in Bijlage 2 een vergelijkbaar overzicht te maken, en dit ook in de RPT op te nemen. De CPT is het hier mee eens. De werkgroep Voorlichting zal worden gevraagd om dit op te pakken. Actie c. Normen voor minimumfrequentie periodiek beoordelen vaardigheden MTM’er Bokma licht namens de MTM BeVe toe dat een periode van 1 jaar te kort lijkt en een periode van 3 jaar te lang is gezien de huidige snelle ontwikkelingen. Er is dus gekozen om de bekwaamheidsverklaringen in overeenstemming met de geldigheid van de HKZ-certificaties een geldigheidsduur van 2 jaar te geven. Haddad merkt op dat de GGD Hart voor Brabant en de GGD West Brabant van mening zijn dat dit onderwerp niet in de CPT thuishoort en dat het een lokale aangelegenheid is. Haddad hanteert zelf 3 jaar. Meijer stelt dat dit wel een CPT-aangelegenheid is, omdat het kwaliteitsnormen betreft. De regio NH-Flevoland en de regio Utrecht kunnen zich vinden in het voorstel. Zij vinden het een goede zaak als de geldigheidsduur wordt opgenomen in RPT 20.400, het document waarin de minimale aantallen verrichtingen voor behoud van expertise van de MTM-er staan. Volgens Haddad schommelt het aantal verrichtingen per regio zo vaak, dat sommige MTM’ers het minimale aantal foto’s in sommige jaren niet halen. De GGD Hart voor Brabant heeft daarom voor het gemiddelde van een periode van 3 jaar gekozen. Bokma merkt nog op dat de aantallen vanwege de schommeling inderdaad lastig zijn, maar dat MTM BeVe van mening is dat ze op dit moment nog haalbaar zijn. Als blijkt dat personen niet voldoen aan de eisen voor de bekwaamheidsverklaring door onvoldoende verrichtingen, dan dient aanvullende scholing plaats te vinden. Met één tegenstem van Haddad gaat de CPT akkoord met het voorstel van een maximale geldigheidsduur van de bekwaamheidsverklaringen van 2 jaar en stelt dat herbeoordeling ten minste 1 x per 2 jaar dient plaats te vinden. De geldigheidsduur van de bekwaamheidsverklaring wordt toegevoegd aan RPT 20.400 Richtlijn vaardigheden medisch technische medewerkers. Besluit d. Update LCI-richtlijn Tuberculose (website RIVM) De Vries heeft de volgende schriftelijke opmerkingen ontvangen. -r. 222-224. Regio Zuid-Holland: de tekst m.b.t. negatieve nulcontrole en positieve mitogeenbuis’ klopt niet met de aanwijzingen van de fabrikant (Qiagen). De tekst zal conform de informatie van de fabrikant worden aangepast. - r.486-488. Wat betreft het testen van niet-Nederlandse kinderen voorafgaand aan BCG vaccinatie: Marja Karels, GGD Hollands Noorden merkt op dat op de uitslag van de moeder kan worden vertrouwd als zij tijdens of na de zwangerschap op HIV is getest en de uitslag negatief was. Het kind hoeft dan niet te worden getest. Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 5 -Alink mist vermelding van de interactie tussen THT en gele koorts vaccinatie of andere vaccinaties met levend verzwakte entstoffen. De Vries zal opzoeken waar dit genoemd wordt en ook in het LCI protocollen kijken of interactie met THT wordt genoemd. Alink zal haar bekende informatie over dit onderwerp naar De Vries sturen. -r. 42. Mensen adviseert in de tekst m.b.t. bacteriologie te vermelden dat de NVMM-richtijn op dit moment in revisie is. De Vries merkt op dat ook andere richtlijnen worden ge-update, jaarlijks zal dit document daarom worden geactualiseerd aan de hand van nieuw verschenen richtlijnen. r. 192. Haddad geeft aan dat de tekst m.bt. aflezen van de tuberculinehuidtest ‘de reactie dient na ten minste 3 en hooguit 5 dagen te worden afgelezen’ niet in overeenstemming is met de internationale richtlijnen en de Engelse bijsluiter van SSI. De Vries beaamt dat in de Nederlandse bijsluiter van