Master Of Crisis and Public Order Management 2013 Hans Opsteen Instituut voor Fysieke Veiligheid & Politieacademie DE RIJKSOVERHEID FACILITEERT EEN LANDELIJK PROCES RESOURCEMANAGEMENT MASTERTHESIS BEHORENDE BIJ KERNOPGAVE 5200510 EN KERNOPGAVE 5200511 RISICO-ASSESSMENT EN VOORBEREIDING BINNEN GEVAAR- EN CRISISBEHEERSING & FUNCTIONEREN BINNEN GEVAAR- EN CRISISBEHEERSING MASTER OF CRISIS AND PUBLIC ORDER MANAGEMENT J.W.H. Opsteen Kerkveld 5388 RH Nistelrode [email protected] 06-13395034 Studentnummer: 219009 Examendatum: 12 december 2013 Begeleider: Dr. M.J. van Duin, [email protected] VOORWOORD Deze Masterthesis markeert het einde van een interessante en enerverende periode. Interessant vanwege de nieuwe wereld die voor me is opengegaan, enerverend door de veranderingen die het met zich mee heeft gebracht. Mijn dank gaat uit naar de medestudenten die niet alleen inzicht hebben gegeven in hun werkwerelden maar waaruit ook steun en ondersteuning voort is gekomen voor het volbrengen van deze studie. Ook toen zij al klaar waren. De decanen en docenten die met hun enthousiasme en prikkelende manier van kijken naar de verschillende onderwerpen, reden gaven tot nadenken en bij hebben gedragen in het opdoen van nieuwe inzichten, ideeën en doelen. Gonne Schras, voor haar feedback en kritische noten en enthousiasme wat een bijdrage heeft geleverd in de zin om te schrijven. Ten slotte de mensen in mijn omgeving die regelmatig “slachtoffer” werden van mijn verhalen over de scriptie in wording. Bovenal dank ik mijn gezin, aangezien zij in de afgelopen drie jaren met regelmaat moesten bijspringen als de studie voorrang kreeg. Mijn vrouw, Saskia, die met regelmaat de eerste redactionele stappen verrichte om het stuk leesbaar en begrijpelijk te houden en mijn dochter, Sarah, die uit de studeerkamer werd gezet of menig vakantie mee moest naar de speelboerderij zodat papa kon studeren en schrijven. Het gaat om nuchterheid en veerkracht, nuchterheid over de mogelijkheden die je soms zelf niet ziet en veerkracht bij de tegenslagen. Hans Opsteen Nistelrode, 11 november 2013 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement SAMENVATTING AANLEIDING Van 1952 tot en met 1985 kende Nederland één organisatie die was belast met het verrichten van steun aan de bevolking onder bijzondere omstandigheden, de Bescherming Bevolking (BB). Eén organisatie die verantwoordelijk was voor de leiding en coördinatie en inzet van capaciteiten bij rampen en crises. Uitgangspunt van het hele BB-apparaat was decentralisatie: rampenbestrijding was een lokale verantwoordelijkheid. Met de opheffing van de BB werd de operationele leiding voor de rampenbestrijding bij de brandweer belegd. Dit paste ook bij het toenmalige beeld, dat de brandweer en ambulancediensten - en voor wat betreft de grote gemeenten – ook de politie, gemeentelijk georiënteerd en gefinancierd waren. De toenemende complexiteit van de samenleving en de risico’s daarbinnen, leidde tot een andere kijk op rampenbestrijding. De rampen die zich voordoen zijn steeds vaker gemeentegrens overschrijdend of gaan de capaciteit van de kleinere gemeenten te boven. Ook treden er steeds vaker crises op, dreigende ontwrichting van de samenleving, zonder dat er direct sprake is van een ramp. De toenemende risico’s van grote industriële complexen, maar ook de afhankelijkheid van nutsvoorzieningen, zorgen ervoor dat de rampenbestrijding geconfronteerd wordt met nieuwe risico’s en gevolgen van rampen. Maar ook het aantal partners, dat een rol in de bestrijding van rampen en crises heeft, neemt toe. Enerzijds vanwege betrokkenheid bij het incident of de gevolgen ervan, anderzijds vanwege een belang in het bestrijden van het incident. Dit was de aanzet tot een multidisciplinaire aanpak van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, binnen een nieuw bestuurlijk fenomeen, de veiligheidsregio. Op 1 oktober 2010 trad de Wet op de Veiligheidsregio’s in werking. Deze wet stelt, dat de veiligheidsregio een actieve en coördinerende rol vervult bij de bestrijding van rampen en de beheersing van crises. De Wet veiligheidsregio stelt eisen aan de crisisorganisatie, zoals deze vorm moet krijgen in de veiligheidsregio’s. Naast de wet is er ook een Besluit Veiligheidregio’s (BvR). Het BvR bevat kwaliteitseisen voor de processen die kritisch zijn voor de bestrijding van rampen en grootschalige incidenten. De nadruk ligt op informatiemanagement en netcentrisch werken als de oplossing voor de problemen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Bijlmerramp (1992), de Herculesramp (1996), de vuurwerkramp in Enschede (2000) en de brand in Volendam (2000) zijn aanleiding om bovenregionaal invulling te geven aan het coördineren van de inzet van capaciteiten en het ondersteunen van veiligheidsregio’s met specialistische kennis en middelen. Achtereenvolgens worden de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) in 2005, het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) in 2005 en de Landelijke Meldkamer Ambulancezorg (LMAZ) in 2007 opgericht. Uit de rapporten over recente incidenten als de Poldercrash (2009), de brand in Moerdijk (2011) en de recente grote bos en heidebranden zoals de brand op de Strabrechtse Heide (2010), blijkt, dat ondanks deze bovenregionale organisaties, er toch aanleiding is om de bovenregionale coördinatie en inzet van capaciteiten te verbeteren. In 2012 komt het advies van de Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale ii 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Samenwerking uit en in 2013 komt het rapport “Eenheid in Verscheidenheid, de uitwerking van het advies van de Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking. De uitkomsten zijn: eenheid in opschaling, leiding en coördinatie. Nadruk ligt op leiding en coördinatie, informatiemanagement, crisiscommunicatie en advisering. Wat ontbreekt, is het bundelen van de capaciteiten, die binnen de overheid en haar partners op zowel regionaal als landelijk niveau voor handen zijn. In navolging van het ontwikkelen van het proces ondersteuning voor de Veiligheidsregio’s, kan het inrichten van een RM proces op landelijk niveau van meerwaarde zijn. Hierbij zouden de capaciteiten van alle Rijksoverheden en partners in kaart kunnen worden gebracht en gekoppeld aan voorkomende risico’s uit de risicoprofielen op landelijk en regionaal niveau. Deze gedachtegang leidt tot de centrale vraag: PROBLEEMSTELLING Heeft de invoering van een landelijk proces resourcemanagement meerwaarde voor de effectieve en efficiënte bestrijding van rampen en crisis? DEELVRAGEN 1. Hoe kan een landelijk proces resourcemanagement bestuurlijk georganiseerd worden, waarbij het Rijk faciliteert binnen de wettelijke kaders? 2. Hoe kan de ondersteuning en coördinatie op landelijk niveau ingericht worden? 3. Welke bijdragen dienen de verschillende betrokken partners te leveren? 4. Hoe moeten de capaciteiten van de verschillende partners worden gekoppeld? DOELSTELLINGEN Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de mogelijkheden een landelijk proces resourcemanagement in te voeren, ter ondersteuning van de veiligheidsregio’s. Om te kunnen concluderen of een landelijk resource proces een meerwaarde heeft, heb ik allereerst beschreven wat resourcemanagement binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing is en welke randvoorwaarden moeten worden ingevuld. Vervolgens ben ik ingegaan op het wettelijke kader en de omgeving waarin resourcemanagement moet worden vormgegeven en ben ik ingegaan op de laatste ontwikkelingen. Vervolgens heb ik om een oordeel te kunnen geven over de meerwaarde van een proces resourcemanagement op landelijk niveau en de samenwerking tussen het regionale en landelijke niveau in de rampenbestrijding en crisisbeheersing, een referentiekader benoemt. Door drie cases af te zetten tegen het referentiekader, op basis van relevante rapporten, kon er een oordeel worden gegeven over de meerwaarde van een landelijk proces resourcemanagement. Door de uitkomsten van de boordelingen van de drie cases met elkaar te vergelijken, ontdekte ik overeenkomsten die hebben geleid tot conclusies en aanbevelingen over de meerwaarde van het inrichten van een landelijk proces resourcemanagement. Bij de analyse is gebruik gemaakt van de PMI methode van De Bono. iii 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement CONCLUSIES Op basis van literatuuronderzoek en de analyse van de drie cases kom ik tot de conclusie dat de hypothese wordt bevestigd. De hypothese: Landelijke ondersteuning van de veiligheidsregio’s met bestuurlijk advies is niet voldoende om de effectiviteit en efficiency van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te verhogen. Uit de analyse van drie cases, blijkt dat een resourcemanagement proces op landelijk niveau een meerwaarde heeft in de bestrijding van rampen en crisis. Uit de analyse blijkt dat de veiligheidsregio’s gebaad zijn bij ondersteuning vanuit het nationale niveau. Het betreft hier het uit handen nemen van de organisatie en coördinatie van resources. Daarnaast blijkt uit de analyses dat het wenselijk is dat er op landelijk niveau expertise aanwezig is die wordt aangewend om de regio’s te ondersteunen bij het maken van keuzes ten aanzien van de inzet van middelen. De hypothese was dat landelijke ondersteuning van de veiligheidsregio’s met bestuurlijk advies niet voldoende is om de effectiviteit en efficiency van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te verhogen. In mijn onderzoek wordt bevestigd dat het concreet ondersteunen van de regio’s leidt tot een effectievere aanpak van een ramp of crisis. De rol van het landelijke niveau is niet beperkt tot alleen adviseren. Het gat tussen de inzet van regionale en landelijke capaciteiten wordt niet volledig gevuld met de implementatievoorstellen vanuit het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ als niet ingegaan wordt op de vraag hoe het landelijke niveau kan faciliteren. Uit de rapporten komt naar voren dat de faciliterende rol van de Rijksoverheid ook moet worden beschreven. De vraag daarbij is hoe het landelijke niveau kan ondersteunen, gericht op de operationele processen. Leiding en coördinatie, informatiemanagement en resourcemanagement zijn drie processen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Leiding en coördinatie zijn ingevuld met de nieuwe GRIPregeling en informatiemanagement is landelijk ingevuld, ondersteund met een netcentrisch systeem. Nu is het zaak een landelijk proces resourcemanagement in te voeren dat aansluit op het regionale proces om zo een naadloze aansluiting tussen regionaal en landelijk niveau te waarborgen om zodoende de effectiviteit en de efficiëntie van de bestrijding van de ramp of crisis te bevorderen. Hoe kan een landelijk proces resourcemanagement bestuurlijk georganiseerd worden, waarbij het Rijk faciliteert binnen de wettelijke kaders? Eén Rijksloket voor crisisbeheersing en het instellen van een vraagregisseur op regionaal niveau is een goed voorstel, echter regionaal en nationaal niveau moeten dan wel dezelfde taal spreken en dezelfde processen hanteren. Als het landelijke niveau geen meerwaarde biedt voor de regio’s zal geen gebruik worden gemaakt van de faciliterende rol van de Rijksoverheid. Duidelijkheid over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de samenwerking op het gebied van resourcemanagement zullen dan ook eenduidig en concreet moeten worden beschreven. iv 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Hoe kan de ondersteuning en coördinatie op landelijk niveau ingericht worden? In de huidige werkwijze vindt ondersteuning en coördinatie van interregionale bijstand plaats op basis van de vraag, echter een benadering vanuit het vragen naar de gewenste effecten biedt meer mogelijkheden om te kijken naar alternatieven. Ondersteuning en coördinatie moeten gericht zijn op het weghalen van knelpunten bij de regio zodat deze zich kan richten op het bestrijden van het incident. De samenwerking van het nationale en regionale niveau binnen het proces resourcemanagement, is een systematische serie van activiteiten (stappen) die tot het effectief en efficiënt ondersteunen van de operationele processen moet leiden. Het proces resourcemanagement kent een preparatieve en een repressieve fase. In de preparatieve fase moet op basis van risicoprofielen en crisisplannen een indeling worden gemaakt naar capaciteiten per risicogebied, vastgesteld worden wie deze capaciteiten kan leveren en contactinformatie worden geregistreerd. In de repressieve fase ligt de nadruk op ondersteuning van de operationele processen teneinde het incident zo effectief en efficiënt mogelijk te bestrijden. Op grond van het gedeelde beeld en de risicoinventarisatie uit de preparatieve fase kan het landelijke niveau een eigen analyse uitvoeren ter ondersteuning van de regio’s en op grond van de beschikbare capaciteiten en lessons learned een advies geven aan de regio. Welke bijdragen dienen de verschillende betrokken partners te leveren? Het gaat hierbij om de regierol, de adviesrol en coördinatie van interregionale bijstand. Op grond van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten afspraken worden gemaakt over de samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau. Rolvastheid is hierbij belangrijk en in het proces moeten duidelijk afspraken worden gemaakt over de operationele processen versus de te leveren ondersteuning en coördinatie van interregionale bijstand. Hoe moeten de capaciteiten van de verschillende partners worden gekoppeld? Om een landelijke capaciteitenmatrix te kunnen opstellen, moet er inzicht zijn in de beschikbare capaciteiten bij de partners. Op basis van gemaakte afspraken over het leveren van gegarandeerde en niet-gegarandeerde capaciteiten moeten de betrokken instanties informatie aanleveren over mogelijkheden van de capaciteiten, leveringsvoorwaarden als levertijd, inzetduur en logistieke zelfstandigheid. En vooral belangrijk is een 24/7 contactmogelijkheid voor het oproepen van beschikbare capaciteiten. AANBEVELINGEN Netcentrisch werken is een voorwaarde voor een goede informatievoorziening. Draag zorg voor het inventariseren van de informatiebehoefte van de veiligheidsregio’s vanuit het landelijk operationeel beeld en maak afspraken over de landelijke ondersteuning bij het opstellen van een actueel en gedeeld beeld van het incident. v 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Eenduidige communicatielijnen zijn een voorwaarde om de druk op de meldkamer te verminderen. Het instellen van een vraagregisseur op regionaal niveau vraagt om een aanspreekpunt op landelijk niveau. Draag naast één loket voor crisisbeheersing, zorg voor een ter zake kundig aanspreekpunt op het gebied van het proces resourcemanagement en beschikbare capaciteiten. Leg de afspraken over informatievoorziening en over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de functionarissen in het werkveld van resourcemanagement vast in het Besluit Veiligheidsregio’s. Koppeling van regionale en landelijke ondersteuning vraagt om eenduidige processen. Draag zorg voor een landelijk proces resourcemanagement dat aansluit op het regionale proces. Resourcemanagement vraagt om een inventarisatie van beschikbare capaciteiten gekoppeld aan risico’s. Draag zorg voor het instellen van een landelijke capaciteitenmatrix. Een capaciteitenmatrix vraagt inzicht in beschikbare capaciteiten van betrokken partijen. Draag zorg voor een beheersorganisatie waarbij de overzichten van beschikbare capaciteiten van de betrokken partijen worden gekoppeld. Maak daarin onderscheid tussen gegarandeerde en nietgegarandeerde capaciteiten om de bedrijfsvoering van de betrokken instanties niet te verstoren. Inventariseer op landelijk niveau de lessons learned uit incidenten. Draag er zorg voor dat deze ervaringen beschikbaar zijn voor de verschillende organisaties zodat er in oefeningen, trainingen en de briefing ten tijde van het incident aandacht aan kan worden gegeven. vi 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement INHOUD Voorwoord .............................................................................................................................................................. i Samenvatting ......................................................................................................................................................... ii 1 Inleiding .............................................................................................................................................................. 1 1.2 probleemstelling .......................................................................................................................................... 3 1.3 Hypothese.................................................................................................................................................... 4 1.4 Doelstellingen .............................................................................................................................................. 4 1.5 Te beschouwen cases ................................................................................................................................... 4 1.6 Deelvragen ................................................................................................................................................... 4 1.7 Onderzoeksmethode .................................................................................................................................... 4 1.8 Leeswijzer .................................................................................................................................................... 5 2 Theoretisch kader: Resourcemanagement ........................................................................................................... 6 2.1 Inleiding ....................................................................................................................................................... 6 2.2 Wat is resourcemanagement binnen rampenbestrijding en crisisbeheersing? ............................................... 6 2.3 Uitgangspunten en definitie van resourcemanagement ................................................................................ 7 2.4 Voorwaarden resourcemanagement .......................................................................................................... 10 Integrale benadering ................................................................................................................................... 10 Netwerk van betrokken organisaties............................................................................................................ 13 Netcentrisch werken ................................................................................................................................... 14 2.5 Afronding ................................................................................................................................................... 15 3 Achtergronden .................................................................................................................................................. 16 3.1 Inleiding ..................................................................................................................................................... 16 3.2 Wettelijk kader........................................................................................................................................... 16 Regionaal niveau ......................................................................................................................................... 16 Landelijk niveau........................................................................................................................................... 18 3.2 Netwerk ..................................................................................................................................................... 19 3.3 Nieuwe ontwikkelingen .............................................................................................................................. 21 Bovenregionaal/landelijk GRIP ..................................................................................................................... 21 3.3 Uitleiding ................................................................................................................................................... 23 4 Operationalisatie ............................................................................................................................................... 24 4.1 Inleiding ..................................................................................................................................................... 24 4.2 Operationalisatie........................................................................................................................................ 25 Beeldvorming en analyse ............................................................................................................................. 26 Inventariseren ............................................................................................................................................. 27 Organiseren en coördineren van de bijstand ................................................................................................ 28 Monitoren en bewaken ............................................................................................................................... 28 5 onderzoek ......................................................................................................................................................... 30 5.1 Poldercrash (2009) ..................................................................................................................................... 30 Beeldvorming en analyse ............................................................................................................................. 31 Inventariseren ............................................................................................................................................. 31 Organiseren en coördineren ........................................................................................................................ 31 vii 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Monitoren en bewaken ............................................................................................................................... 32 Samenvattend ............................................................................................................................................. 32 5.2 Brand Strabrechtse heide (2010) ................................................................................................................ 33 Beeldvorming en analyse ............................................................................................................................. 33 Inventariseren ............................................................................................................................................. 34 Organiseren en coördineren ........................................................................................................................ 35 Monitoren en bewaken ............................................................................................................................... 36 Samenvattend ............................................................................................................................................. 36 5.3 Brand Chemie-pack (2011) ......................................................................................................................... 37 Beeldvorming en analyse ............................................................................................................................. 37 Inventariseren ............................................................................................................................................. 38 Organiseren en coördineren ........................................................................................................................ 38 Monitoren en bewaken ............................................................................................................................... 39 Samenvattend ............................................................................................................................................. 39 5.4 Overeenkomsten........................................................................................................................................ 39 Beeldvorming en analyse ............................................................................................................................. 39 Inventariseren ............................................................................................................................................. 40 Organiseren en coordineren ........................................................................................................................ 41 Monitoren en bewaken ............................................................................................................................... 41 6 Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................................................. 42 6.1 Inleiding ..................................................................................................................................................... 42 6.2 Conclusies .................................................................................................................................................. 42 6.3 Aanbevelingen ........................................................................................................................................... 45 Bijlage A: Literatuurlijst en geraadpleegde bronnen .............................................................................................. 47 Bronnen........................................................................................................................................................... 47 Rapporten........................................................................................................................................................ 48 Internet ........................................................................................................................................................... 48 Verantwoording foto’s en figuren .................................................................................................................... 48 Bijlage B: Afkortingenlijst ...................................................................................................................................... 