Download de reader voor Gelderland

Reader Masterclass Energietransitie
voor wethouders
Handreikingen voor een succesvolle collegeperiode 2014 - 2018
1
2
Foto: Dong Energy Solar Challenge
Vaart maken met energietransitie
Inleiding
Reader: de rode draad naar energietransitie
Van de één op de andere dag bent u wethouder geworden van uw gemeente. Of u bent
gebleven, maar werkt nu in een nieuw college. Samen met uw collega’s binnen uw gemeente en met uw collega’s in uw regio staat u aan de lat om de komende vier jaar vaart
te maken. Vaart te maken met de oh zo nodige transitie naar een duurzame energievoorziening in Nederland. Vele bedrijven en inwoners in uw gemeente staan te springen om
hieraan bij te dragen.
Wij raden u dan ook aan om de energie uit de samenleving te benutten. De samenleving
ziet u, als gemeente, als een belangrijke en betrouwbare speler in deze transitie, en met
name u als wethouder kunt een verbindende rol spelen om samenwerkingen tot stand te
brengen. Zoals staatssecretaris Mansveld regelmatig aanhaalt ‘alleen ga je sneller, samen
kom je verder’.
Onze gereedschapskist voor energietransitie bestaat uit drie onderdelen:
de Masterclasses Energietransitie van het Klimaatverbond met bijbehorende reader, de
website masterclassenergietransitie.nl met daarop de inhoud van deze reader plus naslagwerk en verwijzingen én natuurlijk het netwerk hier aanwezig bij de masterclass en
te benaderen via Klimaatverbond. Deze reader is gemaakt voor Gelderland, voor andere
provincies wordt hij aangepast. Alle versies verschijnen ook online.
De inhoud van deze reader is samengesteld met input van alle partners -zoals het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Unie van
Waterschappen, provincies en regio’s. Van Beek adviesbureau en Stichting Oikos geven een
bijdrage vanuit hun praktijkervaringen met gemeenten en energieke samenleving. SKAO
en HIVOS laten zien hoe het werkt met duurzaam inkopen en duurzame datacenters. De
basis komt vanuit de kennis van het Klimaatverbond zelf: als vereniging van, voor en door
gemeenten al tweeëntwintig jaar bezig met klimaatbeleid. Ook zijn meegenomen de conclusies van belangrijkste artikelen over klimaatbeleid uit de landelijke media en Binnenlands
Bestuur van de afgelopen maanden (tot begin mei 2014).
Een redactieraad bestaand uit een aspirant wethouder en bestuursleden van Klimaatverbond hebben de redactie bijgestaan in het maken van onderwerpkeuzes en opbouw.
We hopen dat dit geheel u een stevige basis verschaft voor uw belangrijke en uitdagende
taak de komende vier jaar: uw gemeente helpen aan een nieuwe duurzame energie basis,
en daarmee aan een nieuwe basis voor uw economie!
Wij wensen u veel succes in de komende collegeperiode.
Voor vragen en advies staan wij graag voor uw klaar.
Namens het Klimaatverbond,
Carolien van Merksteijn en Tjitske Ypma, projectleiders Masterclasses Energietransitie
Anna Schoemakers, directeur Klimaatverbond
3
Leeswijzer
De reader begint met een inleiding vanuit het Klimaatverbond, een persoonlijk woord van
oud wethouder Mirjam de Rijk van Utrecht, en een actualiteitenoverzicht.
Daarna komen we bij deel 1: beleid en energieke samenleving. Succesvol energie- en
klimaatbeleid begint bij de juiste kaders. Die bestaan uit een positieve grondhouding ten
aanzien van de energieke samenleving, een heldere missie, visie en strategie vanuit de
gemeente, een goede relatie met burgerinitiatieven, oog voor financieringsmogelijkheden
en ruimte in wet- en regelgeving. Daarbij is een regioscan onontbeerlijk: wat voor vraag en
aanbod zit er op energiegebied, waar is ruimte voor windmolens en zonnepanelen en op
wiens terrein? Deel 1 gaat geheel over deze voorwaardenscheppende omstandigheden.
Deel 2 zoomt vervolgens in op energiebronnen: zon, wind, biomassa, maar ook warmtenetten en bodemenergie komen aan bod.
Deel 3 gaat over besparing op gebruik van fossiele brandstoffen en klimaatadaptatie.
Energie besparen in de bestaande bouw komt aan bod, evenals elektrisch vervoer. Het
hoofdstuk klimaatadapatie gaat over het omgaan met klimaatverandering.
Deel 4 gaat over meten en communiceren: vervolgstappen, die cruciaal zijn om vaart te
gaan maken. Meten is weten en weten is besparen, en geen draagvlak zonder communicatie.
Tot slot is er nog deel 5: het netwerk. Bij welke organisaties moet je aanhaken, wie kan
wat voor je betekenen? En waar moet je zijn op social media? Misschien is dit wel het
belangrijkste hoofdstuk: stapt u ook in ons netwerk en fietst u mee? Hier staat ook de
presentatie van de provincie Gelderland.
Feedback op de reader is welkom via [email protected]
Online updates zijn te vinden op masterclassenergietransitie.nl
4
Inhoudsopgave
Inleiding3
Leeswijzer4
Woord vooraf6
Het actuele debat in de media
7
1 Beleid en energieke samenleving
1
Missie, visie, strategie8
- Uit de praktijk; De Groene Kracht: zet energiekosten op de agenda
10
- Uit de praktijk: Routekaart naar energieneutrale regio Stedendriehoek in 2030 11
- Uit de praktijk: Nibbixweer: De strategie naar een klimaatneutrale gemeente 12
2 Samenwerken met de energieke samenleving
13
DEEL
1
3
Samenwerken met lokale enegiecoöperaties15
- Uit de praktijk: Achterhoekse energie via AGEM
17
4
Financiële ruimte18
5
Ruimte door kennis en netwerk20
6
Ruimte door wet- en regelgeving23
7
Ruimte door duurzaam in te kopen25
- Uit de praktijk: Duurzame aanpak infrastructuur in Nieuw-Lekkerland
28
8
Fysieke ruimte29
Energiebronnen
1
Windenergie34
2
Zonne-energie36
DEEL
2
3
Biomassa38
4
Bodemenergie42
5
Warmtenetten43
- Uit de praktijk: Warmtenet op biomassa in Ede
43
Energiebesparing en klimaatadaptatie
1
Energiebesparing in bestaande bouw44
2
Duurzame scholen45
3
Mobiliteit46
DEEL 3
- Uit de praktijk: Transportcorridor Betuwe
48
4
Duurzame datacentra49
5
Klimaatadaptatie50
- Uit de praktijk: Kristalbad tussen Hengelo en Enschede helpt tegen wateroverlast
51
Communicatie
1
Uitwisselen en campagne voeren52
DEEL 4
2 CO2-Prestatieladder helpt bij duurzaam aanbesteden
53
3 Klimaatmonitor en duurzaamheidsmeter van even groot belang
54
Netwerk en kennis delen
1
Overzicht organisaties56
DEEL 5
2
Scholingsmogelijkheden57
3
Social media58
Presentatie Energietransitie Gelderland59
5
Woord vooraf
Mirjam de Rijk: Laat energiebeleid grootschalig én sexy zijn
Een gemeente(raad) die zichzelf een beetje serieus
neemt heeft tegenwoordig een mooie klimaatdoelstelling: X procent minder CO2 in 2020, Y procent
duurzame energie in ..., klimaatneutraal in .... Het
stellen van dat doel was niet zo moeilijk, maar nu
moet het waargemaakt worden. En 2020 was ooit
ver weg, maar komt steeds dichterbij...
De doelstelling is in veel gemeenten met een grote
raadsmeerderheid aangenomen, maar nu is het de
kunst die raadsmeerderheid ook achter de noodzakelijke maatregelen te krijgen. Veel mensen realiseren
zich niet wat die breed aangenomen doelstelling
vergt. Want ga maar na: zelfs een tussendoel van
dertig procent minder CO2 in 2020 betekent dat álle
woningen gemíddeld dertig procent zuiniger zijn, én
alle auto’s (wat ongeveer betekent dat iedereen de
komende zes jaar op een all-electric overstapt, of op
de fiets) én alle bedrijven.
Als wethouder verantwoordelijk voor klimaatbeleid
sta je vaak voor de keuze: ga je voor de grote CO2besparing, of meer voor de snelle, zichtbare en ‘sexy’
resultaten? Als we de door gemeenteraden gestelde
doelstellingen (en die zijn er niet voor niets, klimaatverandering blijkt zelfs sneller te gaan dan gedacht)
serieus nemen, zijn we de tijd van de pilot en het
etalageproject eigenlijk al lang voorbij. Het zou nu
moeten gaan over de helft van de bestaande woningen vrijwel klimaatneutraal maken, over een massale omslag naar ov en fiets, over een totaal ander
productieproces bij bedrijven (zelfs in een dienstenstad als Utrecht, vrijwel zonder zware industrie, zijn
bedrijven verantwoordelijk voor zestig procent van de
CO2uitstoot). Ga er maar aan staan....
De kunst is het ene -de grootschalige uitrol- te doen,
en het andere, het sexy etalageproject, niet te laten.
En bij die grootschalige uitrol zo goed mogelijk
samen te werken met alle collega-wethouders. De
meeste wielen zijn inmiddels uitgevonden, dus (uit)
rollen maar!
6
Het Rijk geeft, oa in het energie-akkoord, de gemeenten een enorme verantwoordelijkheid voor
klimaatbeleid.
Europese ambities luiden:
• 20 procent vermindering van de uitstoot van
broeikasgassen (dit kan oplopen tot 30
procent wanneer er een internationaal
klimaatakkoord wordt gesloten)
• 20 procent minder energieverbruik
• 20 procent van het totale energiegebruik
moet afkomstig zijn uit hernieuwbare energie,
zoals wind- en zonne-energie.
Dit vertaalt Nederland in het SER Energieakkoord naar:
• energiebesparing van jaarlijks 1,5%
resulterend in een 100 Petajoule besparing
van energieconsumptie in 2020;
• 14% ipv 4,4% van het energieverbruik moet
afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen in
2020, en 16% in 2013;
• stijging van 15.000 fulltime banen.
Maar daar waar gemeenten belemmerd worden
door gebrek aan landelijk beleid, of door het verkeerde landelijke beleid, moet het Rijk toch echt zelf
over de brug komen. Wethouders kunnen daar met
concrete voorbeelden in de hand voor pleiten in Den
Haag. Liefst samen met partners in de gemeente die
staan te popelen. Te popelen om bv al hun bedrijfsdaken vol te leggen met zonnepanelen maar dat nu
niet doen omdat dat, door rijksregels, financieel niet
uit kan.
Kortom, het is een prachtig portefeuille-onderdeel,
duurzaamheid. En het is hard werken.
Mirjam de Rijk, oud wethouder gemeente Utrecht
Het actuele debat in de media
Burger zoekt richting
Gedrag
Veel kennis over duurzame energie ontbreekt. Mensen weten vaak niet hoeveel energie zij nu precies
verbruiken bij de dagelijkse dingen die zij doen. Hoeveel energie kost een warm bad? Hoeveel energie
bespaar ik met betere isolatie? Aan de overheid de
schone taak om de mensen bewust te maken van dit
gebruik. Vanaf 2015 krijgen alle woningen een indicatief energie-label en weet men hoeveel energie zij
verdoen in relatie tot andere woningen. De gemeente Utrecht ging al een stapje verder door ongevraagd
de warmte-uitstraling van 60.000 huizen in de stad
te meten en de resultaten te communiceren met de
bewoners.
Volgens de Raad voor Leefomgeving (RLI) kan de
overheid milieubeleid veel effectiever maken door
gebruik te maken van kennis over gedrag en motieven van mensen (Binnenlands Bestuur 5 maart jl.).
Gemeenten kunnen tal van maatregelen nemen om
ervoor te zorgen dat burgers beter afval scheiden,
hun woning isoleren en minder voedsel verspillen.
Meer dan windmolens
Wanneer je weet hoeveel energie je nodig hebt,
dan kun je als overheid op zoek naar een toepasselijke energiebron. Windmolens zijn nu het symbool
van duurzame hernieuwbare energie. Windmolens
wekken ook veel weerstand op. Tenzij de burger
mede-eigenaar is, stelt Jos Duindam, windmolenondernemer in Pingjum in Zuidwest-Friesland in de
Volkskrant van 12 april. Verschillende burgerinitiatieven steken dan ook de kop op. Betrokken burgers
zetten een eigen duurzame energiecoöperatie op
met plannen voor windmolenparken en velden voor
zonne-energie.
Volgens een reportage in het Financieel Dagblad van
17 februari zijn de eerste initiatieven al druk bezig,
maar het is geen vetpot. Er zijn ook veel onderbelichte alternatieven. Volgens sommigen zet de inzet van
biomassa meer zoden aan de dijk. “Plas en poep is
het nieuwe goud”, zegt dijkgraaf Tanja Klip-Martin
enthousiast in de Binnenlands Bestuur van 17 maart.
Waterschappen transformeren zichzelf in energie- en
grondstofleveranciers door rioolinstallaties om te
bouwen naar biomassaverwerkers. Voor veel bedrijven en overheden is elektrisch vervoer een waardevolle bijdrage aan een beter klimaat.
7
Politiek, burger en markt
Op Europees niveau is het onderwerp energiebeleid
een heikel punt. `Als we niets veranderen, importeert
de EU 80% van haar energie in 2030’ kopte het
Financieel Dagblad op 18 februari naar aanleiding
van een interview met Eurocommisaris voor Klimaat
Connie Hedegaard. Volgens sommigen gaan de
ambities van de EU op het gebied van hernieuwbare
energie niet ver genoeg, volgens anderen schaden de
duurzame ambities de economie. NRC Handelsblad
constateerde op 2 februari dat het Duitse energieplan is mislukt; de subsidies voor groene stroom
verstoort de energiemarkt waardoor de reguliere
leveranciers overstappen op goedkope steenkool en
daarmee de CO2 van het land vergroten.
Anderzijds zijn de landen in de EU steeds meer
afhankelijk van energie-import met alle onwenselijke
gevolgen van dien. Ondertussen stuwen de groei van
de wereldbevolking en economische groei de uitstoot
van kooldioxide verder omhoog. Van wie moeten we
een duurzaam energiebeleid verwachten; van de
politiek, de burger of van de markt?
Energie kost geld
“Beste burger, u komt er niet door eens per jaar
een uurtje het licht uit te doen, uw telefoonadapter
na gebruik uit het stopcontact te trekken en uw tv
niet op standby te laten staan. U bewijst het klimaat
pas een dienst door te stoppen met zeuren over
horizonvervuiling als aan uw einder nieuwe windmolens worden gepland. U helpt het klimaat door
flink meer belasting te betalen voor grijze stroom.”
stelt wetenschapsjournalist Bart van der Weijer in De
Volkskrant van 29 maart. Volgens hem is het duidelijk: uiteindelijk gaat het om de (radicale) keuzes
die gemaakt moeten worden. Zijn we bereid om te
investeren in projecten waarvan wij pas op de lange
termijn de vruchten kunnen plukken? Energiebesparende maatregelen kosten de maatschappij geld. Of
ze toch moeten worden doorgevoerd, hangt af van
de waarde die wordt gehecht aan vermindering van
CO2-uitstoot. Het levert uiteindelijk ook geld op en
veel bedrijven, burgers en gemeentes werken nu al
enthousiast aan de meest uiteenlopende energieprojecten. Met de juiste kennis de beste keuzes maken,
is nu de uitdaging.
DEEL 1
Beleid en energieke samenleving
Voor je als wethouder aan de slag kunt, is het noodzakelijk op de
hoogte te zijn van de randvoorwaarden. Daarvoor is het nodig om een
duidelijke visie te hebben, draagvlak, en te weten hoe je ruimte creëert,
zowel economisch als beleidsmatig. Vandaar dat deze reader begint bij
het begin: beleid, ruimte creëren en samenwerken.
1 Missie, visie, strategie
Van missie, visie naar concrete strategie voor de klimaatneutrale gemeente
De begrippen strategie, missie en visie worden geregeld door elkaar gehaald. Door middel van je missie
geef je aan wie je bent, wat je doet en wat je wil
bereiken. Je missie is tijdloos, maar wel toe te passen
op dit moment. Een missie staat dus, in tegenstelling
tot een visie, niet voortdurend ter discussie. Een visie
geeft een visionaire en ambitieus beeld van wat een
organisatie wil zijn. In de definitie van de visie kijk je
naar de wereld van nu en de kansen in de toekomst
en beschrijf je de gewenste droomsituatie. In het
strategisch plan beschrijft hoe de in de visie gestelde inzichten en doelstellingen bereikt gaan worden
en geeft een samenhangende reeks stappen aan
voor het handhaven van de continuïteit op langere
termijn.
Missie, visie en strategie schrijf je niet ‘alleen’. Het
proces om met elkaar de stappen te zetten is zeker
zo belangrijk. Het zijn belangrijke begrippen. De
missie kan heel goed klimaatneutraliteit zijn. En als
je het wat verbreed, dan voeg je daar de circulaire
economie en een actief betrokken en open samenleving bij.
Het is je fundament, waar je ook als bestuur continuïteit uit kan halen. De tijdelijkheid van het wethouderschap wordt door de missie niet doorbroken. Het is
een fundament waaraan de gemeenteraad en de
samenleving de overheid kan toetsen, ook als je periode van wethouder lang voorbij is. En dat is belangrijk, want de verandering naar een klimaatneutrale
samenleving, of circulaire economie, is een werkelijke
transitie van vele jaren. Je opvolgers hebben dat
fundament nodig.
De visie sluit wel aan op het ‘verleidelijk verhaal’. De
visie kan je heel goed met elkaar maken. Ze is meer
veranderlijk en moet steeds weer worden bijgesteld.
Hoe zie jij, de ambtenaren, het maatschappelijk
8
middenveld, het bedrijfsleven, die route naar een
klimaatneutrale gemeente? Hoe ziet zo’n samenleving er uit en wie draagt bij aan deze wenselijke en
noodzakelijke verandering? Wat is de betekenis van
de ‘energieke samenleving’ in dit proces. Wat zegt
je visie over je partners? En kan je vanuit je visie ook
andere partners uitnodigen die op hun beurt, hún
visie uitspreken?
Uiteraard verandert dit verleidelijk verhaal. Zonneenergie wordt goedkoper, er zal energieopslag
komen, misschien stijgt de gasprijs zo er een enorme
versnelling in het verduurzamen van de bestaande
bouw komt. Dan stel je de visie bij.
Het strategisch plan is actiegericht. Je weet, vanuit je
visie, met wie je de plannen wilt en kan verwezenlijken. Met die partners zoek je uit wat nodig is, om
het ‘verleidelijk verhaal’ realiteit te maken. Welke
stappen kan je met elkaar zetten, hoe steun je elkaar,
wat doe je als resultaten tegen vallen, of je kan versnellen? Welke randvoorwaarden wil je garanderen,
zoals professionaliteit en betrouwbaar, transparantie
en breed draagvlak?
In mijn gemeente, Lochem, waren al deze aspecten
van cruciaal belang. Zo legde de gemeenteraad
het fundament door klimaatneutraliteit als basis te
nemen, en voegde daar onderweg het verduurzamen
van de economie aan toe. Een welkome verbreding.
En met elkaar deelden we de visie dat onze rol, als
overheid, vooral die van aanjager, verbinder, coach,
ondersteuner moest zijn, omdat in de lokale samenleving een enorme kracht beschikbaar is, die we als
overheid alleen nooit kunnen evenaren. En zo ontstonden ideeën over klimaatneutrale dorpen, werd
LochemEnergie geboren.
Je moet als gemeente voorzichtig zijn met sturen van
de maatschappij. Wat wel belangrijk is om te sturen
is de overheid zelf. Want die vormt zelf vaak een
obstakel. In haar besluiten, regels, randvoorwaarden.
Een verleidelijk verhaal ontstond, van een energieke
samenleving waarin LochemEnergie de meerderheid
van de bevolking van lokaal opgewekte duurzame
energie zou voorzien, zou helpen met energiebesparing, en de rendementen zou laten revolveren in de
samenleving. Breed, voor duurzame ontwikkeling.
En met elkaar hebben we daar een plan voor gemaakt, dat we regelmatig evalueren en bijstellen.
Het resultaat, in 4 jaar, is indrukwekkend. Want nu
hebben we een macht en kracht van vele vrijwilligers,
zelfs professionals, die sterker is dan onze Lochemse
overheid ooit kon zijn. En dit is maar het begin.
9
Foto: PDK Foto
Thijs de la Court, ex-wethouder van de gemeente
Lochem, bestuurslid van het Klimaatverbond, de
federatie E-decentraal en HierOpgewekt.
Uit de praktijk
Stadsregio Arnhem Nijmegen
De Groene Kracht: zet energiekosten op de agenda
De Stadsregio Arnhem Nijmegen bestaat uit 20
gemeenten. De Milieusamenwerking en Afvalverwerking Regio Nijmegen (MARN) bestaat uit 10 gemeenten. De Milieusamenwerking Regio Arnhem (MRA)
bestaat uit 11 gemeenten. Gezamenlijk werken deze
drie organisaties met 22 gemeenten samen aan
een regionale energie- en klimaatagenda, genaamd
de Samenwerkingsagenda 2011-2014 De Groene
Kracht. Dit gezamenlijke uitvoeringsprogramma
voor nieuwe energie versterkt de samenwerking op
energievraagstukken binnen de regio en tussen de
subregio’s.
In de loop van het meerjarig programma De Groene
Kracht is zowel bestuurlijk als ambtelijk de wens
ontstaan om middels een regionale Routekaart een
programmatisch kader te verkrijgen. Deze Routekaart
geeft letterlijk richting aan De Groene Kracht. Het resultaat van deze intergemeentelijke Routekaart is een
gezamenlijke stip op de horizon en een overzicht van
regionale projecten die daar naartoe leidt. Hierbij valt
te denken aan het gezamenlijk stimuleren van groen
gas, verduurzaming gebouwde omgeving, concessieverlening elektrisch vervoer, aanjagen duurzame
energie.
