Reader Masterclass Energietransitie voor wethouders Handreikingen voor een succesvolle collegeperiode 2014 - 2018 1 2 Foto: Dong Energy Solar Challenge Vaart maken met energietransitie Inleiding Reader: de rode draad naar energietransitie Van de één op de andere dag bent u wethouder geworden van uw gemeente. Of u bent gebleven, maar werkt nu in een nieuw college. Samen met uw collega’s binnen uw gemeente en met uw collega’s in uw regio staat u aan de lat om de komende vier jaar vaart te maken. Vaart te maken met de oh zo nodige transitie naar een duurzame energievoorziening in Nederland. Vele bedrijven en inwoners in uw gemeente staan te springen om hieraan bij te dragen. Wij raden u dan ook aan om de energie uit de samenleving te benutten. De samenleving ziet u, als gemeente, als een belangrijke en betrouwbare speler in deze transitie, en met name u als wethouder kunt een verbindende rol spelen om samenwerkingen tot stand te brengen. Zoals staatssecretaris Mansveld regelmatig aanhaalt ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder’. Onze gereedschapskist voor energietransitie bestaat uit drie onderdelen: de Masterclasses Energietransitie van het Klimaatverbond met bijbehorende reader, de website masterclassenergietransitie.nl met daarop de inhoud van deze reader plus naslagwerk en verwijzingen én natuurlijk het netwerk hier aanwezig bij de masterclass en te benaderen via Klimaatverbond. Deze reader is gemaakt voor Gelderland, voor andere provincies wordt hij aangepast. Alle versies verschijnen ook online. De inhoud van deze reader is samengesteld met input van alle partners -zoals het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Unie van Waterschappen, provincies en regio’s. Van Beek adviesbureau en Stichting Oikos geven een bijdrage vanuit hun praktijkervaringen met gemeenten en energieke samenleving. SKAO en HIVOS laten zien hoe het werkt met duurzaam inkopen en duurzame datacenters. De basis komt vanuit de kennis van het Klimaatverbond zelf: als vereniging van, voor en door gemeenten al tweeëntwintig jaar bezig met klimaatbeleid. Ook zijn meegenomen de conclusies van belangrijkste artikelen over klimaatbeleid uit de landelijke media en Binnenlands Bestuur van de afgelopen maanden (tot begin mei 2014). Een redactieraad bestaand uit een aspirant wethouder en bestuursleden van Klimaatverbond hebben de redactie bijgestaan in het maken van onderwerpkeuzes en opbouw. We hopen dat dit geheel u een stevige basis verschaft voor uw belangrijke en uitdagende taak de komende vier jaar: uw gemeente helpen aan een nieuwe duurzame energie basis, en daarmee aan een nieuwe basis voor uw economie! Wij wensen u veel succes in de komende collegeperiode. Voor vragen en advies staan wij graag voor uw klaar. Namens het Klimaatverbond, Carolien van Merksteijn en Tjitske Ypma, projectleiders Masterclasses Energietransitie Anna Schoemakers, directeur Klimaatverbond 3 Leeswijzer De reader begint met een inleiding vanuit het Klimaatverbond, een persoonlijk woord van oud wethouder Mirjam de Rijk van Utrecht, en een actualiteitenoverzicht. Daarna komen we bij deel 1: beleid en energieke samenleving. Succesvol energie- en klimaatbeleid begint bij de juiste kaders. Die bestaan uit een positieve grondhouding ten aanzien van de energieke samenleving, een heldere missie, visie en strategie vanuit de gemeente, een goede relatie met burgerinitiatieven, oog voor financieringsmogelijkheden en ruimte in wet- en regelgeving. Daarbij is een regioscan onontbeerlijk: wat voor vraag en aanbod zit er op energiegebied, waar is ruimte voor windmolens en zonnepanelen en op wiens terrein? Deel 1 gaat geheel over deze voorwaardenscheppende omstandigheden. Deel 2 zoomt vervolgens in op energiebronnen: zon, wind, biomassa, maar ook warmtenetten en bodemenergie komen aan bod. Deel 3 gaat over besparing op gebruik van fossiele brandstoffen en klimaatadaptatie. Energie besparen in de bestaande bouw komt aan bod, evenals elektrisch vervoer. Het