SSI staat vermeld dat er volgens CPT-besluit 2003 na 3 tot 5 dagen moet worden afgelezen, terwijl op de website van SSI staat dat er niet drie dagen maar tussen de 2 en 3 dagen afgelezen moet worden. Volgens Haddad stamt dit typisch ‘Nederlandse’ advies uit de jaren ’60. Hij heeft dit in oude documentatie kunnen terugvinden. Er staat letterlijk: het liefste aflezen na 3 dagen maar het mag ook eerder. Het woord ‘ten minste’ is hier dus niet correct. E.e.a. dient te worden uitgezocht en een andere keer aan de orde gesteld te worden. Erkens stelt dat dit kan worden meegenomen bij Richtlijn diagnostiek van LTBI. De Vries en Haddad zullen hun discussie delen met de werkgroep Diagnostiek LTBI. Actie Desgevraagd vermeldt De Vries dat weblinks naar de RPT en informatie over de CPT naast andere informatie over de Nederlandse tbc-bestrijding op de 1e pagina van de betreffende RIVM-website geplaatst zullen worden. De CPT gaat akkoord met de geactualiseerde LCI-richtlijn tuberculose met inachtneming van de gemaakte opmerkingen. Besluit 5. Ter discussie a Aanbevelingen klankbordgroep Tuberculose in Nederland 2012 Erika Slump presenteert de voornaamste bevindingen uit het rapport en geeft aanvullende actuele cijfers van 2013. Het definitieve aantal patiënten voor 2013 is op 848 vastgesteld. (Zie presentatie ‘ Tuberculose in Nederland 2012’ bij de vergaderstukken op de eportal). Desgevraagd meldt zij dat het aantal LTBI’s voor 2013 nog niet is vastgesteld. Zoals gebruikelijk zijn de resultaten voorbesproken in een klankbordgroep van vertegenwoordigers van de CPT, RTC’ ers, RIVM en KNCV. Deze klankbordgroep heeft een aantal belangwekkende resultaten benoemd en doet enkele aanbevelingen aan de CPT. Als eerste worden er algemene opmerkingen m.b.t. het rapport gemaakt. Haddad mist de behandelresultaten van LTBI naar behandelregime. Slump antwoordt dat er jaarlijks keuzes gemaakt worden wat in het rapport kan worden opgenomen. Deze resultaten zijn wel terug te vinden in het rapport van 2011. Indien de CPT dit van belang acht zal dit onderwerp weer in het TINrapport 2013 kunnen worden opgenomen. Schreurs mist een aanbeveling over de toename van het aantal tbc-patiënten dat behandeld wordt met TNF-Alfa remmers. Erkens antwoordt dat de klankbordgroep dit onderwerp niet in de aanbevelingen aan de CPT heeft opgenomen, omdat het Regiokantoor NL en EU werkt aan een publicatie over dit onderwerp gericht op het Nederlandse veld van behandelaars die TNF-alfa remmers voorschrijven. Vervolgens worden de aanbevelingen van de klankbordgroep door de CPT besproken. 1) Verbetering van de registratie van gegevens over MDR tuberculose in het NTR. Slump licht toe dat van een aantal MDR tbc-patiënten belangrijke gegevens zoals reden van onderzoek, geboorteland en behandelresultaat in het NTR niet bekend zijn, terwijl deze gegevens waarschijnlijk wel bekend zijn bij de GGD en/of de werkgroep MDR. Desgevraagd benadrukt Slump dat het hier gaat om een kleine groep van patiënten die wel in Nederland blijven maar bijvoorbeeld in de loop van hun lange behandelperiode uit het zicht van de GGD van melding verdwijnen wanneer zij niet (meer) door deze GGD worden begeleid. De Vries meldt namens werkgroep MDR, dat de werkgroep bereid is te bespreken op welke wijze de registratie in het NTR kan worden verbeterd. De werkgroep stelt voor dit ook te doen voor patiënten met monoresistentie tegen rifampicine omdat volgens advies van de WHO bij het beoordelen van de behandelresultaten deze patiënten in dezelfde categorie als MDR-patiënten dienen te worden geplaatst. Het zal jaarlijks hooguit 2 gevallen betreffen. De CPT stemt in met de aanbeveling om de kwaliteit