Met de Routekaart hebben we binnen De Groene
Kracht gekozen om individuele gemeenten de ruimte
te bieden om te kiezen op welke wijze zij bijdragen
aan de regionale koers en wat bij de lokale duurzaamheidsambitie past.
Kleinere gemeenten hebben vaak onvoldoende capaciteit om hun duurzaamheidambities te realiseren.
Een gezamenlijke aanpak maakt het mogelijk om te
profiteren van het regionale schaalniveau. Bijvoorbeeld door mee te liften en lokaal projecten te kopiëren. De steden hebben op hun beurt onvoldoende
ruimte beschikbaar om duurzame energie (uit biomassa of wind) te produceren. Steden en ommeland
kunnen elkaar daarin tegemoet komen.
10
Do’s
Het inzichtelijk maken van de energiekosten in de
regio (€1,6 miljard/jaar) werkte aansprekend om het
onderwerp (bestuurlijk) op de agenda te krijgen.
Daarbij lag een sterke focus op energietransitie als
economische motor. Cruciaal in dit gezamenlijke proces is de acceptatie van de wederkerige afhankelijkheid tussen stad en ommeland. Om alle gemeenten
aan boord te krijgen en te houden is er voor gekozen
om de stip aan de horizon te koppelen aan de regio,
niet aan individuele gemeenten. Het uitwisselen van
resultaten is mogelijk, elke gemeente kan daarbij min
of meer op eigen snelheid opereren. De ambities van
het peloton willen we daarbij ‘opplussen’ met behulp
van de koplopers in de regio.
Don’ts
Met 22 gemeenten aan boord is er sprake van een
diversiteit aan belangen. De onrust over de toekomst
van de drie betrokken instanties (opheffing, overgang naar netwerkorganisatie, verschuiving naar
omgevingsdienst) maakt de blik op het vervolg lastig.
De onduidelijkheid daarover zorgt er ook voor dat,
vooralsnog, geen van de drie instanties het eigenaarschap van het vervolg op De Groene Kracht (die
namelijk eind 2014 eindigt) opeist. De betrokkenheid
van marktpartijen bij (de uitvoering van) De Groene
Kracht is nog te mager.
Richard van Loosbroek, Stadsregio Arnhem Nijmegen
Uit de praktijk
Stedendriehoek, Noord-Veluwe
Samenwerken voor energieneutraliteit
Stedendriehoek
De regio Stedendriehoek - Apeldoorn, Brummen, Epe,
Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen - heeft de
ambitie in 2030 energieneutraal zijn. Op dit moment
wordt in de driehoek slechts 1,7% duurzaam opgewekt. Daarmee ligt het aandeel duurzame energie in
de regio Stedendriehoek fors lager dan het landelijke
gemiddelde van 4,5%. Daar wil de regio iets aan doen.
De Stedendriehoek ziet innovatie en ‘clean tech’
bedrijven als potentiële groeimotor voor de lokale
economie. Samen met de provincie Gelderland en
Alliander iseen routekaart opgesteld. Na de zomer
gaat het programma van start.
Paul van Dommelen, programmamanager Regiocontract voor de Stedendriehoek en projectleider van de
routekaart: “Zoals Wubbo Ockels het stelde in zijn
laatste statement; het wordt tijd dat wij eens aan
deze planeet gaan denken, we moeten als maatschappij toewerken naar een betere en gezondere
toekomst. Daarvoor is ook voor de overheid een
nieuwe rol weggelegd. De Stedendriehoek denkt
dat ze niet moet regisseren, trekken, en organiseren,
maar faciliteren, stimuleren en opschalen.”
Antwoorden
“De routekaart biedt geen pasklare antwoorden. De
maatschappij verandert, de technologische ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op en de
verwachting is dat de transitie naar energieneutraliteit schoksgewijs en pragmatisch zal verlopen. De
route-kaart richt zoekt daarom niet de snelste weg,
maar beschrijft vier transitiepaden, elk verbonden
aan een specifiek onderdeel van het regionale energiesysteem”, aldus Van Dommelen.
Transitiepaden:
1 Energieleverende gebouwde omgeving: woning-
bouw, bedrijfspanden en industriegebieden van energieconsument naar energieproducent.
2 Landelijk gebied als voedsel- én energieproducent:
landelijk gebied heeft ruimte om een groot aan deel duurzame energie te produceren, rekening
houdend met de bestaande voedselproductie en
ruimtelijke kwaliteiten.
3 Duurzame mobiliteit en transport: vergroenen
van vervoer door duurzamere alternatieven en
technologische verbeteringen.
4 Ondernemende regio: samen met lokale onder nemers en initiatieven bovenstaande paden
bewandelen.
11
Noord-Veluwe
Acht gemeenten in de Noord-Veluwe zetten zich in
voor ontwikkeling van een groene economie in de
regio. Het gaat met name om de thema’s energiebesparing, duurzame energie, groene grondstoffen,
duurzame voedselproductie en het sluiten van ketens.
Sinds 2012 werkt het Innovatiecentrum Groene
Economie Noord-Veluwe (www.igev.nl) samen met
verschillende regionale ondernemers en partners als
Hogeschool CAH Vilentum, Green Tech Alliances,
Liander en Provincie Gelderland.
IGEV organiseert regionale netwerkbijeenkomsten
en verschillende thematische kenniskringen en een
innovatiemakelaar faciliteert de ontwikkeling en vermarkting van nieuwe biobased productie- en ketenconcepten.
Mooi voorbeeld is het project Indugras waarbij
(natuur)gras wordt bewerkt tot veevoer, suikers voor
de groene chemie en productie van biogas. Andere
voorbeeld projecten zijn NutriHof (geïntegreerde
teelt van vis, kroos, groente en wormen) en Koeland
(integraal duurzame veehouderij).
IGEV ondersteunt duurzame energieprojecten in de
ontwikkelfase met het leveren van kennis van onder
andere haalbaarheidsonderzoek, projectontwikkeling
en financiering van projecten. Zoals het plaatsten
van zonnepanelen op 20 basisscholen met Stichting
Proo, met woningbouwcorporatie Uwoon aan het
verduurzamen van huurwoningen naar energielabel
A en samen met het Waterschap Vallei & Veluwe en
Bakker Energie BV aan een centrale voor productie
van biogas en terugwinning van mineralen.
Volgens Simon Miske, adviseur leefomgeving van
de Regio Noord-Veluwe, is ‘vergroenen’ van economie goed voor het klimaat én voor de economie en
speelt de overheid hierin een belangrijke rol: “Zonder
overheidsbeleid zal onvoldoende groene innovatie tot
stand komen.” Hij heeft een paar tips:
• Samen kun je (veel) meer dan alleen
• Directe betrokkenheid bedrijfsleven en onderwijs
is cruciaal, dit had bij IGEV beter gekund.
• Sluit aan bij bestaande (overleg)structuren
• Ontwikkel een gezamenlijke visie en draag dit
uit, dit had bij IGEV beter gekund.
• Goede communicatie is essentieel voor de zichtbaarheid en betrokkenheid
• Ontwikkelfase van projecten duren meerdere
jaren, terwijl zichtbaarheid belangrijk is. Houd
hier rekening mee door ook ‘laaghangend fruit’
snel te realiseren.
Uit de praktijk
Voorbeeld van fictieve gemeente Nibbixweer
Nibbixweer: De strategie naar een klimaatneutrale gemeente
Gemeente Nibbixweer
Samen leven in een duurzame omgeving, met
stedelijke voorzieningen in een groen landschap,
dat is gemeente Nibbixweer. Bijna 70.000 inwoners,
verspreid over zeven kernen maken Nibbixweer tot
een middelgrote gemeente.
Gemeente met een missie
Klimaat en energie zijn onze belangrijkste speerpunten. De missie van Nibbixweer is: alle gemeenten van
Nederland inspireren en ook motiveren om energieneutraal te worden. Wij maken van dat beleid ons
absolute speerpunt voor het komende decennium.
In Nibbixweer wonen, werken en genieten wij vol
energie van alles wat stad en platteland ons te
bieden hebben!
Visie
In onze visie komen we alleen tot energieneutraliteit
in samenwerking met de energieke samenleving. Alle
partijen zijn nodig om dit moeilijke maar noodzakelijke doel te bereken.
Nibbixweer is een fictieve, maar realistische gemeente, die de jarenlange ervaring van adviesbureau Van
Beek met gemeentelijke struggles op dit terrein
bundelt en oplossingen aanreikt. Nibbixweer is een
platform voor politici en ambtenaren om met elkaar
in gesprek te zijn over klimaat, energiebesparing en
duurzaamheid.
De strategie
De strategie om te komen tot energieneutraliteit is
een drieluik:
• Maak energie zichtbaar;
• Stel een roadmap op en zet in op actie;
• Volg en bewaak het resultaat.
Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:
Commitment. Creëer betrokkenheid op alle lagen in
de organisatie. Sleutelfiguren spelen een belangrijke
rol in de integrale benadering.
Mogelijkheden. Geef initiatieven een kans, en stel
budget beschikbaar. Geld komt echt terug door gerealiseerde besparingen. Haal kennis in huis!
Een aanpak met perspectief op voortgang en resultaat. Vier de successen en communiceer op alle
niveaus.
12
1. Maak energie zichtbaar
Dit kan een Klimaatbureau doen, voor buiten maar
ook voor binnen de organisatie. Binnen de gemeentelijke organisatie is het Klimaatbureau verantwoordelijk voor de uitvoering van het klimaatbeleid. Het
Klimaatbureau wordt gevormd door een team van
medewerkers, die ook wel bekend staan als het
Energie Actie Team. Zij zorgen dat alle afdelingen
van de gemeentelijke organisatie blijvend actief
zijn om de klimaatdoelstellingen te realiseren. Het
Energie Actie Team is opgericht na de toetreding van
Nibbixweer tot het Klimaatakkoord. Dit multidisciplinaire team werkt aan de uitvoering van de Energie
Roadmap, waarin de route naar een klimaatneutrale
gemeente Nibbixweer uitgestippeld is.
2. Business case Energie Roadmap
In de Energie Roadmap is een scenario uitgewerkt
dat leidt naar de besparingsdoelstelling in 2025.
Hierbij zijn programma’s en projecten gedefinieerd
en economisch onderbouwd. Op de korte termijn
zijn besparingen gerealiseerd met veel effect tegen
lage investeringen. Daarmee is budget gecreëerd
voor diepteinvesteringen op de langere termijn. Het
sluitstuk naar energieneutraliteit is een windmolenproject, dat extern wordt gefinancierd.
3. Borging, meten en communicatie
De weg naar een energieneutrale gemeente is een
traject van jaren over meerdere ambtsperiodes van
bestuurders. Borging van de gestelde doelen is daarmee van wezenlijk belang. Een centraal energiemanagementsysteem en goede communicatie op
strategisch, tactisch en operationeel niveau zijn hierbij een must.
Pitch
Tijdens de masterclasses neemt de gemeente
Nibbixweer u mee in de strategie naar een energieneutrale gemeente. Vanuit het perspectief van het
bedrijfsleven krijgt u inzicht in de concrete invulling.
Volg gemeente Nibbixweer
Website: nibbixweer.nl
Twitter: @nibbixweer
E-mail: [email protected]
LinkedIn: Gemeente Nibbixweer
2 Samenwerken met de energieke samenleving
Plasterk: ‘Gemeenten cruciaal in stimuleren doe democratie’
Burgers nemen het heft in handen en gaan zelf aan
de slag in hun leefomgeving. Ze organiseren zich,
en nemen stappen op weg naar duurzaamheid. Ze
kopen samen zonnepanelen, regelen deelauto’s en
leggen buurtmoestuinen aan. Ook in het sociale
domein ontstaan burgerinitiatieven: van buurtbus
rijden tot jeugdzorg.
Deze trend (de doe democratie, energieke samenleving) is door verschillende overheidsorganisaties
opgepikt: PBL kwam in 2011 met ‘De Energieke
Samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor
een schone economie’. Daarna volgden nog vele
rapporten (SCP, RMO, WRR, ROB) over de beweging
van de overheid om zeggenschap over te dragen aan
burgers. Minister Plasterk van Binnenlandse zaken
geeft in een kamerbrief aan dat hij de ontwikkelingen
ook ziet. Hij kent een grote rol toe aan lokale overheden: ‘Belangrijker (dan de rol van de rijksoverheid)
is echter nog de rol van het lokaal bestuur, omdat
verreweg de meeste voorbeelden van doe democratie zich op dat niveau afspelen. Burgers zijn, met hun
toegenomen opleidingsniveau en sterk verbeterd
organiserend vermogen, het meest gemotiveerd zich
in te zetten voor hun directe leefomgeving.’
Gemeenten
Voor gemeenten is het overdragen van verantwoordelijkheden nog een zoektocht. Decennialang was
werken volgens structuurplannen en met meerjarenbeleid het uitgangspunt. Wanneer burgers met hun
idee bij de overheid aanklopten voor ondersteuning,
werd de aanvraag langs de reeds uitgestippelde paden behandeld. Initiatieven buiten die geijkte paden
vielen buiten de boot. Erg jammer, want alle energie,
en vooral ook burgerenergie, is nodig om te werken
aan maatschappelijke vraagstukken zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, maar ook sociale
vraagstukken als armoede en eenzaamheid.
Hoe kunnen gemeenten deze kansen pakken?
Het programma Duurzaam Door, van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland, ontwikkelde handvaten voor lagere overheden om goed om te gaan met
de energieke samenleving, bestaande uit burgers,
onderwijs, ondernemers organisaties, en andere
overheden. Als een van de partners van het Klimaatverbond bij de organisatie van de Masterclasses,
brengt ze graag haar kennis in.
Zo publiceerde ze een handvest, genaamd ‘tien
Transition Town Zutphen licht mensen voor over klimaatverandering, peak oil en lokale veerkracht. Foto: TTZ
13
kansen voor de energieke ambtenaar.’ Die variëren
van ‘wees nieuwsgierig’, ‘zet een systeembril op’ en
‘werk op meerdere niveaus’ tot het geven handvatten voor wat je kunt doen en hoe je intervenieert. De
laatste twee kansen gaan over borgen van kwaliteit.
Veranderende rol overheid
Programma-adviseur Irma Straathof: “De duurzaamheidsopgave is te groot voor alleen de overheden.
Samenwerken met andere partijen is essentieel en
biedt ook nieuwe kansen. De overheid wordt daarmee één van de partijen, wat consequenties heeft
voor de bevoegdheden en verantwoordelijkheden
van de overheid. Het is belangrijk om je dit als
ambtenaar en bestuurder te realiseren. De overheid
zit niet meer aan het stuur, en zal ook processen los
moeten laten. Maar de lokale overheden kunnen wel
een rol spelen in het faciliteren van initiatieven. Met
kennis en kunde, een vergaderruimte, het stroomlijnen van vergunningstrajecten of ondersteuning in de
communicatie, zijn veel initiatieven geholpen.”
Toekomstateliers
Stichting Oikos, ook partner in de Masterclasses
Energietransitie, brengt daarbij haar praktijkervaring
mee van vijf Toekomstateliers, gehouden in drie
gemeenten in Midden-Nederland. Deze bijeenkomsten waren geïnitieerd door de gemeente en platforms van initiatieven. Stakeholders op het gebied
van duurzaamheid in brede zin bezochten deze
Toekomstateliers. Begeleidster Irene Karssiens-Tom:
”Gemeentelijk succes hangt af van het loslaten van
het resultaat. Gemeenten moeten een proces gaan
begeleiden waarin de mensen zelf eigenaar zijn van
de stappen die ze zetten. De gemeente kan daarin
zelf ook een partij zijn, en opgepakte kansen faciliteren en samenwerkingen bevorderen.”
Haar ervaring is dat gemeenten zo’n losse aanpak
lastig kunnen vinden.“Zij hebben jarenlang zelf
gewerkt aan programma’s, en zijn gewend te sturen,
maar het past bij de huidige tijd. Wij raden aan te
beginnen bij het begin: luisteren.”
Ook goede ontwikkelingen in de maatschappij komen
aan bod. “Waar ben je trots op, wat gaat goed?
Daar komt energie bij vrij. Die wordt ingezet om verbeterpunten te noemen en om gezamenlijke beelden
van een gewenste duurzame toekomst te creëren.
Die geven richting aan verdere stappen.”Nieuwe
samenwerkingen ontstaan en de faciliterende rol van
de gemeente wordt duidelijk. Bijzonder is, dat mensen niet betaald hoeven te worden voor hun inzet.
“Het samen werken aan iets wat je belangrijk vindt
is voor veel mensen genoeg: er hoeft niet nog een
beloning tegenover te staan. Erkenning in de vorm
van een prijs bijvoorbeeld is wel heel stimulerend.”
Meer informatie: RVO: [email protected] of
Oikos: [email protected]
Uitreiking van de Zutphense Toekomstprijs. Een stimulans voor duurzame initiatieven. Foto: Tjitske Ypma
14
3 Samenwerken met lokale energiecoöperaties
Hoe verstevig je als gemeente de positie van lokale energie coöperaties?
Gelderland is met 43 lokale en regionale energiebedrijven koploper lokale energie in Nederland. De
provincie en gemeenten zijn daar trots op. Deze
lokale energiebedrijven richten zich op de opwekking
en levering van zon, wind, warmte en / of energiebesparing.
Het belang van de lokale gemeenschap, uitgaan
van eigen kracht, eigen energie, winst terug in de
gemeenschap, lokale werkgelegenheid en sociale
cohesie staan hierbij centraal. Enkele coöperaties
bewegen zich breder, bijvoorbeeld op gebied van
zorg, stadslandbouw en mobiliteit.
3Ruimte geven:
- Fysiek: denk ook aan (tijdelijk) anders bestemmen
- Juridisch: vergunningen, regelruimte
- Financieel: bijvoorbeeld startsubsidie, werk neer leggen bij coöperaties ikv ondersteuningsstructuur,
uitvoering regelingen, communicatie energiebeleid.
- Symbolisch: laat zien dat je het initiatief onder steunt, als serieuze partner ziet. Dat helpt enorm.
Zowel de Rijksoverheid, via onder andere het energieakkoord, provincie als ook veel gemeenten verwachten veel van deze energieke samenleving en
ondersteunen en faciliteren dan ook deze initiatieven.
De provincie doet dat ook door ondersteuning van
een Community of Practice (CoP) van de koplopers
en verdergevorderde initiatieven.
In deze CoP wordt kennis gedeeld en ontwikkeld in
Masterclasses, zijn 2 werkgroepen (postcoderoos zon
en burgerinitiatieven wind) actief. De postcoderoos
is een regeling die inhoudt dat burgers ook de geproduceerde stroom op andersmans dak mogen verrekenen met hun eigen energierekening, mits dat dak
binnen dezelfde of in een aangrenzende postcode
ligt. Salderen heet dit verrekeningsprincipe, dit is
financieel gunstiger dan alleen leveren. Windvogel,
een organisatie van windenergiecoöperaties, pleit ook
voor salderingsmogelijkheden voor aandeelhouders.
Ook wordt er vanuit de Community of Practice gewerkt aan een gezamenlijk uitvoeringsprogramma,
waarvoor mogelijk een beroep op Europese middelen
zal worden gedaan. Startende initiatieven kunnen
terecht bij het Steunpunt Hier Opgewekt. De lokale
initiatieven kunnen bij de provincie een beroep doen
op subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken, businesscases en investeringen in hernieuwbare energieprojecten die geheel of gedeeltelijk met crowdfunding
worden gefinancierd. Ook kunnen de coöperaties
terecht bij het Investerings- en Innovatiefonds bij
PPM Oost.
15
Gemeenten ondersteunen initiatieven door:
1Visie neer te leggen op duurzame energie ontwikkeling en de rol van lokale initiatieven hierin.
Coöperaties zouden bijvoorbeeld voorrang kunnen
krijgen bij aanbestedingen.
2Verbinden van de lokale initiatieven met partijen
die het initiatief verder kunnen versterken
Koolzaad brengt olie, en energie. Foto: Colzaco
Meer info:
energiecooperatiesgelderland.nl
hieropgewekt.nl
Onderzoek iov Planbureau voor de Leefomgeving
“Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief
en interactie met gemeenten”
rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/lokaal_klimaatbeleid/publicaties/downloads/handreiking-rol
Sven Pluut van Zonnepanelen delen (1miljoenwatt)
Nederlander welwillend tegenover lokale duurzame energie-initiatieven
De helft van de Nederlanders staat welwillend tegenover deelname aan lokale duurzame
energie-initiatieven. De opkomst van deze samenwerkingsverbanden zal dan ook, gezien
deze voedingsbodem, ongetwijfeld doorzetten. Dit blijkt uit de USP Energie Monitor,
een maandelijks terugkerend consumentenonderzoek van USP Marketing
Wanneer een lokaal duurzaam energie initiatief aan consumenten wordt voorgelegd, geeft 50%
van 300 ondervraagden boven de 18 aan deel te willen nemen (9% zeker wel, 41% waarschijnlijk wel). Een kwart van de consumenten heeft hier geen interesse in (8% zeker niet, 17% waarschijnlijk niet) of vindt het moeilijk om hierover te oordelen (25%). Gezien het grote aandeel
Nederlanders (50%) wat open staat voor dergelijke initiatieven, zal het aantal van deze lokale
samenwerkingsverbanden ongetwijfeld verder doorgroeien. Door deze toename zal de rol van
energieleveranciers en de eisen die aan de netten worden gesteld van de netbeheerders veranderen.
Lokale initiatieven: rijp en groen
In heel het land ontstaan kleinschalige duurzame
energie initiatieven. De diversiteit is enorm. Ze verschillen in grootte, zitten in verschillende ontwikkelingsfasen, hebben verschillende rechtsvormen en
ook de ambities zijn uiteenlopend. HIER opgewekt,
het kennisplatform voor lokale duurzame energie
initiatieven, hanteert voorlopig de volgende ruwe
indeling, gebaseerd op initiatiefnemer en motivatie.
Productiecapaciteit
Initiatieven gericht op ontwikkelen van productiecapaciteit van duurzame energie. De initiatiefnemers
nemen het heft in eigen hand bij verduurzaming van
de (eigen) energievoorziening. Zij worden gedreven
door duurzaamheid. In stedelijk gebied hebben
initiatieven vaak dit karakter. Denk aan Energie U in
Utrecht.