49 Bijlage C: PMI-analyse Poldercrash (2009)............................................................................................................. 50 Bijlage D: PMI-analyse Strabrechtse heide (2010).................................................................................................. 56 Bijlage E: PMI-analyse Chemie-Pack (2011) ........................................................................................................... 67 Bijlage F: Regionaal proces resourcemanagement ................................................................................................. 75 Bijlage G: Schematische weergave regionaal proces resourcemanagement ........................................................... 79 viii 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 1 INLEIDING In 1952 werd de wet op de Bescherming Bevolking afgekondigd. De Bescherming Bevolking (BB) was een civiele beschermingsorganisatie, die tot taak had het verrichten van steun aan de bevolking onder bijzondere omstandigheden zoals de gevolgen van oorlogshandelingen, maar ook grootschalige rampenbestrijding. (Van der Boom, 2000, p. 87) De BB had een kern van medewerkers in overheidsdienst en verder bestond de organisatie uit vrijwilligers. Het Rijk stelde materiaal beschikbaar om het werk op een goede manier te kunnen doen. Overal in Nederland werden depots aangelegd waar reddingsgereedschappen, werkkleding en eerste hulpartikelen werden opgeslagen. Hierdoor was er één organisatie verantwoordelijk voor de leiding en coördinatie en inzet van capaciteiten bij rampen en crises. In 1985 werd de organisatie opgeheven, en de vredestaken overgedragen aan de brandweer en het Rode Kruis. Uitgangspunt van het hele BB-apparaat was decentralisatie: rampenbestrijding was een lokale verantwoordelijkheid, dus diende de zeggenschap over de BB bij de gemeenten te liggen. Het opperbevel voor de rampenbestrijding ligt volgens de gemeentewet bij de burgemeester. (Gemeentewet, 1992, art. 173) Met het overnemen van de taken van de Bescherming Bevolking, werd de operationele leiding voor de rampenbestrijding bij de brandweer belegd. (Brandweeerwet, 1985, art.4) Dit past ook bij het toenmalige beeld, dat de brandweer en ambulancediensten - en voor wat betreft de grote gemeenten – ook de politie, gemeentelijk georiënteerd en gefinancierd waren. De toenemende complexiteit van de samenleving en de risico’s daarbinnen, leidt tot een andere kijk op rampenbestrijding. De rampen die zich voordoen zijn steeds vaker gemeentegrens overschrijdend of gaan de capaciteit van de kleinere gemeenten te boven. Ook treden er steeds vaker crises op, dreigende ontwrichting van de samenleving, zonder dat er direct sprake is van een ramp. De toenemende risico’s van grote industriële complexen, maar ook de afhankelijkheid van nutsvoorzieningen, zorgen ervoor dat de rampenbestrijding geconfronteerd wordt met nieuwe risico’s en gevolgen van rampen. Zij hebben een grotere impact op de samenleving. Er wordt gesproken van een verbreding van rampenbestrijding naar crisisbeheersing. Maar ook het aantal partners, dat een rol in de bestrijding van rampen en crises heeft, neemt toe. Enerzijds vanwege betrokkenheid bij het incident of de gevolgen ervan, anderzijds vanwege een belang in het bestrijden van het incident. In de tussenliggende jaren werd de politie gereorganiseerd en gingen de gemeentepolitie en rijkspolitie op in een regionale politie. De ambulancediensten werden geprivatiseerd en eveneens regionaal georganiseerd. Schaalvergroting was het devies. Betaalbaarheid de drijfveer. 1 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement In 2006 gaf de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken Mevr. Dr. G. ter Horst aan dat de rampenbestrijding in Nederland niet op orde is. Ze wilde af van de poldermentaliteit en gaf opdracht om de rampenbestrijding in 2009 van een 6- naar een 7+ te brengen. Dit was de aanzet tot een multidisciplinaire aanpak van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, binnen een nieuw bestuurlijk fenomeen, de Veiligheidsregio. Multidisciplinaire samenwerking is belangrijker dan ooit tevoren, gezien de onvoorspelbaarheid van de omgeving en de daaraan gekoppelde onvoorzienbaarheid van crises. (Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009, p. 15) Op 1 oktober 2010 trad uiteindelijk de Wet Veiligheidsregio’s (WvR) in werking. Deze wet stelt, dat de veiligheidsregio een actieve en coördinerende rol vervult bij de bestrijding van rampen en de beheersing van crises. (Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009, p. 6) De WvR stelt eisen aan de crisisorganisatie, zoals die vorm moet krijgen in de veiligheidsregio’s. (Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009, p. 7) Elke regio dient een risicoprofiel op te stellen en een crisisplan. Het risicoprofiel is “…een inventarisatie en analyse van de in een veiligheidsregio aanwezige risico’s, inclusief relevante risico’s uit aangrenzende gebieden.” (Handreiking Regionaal Risicoprofiel, 2009, p. 3) En het crisisplan heeft tot doel “… de contouren van een eenduidig operationeel crisisnetwerk te schetsen.” Naast de wet is er ook een Besluit Veiligheidregio’s (BvR). Het BvR bevat kwaliteitseisen voor de processen die kritisch zijn voor de bestrijding van rampen en grootschalige incidenten. Belangrijke aspecten daarbij zijn de tijdige opschaling, de waarschuwing en opkomst van de juiste personen en goede informatieverstrekking aan alle betrokkenen. Het spreekt voor zich dat een goede uitvoering van deze kritische processen een belangrijke bijdrage vormt aan een adequate bestrijding van een incident. (Rapport Brand Strabrechtse Heide Deel 1, 2011, p. 18) Naast een sturend proces, uitvoerende processen van de genoemde diensten, zijn er twee ondersteunende processen geïdentificeerd, respectievelijk de processen Informatiemanagement en Ondersteuning. De nadruk ligt op informatiemanagement en netcentrisch werken als de oplossing voor de problemen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Bijlmerramp (1992), de Herculesramp (1996), de vuurwerkramp in Enschede (2000) en de brand in Volendam (2000) zijn aanleiding om bovenregionaal invulling te geven aan het coördineren van de inzet van capaciteiten en het ondersteunen van veiligheidsregio’s met specialistische kennis en middelen. Achtereenvolgens worden de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) in 2005, het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) in 2005 en de Landelijke Meldkamer Ambulancezorg (LMAZ) in 2007 opgericht. Het doel van deze organisaties is respectievelijk: Het ondersteunen bij het voorbereiden op en bij het bestrijden van grootschalige incidenten, rampen en crisissituaties. Bij dreigende en acute crisis, grootschalige incidenten en evenementen te komen tot een 2 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement efficiënte en samenhangende inzet van mensen, middelen en expertise. Een bijdrage te leveren aan een betere afstemming door middel van advisering en ondersteuning. Daarnaast gaat in 2006 het project Intensivering Civiel-Militaire samenwerking van start, met als doel defensie van vangnet tot een structureel partner in veiligheid te maken. Uit de rapporten over recente incidenten als de Poldercrash (2009), de brand in Moerdijk (2011) en de recente grote bos en heidebranden zoals de brand op de Strabrechtse Heide (2010), blijkt, dat ondanks deze bovenregionale organisaties, er toch aanleiding is om de bovenregionale coördinatie en inzet van capaciteiten te verbeteren. In 2012 komt het advies van de Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking met een voorstel tot uitbreiding van de bestaande GRIP1 opschaling met een bovenregionale (GRIP 5) en landelijke opschaling (GRIP Rijk). In 2013 komt het rapport “Eenheid in Verscheidenheid” uit, de uitwerking van het advies van de Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking. De uitkomsten zijn: eenheid in opschaling, leiding en coördinatie. Nadruk ligt op leiding en coördinatie, informatiemanagement, crisiscommunicatie en advisering. Wat ontbreekt, is het bundelen van de capaciteiten, die binnen de overheid en haar partners op zowel regionaal als landelijk niveau voor handen zijn. Een aanzet hiertoe is genomen met het project Specialistisch Optreden op Maat (SOM) van de brandweer. Aanleiding tot dit project was het besluit van het Rijk om al het rijksmaterieel voor de brandweer over te dragen aan de brandweerorganisaties binnen de veiligheidsregio´s, in 2010. Het materieel is bestemd voor grootschalige en specialistische optredens van de brandweer. In dit project werd niet alleen gekeken naar de overdracht, maar ook naar de specialismen en de bijbehorende ondersteuning. Het doel is ervoor te zorgen dat door de ontwikkeling en borging van het specialistisch optreden er een optimale dekking is van regionale risicoprofielen. Maar deze aanpak heeft alleen betrekking op de brandweer. In navolging van het ontwikkelen van het proces ondersteuning voor de Veiligheidsregio’s, kan het inrichten van een RM proces op landelijk niveau van meerwaarde zijn. Hierbij worden de capaciteiten van alle Rijksoverheden en partners in kaart gebracht en gekoppeld aan voorkomende risico’s uit de risicoprofielen op landelijk en regionaal niveau. Dit leidt tot de centrale vraag: 1.2 PROBLEEMSTELLING Heeft de invoering van een landelijk proces resourcemanagement meerwaarde voor de effectieve en efficiënte bestrijding van rampen en crisis? 1 GRIP = Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure. 3 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 1.3 HYPOTHESE Landelijke ondersteuning van de veiligheidsregio’s met bestuurlijk advies is niet voldoende om de effectiviteit en efficiency van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te verhogen. 1.4 DOELSTELLINGEN Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de mogelijkheden een landelijk proces resourcemanagement in te voeren, ter ondersteuning van de veiligheidsregio’s. 1.5 TE BESCHOUWEN CASES Voor het onderzoek worden de volgende cases beschouwd. Als eerste de Poldercrash, één van de eerste incidenten waar de multidisciplinaire samenwerking binnen een veiligheidsregio werd onderzocht en er sprake was van ondersteuning vanuit meerdere regio’s en door het landelijke niveau. De brand op de Strabrechtse Heide, door de omvang van deze brand is bijstand verleend door veel Veiligheidsregio’s en daarnaast was een grote rol weggelegd voor defensie. De bestrijding heeft geleid tot een grote inzet van mensen en middelen. Ten slotte de brand bij Chemie-Pack. Bij deze brand waren meerdere veiligheidsregio’s betrokken als bron- en effectgebied en deze brand is aanleiding geweest tot het advies van de bestuurlijke werkgroep bovenregionale samenwerking over het effectief organiseren van de samenwerking tussen Rijk en gemeente/regio’s en de functionele ketens. 1.6 DEELVRAGEN 1. Hoe kan een landelijk proces resourcemanagement bestuurlijk georganiseerd worden, waarbij het Rijk faciliteert binnen de wettelijke kaders? 2. Hoe kan de ondersteuning en coördinatie op landelijk niveau ingericht worden? 3. Welke bijdragen dienen de verschillende betrokken partners te leveren? 4. Hoe moeten de capaciteiten van de verschillende partners worden gekoppeld? 1.7 ONDERZOEKSMETHOD E De deelvragen zullen worden beantwoord door literatuuronderzoek naar resourcemanagement binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing, waarbij de huidige procesbeschrijving van resourcemanagement op regionaal niveau als uitgangspunt zal dienen. Verder wordt onderzocht wat de wettelijke kaders zijn voor het invoeren van een landelijk proces resourcemanagement. Met behulp van het advies en de uitwerking van het advies van de bestuurlijke werkgroep bovenregionale samenwerking wordt aan de hand van de drie genoemde cases gekeken, of een landelijk proces resourcemanagement bijdraagt aan een effectiever een efficiëntere rampenbestrijding en crisisbeheersing en wat de randvoorwaarden zijn voor het inrichten van een landelijk proces resourcemanagement. 4 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 1.8 LEESWIJZER Dit hoofdstuk is een inleiding naar het onderwerp de faciliterende Rijksoverheid binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing, dat uitmondt in de doel- en de vraagstelling binnen het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat in op de theorie achter resourcemanagement binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de randvoorwaarden voor het goed kunnen uitvoeren van het proces. In hoofdstuk 3 worden de achtergronden geschetst waarbinnen resourcemanagement plaats kan vinden. Allereerst worden de wettelijke kaders, de omgeving en recente ontwikkelingen geschetst. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste elementen voor het onderzoek geoperationaliseerd en in hoofdstuk 5 heeft het empirisch onderzoek plaats en worden deze bevindingen weergegeven. Uiteindelijk wordt in hoofdstuk 6 afgesloten met conclusies en aanbevelingen. 5 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 2 THEORETISCH KADER: RESOURCEMANAGEMENT 2.1 INLEIDING In dit hoofdstuk wordt de term resourcemanagement onderzocht en gedefinieerd aan de hand van literatuur over resourcemanagement binnen andere disciplines en de definitie en beschrijving van het proces resourcemanagement op regionaal niveau. Onderzoek naar literatuur over resourcemanagement in rampenbestrijding en crisisbeheersing levert niet veel op. De enige focus die ik heb kunnen vinden ligt op team resourcemanagement in crisismanagement teams. Het gaat dan om de samenwerking binnen teams zoals medische teams in de operatiekamer of in complexe industrie. Het concept van Team Resourcemanagement is oorspronkelijk voortgekomen uit de luchtvaartsector. (Salas, E., Wilson, K.A., Edens, E., 2009, p. 341) Uit onderzoek bleek dat een groot aantal incidenten en ongevallen te wijten waren aan slechte teamprestaties waarbij onder andere cultuur, hiërarchie en communicatie in stressvolle omstandigheden elementen waren die bijdroegen aan deze slechte teamprestatie. 2.2 WAT IS RESOURCEMANAGEMENT BINNEN RAMPENBESTRIJDING EN CRISISBEHEERSING? Resourcemanagement in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing gaat naast samenwerking in teams meer over het beheer en de inzet van hulpmiddelen, veel literatuur gaat over human resourcemanagement (HRM) en enterprises resourcemanagement (ERM). Het aantal definities over HRM is talrijk. Een definitie die gangbaar is binnen HRM is de definitie van Ferris: ”HRM is the science and the practice that deals with the nature of the employment relationship and all the decisions, actions, and issues that relate to that relationship. In practice, it involves an organization’s acquisition, development, and utilization of employees, as well as the employees’ relationship to an organization and it s performance.” (Lievens, 2007, p. 23) Het gaat om alle beslissingen, acties en activiteiten die relateren aan de inzet van personeel ten behoeve van de activiteiten van een organisatie.’ Dijkstra omschrijft HRM als “… het zodanig effectief en efficiënt inrichten van de organisatie en aanpassen van het personeelsbestand dat de beste resultaten bereikt kunnen worden tegen zo laag mogelijke kosten en met een zo hoog mogelijke kwaliteit.” (Dijkstra, 2008, p. 3) Het gaat dus ook om het effectief en efficiënt inzetten van personeel om de beste resultaten te halen met de hoogst mogelijke kwaliteit. Eenzelfde definiëring komen we bij ERM tegen over de inzet van middelen: “Beheersing van de resources van de organisatie, zodat de gestelde strategische doelen worden bereikt.” (Van Heeswijk, Dirkx, 1999, p. 8) Een omschrijving van resourcemanagement vanuit bovenstaande definities komt neer op: Alle activiteiten gericht op het effectief en efficiënt beheersen en inzetten van personeel en middelen teneinde de doelstellingen van een organisatie te bereiken. Onderzoek naar een definitie of omschrijving van resourcemanagement binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing bij landelijke rampenbestrijding- en crisisbeheersingsorganisaties of gerelateerde 6 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement opleidingsinstanties leverde ook weinig op. Het Instituut Fysieke Veiligheid, de Akademie für Krisenmanagement, Notfallplanung und Zivilschutz in Duitsland hanteren geen beschrijvingen van resourcemanagement als functionaliteit binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Alleen de Amerikaanse Federal Emergency Management Agency (FEMA), benoemt resourcemanagement als functionaliteit. De FEMA omschrijft resourcemanagement als: ”Emergency management and incident response activities require carefully managed resources to meet incident needs. Utilization of the standardized resourcemanagement concepts such as typing, inventorying, organizing and tracking will facilitate the dispatch, deployment and recovery of resources before, during and after an incident.” (FEMA, 2013) Het beheer van acute noodsituatie en activiteiten ten behoeve van een incident vereist een effectieve en efficiënte inzet van resources, net als in de definities van HRM en ERM. Het vraagt om een gestandaardiseerde procedure die op alle niveaus wordt gehanteerd, met de volgende aspecten: typering, inventarisatie, bijstand en steunverlening, ondersteuning bij verplaatsing en afhandeling. In de volgende paragraaf ga ik in op de rol die deze omschrijving heeft gespeeld bij de definiëring van resourcemanagement binnen het regionale proces. 2.3 UITGANGSPUNTEN EN DEFINITIE VAN RESOURCEMANAGEMENT Resourcemanagement gaat om het effectief en efficiënt beheren en inzetten van mensen, middelen. Dit wordt aangevuld met kennis, want naast mensen en middelen gaat het steeds vaker ook om specifieke en specialistische kennis om incidenten te bestrijden. Binnen het proces resourcemanagement worden mensen, middelen en kennis aangeduid als capaciteiten. Resourcemanagement is meer dan logistiek en ondersteuning, het omvat ook melding en alarmering, opschaling en bijstand. In het Referentiekader Regionaal Crisisplan (RRCP) zijn de volgende uitgangspunten voor het proces resourcemanagement gedefinieerd, het gaat daarbij om het vermogen om bepaalde prestaties te behalen: Binnen een bepaalde omgeving. Binnen een bepaalde tijd. Continueren over een bepaalde periode. (Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009) Vanuit de omschrijving van de FEMA is gezocht naar overeenkomstige uitgangspunten in bestaande resourcemanagement en logistieke processen in crisismanagement. Deze zijn gevonden bij defensie en specifiek in de leidraad Operationele Materieellogistiek van de Koninklijke Landmacht. Om ze te kunnen toepassen op de civiele omstandigheden van de crisismanagementorganisatie is de terminologie aangepast en zijn specifieke elementen die van toepassing zijn op militaire operaties weggelaten en op andere plaatsen zijn civiele elementen toegevoegd. De uitgangspunten voor operationele logistiek zijn: Instandhouding ingezette eenheden. Instandhouding noodzakelijk vermogen. Centrale planning. Decentrale uitvoering. (Leidraad Operationele Materieellogistiek, 2006) 7 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement De instandhouding van ingezette eenheden heeft volgens de leidraad Operationele Materieellogistiek betrekking op vooraf, tijdens en na de inzet, in overeenstemming met de omschrijving van de FEMA ”… will facilitate the dispatch, deployment and recovery of resources before, during and after an incident” (FEMA, 2013). Het in stand houden van noodzakelijk vermogen is gericht op het behalen van de operationele doelstellingen binnen de beoogde tijdsperiode. Bij de FEMA wordt dit omschreven als: “Emergency management and incident response activities require carefully managed resources (personnel, teams, facilities, equipment and/or supplies) to meet incident needs.” (FEMA, 2013) Centrale planning is noodzakelijk voor effectiviteit en efficiency en decentrale uitvoering geeft invulling aan snelheid en flexibiliteit. (Leidraad Operationele Materieellogistiek, 2006) De omschrijving van de FEMA onderkent twee fases, de preperatieve en de repressieve fase. ”The resourcemanagement process can be separated into two parts: resourcemanagement as an element of preparedness and resourcemanagement during an incident. The preparedness activities (resource typing, credentialing and inventorying) are conducted on a continual basis to help ensure that resources are ready to be mobilized when called to an incident. Resourcemanagement during an incident is a finite process, with a distinct beginning and ending specific to the needs of the particular incident.” (FEMA, 2013) Een inventarisatie van de risico’s en de benodigde capaciteiten om deze risico’s af te dekken draagt bij aan het succesvol inzetten van capaciteiten. Het gaat om kennis over wat te doen en waarmee versus de voorspelbaarheid van het risico. Wildavsky geeft aan dat als de voorspelbaarheid hoog is en de kennis over wat te doen groot, er sprake is van anticipatie. Het vaststellen van een aanpak van het incident en het afstemmen van de benodigde capaciteiten is hiermee betrekkelijk makkelijk te plannen. De meerwaarde van dit proces zit echter bij incidenten waarbij de voorspelbaarheid laag is en de kennis over wat te doen gering. Hierin wordt een beroep gedaan op veerkracht. Onder veerkracht in deze context verstaan we het slim organiseren van de inzet van capaciteiten om het incident effectief en efficiënt te bestrijden. Wildavsky ziet veerkracht als de capaciteit om te gaan met onverwachte gevaren wanneer deze zich manifesteren. (Wildavsky, 1988, p. 78) In zijn lectorale rede definieert Van Duin veerkracht breder als: “de capaciteit van een sociaal systeem om zich aan te passen aan en te herstellen van niet-alledaagse, bijzondere verstoringen die het sociale systeem waarneemt en treft.” ( Van Duin, 2011, p. 49) Hoewel de definitie van Wildavsky beter past in de uitvoering van het proces resourcemanagement, benoemt Van Duin drie aspecten van veerkracht die betrekking hebben op het uitvoeren van het proces resourcemanagement, namelijk: flexibiliteit, slagkracht en variëteit. “Slagkracht betekent dat vanwege het feit dat er rekening mee moet worden gehouden dat er iets mis kan gaan. Dat betekent dat organisaties daar tegenover kracht moeten organiseren. Dat geldt bij alle soorten van risico’s (kerncentrale, vliegverkeer, evenementen e.d.). Uiteraard dient er een relatie te bestaan tussen omvang en het risico enerzijds en het vermogen hieraan weerstand te bieden anderzijds.“ ( Van Duin, 2011, p. 52) Dit impliceert dat opschaling en alarmering van voldoende middelen een afdoend middel is voor succes. “Flexibiliteit is erop gericht om ten tijde van een eventuele verstoring of calamiteit niet geheel te zijn aangewezen op één scenario of strategie.” ( Van Duin, 2011, p. 52) Het hebben van een overzicht van 8 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement beschikbare capaciteiten of organisatie die kunnen ondersteunen met specifieke capaciteiten biedt meer handelingsperspectief. “Variëteit is een variant van flexibiliteit. Het betekent dat soms tegelijk verschillende strategieën worden bewandeld.” ( Van Duin, 2011, p. 52) Bij complexe of grote incidenten biedt het hebben van een palet aan opties gebaseerd op kennis en met de vereiste mensen en middelen, een grotere kans op slagen. Met deze drie aspecten in het achterhoofd zijn de uitgangspunten van het proces resourcemanagement aangevuld en uitgebreid, waardoor de volgende omschrijving ontstaat: “Het operationele proces resourcemanagement is gerelateerd aan het ondersteunen van ingezette eenheden en richt zich op de instandhouding van eenheden, die vanuit alarmering of opschaling of vanuit bijstand worden ingezet ten behoeve van de incidentbestrijding of ondersteuning daarvan, voorafgaand, tijdens en na het incident. Het gaat om het handhaven van het noodzakelijke vermogen binnen de beoogde tijd om de operationele doelstellingen te bereiken. Verdere uitgangspunten zijn centrale planning en decentrale uitvoering”. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013) Alarmering en opschaling zijn bedoeld om in een korte tijd voldoende potentieel te genereren om het incident het hoofd te bieden. Door het slim inzetten van capaciteiten vanuit de eigen kolommen gecombineerd met mogelijkheden van ketenpartners die beschikken over kennis, mensen en middelen voor het bestrijden van specifiek risico’s of dezelfde capaciteiten voor het adequaat ondersteunen van de bestrijding van het incident, levert slagkracht. Centrale planning draagt bij aan de efficiency en effectiviteit van de inzet van capaciteiten, terwijl decentrale uitvoering ruimte geeft voor snelheid en flexibiliteit. Het in kaart brengen van benodigde capaciteiten en waar deze vandaan moeten komen biedt een vertrekpunt bij het opstarten van het proces. Het vooraf identificeren van alternatieven biedt ruimte om te variëren in de benadering van het incident vanuit verschillende scenario’s. Resourcemanagement betreft de ondersteuning van de operationele inzet in de ruimste betekenis en biedt operationeel leidinggevenden en specialisten een uitgangspunt bij het plannen, voorbereiden, uitvoeren en afronden van de ondersteuning van steeds weer andere operationele inzetten in allerlei rampen, crisis en scenario’s. Het doel van het resourcemanagement proces is het adviseren over en coördineren van de middelen en maatregelen die nodig zijn om de crisisbeheersingsorganisatie in staat te stellen om op te treden langer dan de periode van operationele en logistieke zelfredzaamheid. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013) Onder logistieke en operationele zelfstandigheid wordt verstaan: de hoeveelheid en aard van (operationele en logistieke) middelen van een eenheid, die het mogelijk maken om gedurende een vereiste tijdsduur een operationele taak zelfstandig uit te voeren. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013) Het resourcemanagement proces kent vier stappen. Beeldvorming en analyseren. Inventariseren. Organiseren en coördineren. 9 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Monitoren en bewaken. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013). In de volgende paragraaf ga ik in de op de voorwaarden voor het goed functioneren van het proces resourcemanagement. 