van de MDR-registratie te verbeteren en gaat akkoord met het voorstel om ook patiënten met monoresistentie tegen rifampicine aan de werkgroep MDR te melden. Besluit Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 6 2) Op welke wijze kunnen de blijvend hoge incidentie onder Somaliërs in Nederland en dalende opbrengst van screening opgepakt worden? De klankbordgroep heeft twee suggesties gedaan ter overweging door de CPT. Als eerste bediscussieert de CPT de suggestie om de vervolgperiode voor screening voor deze groep te verlengen. Samenvattend komt het erop neer dat de CPT dit geen haalbare optie vindt om reden van: 1) het hoge percentage Somaliërs met extrapulmonale tuberculose: deze patiënten zullen grotendeels bij röntgenscreening worden gemist; 2) de opkomst voor de vervolgscreening is nu al zeer laag; het is twijfelachtig of dekkingsgraad in de doelgroep kan worden verbeterd; bovendien lijkt het erop dat de meeste mensen binnen redelijke tijd na het ontstaan van klachten worden gediagnosticeerd. Oudshoorn stelt dat uitgebreide vervolgscreening alleen van belang is als hiermee ZN-positieve tbc-patiënten worden voorkomen, omdat deze bijdragen aan de transmissie. Slump stelt daar tegenover dat in 2012 en 2013 bij Somaliërs > 2,5 jaar in Nederland er ook een toename van pulmonale tuberculose is. De Vries merkt op dat we niet weten hoeveel transmissie er onder Somaliërs in Nederland is en dat er regelmatig grote contactonderzoeken onder Somaliërs plaatsvinden. Erkens merkt tenslotte op dat verlengde vervolgscreening een tweede keus was van de klankbordgroep, wanneer de CPT screening op en behandeling van LTBI als niet haalbaar beschouwt. Het is geopperd omdat Somaliërs, ook als ze al langer in Nederland verblijven, na de tbc-contacten de hoogste incidentie van tuberculose hebben. Wat betreft screening en behandeling van LTBI stelt De Vries dat de acceptatie van preventieve behandeling in Het VIMP project maar 50 % was, hij verwacht vergelijkbare resultaten onder Somaliërs. Kouw merkt op dat deze acceptatiegraad van 50% immigranten betreft aan wie kosten van de preventieve behandeling worden doorberekend. Om deze reden is acceptatie vaak een probleem. De meeste Somaliërs zijn asielzoekers voor wie de kosten vergoed worden. Het zou dus kunnen dat de acceptatie bij Somaliërs beter is dan de Vries op grond van de VIMP veronderstelt. Mensen wijst erop dat bij agendapunt 3a is besloten dat het zinvol kan zijn de contacten van Somaliërs met extrapulmonale tuberculose ook op infectie te screenen en te behandelen omdat het hier een risicogroep op tuberculose betreft. Haddad merkt op dat Somaliërs pas sinds kort bij een contactonderzoek ook op LTBI worden gescreend. Het effect hiervan zal pas na een aantal jaren zichtbaar worden. Oudshoorn merkt op dat dit onderwerp aansluit met het onderwerp van de Plenaire CPT op 16 mei. De CPT stemt er mee in de discussie hoe preventie van tuberculose bij Somaliërs in Nederland het beste kan worden aangepakt, uit te stellen tot de bespreking over de toekomst van de screening van immigranten in de Plenaire CPT. 3) Evaluatie van de wijze waarop de diagnose oogtuberculose wordt gesteld en van de effectiviteit van de behandeling. Er ontspint een discussie waarin meerdere CPT-leden beamen dat de toename van het aantal diagnoses oogtuberculose niet in lijn is met de afnemende incidentie, afhankelijk lijkt de deskundigheid van de oogartsen en infectiologen in bepaalde ziekenhuizen, het in ieder geval personen met een latente tbc-infectie lijkt te betreffen, dat oogtuberculose zelden in combinatie met andere lokalisaties wordt gemeld, dat de diagnose zelden bacteriologisch is