hoofdstuk klimaatadapatie gaat over het omgaan met klimaatverandering. Deel 4 gaat over meten en communiceren: vervolgstappen, die cruciaal zijn om vaart te gaan maken. Meten is weten en weten is besparen, en geen draagvlak zonder communicatie. Tot slot is er nog deel 5: het netwerk. Bij welke organisaties moet je aanhaken, wie kan wat voor je betekenen? En waar moet je zijn op social media? Misschien is dit wel het belangrijkste hoofdstuk: stapt u ook in ons netwerk en fietst u mee? Hier staat ook de presentatie van de provincie Gelderland. Feedback op de reader is welkom via [email protected] Online updates zijn te vinden op masterclassenergietransitie.nl 4 Inhoudsopgave Inleiding3 Leeswijzer4 Woord vooraf6 Het actuele debat in de media 7 1 Beleid en energieke samenleving 1 Missie, visie, strategie8 - Uit de praktijk; De Groene Kracht: zet energiekosten op de agenda 10 - Uit de praktijk: Routekaart naar energieneutrale regio Stedendriehoek in 2030 11 - Uit de praktijk: Nibbixweer: De strategie naar een klimaatneutrale gemeente 12 2 Samenwerken met de energieke samenleving 13 DEEL 1 3 Samenwerken met lokale enegiecoöperaties15 - Uit de praktijk: Achterhoekse energie via AGEM 17 4 Financiële ruimte18 5 Ruimte door kennis en netwerk20 6 Ruimte door wet- en regelgeving23 7 Ruimte door duurzaam in te kopen25 - Uit de praktijk: Duurzame aanpak infrastructuur in Nieuw-Lekkerland 28 8 Fysieke ruimte29 Energiebronnen 1 Windenergie34 2 Zonne-energie36 DEEL 2 3 Biomassa38 4 Bodemenergie42 5 Warmtenetten43 - Uit de praktijk: Warmtenet op biomassa in Ede 43 Energiebesparing en klimaatadaptatie 1 Energiebesparing in bestaande bouw44 2 Duurzame scholen45 3 Mobiliteit46 DEEL 3 - Uit de praktijk: Transportcorridor Betuwe 48 4 Duurzame datacentra49 5 Klimaatadaptatie50 - Uit de praktijk: Kristalbad tussen Hengelo en Enschede helpt tegen wateroverlast 51 Communicatie 1 Uitwisselen en campagne voeren52 DEEL 4 2 CO2-Prestatieladder helpt bij duurzaam aanbesteden 53 3 Klimaatmonitor en duurzaamheidsmeter van even groot belang 54 Netwerk en kennis delen 1 Overzicht organisaties56 DEEL 5 2 Scholingsmogelijkheden57 3 Social media58 Presentatie Energietransitie Gelderland59 5 Woord vooraf Mirjam de Rijk: Laat energiebeleid grootschalig én sexy zijn Een gemeente(raad) die zichzelf een beetje serieus neemt heeft tegenwoordig een mooie klimaatdoelstelling: X procent minder CO2 in 2020, Y procent duurzame energie in ..., klimaatneutraal in .... Het stellen van dat doel was niet zo moeilijk, maar nu moet het waargemaakt worden. En 2020 was ooit ver weg, maar komt steeds dichterbij... De doelstelling is in veel gemeenten met een grote raadsmeerderheid aangenomen, maar nu is het de kunst die raadsmeerderheid ook achter de noodzakelijke maatregelen te krijgen. Veel mensen realiseren zich niet wat die breed aangenomen doelstelling vergt. Want ga maar na: zelfs een tussendoel van dertig procent minder CO2 in 2020 betekent dat álle woningen gemíddeld dertig procent zuiniger zijn, én alle auto’s (wat ongeveer betekent dat iedereen de komende zes jaar op een all-electric overstapt, of op de fiets) én alle bedrijven. Als wethouder verantwoordelijk voor klimaatbeleid sta je vaak voor de keuze: ga je voor de grote CO2besparing, of meer voor de snelle, zichtbare en ‘sexy’ resultaten? Als we de door gemeenteraden gestelde doelstellingen (en die zijn er niet voor niets, klimaatverandering blijkt zelfs sneller te gaan dan gedacht) serieus nemen, zijn we de tijd van de pilot en het etalageproject eigenlijk al lang voorbij. Het zou nu moeten gaan over de helft van de bestaande woningen vrijwel klimaatneutraal maken, over een massale omslag naar ov en fiets, over een totaal ander productieproces bij bedrijven (zelfs in een dienstenstad als Utrecht, vrijwel zonder zware industrie, zijn bedrijven verantwoordelijk voor zestig procent van de CO2uitstoot). Ga er maar aan staan.... De kunst is het ene -de grootschalige uitrol- te doen, en het andere, het