2.4 VOORWAARDEN RESOURCEMANAGEMENT Om het proces resourcemanagement goed te laten verlopen zijn een aantal voorwaarden van toepassing. Allereerst kan het proces resourcemanagement niet alleenstaand worden benaderd. Zoals in het RRCP beschreven zijn de sturende, uitvoerende en ondersteunende processen onderling met elkaar verbonden en vormen een integrale benadering voor een crisismanagementorganisatie. Naast de organisaties die in het RRCP worden geïdentificeerd als onderdeel van een crisismanagementorganisatie, wordt ook aangegeven dat andere partnerorganisaties makkelijk moeten kunnen aansluiten bij de staande crisismanagementorganisatie. Dit geeft aan dat er sprake is van een netwerk van betrokken organisaties. Om de informatievoorziening over het incident goed te laten verlopen en de verschillende processen integraal te laten bijdragen aan het bestrijden van het incident is er een netcentrische werkwijze noodzakelijk. INTEGRALE BENADERING Het operationele niveau is richtinggevend voor de ondersteuning hetgeen impliceert dat er sprake moet zijn van een samenhang tussen operationele leiding, informatiemanagement en resourcemanagement. Het gaat daarbij om de juiste operationele processen te activeren, en de aansturing en ondersteuning daarop af te stemmen. De Bruijn e.a. beschrijven dit als: ’Het accent verschuift van de inhoud naar de manier waarop deze tot stand komt, vooraf worden door de betrokken partijen afspraken gemaakt over de manier waarop het besluitvormingsproces zal verlopen’. (De Bruin, Ten Heuvelhof, In 't Veld, 2008, p. 3) Dit is in principe in het RRCP beschreven en in de processen sturen, informatie- en resourcemanagement uitgewerkt. Echter moeten deze procesafspraken voldoende ruimte bieden voor de eigen belangen van de betrokken partijen. De kritische succesfactor is volgens het LBCB2 juist de aansturing daarvan. (Landelijk Beraad Crisisbeheersing, 2006, p. 43) Aan de hand van planvorming, situationeel beeld en scenario denken moet een inschatting worden gemaakt van het verloop en de duur van het incident. Het verloop van een incident is weergegeven in figuur 1. Per fase vraagt dit om een herdefiniëring van de opdracht op basis van het situationele beeld. Dit wordt ook in de omschrijving van de FEMA benoemd: ”Efficient and effective deployment of resources requires that resourcemanagement concepts and principles be used in all phases of emergency management and incident response.” (FEMA, 2013) Elke fase kent zijn eigen dynamiek, speer- en knelpunten, waarop de inzet van capaciteiten en de ondersteuning van ingezette eenheden dient te 2 LBCB = Landelijk Beraad Crisisbeheersing 10 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement worden afgestemd. De lengte van de ondersteuningspolsstok stelt grenzen aan de inzet. Dit vraagt om analyse van de noodzakelijke ondersteuning en heeft invloed op de operationele besluitvorming. Het inzetten van middelen van buiten de regio of van partners die niet standaard betrokken zijn bij de incidentbestrijding vergt coördinatie vooraf. In de plannen moeten deze partners vooraf al worden geïdentificeerd. Dit vraagt om een goed situationeel beeld. Figuur1: Fasering van een incident Voor een goed situationeel beeld is een goede informatievoorziening noodzakelijk. Het gaat hierbij niet alleen om het delen maar ook om het veredelen van informatie. Informatie moet geduid worden en in een context worden geplaatst. Het proces sturen is bepalend voor de context en bepaald de richting die aan de bestrijding van het incident wordt gegeven. Het proces resourcemanagement is ondersteund aan de crisismanagementorganisatie voor het organiseren van beschikbare capaciteiten en het in stand houden van het voortzettingsvermogen. Verder is het belangrijk om het proces resourcemanagement zelf ook te zien als een integraal proces. Het garanderen en in stand houden van voortzettingsvermogen of continuïteit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de samenwerkende kolommen. Partners kunnen elkaar daarbij helpen, er moet sprake zijn van een gezamenlijke inzetverantwoordelijkheid voor de incidentbestrijding en de ondersteuning. Dit betekent dat de eenheden die worden ingezet een gegarandeerd niveau van gereedheid, voortzettingsvermogen en mobiliteit moeten hebben. De ondersteuning van deze eenheden moet op elkaar worden afgestemd en gericht op het te bestrijden incident. De zwakste schakel bepaalt het succes van de inzet. De processen op het gebied van resourcemanagement op multidisciplinair niveau en logistieke ondersteuning van de verschillende kolommen vormen daarmee 11 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement één geheel. De processen van de kolommen vormen de decentrale uitvoering van het proces. De centrale planning geeft hier richting aan vanuit het oogpunt van efficiency en effectiviteit. Hierbij moet ruimte zijn voor flexibiliteit, het aanpassen aan snel wijzigende omstandigheden, waarbij vraag en aanbod (cyclisch van aard dan wel piekbehoeften) kunnen worden opgevangen, en eenvoud. Samengestelde en moeilijk te begrijpen plannen en opdrachten vergroten de kans op verwarring en daarmee een vermindering van de effectiviteit en efficiency. Voordelen van deze integrale aanpak zijn: Toename effectiviteit en efficiëntie. Hogere overdraagbaarheid. Betere beheersbaarheid. Groter lerend vermogen. (Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009, p. 29) Zeker als er dermate veel extra middelen en maatregelen gevraagd worden en er sprake is van een langdurige inzet moeten er multidisciplinaire afspraken gemaakt worden ten behoeve van de effectiviteit. Inzicht in de voor het bestrijden van het incident benodigde middelen, voorraden en ondersteuning, is voor de operationele leiding noodzakelijk om op de juiste wijze sturing te geven. Alleen dan kan de operationele leiding opdrachten verstrekken die ook uitvoerbaar zijn en kan op het juiste moment en de juiste plaats zwaartepunten worden gelegd. De capaciteitenmatrix is daarbij een hulpmiddel. Netcentrisch werken is daarbij een essentiële voorwaarde. In dit systeem wordt informatie, analyse en scenario gekoppeld tot een zogenaamd “shared situational awareness”. Leiding & Coördinatie Resource management Informatie Management Figuur2: Samenhangende processen 12 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement NETWERK VAN BETROKKEN ORGANISATIES Een andere voorwaarde voor een goed proces resourcemanagement is een netwerk van partners die vanuit hun expertise kunnen bijdragen met capaciteiten. Brianich von Brainich Felth beschrijft een crisis als een situatie waarin een vitaal belang wordt bedreigd en waarin normale middelen ontoereikend zijn om tegen deze bedreigingen op te treden. Het oplossen van een crisis vraagt desnoods gebruikmaking van niet-normale middelen. (Brainich von Brainich Felth, 2004, p. 13) Traditionele hulpverleningsdiensten moeten mogelijk gebruik maken van niet organieke middelen die bij ander partners voor handen zijn. Om een overzicht te krijgen van beschikbare capaciteiten wordt in het proces resourcemanagement gebruik gemaakt van een capaciteitenmatrix. In een capaciteitenmatrix wordt informatie over de mogelijkheden van ketenpartners en andere organisaties opgenomen met contactinformatie van de betreffende organisatie. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013, p. 6) In de omschrijving van de FEMA wordt dit onder de preparatieve activiteiten benoemd. 'The preparedness activities (resource typing, credentialing and inventorying) are conducted on a continual basis to help ensure that resources are ready to be mobilized when called to an incident.” (FEMA, 2013) Het gaat daarbij om het typeren van de resources, het vaststellen van de bruikbaarheid voor de incidentbestrijding binnen de planvorming. Een dergelijk systeem biedt op landelijk niveau een bredere inzetmogelijkheid om de capaciteiten van de Rijksoverheid, regionale overheden, functionele organisaties en publieke en private partners vast te leggen. Voor de capaciteitenmatrix kan gebruik gemaakt worden van een systeem dat door Zuurmond e.a. de kruispuntbank wordt genoemd. Hoewel ontwikkeld voor de Belgische Sociale Zekerheid, is het principe goed toepasbaar op het vormen van een landelijke capaciteitenmatrix. De essentie is als volgt: Het is een katalysator van samenwerking tussen Rijks-, regionale- en semi-overheden op een niet vrijblijvende en niet vrijwillige basis, gericht op het effectief en efficiënt inzetten van beschikbare capaciteiten voor rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het is een stelsel van authentieke registraties waarbij gegevens over capaciteiten bij de organisatie blijven waar ze toe behoren en waarbij andere partijen op ieder gewenst moment op ‘need-to-know’ basis gebruik kunnen maken. Het is een technisch netwerk waarbij systemen van ketenpartners zo op elkaar zijn aangesloten, dat snelle bevraging mogelijk is, waarmee zowel processen op landelijk als regionaal niveau ondersteund kunnen worden. (Zuurmond, Kinkhorst, Stor, 2004, p. 4) Resourcemanagement moet flexibel en schaalbaar zijn om ondersteunend te zijn ten tijde van een incident. ’Resourcemanagement should be flexible and scalable in order to support any incident and be adaptable to changes.’ (FEMA, 2013) Resources moeten aangepast kunnen worden aan veranderingen. Met deze werkwijze kan door gebruik te maken van bestaande infrastructuren en deze te koppelen aan een centrale database gewerkt worden aan een overzicht van beschikbare capaciteiten. Door het gebruik van authentieke registraties blijft de moederorganisatie verantwoordelijk voor de broninformatie en kunnen wijzigingen eenvoudig worden verwerkt, zonder diverse databases aan te 13 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement moeten passen. (Zuurmond, Kinkhorst, Stor, 2004, p. 8/9) Dit vraagt wel om een netcentrische toepassing om de informatie actueel te houden voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. NETCENTRISCH WERKEN Netcentrisch werken is in essentie een technisch ondersteunde werkwijze voor informatievoorziening, het gaat daarbij om een netwerk waarin de informatievoorziening is georganiseerd', waarbij informatie gelijktijdig, uniform en actueel beschikbaar is. (Radboud Universiteit Nijmegen, 2011, p. 10) De inhoudelijke veronderstelling bij netcentrisch werken is, dat er een netwerk beschikbaar is, waardoor er betere informatie-uitwisseling mogelijk is. Dit moet leiden tot een gezamenlijk situatiebeeld, met daaraan gekoppeld een gezamenlijk beter begrip van de situatie. Door de beschikbaarheid van informatie kan er sneller en eenduidiger een gemeenschappelijk beeld ontstaan en worden onderhouden. Door het betere, gedeelde beeld ontstaat ook de mogelijkheid om, zelfsturen, te coördineren en op elkaars acties in te spelen. Dit maakt meer flexibele werkwijzen en integrale vormen van inzet mogelijk. (Djurrema, 2010, p. 16) Figuur 3: Netcentrisch werken in beeld Vanuit de integrale benadering van de processtructuur van het RRCP, is netcentrisch werken noodzakelijk voor het delen van veredelde informatie vanuit het proces informatiemanagement, het 14 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement richting geven van het processturen en de ondersteuning met capaciteiten vanuit het proces resourcemanagement. 2.5 AFRONDING In dit hoofdstuk heb ik omschreven wat resourcemanagement binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing inhoud en welke voorwaarden er vervuld moeten worden om het proces resourcemanagement goed te kunnen invullen. In het volgende hoofdstuk ga ik in op de achtergronden van resourcemanagement, vanuit een wettelijk kader en vanuit het netwerk. Daarnaast ga ik in op recente ontwikkelingen in de samenwerking tussen het landelijke en het regionale niveau. 15 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 3 ACHTERGRONDEN 3.1 INLEIDING Bovens e.a. geven aan dat goed bestuur niet alleen afhankelijk is van verstandige politieke en bestuurlijke keuzes, maar ook van professioneel opererende en soepel samenwerkende organisaties. (Bovens, 't Hart,Van Twist, 2007, p. 19) De zorg voor veiligheid is een fundamentele opdracht voor de overheid. Burgers hebben recht op een overheid die doet wat redelijkerwijs verlangd kan worden om een veilige leefomgeving te scheppen. Tegelijkertijd stelt de burger zich kritisch op naar de overheid, als het gaat om doeltreffend en doelmatig optreden van die overheid. Bovens e.a. noemen het doelmatig en doeltreffend optreden van de overheid, het presterend bestuur. (Bovens, 't Hart,Van Twist, 2007, p. 29) Om duidelijk te krijgen hoe de overheid samenwerkt op het gebied van veiligheid is het noodzakelijk om eerst naar het wettelijke kader te kijken. Dit wettelijke kader heeft betrekking op het regionale en het landelijke niveau. Vanuit de doeltreffendheid en doelmatigheid is het belangrijk in beeld te krijgen hoe het netwerk van de rampenbestrijding en crisisbeheersing eruit ziet en hoe deze in het licht van resourcemanagement gestalte zou moeten krijgen. Ten slotte wordt het advies van de bestuurlijke werkgroep bovenregionale samenwerking en het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ belicht. Dit rapport gaat over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van regionale, bovenregionale en landelijke samenwerking op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. 3.2 WETTELIJK KADER REGIONAAL NIVEAU Binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing is er onder andere sprake van territoriale decentralisatie. Het primaat voor rampenbestrijding en crisisbeheersing ligt op lokaal niveau, daarbij is sprake van autonomie, Schrijvers en Smeets geven aan dat bij autonomie de wetgever een algemene bevoegdheid over laat aan het regelend en bestuurlijk inzicht van een lager lichaam. (Schrijvers, Smeets, 2003, p. 203) Van oudsher is de overtuiging dat rampenbestrijding en crisisbeheersing een lokale aangelegenheid is. (Van der Boom, 2000, p. 87) In de huidige gemeentewet, wordt het opperbevel voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing bij de Burgemeester gelegd. (Gemeentewet, art. 173) Om deze bevoegdheid op regionaal te kunnen uitvoeren stelt de wet op de veiligheidsregio in artikel 9 dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio, een gemeenschappelijke regeling moeten treffen gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio. (Wet veiligheidsregio's, 2010, art. 9) De reden hiervoor is de noodzakelijke 16 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement betrokkenheid van de gemeenten als vergunning verlener vanuit het bestemmingsplan en als beheerder en financier van de brandweer en GHOR3. Deze samenwerking tussen de gemeenten is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur. Verlengd lokaal bestuur is de aanduiding van samenwerking tussen decentrale overheidsorganen op basis van het publiekrecht, met een institutionele en beleidsmatige basis bij samenwerkingspartners. Verlengd lokaal bestuur impliceert dat er sprake is van een aanvulling op het lokale bestuur en niet van een zelfstandig functionerend bestuur zonder binding met het lokale bestuur. De uitgangspunten van verlengd lokaal bestuur zijn: vrijwilligheid van samenwerking, democratische en institutionele binding met de deelnemers en een taakopdracht vanuit de deelnemers. (Maas, 2010) In de Wet Veiligheidsregio’s is de samenwerking tussen gemeenten op het gebied van crisisbeheersing formeel vastgelegd. Artikel 9 van deze wet stelt: “De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 8, treffen een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio.” (Wet Veiligheidsregio's, 2010, art. 9) Artikel 15 van deze wet gaat over het risicoprofiel. Op basis van dit risicoprofiel stelt het bestuur van de veiligheidsregio ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. (Wet Veiligheidsregio's, 2010, art.14 lid 1) Dit beleidsplan bevat een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, van de politie, en van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Hierin zijn onder andere meegenomen landelijke doelstellingen, een oefenbeleidsplan en de manier waarop de informatievoorziening binnen en tussen de diensten en organisaties is geregeld. Naast het beleidsplan stelt het bestuur van de veiligheidsregio ten minste eenmaal in de vier jaar een crisisplan vast, waarin in ieder geval de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven, evenals van de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen. Het crisisplan is in ieder geval afgestemd met crisisplannen, vastgesteld voor het gebied van aangrenzende veiligheidsregio’s en van aangrenzende staten. (Wet Veiligheidsregio's, 2010, art. 16) Hier ligt de relatie met het RRCP4 en de processen, zoals genoemd in het vorige hoofdstuk. Naast de Wet Veiligheidsregio bestaat er het besluit veiligheidsregio’s, hierin worden wettelijke voorgeschreven functionaliteiten en hun taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden beschreven. De resourcemanager wordt daarin niet genoemd. Vandaar de aanduiding vergeten proces. Toch wordt er op verschillende manieren gezocht naar invulling van deze functionaliteit. Maar daarover meer in de paragraaf nieuwe ontwikkelingen. 3 4 GHOR = Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen RRCP = Referentiekader Regionaal Crisisplan 17 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement LANDELIJK NIVEAU Analoog aan regionale wetgeving is de verwachting dat op landelijk niveau een soortgelijke opbouw van planvorming heeft plaatsgevonden of plaats vindt. Nederland kent een nationaal risicoprofiel, maar in tegenstelling tot de veiligheidsregio’s zijn crisisbeheersing in het algemeen en rampenbestrijding in het bijzonder op nationaal niveau veel minder gereguleerd dan het geval is met rampenbestrijding op decentraal niveau. (Brainich von Brainich Felth, 2004, p. 48) Naast de territoriale decentralisatie is er namelijk ook sprake van een functionele decentralisatie. Dit betreft publiekrechtelijke lichamen, wiens regelende en/of besturende taak is beperkt tot de belangen waarvoor zij in het leven zijn geroepen, bijvoorbeeld de waterschappen en Rijkswaterstaat. Het doet er hierbij niet toe of zij die aangewezen belangen voor het geheel of slechts voor een deel ervan moeten behartigen. (Schrijvers, Smeets, 2003, p. 201) Door de opbouw van het binnenlandse bestuur kan het landelijke niveau niet zondermeer ingrijpen op lokaal niveau en is er sprake van bevoegdheden die sectoraal geregeld zijn. Verzelfstandiging, privatisering, introductie van marktwerking zijn alle drie verschijnselen die van belang zijn voor bij de crisisbeheersing betrokken partijen, zoals nutsbedrijven, waterscheppen en dergelijke. En wel omdat de zeggenschap verandert en daarmee de vraag opdoemt of en hoe een minister organen van decentrale overheden nog invloed hebben op een sector, organisatie of bedrijf in crisisomstandigheden. Op enkele thema’s is door middel van wetgeving vastgelegd dat de verantwoordelijkheid bij de landelijke overheid ligt. Voorbeelden hiervan zijn terrorisme, incidenten met nucleaire installaties en transporten van nucleair materiaal. Volgens het nationaal handboek crisisbesluitvorming is ieder ministerie verantwoordelijk voor de te nemen crisisbeheersingsmaatregelen op het eigen beleidsterrein en de financiering hiervan. Een ministerie is eveneens verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de crisisbeheersingsmaatregelen te nemen door de vitale bedrijven, instellingen en objecten, voor zover die entiteiten onder zijn verantwoordelijkheden vallen. (Ministerie van Defensie, 2006, p. 3) Dit legt een beperking op de inzet van overheidsmiddelen bij incidenten, zoals Brainich von Brainich Felth aangeeft, er is niet één organisatie die het in crisisomstandigheden overneemt. (Brainich von Brainich Felth, 2004, p. 25) Ingeval er meerdere departementen betrokken zijn bij de crisis treedt de minister van Veiligheid en Justitie op als coördinator. Voor de ondersteuning van dit proces beschikt het Ministerie van Veiligheid en Justitie over het NCC5. Het NCC heeft de functie van interdepartementaal facilitair communicatiecentrum en knooppunt van en voor de bestuurlijke informatievoorziening. (Ministerie van Defensie, 2006, p. 11) Daarnaast coördineert het LOCC6 de bovenregionale inzet en bijstand van politie- en veiligheidsregio’s, en defensie in de voorbereidingsfase en in de responsfase. (Ministerie van Defensie, 2006, p. 12) In 5 6 NCC = Nationaal Crisiscentrum LOCC = Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum 18 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement geval er sprake is van bedreiging van nationale en vitale belangen kan het LOCC uitgebreid worden naar een landelijke operationele staf. Deze beschrijving impliceert een scheiding van bestuurlijke en operationele taken op landelijk niveau, maar een mogelijkheid om door te pakken en op te schalen naar een landelijk operationeel en uiteindelijke een landelijk bestuurlijk niveau zijn pas recentelijk uitgewerkt. 3.2 NETWERK Het huidige netwerk van rampenbestrijding en crisisbeheersing wordt bepaald door de risicoprofielen in de veiligheidsregio’s en de nationale strategie veiligheid. Het is niet de bedoeling om het gehele netwerk te benoemen, aangezien het netwerk zoals het nu bestaat niet uitputtend is en door ontwikkelingen in de toekomst zullen mogelijk andere actoren moeten worden toegevoegd. Volgens Brainich von Brainich Felth wordt het handelen tijdens rampen en crisis namelijk niet langer bepaald door bepaalde oorzaken, maar gaat het om de behartiging van belangen. De eis van de burger stelt deze belangen aan de overheid, maar ook aan de veroorzakers van de risico’s. (Brainich von Brainich Felth, 2004, p. 12) Rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn daarmee niet voorbehouden aan de traditionele hulpverleningsdiensten, politie en gemeenten, maar vraagt om samenwerking van diverse betrokken partijen. Betrokken partijen, en deze opsomming is niet uitputtend, zijn de ministeries voor zover zij een verantwoordelijkheid hebben op het gebied van veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing in Nederland. Brainich von Brainich Felth constateert dat de achilleshiel van crisismanagement de relatie tussen organisaties is, vooral wanneer deze organisaties zich bevinden in verschillende sectoren of beleidsterreinen. De nadruk ligt dan op het zicht hebben op het relevante netwerk. Het in kaart brengen van een netwerk kan door twee vragen te beantwoorden: Wie heeft welke rol? (wie is waarvoor verantwoordelijk) en wie informeert wie? (Brainich von Brainich Felth, 2004, p. 21) Vanuit het oogpunt van resourcemanagement komt hierbij: Wie kan wat leveren? Doel daarbij is dat de overheid met bindende afspraken haar slagkracht kan vergroten en onnodige duplicatie van capaciteiten kan vermijden. (Ministerie van Defensie, 2006, p. 2) De verschillende organisaties op landelijk en regionaal niveau en de ketenpartners kunnen hierbij het beste worden beschouwd als het netwerk van verschillende actoren die op grond van hun taakstelling7 of vanuit hun functionele verantwoordelijkheid8 of vanwege hun capaciteiten9 een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid van burgers in Nederland. Een multi-actornetwerk voor rampenbestrijding en crisisbeheersing gericht op het effectief en efficiënt inzetten van capaciteiten. Een netwerk van een aantal actoren (organisaties of partijen) met verschillende belangen die voor de realisering van hun delen van elkaar afhankelijk zijn. (De Bruijn, Ten Heuvelhof, 2007) Die afhankelijkheid komt voort uit een maatschappelijk 7 Zoals de politie, brandweer, GHOR, gemeenten. Zoals de waterschappen, Rijkswaterstaat, nutsbedrijven 9 Zoals Defensie, Gezamenlijke Brandweer, ANWB 8 19 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement belang of vanwege een verantwoordelijkheid voor onder ander risico’s, maar heeft betrekking op het gezamenlijk voorkomen en bestrijden van rampen en crises. Aangezien we hier niet alleen te maken hebben met een regionaal niveau maar ook met een territoriale en functionele decentralisatie van het binnenlandse bestuur spreken we over meerdere dimensies. Strikwerda geeft in zijn boek: Van unitmanagement naar multidimensionele organisaties, een definitie voor multi-dimensionele organisaties. Toegepast op de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn de volgend kenmerken uit die definitie van toepassing: De verantwoordelijkheid is tegelijk belegd op meerdere dimensies. Informatie wordt simultaan over meerder dimensies gegenereerd. Het eigendom van de voor informatievoorziening vereiste transactiedatabase ligt op landelijk en niet op regionaal niveau of bij de verschillende ketenpartners. En er is, in verschillende gradaties, sprake van een ontkoppeling van een brede verantwoordelijkheid voor resultaten enerzijds en van zeggenschap over daarvoor vereiste capaciteiten anderzijds. (Strikwerda, 2008, p. 98/99) Daarmee komt naast de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is, de vraag naar voren wie informeert wie? Volgens het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’, ligt het initiatief bij het NCC om het netwerk zichtbaar te krijgen en te realiseren, samen met de koepelorganisaties van de kolommen. Daarvoor hebben ze schakels nodig, die de verbindingen leggen met en tussen de verschillende partners, de vertegenwoordiging van politie, brandweer, GHOR10 en Defensie binnen het LOCC is hierbij een vertrekpunt. De nadruk ligt daarbij op het opbouwen van kennis en informatie over betrokken organisaties, hun capaciteiten en het aanleggen van een contactsysteem. Zoals gezegd het netwerk is groot en zal met de lessen die getrokken worden uit toekomstige incidenten nog kunnen worden aangevuld. Voorbeelden uit het verleden zijn de oprichting van de LMAZ11, het LFR12 en met de overheveling van Rijksmaterialen naar de veiligheidsregio’s, de opzet van het project SOM13, nu Specialistisch optreden Brandweer Nederland. Waarbij acht primaire en drie ondersteunende specialismen worden onderkend en via kenniscentra en specialistische teams beschikbaar worden gesteld aan de veiligheidsregio’s. Het gaat hierbij om het opzetten van een netwerk van gebruikers en leveranciers die via een single point of contact kunnen worden benaderd voor het leveren van bijstand. Het gaat om een dynamisch netwerk van betrokkenheid afhankelijk van het risico, ramptype of crisis. Iedere betrokken organisatie levert een bijdrage, hetzij vanuit hun taak en verantwoordelijkheid, of vanuit hun specialisme of capaciteiten. Daarnaast zijn deze organisaties ook gebruiker in het netwerk, afhankelijk van de situatie. Het vastleggen van een overzicht van beschikbare capaciteiten, mensen, middelen en kennis past in de 10 GHOR = Geneeskundig Hulp bij Ongevallen en Rampen LMAZ = Landelijke Meldkamer Ambulancezorg 12 LFR = Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding 13 SOM = Specialistisch Optreden op Maat 11 20 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement nieuwe ontwikkelingen die vanuit het advies van de bestuurlijke werkgroep bovenregionale samenwerking zijn voorgesteld. 