bevestigd en dat de tbcarts zelden verneemt of na behandeling de visus is verbeterd. De voorzitter concludeert dat de CPT het zinvol acht om de wijze waarop de diagnose oogtuberculose wordt gesteld en het effect van de behandeling op de visusklachten te evalueren. Hij stelt voor de oogartsen hierin te betrekken. Het DB zal hierover een brief naar het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap sturen. Actie 4) Delay: 1) dient registratie van diagnostisch delay in het NTR worden verbeterd? In de discussie worden door de diverse CPT-leden de volgende argumenten genoemd: Een lang delay is vervelend voor het individu en is een potentieel gevaar voor de volksgezondheid; Bij een betrouwbare registratie van delay, kunnen de trends informatie geven over toegang tot zorg en kennisafname bij professionals; GGD’en lijken verschillend om te gaan met de invulling van de gevraagde gegevens, het is daarom de vraag of de gegevens wel te aggregeren zijn; Wanneer de gegevens altijd op dezelfde wijze worden ingevuld, kunnen gemiddelde trends toch wel informatie geven; Het nut van revisie van de wijze waarop diagnostisch delay wordt vastgelegd is niet direct duidelijk, omdat de gegevens de laatste jaren vollediger worden ingevuld en uit de resultaten globaal geen verslechtering van het delay ten opzichte van voorgaande jaren zichtbaar is; Verbetering van de registratie van pulmonale tuberculose kan worden meegenomen bij de evaluatie Osiris NTR. 5) Ten aanzien van de wenselijkheid van registratie van delay bij extrapulmonale tuberculose worden de volgende opmerkingen gemaakt: Het ontstaan en de duur van symptomen bij verschillende vormen van extrapulmonale tuberculose verschilt sterk; Bepaalde vormen van extrapulmonale tuberculose komen steeds minder voor. Zicht op trends in het diagnostisch delay kunnen iets zeggen over hoe vaak / lang de diagnose wordt gemist en of dit toeneemt; Het moet duidelijk zijn welk doel de registratie van delay bij ETB dient en wat de consequenties van een lang Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 7 delay zijn in termen van restmorbiditeit. Restmorbiditeit wordt niet geregistreerd in het NTR, en de CPT ziet geen aanleiding om dit aan de registratie toe te voegen. De voorzitter concludeert dat de CPT twijfels heeft over de representativiteit van de gegevens in het NTR over het diagnostisch delay bij longtuberculose. De CPT vraagt de Werkgroep Evaluatie NTR de kwaliteit van deze gegevens te onderzoeken. Als deze werkgroep een voorstel heeft om de registratie te verbeteren kan het opnieuw worden ingebracht. Verder is de CPT van mening dat het vaststellen van patiënt- en doctor-delay bij extrapulmonale tuberculose complex is en het daarom praktisch niet mogelijk is om hierover in Osiris-NTR eenduidige en representatieve gegevens te verzamelen. b. Handleiding screening voorafgaand aan BCG-vaccinatie van kinderen Peter Kouw licht het agendapunt aan de hand van een powerpoint presentatie (zie presentatie bij de vergaderstukken op de eportal) toe. Sinds de invoering van hiv-screening bij zwangere vrouwen, is aantal kinderen met hiv in Nederland gedaald van 4/100.000 tot 0,4/100.000. De dekkingsgraad van de screening van zwangeren is goed. Desgevraagd antwoordt Kouw dat ook zwangere vrouwen die kort voor de bevalling naar Nederland komen nog voor de bevalling getest worden. Bij niet in Nederland geboren kinderen is de incidentie 50 per 100.000. De hiv-screening voorafgaande aan BCG-vaccinatie kan dus beperkt blijven tot niet in Nederland geboren kinderen. Het aantal kinderen dat jaarlijks op hiv getest dient te worden is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van