Brief ethiekdocenten - Landelijk Overleg Opleidingen

Themagroep 1 Robuust curriculum
LOOV project BN2020
T.a.v. Johan Lambregts, projectleider
Postbus 23458
3001 KM ROTTERDAM
Academie
Gezondheidszorg
Lectoraat
Verpleegkundige
Beroepsethiek
Ons kenmerk
Dr. B. Cusveller
Datum
Ede, 10 februari 2014
Geachte leden van de projectgroep BN2020,
Dat er op dit ogenblik in Nederland door 17 hogescholen verenigd in het LOOV gezamenlijk
gewerkt wordt aan een opleidingsprofiel van de Bachelor Verpleegkunde, is verheugend. We
denken dat het project BN2020 kansen biedt om ook het ethiekonderwijs bij HBO-V’s in
Nederland te verbeteren. Daarom leggen wij als deskundigen in verpleegkundige beroepsethiek
aan u als projectgroep voor om in BN2020 ook ethiek in het robuust curriculum een volwaardige
plaats te geven. In het vervolg onderbouwen we ons pleidooi.
1. Een onderzoek uit 2001 dat in opdracht van door het Ministerie van VWS onder zorgopleidingen
werd gehouden (Fazal 2001), wees uit dat er weinig overeenstemming en duurzaamheid in het
ethiekonderwijs aan verpleegkundeopleidingen te ontdekken viel. De overheid riep het onderwijs
op de nodige lijn in samenhang en kwaliteit aan te brengen. Daarvan is tot op heden nog
onvoldoende terecht gekomen.
2. In een rapport uit 2005 van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG), een
beleidsadviesorgaan voor de overheid, wordt gesignaleerd hoe door zorginstellingen en
opleidingen aandacht aan ethiek wordt besteed: veel zorgverleners blijken zich niet bewust te
zijn van de morele dimensie van hun werk. Eén van de conclusies van het CEG- rapport is dat in
de accreditaties van het onderwijs aan de HBO-V’s beter toegezien zou moeten worden op het
behalen van de eindtermen van het ethiekonderwijs. Verder constateert ook dit rapport dat het
ethiekonderwijs aan de HBO-V’s op het gebied van de ethiek (nog steeds) een lappendeken is.
3. In een rapport van hetzelfde CEG uit 2009 dat specifiek handelt over de dilemma’s die
verpleegkundigen en verzorgenden ervaren in de dagelijkse praktijk, wordt vastgesteld dat de
problemen die in 2005 werden gesignaleerd niet wezenlijk zijn veranderd. Anders dan het rapport
in 2005 wordt er verder op gewezen dat veel van de dilemma’s die verpleegkundigen en
verzorgenden ervaren, niet alleen klassieke (medisch-)ethische vragen betreffen maar met name
alledaagse kwesties. Deze worden vooral opgeroepen door veranderingen in de organisatie van de
zorg. Daarnaast blijken verpleegkundigen, volgens het rapport van het CEG, hun tijdens de
opleiding opgedane ethiekkennis in de praktijk snel af te leren.
4. Verscheidene bijeenkomsten met ethiekdocenten van de HBO-V’s die in de afgelopen jaren
door enkelen van ons zijn georganiseerd (Hoekstra et al. 2009, Cusveller et al. 2011) leiden tot
dezelfde conclusie: het ethiekonderwijs aan HBO-V’s in Nederland blijkt gefragmenteerd én er
zijn geen eenduidige antwoorden op de vraag welk ethiekonderwijs het best voorbereidt op de
complexiteit van de dagelijkse verpleegkundige praktijk.
Verder kwam uit de bijeenkomsten naar voren dat het ethiekonderwijs aan zou moeten sluiten bij
de praktijk en bij het leren in de praktijk; dat daarnaast aandacht voor ethische theorie en
reflectie noodzakelijk is; èn, dat rekening gehouden moet worden met wat er op instellingsniveau
aan ethiekbeleid en moreel beraad ontwikkeld wordt.
5. Er zijn voortdurend veranderingen in het ethiekonderwijs gaande bij diverse HBO-V’s in
Nederland. Het zou goed zijn hier in BN2020 op voort te bouwen. Op basis van onze contacten
met diverse docenten aan de HBO-V’s weten we dat er zeker kennis van zaken bestaat op dit
gebied. Het lijkt van groot belang voor de kwaliteit van de verpleegkundige beroepsuitoefening
dat deze ontwikkelingen in het opleidingsprofiel van de Bachelor Verpleegkunde bekrachtigd
worden.
De vraag of ethiek een plaats dient te krijgen in het opleidingsprofiel, staat voor ons buiten kijf.