3.3 NIEUWE ONTWIKKELINGEN Samen met het ontwikkelen van de veiligheidsregio’s is er ook een toenemende overtuiging dat de veiligheidsregio’s het bij grote en zeker regio-overschrijdende rampen en crises niet alleen afkunnen. Daarnaast rijst meer en meer de vraag of de vereiste middelen opwegen tegen de kosten en of de overheid dit niet anders moet inrichten. De brandweer heeft hier een aanzet toe genomen met haar strategische reis ‘de Brandweer over morgen’. De brandweer heeft de afgelopen jaren te maken gekregen met veranderingen op vakinhoudelijk gebied, waaronder toenemende kwaliteitseisen, ontwikkelingen in de crisisbeheersing, strengere en complexere regelgeving en toenemende gevaren voor brandweermensen. Dat alles gaat gepaard met toenemende kosten. ( Projectteam Strategische reis Brandweer, p. 7) Tegelijkertijd besloot het Rijk om al het rijksmaterieel voor de brandweer over te dragen aan de brandweerorganisaties binnen de veiligheidsregio's. Het materieel is bestemd voor grootschalige en specialistische optredens van de brandweer. Om de overdracht in goede banen te leiden startte in 2011 het project SOM: specialistisch optreden op maat. In dit project werd niet alleen gekeken naar de overdracht, maar ook naar de specialismen en de bijbehorende ondersteuning. Doel: het organiseren van een optimale dekking van de regionale risicoprofielen. (Brandweer Nederland, 2013) Niet alleen de brandweer ziet zich geconfronteerd met maatschappelijke veranderingen. Het vormen van de Nationale politie moet leiden tot een politie die in staat is beter invulling te geven aan de eisen die de maatschappij stelt. Het gaat daarbij om doelmatiger maar vooral ook doeltreffender te gaan werken, waarbij schaarse middelen en menskracht optimaal worden ingezet. Hoewel de brandweer nog regionaal verankerd blijft en alleen het materiaal voor grootschalig en specialistisch optreden landelijk organiseert, kiest de politie voor een centralistische aanpak met de nadruk op informatie-uitwisseling tussen de korpsen en het verbeteren van de ICT-structuur. (Ministerie van Veiligheid en Justitie Directoraat-generaal Politie i.o., 2011, p. 3) BOVENREGIONAAL/LANDELIJK GRIP Ook multidisciplinair zijn er ontwikkelingen. In mei 2012 heeft het Veiligheidsberaad en in juni 2012 de Ministerraad ingestemd met het advies van de bestuurlijke werkgroep Bovenregionale Samenwerking. Deze adviesgroep had tot taak het verbeteren van de samenwerking tussen overheden te bestuderen en daar een advies over uitbrengen. Dit advies richt zich op vier aspecten, te weten: 1. 2. 3. 4. eenheid van doctrine met betrekking tot opschaling en bovenregionale samenwerking; één aanspreekpunt op rijksniveau voor facilitering aan de regio door landelijke diensten; helderheid over situaties die centrale aansturing behoeven; eenduidigheid in (bovenregionale) crisiscommunicatie. (Rapport Eenheid in verscheidenheid, p. 4) 21 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Het resultaat is een aanvulling op de bestaande GRIP14-regeling, waarbij leiding en coördinatie in de aansturing en bevelvoering bij rampen en crises, ten aanzien van zowel de samenwerking tussen regio’s als tussen regio’s en de rijksoverheid wordt geregeld. En duidelijk wordt wanneer de rijksoverheid faciliteert, richting geeft en onder welke omstandigheden het Rijk zelf stuurt. Naast de nieuwe GRIPregeling is het rapport “Eenheid in verscheidenheid” uitgekomen. Dit is de uitwerking van het advies van de bestuurlijke werkgroep Bovenregionale Samenwerking. Het rapport gaat ervan uit dat de veiligheidsregio’s door de betrokkenheid van veel Rijksdiensten de eenduidigheid en overzichtelijkheid van optreden tijdens rampen en in crisissituaties verliezen. Dit komt door onbekendheid met de inrichting van de rijksdiensten waardoor een hulpvraag tijdens rampen en crises een zoektocht wordt langs de verschillende instanties van het Rijk. Ieder beleidsveld kent een eigen functionele kolom met eigen loketten en eigen rijksdiensten of sturingslijnen in de richting van de regionale diensten, waarbinnen de eigen kolom wordt aangestuurd. Daarnaast komt vanuit de regio de hulpvraag vaak pas op een laat moment terwijl het verzoek wel voorzienbaar was. Verzoeken kunnen niet tijdig worden ingeregeld als het Nationaal Crisiscentrum niet weet dat die hulpvraag misschien volgt, terwijl daar al wel meer informatie over beschikbaar was. In de verschillende regio’s moet het aanspreekpunt voor operationele afstemming enerzijds en bestuurlijke afstemming anderzijds gelijkvormig zijn, zodat NCC en landelijke kennis- en adviesdiensten overal dezelfde ingang hebben. (Rapport Eenheid in verscheidenheid, p. 14) In het rapport wordt dit aanspreekpunt aangeduid als de vraagregisseur. Binnen de huidige wettelijke kaders werd een oplossing gezocht voor het koppelen van de generieke en de functionele kolommen. De oplossing zit volgens het rapport in een eenduidige interpretatie van operationele en bestuurlijke opschaling. Om zo de verschillende bestuurlijke, operationele en commerciële partijen op landelijk, veiligheidsregio en gemeentelijk niveau met elkaar te verbinden. (Rapport Eenheid in verscheidenheid, p. 16) De implementatievoorstellen die in het rapport worden gedaan hebben betrekking op: 1. Leiding en coördinatie: in de aansturing en bevelvoering bij rampen en crises, ten aanzien van zowel de samenwerking tussen regio’s als tussen regio’s en de rijksoverheid. 2. Helderheid over de rol van de rijksoverheid: wanneer de rijksoverheid faciliteert, richting geeft of zelf stuurt. 3. Het vormgeven van het NCC als rijksloket op het gebied van crisisbeheersing en crisiscommunicatie voor de veiligheidsregio’s. 4. Het vereenvoudigen van de landelijke kennisinfrastructuur voor veiligheidsregio’s, onder andere door het instellen van een vraagregisseur. 5. Eenduidigheid in crisiscommunicatie. (Rapport Eenheid in verscheidenheid, p. 5) In dit onderzoek richt ik me op de invulling van de faciliterende rol van de rijksoverheid. In het rapport ‘Eenheid in Verscheidenheid’ wordt onder faciliteren verstaan: 14 GRIP = Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure 22 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement ‘Ongeacht het GRIP-niveau kan het Rijk de verantwoordelijke autoriteiten in de algemene of functionele keten ondersteunen. De ondersteuning kan geschieden op verzoek van de verantwoordelijke autoriteiten, dan wel op eigen initiatief van het Rijk.” Dit wordt vertaald in bestuurlijke of operationele expertise, advies of kennis (bijv. lessen uit eerdere rampen en crises). Mogelijkheden tot afstemming en coördinatie tussen partijen (bijv. Interdepartementale en internationale afstemming), facilitering voor operationele processen en het beschikbaar stellen van middelen. (Rapport Eenheid in verscheidenheid, p. 10) 3.3 UITLEIDING In dit hoofdstuk heb ik het wettelijke kader geschetst en het netwerk waarin een landelijk proces resourcemanagement vorm zou kunnen krijgen. In de laatste paragraaf heb ik recente ontwikkelingen beschreven in de samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau. Na de schets van de achtergronden waarbinnen resourcemanagement kan plaatsvinden worden in het volgende hoofdstuk de belangrijkste elementen van het onderzoek geoperationaliseerd. 23 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 4 OPERATIONALISATIE 4.1 INLEIDING Om een oordeel te kunnen geven over de meerwaarde van een proces resourcemanagement op landelijk niveau en de samenwerking tussen het regionale en landelijke niveau in de rampenbestrijding en crisisbeheersing, is het noodzakelijk een referentiekader te benoemen. Door de drie cases af te zetten tegen het referentiekader kan er een oordeel worden gegeven over de meerwaarde van een landelijk proces resourcemanagement. Door de uitkomsten van de boordelingen van de drie cases met elkaar te vergelijken, verwacht ik overeenkomsten te ontdekken die kunnen leiden tot conclusies en aanbevelingen over de meerwaarde van het inrichten van een landelijk proces resourcemanagement. De drie cases beschouw ik aan de hand van de rapporten die zijn opgesteld door de inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid, de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Kanttekening daarbij is dat het onderzoek van de cases, met uitzondering van de brand bij Chemie-Pack, gebaseerd is op één rapport. Onderzoek naar andere rapporten over de betreffende cases leverden geen informatie op met betrekking tot de structuur en bestrijding van het incident. Bij de Poldercrash lag de focus van andere onderzoeken op de nazorg van de slachtoffers en bij de brand op de Strabrechtse heide op de gevolgen voor de natuur. Hoewel het officiële onderzoeken zijn op verzoek van de betreffende veiligheidsregio’s, is het aannemelijk dat er sprak is van een bias in aandacht en accenten in de betreffende rapporten. Toch heb ik gekozen voor deze drie cases omdat er bekend was dat er voor wat betreft de inzet van interregionale bijstand en de samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau kanttekeningen werden geplaatst. Met name de brand bij Chemie-pack was aanleiding tot het instellen van de Bestuurlijke Adviesgroep Bovenregionale Samenwerking. Om de cases te kunnen beoordelen gebruik ik het PMI-model van De Bono (De Bono, 2005). Dit model is een vorm van een verkorte SWOT-analyse en met dit model zal ik aan de hand van bevindingen en conclusies uit de respectievelijke rapporten een oordeel geven over de uitvoering van de interregionale bijstand en ondersteuning op het koppelvlak van landelijk en regionaal. De SWOT-analyse bestaat uit een externe en interne analyse. Voor dit onderzoek heb ik gekozen voor een verkorte analyse die alleen de interne organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing beslaat. Onder de interne organisatie beschouw ik de regionale crisismanagementorganisatie en op landelijk niveau en de ondersteunende instanties die direct betrokken zijn bij de interregionale bijstand, mono of multidisciplinair. Door middel van de PMI-analyse wordt geanalyseerd of een resourcemanagement proces op landelijk niveau een meerwaarde had kunnen hebben heeft voor de uitvoering. Daarnaast worden de belangrijkste sterke en zwakke punten van het koppelvlak tussen het landelijke en regionale niveau weergegeven. In het PMI-model worden onder 'plus' alle sterke punten benoemd. Onder de 'min' de zwakke punten. Onder i worden de implicaties benoemd van die sterke en zwakke punten. De elementen uit de stappen van het regionale proces resourcemanagement zijn de kritieke 24 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement succesfactoren. Door de kritieke succesfactoren te vergelijken met de werkelijke gebeurtenissen kan ik de mogelijke meerwaarde van het proces resourcemanagement vaststellen. Dit doe ik in hoofdstuk 5. Als eerste is het noodzakelijk om het begrip proces te definiëren. Er zijn verschillende definities, de verschillen liggen in het feit dat andere aspecten worden benadrukt. Door verschillende definities naast elkaar te leggen, kom ik tot een omschrijving van het begrip proces dat onder het referentiekader wordt gelegd. Als eerste de definitie van Juran: “Een proces is een systematische serie van acties die erop gericht is een bepaald doel te bereiken.” (Juran, 1997) Door het stelselmatige uitvoeren van acties kan een bepaald doel bereikt worden. In dit geval is het proces resourcemanagement gericht op het ondersteunen van de operationele processen met capaciteiten en ondersteuning. Om dit te bereiken moeten de vier processtappen achtereenvolgens worden doorlopen. Van den Berg en Pottjewijd definiëren een proces als: ‘… een verzameling procesactiviteiten die naar aanleiding van een trigger tot een product of dienst leidt.” (Van den Berg, Pottjewijd, 1999, p. 21) Deze aanleiding is in het proces resourcemanagement het incident en de opdracht vanuit de operationele leiding. Dutta en Manzoni geven in hun definitie aan voor wie deze activiteiten worden uitgevoerd: “A process is a sequence of activities that fulfills the needs of an internal or external customer.” (Dutta, Manzoni, 1999, p. 8) Binnen dit onderzoek gaat het om de samenwerking tussen het landelijke en het regionale niveau, waarbij het landelijke niveau ondersteunend is aan het regionale niveau: De faciliterende rol van de rijksoverheid. Transformeren we deze definities naar de samenwerking tussen regionale en landelijke overheden op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing dan leidt dit tot de volgende omschrijving. De samenwerking van het landelijke en regionale niveau binnen het proces resourcemanagement, is een systematische serie van activiteiten (stappen) die tot het effectief en efficiënt ondersteunen van de operationele processen moet leiden. Deze systematische volgorde van activiteiten heeft consequenties voor volgende stappen in het proces. Het niet of niet goed uitvoeren van voorgaande stappen leidt tot een minder effectieve en efficiënte ondersteuning van de operationele processen. In de volgende paragraaf ga ik in op de stappen van het proces resourcemanagement van de veiligheidregio’s en de minimale inhoud van de diverse kritieke succesfactoren. In de beoordeling van de cases wordt een plus toegekend indien is voldaan aan de minimale inhoud en een min indien niet wordt beantwoord aan de minimale inhoud. 4.2 OPERATIONALISATIE Om een referentiekader te kunnen opbouwen is het noodzakelijk het proces te beschrijven aan de hand van de processtappen en de kritieke succesfactoren voor de samenwerking tussen het regionale en landelijke niveau in deze stappen te benoemen. Het proces resourcemanagement kent de volgende stappen: Beeldvorming en analyse. 25 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Inventariseren. Organiseren en coördineren. Monitoren en bewaken. BEELDVORMING EN ANALYSE Voor een goede beeldvorming en analyse is het wezenlijk dat de operationele leiding richting geeft aan het de uitvoerende en ondersteunende processen door duidelijke operationele doelstellingen te formuleren in een opdracht. Deze opdracht geldt voor alle disciplines (horizontaal) en voor alle niveaus (verticaal) en behelst het in onderlinge samenhang vaststellen van de wijze van bestrijden van het incident (besluitvorming). (Rapport Brand Strabrechtse Heide Deel 1, 2011, p. 59) De minimale inhoud van een opdracht volgens het proces resourcemanagement is: - Operationele doelstellingen. Gewenste effecten. Beleidsuitgangspunten. Tolerantiegrenzen. Gemaakte (multidisciplinaire) afspraken. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013, p. 10) Voldoet de opdracht aan de minimale inhoud dan wordt deze beoordeeld met een +, voldoet de opdracht niet aan de minimale inhoud dan is het oordeel een -. Beeldvorming omvat alle processen die nodig zijn om een beeld van een incident te creëren. Het gaat om het opbouwen en actueel houden van het beeld. Het beeld van het incident moet op alle niveaus hetzelfde zijn en moet in de juiste vorm en op het juiste moment beschikbaar zijn voor degenen die dit nodig hebben. (Rapport Brand Strabrechtse Heide Deel 1, 2011, p. 77) Een voorwaarde hiervoor is het gebruik van een netcentrisch systeem waarin de informatie over het incident op regionaal en landelijk niveau gelijktijdig beschikbaar is. De minimale inhoud van het beeld op basis van beschikbare informatie is: - De aard en omvang van het incident; de betrokken objecten; de actuele situatie met betrekking tot het incident; de risico’s en de effecten van het incidenttype en de bestrijdingsmogelijkheden. (Besluit Veiligheidsregio's, art 2.4.1.a) Voldoet het beeld aan de minimale inhoud dan wordt deze beoordeeld met een +, voldoet het beeld niet aan de minimale inhoud dan is het oordeel een -. Analyse is het inzichtelijk maken van de gevolgen van het incident en mogelijke alternatieven voor de benodigde capaciteiten en de ondersteuning van de bestrijding van het incident. Op basis van de plannen, scenario, prognose inclusief tijd- en ruimtefactoren, een analyse van het werkelijke (totaalbeeld) en gewenste situatie (plannen) wordt een geanalyseerd beeld gemaakt met als minimale inhoud: 26 11/11/2013 - De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Prioriteiten en zwaartepunten in de bestrijding. De plannen van aanpak van de kolommen met betrekking tot de bestrijdingsmethode. Eventuele uitstaande bijstandsaanvragen. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013, p. 11) Voldoet de analyse aan de minimale inhoud dan wordt deze beoordeeld met een +, voldoet de analyse niet aan de minimale inhoud dan is het oordeel een -. INVENTARISEREN Een voorwaarde voor een goede inventarisatie van de behoefte aan capaciteiten en ondersteuning is het vooraf opstellen van een capaciteitenmatrix. Dit gebeurt in de preparatieve fase op basis van de risicoanalyse uit het regionale risicoprofiel. Door inzicht te hebben in beschikbare capaciteiten bij andere regio’s, overheidinstanties en betrokken partners, kan snel een afgewogen advies worden gegeven over beschikbare capaciteiten aan de betrokken regio’s. Dit verhoogt een effectieve en efficiënte bestrijding van het incident en draagt bij aan een zorgvuldige inzet van vooral schaarse capaciteiten. Onder inventarisatie wordt verstaan de vertaling vanuit de analyse naar de juiste hulp- en inzetbehoefte. (Rapport Brand Strabrechtse Heide Deel 1, 2011, p. 43) De minimale inhoud van de inventarisatie heeft betrekking op: - De omvang van de ingezette bestrijdingsorganisatie; de samenstelling van de ingezette eenheden; de mogelijkheden en beperkingen van de ingezette eenheden; en de daarbij behorende materiële middelen en logistieke capaciteiten in tijd en ruimte. (Leidraad Commandovoering, Conceptversie 2009, p. 88) Voldoet de inventarisatie aan de minimale inhoud dan wordt deze beoordeeld met een +, voldoet de inventarisatie niet aan de minimale inhoud dan is het oordeel een -. Het advies is een beredeneerde aanbeveling op basis van beeldvorming, analyse en inventarisatie. De minimale inhoud bestaat uit: - Kritieke punten ten aanzien van de operationele inzetbaarheid. Mogelijke alternatieven. Eventuele kansen; bedreigingen (schaarse middelen) en risico’s. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013, p. 12) Voor het landelijke niveau komt hier bij: - Lessons learned uit eerdere incidenten. Voldoet het advies aan de minimale inhoud dan wordt deze beoordeeld met een +, voldoet het advies niet aan de minimale inhoud dan is het oordeel een -. 27 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement ORGANISEREN EN COÖRDINEREN VAN DE BIJSTAND Organiseren en coördineren gaat over het daadwerkelijk regelen van de benodigde capaciteiten en het ondersteunen van de operationele processen. Dit moet gebeuren op basis van gemaakte afspraken over de rolverdeling en ondersteuning vanuit het landelijke niveau. Onder organiseren van bijstand wordt verstaan het regelen van de gevraagde of geadviseerde bijstand, binnen de gewenste tijd en op de gewenste locatie. Afwijkingen van de gevraagde bijstand, levertijden en locaties worden beoordeeld als onvoldoende. Coördineren van de ondersteuning is het afstemmen van de benodigde ondersteuning voor het tijdig leveren van bijstand op de gewenste locatie en voorzien van de benodigde informatie. Het gaat daarbij om de mate van faciliteren, dit bepaald door de optredende problemen en de manier waarop de problemen worden opgelost. Oplossen is voldoende, niet oplossen is onvoldoende. MONITOREN EN BEWAKEN De laatste stap uit het proces heeft betrekking op het verkrijgen van inzicht in de voortgang op de uitgezette verzoeken voor bijstand en het registreren en informeren over afwijkingen in de gemaakte afspraken en levering van bijstand. Monitoren is het volgen van de voortgang van de aanvragen voor bijstand en deze toetsen aan de vooraf gemaakte afspraken. Hierbij gaat het om te onderzoeken of het gestelde doel wordt gehaald binnen de gestelde tijd en met de beschikbaar gestelde middelen, binnen het voorziene tijdschema. (Leidraad Commandovoering, Conceptversie 2009, p. 61) Monitoren wordt als voldoende beoordeeld als er processtappen zijn ingericht voor het volgen van de interregionale bijstand. Het bewaken is het registreren van afwijkingen in de levering van de gevraagde capaciteiten. De afwijkingsinformatie moet minimaal aan de volgende inhoud voldoen: - Beschrijving welke of welk deel van de prestaties niet gehaald worden. Reden waarom prestaties niet gehaald kunnen worden c.q. reden waarom opdracht niet/deels uitgevoerd kan worden. Voorstel aanpassingen maatregel of condities. (Werkplaats Resourcemanagement, 2013, p. 23) Voldoet de afwijkingsinformatie aan de minimale inhoud dan wordt deze als voldoende beoordeeld, voldoet de afwijkingsinformatie niet aan de minimale inhoud dan is het oordeel onvoldoende. Op de volgende pagina is de matrix van de PMI-analyse weergegeven, de daadwerkelijke analyses van de drie cases staan in bijlage C, D en E. 28 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Beoordeling samenwerking regionaal en landelijk niveau bij rampenbestrijding en crisisbeheersing Activiteiten + - Beeldvorming Analyse Inventarisatie Advies Organiseren Coördineren Monitoren Bewaken 29 i 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 5 ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de Poldercrash, de brand op de Strabrechtse heide en de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk, beschouwd op de samenwerking op het koppelvlak tussen het regionale en het landelijke niveau. Eerst volgt per casus een korte beschrijving van het incident. Daarna wordt aan de hand van de uitkomsten van de PMI-analyse (bijlagen C, D en E) een beschouwing gegeven over de mogelijk toegevoegde waarde van RM op nationaal niveau en samenwerking tussen de verschillende niveaus. Aan de hand van de voorwaarden voor een goede samenwerking binnen het proces resourcemanagement, zoals die in hoofdstuk vier zijn beschreven, en de uitkomsten van de PMIanalyses geef ik aan wat resourcemanagement op landelijk niveau in de verschillende cases had kunnen bijdragen. 5.1 POLDERCRASH (2009) Een Boeing 737-800 van Turkish Airlines vertrekt op de ochtend van 25 februari 2009 uit Istanbul, Turkije, met bestemming Schiphol. Het gaat om vlucht TK 1951, en de verwachte aankomsttijd op Schiphol is 10.40 uur. Aan boord bevinden zich 128 passagiers en 7 bemanningsleden. Kort voor de landing op de Polderbaan verliest het toestel snel veel hoogte en rond 10.30 uur stort het neer in een akker, op minder dan twee kilometer afstand van de Polderbaan. Direct na het neerstorten breekt het toestel in twee stukken. Ook het staartstuk en de motoren breken af. Er breekt geen brand uit en kort na de crash slagen passagiers erin een nooduitgang te openen. Een aantal passagiers verlaat daarna op eigen kracht het toestel. Later op de dag wordt duidelijk dat bij de crash negen personen zijn omgekomen. Tot deze slachtoffers behoren de drie piloten en een stewardess. Van de andere inzittenden raken de meesten gewond. Enkelen zijn er slecht aan toe en een maand na de crash liggen nog vijf personen in een ziekenhuis. De media tonen direct na de crash en gedurende de eerste dagen daarna veel belangstelling. In de berichtgeving overheerst de opvatting dat de hulpverlening snel op gang is gekomen. Volgens de berichten zijn de eerste dag ongeveer 750 personen betrokken bij de hulpverlening. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 26/27) Op landelijk niveau wordt het NCC15 geactiveerd en er vindt interdepartementaal enkele keren overleg plaats. Het LOCC16 speelt op de dag van de ramp een ondersteunende rol op onder andere het terrein 15 16 NCC = Nationaal Crisiscentrum LOCC = Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum 30 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement van de informatievoorziening. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 37) Een andere bovenregionale partij die volgens het rapport bij het incident betrokken is, is de LMAZ17. BEELDVORMING EN ANALYSE Volgens de inspectie is er geen sprake van een actueel beeld op basis van de beperkte informatie. De oorzaken hiervoor zijn het ontbreken van een gemeenschappelijk beeld, een onvolledig en vervormd beeld door bilaterale contacten en het niet vastleggen van informatie. Dit wordt versterkt doordat er in het begin van het incident onduidelijkheid bestaat over de locatie van het vliegtuig en welk plan van toepassing is, het gevolg is dat dit niet bijdraagt aan het vormen van een actueel beeld over het incident. Een actueel beeld vormt de basis van de analyse die binnen het proces resourcemanagement moet worden uitgevoerd om inzicht te krijgen in de behoefte aan capaciteiten en ondersteuning. Bovenstaande impliceert dat de beeldvorming en analyse vanuit het proces resourcemanagement als onvoldoende moet worden beschouwd. Relevante informatie voor het opbouwen van een actueel beeld en het niet delen van dit beeld via een netcentrisch systeem heeft de samenwerking gehinderd. In de analyse is onbekendheid met de rol en de afspraken met de LMAZ oorzaak van het niet toepassen van de afgesproken procedures en worden capaciteiten aangevraagd nadat ander regio’s dit opmerken of worden capaciteiten helemaal niet meegenomen. INVENTARISEREN Onbekendheid met de procedures voor de aanvraag van ambulances in de regio heeft geleid tot een vertraging in de aanvraag. Ook het niet gebruik maken van Octopus door de regio, leidt tot een vertraging in de inventarisatie en alarmering van beschikbare ambulances. De LMAZ heeft wel een snelle inventarisatie gemaakt van beschikbare ambulances en daarmee ingespeeld op het verzoek van de regio Kennemerland. Kennemerland en de LMAZ hebben echter beide geen inventarisatie gedaan naar alternatieve capaciteiten. Dit kan een inbreuk zijn op de effectiviteit en efficiency van de incidentbestrijding, door alternatieven in kaart te brengen en daarover te adviseren vanuit het landelijke niveau kan een incident sneller worden bedwongen met minder overlast voor de omgeving. Vanuit het proces resourcemanagement bekeken kan de proactieve en aanbodgerichte werkwijze van de LMAZ een meerwaarde bieden, voorwaarde is dan wel dat in de inventarisatie alle alternatieven worden meergenomen, het maken van een overzicht van mogelijke capaciteiten in de voorbereiding kan hierin ondersteunen. ORGANISEREN EN COÖRDINEREN De LMAZ heeft snel een overzicht van beschikbare ambulances en goed gehandeld door terug te koppelen met Kennemerland. Hierdoor waren snel voldoende ambulances beschikbaar. Door het 17 LMAZ = Landelijke Meldkamer Ambulancezorg 31 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement terugkoppelen met Kennemerland behield de regio de regie op de inzet van benodigde capaciteiten. Voor het aanvragen van andere capaciteiten had Kennemerland ook gebruik kunnen maken van de ondersteuning van de LMAZ. De inzet van één aanspreekpunt voor de contacten met de LMAZ had kunnen voorkomen dat de regio de werkwijze van de LMAZ als storend had ervaren. Onbekendheid met afspraken tussen het regionale en landelijke niveau leiden tot vertraging in de organisatie en coördinatie van capaciteiten. De ondersteuning van uit het NCC is nauwelijks beschreven, maar de inzet op het rampterrein wordt belemmerd door onderzoeksinstanties en vanwege bezoek van regeringsleden en de ambassadeur van Turkije aan het rampterrein. Het ROT18 wordt in de bestrijdingsfase belast met VIP-management. Daarnaast concludeert de regio zelf dat er onderzocht moet worden in hoeverre consulaten kunnen ondersteunen bij de identificatie van slachtoffers. Dit zijn bij uitstek activiteiten die door het NCC ondersteund hadden kunnen worden. Het uit handen nemen van ondersteunende activiteiten door het landelijke niveau ontlast de regio bij de bestrijding van het incident. Voorwaarde is wel dat de regie bij de operationele leiding blijft liggen. Voor wat betreft de aangevraagde ambulances is dit goed verlopen, de LMAZ had echter proactiever kunnen zijn in de ondersteuning met de aanvraag van andere capaciteiten. Het uitblijven van ondersteuning vanuit het NCC om de regio te ontlasten heeft invloed gehad op het verloop van de incidentbestrijding. Het optreden van de onderzoeksinstanties en VIP-management zijn geen primaire activiteiten in de incidentbestrijding, en contact met consulaten is een landelijke aangelegenheid. MONITOREN EN BEWAKEN Hierover is in het rapport niets teruggevonden. SAMENVATTEND Vanaf de buitenkant beschouwd ging de afwikkeling van de poldercrash goed. Kijkend vanuit het proces resourcemanagement kun je concluderen dat het effectiever en efficiënter had gekund. De rol van de LMAZ was niet bekend bij de regio Kennemerland. Daarnaast had de LMAZ haar rol proactiever en meer faciliterend kunnen invullen waarmee de effectiviteit had kunnen worden vergroot. De onbekendheid op landelijk en regionaal niveau met alternatieve middelen heeft invloed gehad op de keuze van de resources. Ook het ontbreken van een duidelijk aanspreekpunt voor capaciteiten en ondersteuning binnen de veiligheidsregio heeft geleid tot ergernis tussen de LMAZ en de meldkamer. 