een asielzoekerscentrum in het werkgebied van de GGD. In Noord-Holland Flevoland verwacht men het hoogste aantal (50-60) bij de GGD Hollands Noorden (57). De Vries verwacht in deze werkinstructie informatie over de soort hiv-test die kan worden gebruikt. Tijdens de nascholing van de VVAwT stelde Annelies Verbon dat niet alle testen geschikt zijn voor het screenen van kinderen, bijvoorbeeld de ‘swab’. Volgens Kouw zijn niet alle testen gevalideerd voor gebruik bij kinderen. Maar een positieve test dient altijd met een andere test bevestigd te worden i.v.m. de relatief hoge kans op een foutpositieve uitslag. De vergadering is van mening dat de werkinstructie aan moet geven in welke leeftijdsgroep beschikbare testen kunnen worden gebruikt. Schreurs merkt op dat in hoofdstuk 8 van de TB-hiv richtlijn staat: “Bij recente (d.w.z. aangetoond tijdens zwangerschap of na de bevalling) hiv-negativiteit van de moeder kan zonder bezwaar met BCG worden gevaccineerd”. Dit wordt in de werkinstructie niet genoemd. Volgens Kouw is het in de praktijk lastig om te achterhalen of de hiv-status van de moeder bekend is. Een betrouwbare anamnese is vaak niet mogelijk en de biologische moeder is niet altijd aanwezig. Daarom is de hivstatus van de moeder niet opgenomen in het stroomschema. Maar als de moeder zegt getest te zijn en de GGD de uitslag vertrouwt, kan altijd van de werkinstructie worden afgeweken. Kamphorst merkt op dat het in de verwijzing genoemde BCG-protocol niet meer actueel is en op dit moment wordt gereviseerd door de werkgroep MSR. Ook vraagt ze of voorkomen kan worden dat in Nederland geboren kinderen met een hiv-positieve moeder worden opgeroepen. Kouw antwoordt dat deze kinderen na de geboorte preventief worden behandeld en na enige tijd op hiv getest. Als een gezondheidsvragenlijst wordt afgenomen voorafgaande aan de BCG-vaccinatie komt dit vanzelf naar voren. Niet iedere GGD blijkt met een gezondheidsvragenlijst voorafgaande aan de BCG vaccinatie te werken. De CPT is van mening dat dit wel moet worden aanbevolen. Haddad stelt voor om de hiv-test tegelijkertijd met de THT te laten uitvoeren zodat mensen maar één keer naar de GGD hoeven te komen. De CPT is van mening dat het de lokale GGD vrij is om de hivtest met de THT te combineren. Schreurs mist vermelding over de wijze waarop pre- en posttest counseling verricht moet worden. De CPT is het eens met de uitgangspunten voor de werkinstructie Handleiding screening op hiv voorafgaand aan BCG-vaccinatie van kinderen, te weten: 1) Pre- en post test counseling kan in principe op de GGD plaats vinden;2) De hiv-status van moeders van niet in Nederland geboren kinderen kan niet als proxy voor de hiv-status van het kind gelden, omdat het navragen van de hivstatus van de moeder in de praktijk gecompliceerd is en onvoldoende betrouwbare resultaten zal opleveren; 3) De hiv-test kan afhankelijk van de lokale situatie door de GGD of door een perifeer laboratorium worden verricht. De CPT is verder van mening dat de werkinstructie op de volgende punten nog verder dient te worden uitgebreid met 1) een aanbeveling contra-indicaties voor BCGvaccinatie met een gezondheidsvragenlijst na te vragen; 2) een overzicht van hiv-testen die geschikt zijn voor screening van kinderen op hiv naar leeftijdsgroep; 3) randvoorwaarden van pre- en post test counseling. Na aanpassing zal het stuk in de CPT van 27 juni 2014 worden geagendeerd. Actie Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 8 c Voorstel declarabele zorg verpleegkundige verrichting ‘contact met derden’ Meijer licht toe dat er onduidelijkheid is over de wijze waarop telefonische consulten gedeclareerd kunnen