Lokale veerkracht
Initiatieven waarbij duurzame energie een van de
aandachtspunten is. Met name in kleinere kernen
ontstaan initiatieven die gericht zijn op het (re)
vitaliseren van de lokale gemeenschap. De opbrengst
16
van de energieproductie willen zij investeren in lokale
voorzieningen. Soms richten zij zich niet exclusief op
energie maar bijvoorbeeld ook op voedsel of zorg.
Voorbeelden zijn de dorpsmolen in Reduzum en
Duurzaam Hoonhorst.
Collectieve inkoop
Buurtinitiatieven gericht op collectieve inkoop van
onder andere pv. Vaak hebben initiatiefnemers niet
de ambitie om een echt energiebedrijf op te zetten,
maar begint het met een collectieve inkoopactie van
zonnepanelen of gezamenlijke isolatieprojecten. Het
kan zijn dat ze de smaak te pakken krijgen en iets
meer structureels willen organiseren, maar dat hoeft
niet. Voorbeeld: Bewonersvereniging Biesland, Den
Haag.
Ondernemers
Soms zijn het niet bewoners die initiatief nemen
maar ondernemers. Dat kunnen agrariërs zijn,
bijvoorbeeld in kassengebieden of melkveehouders
(Stichting Groene energie Kromme Rijn en Heuvelrug). Maar ook andere ondernemers zoals bij Adem
Houten.
Gemeenten
Er zijn gemeenten die zelf een initiatief starten. Voorbeelden zijn Tilburg (MOED), De Bilt en Diekendamme
(Duurzaam Diekendamme).
VVE’s
VVE’s vatten soms het plan op om samen zonnepanelen te installeren of het eigen gebouw te
verduurzamen. Dat is onder de huidige regelgeving
ingewikkeld en daarom biedt HIER opgewekt graag
ondersteuning. Voorbeelden zijn VVE’s die gesteund
worden door de gemeente Amsterdam en Wij
Krijgen Kippen of Vondelparc in Utrecht.
Woningcorporaties
Voor corporaties geldt min of meer het zelfde. Het is
qua wet- en regelgeving ingewikkeld om gezamenlijk
zonnepanelen of energiebesparende maatregelen
te organiseren. Corporaties hebben evenwel ook de
mogelijkheid nog een stap verder te gaan, bijvoorbeeld eigen biomassaprojecten. Voorbeeld hiervan is
DEVO in Veenendaal.
Kijk voor een uitgebreide inventarisatie op hieropgewekt.nl/initiatieven. Hier zijn de initiatieven per
provincie gerangschikt en kunt u zoeken en
selecteren op een aantal criteria.
Koeienmest is een bron van energie
Uit de praktijk
Achterhoekse gemeenten
Achterhoekse energie via AGEM
AGEM, de Achterhoekse duurzame energie maatschappij, is opgericht door de acht Achterhoekse
gemeenten om duurzame energie initiatieven van de
grond te tillen. “Lokale initiatieven zijn erg belangrijk, maar hebben soms moeite met vrijwilligers alles
op de rol te krijgen. Wij ondersteunen met kennis
en netwerk”, zegt directeur Guus Ydema. “En we
verbinden vraag en aanbod van lokale duurzame
energie door als leverancier op te treden.”
“De gemeenten leveren AGEM gezamenlijk ruim
900.000 euro als startkapitaal gedurende vijf jaar.
Dat is gemiddeld ruim 20.000 per gemeente per
jaar. Daarvoor kunnen wij een kleine professionele
organisatie runnen. Zo bieden wij hulp bij projectontwikkeling, zoals postcoderoos projecten met
zonne-energie. En we zijn stroomleverancier. Nu nog
via een tussenpersoon, maar we gaan voor een eigen
vergunning. We zijn met vijf mensen, die in deeltijd
werken, dat is gemakkelijker dan wanneer je alleen
met vrijwilligers werken kunt.”
17
Tegelijkertijd zijn de lokale dorpsinitiatieven van
wezenlijk belang. “Daar komen vraag en aanbod
vandaan. Wij kunnen onmogelijk in 100 dorpen en
buurtschappen aanwezig zijn.”
Wat de belangrijkste successen en gemaakte fouten
zijn? We zijn eigenlijk nog te kort bezig -net een half
jaar- om ons echt te bewijzen. De eerste klantenwervingscampagne voor AGEM energie is net opgestart.
We hebben nu 100 leden, maar daar zitten ook
grote klanten tussen. Dat is het voordeel van deze
schaal: we hebben ook iets te bieden en komen bij
grotere klanten aan tafel. Met 300.000 inwoners zijn
we qua grootte vergelijkbaar met een grote stad.
Wat beter had gekund? Ik denk dat de organisatiestructuur iets te ingewikkeld is, dat heeft heel wat
kosten opgeleverd. We zijn een coöperatie met drie
BV’s. Ik denk dat constructie met aandelen zonder
een coöperatie ook had gewerkt.”
4 Financiële ruimte
Subsidies en leningen voor energietransitie
Zonnepanelen zijn door particulieren en kleine
bedrijven al zonder subsidie rendabel te plaatsen,
met terugverdientijden van 8 tot 10 jaar. Op wind zit
3 cent subsidie: de laagste categorie, omdat dit bijna
zonder subsidie kan.
De terugverdientijd voor zonne energie is kort
vanwege de salderingsregeling, dat wil zeggen dat
de eigen productie mag worden verrekend met het
gebruik. Voor zonne-energie op eigen dak is dit al
zo, en ook voor zonnepanelen die in dezelfde postcoderoos liggen.
Bij biomassa fluctueert de opbrengst (het rendement)
met de kosten van de grondstof, die stevig kunnen
schommelen. Langjarige contracten voor bijvoorbeeld
afname van snoeihout geven enige zekerheid.
Energiebesparing in de bestaande bouw betaalt zich
vaak ook binnen een termijn van vijf tot tien jaar
terug, maar hier ontbreekt veel kennis en de wil om
iets te veranderen. Warmtenetten kunnen rendabel
zijn, wanneer vraag en aanbod dichtbij elkaar liggen.
Grootschaliger projecten met bodemenergie kunnen
rendabel zijn, maar ook helemaal niet. Risico’s zijn
groot, banken terughoudend. Bij geothermie, aardwarmte, warmte en koude opslag en warmtepompen
is goede technische kennis nodig om het systeem
goed te beheren.
Kortom, veel projecten komen niet van de grond op
basis van de oude financieringsstructuren, waarbij de
gas- en stroominfrastructuur vanuit overheidswege
aangelegd wordt, maar andere infrastructuur niet.
Er is hulp bij nodig. Dit slaagt het best door te werken
op vele fronten, zoals met én crowdfunding, én banken, én gemeente, provincie en landelijke regelingen,
en eventueel Europese subsidies.
Europa
Zie in het kader een eerste lijst met tips, van Hezelburcht subsidie-advies. Kijk voor meer tips en informatie en een opsomming van Europese subsidies
op masterclassenergietransitie.nl/reader. Ook zijn er
provincies, zoals Gelderland en Overijssel, met een
fonds dat tegen geringe rente risicogeld uitleent voor
het op gang krijgen van duurzame energie projecten.
Landelijk
Ook zijn er landelijke regelingen zoals de SDE+
regelingen, die onrendabele toppen wegnemen.
En er bestaan fiscale maatregelen voor ondernemers.
Zie rvo.nl/subsidies-regelingen
Voor particuliere woningeigenaren heeft de overheid
in samenwerking met ASN Bank, Rabobank en het
Stimuleringsfonds Volkshuisvesting een voordelige
Energiebespaarlening beschikbaar gesteld:
ikinvesteerslim.nl
Provinciaal
Gelderland heeft voor grote investeringen in energieprojecten ( > € 500.000,-) het Innovatie- en investeringsfonds Gelderland (PPM Oost).
Daarnaast zijn er subsidies voor energiebesparing,
hernieuwbare energie en innovatie in de Energie en
milieutechnologie voor oa: haalbaarheidsonderzoeken, businesscases, hernieuwbare energieprojecten
waarin burgers financieel participeren, woningisolatie
met gemeenten en corporaties, hre-ketels, energiedisplays scholen, masterplannen koude-warmteopslag voor gemeenten. Meer informatie op:
gelderland.my-lex.com (regels subsidieverordening vitaal gelderland, onder 5.10)
Europese subsidie heeft de meeste kans als het gaat om:
• Innovatieve, multidisciplinaire projecten met een voorbeeldwerking;
• Hoe beter de doelstellingen van uw project (en organisatie) aansluiten bij de doel stellingen van het betreffende subsidieprogramma, hoe hoger uw slaagkans;
• Een afgebakend project dat uitvoeringsgereed is, biedt de meeste kans op financiering;
• Er zijn nauwelijks subsidies of fondsen beschikbaar voor projecten gericht op
exploitatie of onderhoud van bepaalde zaken. Ook projecten die gericht zijn op het uitvoeren van een (wettelijk) verplichte taak zijn niet subsidiabel. Slechts wanneer een bovenwettelijke verplichting wordt uitgevoerd, behoort subsidie tot de mogelijkheden.
• Informatie is te vinden op de website van het Europese financieringsprogramma Horizon2020. Dit programma heeft een looptijd van 2014 – 2020:
ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en
18
Beeld: Duurzame Transportcorridor Betuwe
SER Energieakkoord en VNG Ondersteuningsprogramma voor gemeenten 2014-2016
Op 6 september 2013 ondertekenden ruim 45
partijen, waaronder VNG en Klimaatverbond,
het SER Energieakkoord. Daarmee ging een
nieuwe periode van start waarin overheid,
maatschappelijke organisaties, bedrijven en
branche organisaties gezamenlijk optrekken.
Een borgingscommissie komt een aantal jaar
bijeen en bewaakt en stimuleert de voortgang
van de gezamenlijk geformuleerde doelstellingen. Namens de decentrale overheden hebben
VNG (directie) en Klimaatverbond (voorzitter)
zitting in de borgingscommissie.
Bezien vanuit het Energieakkoord werken decentrale
overheden ook mee aan een bijdrage:
• aan een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar;
• aan 100 Petajoule aan energiebesparing in het
finale energieverbruik van Nederland per 2020;
• aan een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking (nu 4 procent) naar
14 procent in 2020;
• aan een verdere stijging van dit aandeel naar
16 procent in 2023;
• aan ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een
belangrijk deel in de eerstkomende jaren te
creëren.
Op basis van het Energieakkoord heeft VNG namens
en in samenwerking met gemeenten, ministeries
en reeds bestaande klimaatprogramma’s (zoals de
Lokale Klimaatagenda) het Ondersteuningsprogram-
19
ma Energie 2014-2016 opgesteld en gepubliceerd in
maart 2014. Het ondersteuningsprogramma Energie
voor gemeenten bestaat uit twee onderdelen. Ten
eerste: het deelprogramma gebouwde omgeving
(particuliere woningeigenaren). Dit betreft een
ondersteuningsstructuur voor lokale en regionale
energiebesparing en opwekking in de gebouwde
omgeving. Hiervoor heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken voor de periode 2014-2016 aan de
VNG €15 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag
wordt met name ingezet voor regionale ondersteuning en voor expertise- en competentieontwikkeling.
Gemeenten zijn op dit moment druk bezig met
het indienen van voorstellen om in aanmerking te
komen voor een subsidiebijdrage. Ten tweede bestaat het Ondersteuningsprogramma Energie uit het
deelprogramma bedrijven, huur- en vastgoedsector,
mobiliteit en duurzame energieproductie. Dit betreft
de ondersteuning van gemeenten bij de overige
ambities uit het Energieakkoord. Het gaat daarbij
om het stimuleren en handhaven van energiebesparing bij bedrijven (Wet Milieubeheer), maatregelen
ten behoeve van verduurzaming van de sociale
huurvoorraad, het maatschappelijk vastgoed (oa.
schoolgebouwen), openbare verlichting, mobiliteit
en transport en duurzame energieopwekking. De
klimaatmonitor en de duurzaamheidsmeter spelen
beide een rol in de monitoring. Zie hiervoor deel 4:
Communicatie.
Informatie en updates zijn beschikbaar via
vng.nl/energie
5 Ruimte door kennis en netwerk
Programma DuurzaamDoor van RVO Nederland bevordert samenwerking
Met meer mensen ontstaan meer mogelijkheden.
Het is daarom verstandig regionale samenwerking te
creëren, zoals al beschreven stond in het hoofdstuk
over samenwerken met de energieke samenleving.
Achterin deze reader staan de belangrijkste landelijke
partners op een rij, en een overzicht van online community’s en scholingsmogelijkheden. Kennis en netwerken opbouwen zijn cruciaal voor energietransitie.
In dit hoofdstuk een bijdrage van het kennisprogramma DuurzaamDoor, Sociale innovatie voor
een groene economie van RVO Nederland.
Kennisprogramma DuurzaamDoor
DuurzaamDoor is een interbestuurlijk en interdepartementaal kennisprogramma. Staatssecretaris Dijksma
(EZ) noemt DuurzaamDoor in de brief aan de Tweede
Kamer van juni 2013; ‘de paraplu voor educatieve
activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid’.
DuurzaamDoor heeft als doel de ontwikkeling naar
een groene, duurzame economie te helpen versnellen en om doorbraken te helpen realiseren. Centraal
staan maatschappelijke vraagstukken over energie,
water, biodiversiteit, grondstoffen en voedsel. DuurzaamDoor vergroot betrokkenheid en bewustwording
én bevordert samenwerking en leren van elkaar, via
sociaal instrumentarium: sociale innovatie voor een
groene economie.
In DuurzaamDoor werken “de vijf O’s“ met elkaar
samen: ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en (burger)organisaties.
GDO
De gemeenten worden in DuurzaamDoor vertegenwoordigd door de Vereniging van Gemeenten voor
Duurzame Ontwikkeling (GDO). GDO is een landelijk
netwerk van gemeentebestuurders dat zich vanaf
2014 vooral richt op ondersteuning en versterking
van Natuur- en Milieu Educatie (NME) - organisaties.
Ruim 100 gemeenten zijn lid.
Meer info: vereniginggdo.nl
Samenwerking met de Provincies
Ook de provincies zijn aan de slag met DuurzaamDoor. Alle provincies hebben hun aanpak beschreven
in het Provinciaal Ambitie Statement (PAS). Op de
website van DuurzaamDoor zijn deze ambitiedocumenten en de provinciale contactpersonen te vinden.
20
Landelijke partners van DuurzaamDoor:
• Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling
(GDO)
• NME-Platform
• IVN Nederland
• Stichting Veldwerk Nederland
• SME-advies en de samenwerkende NME-Diensten
• MVO Nederland
• Onderwijsnetwerk duurzame pabo
• Onderwijsnetwerk VO ‘The Sustainable Chain Gang’
• New World Campus
• NCDO
• Het Groene Brein
• De Groene Zaak
• Groen Gelinkt
In uitvoering
Centraal staan de ondersteuning van regionale
duurzaamheidsnetwerken en het sluiten van Kennisen Educatiedeals rond de centrale thema’s. Hiermee
versterkt DuurzaamDoor de verbinding tussen de
beleidsagenda’s van een aantal departementen en
lokale/regionale initiatieven en maatschappelijke
opgaven.
Partnerschap, co-creatie en cofinanciering zijn hierbij
de leidende principes. Uitvoering van de ‘deals’ leidt
tot betere kennisdeling, meer groene professionaliteit, meer samenhang en opschaling van initiatieven.
Dit komt ten goede aan de groene economie, de
leefbaarheid en aan de concurrentiekracht van
Nederland.
DuurzaamDoor zet sociaal instrumentarium in
DuurzaamDoor zet sociaal instrumentarium in bij
organisaties en netwerken. Daarmee organiseert
ze leerprocessen die bijdragen aan versnelling van
de weg naar een groene, duurzame economie. Het
gaat dan om kennis, vaardigheden en methodieken
die leerprocessen op gang brengen en die kennisverspreiding bevorderen. Sociaal instrumentarium
ondersteunt partijen bij het effectief innoveren. Het
zorgt voor de omstandigheden waarin een creatieve
zoektocht kan ontstaan naar innovatieve oplossingen.
Duurzaamheid is immers mensenwerk en daarom is
het cruciaal om van en met elkaar te leren.
Waarom sociaal instrumentarium?
Veel van de huidige maatschappelijke vraagstukken
(klimaat, globalisering) zijn zo complex en hardnekkig, dat geen eenvoudige oplossingen voorhanden
zijn. Hiërarchische beleidssturing heeft veel van haar
kracht verloren, want problemen gaan over grenzen
heen en de burger bedenkt zelf vaak betere oplossingen. Onze netwerksamenleving vraagt om
ondersteuning bij het op gang brengen van initiatieven die gericht zijn op verduurzamen. Sociaal instrumentarium kan daar in voorzien. Voordelen van de
inzet van sociaal instrumentarium t.o.v. traditionele
beleidsinstrumenten:
• Hogere inhoudelijke kwaliteit van voorstellen
• Meer draagvlak
• Snellere en (kosten)efficiëntere beleidsuitvoering • Grotere beleidseffecten
De kracht van Sociale innovatie
Sociale innovatie zorgt voor dynamiek, experimenteerdrift,
innovatieve verdienmodellen en actieve betrokkenheid bij
de publieke zaak. Nederland loopt achter op het vooruitstrevende beleid van andere landen. “Een overheid moet
mensen ruimte geven innovatief te zijn. Dat betekent:
nieuwe paden durven betreden, vernieuwende initiatieven
een kans geven en waar nodig ondersteunen”, aldus Uri
Rosenthal, voorzitter van de AWT. (persbericht 31 januari
2014, Adviesraad voor het Wetenschaps- en techniekbeleid)
Aansluiting bij beleid
DuurzaamDoor sluit aan op het Nederlandse Topsectorenbeleid. Onder meer door de focus op de
gekozen thema’s, maar ook door het verbinden van
verschillende maatschappelijke stakeholders. En
Community of practice verbindt en versnelt. Beeld: DuurzaamDoor
21
door het centraal stellen van de ondernemingsgeest
en het leervermogen van de energieke samenleving
is er ook een duidelijke koppeling met de Groene
Groeistrategie. En er is aansluiting met opgaven in
Europese en mondiale verdragen rond duurzame
ontwikkeling. Lokaal/regionaal spelen veelal dezelfde
DuurzaamDoor thema’s (zoals water, biodiversiteit
en energie), maar kent de uitwerking een meer
integrale benadering.
Regionale duurzaamheidsnetwerken
Steeds vaker komen in onze samenleving duurzaamheidsinitiatieven tot stand door bundeling van
krachten en competenties in een bepaalde regio.
Overheden, burgers, ondernemers en andere partijen verenigen zich daarbij in regionale duurzaamheidsnetwerken.
DuurzaamDoor richt zich op versterking en verbreding van dergelijke regionale netwerken. Bij ondersteuning van regionale netwerken door DuurzaamDoor gaat het steeds om maatwerk. Er vindt altijd
afstemming plaats met de trekkers van het netwerk
en met lokale en regionale overheden (DuurzaamDoor is immers een interbestuurlijk programma).
Mogelijke vormen van ondersteuning zijn: de inzet
van sociaal instrumentarium, verbinden van netwerken, een koppeling realiseren met landelijke netwerken of expertisecentra, competentieontwikkeling,
kennisinstrumenten als GroenGelinkt op maat inzetten. Echter, DuurzaamDoor kent geen projectsubsidies. DuurzaamDoor organiseert zelf geen regionale
netwerken, maar richt zich op de energie die er al in
de regio is.
DUURZAAMDOOR IN DE PRAKTIJK
Regionale netwerken in de Zuidwestelijke Delta
In West-Brabant en Zeeland opereert de Strategic
Board Delta Region: een ‘klassieke gouden driehoek’
waarin overheden, ondernemers en (in dit geval
hoger) onderwijs met elkaar samenwerken om de
regio economisch vitaal en duurzaam te maken.
Economische speerpunten zijn logistiek, maintenance
en agro-food/ bio-based. Onderliggend uitgangspunt
is om zoveel mogelijk kringlopen te sluiten (circulaire
economie).
daartoe langdurig geïnvesteerd in het versterken
van de ‘energieke samenleving’. Waarbij burgers,
maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen
en bedrijven zelf het initiatief nemen om hun eigen
woon-, werk- en leefomgeving vorm te geven.
In dezelfde regio is er ook het netwerk Waterpoort:
een samenwerkingsverband van een 20-tal partijen,
waaronder gemeenten, provincies (Brabant, Zeeland,
Zuid-Holland), waterschappen, MKB en maatschappelijke organisaties rond Zoommeer-Volkerak. Het
doel van dit netwerk is om de vitaliteit en leefbaarheid van het gebied te versterken door (kleinschalige)
bedrijvigheid te stimuleren op gebieden als zilte teelt,
watersport en recreatie, toerisme, kleinschalige energieopwekking etc.
In de gemeenteraad van Lochem werd daartoe door
alle raadsfracties een nieuw beleidsdocument aangenomen, die de nieuwe rol expliciteert en het College
opdracht geeft dit te realiseren. Een andere rol van
de overheid betekent echter ook dat ‘overheidsdienaren’ zich anders moeten opstellen en andere
competenties moeten ontwikkelen. In voorkomende
gevallen kan dat personele consequenties met zich
meebrengen.
Ondersteuning
Regionale netwerken komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze:
• gebruik maken van sociaal instrumentarium
• zich actief richten op ondersteuning van maatschappelijk initiatief
• al een basis hebben gelegd met het netwerk
• werken op het snijvlak van landelijk en regionaal
beleid;
• de 5 O’s verbinden of daartoe de potentie hebben
• werken met meerdere duurzaamheidsthema’s en
• aanhaken bij procesthema’s van het programma
• een natuurlijke geografische begrenzing hebben
Beide netwerken opereren echter los van elkaar.
DuurzaamDoor neemt initiatieven om deze (en andere) netwerken met elkaar te verbinden en wederzijds vruchtbaar te maken, kennisontwikkeling en
–deling te versterken (intern, maar ook van binnen
naar buiten en vice versa) en de netwerken te verbreden door maatschappelijke organisaties en de
gehele onderwijskolom te betrekken. Wat dit laatste
betreft: op korte termijn is de focus vaak gericht op
betrokkenheid van het hoger en wetenschappelijk
onderwijs/onderzoeksinstellingen, op de lange termijn is betrokkenheid van de gehele onderwijskolom
noodzakelijk.