De vraag hoe de ethiek gearticuleerd zou moeten worden in het opleidingsprofiel is een andere
zaak. Kijkend naar het beroepsprofiel en de verschillende competentiegebieden die daarin
worden aangewezen, zien we verschillende mogelijkheden (zie bijlage). Afgezien van de
koppeling van ethiek met het vak van de verpleegkundige in het algemeen, liggen er in het
profiel ook specifieke verbindingen met de verpleegkundige rol van ‘reflectieve EBP
professional’. Ook liggen er vanuit de literatuur bekrachtigde lijnen naar de rol van ‘professional
en kwaliteitsbevorderaar’ en naar die van ‘communicator’.
Sinds de jaren 90 worden al problemen geconstateerd in het ethiekonderwijs aan de HBO-V’s. De
ethische vragen waarmee verpleegkundigen dagelijks te kampen hebben, zijn niet afgenomen.
Het is daarom van groot belang dat ethiekonderwijs straks een goede plaats inneemt in een
nieuw robuust curriculum. We vragen u daar concrete aandacht aan te geven in BN2020.
Uiteraard zijn wij graag bereid om verder mee te denken en suggesties te doen hoe in de
komende tijd ethiekonderwijs aan de bacheloropleidingen Verpleegkunde verder te
professionaliseren.
Met vriendelijke groet,
Dr. B. Cusveller
lector Verpleegkundige beroepsethiek, Christelijke Hogeschool Ede
Mede namens
Dr. Hans van Dartel, universitair docent Ethiek, Leids Universitair Medisch Centrum
Drs. Cok den Hertog, docent Verpleegkundige ethiek, Hogeschool van Utrecht
Dr. Jos Kole, seniordocent Verpleegkundige beroepsethiek Christelijke Hogeschool Ede &
universitair docent Beroepsethiek, IQ healthcare - Radboud universitair medisch centrum.
1 bijlage
BIJLAGE: AANBEVELINGEN ROBUUST ETHIEKONDERWIJS IN HET KADER VAN BN2020
1. Elke verpleegkundeopleiding dient ethiekonderwijs aan te bieden en legt daarover
verantwoording af in het opleidingsplan. Art. 3.3 van het Besluit Opleidingseisen
Verpleegkunde stelt: “Het theoretische en praktische onderwijs voldoet tenminste aan de
volgende eisen” en verwijst naar Art.31.6.b. van richtlijn 2005/36/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005, betreffende de erkenning
van beroepskwalificaties (PbEU L 255).
“6. De opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger waarborgt dat de
betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven:
b) voldoende kennis van de aard en de ethiek van het beroep en van de algemene
beginselen betreffende gezondheid en verpleging”
2. De Wet Erkende Onderwijsinstellingen (WEO) stelt in Art. 7.1 dat een docent bekwaamheid
moet bezitten ten aanzien van het vak dat hij gaat ontwikkelen en/of onderwijzen.
“De auteurs [ontwikkelaars] en docenten zijn in het bezit van een bewijs dan wel
verklaring van bekwaamheid, zoals die voor het desbetreffende vak voor het op grond
van een onderwijswet uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs vereist zijn”.
Dit impliceert dat een docent Beroepsethiek bij een HBO-V minstens over een voor
beroepsethiek relevante Master-opleiding zou moeten beschikken.
3. Het Beoordelingskader Accreditatiestelsel Hoger Onderwijs van de NVAO vereist dat de
inhoud van het onderwijs is toegesneden op het behalen van de eindkwalificaties van de
opleiding, dat wil in het geval van het HBO zeggen de startkwalificaties van het beroep
(standaard 2, art. 3.2; NVAO 2011). De moreel relevante beroepskwalificaties die als
eindtermen in de bacheloropleiding verpleegkunde thuishoren, zijn tenminste impliciet
aanwezig in vijf van de zeven nieuwe beroepsrollen of “competentiegebieden”. Het meest
expliciet zijn ze in de twee rollen “Professional en kwaliteitsbevorderaar”en “Reflectieve
EBP-professional”:
-
Kent de eigen waarden en normen en die van de beroepsgroep (beroepscode).
Kent de grenzen van het persoonlijke en professionele handelen (persoonlijke en
professionele verantwoordelijkheid).
Houdt zich als lid van de beroepsgroep aan de verpleegkundige beroepscode, regels
uit de organisatie en wetgeving.
Spreekt collega’s en aankomende verpleegkundige aan op (on)professioneel gedrag.
Heeft kennis van de moreel-ethische context van de zorgverlening.
Kan ethische vraagstukken […] bespreken met collega’s en patiënten.
Is zich bewust van de eigen morele en ethische waarden en kan hier professioneel
naar handelen.
We bevelen aan dat elke HBO-V opleiding zijn curriculum zo inricht dat transparant wordt
hoe afgestudeerden deze ethische kwalificaties kunnen behalen.