worden. Het voorstel is nu om per verpleegprobleem één consult te declareren en telefonische contacten alleen als telefonisch consult te declareren als het gaat om de gezondheid van de patiënt en niet om een intercollegiaal contact. De Verpleegkundige subgroep verzekerde zorg zal nog een lijst met meest voorkomende verpleegproblemen opstellen. De voorzitter is van mening dat deze lijst niet meer hoeft in de CPT hoeft te worden besproken. Schreurs en Mensen stellen dat landelijk afgesproken dient te worden hoe een en ander in TUBIS moet worden verwerkt. De CPT is van mening dat deze afspraken in de Stuurgroep TBC-bestrijding moeten worden gemaakt. De CPT heeft zich ook eerder alleen uitgesproken over wat curatief/preventief is en niet wat declarabel is. De CPT stemt in met het advies van de Verpleegkundige subgroep verzekerde zorg om afspraken over definitie van een telefonisch consult zoals gemaakt voor de Algemene Infectieziekten, te volgen. Aanvullend zal de Verpleegkundige subgroep verzekerde zorg nog een lijst ‘veelvuldig voorkomende verpleegproblemen’ in de tbc-bestrijding opstellen en deze bij het advies voegen. De CPT vraagt de werkgroep verzekerde zorg dit advies inclusief lijst met ‘veelvuldig voorkomende verpleegproblemen’ aan de Stuurgroep TBC te communiceren. Actie 6. Ingekomen stukken en mededelingen CPT-secretariaat 6a. Plenaire CPT. De Plenaire CPT zal plaatsvinden op 16 mei 2014. In de agendacommissie is volgens het huishoudelijk reglement plaats voor regiovertegenwoordiger van de CPT. Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden via het CPT-secretariaat via [email protected]. Tot nu toe zijn steeds alle sociaal verpleegkundigen tbc-bestrijding voor de Plenaire CPT uitgenodigd. Volgens het huishoudelijk reglement wordt één verpleegkundige per regio uitgenodigd. Het DB is van mening dat deelname van alle sociaal verpleegkundigen tbc-bestrijding passend is bij de intensieve samenwerking van artsen en verpleegkundigen in de publieke gezondheidszorg en stelt voor het Huishoudelijk Reglement op dit punt aan te passen. De CPT gaat hiermee akkoord. Besluit Haddad en Bokma vragen of ook de leden van de MTM BeVe worden uitgenodigd. De secretaris antwoordt dat volgens het Huishoudelijk Reglement 2 vertegenwoordigers van de MTM BeVe zijn uitgenodigd. Het staat de MTM BeVe vrij om zich door twee andere MTM’ers dan de CPT-leden te laten vertegenwoordigen. 7. Signalering en vragen uit het veld 7a. Toetsing GGD’en door IGZ Het DB heeft vanuit het veld signalen gekregen over het lopende onderzoek van de IGZ naar de kwaliteit van de infectieziektebestrijding en tuberculosebestrijding bij GGD’en. De IGZ heeft een voorlopig rapport rondgestuurd wat zij op elke GGD komen bespreken. In dit voorlopige rapport zegt de IGZ de kwaliteit te toetsen aan de hand van ‘gangbare normen uit wet- en regelgeving, professionele standaarden, protocollen en richtlijnen’. Een aantal criteria, bijvoorbeeld m.b.t. schriftelijke afspraken met longartsen zijn in de tbc-bestrijding niet gangbaar. De voorzitter heeft hierover contact gehad met de IGZ. IGZ heeft aangegeven dat het om een voorlopig verslag gaat, welk IGZ aanpast als e.e.a. onderbouwd kan worden weerlegd. Volgens IGZ biedt het rapport een kans om de tbc-bestrijding in al zijn facetten onder de aandacht te brengen van betrokken managers, directies en misschien zelfs bestuur. De IGZ heeft al een aantal GGD’en bezocht. De ervaring van degenen die al bezocht zijn is dat de gesprekken in goede verstandhouding / sfeer verlopen en dat IGZ haar voorlopige oordeel op grond hiervan nuanceert. De voorzitter concludeert dat het daarom niet nodig is om een gezamenlijk standpunt in te nemen m.b.t. de relevantie van de toetsingscriteria en/of gehanteerde normering. 