Gemeente Lochem als voorbeeld
De gemeente Lochem mag je gerust een koploper noemen waar het de lokale ontwikkeling van
duurzaamheid betreft. Het College van B&W heeft
22
Waar de klassieke overheid zelf beleid formuleert,
uitvoert en sanctioneert, is de rol van de lokale
overheid in de nieuwe situatie in toenemende mate
gericht op ondersteunen, faciliteren en regisseren
van deze initiatieven.
DuurzaamDoor heeft de afdeling Bestuurskunde van
de Technische Universiteit Twente gevraagd de ontwikkelingen in Lochem te onderzoeken. Hoe heeft
dit proces zich tot nu toe heeft voltrokken? Wat waren/zijn de succes- en faalfactoren? Hoe permanent is
deze ontwikkeling? Welke instrumenten zijn ingezet?
De kennis en ervaring die in Lochem is opgedaan
wordt beschreven en komt daarmee beschikbaar
voor andere lokale overheden en studenten op de
opleiding Bestuurskunde.
GroenGelinkt
‘’Welk educatief aanbod op welk moment het beste
past is iets dat alleen scholen, naschoolse opvang,
leerlingen en ouders zelf kunnen bepalen. Wat aanbieders van natuur en milieu educatie kunnen doen
is hen helpen passende keuzes te maken. Voorwaarde is een overzichtelijk en inzichtelijk informatiesysteem.” Dit biedt GroenGelinkt.
GroenGelinkt is een onderdeel van het Programma
DuurzaamDoor van RVO.nl.
Meer informatie: groengelinkt.nl
Meer informatie
Meer informatie over het kennisprogramma DuurzaamDoor kunt u vinden op duurzaamdoor.nl
6 Ruimte door wet- en regelgeving
Wet Milieubeheer helpt gemeenten en bedrijven bij energiebesparing
Energiebesparing: wat is het?
Energiebesparing is stap 1 in de Trias Energetica. U
kunt energiebesparing stimuleren door middel van
subsidies of revolverende fondsen, het goede voorbeeld te geven door uw gemeentehuis en –werken
energie-efficient in te richten en door uitvoering te
geven aan de energiebesparingsbepaling van de Wet
Milieubeheer. Veel gemeenten bewandelen een stimulerend en toezichthoudend spoor en behalen daar
goede resultaten mee. Uit onderzoek blijkt echter dat
er nog veel potentieel te benutten is. In de doorrekening van het SER Energie-akkoord blijkt er 4-36 PJ te
realiseren door middel van toezicht op de energiebesparingsbepaling.
Wat levert het op?
Het realiseren van deze PJ besparingen is goed voor
het klimaat, maar ook goed voor de lokale groene
economie. Venlo heeft bijvoorbeeld door laten rekenen dat de investeringen in de lokale groene economie zich dik terugverdienen. Als er geen energiebeleid gevoerd zou worden, zouden de energiekosten
voor de regio tot en met 2030 oplopen tot 6 miljard
euro. Met actief energiebeleid komen de kosten uit
op 3 miljard. Investeringskosten: 1,5 miljard. Er wordt
dus niet alleen flink bespaard op die energiekosten,
maar van de investeringen die er plaats vinden, komt
een groot deel in de lokale economie terecht: groene
groei in de regio.
Wat staat er in het Activiteitenbesluit art 2.15?
In artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit1 is de
wettelijke plicht voor een ondernemer vastgelegd om
alle energiebesparende maatregelen te realiseren die
zich binnen 5 jaar terugverdienen. In eerste instantie
moet een ondernemer zelfstandig aan de slag gaan
met het realiseren van energiebesparende maatregelen in de bedrijfsvoering (zelfredzaamheid). Door
stimulering van een actief toezicht op het naleefgedrag van ondernemers, kan het bevoegd gezag een
bijdrage leveren aan energie-efficiëntieverbetering bij
bedrijven.
23
Om welke bedrijven en maatregelen gaat het?
Deze wettelijke plicht is alleen van toepassing als aan
de onderstaande toetsingscriteria wordt voldaan:
• een minimaal jaarlijks elektriciteitsverbruik van
50 000 kWh; of
• een minimaal jaarlijks verbruik van 25000 m3
aan aardgasequivalenten aan brandstoffen
• een terugverdientijd van vijf jaar (of minder) per
energiebesparende maatregel
Op grond van artikel 2.15 zijn drie typen energiegebruikers te onderscheiden:
- Kleingebruikers, bijvoorbeeld een café of een
kleine winkel
- Middelgrote gebruikers, bijvoorbeeld super markten en zorginstellingen
- Grootgebruikers bijvoorbeeld een tuinderij of
groot kantoor
Fernwärme Wien brengt warmte vanuit een afvalverbrander in
Spittelau naar de stad Wenen. Ontwerp van Hundertwasser. Voorbeeld van verduurzaming warmtevoorziening. Foto: Tjitske Ypma
Afhankelijk van de grootte van de bedrijven gaat het
dan over de volgende maatregelen
Meerjaren Energie-efficiency overeenkomsten (MJA’s)
tussen bedrijven en overheden.
Stimuleren van energiebesparing door kleingebruikers te wijzen op relevante (generieke) energiebesparende maatregelen.
Het door de grootverbruikers laten doen van onderzoek en opstellen van een plan van aanpak gericht
op energiebesparing en het desnoods afdwingen
dat dat onderzoek wordt gedaan of het plan wordt
uitgevoerd.
Het met behulp van landelijk vastgestelde maatregelenlijsten per branche bevorderen en desnoods
afdwingen dat bedrijven maatregelen treffen. In het
SER energieakkoord is afgesproken dat er nieuwe,
erkende maatregellijsten komen per branche, in
overleg met de branche. De eerste lichting is bijna
afgerond en zal in de zomer van 2015 inwerkingtre-
er naar de uitvoering te vereenvoudigen (o.a. met
de genoemde maatregelenlijsten en opleidingen),
maar we zullen vooral insteken op de bereidheid bij
bevoegd gezag om in de (milieu)jaarprogramma’s en/
of de werkafspraken tussen gemeenten en regionale uitvoeringsdiensten, tijd te reserveren voor deze
belangrijke taak. Het Rijk biedt ook de mogelijkheid
om een eenmalige financiële bijdrage te verkrijgen
en daarmee de opstart van deze (voor velen) nieuwe
prioriteit in het werkpakket mogelijk te maken (bijvoorbeeld in de vorm van een Green Deal).
Fernwärme Wien. Foto: Tjitske Ypma
den. De komende tijd zullen de nieuwe lijsten getest
worden en van een handleiding worden voorzien, in
samenwerking met bevoegd gezag. Ook wordt er
een opleidingsmodule ontwikkeld voor toezichthouders om met de nieuwe lijsten en regelgeving aan
de slag te gaan. De milieuinspecteur zou daarbij in
eerste instantie een stimulerende en adviserende rol
kunnen vervullen: de milieuinspecteur als energieambassadeur.
Wat is de eerste stap?
De eerste stap is het dat de Regionale Uitvoeringsdienst in overleg met de opdrachtgevers bepaalt hoe
en waarop men de komende jaren haar activiteiten
gaat richten en dat daarvoor capaciteit ter beschikking zal worden gesteld. Het rijk zal hiertoe – indien
gewenst - ondersteuning bieden.
Hoe ziet het vervolgtraject eruit?
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de
Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben de
handen ineengeslagen om gemeenten behulpzaam
te zijn bij de uitvoering van het SER Energieakkoord.
In de tweede helft van 2014 zal in veel bijeenkomsten voor en gesprekken met bestuurders en RUD’s
verteld worden over de mogelijkheden en het belang
van energiebesparing bij bedrijven door middel van
stimulering, toezicht en handhaving. We streven
24
Hoe kan ik bedrijven helpen?
Bedrijven hebben energiebesparing meestal niet als
prioriteit. Toch kan er veel geld mee bespaard worden, structureel. Het is zaak dat bedrijven daarvan
bewust worden gemaakt, meestal door het inzichtelijk maken van de kansen die er liggen en het financiële voordeel wat behaald kan worden. Hoe eerder
een investering zich terugverdient, hoe eerder men
bereid is tot het nemen van maatregelen. U kunt
bedrijven in uw regio stimuleren inzicht te krijgen
in de winst die te behalen valt met het nemen van
energiebesparende maatregelen. Dat zijn directe
besparingen, en belastingvoordelen zoals met EIA en
VAMIL. Ook kunnen bedrijven en branche-organisaties aanspraak maken op begeleiding vanuit RVO, via
de programma’s MJA3/MEE (via rvo.nl/subsidies-regelingen/deelnemen-mja3/mee).
De omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid maakte een
filmpje van adviserend toezicht op energiebesparing
bij een school: youtube.com/watch?v=62AzrnatlO0
Tot slot
Meer informatie over het energieverbruik in uw regio
kunt u vinden op: klimaatmonitor.databank.nl
Meer informatie over energiebesparing bij bedrijven
kunt u vinden op de website van het Kenniscentrum
Info: infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/praktijkvoorbeelden
wetten.overheid.nl/BWBR0022762/
Contactpersoon bij Ministerie van I&M is Stef Strik:
[email protected], 06 52 09 68 86
Contactpersoon bij VNG:
Programmateam energie, Lian Merkx, [email protected]
7 Ruimte door duurzaam in te kopen
Duurzame infrastructuur: hoe pak je dat aan?
Het Rijk heeft, net als provincies, gemeenten en
waterschappen onder meer voor de Spoor- en
GWW-sector ingezet op duurzaam inkopen. Het is
nu aan opdrachtgevers en de markt om samen na te
denken over het aanbestedingsproces op het gebied
van duurzaamheid en hier handen en voeten aan te
geven.
Ze hebben hun krachten gebundeld in het Samenwerkingsverband Duurzaam GWW en een uniforme
werkwijze ontwikkeld: de Aanpak Duurzaam GWW:
een uniforme aanpak voor een eenduidige marktbenadering.
De Aanpak Duurzaam GWW is een praktische
werkwijze om duurzaamheid in GWW-projecten
concreet te maken. Maar wel zonder vooraf generiek
voor te schrijven wat de duurzaamheidseisen zijn. De
Aanpak wil juist per project de kansen op duurzaamheidswinst maximaal benutten. Met deze werkwijze
kan een projectorganisatie (opdrachtgevers/ingenieursbureaus) in elk stadium van een project een
stappenplan volgen en daarmee duurzame ambities formuleren, vastleggen en doorgeven naar de
volgende projectfase. Door duurzaamheid zo vroeg
mogelijk in het project te borgen, worden de kansen
optimaal benut.
Dit gebeurt via het Ambitieweb, waarmee de ambities op de belangrijkste GWW-thema’s beeldend
worden weergegeven (zie figuur 1).
Figuur 1:
Het ambitieweb biedt een kapstok om gedurende alle fases
van het bouwproces de ambities op bepaalde thema’s (bijv.
energie, materialen etc.) goed voor ogen te blijven houden.
25
• Ambitieniveau 1: Inzicht in duurzaamheidsbelasting
op deze thema’s en/of minimaal duurzaamheidsniveau is behaald (oa. de 100% duurzaam inkopencriteria van de overheid);
• Ambitieniveau 2: Significante verbetering is bereikt
op dit thema;
• Ambitieniveau 3: Toegevoegde waarde: De belasting op mens/milieu is nihil, of er wordt zelfs een
positieve bijdrage geleverd (bv. energieneutraal of
energieleverend, C2C).
Structurele Aanpak via het stappenplan
De Aanpak draait om ambities formuleren, afwegen,
concreet maken, uitvoeren en doorgeven naar de
volgende projectfase. Om dit gestructureerd en consequent te doen is een stappenplan ontwikkeld (zie
figuur 2).
Er is gekozen voor een aanpak die op alle fases in
een aanbestedingsproces aangrijpt en die ruimte
biedt aan duurzame innovatie. Uitgangspunt hierbij
is het meewegen van de duurzaamheidsaspecten van
de hele levenscyclus van een werk. Of het nu gaat
om een innovatief aanbestedingstraject of een meer
traditioneel bestek, de werkwijze is toepasbaar voor
alle aanbestedingsmethoden. Belangrijke gezamenlijk
geformuleerde uitgangspunten in de Aanpak zijn:
• Het zo vroeg mogelijk in het project starten met de
Aanpak Duurzaam GWW, liefst al in het stadium van
integrale gebiedsontwikkeling. In de planfase liggen
immers de grootste duurzaamheidskansen;
• Per project te focussen op de duurzaamheidsthema’s
waar de meeste duurzaamheidswinst te behalen is;
• Ruimte creëren voor innovaties door zoveel mogelijk oplossingsvrij te specificeren. En dat niet alleen
voor opdrachtnemers, maar ook in het eigen ontwerpproces. Zo krijgen markt en innovaties meer kans;
• Gebruik maken van een gezamenlijk instrumentarium zoals DuboCalc, CO2-Prestatieladder en Omgevingswijzer. Dit om duurzaamheid op consistente
wijze te kunnen meten, toetsen en borgen.
Wat levert werken met de Aanpak Duurzaam GWW
u op?
• u krijgt praktische handvatten om duurzaamheid
op een weloverwogen manier een plek te geven in
projecten;
• u kunt per project eigen duurzaamheidsambities
formuleren en aansluiten bij de ambities van de eigen
organisatie;
• u weet dat de markt op deze Aanpak anticipeert
en voorstellen doet;
• u kunt gebruik maken van kennis en ervaringen bij
andere GWW projecten;
• u draagt bij aan een duurzame samenleving.
Waarom een Aanpak Duurzaam GWW?
Als opdrachtgevers en -nemers ondersteunt het
samenwerkingsverband Duurzaam GWW de ambitie
van de rijksoverheid om 100% duurzaam in te
kopen. De inkoopcriteria* die in het verleden hiertoe zijn ontwikkeld, hebben dus ook een plek in de
Aanpak Duurzaam GWW (zie ambitieweb niveau 1).
Maar het samenwerkingsverband wil daarnaast een
betere aansluiting op functioneel aanbesteden met
oplossingsvrije criteria en meer ambitie inbrengen in
duurzaamheid in de GWW-sector in het algemeen.
Naast de Aanpak, werkt het samenwerkingsverband
Duurzaam GWW ook aan een gezamenlijke langetermijnvisie: wat kan de sector bijdragen aan een
duurzame samenleving in 2040, welke innovatieprojecten hebben prioriteit, en welke ambities stelt de
sector zichzelf?
Green Deal Duurzaam GWW
Op zowel 10 juni 2013 als op 10 februari 2014 is
de Green Deal Duurzaam GWW ondertekend. Meer
duurzame innovatie, meer energiebesparing en meer
doen met minder budget in de GWW-sector. Dat willen deelnemende partijen aan de Green Deal ‘Duurzaam GWW’ bereiken. De Green Deal moet zorgen
voor een versnelde verduurzaming van de spoor-,
grond-, weg- en waterbouwsector. Met de Green
Deal ‘Duurzaam GWW’ willen deelnemende partijen
26
zorgen dat de aanpak breed geïmplementeerd wordt
in de GWW-sector en de verduurzaming versnellen.
Hoewel iedere deelnemer eigen doelstellingen heeft
binnen de Green Deal, gaat er een groot gevoel van
saamhorigheid van uit. Partijen zijn partners, willen
met elkaar meedenken, kennis delen en gezamenlijk
duurzaamheid op de kaart zetten. Dat biedt mensen
de ruimte om vanuit eigen drijfveren aan de slag te
gaan, in plaats van aan verplichtingen voldoen.
Wat houdt de deal in?
Naast de eigen doelstellingen zijn de volgende
gezamenlijke doelstellingen afgesproken.
‘Doen’: Partijen gaan in 2013 tot en met 2015 een
gecontroleerde, praktijkgerichte implementatie laten
plaatsvinden bij Partijen of bij de leden van Partijen;
‘Verbreden toepassing’: Partijen zorgen ervoor
dat in 2015 het merendeel van de partijen in de
GWW-sector op de hoogte is van de ‘Aanpak Duurzaam GWW’ en het nut van de toepassing ervan.
‘Ontwikkelen’: Partijen gaan de ‘Aanpak Duurzaam
GWW’ doorontwikkelen, concretiseren en werkbaar
houden / maken voor de gehele GWW-sector.
Gezamenlijk wordt het volgende gerealiseerd in
2013:
•Alle opdrachtgevende partijen tezamen minimaal
34 projecten met (onderdelen van de) Aanpak
Duurzaam GWW + 3 boegbeeldprojecten Rijk
•In 2015: alle Rijksopdrachtgevers in de GWW
samen: bij 30 of 50% van de opdrachten Aanpak
toegepast
•Opdrachtnemers: via koepels allemaal stimuleren
toepassen van de Aanpak, kennis uitwisseling,
CoP,s, Building Changes, etc etc samen goed voor
meer dan 90 % van de GWW bouwketen
•40% van opdrachtgevers in volume gaat er nu
meteen mee aan de gang, doel van de green deal
dus de andere 60% zsm te betrekken zodat effect
echt 100% duurzaam is
Betrokken partijen
De volgende partijen hebben de Green Deal Duurzaam GWW op 10 juni 2013 ondertekend:
Aannemersfederatie Nederland, Bouwend Nederland,
Stichting CROW, FME-CWM, Gemeente Molenwaard,
Gemeente Rotterdam, Koninklijke Metaalunie,
Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed, Ministerie
van Economische Zaken/Dienst Landelijk Gebied,
Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Rijkswaterstaat, MKB Infra, NLingenieurs, Nederlands Verbond
Toelevering Bouw (NVTB), ProRail, Provincie Gelderland, Provincie Overijssel, Provincie Utrecht, Railforum
Nederland, Stichting SBRCURnet, Uneto-VNI en de
Unie van Waterschappen.
De Green Deal is op 10 februari 2014 door de volgende partijen ondertekend:
provincie Zuid-Holland, provincie Noord-Holland,
provincie Zeeland, provincie Flevoland, provincie
Drenthe, provincie Groningen, TNO en de Vereniging
van Waterbouwers
Partijen die geïnteresseerd zijn kunnen zich te allen
tijde aansluiten.
Ook u kunt meedoen met Duurzaam GWW. U kunt
hiervoor contact opnemen met het Samenwerkingsverband via [email protected].
Voor meer informatie:
Samenwerkingsverband Duurzaam GWW
duurzaamgww.nl
[email protected]
Bij aanleg infrastructuur zijn veel kansen voor duurzaamheid door slimme combinaties te maken en door partijen er in een vroeg
stadium bij te betrekken. Foto: Tjitske Ypma
27
Uit de praktijk
Nieuw-Lekkerland
Duurzame aanpak infrastructuur in Nieuw-Lekkerland
In de Venuslaan en aanliggende straten in
Nieuw-Lekkerland was het rioolstelsel nodig toe aan
vervanging. Door zettingen was de woonwijk maar
liefst ca. 80 cm gezakt ten opzichte van het aanlegniveau. Die zettingen hadden tevens negatieve effecten op de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de
wijk. Maar er speelde meer. Zo was de inrichting van
het woongebied niet Duurzaam Veilig, aan het einde
van zijn levensduur en waren er parkeerproblemen.
Verder paste de staat van het groen niet meer bij de
beeldkwaliteit en de onderhoudsintensiteit die de gemeente voor ogen heeft. Het vervangen van het riool
was een prima mogelijkheid om het gebied grondig
te reconstrueren en te optimaliseren.
De Aanpak
De gemeente Molenwaard,
waartoe Nieuw-Lekkerland
behoort, heeft burgerparticipatie hoog in het vaandel
staan. Aangezien dit project
een zeer grote impact heeft
op de leefomgeving, zijn
de bewoners en andere
belanghebbenden direct
betrokken bij het bepalen
van de ambities en het
maken van het ontwerp. De
methode Duurzaam GWW
combineerde de verschillende behoeftes en gaf handvatten voor de inzichtelijke
en bewuste afwegingen.
Duurzaam GWW begon
daarom met het hoogste
Hulpmiddelen
De Omgevingswijzer en het Ambitieweb
Voordelen door De Aanpak
• De Omgevingswijzer geeft een goed overzicht
van het beleid over alle relevante beleidsthema’s
heen;
Beeld Duurzaam GWW
Niels van Amstel, regiomanager bij Megaborn: ‘Al met al was de reconstructie complex.
Dat vergde een aanpak waarbij het beleid en de
behoeften per system met elkaar in lijn gebracht
moesten worden voor een integrale aanpak. Het
fijne aan Duurzaam GWW is dat die al die behoeftes combineert en het dus complex maakt,
maar aan de andere kant weer de handvatten
geeft voor inzichtelijke en bewuste afwegingen
en stappen voor het vervolg.’
abstractieniveau, namelijk de visie op de wijk. Wat
verwacht men van de verkeersaanpak en het leven in
de wijk? Een niveau lager is dan de beschouwing van
de riolering, de weginrichting en de groeninrichting.
28
Op die manier zijn alle betrokkenen meegenomen in
het stramien van beleid, uitgangspunten, randvoorwaarden, behoeften, oplossingsruimte en keuzes. Een
klankbordgroep, bestaande uit bewoners, vertegenwoordigers van Huurdersvereniging Nieuw-Lekkerland en Woningbouwvereniging Nieuw-Lekkerland,
fungeerde daarbij als luisterend oor, gaf aan wat er
leefde in de wijk en hield hierbij goed de samenlevingsverbanden in de gaten.
• Het Ambitieweb ondersteunt de betrokkenen
om een beeld te vormen wat als belangrijk wordt
ervaren en focus aan te brengen. Bewoners kunnen daardoor gerichter meepraten en aangeven
waar zij de ambitie naar boven wilden bijstellen;
• Door de integrale benadering van de Aanpak en
de ruimtelijke begrenzing van het project zijn de
min of meer losstaande problemen met elkaar
verbonden;
• Verbeterde leefomgeving voor de bewoners;
• Optimale balans tussen parkeergelegenheid,
groen en veiligheid;
• Een onderhoudsvrij, hygiënisch en duurzaam
system;
• Bewonersparticipatie waardoor zij tevreden zijn
over de herinrichting en hun inspraak hierin.