4. Door toetsing dient aangetoond te worden dat de student de leerdoelen heeft behaald. Deze
wettelijke eis wordt door de NVAO aangehouden. Art. 12.2 van de WEO stelt:
“De examenopgaven hebben voor zover het examens betreft zoveel mogelijk betrekking
op de gehele tijdens de cursus behandelde leerstof.”
Wij bevelen dan ook sterk aan om ethiek in een robuust curriculum op de voor het vak
geëigende manieren te toetsen en aan studiepunten te koppelen.
5. De inhoud van het ethiekonderwijs moet zijn gerelateerd aan de bindende regelingen die
behoren tot de professionele standaard van de verpleegkunde. In de beroepsgroep gelden een
ethische code, tuchtrechtelijke uitspraken, richtlijnen, protocollen, werkafspraken, en wat
dies meer zij. Ethiekonderwijs dient als lesstof kennis te omvatten van deze regelingen en
van de manier waarop deze in de praktijk aan de orde gesteld kunnen worden.
6. Tot slot, er is onderzoeksliteratuur met empirische gegevens over de actuele situatie van
ethiekonderwijs en ethische onderwerpen in de beroepsuitoefening. Zo is er het onderzoek
waarop het signalement van het CEG uit 2009 is gebaseerd, dat stelt dat verpleegkundigen in
Nederland weten wat goede zorg is maar dat hun moral distress vaak is niet te weten hoe dit
vorm te geven in de weerbarstige organisatorische context (CEG 2009). Ethiekonderwijs dient
daarom niet alleen kennis, houding en vaardigheden aan te leren voor individuele reflectie,
maar zeker ook voor samenwerken in en het beïnvloeden van de context.
Ondergetekenden hebben uit de eigen evaluaties en bijeenkomsten het volgende
gedocumenteerd:
- Hoorcolleges blijven nodig, maar vooral ook werkgroepopdrachten, stageopdrachten e.d.
- Combineer impliciet en expliciet ethiekonderwijs. Maak transparant hoeveel
studiebelastingsuren en/of studiepunten hiermee gemoeid zijn.
- Gebruik toetsvormen die passen bij bovenstaande uitgangspunten; variatie in toetsvormen op
zich is geen winst, aansluiting op de praktijk wel.
- Sluit in de opbouw en de werkvormen van het ethiekonderwijs aan op de
ontwikkelingsleeftijd van studenten. Denk aan het verschil tussen eerstejaars en vierdejaars
in de voltijdopleiding en tussen studenten in de voltijdopleiding en de deeltijdopleiding.
- Gebruik een gespreksmodel voor ethisch overleg in het ethiekonderwijs waar ook in de
praktijk mee kan worden gewerkt.
- Laat zowel hoorcolleges als taakgroepen dicht bij (situaties afkomstig uit) de dagelijkse
praktijk blijven; verbinding met stageleren is werkzaam. Breng variatie aan in werkvormen,
maar maak vooral gebruik van input uit de praktijk en toepasbaarheid in de praktijk.
- Medische ethiek blijft nodig, maar vooral ook verpleegkundige ethiek
- Zorg voor aansluiting van het ethiekonderwijs bij intervisie, supervisie en
studieloopbaanbegeleiding.
- Informeer de andere docenten (vooral die taakgroepen en stages begeleiden) over de opzet
en werkwijze van het ethiekonderwijs, met name op het punt van gespreksmodellen, zodat
niet alleen ethiek in het curriculum maar ook door het curriculum bevorderd wordt.
Literatuurverwijzingen
A. Fazal (2001). Ethiek en gezondheidsrecht in het onderwijs. Een onderzoek naar het onderwijs
van ethiek en gezondheidsrecht in de initiële artsenopleiding en de voltijd HBO verpleegkunde
opleiding. Master thesis Universiteit van Twente.
M.S. Munk (2005). Ethiek in zorgopleidingen en zorginstellingen. Rapport van achtergrondstudie in
het kader van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid. Zoetermeer.
B. Cusveller, P. Brandwagt, K. van den Berk, M. Fetter (2011). Contouren voor ethiekonderwijs
aan verpleegkundigen. TVZ 121; 4, 40-43.
A. Hoekstra, B. Schutijser, M. Snackey, B. Cusveller (2009). Ethiekonderwijs binnen de HBO-V.
TVZ 119;7/8, 29-33.
M. Schuurmans, J. Lambregts, A. Grotendorst (2012). Projectgroep 2020, Beroepsprofiel
Verpleegkundige. Utrecht: V&VN.
A. Struijs, S. van de Vathorst (2009). Morele dilemma’s van verpleegkundigen en verzorgenden.
Den Haag: Centrum voor Ethiek en Gezondheid.