7b. Registratie problemen Eigen Risico Meijer stelt voor de problemen die zich voordoen wanneer patiënten aanspraak op hun eigen risico moeten doen, landelijk op dezelfde wijze te registreren zoals voorgesteld in bijgaand Excel format. De gegevens kunnen dan op een nader te bepalen moment worden geaggregeerd. De GGD Amsterdam is bereid om na (bijvoorbeeld) een periode van één jaar alle bestanden samen te voegen en de evaluatie te doen. Alink stelt voor bij ‘consequentie’ een afkorting toe te voegen voor ‘geen verdere diagnostiek mogelijk’. Dit zal worden meegenomen. Haddad merkt op dat de kosten voor DOT niet worden genoemd. Meijer antwoordt dat dit niet van het eigen risico wordt gehaald omdat het een consult is. De secretaris meldt namens Niesje Jansen dat de KNCV graag knelpunten blijft horen, tot nu toe zijn nog weinig meldingen binnengekomen. Jansen pleit ervoor ook problematiek rond de Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 9 regeling van CVZ (illegalen dienen voor ieder recept zelf € 5,- te betalen) te registreren. Meijer is hier niet voor omdat dit bestandsvervuiling met zich meebrengt. De secretaris stelt voor dat GGD’en die dit ook willen registreren duidelijk aangegeven welke doelgroep het betreft. De CPT gaat akkoord met het voorstel. De GGD Amsterdam zal een Excel bestand rondsturen, dat vanaf 1 april 2014 gedurende één jaar bijgehouden gaat worden en is bereid om na een jaar over de landelijke gegevens terug te rapporteren in de CPT. Actie 8. Signalering centraal – CPT a Mededelingen KNCV Tuberculosefonds. -De Vries meldt dat voor de publiciteitscampagne ‘Kappen met tbc’ voor Wereldtuberculosedag op 24 maart verschillende BN’ers met een mondmasker zijn gefotografeerd. -Het definitieve rapport van de Country Review wordt eind maart verwacht. Dit zal naar het veld worden verspreid en zal naar verwachting in de CPT-vergadering van juni besproken worden. b. Mededelingen RIVM-CIb Slump meldt dat de gegevens uit de mededelingen alweer iets zijn achterhaald: het aantal patiënten voor 2013 is definitief op 848 vastgesteld. c. Mededelingen RTC Het nieuwe jaarplan is opgesteld. Onderwerpen zijn o.a. een inventarisatie van de tbc-diagnostiek die laboratoria zelf doen en wat ze uitbesteden, zoals moleculaire resistentie. Mensen zal nagaan of het jaarplan gedeeld kan worden met de CPT. d. Mededelingen GGD Nederland Zie bijlage. Deze spreekt voor zich. 9. Voortgangsrapportage werkgroepen a CPT-werkgroepen - Plenaire visitatiecommissie -Oudshoorn meldt dat de plenaire visitatiecommissie (PVC) overleg heeft gehad met het LRCB. De LRCB zal iedere 2 jaar de GGD’en op locatie visiteren. Dit zal niet interfereren met de 5-jaar cyclus van de PVC. De PVC zal de visitaties niet (meer) op de röntgendiagnostiek richten, maar wel vragen of men aan de LRCB-visitatie meedoet. Met het LRCB is afgesproken dat de PVC geen deel hoeft uit te maken van de LRCB-visitatiecommissie, omdat een vertegenwoordiger uit de tbc-bestrijding met specifieke deskundigheid op het gebied van röntgendiagnostiek de eerste vereiste is. De PVC is nu druk bezig met de voorbereidingen van de eerste regiovisitatie nieuwe stijl die op 20 en 21 mei gaat plaatsvinden in de regio ZON&Zee. - Werkgroep Behandeling LTBI. Is eerder aan de orde geweest. - Werkgroep CORD. De werkgroep is nu ondergebracht in de RTC-bijeenkomsten omdat de meeste leden van CORD ook RTC’er waren. De werkgroep kijkt nog welke informatie op welk moment wordt teruggekoppeld aan het veld. -Werkgroep Diagnostiek LTBI. De werkgroep is een eerste keer bijeen gekomen en heeft