8 Fysieke ruimte
Waterschappen: benut de ruimte
Ruimte is op twee manieren een belangrijke factor in
energietransitie. Ten eerste is het belangrijk ruimtelijk
te kijken: waar is vraag naar bijvoorbeeld warmte en
is er ergens restwarmte? Waar komt snoeihout vandaan, waar kan het worden gebruikt? Hoe vang je
de meeste zonne-energie met een zonnepaneel? Kijk
naar zonatlas. En waar is goed wind om te zetten in
energie, en kunnen elektrische auto’s erop rijden?
bestaande infrastructuur en de aanwezigheid van
bedrijven. Het vraagt om een helikopterview om de
kansen voor duurzame energie te zien en te herkennen. “De gemeente is als gebiedsregisseur bij uitstek
geschikt om deze helikopterview te ontwikkelen. En
om de relevante partijen met elkaar te verbinden en
de kansen ook daadwerkelijk te verzilveren”, vindt
Lazaroms.
Hiervoor zijn verschillende tools ontwikkeld. Er is een
warmtekaart, een energieatlas, een zonatlas. Het zijn
fantastische hulpmiddelen, om samen met bewoners
en gebruikers van de ruimte de mogelijkheden te
ontdekken.
Rafael Lazaroms van de Unie van Waterschappen:
“Ga bijeen zitten rond een kaart, en pak een stel
prikkers. Zet een prikker op iedere plek waar iets mee
kan, en start vervolgens het gesprek.”
Eén van die relevante partijen is het waterschap in
uw gebied. De waterschappen beschikken over veel
biomassa en terreinen. Zij zijn zelf ook uitvoerder van
bedrijfsmatige processen (afvalwaterzuivering). De
waterschappen zijn zowat de grootste producent van
biogas. Dit is alleen niet zichtbaar, omdat het merendeel daarvan tot nu toe nog zelf wordt gebruikt voor
het zuiveringsproces. De biogasproductie wordt de
komende jaren flink opgeschroefd.
Daarnaast verkennen de waterschappen de mogelijkheden om andere duurzame energiebronnen toe te
passen, zoals wind- en zonne-energie, warmteterug-
De mogelijkheden voor lokale duurzame energie
zijn sterk verbonden met de mogelijkheden van de
Uit: Visiebrochure - Routekaart afvalwaterketen
29
Kansenkaart Afvalwaterketen
winning en waterkracht. Waarom vinden de waterschappen dit zo belangrijk?
1 Klimaatverandering wordt steeds meer
zichtbaar en voelbaar
Waterschappen hebben in hun dagelijks werk veel
last van de klimaatverandering. Dijken moeten worden versterkt en watersystemen robuust gemaakt
om Nederland veilig en leefbaar te houden. Wateroverlast ligt op de loer, ook in het stedelijk gebied.
De waterschappen willen daarom ook maatregelen
nemen om de (eigen) uitstoot van broeikasgassen
zoveel mogelijk te beperken. Dit is een gemeenschappelijke basis voor samenwerking met de gemeente aan lokaal klimaatbeleid.
2 Waterschap als producent van duurzame
energie
De Unie van Waterschappen heeft vorig jaar samen
met het Klimaatverbond en de VNG het Energieakkoord ondertekend. De waterschappen hebben
getekend voor scherpe ambities: 40% van het
energieverbruik wordt in 2020 zelf duurzaam geproduceerd. Overschotten worden bij voorkeur lokaal
ingezet en geleverd aan gemeenten en bedrijven.
3 Duurzaam is niet duur
Uit vele voorbeelden blijkt dat duurzaamheid goed
samen kan gaan met kostenefficiency. Veel projecten verdienen zich na enige tijd terug, welk voordeel weer ten goede komt aan de burger (via de
belastingen). Bij samenwerking tussen waterschap
en gemeente kunnen kosten en voordelen worden
gedeeld. 1 + 1 wordt dan 3.
Er wordt in het kader van het Bestuursakkoord Water
al intensief samengewerkt om de kostenefficiency te
vergroten, maar de kansen voor duurzame energie
en besparing zijn tot nu toe nog wat onderbelicht
30
gebleven. Wist u dat 60 PJ energie aan warmte eenvoudigweg verdwijnt via het afvalwater in riolering
en oppervlaktewater?
Dit is evenveel als het elektriciteitsverbruik van bijna
anderhalf miljoen huishoudens. Deze warmte kan via
warmtewisselaars in de badkamer, in de riolering of
op de rioolwaterzuivering worden hergebruikt, bijvoorbeeld voor woonwijken, kantoren of zwembaden.
Er zijn veel mogelijkheden de energie uit rioolwater
beter te benutten, zie ook hoofdstuk biomassa. Deze
en vele andere kansen zijn opgenomen in de Kansenkaart Afvalwaterketen.
Zie voor meer informatie over deze voorbeelden
samenwerkenaanwater.nl of uvw.nl voor de visiebrochure en andere mooie projecten.
Samenwerking met burgercoöperaties voor
zonneweiden
Een aantal waterschappen onderzoekt mogelijkheden om terreinen ter beschikking te stellen aan
burgercoöperaties voor de plaatsing van zonnepanelen. Daarbij wordt gedacht aan rioolwaterzuiveringen, waterbergingsterreinen en (slaper)dijken. Deze
mogelijkheid is sterk afhankelijk van de fiscale salderingsregeling die in het Energieakkoord is overeengekomen. De Unie van Waterschappen, het Klimaatverbond en Triodosbank onderzoeken momenteel
de mogelijkheden voor toepassing van deze fiscale
regeling. Medio dit jaar zal een onderzoeksrapport
ter beschikking komen. Er zitten nogal wat haken en
ogen aan de fiscale regeling en postcode-roos pakt
niet overal goed uit. Desalniettemin lijken er onder
omstandigheden kansen te zijn. Afstemming en
samenwerking met de gemeente zijn bij deze initiatieven wenselijk.
Dus: nieuwe wethouder, kom kennismaken bij uw
lokale waterschap en bespreek de mogelijkheden!
De Routekaart afvalwaterketen 2030 van VNG en Unie van Waterschappen
bevat inspirerende voorbeelden voor energietransitie.12 kansen uitgelicht.
31
32
Uit: Kansenkaart afvalwaterketen van Unie van Waterschappen
33
DEEL 2
Energiebronnen
Er zijn verschillende vormen van duurzame energie. Zon, wind, biomassa,
waterkracht, aardwarmte en waterkracht. De verschillende vormen hebben
ieder hun eigen voor- en nadelen, maar uiteindelijk hebben we ze allemaal
nodig om zonder fossiele brandstoffen en met behoud van welvaart te
kunnen leven. Zie ook masterclassenergietransitie.nl.
1 Windenergie: veel voor weinig
Steeds meer burgercoöperaties enthousiast
Naar Deens voorbeeld beginnen ook in Nederland
steeds meer burgercollectieven warm te lopen voor
windmolens. In Nederland zijn tientallen windcoöperaties van burgers actief. Ze investeren samen in
windmolens, en nemen hier de stroom van af. Dat
gebeurt nu nog tegen een normaal tarief van 22 cent
per kilowattuur (Windvogel). Met een salderingsregeling (zie hoofdstuk samenwerken met lokale
energiecoöperaties) en zonder subsidie zou dit 5 cent
goedkoper kunnen zijn.
Maar de financiën zijn bij wind niet het grootste
struikelblok. Veel mensen vinden windmolens horizonvervuiling. Uit onderzoek blijkt dat mensen een windmolen minder lelijk vinden als die van henzelf is.
Dat is ook de ervaring van Rescoop, een organisatie
uit België die lokale energiecoöperaties in WestEuropa bijstaat. Siward Zomer: “Een windpark is
34
goed voor de gemeenschap, zeker wanneer het door
de eigen burgers op een coöperatieve manier ontwikkeld wordt, levert het een positieve maatschappelijke en economische ontwikkeling op.Voorbeelden
zijn Meerwind in de Haarlemmermeer en Coöperatie
Windenergie Waterland in Marken.”
“Windmolens ziet de Nederlander niet graag.
Tenzij hij mede-eigenaar is.”
12-04-2014 de Volkskrant
De provincie Gelderland probeert ook bottom up te
werken: gemeenten zijn gevraagd om locaties, die
vervolgens in de windvisie zijn neergelegd. In ontwerpateliers wordt er op regioniveau gekeken waar
windenergie het best past in een gebied.
De windvisie Gelderland is te lezen op
gelderland.nl/windvisie
35
2 Zonne-energie
Zonnepanelen: Goud op je dak!
Eindelijk iets dat je zelf kunt doen, energie uit
zonoogsten van je eigen dak. Tenminste als je een
eigen dak hebt, dat gunstig ligt ten opzichte van de
zon. Nederland zit in een stijgende lijn wat betreft
de aanschaf van zonnepanelen door particulieren en
wat betreft grootschaliger zonne-energie projecten
op grotere daken of braakliggende stukken land.
In 2013 is de hoeveelheid opgestelde zonnepanelen
in Nederland verdubbeld ten opzichte van 2012,
terwijl 2012 ook al een verdubbeling te zien gaf
ten opzichte van 2011. Vorig jaar was er voor 665
megawatt aan vermogen. In 2012 was dit nog 365
megawatt. Dit blijkt uit cijfers van de Nederlandse
netbeheerders. Die explosieve groei komt niet uit de
lucht vallen. Sinds enkele jaren is het voor particulieren en sommige bedrijven goedkoper om met zonnepanelen op het dak energie op te wekken, dan om
stroom van het net te kopen. Zonnestroominstallaties
hebben een rendement (“return on investment”) van
8 – 11%.
“De maatschappelijke acceptatie van zonnepanelen is merkbaar toegenomen. Ze beginnen
normaal te worden.”
Gerard van Amerongen van branchevereniging Holland
Solar - 26-04-2014 de Volkskrant
Er is een golf aan initiatieven ontstaan waarbij consumenten alleen of gezamenlijk zonnepanelen kunnen
aanschaffen. En er is steeds meer onafhankelijke
informatie op maat beschikbaar over de zonne-energiepotentie van daken op websites zoals Zonatlas.nl,
Zonnekaart.com en Zonnepanelencalculator.nl. De
zonPV installatiebranche speelt daarop in. Momenteel is er keuze uit zo’n 80 verschillende typen zonnepanelen. Ook de samenleving springt er op in en
organiseert zich in een rap tempo in coöperaties die
als collectief zonne-energie projecten organiseren.
Klimaatverbond voelde in 2011 deze ontwikkelingen
aan en maakt een vertaalslag van het Duitse Solar
Potenzialkataster naar de Nederlandse Zonatlas.
De Zonatlas was uniek, omdat de geschiktheid voor
ZonPV van alle daken in een gemeente nauwkeurig
zichtbaar worden door gebruik van Hoogtekaart
gegevens van Rijkswaterstaat (AHN2), kadastrale
gegevens, historische weerdata en lijsten van monumentale gebouwen. Dat was fundamenteel verschillend van de online kaarten die op basis van google
maps inschattingen waren gemaakt. Gemeente Arnhem, Tiel en Eindhoven schaften hun eigen Zonatlas
aan en starten de campagne ‘Goud op je dak’ met
ondersteuning van Klimaatverbond. Daarna volgde
provincie Gelderland met 56 gemeenten.
Woningstichting Sint Joseph in Boxtel plaatst zonnepanelen.
Bekostigd door huurverhoging, maar met lagere maandlasten
tot gevolg. Foto: PDK Foto
36
Komende zomer beschikt bijna iedere Nederlander
over een online zonne-energie instrument om te
kunnen bekijken of zonnepanelen renderen. Als dat
Arnhem
Op Zonatlas is te zien welke daken geschikt zijn voor zonnepanelen. Groen is geschikt, rood is niet geschikt.
het geval is, biedt een uitdraai van de eigen situatie
houvast voor het opvragen en beoordelen van offertes voor aanschaf en installatie. Andersom maken
installateurs gebruik van de Zonatlas of Zonnekaart
om de installatie precies op maat te installeren en
hun eigen offerte te voorzien van onafhankelijke
informatie.
Het recentelijk verschenen artikel in het magazine
Eigen Huis bevestigt een mooie ontwikkeling: starters
op de woningmarkt zullen een huis met zonnepanelen interessant vinden. Het verlaagt immers structureel de maandlasten. Dat is lucratief gezien alle
smartphones, tablets, laptops, die dag in dag uit in
het stopcontact worden opgeladen.
De rol van gemeenten is cruciaal. Niet alleen bieden
zij hun inwoners en bedrijven een zonne-energie
instrument aan. Zij kunnen ook het buurman-buurman effect aanjagen door mooie voorbeelden uit te
lichten. Periodieke terugkoppeling bieden over de
groei van zonne-energie in hun gemeente. Daarnaast
beschikken gemeenten over de mogelijkheid om
duurzaamheidsleningen aan te bieden of zelf subsidies te verstrekken op de aanschaf van zonnepanelen. Dit is steeds minder nodig omdat terugverdientijden al onder de ten jaar liggen. De laatste
ontwikkeling sluit aan op het ontwikkelen van de
arbeidsmarkt. Gemeenten bieden samen met Klimaatverbond workshops aan om aannemers en
installateurs op te leiden.
Meer informatie
zonatlas.nl/gelderland, [email protected] en de toolkit
‘met de Buurt’ is hier gratis te downloaden: zonatlas.
nl/gelderland/start/downloads
Het totaal aantal geïnstalleerde zonnepanelen in Nederland komt dit jaar waarschijnlijk op 5 miljoen, verdeeld over 180
duizend woningen, bedrijven en andere
locaties. Samen leveren ze een half procent
van het stroomgebruik van alle Nederlandse
bedrijven en huishoudens.
Bron: 26-04-2014 de Volkskrant
37
3 Biomassa
Biomassa en de biobased economy
Een van de vele publicaties over biomassa die de afgelopen jaren zijn verschenen, draagt de titel Groen
goud uit landschapsonderhoud. Toch laat ook deze
publicatie zien, dat er goed beleid nodig is voor een
duurzame aanpak.
Wat is biomassa?
Biomassa zijn alle organische stoffen die door dier en
plant wordt geproduceerd. Eenvoudiger gezegd, alle
mest, takken, bladeren, gras en gft dat vrijkomt. Het
wordt helder als we de drie hoofdstromen scheiden,
omdat voor ieder van die stromen een andere visie
en aanpak nodig is.
• Natte biomassa (mest)
• Droge biomassa (takken en gras)
• GFT.
die voor deze specifieke toepassing is omgedoopt in
biobased industry. Voorbeelden zijn de productie van
plastic en grondstoffen voor medicijnen en voedsel.
Pas als biomassa wordt verbrand, bestaan de verbindingen niet meer en komt CO2 vrij. Het is dus
zaak om de biomassa zo lang mogelijk in de keten te
houden voordat het moet worden verbrand. Iedere
stap in de keten leidt tot een eind- of restproduct dat
weer laagwaardiger in de keten kan worden ingezet,
totdat het eindigt als brandstof. Een eenvoudig voorbeeld is een boom waarvan de planken eerst tot een
tafel worden gemaakt, voordat hij via de boomhut
voor de kinderen in de open haard verdwijnt.
Grafisch wordt dit weergegeven in de piramide van
toegevoegde waarde biobased.
(Bron: biobasedeconomy.nl)
Waarom is biomassa zo belangrijk
Biomassa is de basis van alle fossiele brandstoffen.
Het bestaat uit organische stof. Een samenspel van
koolstof , waterstof en zuurstofhoudende verbindingen. Wanneer biomassa lang in de grond zit, kan
er olie, kolen en gas ontstaan. Deze fossiele brandstoffen zijn in onze huidige economie de basis voor
brandstof en voor de chemische industrie.
Wanneer we fossiele brandstoffen vervangen door
(verse) biomassa, scheelt dit in de uitputting van eindige fossiele grondstoffen en voorkomen we toename van CO2 in de atmosfeer. De in olie opgeslagen
CO2 zit al miljoenen jaren in de grond.
Biomassa kan dus worden ingezet als brandstof, of
als basis voor chemische/synthetische producten,
Kenmerkend is dat hoe hoger de toegevoegde waarde, hoe minder biomassa hiervoor geschikt is.
Grote biogasinstallatie. Foto: PDK Foto
38
Biomassa visie
Veel lokale visies op biomassa gaan uit van de inzet
van biomassa voor de opwekking van energie. Dat is
een goed uitgangspunt, wanneer in het beleid geen
of minder belang wordt gehecht aan de stimulering
van de lokale economie, het behoud van goede landbouwgronden of aan energietransitie.
Beslaat de visie een langere termijn of wordt lokale
economie hierin geïntegreerd, dan zal de visie op
biomassa zich meer richten op het inzetten van de
biomassa voor de biobased industry. Een eerste stap
is vaak wel lokale biomassa eerst als brandstof te
gebruiken, voor er meer waarde in wordt gezien.
Lokale biomassa kan van akkers komen, maar dan
gaat het ten koste van de voedselproductie. In alle
gemeenten ontstaat echter ook biomassa in de vorm
van snoeiafval. De bijdrage van deze biomassa aan
verduurzaming van de energievoorziening kan verschillen van enkele procenten bedragen met uitschieters voor landelijke gemeenten tot 10 à 15%.
Op de mogelijkheden die biomassa daarvoor biedt en
de ervaringen hierbij gaan we verder in op basis van
de drie hoofdstromen.
GFT
Het inzetten van GFT maakt onderdeel uit van het
gemeentelijk afval beleid. GFT komt vrij bij bedrijfsvoering, maar vooral bij particulieren. GFT is een
grondstof voor compostering, maar wordt ook
verbrand in huisvuilverbrandingsinstallaties. Gemeentelijk beleid zet in op het verminderen van de groene
afvalstroom door scheiding en het stimuleren van
compostering bij de bewoner. In deze notitie wordt
deze stroom verder buiten beschouwing gelaten,
omdat de samenstelling en aanlevering te divers is.
Natte biomassa/mest
Sommige boeren halen energie uit mest. Hiervoor
gebruiken ze in de meeste gevallen naast mest ook
co-stromen, zoals energiemais of reststromen uit de
levensmiddelenindustrie. Nadat er biogas is gewonnen, blijft er digestaat over. Dit kan als meststof op
het land worden uitgereden. Mestverwerkers zijn ook
bezig om er kunstmest van te maken, maar dit is nog
niet erkend (en helpt dus niet bij het wegzetten van
de mest: in Nederland een dure aangelegenheid).
Biogas, het product van mestvergisting, is een interessante optie voor regio’s die streven naar energieof CO2 neutraliteit. Belangrijk is dat het biogas
voldoet aan de eisen van de gebruiker, of anders kan
worden opgewerkt tot groen aardgas en op het net
kan worden ingevoed of LBG (de biogas vorm van
LPG). Biogas/aardgas/LBG is ook een goede grondstof voor de chemische industrie. Een dergelijke
omzetting past goed bij de transitie naar biobased
toepassingen.
Er zijn projecten in voorbereiding waarbij vergistingsinstallaties aan een biogasleiding worden gekoppeld
39
Waterschappen bezig met vergisting rioolslib en winning grondstoffen
Afvalwater is een bron van energie en grondstoffen. Dat blijkt uit de visie die de Unie van
Waterschappen samen met de VNG hebben
ontwikkeld over de toekomst van de afvalwaterketen op weg naar 2030. Deze visie laat zien dat
afvalwaterzuivering kostbaar is, maar dat het ook
een waardevolle bron is van duurzame energie
en grondstoffen. De mooiste kansen liggen in
de goede lokale samenwerking met gemeente,
waterschap en bedrijven.
Nu al produceren de waterschappen produceren
bij elkaar ruim 100 miljoen kuub biogas (ongeveer 2,3 PJ). Dat is ongeveer 25% van het totale
energieverbruik van de waterschappen en ongeveer 30% van de afvalwaterzuivering.
In aantallen: in totaal zijn er 350 RWZI’s. Op een
kwart wordt biogas geproduceerd, met name op
de grotere installaties. In totaal wordt de helft
van al het Nederlandse slib vergist.
Het geproduceerde gas wordt momenteel vrijwel
volledig ingezet voor het eigen zuiveringsproces. Er zijn op dit moment 6 energiefabrieken
(rioolwaterzuiveringen die energieneutraal zijn
of energie leveren, meestal in de vorm van elektriciteit en/of warmte). “In 2015 willen we nog 6
extra energiefabrieken realiseren. Deze zijn nu in
aanbouw/ombouw”, zegt Lazaroms.
Naar verwachting wordt het overschot aan biogas steeds vaker ingezet voor lokale toepassing,
bijvoorbeeld aan bedrijven of groen gas voor
mobiliteit (voor toepassing eigen auto’s, voor
bussen OV of vuilnisvrachtwagens van gemeenten).
Op 6 rioolwaterzuiveringen wordt nu struviet
teruggewonnen voor toepassing van meststof
in de landbouw (kleine 1.000 zuiver fosfaat).
Dit gaat nu naar Duitsland, want het is nog niet
toegestaan in Nederland (aanpassing regelgeving is in voorbereiding). Dit aantal wordt sterk
uitgebreid. In 2015 verwachten we in totaal 12
terugwinlocaties. De komende jaren verwachten
we ook terugwinning van vezels, alginaat en
C02. Zie voor meer informatie
grondstoffenfabriek.com en
energiefabriek.com
die het gas kan transporteren naar afnemers die dit
kunnen verwerken. Hiervoor worden subsidies binnen de SDE+ regeling ter beschikking gesteld.
De markt is bezig met monovergisting, mestraffinage
en mestvergassing. Met de hoeveelheden gas die dan
worden geproduceerd, lijkt de boer uit de voeten te
kunnen voor de eigen bedrijfsvoering.
De op dit moment kansrijke optie voor een biogasleiding is wanneer bedrijven op deze leiding worden
aangekoppeld die een industriële vergister hebben
of willen bouwen, zoals slachterijen of zuiveringsinstallaties van de waterschapen. Die kunnen de
basisvraag naar biogas voor hun rekening nemen
en de agrariërs hun surplus daar aan toevoegen. In
de Stedendriehoek en de Achterhoek zijn dergelijke
projecten in ontwikkeling.