18 ROT = Regionaal Operationeel Team 32 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 5.2 BRAND STRABRECHTSE HEIDE (2010) De Strabrechtse Heide is een natuurgebied van ongeveer 1.500 ha. Het gebied bestaat voornamelijk uit heidevelden, naald- en loofhoutbos en vennen. Staatsbosbeheer is verantwoordelijk voor het beheer van het grootste gedeelte van het terrein. Het natuurgebied ligt in de gemeente Heeze-Leende en Someren. Aan de noordzijde wordt de Strabrechtse Heide begrensd door de autosnelweg A67. Deze snelweg scheidt de Strabrechtse Heide van het bosgebied tussen Geldrop en Mierlo. De periode eind juni-begin juli 2010 werd gekenmerkt door uitzonderlijk warm en droog zomerweer. Op vrijdagmiddag 2 juli 2010 melden bewoners van een flatgebouw aan de noordzijde van de A67 brand in het heidegebied. De meldkamer van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRZOB) ontvangt deze melding kort na 14.00 uur. Zij alarmeert vier tankautospuiten die direct naar het natuurgebied rijden. Als de brandweer bij het natuurgebied arriveert, blijkt dat de brand zich snel uitbreidt en kort daarna slaat het vuur over van de heide naar het bos. De brand gaat richting A67, dreigt die snelweg over te slaan en vormt daarmee een bedreiging voor een camping en een aantal woningen in Mierlo. Omdat de regio zich vroegtijdig realiseert dat zij zelf onvoldoende mensen en middelen heeft om de brand te bestrijden, vraagt zij om bijstand van andere regio’s. Bij de feitelijke bestrijding van deze brand op de Strabrechtse Heide worden naast de meer dan 1.700 brandweerlieden ruim zevenhonderd militairen ingezet. Ook organisaties als Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer spelen daarbij, samen met de politie, een belangrijke rol. Ruim 3000 hulpverleners leverden een enorme prestatie door met man en macht het vuur neer te slaan en daarna het dagenlange nablussen op zich te nemen. Ook de logistieke coördinatie werd daarmee een omvangrijke opdracht. (Rapport Brand Strabrechtse Heide Deel 1, 2011, p. 9) BEELDVORMING EN ANALYSE De operationele leiding gaf een duidelijke opdracht met prioriteiten, een voorwaarde om richting te kunnen geven aan de onderliggende processen, waaronder het proces resourcemanagement. Doordat niet alle beschikbare informatie wordt verwerkt ontstaat er een achterstand in de beeldvorming. Dit wordt versterkt doordat er sprake is van een algemene beschrijving van de aard van het incident, maar niet over de effecten en de risico’s. Verder is er onduidelijkheid over de actuele bestrijdingorganisatie omdat de informatie niet tijdig of onvoldoende is verwerkt. Daarnaast ontbreekt het aan regie over de informatievoorziening, hierdoor worden niet alle delen van de bestrijdingsorganisatie voorzien van de juiste informatie. 33 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Verder is er sprake van verschillen in informatie en het beeld van het incident tussen de verschillende onderdelen van de bestrijdingsorganisatie. Dit komt omdat informatie niet of niet volledig wordt gedeeld, veel functionarissen verzamelen informatie buiten de eigen organisatiedelen om. Daarnaast is er kans op het onvolledig of vervormd weergeven van de beschikbare informatie in alle schakels van de keten, door de vele bilaterale contacten. Het netcentrische systeem wordt gebruikt als logboek, waarbij oude informatie niet wordt geschoond en informatie niet altijd wordt verplaats naar de juiste categorieën. waardoor er geen sprake is van een actueel en gedeeld beeld voor de verschillende aangesloten gebruikers. Het ontbreken van relevante informatie belemmert de analyse van de onderliggende processen. Vanuit resourcemanagement kan geen volledige inschatting worden gemaakt over omvang en behoefte aan capaciteiten en ondersteuning. Het ontwikkelen van scenario’s op basis van de beschikbare informatie is belangrijk als onderdeel van de analyse. Hiermee wordt een verloop van het incident geschetst wat bijdraagt aan het vaststellen van de behoefte aan capaciteiten en ondersteuning. Het inzicht hebben in de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende onderdelen van de bestrijdingsorganisatie beïnvloed de analyse positief en draagt bij aan het verhogen van de flexibiliteit door centrale planning en decentrale uitvoering. Dit komt ook naar voren door het uitzetten van prioriteiten, heldere lijnen en duidelijke beslissingen. Dit zijn voorwaarden voor een goed functionerend proces resourcemanagement en draagt bij aan het duiden van het beeld en maakt de communicatie over het beeld tussen het landelijke en regionale niveau makkelijker. Het proces resourcemanagement vraagt om een duidelijk opdracht met randvoorwaarden om richting te geven aan de uitvoering van het proces. De operationele leiding voorziet hier in eerste instantie in, wel kan de doelstelling per fase inde bestrijding veranderen, wat gevolgen heeft voor de onderliggende processen. Het ontbreken van een beeld gebaseerd op beschikbare informatie draagt niet bij aan een goede analyse ten behoeve van het resourcemanagement proces. Onbekendheid met de bestrijdingsorganisatie heeft invloed op het onderkennen van behoefte aan capaciteiten en ondersteuning. INVENTARISEREN Het ontbreken van een goed inzicht in het aantal ingezette eenheden en de locatie van deze eenheden belemmert een goede inventarisatie voor het bepalen van de benodigde behoefte aan bijstand en ondersteuning. Dit is mogelijk mede de oorzaak dat er tijdens de eerste uren van inzet te weinig drinken is. De logistiek komt te laat op gang en er wordt niet zorg gedragen voor beschermende maatregelen voor andere hulpverleners dan brandweer. Eenheden worden te lang ingezet zonder aflossing, terwijl Defensie wel rekening heeft gehouden met de zware omstandigheden waaronder het personeel werd ingezet. Defensie heeft daarop ingespeeld door voldoende eten en drinken te regelen en te werken met aangepaste roosters voor de inzet. 34 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Op regionaal niveau is gekeken naar uitrusting, ervaring en ligging van de regio’s die om bijstand werden gevraagd. Op landelijk niveau werden bijstandseenheden geregeld die niet over de juiste uitrusting beschikte. Het vragen naar effecten geeft een beter inzicht wat voor capaciteiten de regio nodig heeft en voorkomt het regelen van capaciteiten die niet voldoen aan de omstandigheden waarin ze moeten worden ingezet. Informatie over de mogelijkheden en beperkingen van specifieke bijstandseenheden wordt niet tijdig bekend gesteld. Een voorbeeld hiervan is de inzet van specifieke middelen als blusheli’s. Verschillende verwachtingen over de inzetmogelijkheden hebben invloed op de inzetstrategie. ORGANISEREN EN COÖRDINEREN De noodzaak om de juiste procedures voor het aanvragen van bijstand te volgen, wordt in het begin van het incident merkbaar. Het landelijke niveau heeft geen inzicht in aangevraagde bijstand en daarmee in de overige beschikbare capaciteiten. Daarnaast leidt dit tot ergernis in de samenwerking omdat het LOCC andere regio’s wil benaderen dan de VRZOB. In het verloop van het incident wordt wel de juiste procedure doorlopen en ook de inspectie geeft hier aan dat dit bijdraagt aan een betere samenwerking en bestrijding van het incident. Opvallend is dat voor de aanvraag van bijstand bij defensie dit vanaf het begin van het incident wel goed verloopt. De bevoorrading van brandstof met eigen capaciteiten was niet meer haalbaar, het inzetten van bijstand van een brandstofdistributiemodule van Defensie en de externe bevoorrading is een goede oplossing van een knelpunt gebleken. Daartegenover stond dat advies van gespecialiseerd personeel werd genegeerd door het landelijk niveau en dit leidde tot het aanvragen van andere capaciteiten uit andere regio’s. De voorwaarden voor het inzetten van de blusheli werden door de regio niet meteen geregeld nadat de aanvraag voor bijstand was ingediend. Het landelijk niveau heeft hierover ook geen informatie verstrekt of geregeld dat de benodigde kennis op tijd bij de regio beschikbaar was. Verder worden er geen afspraken gemaakt tussen het landelijke en regionale niveau over de opvang en ondersteuning van bijstandseenheden. Bijstandseenheden uit Limburg-Noord die door de regio zelf zijn aangevraagd kregen een uitgangsstelling toegewezen, bijstandseenheden die door het LOCC werden geregeld kregen geen uitgangsstelling toegewezen, dit moest later rechtgetrokken worden. Ook het tijdstip van de aflossing leidt ertoe dat eenheden in bluspak moeten overnachten bij de inzetvoertuigen. Defensie daarentegen laat het personeel ter ondersteuning van deze bijstandseenheden wel de volgende morgen ter plaatse komen. Er is onduidelijkheid over de opdracht van de bijstandseenheden. Vooraf overleg is niet mogelijk omdat de commandant van deze eenheid tevens verplaatsingsleider is. Dit knelpunt probeert men op te lossen door contact via C200019, hetgeen mislukt door het ontbreken van de juiste gespreksgroep. Voor de 19 C2000 = multidisciplinair verbindingssysteem voor hulpverleningsdiensten en politie 35 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement blusheli zijn bepaalde randvoorwaarden van toepassing, zoals een waterinnamepunt, vertreklocatie etc. Deze randvoorwaarden zijn laat onderkend door VRZOB. Het landelijke niveau had een bijdrage kunnen leveren door de regio hierop attent te maken. Dit geldt ook voor het ontbereken van informatie over uitgangsstelling/opvanglocaties voor bijstandeenheden en voor de benodigde inzetinformatie ten behoeve van bijstandseenheden. Ook het regievoeren op aflossing van bijstandseenheden kan ondersteund worden om te voorkomen dat eenheden ’s nachts op de uitgangsstelling moeten overnachten terwijl ze pas ’s ochtends worden ingezet. Eenheden die de nacht doorbrengen bij hun inzetvoertuigen zijn verminderd inzetbaar en vormen daarmee een veiligheidsissue. De regio ziet de noodzaak van de regierol van het LOCC niet. Achteraf accorderen van aangevraagde bijstand is wat de regio betreft voldoende. Echter advies vanuit het landelijke niveau had bovengenoemde knelpunten kunnen voorkomen. MONITOREN EN BEWAKEN Hierover is in het rapport niets teruggevonden. SAMENVATTEND Vanuit het proces resourcemanagement zijn de problemen in de beeldvorming mede bepalend voor de kwaliteit van de analyse en de inventarisatie. Een duidelijke opdracht met prioriteiten geeft richting aan de onderliggende processen en draagt bij aan een gerichte inzet. Dit geldt ook voor het scenariodenken. Geconstateerd is dat de inventarisatie minder goed verloopt door het gebrek aan overzicht van ingezette eenheden. De focus ligt op de bestrijding van het incident en de restdekking en niet op de continuïteit van de ingezette eenheden. Langdurige inzet, gebrek aan eten en drinken en het laten overnachten op de uitgangsstelling getuigen niet van een doordacht plan voor ondersteuning. De ondersteuning vanuit het landelijke niveau toont aan dat er geen goed overzicht is van landelijke capaciteiten voor natuurbrandbestrijding en dat men teveel reactief optreedt, dit terwijl VRZOB wel in staat was in de bijstandsaanvragen rekening te houden met beschikbare capaciteiten en ligging van de regio’s. Zeker bij grote aantallen bijstand kan het landelijke niveau een meer prominente ondersteunende rol vervullen bij het faciliteren van de regio’s door informatie te verstrekken over inzetmogelijkheden en randvoorwaarden en door regie te voeren op de verplaatsing, opvang en het informeren van bijstandseenheden. Hiermee wordt de getroffen regio ontlast. 36 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 5.3 BRAND CHEMIE-PACK (2011) Woensdag 5 januari 2011 brak rond half drie ’s middags brand uit tijdens pompwerkzaamheden bij Chemie-Pack in Moerdijk. De brand bij de pomp greep snel om zich heen op het middenterrein, waar kunststofcontainers smolten en de inhoud vlam vatte. Zo ontstond in zeer korte tijd een brand die zich snel uitbreidde en oversloeg naar de opslaghallen. De brand veroorzaakte een grote rookpluim die over het Hollands Diep trok in de richting van de Hoeksche Waard en Dordrecht. Op enkele plaatsen in dat gebied werd de bevolking gewaarschuwd en geadviseerd om binnen te blijven en ramen en deuren te sluiten. De brandweer besloot de brand gecontroleerd uit te laten branden. Rond elf uur ’s avonds werd de brand met schuim geblust. Kort na middernacht gaf de brandweer het sein ‘brand meester’. Bij de brandbestrijding en crisisbeheersing was een groot aantal bestuurders en overheidsdiensten betrokken. Dit kwam onder meer doordat het brongebied van het incident, het industrieterrein van de gemeente Moerdijk, in de Veiligheidsregio Midden en West Brabant (VRMWB) ligt, terwijl het voornaamste effectgebied van de brand, Dordrecht en de Hoekse Waard, tot de Veiligheidsregio ZuidHolland-Zuid (VRZHZ) behoort. Tevens waren diverse landelijke overheidsorganisaties bij de crisisbeheersing betrokken. (Onderzoeksraad voor Veiligheid, 2011, p. 6) BEELDVORMING EN ANALYSE De VRMWB komt tijdens het incident onvoldoende tot een compleet en actueel beeld en is niet in staat om dit te delen met de verschillende coördinerende teams en andere veiligheidsregio’s. Dit leidt tot verschillende beelden bij de betrokken teams op operationeel en bestuurlijk niveau. De oorzaak ligt mede in het feit dat leidinggevenden onvoldoende met elkaar communiceren, waardoor er geen gedeeld beeld is van de gekozen aanpak en de wijze waarop deze moet worden uitgevoerd. Ook duurt het lang voordat het ROT een beeld opstelt dat gedeeld kan worden met andere veiligheidsregio’s. Het LOCC pakt haar rol voor het opstellen van het landelijk operationeel beeld voor het ondersteunen van de betrokken veiligheidsregio’s en het nationaal niveau op, maar slaagt hier maar ten dele in. Dit wordt geweten aan het onvermogen van de VRMWB om in de informatiebehoefte te voorzien. Dit zorgt ervoor dat betrokken veiligheidsregio’s en nationale instanties als NCC en LOCC veelvuldig telefonisch contact opnemen met functionarissen van VRMWB, grotendeels via informele kanalen. Het uitsturen van liaisons door het LOCC en Rotterdam-Riinmond levert geen verbetering op. Het gevolg is een extra belasting van de VRMWB en dit draagt niet bij aan een effectieve bestrijding van het incident. Het door het LOCC opgestelde landelijke beeld heeft nauwelijks toegevoegde waarde voor de betrokken regio’s. 37 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement De besluitvorming rondom de schuimblussing gebeurd na analyse van de eerdere bestrijdingsmethode. Meteen wordt opgemerkt dat hiervoor afstemming moet plaatsvinden met VRZHZ en andere betrokken partijen. Ondanks berichten over besmetting met chemicaliën van het brongebied en het bluswater, is er geen plan voor ontsmetting en ontbreekt het aan leiding en coördinatie op dit gebied. Het gevolg is dat verschillende eenheden met verontreinigde voertuigen en uitrusting naar de kazerne zijn teruggekeerd. Het landelijke niveau heeft hierop niet geadviseerd, ondanks beschikbare expertise vanuit defensie en de Gezamenlijke Brandweer. INVENTARISEREN Mogelijk doordat er geen goed beeld was van het incident, is er geen inventarisatie gehouden van capaciteiten die nodig waren om het incident te bestrijden. Er is noch op regionaal niveau noch op landelijk niveau gekeken naar landelijke capaciteiten voor het bestrijden van het incident en het voorkomen van uitbreiding van de besmetting. Rotterdam-Riinmond is bij uitstek een regio met veel kennis over chemische branden en uitgerust met specialistisch materiaal. Het aanbod om NBC 20capaciteit in te zetten van Defensie of de inzet van de steunpuntregio’s is wel opgemerkt maar niet geaccepteerd. Het landelijke niveau heeft niet geadviseerd over dergelijke middelen en heeft ook geen specialistische kennis opgevraagd over het bestrijden van een dergelijk incident. Een gericht advies had de bronregio kunnen ondersteunen. Eventueel had het landelijke niveau kunnen besluiten om een aanwijzing te geven. ORGANISEREN EN COÖRDINEREN De VRMWB heeft gedurende het incident zelf alle bijstand aangevraagd. De rol van het LOCC was deze aanvragen achteraf accorderen. Ook bijstand vanuit Defensie is door VRMWB zelf aangevraagd, ondanks de landelijke afspraken. Van het ondersteunen van de bron- en effectregio’s vanuit het landelijke niveau is eveneens weinig sprake geweest. Het NCC heeft ondersteund bij de crisiscommunicatie door het openstellen van websites en heeft zich verder gericht op het verzamelen van informatie voor het landelijke bestuurlijke niveau. Geen van de betrokken veiligheidsregio’s had controle over het verzamelen van meetgegevens of over de rapportage door het BOT-mi21. Dit terwijl diverse landelijke en specialistische instanties metingen hebben gedaan. Hier had het landelijke niveau de informatie kunnen en wellicht wel moeten coördineren ter ondersteuning van het regionale niveau. 20 21 NBC = Nucleair Bacteriologisch en Chemisch BOT-mi = Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten 38 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement MONITOREN EN BEWAKEN Ten aanzien van monitoren en bewaken is geen informatie gevonden in de bronnen. SAMENVATTEND Hoewel de bestrijding van het incident in Moerdijk primair een verantwoordelijkheid van de betrokken veiligheidsregio’s was, kan geconstateerd worden dat het landelijke niveau onvoldoende ondersteuning bood ten aanzien van het coördineren van landelijk opererende diensten of het bestrijden van het incident. De beeldvorming vanuit VRMWB was onvoldoende en de behoefte aan informatie leidde ertoe dat alle betrokken regio’s en het landelijke niveau op eigen houtje contact gingen zoeken met VRMWB. Ook het sturen van liaisons heeft niet bijgedragen aan een betere beeldvorming van het landelijke niveau. Verder heeft het landelijke niveau zich meer gefocust op het informeren van de landelijke bestuurders dan op het ondersteunen van de betrokken regio’s. De kerntaak van het LOCC bestaat uit de regievoering op de interregionale en internationale bijstand- of steunverlening. Het LOCC stelt hiervoor onder andere een totaaloverzicht op van de beschikbare capaciteit voor de hulpdiensten (mensen, middelen en expertise). Tevens draagt het LOCC tijdens een grootschalig incident of crisis zorg voor de landelijke operationele informatievoorziening. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 114) Uit het rapport komt naar voren dat het LOCC haar taak niet heeft uitgevoerd: omdat de regio zelf alle bijstand regelde is er geen sprake van regievoering. Ook een overzicht van beschikbare capaciteiten bleef uit. 5.4 OVEREENKOMSTEN In deze paragraaf vergelijk ik de conclusies uit de drie analyses om zodoende conclusies te kunnen trekken over de meerwaarde van een landelijk resourceproces. BEELDVORMING EN ANALYSE Voor het landelijke operationele beeld is een goede informatievoorziening vanuit het regionale niveau noodzakelijk. Niet alleen een gedeeld en actueel beeld maar ook overeenstemming over de duiding van bepaalde elementen van het totaalbeeld zijn hierin belangrijk. Dit vormt de basis voor het nationale niveau maar meer nog naar de betrokken regio’s die in het effectgebied liggen. Dit landelijke operationele beeld moet daartoe beantwoorden aan de informatiebehoeftes van de regio’s en het landelijke bestuurlijke niveau. Hier komt de onderlinge samenhang tussen de processen informatie- en resourcemanagement naar voren. Het proces sturen (leiding en coördinatie) moet voorzien in een goede opdracht met duidelijke doelstellingen en randvoorwaarden voor het bepalen van de richting van de onderliggende processen. Alleen bij de brand op de Strabrechtse heide is dit gebeurd. In alle drie de cases waren er problemen met de beeldvorming, maar was de informatie wel voorhanden. De overvloed aan meldingen op de 39 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement meldkamer, bilaterale overlegstructuren en het niet goed gebruiken van het netcentrische systeem, hinderden het goed opzetten van een actueel beeld dat op alle niveaus kon worden gedeeld. Hierdoor kon het landelijke niveau niet bijdragen in een landelijk operationeel beeld ten behoeve van de overige betrokken regio’s. Dit bemoeilijkte tevens het informeren van het nationale bestuurlijke niveau en het ondersteunen van de bijstand leverende instanties. Het ontbreken van een actueel en gedeeld beeld op basis van de beschikbare informatie beïnvloedde de analyse op zowel het regionale als het nationale niveau. Het landelijke niveau heeft in twee van de drie onderzochte cases een reactieve houding, denkt niet mee en er is geen sprake van ondersteuning van het regionale niveau met kennis uit eerdere gelijksoortige incidenten en omstandigheden. Alleen bij de Poldercrash was sprake van proactief handelen door de LMAZ, dit werd door Kennermerland echter ervaren als storend omdat er geen aanspreekpunt was op regionaal niveau voor het organiseren en coördineren van bijstand. Binnen het proces moeten stappen worden ontwikkeld die bij ontbreken van informatie automatisch leiden tot het vragen om de ontbrekende informatie. Dit zijn triggers om richting te geven aan het proces informatiemanagement om de ontbrekende informatie te achterhalen voor zover deze beschikbaar is en aan leiding en coördinatie om deze informatie daar waar nodig te duiden. Netcentrisch werken is daarbij een voorwaarde om de informatie snel te delen en op de juiste plaats in de bestrijdingsorganisatie neer te leggen. Ook is er behoefte aan analysetools voor het stapsgewijs in kaart brengen van de actoren en factoren van invloed en voor het het maken van prognoses ter ondersteuning van het scenariodenken. Het delen van het actuele beeld, biedt ruimte om op beide niveaus, landelijk en regionaal een analyse te maken op basis van dezelfde beschikbare informatie. Voor de regio ligt de nadruk op het ondersteunen van de operationele processen en de inzet van capaciteiten. Voor het landelijk niveau ligt de nadruk op het zoeken naar specialistische kennis en alternatieve capaciteiten. Planvorming in de preparatieve fase op basis van risicoanalyses is hierbij een hulpmiddel. INVENTARISEREN Om het regionale niveau te kunnen ondersteunen op het gebied van beschikbare capaciteiten en alternatieven is een goede inventarisatie nodig van de behoefte aan capaciteiten op basis van de plannen en de werkelijke situatie. Er moet inzicht zijn in de al ingezette capaciteiten om te kunnen onderkennen waar de gaten in de behoefte zitten. In de cases was het regionale niveau niet in staat een overzicht te produceren van de ingezette eenheden en de beschikbare capaciteiten en ondersteuning. Het landelijke niveau had geen inzicht in beschikbare capaciteiten en in alternatieven op landelijk niveau. Het gevolg hiervan was een reactieve houding, terwijl het nationale niveau juist een waardevolle bijdrage had kunnen leveren door te adviseren over capaciteiten, de inzetvoorwaarden, ondersteuning en alternatieven. 40 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement ORGANISEREN EN COORDINEREN Op basis van het beeld, de analyse en de inventarisatie kan het landelijk niveau adviseren over beschikbare capaciteiten, ondersteuning en alternatieven. Na overeenstemming met de regio’s wordt de benodigde bijstand geregeld binnen de juiste tijd en geleverd op de afgesproken locatie. Hier ligt een regiefunctie voor het landelijke niveau en de mogelijkheid de regio’s te faciliteren. Het organiseren van de gevraagde bijstand loopt in alle drie de cases redelijk goed. Wat opvalt, is dat de regio’s dit in eerste aanleg zelf doen en het LOCC achteraf de aanvragen accordeert. Bij de Poldercrash was de LMAZ ondersteunend bij het organiseren van ambulances, maar dit leidde tot een extra belasting van de meldkamer Kennermerland. Bij de brand bij Chemie-Pack regelde de regio alle bijstand zelf. Alleen bij de brand op de Strabrechtse heide was sprake van samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau voor het organiseren en coördineren van de bijstand. Deze kwam echter pas gedurende het incident op gang en leidde in de eerste fase tot ergernis doordat de VRZOB in eerste instantie buiten het LOCC om de bijstand regelde. MONITOREN EN BEWAKEN Over het monitoren van de voortgang van de levering van bijstand en het constateren en doorgeven van afwijkingen, is in de rapporten over de drie cases geen informatie gevonden. 