een werken tijdsplanning gemaakt. Het streven is om in september met een 1e concept te komen. - Werkgroep Monitoring Screening risicogroepen. Ter informatie is in de bijlage het hulpmiddel voor de afsluiten van de immigrantenscreening in TUBIS bijgevoegd. - Werkgroep Multiresistente tuberculose De Vries: 9 april zal een de MDR-werkgroep een workshop met het thema ambulante zorg voor de MDR-patiënt organiseren. Met behulp van enkele verpleegkundigen wordt gewerkt aan een in het najaar te organiseren cursus MDR- tuberculose voor verpleegkundigen. Schreurs vraagt of er ook een sociaal verpleegkundige deel uit maakt van de werkgroep MDR. De Vries antwoordt dat de werkgroep nog geen toegevoegde waarde ziet voor deelname van een verpleegkundige in de werkgroep, omdat in de werkgroep vooral wordt gesproken over de klinische behandeling van patiënten. Wanneer ambulante verpleegkundige zorg een duidelijke plek krijgt bij de behandeling zal deelname van een verpleegkundige opnieuw overwogen. Schreurs vraagt hoe er voor gezorgd wordt dat verpleegkundigen meedenken over verbetering van de registratie in het NTR. De Vries zal dit bespreken in de werkgroep. - Werkgroep Tuberculose-HIV. Geen bijzonderheden. - Werkgroep Evaluatie OsirisNTR. Slump meldt dat er op 31 maart een startbijeenkomst plaatsvindt. Mogelijk worden er ook werkbezoeken aan de GGD gepland. Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 10 - Werkgroep voorlichtingsmaterialen. Geen nieuws. b Overige werkgroepen - Registratiecommissie NTR. Oudshoorn merkt op dat nog opvolging voor Ben Koster wordt gezocht. - NVMM-richtlijngroep. - Begeleidingscommissie actualisering richtlijn bron- en contactonderzoek. Met de afronding van de richtlijn kan de Begeleidingscommissie actualisering richtlijn Contactonderzoek worden opgeheven. De voorzitter dankt ieder lid van de Commissie voor zijn/haar inbreng. 9. Rondvraag - Van de Fliert meldt dat Defensie overweegt om mee te werken aan het onderzoek m.b.t. de E-nose samen met Tjip van der Werf uit Groningen. -Van de Fliert vraagt wat de afspraken zijn over hertesten met de THT als iemand niet tijdig verschijnt voor het aflezen. De CPT informeert hem dat de THT binnen 2 weken op de andere arm kan worden gezet en na 1 maand weer dezelfde arm. Dit staat ook in de Wijzer voor de tbc-bestrijding. -Van de Fliert vraag of de CPT zich ook kan uitspreken over normen voor andere groepen dan MTM’ers die ook voor THT zetten, zoals medewerkers Defensie, Arbodienstmedewerkers en dokterassistentes. De CPT is van mening dat per specifieke taak dezelfde normen als benoemd voor MTM’ers gelden. Volgens Van de Fliert ligt deze norm voor het aantal THTs zo hoog dat bijna geen enkele dienst deze taak nog zou mogen doen. -Van Haeften meldt dat Ben Koster van april –oktober weer 2 dagen per week op de GGD regio Utrecht werkzaam zal zijn. -Van Haeften meldt namens Joke van Loenhout dat ze vandaag helaas verhinderd was maar dat dit haar laatste CPT-vergadering zou zijn geweest i.v.m. haar aanstaande pensionering. Er zal in de regio naar een opvolgster worden gezocht. De secretaris meldt dat het CPT-secretariaat door DJI is gevraagd mee te denken over de toekomst van de screening van gedetineerden op tuberculose. Justitie vraagt of bij dalende opbrengst van de screening deze wel moet worden voortgezet of verder kan worden beperkt tot specifieke risicogroepen. Wanneer de officiële (schriftelijke) vraagstelling binnen komt zal het CPT-secretariaat deze doorsturen aan de werkgroep MSR. E.e.a. zal in de CPT terugkomen. 10. Sluiting De voorzitter sluit om 16.50 de vergadering. . Verslag CPT-bijeenkomst 14-03-2014 11
© Copyright 2025 ExpyDoc