De Energiefabriek
Door met een nieuwe bril naar het traditionele
waterzuiveringsproces te kijken, kwamen de
waterschappen tot een nieuw, uniek concept:
de Energiefabriek. Een slimme combinatie van
bestaande en nieuwe technieken maakt het
mogelijk energie te winnen uit afvalwater. Energie die de waterschappen kunnen inzetten om
hun waterzuiveringen van energie te voorzien.
En energie die geleverd kan worden aan burgers en bedrijven. De waterschappen verwachten in 2015 twaalf energiefabrieken te hebben
gerealiseerd.
Bij elkaar produceren de waterschappen nu
meer dan 100 miljoen kuub biogas per jaar. Er
zijn innovatieve onderzoeken gestart om na
te gaan hoe nog meer energie uit afvalwater
benut kan worden. De waterschappen denken
vooral aan lokale toepassing voor mobiliteit. Zo
zouden zij lokaal gemeenten kunnen voorzien
in hun behoefte aan groen gas voor bijvoorbeeld vuilnisvrachtwagens of bussen voor het
openbaar vervoer. Zie voor meer informatie
hierover www.energiefabriek.com
Droge biomassa (hout en gras)
Groot verschil met mest is dat gemeenten (en provincies en waterschappen) zelf producent zijn van de
droge biomassa. Hierdoor kan beter worden gestuurd. Tevens is de afzet van plantsoenafval meestal
een kostenpost, waardoor er budget is.
Houtige biomassa kan bijdragen aan de lokale duurzame energievoorziening, het sluiten van kringlopen
en van biobased industry. Voor alle drie is het van belang om die biomassa aan te leveren in de gewenste
kwaliteit, zoals een goede leverancier betaamt.
Als een zwembad houtsnippers (chips) wil verstoken voor de verwarming dan moet er voor worden
gezorgd dat de chips het gewenste formaat hebben,
niet teveel vocht bevatten en vrij zijn van verontreinigingen zoals zand en blad. Is die niet het geval, dan
zal de verwarmingsinstallatie veel storingen hebben
en de uitstoot niet altijd voldoen aan de normen.
In het algemeen zijn de gemeentelijke diensten hier
niet op ingericht, hier ligt een uitdaging.
Biomassa is een kwestie van vraag en aanbod.
Gemeenten hebben een aanbod, zij besteden het
afvoeren en verwerken uit en betalen hiervoor een
bedrag per ton. De ontvangende partij gaat vervolgens de stormen scheiden en zo nodig opwerken en
verkoopt deze aan een partij dit als grondstof nodig
heeft.
Winst is er te behalen door transport en opslag
te verminderen, oftewel dat scheiding, sortering,
bundeling zo dicht mogelijk plaats vindt bij de plaats
waar de biomassa vrijkomt en/of waar deze moet
worden verwerkt. De markt bepaalt vervolgens waar
in de piramide de betreffende biomassa kan worden
ingezet. Aan de andere kant kan een gemeente met
een duidelijk aanbod aan lokale biomassa lokale
bedrijven stimuleren om verwerkingsbedrijfjes op
te zetten. Een voorbeeld is het in licentie nemen en
opzetten van een fabriekje volgens het NewFoss procedé dat (berm)gras omzet in nuttige grondstoffen
voor veevoeder en chemische industrie.
In zijn algemeenheid geldt dat hout op dit moment
rendabel kan worden gestookt en dat de potentie
zit in de technologie van vergassing of het omzetten
naar olie.
Gras kent naast composteren nog weinig andere
rendabele toepassingen. Er wordt geëxperimenteerd
met papierproductie, melkzuurwinning en de toepassing als co-substraat voor mestvergisting. Studies
laten verschillende uitkomsten zien, onder meer
omdat de kosten voor het maaien en aanleveren
per gemeente of wegbeheerder aanzienlijk blijken
te verschillen. Vooralsnog is de focus gericht op het
goedkoper aanbesteden, waardoor de opbrengsten
bij het aanbieden aan een duurzaam proces, lager
worden.
40
Voor een goede visie en aanpak zijn een aantal
punten cruciaal.
1 Weet wat je hebt Wat produceer je als gemeente
en in welke vormen aan plantsoenafval, waar en hoe
komt het vrij en welke kosten zijn er aan verbonden.
De gemeenten van de regio Stedendriehoek hebben
dit geïnventariseerd. Zij kwamen tot de conclusie dat
er nogal wat prijsverschillen waren. De eerste stap is
het waar mogelijk gezamenlijk aanbesteden van deze
stromen. Dat levert al een besparing op van meer
dan 100.000 euro. Tevens creëren zij hiermee een
overzichtelijk en groter aanbod aan biomassa, dat
aantrekkelijk wordt voor lokale/regionale bewerkers.
2 Weet wat je wilt Zijn de hoeveelheid en kwaliteit
voldoende voor die doelen. Zo niet, wat kan ik doen
om deze te halen. Samenwerking met waterschap en
provincie en de buurgemeenten kan schaalvoordeel
geven, eventueel aangevuld met particuliere grondeigenaren, zoals landgoederen, agrarische natuurverenigingen en natuurbeheerders.
De gemeenten in het Groene Hart van Brabant
hebben een intentieverklaring gesloten om te komen
tot een gemeenschappelijk biomassaplein, waar de
houtige biomassa (snippers, tak- en tophout) wordt
verzameld en gesorteerd en geschikt gemaakt voor
energieopwekking. De opbrengst/mindere kosten
komt ten goede aan een landschapsfonds.
3 Biomassa is meer dan energie Biomassa verwijderen betekent verschraling van de bodem, omdat
organische stof uit het systeem wordt onttrokken. De
verwachting is dat binnen 10 jaar zelfs in Nederland
de eerste landbouwgronden uitgeput raken door een
tekort aan organische stof en/of aan mineralen.
4 Een gemeente kan in het aanbod sturen, door
het aanplanten van bijvoorbeeld energiebosjes op
braakliggende terreinen en bij aankleding van het
landschap. Deze bosjes van bijvoorbeeld wilgen gaan
na 5-7 jaar hout leveren voor stookinstallaties. Na
10-15 jaar is het break even point bereikt. De gronden moeten zo lang beschikbaar blijven en er moet
worden afgezien van pacht. De extra opbrengst is
dan mede te halen, omdat de omgeving van het
te ontwikkelen gebied aantrekkelijker wordt voor
uitgifte.
In het buitengebied van de gemeente Apeldoorn
wordt het landschappelijk karakter versterkt door het
aanplanten van wilgenbosjes. Deze gaat de Agrarische Natuurvereniging exploiteren. Het lokale duurzame energiebedrijf gaat zorgen voor stookinstallaties waar de wilgen nuttige warmte kunnen leveren.
5 Door het groen anders te beheren kan ook worden gestuurd op de productie van biomassa. Later
snoeien, anders snoeien of op een ander tijdstip of
eerder of later verjongen zijn voorbeelden. Voor gras
geldt dit voor het verschralend beheer van bermen.
Gras kan worden afgevoerd of juist blijven liggen.
De groenbeheerders worden graag uitgedaagd om
vanuit hun vakkennis mee te denken.
41
Een gemeente in de Achterhoek heeft vanaf de vijftiger jaren intensief bomen geplant langs de wegen
in het buitengebied ter vervanging van alles wat in
WOII verloren is gegaan. Tachtig procent hiervan is
eik. Deze bomen beginnen het einde van hun groeicyclus te bereiken, die langs de weg circa 80 jaar is.
Er zal de komende jaren verjonging moeten plaatsvinden.
“Een ambiteus klimaatbeleid kan niet zonder
flinke inzet van biomassa. Dat zet meer zoden
aan de dijk dan wind- of zonne-energie.”
31-01-2014 de Volkskrant
Het huidige beleid is om voor de veiligheid slechte
bomen te kappen. Dit is kostbaar, want kost relatief
veel tijd per individuele boom, inclusief wegafzetting
en andere veiligheidsmaatregelen, terwijl het hout
nauwelijks waarde heeft. Onderzocht is wat het
oplevert, wanneer naast de veiligheidskap en het
vervangen van slechte lanen, periodiek een deel van
de laanbomen wordt verjongd.
Dit levert lage kosten en een hoge opbrengst op voor
het hout. Tevens wordt het gebied aantrekkelijker
door ook andere boomsoorten aan te planten. De
houtopbrengsten lijken zodanig dat hiermee de kosten van het jaarlijkse beheer en de nieuwe aanplant
de komende twintig jaar kunnen worden gedekt.
En dan?
Na deze punten in kaart te hebben gebracht, is het
tijd voor actie. De meest logische stap is het bij elkaar
brengen van vraag en aanbod en dan de markt het
spel verder te laten spelen, afhankelijk van de secundaire doelstellingen in de biomassavisie. De gemeente kan de eerste regie voeren en door de inzet van
haar eigen biomassa sturing geven aan deze ontwikkeling.
Mei 2014, Sjaak de Ligt
Trekker biobased industry, regio Stedendriehoek
[email protected]
Meer lezen:
bio-energiedevallei.nl/cms/wp-content/uploads/2011/10/DEC_brochure_Bio-energie_een_
kans_voor_uw_gemeente_tcm24-285796.pdf
4 Bodemenergie
Warmte en Koude Opslag
Bodemenergie is thermische energie: dat wil zeggen
warmte. De aarde is van binnen heel heet, en wanneer je water uit de diepe bodem haalt is dit een
warmtebron. Tegelijkertijd is het vlak onder de grond
koel: hier kun je koude vandaan halen voor het koelen van gebouwen.
Ook bestaat de mogelijkheid warmte ‘op te slaan’ in
de bodem: de warmte die in de zomer wordt opgevangen, kan in de winter dienen ter verwarming. In
de zomer kan water warmte opvangen en zorgen
voor koude. Een elektrische warmtepomp schroeft
de temperatuur van het water in de winter op tot
bruikbare temperaturen (40 voor laagemperaturverwarming, 60 of meer voor hoge temperatuurverwarming). Dit kost elektriciteit, maar naar verhouding
veel minder energie (Joules) dan het verwarmen van
leidingwater met gas.
Bodemenergie heeft nu een aandeel van ongeveer
30% in alle duurzame thermische energie. De totale
inzet van duurzame warmte en koude kan en moet
echter fors omhoog om de genoemde overheidsdoelstelling te behalen.
Uit onderzoek naar het maximaal realiseerbare potentieel van duurzame warmte en koude (onderzoek
werd uitgevoerd door Ecofys in opdracht van het ministerie van Economische Zaken) werd duidelijk dat
met name de toepassing van warmte/koudeopslag
in de bodem, gecombineerd met warmtepompen,
een forse bijdrage aan de toepassing van duurzame
warmte en koude kunnen leveren.
In de utiliteitsbouw en de glastuinbouw kan bodemenergie tegen de laagste maatschappelijke meerkosten 2/3 van de duurzame warmte- en koudepotentieel invullen.
Geothermie is een andere manier om energie
(warmte) uit de bodem te benutten. Hiervoor
wordt een pijpleiding minstens 1,5 kilometer de
grond ingebracht. De risico’s die hiermee gemoeid
zijn zijn enorm, maar het winstpotentieel ook. Zie
op het platform voor Geothermie een inzichtelijk
stappenplan: geothermie.nl/fileadmin/user_upload/
documents/bestanden/Stappenplan_Aardwarmte_12-2013.pdf
Zie voor meer informatie over WKO:
bodemenergienl.nl
Bron: www.degroenemug.nl/pages/posts/miniconferentie-bodemenergie-waarderpolder-424.php
42
5 Warmtenetten
Warmtenetten zetten zoden aan de dijk
Warmtenetten transporteren warmte in de vorm van
warm water van een warmtebron (bijvoorbeeld een
afvalverbrander) naar -meestal- woningen. Aangezien in Nederland de meeste energie (40%) wordt
gebruikt voor de verwarming en koeling van gebouwen en er tegelijk warmte genoeg voor 10 miljoen
huishoudens wordt weggegooid, zet verwarming via
warmtenetten enorme zoden aan de dijk als het gaat
om besparing op fossiele brandstoffen en CO2.
Vaak is restwarmte goedkoop te krijgen, maar ma-
Uit de praktijk
ken de benodigde leidingsystemen zo’n investering
kostbaar. Net zoals gasnetten aanleggen overigens
kostbaar is.
Gemeenten kunnen de komst van warmtenetten stimuleren door vraag en aanbod bij elkaar te brengen.
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland onderhoudt een warmtekaart van Nederland, waar vraag
en aanbod opstaan.
Zie de Warmtekaart:
agentschapnl.kaartenbalie.nl/gisviewer
Ede
Warmtenet op biomassa in Ede
In Ede is afgelopen winter een warmtenet in gebruik
genomen, die draait op biomassa. Snoeihout uit de
omgeving -dat voorheen naar een houtgestooke installatie in Lelystad ging- wordt volledig automatisch
in een houtgestookte installatie verbrand.
Het warmtenet verwarmt 3000 huizen en een zwembad , samen goed voor een besparing van 7000 ton
CO2 of 9 miljoen kuub gas per jaar.
In het project werkt de gemeente samen met marktpartijen. Het initiatief kwam van een kaasfabriek,
die een houtgestookte installatie wilde. Samen met
anderen in Bioenergie De Vallei opgericht, een marktpartij. Nuon koopt warmte van hen en zet het af bij
de bewoners. De gemeente heeft gestimuleerd door
hout aan te bieden (tegen marktprijs) en de warmtevraag in beeld te laten brengen. Uiteindelijk was het
vooral dankzij flats van de woningbouwcoöperatie
dat het financieel en energetisch uit kon.
43
Volgens Erik van Tol, adviseur klimaatbeleid van de
gemeente Ede, is de rol van de gemeente beperkt.
“We zijn bevoegd gezag, voor vergunning en bestemmingsplantoets en leverancier van hout. Ook
krijgt ons zwembad de warmte. In dit geval was onze
rol niet groter. Als je nieuwbouw gaat aanleggen ligt
het anders, en ook als er veel gemeentelijk vastgoed
kan worden aangesloten. Dan kun je meer doen. Bij
ons was het meer een toevalstreffer.”
Bio-energie De Vallei bestaat uit drie werkmaatschappijen: één die biomassa inkoopt, één die biomassa
omzet naar energie en één die zorgdraagt voor het
primaire warmtenet.
BioMass bv verwerft (lokaal) biomassa bij gemeenten,
bos- en natuurbeheerders en andere organisaties.
Zij is de contractpartner van de leveranciers en garandeert de biomassa aan de centrale.
Bio-energie De Vallei bv werkt de biomassa in de
centrale op tot warmte. Zij gaat overeenkomsten aan
met de distributeur(s) en afnemers van bio-energie.
Bio-warmte De Vallei bv draagt zorg voor het primaire warmtenet. Het secundaire warmtenet wordt
beheerd door NUON Warmte en Woonstede.
BioMass bv, Bio-energie De Vallei bv en Bio-warmte
De Vallei bv zijn werkmaatschappijen van Breeveld
Holding BV.
Stuurgroep
Om te komen tot realisatie van de bio-energiecentrale trokken de gemeente Ede, de provincie Gelderland, Nuon Warmte, Woonstede en Bio-energie
De Vallei samen op in de stuurgroep Bio-energie De
Vallei. De deelnemers aan deze stuurgroep bespreken
de voortgang van het project vrijwel maandelijks.
ede.nl/gemeente/actueel/nieuwsbericht/artikel/
ede-krijgt-duurzaam-warmtenet
Nieuwe stroomcentrale Boxtel krijgt
groen dak. Foto: PDK Foto
DEEL 3
Energiebesparing en klimaatadaptie
Deel drie besteedt aandacht aan energiebesparing in de gebouwde
omgeving en aan het stimuleren van elektrisch vervoer en duurzame
datacentra, omdat deze thema’s naar verwachting hot worden, en de
gemeente als facilitator een cruciale rol speelt. Ook energieneutrale
scholen zijn een thema. Tenslotte een hoofdstuk over klimaatadaptatie,
omdat de ingezette klimaatverandering nu al bepaalde gevolgen heeft
waar we rekening mee moeten houden.
1 Energiebesparing in bestaande bouw
Grote winst te behalen door gedifferentieerde aanpak
Energieneutrale nieuwbouwwoningen neerzetten is
niet heel moeilijk, maar zet geen zoden aan de dijk.
Het energieverbruik van de bestaande bouw reduceren wel: alleen al onze warmtevraag bedraagt 40%
van de totale energievraag. Niet vreemd dat veel
organisaties hierbij betrokken zijn en verschillende
vindingen zijn gedaan.
Woningisolatie bijvoorbeeld is een belangrijk aspect.
Het vindt soms plaats op eigen houtje, door particulieren, soms wordt het ingegeven door een gemeentelijke subsidieregeling of een landelijke campagne,
zoals van Milieu Centraal.
Vanuit het Klimaatverbond wordt in samenwerking
met Meer met Minder gewerkt aan een Masterclass
Kansrijke aanpakken, om kansen samen te voegen en
een vliegwieleffect te bereiken.
In Kansrijke Aanpakken speelt de metafoor van
de draaimolen een belangrijke rol
In kleinere speeltuinen zien we vaak een draaimolen
met een ring aan de buitenkant, waaraan verschillende ouders kunnen draaien. Dat gaat het beste als
iedereen een zetje geeft naar vermogen, in de juiste
richting. Als dit goed gebeurt krijg je vliegwielwerking: het gaat steeds beter en makkelijker. Draaien
ouders verschillende kanten uit, dan gaat het mis.
Draaien er te weinig ouders, dan wordt het zwoegen.
Zoals iedere draaimolen op iedere schaal zijn eigen
optimale aanduwconfiguratie heeft, zo geldt dat ook
bij een gemeentelijke of regionale taak.
Dr. Henk Diepenmaat legt uit:
“Ook energiebesparing heeft zijn eigen draaimolens.
Nu wil het geval dat verschillende soorten energiebesparing geheel verschillende spelers aan de ring
vereisen. Neem de volgende drie voorbeelden van
energiebesparing:
44
1introductie van eenvoudige laagdrempelige
besparingen in huishoudens,
2het laten aanbrengen van isolering, HR ketels
en duurzame energieopwekking
3het volledig op energie-0 niveau laten brengen
van huur- en particuliere woningen.
Hoewel de draaimolenmetafoor in alle drie de gevallen onverkort op zijn plaats is, zijn zowel de bewonersdoelgroep, de aanbodspelers als de vereiste
facilitatie anders. Dit onderstreept dat verschillende
draaimolens ook apart moeten worden ontwikkeld, in
nauwe samenwerking en samenspraak tussen bewonersdoelgroep, aanbod en facilitatie.
Samenwerking vergt dus maatwerk. De energiebesparingsaanpak zal vooral succesvol zijn wanneer
vraag en aanbod elkaar rechtstreeks ontmoeten. De
lokale overheid vervult daar een faciliterende rol bij.
Binnen een gemeente of regio zien we bovendien
veel diversiteit in de vraag en het aanbod. Een grote
groep woningeigenaren zal in het begin alleen geïnteresseerd zijn in een enkele laagdrempelige maatregel die direct en gegarandeerd resultaat oplevert.
Andere woningeigenaren willen echter juist hun huis
in één keer volledig transformeren naar energieneutraal. En daartussen zijn nog verschillende varianten
mogelijk.
Ontwikkeling van een uitgekiend spectrum is cruciaal: de makkelijkste variant als instapmodel, een
tussenvariant, en de uiterste variant om te laten zien
wat mogelijk is. Sommige varianten passen bij lokale
ondernemers, maar soms blijkt het beter te zijn zaken
op grotere schaal te organiseren.
In de masterclass Kansrijke aanpakken wordt samen
met regio’s zo’n spectrum ontworpen. Heeft u ook
interesse? Neem dan contact op via [email protected]. Een uitgebreid artikel over Kansrijke aanpakken is te vinden op masterclassenergietransitie.nl
2 Duurzame scholen
Gebouwen duurzamer door verschuiving geldstromen
Het Klimaatverbond heeft in 2012 het initiatief
genomen om een Green Deal (groene overeenkomst
tussen publieke en private partners) te ontwikkelen
voor verduurzaming van scholen. De focus daarbij is
energie (besparen en zelf opwekken). Ter voorbereiding van deze Green Deal is een onderzoek uitgevoerd naar belemmeringen voor energiebesparing bij
scholen. In de afgelopen jaren hebben veel mensen
hieraan gewerkt, maar er is nog geen grootschalige
aanpak. Doel van het onderzoek was naast het vinden
van de belemmeringen ook te onderzoeken waar de
vraag ligt.
Belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:
- Er is sprake van verdeelde geldstromen rond inves teren, onderhouden en beheren van schoolgebou
wen. De gemeente is verantwoordelijk voor inves teringen in nieuwbouw en het buitenonderhoud
van bestaande scholen; de school is verantwoorde lijk voor de exploitatie. Het is scholen niet toege staan te investeren in het gebouw. Er is dus sprake
van een split incentive
- Het ontbreekt aan kennis en kunde op het gebied
van vastgoedbeheer, zowel bij gemeenten als
schoolbesturen. Daardoor is er een gebrek aan
professionaliteit bij de opdrachtgevers waardoor zij
onvoldoende in staat zijn om de gewenste kwaliteit
in schoolgebouwen te realiseren
- Duurzaamheid is geen vast onderdeel in de meer jarenonderhoudsplannen (zo die er al zijn) waar door onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de
45
kansen die duurzame maatregelen opleveren voor
de verbetering van de kwaliteit van gebouwen
- Er zijn tal van financiële knelpunten die kwaliteits verbetering van de gebouwen belemmert. Financiële
oplossingen die de markt aanbiedt (b.v. ESCO’s) zijn
onvoldoende bekend.
Op basis van deze conclusies is het Klimaatverbond
in gesprek gegaan met de PO-raad: zij vertegenwoordigen 70-80% van de schoolbesturen. Zij zien de uitdaging ook. Er is een samenwerking ontstaan met
Ruimte-OK. Dit is een kennisinstelling op het gebied
van huisvesting van lerende kinderen van 0-18 jaar en
opgericht door de PO-raad, VO-raad, VNG, Branchevereniging Kinderopvang en het Waarborgfonds
Kinderopvang. Deze samenwerking moet leiden tot
de Green Deal Verduurzaming Scholen, waarover al
gesprekken zijn gevoerd met vier ministeries: OCW,
BZK, I&M en EZ. Iedereen vindt dat een Green Deal
goed past in diverse beleidsdoelen van het Rijk.