41 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 6.1 INLEIDING Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de meerwaarde van een landelijk proces resourcemanagement, ter ondersteuning van de veiligheidsregio’s. Hierbij staat de vraag centraal: Hoe kan resourcemanagement landelijk procesmatig ingericht worden, met als doel de effectiviteit en efficiency te verhogen van de inzet van mensen, middelen en kennis? Hiervoor heb ik allereerst beschreven wat resourcemanagement binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing is en welke randvoorwaarden moeten worden ingevuld. Vervolgens ben ik ingegaan op het wettelijke kader en de omgeving waarin resourcemanagement moet worden vormgegeven en ben ik ingegaan op de laatste ontwikkelingen. In het vorige hoofdstuk heb ik drie cases onderzocht op de meerwaarde van een landelijk resourceproces en de samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau. Dit laatste hoofdstuk gaat over de beantwoording van de centrale vraag aan de hand van de deelvragen en ik sluit af met aanbevelingen. 6.2 CONCLUSIES Op basis van literatuuronderzoek en de analyse van de drie cases kom ik tot de conclusie dat de hypothese zoals geformuleerd in de inleiding wordt bevestigd. Zoals ik heb geconstateerd in de analyse van de drie cases met behulp van de PMI-methode van De Bono, blijkt dat een resourcemanagement proces op landelijk niveau een meerwaarde heeft in de bestrijding van rampen en crisis. Uit de analyse blijkt dat de veiligheidsregio’s gebaad zijn bij ondersteuning vanuit het nationale niveau. Het betreft hier het uit handen nemen van de organisatie en coördinatie van resources. Daarnaast blijkt uit de analyses dat het wenselijk is dat er op landelijk niveau expertise aanwezig is die wordt aangewend om de regio’s te ondersteunen bij het maken van keuzes ten aanzien van de inzet van middelen. De hypothese was dat landelijke ondersteuning van de veiligheidsregio’s met bestuurlijk advies niet voldoende is om de effectiviteit en efficiency van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te verhogen. In mijn onderzoek wordt bevestigd dat het concreet ondersteunen van de regio’s leidt tot een effectievere aanpak van een ramp of crisis. Hoewel de bestrijding van rampen en crisis primair een verantwoordelijkheid is van de betrokken veiligheidsregio’s, is de rol van het landelijke niveau niet beperkt tot alleen adviseren. Dit wordt ook bevestigd door het rapport ‘Eenheid in Verscheidenheid’, de uitwerking van het advies van de Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking. De implementatievoorstellen hebben betrekking op leiding en coördinatie en dan met name, welk niveau - regionaal of landelijk - heeft op welk moment de verantwoordelijkheid bij bovenregionale incidenten? Dit geeft helderheid over wanneer de Rijksoverheid richting geeft of zelf stuurt. Een ander voorstel is het vormgeven van het NCC als Rijksloket op het gebied van crisisbeheersing en crisiscommunicatie voor de veiligheidsregio’s en eenduidigheid in crisiscommunicatie. En ten slotte het vereenvoudigen van de landelijke 42 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement kennisinfrastructuur voor veiligheidsregio’s, onder andere door het instellen van een vraagregisseur. (Rapport Eenheid in verscheidenheid, p. 5) Het gat tussen de inzet van regionale en landelijke capaciteiten wordt niet volledig gevuld met de implementatievoorstellen vanuit het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ als niet ingegaan wordt op de vraag hoe het landelijke niveau kan faciliteren. Uit de rapporten komt naar voren dat de faciliterende rol van de Rijksoverheid ook moet worden beschreven. De vraag daarbij is hoe het landelijke niveau kan ondersteunen, gericht op de operationele processen. Leiding en coördinatie, informatiemanagement en resourcemanagement zijn drie processen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Leiding en coördinatie is nodig om richting te geven aan het bestrijden van het incident, maar de besluitvorming hierover vraagt om een goed en actueel beeld van de situatie rondom het incident. Een inventarisatie van de ingezette en de beschikbare capaciteiten en de mogelijke inzetduur is hiervoor onontbeerlijk. Om het landelijke niveau haar rol te kunnen laten vervullen is het noodzakelijk dat de uitkomst van de besluitvorming maar ook het actuele beeld gedeeld worden. Rolvastheid is hierbij van belang, het niveau dat de operationele leiding draagt, is verantwoordelijk. Met de nieuwe GRIP-regeling is voorzien in het vastleggen van twee nieuwe niveaus voor bovenregionale leiding en coördinatie, maar dit staat los van de ondersteuning. Door de invoering van LCMS22 is voorzien in een landelijk systeem voor informatie-uitwisseling en het LOCC is belast met het opstellen van een landelijk operationeel beeld ten behoeve van de ondersteuning van de veiligheidsregio’s en het landelijke niveau. Nu is het zaak een landelijk proces resourcemanagement in te voeren dat aansluit op het regionale proces om zo een naadloze aansluiting tussen regionaal en landelijk niveau te waarborgen om zodoende de effectiviteit en de efficiëntie van de bestrijding van de ramp of crisis te bevorderen. Hoe kan een landelijk proces resourcemanagement bestuurlijk georganiseerd worden, waarbij het Rijk faciliteert binnen de wettelijke kaders? Vanuit de onderzochte cases komt naar voren dat het landelijke niveau meer gericht is op het informeren van het landelijke bestuurlijke niveau. Een goede samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau vraagt om een actueel gedeeld beeld. Het LOCC heeft tot taak een landelijk operationeel beeld samen te stellen. Dit landelijke operationele beeld is gericht op het bestuurlijke niveau, maar vooral op de operationele processen, ter ondersteuning van alle betrokken regio’s en partijen. De voorwaarde van netcentrisch werken is technisch ingevuld, de werkwijzen zijn echter nog niet voldoende afgestemd. Eén Rijksloket voor crisisbeheersing en het instellen van een vraagregisseur op regionaal niveau is een goed voorstel, echter regionaal en nationaal niveau moeten dan wel dezelfde taal spreken en dezelfde processen hanteren. Zoals in het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ wordt benoemd, is eenheid van doctrine een voorwaarde. Vanuit de cases komt naar voren dat afgeweken wordt van afgesproken procedures en dat regio’s zelf de bijstand regelen en het LOCC achteraf accordeert. Afspraken over 22 LCMS = Landelijk Crisismanagement Systeem 43 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement samenwerking bestaan niet en als ze bestaan, zijn ze niet bekend. Als het landelijke niveau geen meerwaarde biedt voor de regio’s zal geen gebruik worden gemaakt van de faciliterende rol van de Rijksoverheid. Duidelijkheid over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de samenwerking op het gebied van resourcemanagement zullen dan ook eenduidig en concreet moeten worden beschreven. Het landelijke niveau moet een proactieve houding aannemen voor het adviseren en ondersteunen van de regio’s zonder over de grenzen van de verantwoordelijkheid voor de operationele leiding te gaan. Het gaat niet om overnemen maar om ondersteunen. Het landelijke niveau kan een meerwaarde bieden door een beter inzicht in capaciteiten en door te adviseren op basis van lessons learned over inzetmogelijkheden en bestrijdingmethoden. Hiervoor moet inzicht komen in de beschikbare capaciteiten bij de Rijksoverheid, regionale overheden en partners en moeten afspraken worden gemaakt voor het beschikbaars stellen van deze capaciteiten. Dit levert een landelijk capaciteitenmatrix op. Tenslotte moet er ruimte worden geboden voor het inrichten van een organisatie die de capaciteitenmatrix en benodigde ICT-ondersteuning gaat beheren en de lessons learned optekent. Hoe kan de ondersteuning en coördinatie op landelijk niveau ingericht worden? De samenwerking van het nationale en regionale niveau binnen het proces resourcemanagement, is een systematische serie van activiteiten (stappen) die tot het effectief en efficiënt ondersteunen van de operationele processen moet leiden. Zoals in de omschrijving van de FEMA is benoemd, kent het proces resourcemanagement een preparatieve en een repressieve fase. In de preparatieve fase moet op basis van risicoprofielen en crisisplannen een indeling worden gemaakt naar capaciteiten per risicogebied, vastgesteld worden wie deze capaciteiten kan leveren en contactinformatie worden geregistreerd. Dit is een continu proces en levert de capaciteitenmatrix op. Uit de cases komt naar voren dat er geen overzicht is van beschikbare capaciteiten, het landelijke niveau reageert op aanvragen maar heeft geen beeld van alternatieve capaciteiten. In de repressieve fase ligt de nadruk op ondersteuning van de operationele processen teneinde het incident zo effectief en efficiënt mogelijk te bestrijden. Vanuit de onderzochte cases komt echter naar voren dat het landelijke niveau een afwachtende houding aanneemt en de regio’s zelf bijstand laten regelen ondanks bestaande procedures. Op grond van het gedeelde beeld en de risico-inventarisatie uit de preparatieve fase kan het landelijke niveau een eigen analyse uitvoeren ter ondersteuning van de regio’s en op grond van de beschikbare capaciteiten en lessons learned een advies geven aan de regio. Door de reactieve houding van het landelijk e niveau is er in de cases geen sprake van advies. In de huidige werkwijze vindt ondersteuning en coördinatie van interregionale bijstand plaats op basis van de vraag, echter een benadering vanuit het vragen naar de gewenste effecten biedt meer mogelijkheden om te kijken naar alternatieven. Ondersteuning en coördinatie moeten gericht zijn op het weghalen van knelpunten bij de regio zodat deze zich kan richten op het bestrijden van het incident. 44 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Welke bijdragen dienen de verschillende betrokken partners te leveren? Het gaat hierbij om de regierol, de adviesrol en coördinatie van interregionale bijstand. Op grond van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten afspraken worden gemaakt over de samenwerking tussen het landelijke en regionale niveau. Onbekendheid met afspraken en afwijken van afgesproken procedures leidt tot ergernis. Rolvastheid is hierbij belangrijk en in het proces moeten duidelijk afspraken worden gemaakt over de operationele processen versus de te leveren ondersteuning en coördinatie van interregionale bijstand. Hoe moeten de capaciteiten van de verschillende partners worden gekoppeld? Om een landelijke capaciteitenmatrix te kunnen opstellen, moet er inzicht zijn in de beschikbare capaciteiten bij de partners. Op basis van gemaakte afspraken over het leveren van gegarandeerde en niet-gegarandeerde capaciteiten moeten de betrokken instanties informatie aanleveren over mogelijkheden van de capaciteiten, leveringsvoorwaarden als levertijd, inzetduur en logistieke zelfstandigheid. En vooral belangrijk is een 24/7 contactmogelijkheid voor het oproepen van beschikbare capaciteiten. 6.3 AANBEVELINGEN Netcentrisch werken is een voorwaarde voor een goede informatievoorziening. Draag zorg voor het inventariseren van de informatiebehoefte van de veiligheidsregio’s vanuit het landelijk operationeel beeld en maak afspraken over de landelijke ondersteuning bij het opstellen van een actueel en gedeeld beeld van het incident. Eenduidige communicatielijnen zijn een voorwaarde om de druk op de meldkamer te verminderen. Het instellen van een vraagregisseur op regionaal niveau vraagt om een aanspreekpunt op landelijk niveau. Draag naast één loket voor crisisbeheersing, zorg voor een ter zake kundig aanspreekpunt op het gebied van het proces resourcemanagement en beschikbare capaciteiten. Leg de afspraken over informatievoorziening en over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de functionarissen in het werkveld van resourcemanagement vast in het Besluit Veiligheidsregio’s. Koppeling van regionale en landelijke ondersteuning vraagt om eenduidige processen. Draag zorg voor een landelijk proces resourcemanagement dat aansluit op het regionale proces. Resourcemanagement vraagt om een inventarisatie van beschikbare capaciteiten gekoppeld aan risico’s. Draag zorg voor het instellen van een landelijke capaciteitenmatrix. Een capaciteitenmatrix vraagt inzicht in beschikbare capaciteiten van betrokken partijen. Draag zorg voor een beheersorganisatie waarbij de overzichten van beschikbare capaciteiten van de betrokken partijen worden gekoppeld. Maak daarin onderscheid tussen gegarandeerde en nietgegarandeerde capaciteiten om de bedrijfsvoering van de betrokken instanties niet te verstoren. 45 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Inventariseer op landelijk niveau de lessons learned uit incidenten. Draag er zorg voor dat deze ervaringen beschikbaar zijn voor de verschillende organisaties zodat er in oefeningen, trainingen en de briefing ten tijde van het incident aandacht aan kan worden gegeven. 46 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement BIJLAGE A: LITERATUURLIJST EN GERAADPLEEGDE BRONNEN Berg, A. van den, Pottjewijd, P., Workflow, Academic Service, Schoonhoven, 1999. Bono, E. de, De Bono's Thinking Course, Revised edition, Barnes & Noble Books, New York (USA), 2005. Boom, B. v., Atoomgevaar? Dan zeker B.B: Sdu, Den Haag, 2000. Bovens, M.A.P.; 't Hart, P.; Van Twist, M.J.W., Openbaar bestuur: beleid, organisatie en politiek, Zevende druk, Wolters Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2007. Brainich von Brainich Felth, E.T, Het systeem van crisisbeheersing, Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2004. Bruijn, H. de, Heuvelhof, E. ten, Management in Netwerken, Lemma, Den Haag, 2007. Bruijn, H. de, Heuvelhof, E. ten, Veld, R. In 't, Procesmanagement, SDU Uitgevers bv, Den Haag, 2008. Dijkstra, J., Handboek Human Resources Management, Koninklijke Van Gorcum bv, Assen, 2008. Dirkx, T.K., Heeswijk, M.H.J.M. van, Enterprise Resource Management, Kluwer bv, Alphen aan den Rijn, 1999. Duin, M.J. van, Veerkrachtige crisisbeheersing: nuchter over het bijzondere, NIFV/Politieacamedie, Arnhem, 2011. Djurrema, D. I., Een MCDM scriptie naar Network Enabeled Capabilities (NEC, Infopuntveiligheid, Apeldoorn, 2010. Dutta, S., Manzoni, J.F., Process re-engineering,Orgnizational changeand performance improvement, Mcgraw Hill Book Co Ltd, Columbus OH (USA), 1999. Juran, J., Kwaliteitsmanagement, Kluwer b.v., Alphen aan den Rijn, 1997. Lievens, F., Handboek Human Resource Management, Lannoo nv & Academic Services, Den Haag, 2007. Maas, F. Verlengd lokaal bestuur, Universiteit van Utrecht, Utrecht, 2010. Salas, E, Wilson, K.A., Edens, E., Crew resource Management, Ashgate Publishing Group, Burlington (USA), 2009. Schrijvers, Mr. P.M.B., Smeets, Mr. H.C.M, Staats- en bestuursrecht,Wolters-Noordhof, Groningen, 2003. Strikwerda, J., Van unitmanagementnaar multidimensionel organisatie,Van Gorcum, Den Haag, 2008. Wildavsky, A. Searching for safety, Transaction books, New Brunswick, 1988. Zuurmond, A., Kinkhorst, O., Stor, R., De Nederlandse Kruispuntbank bestaat al, Zenc, Den Haag, 2004 BRONNEN Directoraat-generaal Politie i.o, Uitvoeringsprogramma, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, 2011. Landelijk Beraad Crisisbeheersing, Basisvereisten cirisesbeheersing; de decentrale norm benoemt, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2006. Leidraad Commandovoering, Opleidings- en Trainingscommando Operatiën, Amersfoort, 2009 Leidraad Operationele Materieellogistiek, Staf OTCO, Afdeling Doctrine, Amersfoort, 2006. Projectteam Referentiekader Regionaal Crisisplan, Referentiekader Regionaal Crisisplan, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2009. Projectteam Strategische Reis Brandweer, De brandweer over morgen, Brandweer Nederland, Arnhem, 2012. Radboud Universiteit Nijmegen, Hyperdynamische crisisbesluitvorming, KPLPLUSV, Arnhem, 2011. Rijksoverheid, Brandweerwet 1985 Rijksoverheid, Gemeentewet, 1992 Rijksoverheid, Wet veiligheidsregio',s 2010 Rijksoverheid, Besluit Veiligheidsregio's, 2010 47 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Veiligheidsberaad, Handreiking Regionaal Risicoprofiel, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2009. Werkplaats Resourcemanagement, Crisisplan Veiligheidsregio "X" 2011-2014, Deel II, Multidisciplinair Resourcemanagement proces, Arnhem, 2013. RAPPORTEN Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Poldercrash 25 februari 2009, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2009 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Brand Strabrechtese heide Deel 1: De hoofdstructuur van de rampenbestrijding, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, 2011 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Brand Strabrechtse Heide Deel 2: De feitelijke bestrijding van de natuurbrand, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, 2011 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Brand Chemie-Pack Moerdijk, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, 2011. Onderzoeksraad voor Veiligheid, Brand bij Chemie-Pack te Moerdijk, Den Haag, 2011. RMC Zuid, Initiële beschouwing militaire bijstand brand Strabrechtse Heide, Koninklijke Landmacht, Vught, 2012. Veiligheidsberaad, Eenheid in verscheidenheid, Uitwerking Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking, Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, 2013 INTERNET Brandweer Nederland, Specialistisch optreden Brandweer Nederland. Opgehaald op 9 september 2013 van http://www.brandweernederland.nl/wat_doen_we/thema-optimale/specialistisch/ Federal Emergency Management Agency, Resource Management. Opgehaald op 22 november 2012 van http://www.fema.gov/resource-management Ministerie van Defensie Brief Ministers over Defensie als structurele veiligheidspartner. Opgehaald 13 maart 2013 van http://www.parlement.com?9353000/1/j9vvhy5i95k8zxl/vi3apba1f1zu?layout=print VERANTWOORDING FOTO’S EN FIGUREN Foto voorblad poldercrash:http://vorige.nrc.nl/binnenland/crash/article2278781.ece Foto voorblad natuurbrand: http://www.flitsnieuws.nl/fnfoto/Img_3832.jpg Foto voorblad chemiepack: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/1824220/2011/ 01/13/Opstelten-onderzoek-brand-Moerdijk-kost-tijd.dhtml Foto p. 5 Bescherming Bevolking: http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/ANP01:14160164 Foto p. 6 Mevr. Dr. G. ter Horst: http://www.vrijspreker.nl/wp/2009/03/open-brief-aan-guusje-ter-horst-bzk/ Foto p. 6 Vuurwerkramp: http://zaplog.nl/zaplog/article/ex_verdachte_vuurwerkramp_enschede_overleden Foto p. 7 Rapport Eenheid in Verscheidenheid: http://www.veiligleefbaar.nl/publicatie/eenheid-verscheidenheid Foto p. 33 Poldercrash: http://nl.wikipedia.org/wiki/Turkish_Airlines-vlucht_1951 Foto p. 36 Brand Strabrechtse heide: http://www.brandweerepe.nl/Nieuwsberichten%202010.html Foto p. 39 Brand Chemie-Pack: http://www.zeeburgnieuws.nl/nieuws/wm_moerdijkbrand.html Figuur 1: Rapport proces Informatiemanagement Veiligheidsregio Flevoland Figuur 2: Rapport proces Informatiemanagement Veiligheidsregio Flevoland Figuur 3: http://www.Crisisplein.nl/netcentrisch-werken 48 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement BIJLAGE B: AFKORTINGENLIJST BB BVR BOT-Mi Bescherming Bevolking Besluit Veiligheidregio’s Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten COPI CTPI Commando Plaats Incident Coördinatie Team Plaats Incident FEMA Federal Emergency Management Agency GHOR GRIP Geneeskundig Hulp bij Ongevallen en Rampen Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure HRM Human Resourcemanagement IOOV Inspectie Openbare Orde en Veiligheid LBCB LCMS LFR LMAZ LOCC Landelijk Beraad Crisisbeheersing Landelijk Crisismanagementsysteem Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding Landelijke Meldkamer Ambulancezorg Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum MMT Mobiel Medisch Team NBC NCC Nucleair Bacteriologisch en Chemisch Nationaal Crisiscentrum RBT ROT RRCP RRRP Regionaal Beleidsteam Regionaal Operationeel Team Referentiekader Regionaal Crisisplan Referentiekader Regionaal Risicoprofiel SOM Specialistisch Optreden op Maat VRMWB VRRR VRZHZ VRZOB Veiligheidsregio Midden en West Brabant Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost 49 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement BIJLAGE C: PMI-ANALYSE POLDERCRASH (2009) Beoordeling samenwerking regionaal en landelijk niveau bij rampenbestrijding en crisisbeheersing Activiteiten Beeldvorming + - i Tijdens het incident richtten de centralisten van de drie disciplines zich vooral op de eigen discipline en zij misten een gemeenschappelijk beeld van het incident. (Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, 2009, p. 12) Geen gemeenschappelijk beeld op de meldkamer leidt tot een mogelijk vertekend gedeeld en minder actueel beeld. De tijdens de Poldercrash gehanteerde werkwijze, waarbij informatie in bilaterale contacten wordt uitgewisseld, heeft onder andere het risico van het onvolledig of vervormd weergeven van beschikbare informatie in alle schakels van de keten. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 13) Bilaterale contacten voor het uitwisselen van informatie heeft als risico het onvolledig en vervormd doorgeven van beschikbare informatie en leidt tot een vertekend gedeeld en minder actueel beeld. Binnen het CoPI is, vooral in het begin, weinig informatie vastgelegd. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 58) Niet vastleggen van informatie leidt tot een onvolledig beeld op andere coördinatieniveaus. De OL geeft aan dat de eerste vijf kwartier het OT en BT elk drie keer bijeenkomen. Deze overleggen staan voornamelijk in het teken van beeldvorming. In het eerste overleg wordt bijvoorbeeld gesproken over waar het vliegtuig ligt en daarmee welk plan – het Onduidelijkheid over de locatie van het vliegtuig en de benodigde plannen, leiden tot een onvolledig beeld van het incident, de actoren en factoren van invloed. 50 Netcentrisch werken is een voorwaarde voor een 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Analyse Inventarisatie De LMAZ gebruikt het systeem Octopus om een overzicht te krijgen van de aantallen vrije ambulances en hun posities. Crisisbestrijdingsplan Luchtvaartongevallen of het Crisisbestrijdingsplan Schiphol – van toepassing is. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 60) De Inspectie OOV maakt een aantal kanttekeningen bij de informatie-uitwisseling tussen de teams van de hoofdstructuur. De Inspectie OOV verwacht dat de invoering van ‘netcentrisch werken’ binnen de regio ten goede zal komen aan de kwaliteit van het integrale informatiemanagement. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 14) Het hoofd MICK geeft aan dat (…) centralisten niet in GMS gelezen hebben wat de juiste locatie is. Indien zij de precieze locatie in GMS zouden hebben gelezen, zou niet het CBP-S maar het CBP-Luchtvaartongevallen in werking zijn gesteld. De verwarring over de exacte incidentlocatie – en daarmee het juiste crisisplan – speelt ook in het operationeel team en in het beleidsteam. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 44) 10.26 uur vraagt de meldkamer ambulancezorg (MKA) Kennemerland aan de MKA AmsterdamAmstelland (MKA-AA) 55 ambulances aan bijstand te regelen. (…) In het Ambulancebijstandsplan (25 oktober 2007) van de VRK staat dat de MKA-centralist bij grote ongevallen en rampen het verzoek voor het organiseren van bijstand voor SMH dient uit te zetten bij de Landelijke Meldkamer Ambulancezorg (LMAZ). (Rapport Poldercrash, 2009, p. 87) goed functionerend proces resourcemanagement. De MKA-Kennemerland (MKA-KEN) maakt geen gebruik van het systeem Octopus. Dit is een Geen gebruik maken van Octopus leidt tot een vertraging in de inventarisatie van beschikbare 51 Onduidelijkheid over de locatie van het vliegtuig en welk plan van toepassing is, levert mogelijk een verkeerd beeld op voor de analyse. Er wordt geen gebruik gemaakt van de LMAZ. De LMAZ kan een snelle inventarisatie maken van beschikbare ambulances en inspelen op het verzoek van de regio Kennemerland. Onbekendheid met de procedures leidt tot een vertraging in de aanvraag van capaciteiten. 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement systeem dat een actueel en dynamisch overzicht geeft van de beschikbare ambulancecapaciteit en dat als hulpinstrument kan worden gebruikt om grotere aantallen bijstandsambulances automatisch te alarmeren. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 87) ambulances en een vertraging in het alarmeren van beschikbare ambulances. Er wordt geen helikopterinzet aangevraagd door de MKA-KEN, de alarmering van de (vier) heliteams (Mobiele Medische Teams in een helikopter) komt bij toeval tot stand door een naburige meldkamer. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 97/98) Het calamiteitenhospitaal in Utrecht stelt achteraf dat opvang van alle T-2 en T-3 slachtoffers mogelijk was geweest in Utrecht. Alle patiënten zijn nu verspreid over meer dan tien ziekenhuizen van Den Helder tot Utrecht. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 96) Kennemerland en de LMAZ hebben geen inventarisatie gedaan naar alternatieve capaciteiten. De GNK-combinaties worden door de MKA-KEN gealarmeerd. Het gaat om twee GNK-C’s van de VRK (Noord en Zuid), een GNK-C van regio NoordHolland Noord en een van regio Midden-Holland. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 88) De LMAZ heeft snel overzicht van beschikbare ambulances en goed gehandeld door terug te koppelen met Kennemerland. Hierdoor waren snel ambulances beschikbaar. Door het terugkoppelen naar Kennemerland behield Kennemerland de regie op de benodigde capaciteiten. Advies Organiseren Om 10.31 uur belt de MKA-AA de LMAZ met het verzoek de gevraagde ambulancebijstand te regelen. De LMAZ neemt vervolgens contact op met de MKA-KEN. Deze vraagt aan de LMAZ om naar beschikbare ambulances voor bijstand te informeren, maar die nog niet te laten aanrijden. De LMAZ maakt een regiotest in het systeem Octopus aan, om een overzicht te krijgen van de aantallen vrije ambulances en hun posities. De LMAZ belt vervolgens met de MKA’s van de regio’s Utrecht, Haaglanden en Hollands-Midden voor een inventarisatie. Om 10.45 uur koppelt de LMAZ terug met MKA-KEN voor het Voor ander capaciteiten had Kennemerland ook gebruik kunnen maken van de ondersteuning van de LMAZ. 52 11/11/2013 Coördineren De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement daadwerkelijk sturen van ambulances. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 88) De MKA vraagt tijdens het incident 64 ambulances aan. Volgens het hoofd MICK vraagt de MKA hiervoor interregionale bijstand bij de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. De meldkamer Amsterdam-Amstelland belt vervolgens met de Landelijke Meldkamer Ambulancezorg (LMAZ) en legt het verzoek daar neer. De LMAZ neemt vervolgens contact op met de meldkamer Kennemerland om het verzoek te verifiëren. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 45) Meerdere malen benadert de LMAZ de meldkamer met voorstellen om zaken te regelen. Deze proactieve houding is volgens het hoofd MICK tegen de afspraken en geeft alleen extra drukte op de meldkamer. De LMAZ dient volgens het hoofd MICK alleen datgene te regelen wat wordt gevraagd. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 45) Er wordt geen gebruik gemaakt van de regelcapaciteit van de LMAZ. Als knelpunt wordt in het eerste COPI-overleg verder de aanwezigheid van onderzoeksinstanties op het rampterrein genoemd. Tijdens het tweede CoPI overleg blijkt dat medewerkers van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) zichzelf toegang hebben verschaft tot het rampterrein en zijn gestart met onderzoeksactiviteiten. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 56) De Inspectie OOV vindt het opmerkelijk dat het CoPI zich heeft moeten bezighouden met onderzoekers die het rampterrein wilden betreden. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 58) … de afspraken met betrekking tot toegang van ‘derden’ op het rampterrein dienen voor alle partijen helder te zijn. Om de (coördinatie van de) hulpverlening niet te hinderen, ligt het in de rede dat partijen die toegang willen, zich altijd bij de leidinggevende van het CoPI melden. Het zou goed zijn als hierover landelijke afspraken worden gemaakt. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 59) Onderzoeksinstanties zijn van Rijkswege ingesteld. Het landelijke niveau kan deze activiteiten coördineren om te voorkomen dat de onderzoeksinstanties het bestrijden van het incident verstoren. 53 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Het OT moet VIP-management organiseren. De minister-president, de staatssecretaris van Justitie en de ambassadeur van Turkije zullen het rampterrein bezoeken. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 60) In reactie op het concept-rapport van de Inspectie OOV geeft de gemeente Haarlemmermeer aan dat het van belang is dat er goede afspraken worden gemaakt met consulaten over de rol die zij kunnen spelen bij de identificatie van slachtoffers. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 115) De LMAZ verwijst naar samenwerkingsafspraken die in december 2007 zijn gemaakt tussen de veiligheidsregio Kennemerland en de LMAZ over de ondersteuning van de MKA bij opschaling. Deze afspraken zijn volgens de LMAZ vastgelegd in een convenant. (Rapport Poldercrash, 2009, p. 45) ‘De afspraken houden onder meer in, dat bij een grootschalig ongeval in de regio Kennemerland een verzoek voor ambulancebijstand via de LMAZ wordt gedaan. Daarnaast is de LMAZ op basis van deze afspraken beschikbaar voor alle overige vormen van ondersteuning van de meldkamer in een situatie van grootschalige hulpverlening.’ (Rapport Poldercrash, 2009, p. 46) Volgens het MICK heeft de LMAZ de regierol van het MICK sterk ondermijn door aanbodgericht in plaats van vraaggericht te werken. 54 Het OT werd belast met VIP-management waardoor de operationel coördinatie werd verstoord. Dit is geen proces in de bestrijding van incidenten. Er zijn geen afspraken gemaakt met consulaten voor het ondersteunen bij de indentificatie van slachtoffers. Onbekendheid met afspraken tussen het regionale en landelijke niveau leidde tot verkeerde procedures. Hierdoor ontstaathet risico dat er vertraging optreedt in de organisatie en coördinatie van capaciteiten. De regierol moet bij het niveau blijven waar de operationele leiding ligt. Aanbodgericht werken heeft als meerwaarde dat het landelijke niveau een beter overzicht heeft over beschikbare capaciteiten, alternatieven en lessons learned. Door hierover te adviseren kunnen incidenten effectiever en efficiënter worden bestreden en de consequenties voor slachtoffers en omgeving worden beperkt. 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Monitoren Bewaken 55 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement BIJLAGE D: PMI-ANALYSE STRABRECHTSE HEIDE (2010) Beoordeling samenwerking regionaal en landelijk niveau bij rampenbestrijding en crisisbeheersing Activiteiten Beeldvorming + - In dit eerste overleg houdt het OT zich voornamelijk bezig met het verkrijgen van een scherper beeld van de ernst van de situatie. Daarbij staat vooral het bepalen van het bron- en effectgebied centraal. De OL benoemt in dit overleg drie prioriteiten. Een van de prioriteiten betreft de brandbestrijding aan de overzijde van de snelweg. Een tweede prioriteit betreft de evacuatie en ontruiming van de woningen in het effectgebied. Als derde prioriteit benoemt de OL het afzetten en autovrij maken van de snelweg A67. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 67) In korte tijd worden in het OT tal van zaken georganiseerd en afgestemd, waarbij de OL op basis van te voren benoemde prioriteiten duidelijke lijnen uitzet. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 69) De ontwikkeling van de brand en daarmee de behoefte aan opschaling ging op enig moment heel snel. Dit leidde vooral bij de brandweerdiscipline op de GMK tot grote drukte. De dienstdoende CMO op de meldkamer heeft verklaard dat er te veel meldingen binnenkwamen om die goed te kunnen verwerken. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 55) Er is sprake van een duidelijke opdracht met prioriteiten. Aantal meldingen kan niet worden afgehandeld op de meldkamer. Niet alle beschikbare informatie wordt verwerkt. De beelden die tijdens het incident binnen het CoPI, het OT, de GBT’s en het RBT tot stand komen, bevatten een algemene beschrijving van de aard van het incident en van de betrokken objecten. Deze beelden beschrijven echter niet de effecten van het incident en de risico’s voor de veiligheid van de hulpverleners en de personen in het getroffen gebied. Ook bestaat er op de eerste dag van de brand – vrijdag 2 juli – lange tijd een onduidelijk beeld over de actuele bestrijdingsorganisatie. De beschikbare informatie is niet tijdig en niet of onvoldoende verwerkt in het (start)beeld van de meldkamer en de beelden die binnen de verschillende teams tot stand komen. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 25) Er is sprake van een algemene beschrijving van de aard van het incident, maar niet over de effecten en de risico’s. Verder is er onduidelijkheid over de actuele bestrijdingorganisatie omdat de informatie niet tijdig of onvoldoende is verwerkt. Daarmee is er geen gedeeld beeld op de verschillende niveaus. 56 i 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement De regie op de informatievoorziening ontbreekt tijdens dit incident vrijwel volledig. Noch de meldkamer, noch daarna het CoPI heeft deze rol tijdens dit incident waargemaakt. Voordat het OT en het CoPI met de uitvoering van hun taken begonnen, vervult het CTPI (te) lang de rol van ‘informatiemakelaar’ naar de verschillende organisatieonderdelen. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 25) De regie over de informatievoorziening ontbreekt, hiermee worden niet alle delen van de bestrijdingsorganisatie voorzien van de juiste informatie. Het CTPI is niet aangesloten op het netcentrische systeem Cedric en het regionaal beleidsteam (RBT) en de gemeenten kunnen in deze veiligheidsregio pas vanaf januari 2011 actief gebruik maken van dit systeem. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 19) Alle niveaus en betrokken partijen binnen de bestrijdingsorganisatie moeten aangesloten zijn op het netcentrische systeem voor een goede informatievoorziening. Het OT maakt actief gebruik van Cedric. Er doet zich evenwel een aantal knelpunten voor bij het gebruik van Cedric. Zo blijken nog niet alle gebruikers even bedreven om alleen de relevante gegevens in Cedric in te voeren, waardoor men het systeem meer als logboek gebruikt. Informatie wordt tussentijds niet geschoond. Achterhaalde berichten worden niet verwijderd en ingebrachte informatie van (onder meer) de meldkamer en het CoPI worden niet altijd verplaatst naar de juiste categorie. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 83) Op grond van artikel 2.4.1, derde lid, van het Besluit veiligheidsregio’s moet het totaalbeeld langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is Het niet opschonen van het netcentrische systeem leidt tot een niet actueel beeld voor de verschillende aangesloten gebruikers. 57 Er is sprake van verschillen in informatie en het beeld van het incident tussen de verschillende onderdelen van de bestrijdingsorganisatie. Dit komt omdat informatie niet of niet volledig wordt 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement geverifieerd, beschikbaar worden gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie en eventueel aan andere partijen die bij de ramp of crisis zijn betrokken. In het vierde lid van artikel 2.4.2, stelt dit vereiste ook ten aanzien van het beschikbaar stellen van het eigen beeld van de onderdelen van de hoofdstructuur. (…) Omdat men elkaar niet altijd even goed op de hoogte houdt, bijvoorbeeld via sitraps, over de gang van zaken zijn niet alle onderdelen even goed op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot het incident. Dit geldt vooral voor de eerste uren van het incident. Veel functionarissen verzamelen zelf binnen en buiten hun eigen organisatieonderdelen informatie om zich een goed beeld te vormen als deze niet via de meldkamer of het CoPI beschikbaar komt. (…) Tegelijkertijd ziet de Inspectie hierin een afbreukrisico omdat – zeker in de eerste uren – niet iedereen bleek te beschikken over dezelfde informatie. Daarnaast bestaat door de vele bilaterale contacten kans op het onvolledig of vervormd weergeven van de beschikbare informatie in alle schakels van de keten. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 90/91) Analyse Men ontwikkelt binnen het RBT enkele scenario’s om vlot in te spelen op mogelijke ontwikkelingen. Zo wordt, in samenspraak met het OT, inzet achter de hand gehouden voor het geval de brand overslaat naar de noordzijde van de A67. Dit heeft gevolgen voor de aflossing van enkele pelotons, die hierdoor langer in het veld moeten blijven. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 76) gedeeld, veel functionarissen informatie verzamelen buiten de eigen organisatiedelen om. Daarnaast is er kans op het onvolledig of vervormd weergeven van de beschikbare informatie in alle schakels van de keten, door de vele bilaterale contacten. Het ontwikkelen van scenario’s op basis van de beschikbare informatie is belangrijk als onderdeel van de analyse. Hiermee wordt een verloop van het incident geschetst wat bijdraagt aan het vaststellen van de behoefte aan capaciteiten en ondersteuning. 58 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Het RBT heeft inzicht in de taken en verantwoordelijkheden van de andere onderdelen en maakt een duidelijk onderscheid tussen operationele en beleidsmatige beslispunten. Men zet op basis van voorafgestelde prioriteiten heldere lijnen uit en neemt duidelijke beslissingen. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 76) Inventarisatie Voor de inschakeling van pelotons en compagnieën uit andere regio’s zijn volgens de eerste CC bewuste keuzes gemaakt. Er is gekeken naar de uitrusting (4x4 materieel), de ervaring van regio’s met bosbranden en de ligging van de regio’s. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 50) Vanaf zaterdag 3 juli hebben honderden militairen bijstand verleend. Bij hun inzet is rekening gehouden met de zware omstandigheden waaronder zij het incident moesten bestrijden, zoals hitte, droogte en stof. Hun roosters zijn daarop aangepast en er is voldoende eten en drinken beschikbaar. Er is ook stilgestaan bij de persoonlijke beschermingsmiddelen voor het militaire personeel. Belangrijk om te constateren is dat er Het inzicht hebben in de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende onderdelen van de bestrijdingsorganisatie beïnvloed de analyse positief en draagt bij aan het verhogen van de flexibiliteit door centrale planning en decentrale uitvoering. Dit komt ook naar voren door het uitzetten van prioriteiten, heldere lijnen en duidelijk en beslissingen. Na verloop van tijd noteert een centralist van de meldkamer op een whiteboard de restdekking van de brandweervoertuigen. Dit inzicht is nodig omdat er veel voertuigen worden ingezet bij de Strabrechtse Heidebrand maar er ook voertuigen beschikbaar moeten zijn voor de rest van de regio. Het blijkt dat de meeste ingezette voertuigen hun status niet plotten waardoor de GMK lange tijd geen overzicht heeft van de ingezette voertuigen en de plaats waar ze worden ingezet. (Brand Strabrechtese heide 1, p. 79) Diverse brandweerfunctionarissen regelen buiten de meldkamer om aanvullend materieel. Het betreffende bosbrandbestrijdingsplan bevat convenanten met loonwerkers, maar daaraan is bij de bestrijding van deze brand voorbij gegaan. Sommige ingezette voertuigen blijken niet geschikt voor de inzet op de Strabrechtse Heide. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 19) Tijdens de eerste uren van de inzet is er voor de manschappen weinig drinken beschikbaar. De logistiek voor de verzorging komt traag op gang. De roosters van de ingezette militairen zijn wel aangepast aan de zware omstandigheden en voor 59 Er is in het begin geen inzicht in het aantal ingezette voertuigen en de restdekking en de locatie van de ingezette voertuigen. Dat er bij het aanvragen naar bijstand door de regio is gekken naar uitrusting, ervaring en ligging van de regio’s is een goed invulling van de inventarisatie van beschikbare capaciteiten en ondersteuning. Dit komt ondermeer door het niet plotten van de locatie door de eenheden maar ook omdat capaciteiten buiten de meldkamer om worden geregeld. Er is tijdens de eerste uren van inzet te weinig drinken. De logistiek komt te laat op gang. Verder wordt er niet zorg gedragen voor beschermende maatregelen voor andere hulpverleners dan brandweer en worden eenheden te lang ingezet. Defensie heeft wel rekening gehouden met de zware omstandigheden waaronder het personeel werd ingezet en heeft daarop ingespeeld met voldoende eten en drinken en aangepaste 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement zich bij hen geen persoonlijke ongelukken hebben voorgedaan. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 70) hen is voldoende eten en drinken beschikbaar. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 20) Verschillende eenheden gaan tijdens dit incident op uiteenlopende wijze om met de risico’s van het inademen van rook en koolmonoxide. (…) Volgens de Inspectie OOV is bij dit incident het gevaar van rook en koolmonoxide onderschat. De aflossing van diverse eenheden en functionarissen laat (te) lang op zich wachten waardoor een aantal hulpverleners te lang aaneen is ingezet. Volgens de Inspectie moet de aflossing beter worden geregeld en is er meer aandacht nodig voor de veiligheid van het personeel. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 20) Ingezet personeel kan uit praktische overwegingen en uit overwegingen ten aanzien van eigen veiligheid (vermoeidheid) niet zo lang worden ingezet, en zal dus moeten worden afgelost. Daarvoor zijn ook eenheden nodig. Het is niet strikt noodzakelijk dat de eenheden zelf beschikken over geschikt materieel (bijvoorbeeld 4x4 aandrijving). Het is ook mogelijk dat zij de voertuigen van de af te lossen eenheden gebruiken. Dit is echter niet structureel gebeurd. In een enkel geval is wel voor deze optie gekozen. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 55) ‘Het LOCC zou net als Defensie moeten vragen naar het gewenste effect van de bijstandsaanvragen in plaats van eenheden uit een lijst aanbieden. Deze vragen zijn opportuun omdat het LOCC een peloton uit de regio Utrecht heeft gestuurd, dat is teruggestuurd omdat het geen vierwielaangedreven blusvoertuigen had’ 60 roosters. Het vragen naar effecten geeft een beter inzicht wat voor capaciteiten de regio nodig heeft en voorkomt het regelen van capaciteiten die niet voldoen aan de omstandigheden waarin ze moeten worden ingezet. 11/11/2013 Advies De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement (Brand Strabrechtese heide 1, p. 69) De Veiligheidsregio Twente (VRT) verleent op zondag 4 juli vanaf 16.00 uur bijstand. Naast een peloton met specifiek natuurbrandbestrijdingsmaterieel levert deze regio ook nog twee watertankwagens (elk met een tankinhoud van 15 m3) die ook geschikt zijn om in moeilijk terrein te rijden (6x6 aandrijving). De door Twente geleverde pelotoncommandant beschikt over specifieke natuurbrandbestrijdingskennis en -ervaring. Op het moment dat het peloton uit Twente arriveert, is er in feite geen sprake meer van echte brandbestrijding, meer van nabluswerkzaamheden. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 53) Uit de interviews komt naar voren dat de eenheden in het veld een andere verwachting hadden van de inzetbaarheid van de blushelikopter. Zo bestond bij verschillende (leidinggevende) functionarissen van de brandweer onduidelijkheid over de inzetstrategie van de blushelikopter. In het veld leefde het idee dat de blushelikopter vooral inzet op de bestrijding van het kroonvuur, terwijl de blushelikopter feitelijk vooral inzet op de randen van het inzetgebied. De Inspectie OOV is van oordeel dat deze informatie duidelijker had moeten worden gecommuniceerd, aangezien een en ander gevolgen heeft voor de te bepalen inzetstrategie voor de brandbestrijding vanaf de grond. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 57) 61 Informatie over de mogelijkheden en beperkingen van specifieke bijstandseenheden worden niet tijdig bekend gesteld. 11/11/2013 Organiseren De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Het op de juiste wijze volgen van de procedure is daarbij van belang gebleken. Mede daardoor heeft ook het LOCC zijn rol kunnen uitoefenen. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011) Door het snel toenemende aantal ingezette TS’n kon het CTPI de bevoorrading van brandstof met de eigen capaciteit niet meer waarborgen. Op advies van de Officier Veiligheidsregio in het CTPI werd een brandstofdistributiemodule (BDM) met aftankmogelijkheid aangevraagd bij defensie. De BDM werd extern bevoorraad aan de rand van het inzetgebeid door een civiel bedrijf uit de omgeving. (…) Voordeel was dat de ingezette voertuigen slechts kort hun inzet moesten onderbreken in plaats van het inzetgebied verlaten, voor het innemen van brandstof. (RMC Zuid, 2012, p. 9/14) De Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost vraagt voor de bestrijding van deze brand om ‘burenhulp’ van een buurregio en doet daarnaast een groot beroep op bijstand. In eerste instantie werkt de regio niet conform de procedure voor interregionale bijstand door zelf rechtstreeks bij een regio om bijstand te vragen, buiten het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) om. Daardoor ontstaat er tussen de regio Brabant-Zuidoost en het LOCC een misverstand over de regio die de bijstand verleent. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 18) Dit zorgt (…) voor verwarring en ergernis omdat het LOCC een andere regio wil regelen dan BrabantZuidoost zelf al had gedaan. De door de regio, in het kader van civiel-militaire samenwerking, aangevraagde bijstand van Defensie verloopt direct via het LOCC. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 51) De VNOG raakt bij de brand betrokken doordat zij vrijdagmiddag twee functionarissen levert als ‘heliteam’ voor de inzet van de blushelikopter van Defensie. Eén persoon neemt als adviseur plaats in de helikopter en een hoofdofficier van de brandweer van die regio neemt als adviseur plaats in het CoPI. De adviseur (van de VNOG) in de blusheli neemt op die vrijdagmiddag verschillende ‘blinde vlekken’ waar: gebieden waarin de brand zich voortplant maar waar geen eenheden aanwezig zijn. Hij adviseert via zijn VNOG-collega in het CoPI om te vragen om bijstand van een natuurbrandbestrijdingscompagnie, bijvoorbeeld 62 De noodzaak om de juiste procedures voor het aanvragen van bijstand te volgen, zijn in het begin van het incident merkbaar. Het landelijke niveau heeft geen inzicht in aangevraagde bijstand en daarmee de overige beschikbare capaciteiten. Daarnaast leidt dit to ergernis in de samenwerking omdat het LOCC andere regio’s wil benaderen dan de VRZOB al heeft geregeld. In et verloop van het incident werd de samenwerking verbeterd en kon het LOCC haar rol oppakken voor het regelen van bijstand. De bevoorrading van brandstof met eigen capaciteiten was niet meer haalbaar, het inzetten van bijstand van een BDM van defensie en de externe bevoorrading is een goede oplossing van een knelpunt. Advies van gespecialiseerd personeel werd genegeerd door het landelijk niveau en leidde tot het aanvragen van andere capaciteiten. 11/11/2013 Coördineren De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement een compagnie van de VNOG. Deze compagnie is specifiek geschikt voor natuurbrandbestrijding omdat zij onder meer bestaat uit natuurbrandbestrijdingsvoertuigen en specifiek geschoold personeel op het gebied van natuurbrandbestrijding. Wanneer het CoPI dit advies na enige tijd overneemt, doet men de aanvraag voor bijstand via het LOCC. Het LOCC besluit echter om niet de VNOG maar een peloton van Twente te alarmeren. Op aandringen van de adviseur van de VNOG wordt de volgende dag, zaterdag 3 juli, alsnog een compagnie van de VNOG opgeroepen. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 51/52) Ongeveer een half uur nadat de eerste eenheid bij de brand aankomt, verzoekt de officier van dienst-brandweer (OvD-B) om de inzet van een blushelikopter van het ministerie van Defensie. Ongeveer drie uur later komt deze helikopter ter plaatse. Het duurt daarna nog bijna een uur voordat het commando plaats incident (CoPI) de Zuid-Willemsvaart aanwijst als waterinnamepunt voor de helikopter en het scheepvaartverkeer stil laat leggen zodat de helikopter daar zijn waterzak kan vullen met bluswater. Dit kost naar het oordeel van de Inspectie te veel tijd. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 19) De eerste regio die komt assisteren, is de buurregio Limburg-Noord. (…) Omdat het hier gaat om zogenoemde ‘burenhulp’ hoeft deze aanvraag niet via het LOCC te lopen. Vanaf een vooraf gedefinieerde uitgangsstelling vertrekt het peloton onder politiebegeleiding naar de 63 De voorwaarden voor het inzetten van de blusheli werden door de regio niet meteen geregeld nadat de aanvraag voor bijstand was ingediend. Het landelijk niveau heeft hierover ook geen informatie verstrekt of geregeld dat de kennis op tijd bij de regio beschikbaar was door een advies van de specialisten of het specialisten ter plaatse te laten aansluiten bij het overleg in de regio. Er worden geen afspraken gemaakt tussen het landelijke en regionale niveau over de opvang en ondersteuning van bijstandseenheden. Bijstandseenheden uit Limburg-Noord die door de regio zelf zijn aangevraagd krijgen een uitgangsstelling toegewezen, bijstandseenheden die door het LOCC zijn geregeld hebbe in eerste aanleg geen uitgangsstelling toegewezen, dit moet later rechtgetrokken worden. Ook het tijdstip van de aflossing leidt ertoe dat eenheden 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Strabrechtse Heide. Voor de eerste pelotoncommandant is lange tijd onduidelijk wat exact wordt verwacht van het peloton. Uiteindelijk geeft de CC1 laat op de avond (rond 23.00 uur) de opdracht om het reeds ingezette peloton van Brabant-Zuidoost af te lossen. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 51) Een andere veiligheidsregio die op zaterdag 3 juli bijstand verleent, is Gelderland-Zuid. (…) Er blijkt geen verzamelplaats/uitgangsstelling te zijn voorbereid. In overleg met de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost wordt een verzamelplaats aangewezen op een terrein van Rijkswaterstaat. Zaterdagmiddag rond 12.00 uur komt de compagnie van Gelderland-Zuid aan bij het inzetgebied. De compagniecommandant krijgt hier een inzetgebied toegewezen met de opdracht ‘verkennen en nieuwe brandhaarden blussen’. Rond 19.30 uur worden nieuwe manschappen in Gelderland-Zuid gealarmeerd ter aflossing van de manschappen van de eerste compagnie. Het materieel wordt niet gewisseld. De manschappen komen met touringcars naar het terrein van Rijkswaterstaat. Daar arriveren ze rond 21.30 uur. Het wisselen van de eenheden kost dan nog ongeveer twee en een half uur. Rond middernacht uur zijn alle eenheden gewisseld. Vanwege de ingevallen duisternis worden de gewisselde eenheden echter niet direct ingezet. De manschappen krijgen het dringende advies om in bluspak in de buurt van hun voertuigen zoveel mogelijk rust te nemen om de volgende ochtend, zondag 3 juli, te kunnen worden ingezet. Zondagochtend vindt rond 05.00 64 in bluspak moeten overnachten bij de inzetvoertuigen op de uitgangsstelling. Defensie daarentegen laat het personeel ter ondersteuning van deze bijstandseenheden wel de volgende morgen ter plaatse komen. 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement uur het eerste overleg plaats over de tactiek die moet worden ingezet zodra de zon opkomt. Rond 05.30 uur arriveren twee touringcars van Defensie met militairen. Deze worden aan de brandweereenheden van Gelderland-Zuid gekoppeld om kleine overgebleven brandhaarden op te sporen en te blussen. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 52) De Veiligheidsregio Utrecht levert ook bijstand op zondag 4 juli. (…) Bij de natuurbrandbestrijdingscompagnie van Utrecht fungeert de compagniecommandant tevens als verplaatsingsleider. Hierdoor kan hij niet alvast vooruit rijden om overleg te voeren over de opdracht van de compagnie. Pogingen om hierover te communiceren door middel van C2000 slagen niet wegens het ontbreken van de juiste C2000-gespreksgroep. (Brand Strabrechtse Heide Deel 2, 2011, p. 53) Er is onduidelijkheid over de opdracht van de bijstandseenheden. Vooraf overleg is niet mogelijk omdat de commandant van deze eenheid tevens verplaatsingsleider is. Dit knelpunt probeert men op te lossen door contact via C2000, hetgeen mislukt door het ontbreken van de juiste gespreksgroep. Na opschaling naar GRIP-2 overlegt het OT met het LOCC over (interregionale) bijstandsaanvragen. Men organiseert de bijstandsaanvragen informeel en koppelt daarna terug aan het LOCC. De AC-B en de OL beschrijven de noodzaak en nut van samenwerking met het LOCC als volgt: ‘Het actiecentrum brandweer kon bijstandsaanvragen prima regelen. Het wordt als prettig ervaren dat het LOCC monitort en assisteert maar de behoefte aan landelijke regie wordt niet ervaren’ . (Brand Strabrechtese heide 1, p. 68) De regio ziet de noodzaak van de regierol van het LOCC niet, monitoren en assisteren voldoen. 65 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Monitoren Bewaken 66 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement BIJLAGE E: PMI-ANALYSE CHEMIE-PACK (2011) Beoordeling samenwerking regionaal en landelijk niveau bij rampenbestrijding en crisisbeheersing Activiteiten Beeldvorming + Op 5 januari rond 15.00 uur stelt het NCC de piketmedewerker van het LOCC in kennis van de brand bij Chemie-Pack. Vrijwel direct vindt overleg plaats met het NCC. Het LOCC besluit op te schalen en stuurt om 18.02 uur een liaison naar de veiligheidsregio Midden- en WestBrabant voor een inventarisatie van de behoefte aan bijstand. Het LOCC zal, indien hier behoefte aan is, deze bijstand coördineren. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 114) Ondertussen is een liaison uit de veiligheidsregio RotterdamRijnmond in Moerdijk aangekomen. Hij meldt na het CoPI-overleg van 20.00 uur aan het ROT in Rotterdam dat de brand in Moerdijk nog dermate groot is, dat een zinvolle inzet met schuim op dat moment volgens hem niet haalbaar is door een gebrek aan middelen. (Rapport Brand ChemiePack, 2011, p. 81) Omdat de SGBO van de regiopolitie Zuid-Holland Zuid voor het nemen van maatregelen ten aanzien van het afzetten van wegen mede afhankelijk is van de besluiten - i Ten slotte communiceren de leidinggevenden onvoldoende met elkaar en met de brandweereenheden, waardoor er geen gedeeld beeld is van de gekozen aanpak en de wijze waarop deze moet worden uitgevoerd. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 16) Leidinggevenden communiceren onvoldoende met elkaar, wardoor er geen gedeeld beeld is van de gekozen aanpak en de wijze waarop deze moet worden uitgevoerd. Voor het goed functioneren van het leidinggevend systeem is het essentieel om te beschikken over de juiste actuele informatie van de ontwikkelingen van een incident. De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant komt gedurende het incident in Moerdijk echter onvoldoende tot een compleet en actueel beeld van de situatie. (…) In de stabilisatie- en de normalisatiefase blijkt de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant niet in staat om een totaalbeeld van het incident op te stellen en dit te delen met de verschillende coördinerende teams en andere veiligheidsregio’s. (…) Als gevolg hiervan komen de beelden die de verschillende coördinerende teams op operationeel en bestuurlijk niveau van het incident hebben op De VRMWB komt tijdens het incident onvoldoende tot een compleet en actueel beeld en is niet in staat om dit te delen met de verschillende coördinerende teams en andere veiligheidsregio’s. Dit leidt tot verschillende beelden bij de betrokken teams op operationeel en bestuurlijk niveau. 67 Liaisons worden uitgezonden van respectievelijk het LOCC en de regio Rotterdam-Rijnmond. Dit kan de informatie-uitwisseling bevorderen. Het LOCC pakt haar rol voor het opstellen van het landelijk operationeel beeld voor het ondersteunen van de betrokken veiligheidsregio’s en het nationaal niveau op, maar slaagt daar maar ten dele in. 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement die genomen worden in de SGBO van de regiopolitie Midden- en West-Brabant, sluit om 17.30 uur een liaison van de SGBO Zuid-Holla Het LOCC richt zich tijdens het incident vooral op het opstellen van een landelijk operationeel beeld (…) Dit landelijk beeld is bestemd voor de veiligheidsregio’s en de onderdelen van het Rijk die zijn betrokken bij het incident. Door middel van dit beeld worden zij op de hoogte gehouden van de stand van zaken en de mogelijke gevolgen voor de eigen organisatie. Het LOCC beoogt hiermee de belasting van de direct betrokken veiligheidsregio’s te beperken. (…) Daarnaast vertaalt het LOCC de beschikbare operationele informatie naar adviezen voor het nationale niveau. Hiervoor is een medewerker van het LOCC in de loop van de avond toegevoegd aan het NCC. ‘De informatie wordt wel opgenomen in LCMS, maar je moet een beeld ook kunnen duiden. Het betreft een combinatie van operationele duiding van de gebeurtenissen en een advies aan het NCC en het ICCB hoe daarmee om te gaan. Ik probeer het verschil tussen zin en onzin duidelijk te maken,’ aldus de medewerker van het LOCC. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 115) meerdere momenten niet overeen met de feitelijke situatie. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 16) Het LOCC is daarnaast maar ten dele geslaagd in het opstellen van een landelijk operationeel beeld van het incident. (Rapport Brand ChemiePack, 2011, p. 18) Omdat de veiligheidsregio Midden- en WestBrabant maar beperkt in staat is om informatie via het netcentrisch systeem te delen en het NCC in zijn situatierapporten niet kan voorzien in de behoefte van de veiligheidsregio’s, werd veelal geprobeerd telefonisch contact te leggen. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 19)Ook het LOCC, het NCC en de ICCB hebben gedurende het incident behoefte aan informatie. Elk van hen neemt veelvuldig contact op met de betrokken veiligheidsregio’s en de gemeente Moerdijk. Dit verloopt eveneens grotendeels via informele kanalen. De behoefte aan informatie op het nationale niveau is weliswaar begrijpelijk, maar bij het vergaren ervan ontbreekt het aan regie. Dit creëert onnodige bestuurlijke drukte, die niet bijdraagt aan een effectieve bestrijding van een incident. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 19) Zoals later zal blijken hebben door de gebrekkige informatiepositie van de veiligheidsregio Middenen West-Brabant ook de andere betrokken veiligheidsregio’s moeite om zich een goed beeld te vormen van het incident. Het duurt geruime tijd voordat in het ROT een beeld wordt opgesteld dat met andere veiligheidsregio’s kan 68 Het onvermogen van de VRMWB om in de informatiebehoefte te voorzien, zorgt ervoor dat betrokken veiligheidsregio’s en nationale instanties als NCC en LOCC veelvuldig telfonisch contact opnemen met functionarissen van VRMWB. Grotendeels via informele kanalen. Dit terwijl LOCC en Rotterdam-Riinmond liaisons hebben uitgestuurd. Het gevolg is een extra belasting van de VRMWB en draagt niet bij aan een effectieve bestrijding van het incident. Het duurt lang voordat het ROT een beeld opstelt dat gedeeld kan worden met andere veiligheidsregio’s. Het door het LOCC opgestelde landelijke beeld heeft nauwelijks toegevoegde waarde voor de betrokken regio’s. Dit heeft te maken door de beperkte vulling door VRMWB, ondanks de aanwezige liaison en leidt niet tot een ontlasting van VRMWB. 11/11/2013 Analyse De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement In het ROT-overleg van 19.10 uur komt het voorstel van het CoPI aan de orde om rond 21.00 uur met een schuimblussing de brand te blussen. Besloten wordt dat niet mag worden begonnen met schuimblussing voordat dit goed is gecommuniceerd en de noodzakelijke maatregelen zijn getroffen, zoals de aanwezigheid van voldoende schuimvormend middel en voldoende materieel om het schuim op worden gedeeld. Het feit dat het bij een incident met dergelijk grote risico’s geruime tijd duurt voordat een beeld kan worden gedeeld met andere betrokken veiligheidsregio’s is naar het oordeel van de inspectie een ernstig gebrek. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 91) Het opstellen van het landelijk beeld doet het LOCC in de oefenomgeving van LCMS. Het is voor het eerste dat het LOCC dit toepaste op een incident waarbij het bron- en effectgebied niet in dezelfde veiligheidsregio liggen. Voor de veiligheidsregio’s die inzicht willen hebben in de gevolgen van het incident, heeft het opgestelde landelijk beeld nauwelijks toegevoegde waarde. Dit wordt mede veroorzaakt door de beperkte vulling van LMCS door de veiligheidsregio Midden- en WestBrabant. Ondanks de aanwezigheid van een liaison in Tilburg blijft de vraag om informatie bestaan en wordt de belasting van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant niet beperkt. In dit opzicht biedt het landelijk beeld niet wat ervan verwacht mag worden en draagt het niet bij aan een effectievere aanpak van de bestrijding van het incident. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 119/120) In de acute fase van het incident stellen de dan aanwezige brandweerofficieren een inzettactiek op. Besloten wordt om de vloeistofbrand gecontroleerd te laten uitbranden. (…) De gekozen inzettactiek is echter wel complex, omdat ook opdracht wordt gegeven om te voorkomen dat delen van het bedrijf die nog niet in brand staan alsnog in brand raken. Dit bemoeilijkt het succesvol uitvoeren van het 69 De complexiteit van de eerste gekozen inzettactiek bemoeilijkt het succesvol uitvoeren. De besluitvorming rondom de schuimblussing gebeurd na analyse van de eerdere bestrijdingsmethode. Meteen wordt opgemerkt dat hiervoor afstemming moet plaatsvinden met VRZHZ en andere betrokken partijen. 11/11/2013 Inventarisatie De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement te kunnen brengen. Ook moet worden afgestemd met de betrokken instanties, waaronder Rijkswaterstaat, ProRail en de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 80) In het eerste overleg van het RBT gaat de voorzitter op verzoek van het ROT akkoord met een inzet met schuim. De leden bespreken wat de mogelijke effecten van de schuimblussing voor de bevolking zijn en besluiten dat dit vooraf goed gecommuniceerd moet worden naar de burgers. Ook geeft het RBT nadrukkelijk mee dat voordat het CoPI de schuimblussing inzet, dit moet zijn afgestemd met de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Het gevolg van de schuimblussing is immers dat dikke zwarte rook vrij komt, die door de te verwachten regen laag zal worden gehouden. Dit zal in de effectgemeenten naar verwachting leiden tot klachten over overlast. (Rapport Brand ChemiePack, 2011, p. 81) In het overleg van het ROT dat om 16.55 uur plaatsvindt, vraagt de Officier veiligheidsregio (OVR) van Defensie of NBC-capaciteit nodig is. Het ROT besluit deze vraag bij het CoPI neer te leggen. (…) In het ROT overleg van 17.55 uur wordt aan de OVR meegedeeld dat het CoPI nog geen NBC-capaciteit nodig heeft. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 83) uitbrandscenario. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 15) Ook ten aanzien van het ontsmetten is geen sprake van leiding en coördinatie. Ondanks dat sprake is van een brand bij een BRZO-bedrijf dat werkt met chemische stoffen en dat meermaals wordt geconstateerd dat verontreinigd bluswater over de plaats incident stroomt, heeft het ROT ook in de normalisatiefase geen ontsmettingsprocedure opgestart. De ontsmetting van voertuigen en materiaal wordt overgelaten aan het oordeel van de afzonderlijke bevelvoerders. Verschillende brandweereenheden keren met verontreinigde voertuigen en kleding terug naar de kazerne. Sommige rijden hierbij door verontreinigd bluswater. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 97) Ondanks berichten over besmetting met chemicaliën van het brongebied en het bluswater, is er geen plan voor ontsmetting en ontbreekt het aan leiding en coördinatie op dit gebied. Het gevolg is dat verschillende eenheden met verontreinigde voertuigen en uitrusting naar de kazerne zin teruggekeerd. Al in de middag raakte ook de Rijksoverheid steeds meer bij de zaak betrokken, alsof daar de verantwoordelijkheid voor de crisisbestrijding lag. Tevens was de Rijksoverheid betrokken vanuit de verantwoordelijkheid voor specialistische diensten (Onderzoeksraad voor Veiligheid, p. 14) Ondanks dat de Rijksoverheid verantwoordelijkheid is voor specialistische diensten is hier geen regie op gezeten. Het opmerken van de beschikbaarheid van NBCcapaciteit bij defensie is een goede inventarisatie van alternatieven. De Gezamenlijke Brandweer in de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond bereidt zich al voor op een mogelijk bijstandsverzoek. Op verzoek van de voorzitter van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt vervolgens actief bijstand aangeboden aan de veiligheidsregio’s Het initiatief van de Gezamenlijk Brandweer om zich voor te bereiden op een bijstandsverzoek en het aanbieden van deze capaciteiten had mogelijk een bijdrage kunnen leveren in de effectieve bestrijding van het incident. De gezamenlijke brandweer is vanwege haar 70 11/11/2013 Advies Organiseren De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Midden- en West-Brabant en Zuid-Holland Zuid. Dit aanbod wordt om 17.28 uur via LCMS verzonden. Enige tijd later lukt het de OL om telefonisch contact te leggen met de voorzitter van het ROT van de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. De voorzitter van het ROT geeft aan dat de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid op dat moment geen behoefte heeft aan bijstand. Rond 18.45 uur alarmeert de veiligheidsregio RotterdamRijnmond een schuimblusvoertuig en een haakarmvoertuig met schuimvormend middel van de Gezamenlijke Brandweer. Deze combinatie vertrekt daarop naar de gemeente Moerdijk. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 106) Ook is het risico van het vervuilde bluswater voor de gezondheid van de hulpverleners onvoldoende onderkend. Er is geen ontsmettingsprocedure opgestart. Ook is een aanbod van Defensie om gebruik te maken van NBC-capaciteit afgeslagen en is de NBC-steunpuntregio niet te hulp geroepen. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 16) verantwoordelijkheid voor de haven van Rotterdam, bij uitstek gespecialiseerd in chemische branden. Het LOCC heeft bij grootschalige incidenten een rol bij het coördineren van bijstand, bij het opstellen van een landelijk beeld van het incident en bij het duiden van de operationele aspecten van het incident ten behoeve van de besluitvorming op landelijk niveau. Het LOCC heeft de eerste taak, het coördineren van de bijstandsverlening, slechts gedeeltelijk Dat de VRMWB zelf alle bijstand regelt inclusief defensie, terwijl het LOCC, belast met de coördinatie van bijstand, hier niet op ingrijpt en haar rol oppakt, heeft bijgedragen aan het ontbreken van regievoering op interregionale bijstand. Het LOCC heeft zich beperkt to het achteraf formaliseren van de bijstandsaanvragen. 71 Het niet benutten van landelijke specialistische capaciteiten voor het ontsmetten van hulpverleners en materiaal heeft een extra risico voor de hulpverleners veroorzaakt. 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement uitgevoerd. De veiligheidsregio Midden- en WestBrabant heeft geen gebruik gemaakt van het LOCC voor het aanvragen van bijstand, maar veel zelf geregeld. De door de veiligheidsregio aangevraagde bijstand van Defensie bijvoorbeeld wordt in onderling overleg georganiseerd. De rol van het LOCC blijft hierdoor beperkt tot het achteraf bekrachtigen van de aangevraagde en ingezette bijstand. Er was geen sprake van regievoering op de interregionale bijstandverlening. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 119) Het regelen van bijstand is voor het LOCC bij dit incident nauwelijks aan de orde. De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant roept op basis van eerder gemaakte afspraken buiten het LOCC om de hulp van Defensie in. Het LOCC formaliseert dit achteraf. De bijstand van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond aan de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant wordt niet aangevraagd, maar aangeboden. Het LOCC heeft zich hier niet mee bezig gehouden. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 115) Coördineren Om 20.45 uur krijgt de veiligheidsregio Haaglanden aanvullende informatie van de AGS van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Deze meldt dat de brandweer in Moerdijk om 21.00 uur overgaat tot een schuimblussing. De wolk kan tot op tien kilometer van de locatie neerslaan. Dit leidt mogelijk tot stankoverlast. Inmiddels komen ook vanuit de gemeente De Onderzoeksraad heeft in kaart gebracht welke partijen tijdens en na de brand metingen hebben verricht aan lucht, water en bodem. De brandweer in de twee veiligheidsregio’s – Midden- en West-Brabant en Zuid-Holland Zuid – verrichtte tijdens de brand metingen aan de lucht met ‘gasmeetbuisjes’ die direct uitslag geven. De Milieuongevallendienst van het Rijksinstituut 72 Rotterdam-Riinmond geeft aanvullende informatie aan VRZHZ over de schuimblussing in VRMWB en de gevolgen daarvan. Er heeft geen regie plaatsgevonden op de metingen en het duiden van de resultaten van deze metingen. Geen van de regio’s had controle op de landelijke organisaties belast met deze metingen, het aanleveren van de resultaten en 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Leiderdorp klachten over stankoverlast binnen. De veiligheidsregio Haaglanden hoort om 21.18 uur van het LOCC dat het tijdstip van de schuimblussing wordt verschoven naar 22.00 uur. Het NCC heeft een kernboodschap voor de website crisis.nl opgesteld. Deze is vooral gericht op de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Voor de overige gebieden is vermeld dat geen metingen bekend zijn. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 108) De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft vrijwel direct de veiligheidsregio ZuidHolland Zuid geïnformeerd over het grootschalig incident. De overige veiligheidsregio’s, die minder direct bij het incident betrokken zijn geweest, zijn echter niet actief door de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant geïnformeerd. Zij hebben het incident uit de media vernomen. Het NCC informeert de veiligheidsregio’s via situatierapporten, maar deze voorzien gezien de vele contacten niet in de informatiebehoefte van de veiligheidsregio’s. Deze nemen vervolgens voor meer informatie zelf contact op met de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid of de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant had gezien de omvang en uitstraling van het incident meer aandacht moeten hebben voor het actief informeren van de overige veiligheidsregio’s. (Rapport Brand Chemie-Pack, 2011, p. 110) voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beschikt over meer geavanceerde meetapparatuur waarmee zij metingen verrichtte op de dag van de brand en in de dagen erna aan de lucht en op neergeslagen roetdeeltjes. Daarbij is onderscheid te maken tussen metingen die direct uitslag geven en metingen die nadere analyse vergen in het laboratorium. Zo duurt het bepalen van dioxineconcentraties ongeveer een week. De Milieu-ongevallendienst van het RIVM heeft op de dag van de brand en de dagen erna grasmonsters genomen. De nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) heeft na de brand monsters genomen van groenten en producten van dierlijke oorsprong in het effectgebied tot tien kilometer van de brandlocatie. Het waterschap Brabantse Delta liet metingen uitvoeren aan het oppervlaktewater rond de brandlocatie. De NOS liet zelf ook enkele grondmonsters nemen in het gebied ten noorden van Moerdijk. Tot slot namen ook de drinkwaterbedrijven Evides en Waternet monsters van het oppervlaktewater op de brandlocatie en in drinkwaterbekkens. Geen van beide veiligheidsregio’s had controle over het verzamelen van de meetgegevens die nodig waren voor de communicatie met de bevolking. (Onderzoeksraad voor Veiligheid, p. 11/12) Geen van beide veiligheidsregio’s had controle over het rapportageproces van het BOT-mi. Ondanks de samenwerkingsovereenkomsten tussen de regio’s en het BOT-mi en de bevoegdheden volgend uit de Wet veiligheidsregio’s werd de (operationele) 73 het duiden van de gevolgen. De oorzaak hiervan was dat bevoegdheden werden op landelijk en regionaal niveau anders geïnterpreteerd, VRMWB houdt ZHZ goed op de hoogte van de ontwikkelingen rondom de schuimblussing en in overleg met ZHZ wordt gewacht met de inzet totdat beide regio’s klaar zijn met de voorbereidende activiteiten. 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement aansturing van het BOT-mi verschillend geïnterpreteerd door de veiligheidsregio’s, de landelijke partijen en het BOT-mi zelf. Daardoor was het niet duidelijk aan wie het BOT-mi zou rapporteren, wanneer meetresultaten zouden worden opgeleverd en wie de meetgegevens moest duiden. (Onderzoeksraad voor Veiligheid, p. 13) Monitoren Bewaken 74 BIJLAGE F: REGIONAAL PROCES RESOURCEMANAGEMENT Het doel van het resourcemanagementproces is het adviseren over en coördineren van de middelen en maatregelen die nodig zijn om de crisisbeheersingsorganisatie in staat te stellen om op te treden langer dan de periode van operationele en logistieke zelfredzaamheid. Onder logistieke en operationele zelfstandigheid wordt verstaan: de hoeveelheid en aard van (operationele en logistieke) middelen van een eenheid, die het mogelijk maken om gedurende een vereiste tijdsduur een operationele taak zelfstandig uit te voeren. Het resourcemanagementproces kent vier stappen: - Beeldvormen en analyseren Inventariseren Organiseren en coördineren Monitoren en bewaken De vier stappen en de hierbij horende informatieproducten worden in dit hoofdstuk toegelicht. Beeldvormen en analyseren De resourcemanager ontvangt een opdracht en vormt zich een beeld van het incident. De Operationeel leider geeft een opdracht aan de resourcemanager. In deze opdracht zijn de beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen verwoord die van toepassingen zijn en welke effecten er bereikt moeten worden. De resourcemanager vormt zich een beeld van de aard en omvang van het incident op basis van het totaalbeeld. Vervolgens analyseert hij op basis van de bestaande plannen welke factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van de crisis. Hierna maakt de resourcemanager een geanalyseerd RM beeld . Hierin wordt de analyse van de feitelijke en de gewenste situatie weergegeven met hierin aandacht voor de prioritering, de plannen van aanpak van de kolommen en de eventuele bijstandsaanvragen en verzoeken aan derden die al door de kolommen zijn gedaan. Hulpmiddelen - LCMS Sjabloon geanalyseerd RM beeld Informatieproducten: - Opdracht (inclusief doel) Plannen Totaalbeeld Geanalyseerd RM beeld 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement Inventariseren De resourcemanager inventariseert de mogelijkheden, adviseert de Operationeel leider en start met het maken van het resourceplan. De resourcemanager stelt de behoefte aan faciliteiten en middelen vast en inventariseert de eigen mogelijkheden. Hierbij gebruikt hij een capaciteitenmatrix waarin hij informatie over de mogelijkheden van ketenpartners en andere organisaties kan vinden en een overzicht van de operationele inzetbaarheid van de ketenpartners dat hij ontvangt van de HON ‘s van de verschillende kolommen. Na validatie van de eigen mogelijkheden van de ketenpartners stelt hij een resourceadvies op voor de Operationeel leider. In dit advies worden de kritieke punten ten aanzien van de operationele inzetbaarheid verwoord en de mogelijke alternatieven. De risico’s en mogelijke schaarste van middelen worden benoemd. Wanneer hij een akkoord resourceadvies ontvangt van de Operationeel leider, werkt hij het voorlopig resourceplan uit. Hulpmiddelen - LCMS Sjabloon resourceadvies Sjabloon resourceplan Informatieproducten: - Geanalyseerd RM beeld Capaciteitenmatrix Operationele inzetbaarheid Resourceadvies Akkoord resourceadvies Voorlopig resourceplan Organiseren en coördineren De resourcemanager werkt het resourceplan uit en vraagt versterking aan. De resourcemanager vraagt waar nodig bijstand aan bij andere veiligheidsregio’s op basis van 76 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement convenanten of via het LOCC. Daarnaast vraagt hij waar nodig capaciteiten (mensen en middelen) aan derden. Dit kunnen overheidsorganisaties zijn maar ook particuliere organisaties. Hierbij wordt van de resourcemanager gevraagd om buiten de gangbare paden te zoeken naar extra capaciteiten. Wanneer er sprake is van een bijstandsaanvraag bij het LOCC of derden zal het bevoegd gezag of de gemandateerde goedkeuring moeten geven aan de capaciteitenaanvraag. Wanneer de verschillende organisaties hebben aangegeven of ze de gewenste ondersteuning kunnen leveren en voor hoe lang, maakt de resourcemanager het resourceplan verder af. Dit plan wordt ter informatie verstrekt aan de Operationeel leider, maar ook aan de HON ’s van de kolommen zodat het overallbeeld van alle aangevraagde mensen en middelen voor hen beschikbaar is. Hulpmiddelen - LCMS Formulier externe bijstand Formulier verzoek aan derden Sjabloon resourceplan Informatieproducten: - Verzoek aan derden Aanvraag Bijstandsaanvraag Akkoord verzoek aan derden Akkoord bijstandsaanvraag Resourceplan Monitoren en bewaken De resourcemanager bewaakt de uitvoering en stuurt zo nodig bij. De resourcemanager monitort de uitgezette opdrachten. Zo nodig doet hij een verzoek aanvullende informatie aan de HON ’s van de kolommen. Wanneer er via de HON ’s en het totaalbeeld nieuwe informatie beschikbaar komt over de voortgang van de ramp of crisis weegt de resourcemanager de informatie en geeft wanneer er bijstelling gewenst is afwijkingsinformatie aan de Operationeel leider . De afwijkingsinformatie is voorzien van een voorstel om de maatregelen of condities aan te passen. Na het akkoord van de Operationeel leider past de resourcemanager het resourceplan aan en vraagt opnieuw (of andere) mensen en middelen aan bij de buurregio’s en andere organisaties. Wanneer de uitvoering volgens plan loopt wordt voortgangsinformatie verstrekt aan de HON ’s, de Operationeel leider en de leveranciers van mensen en/of middelen. Deze voortgangsinformatie heeft 77 11/11/2013 De Rijksoverheid Faciliteert Een landelijk proces resourcemanagement geen bijstelling van het resourceplan tot gevolg. Wanneer de crisis of ramp bijna of geheel is afgelopen maakt de resourcemanager een inzetrapportage voor de Operationeel leider waarin de inzet van de mensen en middelen, de duur van de inzet en de afspraken over verrekening zijn vastgelegd. Hulpmiddelen - LCMS Sjabloon inzetrapportage Informatieproducten: - Resourceplan Verzoek aanvullende informatie Afwijkingsinformatie Akkoord afwijkingsinformatie Voortgangsinformatie Inzetrapportage 78 BIJLAGE G: SCHEMATISCHE WEERGAVE REGIONAAL PROCES RESOURCEMANAGEMENT Processchema "Multidisciplinair Resource Proces ” STUREN STUREN LOCC KETENPARTNERS OPDRACHT (INCL. DOEL) AKKOORD RESOURCEADVIES AKKOORD BIJSTANDSAANVRAAG AKKOORD VERZOEK AAN DERDEN STUREN Procesdoel: Het doel van het resourceproces is het adviseren over en coördineren van de middelen en maatregelen die nodig zijn om de crisisbeheersingsorganisatie in staat te stellen om op te treden langer dan de periode van operationele en logistieke zelfredzaamheid. AKKOORD AFWIJKINGSINFORMATIE PREPARATIE/ PLANVORMING PLANNEN TOTAALBEELD BEELDVORMEN EN ANALYSEREN GEANALYSEERD RM BEELD INFORMATIE PROCES STUREN PREPARATIE/ PLANVORMING MONO RESOURCE PROCES RESOURCEADVIES CAPACITEITENMATRIX INVENTARISEREN (VOORLOPIG) RESOURCEPLAN VERZOEK AAN DERDEN LEVERENDE INSTANTIE AANVRAAG KOLOMMEN KOLOMMEN OPERATIONELE INZETBAARHEID LOCC ORGANISEREN EN COÖRDINEREN BIJSTANDSAANVRAAG STUREN/ MONO RESOURCE PROCES RESOURCE PLAN (VERZOEK) AANVULLENDE INFORMATIE INFORMATIE PROCES TOTAALBEELD MONO RESOURCE PROCES STUREN/ MONO RESOURCE PROCES MONITOREN EN BEWAKEN VOORTGANGSINFORMATIE AFWIJKINGSINFORMATIE LEVERANCIERS INZETRAPPORTAGE STUREN
© Copyright 2024 ExpyDoc