Een belangrijke factor in de realisatie is de overheveling van het buitenonderhoud van schoolgebouwen
van de gemeenten naar de schoolbesturen. Dit levert
een nieuwe verantwoordelijkheid op voor schoolbesturen. In de Green deal is hier aandacht voor, evenals
voor energiebesparing in de bestaande omgeving, de
Wet milieubeheer en het bevorderen van werkgelegenheid in de bouw.
Blijf ons volgen: klimaatverbond.nl,
[email protected]
Duurzame basisschool De Karibou in Heemskerk zorgt voor een ideale leeromgeving
voor de kinderen in alle opzichten. Foto: SP architecten.
3 Mobiliteit
Gemeenten hebben sleutelrol bij elektrisch vervoer
Daar waar de overheid het meest actief is met
elektrisch rijden, rijden de meeste elektrische auto’s.
Gemeenten spelen dus een sleutelrol. Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland heeft hiervoor een
Startgids gemaakt. Daarin staat dat met name ondernemers en leaserijders op dit moment de gebruikers
van elektrische voertuigen zijn.
Gemeenten stimuleren het elektrisch rijden, omdat
het helpt tegen luchtvervuiling en geluidsoverlast en
bijdraagt aan klimaatdoelen. Ook kan het bijdragen
aan de economie door nieuwe werkgelegenheid te
creëren en een gunstig vestigingsklimaat te bieden
aan duurzame bedrijven. Elektrische fietsen en scooters helpen verkeersknelpunten op te lossen.
Tot slot draagt EV bij aan lange termijn doelstellingen
van de Rijksoverheid en de Europese Unie op het
gebied van duurzame mobiliteit.
46
Hoe?
De voornaamste taak van de gemeente bij het stimuleren van EV is het zorgen voor oplaadpunten in de
openbare ruimte. Verder kan de gemeente bij aanbestedingen eisen stellen aan MVO, waarvan duurzame
mobiliteit een onderdeel is en zelf elektrisch gaan
rijden.
Wil een gemeente EV alleen faciliteren, dan kan ze
bijvoorbeeld laadpunten opnemen als mogelijkheid
in de APV of als kennismakelaar optreden. Ook kan
zij ondernemers helpen initiatieven te ontwikkelen
door verbindingen te leggen met andere bedrijven en
overheden.
Laadpunt in Utrecht. Foto: Tjitske Ypma
Stappenplan
Om te beginnen is het goed te weten waarom je aan
de slag wil met de ontwikkeling van EV. Als inzichtelijk is welke doelen de gemeente nastreeft is het
verstandig na te denken over wie binnen de organisatie met EV aan de slag gaat.
Ook kan het meerwaarde bieden samenwerking
te zoeken met partners en andere gemeenten in
de regio. Er kan voor gekozen worden beleid op te
stellen voor het versnellen van de ontwikkeling van
EV. Tot slot helpt de ontwikkeling van een laadinfrastructuurnetwerk en het elektrificeren van het eigen
47
wagenpark. Deze stappen staan allemaal te lezen in
de startgids EV voor gemeenten.
Een activiteitenlijst uit de startgids, geeft een idee
van wat een gemeente kan doen:
Gemeenten wisselen ervaringen over elektrisch rijden
uit via: ROMnetwerk.nl groep elektrisch rijden
Bron: rvo.nl/sites/default/files/bijlagen/Startgids%20
EV%20voor%20gemeenten.pdf
Uit de praktijk
Transportcorridor Betuwe
Duurzame Transportcorridor brengt energie, landschap en mobiliteit bijeen
“In de Duurzame Transportcorridor Betuwe bundelen
we expertise over energie, landschap en duurzame
mobiliteit”, zegt procesregisseur Jeroen Gelinck. DTB
is een samenwerkingsverband van vijftien partijen.
Via icoonprojecten willen we laten zien dat het werkt.
Zoals, bijvoorbeeld, bij knooppunt Deil. Daar werken
verschillende partijen aan een windpark. We kijken
met private ontwikkelaars gemeenten, burgerinitiatieven en provincie samen aan een optimaal plan.
Dus niet overal een windmolen op plekken waar
iemand de grond toevallig wil verkopen maar op
plekken waar we het samen willen en waar het
het best bij het landschap past. We zijn nu bezig
de windplannen samen te pakken en te kijken met
burgercoöperaties Dirk III en 11duurzaam hoe we dit
kunnen vormgeven, zodat iedereen ervan profiteert.
De gemeenteraden van de drie gemeenten staan
achter de windvisie”
Gelinck:“Bij zo’n project is intergemeentelijke samenwerking belangrijk. Je ziet dat wethouders hier goed
over hun grenzen heen kunnen kijken. Er zijn veel
verschillende visies en belangen, ik probeer daar
als procesregisseur een optimale weg in te vinden,
samen met alle betrokkenen. Vroeg betrekken van
nieuwe gemeenteraden over dergelijke plannen is
heel belangrijk.”
De partijen werken verder aan de aanleg van windmolens, uitbouw van het zonnepanelenlint langs
infrastructuur en plaatsing van LNG-vulpunten en
laadpalen voor elektrisch rijden. De thema’s staan nog los van elkaar, maar in de verbeelding komen ze bijeen. Zo zijn er concepten om
de opgewekte energie via laadpunten te benutten
48
Beeld: Duurzame Transportcorridor Betuwe
voor mobiliteit, en zou een Park&Charge concept op
een knooppunt als Deil een duurzaam overslagstation
kunnen worden.
Het laatste nieuws is te vinden op:
energiecorridor.nl en projecta15.nl
Logistiek en transport(assen) bieden
mogelijkheden om energie te besparen,
maar ook om hernieuwbare energie op
te wekken en in te zetten.
Dwars door de Gelderse Betuwe lopen 3 belangrijke Nederlandse transportaders. Samen vormen
de A15, Betuweroute en de Waal een belangrijk
onderdeel van de Europese (transport)corridors
Rhine-Alpine en Northsea-Baltic.Nu verbruikt
het verkeer een kwart van de benodigde, veelal
fossiele, energie in de regio. Met meer duurzame
energie kan het gebied uitgroeien tot een (inter-)
nationaal voorbeeld en proeftuin: de Duurzame
Transportcorridor Betuwe (DTB). Een eerste project
gaat over de plaatsing van windmolens: door dit
samen met burgers te doen en hen ook te laten
participeren ontstaat draagvlak. De stroom kan op
den duur worden benut voor een overslagstation
en voor oplaadpalen.
4 Duurzame datacentra
100% groene ICT: kansen voor gemeenten
Met het initiatief 100% groene ICT roept ontwikkelingsorganisatie Hivos het bedrijfsleven op mee te
helpen bij het terugdringen van broeikasgasemissies.
Hivos richt zich op de CO2-uitstoot van de ICT-sector:
een grote energiegebruiker in Nederland.
Datacentra zijn van groot belang voor de maatschappij en dus ook voor gemeenten, zie bijvoorbeeld de
digitale overheid. Het energiegebruik van deze datacentra stijgt, ondanks de vooruitgang die op het gebied van efficiency wordt geboekt. Het exponentieel
groeiende dataverkeer is hier een belangrijke oorzaak
van. Het verbruik van de totale sector in Nederland
is per jaar circa 1,8 TwH, hoger dan dat van de NS.
Hivos streeft naar een duurzame energievoorziening
van datacentra, zowel intern als extern bij commerciële datacentra.
Om aandacht te krijgen voor het belang van groene
datacentra doet Hivos onderzoek naar het aanbod
van duurzame energieproducten op de Nederlandse
zakelijke markt. Daarnaast organiseert Hivos bijeenkomsten en is continu in gesprek met bedrijven,
organisaties en de overheid over de mogelijkheden
voor een duurzame energievoorziening van de sector.
Uit onderzoek (door Hivos) naar het type stroom dat
ingekocht wordt door de 23 grootste datacentra van
Nederland, blijkt dat er een wereld te winnen is op
het gebied van duurzame energievoorziening.
baar, om het handhaven van deze wet voor gemeenten te faciliteren.
Tot slot kan bij het toekennen van een locatie voor
een datacentrum rekening gehouden worden met
het hergebruik van restwarmte en/of het gebruik van
surplus energie van andere activiteiten in de nabije
omgeving.
Meer weten? Aarzel dan niet om contact op te
nemen met onze specialiste Marieke Kragten:
[email protected] of 070 376 55 00
Zie ook:
hivos.nl/Campagnes/Energie/100-Groene-ICT
duurzaambedrijfsleven.nl/partners/hivos
Over Hivos
Ontwikkelingsorganisatie Hivos gaat voor 100%
duurzame energie wereldwijd. Duurzame energie
biedt de enige uitweg uit de huidige klimaatcrisis,
waar juist de mensen in ontwikkelingslanden het
hardst door worden getroffen. Hivos ziet duurzame
energie ook als dé motor voor ontwikkeling voor gezinnen en ondernemers die nu nog geen elektriciteit
hebben. In ontwikkelingslanden bouwt Hivos samen
met lokale organisaties aan toegang tot duurzame
energie. hivos.nl/energie
Hoe kunnen gemeenten
de groeiende CO2-uitstoot
van datacentra beperken?
Bij de inkoop van haar
eigen data-opslagdiensten
of haar eigen interne datacentrum kan een gemeente een duurzame keuze
maken (duurzaam inkoop
beleid). Daarnaast biedt
de wet milieubeheer de
mogelijkheid om datacentra aan te spreken op hun
verantwoordelijkheid om
investeringen te doen op
het gebied van energie-efficiency, die in een periode
van vijf jaar terugverdiend
kunnen worden. In juli
2015 komt hiervoor een
maatregelenlijst beschikZo kan een datacentrum duurzaam zijn. Bron: geyser-project.eu
49
4 Klimaatadaptie
Nieuw aandachtspunt Klimaatverbond
De regering zal naar verwachting in 2016 een nationale adaptatiestrategie vaststellen. Hierin is voor gemeentes, provincies en waterschappen een belangrijke rol weggelegd. De afgelopen jaren zijn al in een
klein aantal gemeentes, waterschappen en provincies
initiatieven gestart op het gebied van klimaatadaptatie. Ook vanuit de wetenschap, m.n. in het kader van
het programma ‘Kennis voor klimaat’ is klimaatadaptatie onderwerp voor een groeiend aantal onderzoeken. Verschillende adviesbureaus hebben zich inmiddels ook op dit onderwerp gespecialiseerd.
Het terugdringen van broeikasgassen is niet langer
voldoende om het klimaatprobleem te beperken. De
gevolgen van klimaatverandering zijn al waarneembaar en deze zullen, ondanks de noodzakelijke acties
om de broeikasgassen terug te dringen, de komende
decennia nog verder toenemen. Daarom is ook
aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering,
adaptatie, noodzakelijk voor gemeenten, provincies
en waterschappen.
Het Klimaatverbond gaat, voortbouwend op de
goede relaties van de afgelopen 20 jaar, de komende
jaren ook op adaptatiegebied ondersteuning geven
aan gemeentes, provincies en waterschappen.
Sinds het voorjaar van 2014 is het Klimaatverbond
zich aan het oriënteren op de in Nederland en
Europa bestaande kennis, initiatieven en beleidsontwikkelingen rondom klimaatadaptatie. Omdat
klimaatverandering veel verschillende gezichten zal
hebben op de korte, middellange en lange termijn
zal ook klimaatadaptatie veel verschillende acties met
een breed spectrum van actoren vergen. Zo heeft het
toenemende risico van hittegolven gevolgen voor bijvoorbeeld de ouderenzorg, maar ook voor de omzet
van binnenstadondernemers, de stedelijke inrichting
en overbelasting van het electriciteitsnet. Zware
onweersbuien en overstromingen kunnen gevolgen
hebben voor festivals maar ook voor de aanpassing
van waterbergingssystemen in een gemeente.Voor
onze leden is dit een uitdaging omdat op lokaal
niveau de gevolgen van klimaatverandering zich
moeilijk laten voorspellen.
In de ontwikkeling van het klimaatadaptatie programma zal het Klimaatverbond vooral een risico preventie benadering voorstaan en daarbij aansluiting
zoeken bij relevante initiatieven op dit gebied. Daarnaast streeft het Klimaatverbond naar een adaptatiemethode die voor alle gemeentes als uitgangspunt
voor adaptatiebeleid kan dienen, zodat ervaringen
en kennis efficiënt gedeeld kunnen worden. Omdat
iedereen, vroeg of laat, met de gevolgen van klimaatverandering te maken zal krijgen staat het klimaatverbond een adaptatie aanpak voor die inclusief is,
waarin zowel burgers, bedrijven als overheden een
rol te vervullen hebben.
Voor meer informatie:
Madeleen Helmer
[email protected]
06-13.55.86.88
Groene daken houden langer vocht vast, wat helpt tegen
overstroming en oververhitting
50
Kristalbad, het nieuwe watergebied tussen Hengelo en Enschede. Bron: www.enschedeonzestad.nl
Klimaatbestendige steden
Het klimaat verandert: het wordt warmer, natter
én droger. Straten en kelders staan geregeld blank,
omdat het water van hevige regenbuien niet snel
genoeg kan worden afgevoerd. Lange perioden van
droogte zorgen op andere moment juist voor een
tekort aan water. Er komen meer warme dagen, dus
vaker een hittegolf. Het effect van zo’n hittegolf is
in de stad extra groot, omdat de stad de warmte
vasthoudt.
Deze problemen nemen naar verwachting alleen
maar toe. Zowel door de klimaatverandering, als
door het steeds dichter bebouwen van de steden en
openbare ruimtes en tuinen die steeds vaker worden
bestraat. Om ook in de toekomst prettig te kunnen
wonen, werken en recreëren moeten we maatregelen nemen. We moeten toe naar klimaatbestendige
steden.
Uit de praktijk
Waterschappen en gemeenten werken samen om
de stad aan te passen aan het veranderende klimaat.
Maatregelen waaraan je kan denken hoeven niet
ingewikkeld te zijn. Zo kan het schone regenwater
dat van daken afstroomt van het riool ‘afgekoppeld’
worden en naar een tuin geleid worden om daar
in de grond zakken. Groene daken en polderdaken
kunnen het regenwater een tijdje vasthouden voor
het naar het riool stroomt om zo overbelasting van
het riool tegen te gaan. Extra waterberging kan
ervoor zorgen dat de straten en kelders niet vollopen
bij een flinke regenbui. ‘Groen’ zorgt voor verkoeling
in de stad op extreem hete dagen.
Ook buiten de stad werk het waterschap aan het
hebben en houden van ‘droge voeten’. Daarbij is
rekening houden met een veranderend klimaat een
heel belangrijk ingrediënt.
Enschede
Kristalbad tussen Hengelo en Enschede helpt tegen wateroverlast
51
Het gebied tussen Hengelo en Enschede en tussen
Driene en Twekkelo krijgt een nieuwe aanblik. Het
project heet Kristalbad. De naam is afkomstig van het
zwembad, dat vroeger in de buurt lag.
Het Kristalbad biedt een oplossing voor onder andere
een te grote waterafvoer van Enschede naar Hengelo.
In Enschede en Hengelo is weinig ruimte om overtollig regenwater te bergen. Er is een behoorlijk hoogteverschil tussen beide steden en bij hevige regenval
(wat door klimaatverandering vaker gebeurt) loopt
het water te snel naar Hengelo. Om in Hengelo de
voeten droog te houden, moet het water tijdelijk
worden opgevangen. Het Kristalbad biedt ruimte
voor 187.000 kubieke meter water.
Als ecologische verbindingszone heeft het Kristalbad voor de fauna de functie van zebrapad tussen
noordoost en zuidwest Twente. De verwachting is
dat de ecologische verbindingszone geschikt is voor
bijvoorbeeld kikkers, salamanders en hagedissen,
waterspitsmuis, boommarters, bunzing en de das.
Voor de mens biedt Kristalbad meer recreatieruimte
en een duidelijke landschapsstructuur.
Zie ook uvw.nl, klimaatbestendigestad.nl en kennisvoorklimaat.nl
DEEL 4
Communicatie
De belangrijkste motivator voor energietransitie en besparing is bewust
zijn. Dit wordt bereikt door te meten, en te communiceren wat er gebeurt.
Verschillende meetinstrumenten zijn beschikbaar voor gemeenten, hier
komen de klimaatmonitor en de duurzaamheidsmeter aan bod, evenals
campagnes en de CO2 prestatieladder. In deel 5 meer over social media.
1 Uitwisselen en campagne voeren
Hoog van de toren blazen helpt!
Het Klimaatverbond maakt klimaatbeleid zichtbaar.
De zichtbaarheid zit in het continue communiceren
website, sociale media en het maandelijks uitsturen
van een nieuwsbrief naar leden en geïnteresseerden
over voorbeelden en verhalen van decentrale overheden met een koplopend klimaatbeleid. Klimaatverbond voert de afgelopen 22 jaar lobby namens
decentrale overheden, biedt procesondersteuning
om tot succesvolle samenwerking te komen én voert
campagnes.
Meestal zijn de campagnes wel bekend bij u, maar is
niet bekend dat Klimaatverbond zowel het brein als
de uitvoerende organisatie achter de campagne is.
De meest bekende campagne is de jaarlijks terugkerende Warme Truiendag. De Warme Truiendag
biedt iedereen een handelingsperspectief door op te
roepen de thermostaat een graad lager te zetten en
zo 7% energie te besparen.
“Verwarm jezelf in plaats van de wereld”
De Energy Battle faciliteert een strijd tussen wethouder, gemeenteambtenaren en raadsleden om zelf
thuis binnen 7 weken een aanzienlijke hoeveelheid
energie te besparen.
“In een team van collega’s, zelf ervaren wat
energie besparen is, motiveert als een speer!”
De Zonatlas en de Solar Days zetten ook in op
betrokkenheid, draagvlak en activeren van mensen.
Dat er panelenweer voorspeld wordt en dat zelf
zonne-energie opwekken op je dak meer oplevert
dan een spaarrekening motiveert om te gaan nadenken. Sterker is nog, dat daar waar één buurman start
met zonne-panelen ontstaat een buurman-buurman
effect.
Klimaatverbond maakt in alle campagnes gebruik
van wetenschappelijke kennis (bv. over energie besparen) en inzichten uit de psychologie voor duurzame gedragsverandering. Projectleider Emke Mol
van Klimaatverbond vat op haar persoonlijke blog de
52
belangrijkste inzichten samen. “Het is een inkopper,
maar desalniettemin: als je iemand wilt veranderen of
beïnvloeden, moet je weten waar de echte, intrinsieke trigger voor gedragsverandering zit. Verdiep je
in de mensen die je wilt beïnvloeden en zorg dat je
weet wat hun probleem is en waar ze zich zorgen
over maken. Grofweg kun je mensen motiveren met
3 zaken:
• Beloning (extrinsiek en gedrag stopt zodra
beloning stopt)
• Betrokkenheid (intrinsiek en langdurig)
• Iedereen doet het (de behoefte om bij de
groep te horen)”
Meer weten: molcom.nl/2014/02/11/overtuigen-totduurzaam-gedrag-deel-ii
2 CO2-Prestatieladder helpt bij duurzaam aanbesteden
Bedrijven beloond voor reduceren uitstoot
De CO2-Prestatieladder is een begrip geworden in
Nederland. Het instrument wordt ingezet bij circa 4
miljard aan aanbestedingen per jaar, voornamelijk in
de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW). Het aantal
gecertificeerde bedrijven is inmiddels ruim de 450
gepasseerd en ruim 40 opdrachtgevers gebruiken
“de Ladder” reeds bij aanbestedingen. Uit onderzoek van het Economisch Instituut Bouw (EIB) bleek
onlangs dat opdrachtgevers sinds de nieuwe aanbestedingswet het vaakst de CO2-Prestatieladder
gebruiken als EMVI-criterium. Bij EMVI-criteria worden veelal inschrijvers geselecteerd op basis van een combinatie van prijs én kwaliteit.
De CO2-Prestatieladder is een instrument dat bedrijven helpt bij het reduceren van hun CO2-uitstoot en
kent 5 treden. Hoe hoger het bedrijf scoort op de
ladder, hoe volwassener het bedrijf is in CO2-management. Zo is een bedrijf op niveau 3 bezig met
het reduceren van de CO2-uitsoot van het eigen
bedrijf, op niveau 4 ook met de CO2-uitstoot van zijn
belangrijkste materialen en op niveau 5 maakt het
werkt van het reduceren van de CO2- uitstoot van
zijn leveranciers.
Binnen de eigen bedrijfsvoering, in projecten én in
de keten kan nog veel CO2-winst worden behaald in
de vorm van energiebesparing, het efficiënt gebruik
van materialen en duurzame energie. De bedrijven
worden jaarlijks beoordeeld door een Certificerende
Instelling die het Ladderniveau vaststelt.
opdrachtgevers en – daarmee samenhangend – een
verdere groei van het aantal gecertificeerde bedrijven.
Naast landelijke opdrachtgevers ProRail, Rijkswaterstaat en Alliander hebben diverse provincies, waterschappen en gemeenten de ladder al ingezet. Deze
ambitie wordt ondersteund door de recente ondertekening van de Green Deal Duurzaam GWW (zie deel
1 H7). De CO2-ladder speelt hierin een belangrijke
rol. Daarnaast is het streven dat de ladder in alle
GWW-sectoren wordt ingezet, dus bijvoorbeeld ook
in de ondergrondse infrastructuur. De netwerkbedrijven zijn hier al mee gestart.
Maar ook buiten de infrastructuur liggen er kansen.
De ladder is met name interessant in sectoren waarin
sprake is van grote aanbestedingen en een breed
scala aan mogelijkheden om CO2 te reduceren, die
buiten het gezichtsveld van opdrachtgevers liggen.
Goede voorbeelden hiervan zijn de ICT-sector en de
afvalbranche. Ook het kabinet erkent dit en Mansveld heeft in haar eind 2013 verschenen Klimaatagenda de ambitie uitgesproken om bij meer van de
overheidsinkopen de CO2-Prestatieladder in te gaan
zetten.
Neem contact met ons op voor meer informatie over
de inzet van de CO2-Prestatieladder in uw gemeente:
Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden &
Ondernemen (SKAO), +31 (0)30 711 6800
Zuilenstraat 7a, 3512 NA Utrecht
[email protected], skao.nl
Principe achter de ladder is dat, bedrijven worden
gestimuleerd CO2 te reduceren doordat een hogere
trede op de ladder een hogere fictieve korting (gunningvoordeel) oplevert in het aanbestedingsproces
van opdrachtgevers.
De ladder werkt. Gemiddeld hebben de deelnemende bedrijven een reductiedoelstelling van meer dan
2% per jaar. In recent onderzoek van de Vereniging
van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling bleek
de bouwsector, mede door de inzet van de ladder,
het meeste vooruitgang te hebben geboekt in de
verduurzaming van zijn productieketens. Dankzij de
ladder is duurzaamheid een prioriteit geworden in de
‘traditionele’ bouwsector. Dagelijks bewijst de CO2Prestatieladder zijn waarde voor opdrachtgevers en
opdrachtnemers in steeds meer sectoren.
Ambities
Een belangrijke ambitie van SKAO voor de komende
twee jaar is de bredere inzet van de ladder door
53
Beeld: SKAO
3 Klimaatmonitor en duurzaamheidsmeter belicht
Ambities en prestaties van even groot belang
“Mijn energierekening is meer gekelderd doordat ik
naar de meter ben gaan kijken dan door de zonnepanelen”, zei een van de deelnemers aan de Solarblitz,
een Zutphens burgerinitiatief ontstaan vanuit Transition Town Zuthen. Dit is een herkenbaar fenomeen.
Als we niet meten, weten we ook niets en hebben
we geen impuls ons gedrag te veranderen.
Energiebesparing begint dus bij meten. Dit kan op
apparaatniveau, op huishoudniveau, op bedrijfsniveau, op gemeente- en regioniveau en zelfs groter.
Voor gemeenten is er een aantal meetinsturmenten
beschikbaar. We lichten er hier twee toe: de lokale
duurzaamheidsmeter en de klimaatmonitor. Het verschil is dat de klimaatmonitor daadwerkelijke uitstoot
meet, zoals te zien is in onderstaand schema van de
gemente Amersfoort, en de duurzaamheidsmeter gemeentelijke ambities weergeeft. Vanuit het Energieakkoord komt er een monitoringsinstrument bij. Die
zal dieper inzoomen op de thematiek van Energie &
Klimaat.
In dit kader en op initiatief van de VNG Lokale zijn de
krachten gebundeld met Duurzaamheidsmeter (FairBusiness), Klimaatverbond, Klimaatmonitor (RWS)
en KING om met het bestaande instrumentarium
gezamenlijk een monitor - misschien beter te duiden
als dashboard - te ontwikkelen welke voor verschillende stakeholders zichtbaar maakt wat gemeenten
bij(kunnen)dragen aan de realisatie van het energieakkoord. Het doel van monitoring is drieledig.
54
1 Op SER-niveau moet een goed beeld geleverd
worden van de voortgang van lokale acties en de lokale resultaten en effecten; 2 Op lokaal en regionaal
niveau willen partijen overzicht houden, van elkaar
leren, geïnspireerd worden en (evidence based) inzicht krijgen in hun handelingsperspectief; 3 Er moet
een goed beeld ontstaan van de (cor)relatie tussen
enerzijds lokale acties en anderzijds lokale effecten:
welk deel van het effect wordt verklaard door lokaal
handelen en welke handelingen zijn dat dan? Welk
deel wordt verklaard door omgevingsvariabelen en
welke zijn dat dan?
Klimaatmonitor
De Klimaatmonitor is een handige website voor
gemeenten en provincies die op basis van een
uitgebreide databank aan gegevens inzicht biedt in
de klimaat- en energieprestaties. U selecteert een
gemeente, provincie of ander gebied en ziet in één
oogopslag welke CO2- en andere broeikasgassen er
uitgestoten worden, waar ze vandaan komen en in
welke hoeveelheden.
Ook zijn er verschillende overzichten beschikbaar
van de hoeveelheid energie die gebruikt wordt en
hoeveel hernieuwde energie opgewekt wordt. De
hoeveelheden worden per branche geregistreerd.
Alle beschikbare gegevens kunnen met een druk op
de knop in verschillende gebiedsspecifieke rapportages zichtbaar gemaakt worden. U heeft zo snel
inzicht in bijvoorbeeld het aantal aardgasauto’s dat
in een gemeente rondrijdt of het aantal uitgereikte
energielabels, maar ook effecten als het gasgebruik
van woningen per wijk en buurt en de via windenergie opgewekte elektriciteit. De gegevens worden beschikbaar gesteld door verschillende bronnen, zoals
het CBS, Emissieregistratie, RVO en RWS, het Productie Installatie Register (PIR), regionale netbeheerders
als Liander en Enexis en de Nederlandse Emissieautoriteit. Aanvullende lokale data kunnen eenvoudig
aangeleverd worden.
• Inspelen op de veranderende rol van de overheid,
van regiserend naar faciliterend en op sommige
terreinen zelfs participerend. Dat betekent o.a.
meer aandacht voor burgerkracht.
Toppers campagne 2013/2014
Zo’n 100 gemeenten hebben voor 1 maart 2014 de
vragenlijsten ingevuld. Hoewel de lat in 2013 weer
flink omhoog is geschroefd, wisten de volgende
gemeenten toch 80% of hoger te scoren:
klimaatmonitor.databank.nl
Gert Nijsink, RWS. [email protected]
Lokale Duurzaamheidsmeter
De Lokale Duurzaamheidsmeter geeft inzicht in de
ambities en initiatieven van gemeenten op het gebied
van duurzame ontwikkeling. Ook is het instrument
een handvat voor maatschappelijke organisaties en
het bedrijfsleven om met gemeenten in gesprek te
gaan over duurzame ontwikkeling.
Het doel van de Duurzaamheidsmeter is drieledig:
1. Een bron van inspiratie voor de lokale politiek en
betrokkenen. 2. Leren en kennisdelen: wie heeft welke stappen al gezet? 3. Uitdagen: wie loopt voorop
en is in staat om de reputatie van koploper hoog te
houden?
Via de website duurzaamheidsmeter.nl kunnen de
vragenlijsten eenvoudig worden ingevuld. Via dezelfde website zijn en blijven de resultaten voor iedereen
toegankelijk.
De Lokale Duurzaamheidsmeter bestaat uit drie vragenlijsten, geënt op de drie dimensies van duurzame
ontwikkeling: People, Planet en Profit. Gemeenten
kunnen de vragenlijsten online invullen, waarna de
resultaten zichtbaar worden op deze website.
Vragen gaan bijvoorbeeld over duurzaam inkopen:
wordt aan leveranciers gevraagd naar hun plaats
op de CO2 prestatieladder? En telt de Total Cost of
Ownership mee bij aanbestedingen of telt alleen de
laagste prijs?
Per antwoord is te zien welke gemeenten er wel mee
werken en welke niet. Ook zijn totaalscores zichtbaar, met Nijmegen aan kop op nummer 1.
Gemeenten hebben de afgelopen jaren flink vooruitgang geboekt. De lat kon in deze nieuwe versie
van de Lokale Duurzaamheidsmeter weer omhoog.
Belangrijke uitgangspunten die een ad hoc klankbordgroep van experts hierbij aanreikten waren:
• Aansluiting zoeken bij de ISO 26000 richtlijn, wat
o.a. betekende: meer nadruk op ‘accountability’,
de rol van stakeholders en kansen voor nieuwe
partnerschappen;
• Scherper onderscheid tussen de voorbeeldrol van
gemeenten als organisatie en het aansturen voor
duurzame ontwikkelingen in de gemeenschap;
55
Toppers 2013/2014
Gemeente
Score (%)
1
Nijmegen
97
2
Breda
94
3
Leeuwarden
93
4
Arnhem
89
5
Tytsjerksteradiel
89
6
Tilburg
88
7
‘s-Hertogenbosch
88
8
Eindhoven
88
9
Haarlem
88
10
Boxtel
87
11
Deventer
82
12
Helmond
82
13
Oss
80
14
Bronckhorst
80
Veel koplopers zijn geen onbekenden voor de
Duurzaamheidsmeter, gemeenten als Nijmegen,
Breda, Leeuwarden en ook Tilburg en Boxtel weten
een koplopersrol goed vast te houden. Opvallend is
dat de kleinere gemeente Tytsjerksteradiel (32.000 inwoners), net als in de versie van 2009/12, heel hoog
scoort.
Contactpersoon: Martha Klein 06-53 52 36 46
[email protected]
duurzaamheidsmeter.nl
DEEL55
DEEL
Netwerk en kennis delen
De energietransitie is een zaak van iedereen. Gezien de urgentie van de
klimaatproblematiek hebben we geen tijd om het wiel opnieuw uit te
vinden. Maak gebruik van elkaars kennis en ervaring. Deel deze en stap
in de bestaande netwerken. Zoals Wubbo Ockels schreef in zijn afscheidsrede: de mensheid is onscheidbaar. Werk samen.
1 Overzicht organisaties
Maak gebruik van het bestaande netwerk
Linken met wie?
Regionaal
•
Met uw provincie en uw regio;
•
Met de Unie van Waterschappen en het waterschap in uw regio;
•
Met vertegenwoordiging van decentrale overheden in SER Energieakkoord (voorzitter Klimaatverbond) –
VNG Ondersteuningsprogramma voor gemeenten, VNG (Lian Merkx, via [email protected]);
•
Met uw provinciale Natuur- en Milieufederatie;
•
Met uw eigen lokale energiecoöperaties en duurzame bedrijven.
Landelijk
•
DuurzaamDoor, een programma van AgentschapNL, contactpersoon programma Irma Straathof,
[email protected]
•
RVO (voorheen AgentschapNL), contactpersoon: Martien Das, [email protected]
•
RWS, Klimaatmonitor: contactpersoon: Gert Nijsink, [email protected]
•
Lokale Klimaatagenda Ministerie IenM / Rijkswaterstaat Leefomgeving ([email protected] tav Ralf Brieskoorn)
en de nieuwe, nog te benoemen Klimaatambassadeurs;
•
Platform 31
•
GDO, Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling, contactpersoon: Jean Eigeman, via [email protected]
•
Urgenda, Samen Sneller Duurzaam, contactpersoon: directeur Marjan Minnesma, via [email protected]
•
Nudge, Duurzaam Consumentenplatform, contactpersoon: directeur Jan van Betten via [email protected]
•
ODE, Organisatie voor Duurzame Energie, contactpersoon IJmert Muilwijk, voorzitter@duurzameenergie.
org
•
E-decentraal, federatie van en voor lokale en decentrale duurzame energie-initiatieven, contactpersoon:
secretaris Ruud de Bruijne, [email protected]
•
HIERopgewekt, dé website voor lokale duurzame energie-initiatieven, contactpersoon: projectleider
Marieke Wagener via [email protected]
56
•
De groene stad (brancheorganisatie ism VNG), contact via: [email protected]
•
TEEB The economics of ecosystems and biodiversity, contact via: [email protected]
•
Voor ambtenaren: meld u aan bij Viadesk Lokaal Klimaatbeleid.
2 Scholingsmogelijkheden
Selectie scholingsmogelijkheden voor bestuurders
• Masterclass Kansrijke Aanpakken:
Versterking van de regie rol van gemeenten bij opzet en uitvoering (faciliteren van)
energiebeleid
Klimaatverbond en Meer Met Minder
Ruud van Vliet
[email protected]
• Masterclass Framing
De workshop bestaat uit drie delen. Allereerst een korte inleiding tot framing. Vervolgens wordt aan de hand van beeldmateriaal een aantal patronen in het spel van
framing en reframing opgespoord. Tenslotte wordt met behulp van twee acteurs, die
gespecialiseerd zijn in politiek-bestuurlijke role playing, een aantal karakteristieke
framing-valkuilen geanalyseerd – en gaan we op zoek naar strategieën om die valkuilen te voorkomen. platform31.nl/agenda/masterclass-framing
Platform31
Wendy van Schie
[email protected]
• Bijeenkomst Forum Stedelijke Regio’s
19 maart 2014 vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Regionale samenwerking
is in de meeste verkiezingsprogramma’s geen thema. Het wordt door veel raadsleden
en bestuurders ervaren als een noodzakelijk kwaad. Als een hulpconstructie die afbreuk doet aan de democratische legitimiteit van het gemeentebestuur.
Platform31
w.platform31.nl/agenda/bijeenkomst-fo-
Marjolein Stamsnijder
[email protected]
rum-stedelijke-regios-leiden
• Masterclass wethouderschap
Processen verlopen niet altijd zoals u zou willen. Beleid ontwikkelen is complex, vraagt
veel tijd en vele stakeholders willen invloed op de uitkomst. Soms wringt het tussen u
en een ambtenaar, of lukt het niet om het college mee te krijgen. Ook kunt
u worden geconfronteerd met weerstand in gemeenteraad. Kortom, er kan veel misgaan. U kunt er zelf veel aan doen om processen soepeler te laten verlopen.
vngacademie.nl/producten/college-bw/masterclass-wethouderschap.aspx
VNGacademie
57
[email protected]
3 Social media
Makkelijk gelinkt met #klimaatbeleid
Klimaatverbond en Klimaatzuster bevelen aan om
ook sociale media te betrekken in uw werk.
LinkedIn
Er bestaat een LinkedIn groep voor Klimaatwethouders: linkedin.com/groups/Klimaatwethouders-3159314/about
Hier worden ervaringen uitgewisseld en tips
gegeven. De beheerder van deze LinkedIn groep
is Anna Schoemakers, directeur Klimaatverbond:
[email protected]
Twitter
Klimaatverbond kijkt bijna dagelijks op Twitter
wat de klimaatwethouders, gedeputeerden en
partnerorganisaties twitteren. We zoeken naar het
belangrijkste nieuws via Twitterlijsten. Op deze
manier delen we snel het belangrijkste nieuws uit
het netwerk.
Onze maandelijkse nieuwsbrief wordt steeds
vaker gevuld met nieuws dat ons via Twitter
bereikt. Zeker weten dat we belangrijk nieuws uit
uw gemeente of regio niet missen? Gebruik in uw
tweet #klimaatbeleid: op deze manier lezen al uw
collega’s mee.
De meeste projecten van het Klimaatverbond hebben een eigen twitteraccount. Zoals @warmetruiendag, @zonatlas, @solardaysNL. Ook de meeste
medewerkers hebben hun eigen account. U vindt
de namen van deze accounts in de lijsten van het
Twitteraccount van Klimaatverbond.
Wij bevelen u aan een selectie van de volgende
personen en organisaties via twitter te volgen:
@eDecentraal
@Klimaatverbond
@DuurzaamDoor
@Klimaatbeleid
@PlatformDH
@HIERopgewekt
@GroeneZaak
@Zonatlas
@energieoverheid
@Zonnekaart
@Energie_plus
@Klimaatagenda
@MVO_NL
@Klimaatveranda
@MeerMetMinder
@Ewaldeng
@Hetgroenebrein
@Leefomgeving
@EnergyCities
Zoek regelmatig op de hashtags #energietransitie
en #klimaatbeleid en #duurzaamheid en volg
natuurlijk alle collega wethouders op twitter!
58
Zie hieronder tips voor te volgen organisaties van
Anne-Marie Pronk, zelfstandig adviseur klimaatbeleid
en al enkele jaren op regelmatige basis werkzaam
voor het Klimaatverbond. Ze is te vinden op haar
website: klimaatzuster.nl en natuurlijk op
twitter: @klimaatzuster
Klimaat in onderwijs en wetenschap
• Groen Gelinkt
• NME podium
• Groene Generatie
• Het Groene Brein
• Duurzaam MBO
• Duurzame PABO
• Kennis voor Klimaat
Favoriete blogs
• Skeptical Science
• Bart Verheggen
• Het Kan Wel
• Strawberry Earth • Jan Paul van Soest | Gemeynt
• Martijn Jeroen van der Linden
• Story of Stuff
• Polder PV van eter Segaar: álles over
zonne-energie in Nederland
• Henri Bontenbal
• Thijs de la Court
• Paul Luttikhuis NRC
• Vincent Dekker (Vincent wil zon, Trouw)
• Lowtechmagazine
Inspirerende TV programma’s
• Power to the people VPRO Tegenlicht
• VPRO Klimaatjagers E-books
• Signalenrapport Energieke Samenleving
Planbureau voor de leefomgeving (2011)
• Mijn hemel wat gebeurt er op aarde
Jan Juffermans (2012)
• Publicatie KNAW Klimaatverandering
wetenschap en debat (2011)
Presentatie Energietransitie Gelderland
59
60
61
Gemeente
Nibbixweer wenst
nieuwe wethouders
veel succes!
Volg ons!
Wij zijn te vinden op:
@nibbixweer
www.nibbixweer.nl
Wethouder Roy Roessink: “Ik wens al mijn nieuwe
collega-wethouders veel energie toe in een gezond politiek
klimaat. Met commitment ontstaan mogelijkheden en
vanuit perspectief komt resultaat. Succes uit Nibbixweer!!”
Gemeente Nibbixweer / verantwoord investeren in een duurzame toekomst.
62
Toekomstateliers voor een energieke samenleving
Het bruist in Nederland op lokaal niveau
en in allerlei bedrijven. In deze ‘energieke
samenleving’ komen veelbelovende
oplossingen in beeld. Maar hoe verhoudt
uw gemeente zich tot de veelheid aan
nieuwe initiatieven? Toekomstateliers zoals
Oikos die ‘op maat’ ontwikkelt, bieden een
aanknopingspunt voor een (her)nieuw(d)e
samenwerking tussen gemeenten, burgerinitiatieven, bedrijven en organisaties om
een duurzame samenleving in hun lokale
gemeenschappen te laten opbloeien.
Energiek samenwerken, hoe doe je dat?
Voor alle gemeenten -of zij nu Millenniumgemeente, Fair Trade gemeente of
gemeente voor Duurzame Ontwikkeling zijn, lid van het Klimaatverbond of
niets van dit alles - zijn de vele initiatieven in de ‘energieke samenleving’ een
belangrijk aangrijpingspunt voor samenwerking.
Dat vraagt om een overheid die initiatieven van burgers, organisaties en
bedrijven kent, deze ruimte en vertrouwen geeft om zich te ontwikkelen en
deze waar nodig steunt, zonder het initiatief naar zich toe te trekken. Dat is
van beide kanten zoeken én werken. Dat kunt je het beste gezamenlijk doen.
Precies dat gebeurt in de Toekomstateliers.
Toekomstateliers
Een Toekomstatelier brengt mensen van bedrijven, burgerinitiatieven, maatschappelijke organisaties, kerken, overheden – met verschillende rollen als
consument, ondernemer, werknemer, politicus, bestuurder e.d. –samen. In een
creatief proces-op-maat schetsen zij aan de hand van ‘duurzame’ successen
en verbeterpunten een gezamenlijke toekomstvisie en concrete suggesties om
die stapsgewijs te realiseren.
In samenwerking met VNG-internationaal heeft Oikos rond de Lokale Duurzaamheidsmeter
diverse toekomstateliers georganiseerd in Utrecht, Wageningen en Culemborg. Inmiddels heeft
de Lokale Duurzaamheidsmeter ook een prominente plek in het Energieakkoord
Ook interesse een toekomstatelier in uw gemeente?
Neem contact met ons op: www.stichtingoikos.nl/toekomstateliers
63
Reader als handreiking voor succesvol klimaat- en energiebeleid
Deze reader is gemaakt door het Klimaatverbond voor de wethouders duurzaamheid voor de
collegeperiode 2014-2018. Dit is de eerste versie, voor de provincie Gelderland. Updates voor
andere provincies en meer informatie is te vinden op masterclassenergietransitie.nl
Het Klimaatverbond is een vereniging ‘van, voor en door’ decentrale overheden. Het Klimaatverbond initieert, stimuleert en faciliteert actief beleid van decentrale overheden om de duurzame
samenleving te realiseren. Samen met decentrale overheden en hun gemeenschappen werkt het
Klimaatverbond gericht aan het voorkomen van (mitigatie) en aanpassen aan (adaptatie) klimaatverandering; ook vanuit een internationale context. Decentrale overheden vervullen hierbij een
cruciale rol en de energieke samenleving speelt daarbij in toenemende mate een belangrijke rol.
Om de doelstellingen te realiseren sluit het Klimaatverbond actief aan bij de benadering van de
Nationale Klimaatagenda met de pijlers ‘Energieke samenleving’, ‘Mitigatie’ en ‘Adaptatie’.
Het Klimaatverbond zet in op de wederkerige verbinding tussen (inter-)nationaal beleid en de lokale
praktijk. De samenstelling van het bestuur van het Klimaatverbond is een zichtbare uiting van verbinding van netwerken. Klimaatverbond is namens haar leden verbonden met Energy Cities en Climate
Alliance.
Uw gemeente, waterschap en provincie kan ook lid worden van Klimaatverbond. Neemt u contact op
met Klimaatverbond via ofwel [email protected] ofwel [email protected]
Colofon
• Redactie: Tjitske Ypma
• Fotografie: Peter de Koning (PDK Foto), Tjitske Ypma, en eigen foto’s partners
• Vormgeving en opmaak: Z in beeld - grafisch ontwerp en Eva Communiceert - digitalisering
• Druk: Pcsd Zutphen
• Aan deze reader schreven mee: Martijn Siemes, Sjaak de Ligt (Klimaatverbond), Anna Schoemakers (Klimaatverbond), Irma Straathof (RVO), Mirjam de Rijk, Carla Onderdelinden (provincie Gelderland), Rafael Lazaroms
(UvW), Brian Heikamp (SKAO), Irene Karssiens-Tom (Oikos), Richard van Loosbroek (Stadsregio), Simon Minske (Regio Noord-Veluwe), Henk Diepenmaat en Tjitske Ypma.
De Masterclasses vonden plaats dankzij:
Klimaatverbond werkt voor de Energietransitie verder samen met:
64