sexy etalageproject, niet te laten. En bij die grootschalige uitrol zo goed mogelijk samen te werken met alle collega-wethouders. De meeste wielen zijn inmiddels uitgevonden, dus (uit) rollen maar! 6 Het Rijk geeft, oa in het energie-akkoord, de gemeenten een enorme verantwoordelijkheid voor klimaatbeleid. Europese ambities luiden: • 20 procent vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (dit kan oplopen tot 30 procent wanneer er een internationaal klimaatakkoord wordt gesloten) • 20 procent minder energieverbruik • 20 procent van het totale energiegebruik moet afkomstig zijn uit hernieuwbare energie, zoals wind- en zonne-energie. Dit vertaalt Nederland in het SER Energieakkoord naar: • energiebesparing van jaarlijks 1,5% resulterend in een 100 Petajoule besparing van energieconsumptie in 2020; • 14% ipv 4,4% van het energieverbruik moet afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen in 2020, en 16% in 2013; • stijging van 15.000 fulltime banen. Maar daar waar gemeenten belemmerd worden door gebrek aan landelijk beleid, of door het verkeerde landelijke beleid, moet het Rijk toch echt zelf over de brug komen. Wethouders kunnen daar met concrete voorbeelden in de hand voor pleiten in Den Haag. Liefst samen met partners in de gemeente die staan te popelen. Te popelen om bv al hun bedrijfsdaken vol te leggen met zonnepanelen maar dat nu niet doen omdat dat, door rijksregels, financieel niet uit kan. Kortom, het is een prachtig portefeuille-onderdeel, duurzaamheid. En het is hard werken. Mirjam de Rijk, oud wethouder gemeente Utrecht Het actuele debat in de media Burger zoekt richting Gedrag Veel kennis over duurzame energie ontbreekt. Mensen weten vaak niet hoeveel energie zij nu precies verbruiken bij de dagelijkse dingen die zij doen. Hoeveel energie kost een warm bad? Hoeveel energie bespaar ik met betere isolatie? Aan de overheid de schone taak om de mensen bewust te maken van dit gebruik. Vanaf 2015 krijgen alle woningen een indicatief energie-label en weet men hoeveel energie zij verdoen in relatie tot andere woningen. De gemeente Utrecht ging al een stapje verder door ongevraagd de warmte-uitstraling van 60.000 huizen in de stad te meten en de resultaten te communiceren met de bewoners. Volgens de Raad voor Leefomgeving (RLI) kan de overheid milieubeleid veel effectiever maken door gebruik te maken van kennis over gedrag en motieven van mensen (Binnenlands Bestuur 5 maart jl.). Gemeenten kunnen tal van maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat burgers beter afval scheiden, hun woning isoleren en minder voedsel verspillen. Meer dan windmolens Wanneer je weet hoeveel energie je nodig hebt, dan kun je als overheid op zoek naar een toepasselijke energiebron. Windmolens zijn nu het symbool van duurzame hernieuwbare energie. Windmolens wekken ook veel weerstand op. Tenzij de burger mede-eigenaar is, stelt Jos Duindam, windmolenondernemer in Pingjum in Zuidwest-Friesland in de Volkskrant van 12 april. Verschillende burgerinitiatieven steken dan ook de kop op. Betrokken burgers zetten een eigen duurzame energiecoöperatie op met plannen voor windmolenparken en velden voor zonne-energie. Volgens een reportage in het Financieel Dagblad van 17 februari zijn de eerste initiatieven al druk bezig, maar het is geen vetpot. Er zijn ook veel onderbelichte alternatieven. Volgens sommigen zet de inzet van biomassa meer zoden aan de dijk. “Plas en poep is het nieuwe goud”, zegt dijkgraaf Tanja Klip-Martin enthousiast in de Binnenlands Bestuur van 17 maart. Waterschappen transformeren zichzelf in energie- en grondstofleveranciers door rioolinstallaties om te bouwen naar biomassaverwerkers. Voor veel bedrijven en overheden is elektrisch vervoer een waardevolle bijdrage aan een beter klimaat. 7 Politiek, burger en markt Op Europees niveau is het onderwerp energiebeleid een heikel punt. `Als we niets veranderen, importeert de EU 80% van haar energie in 2030’ kopte het Financieel Dagblad op 18 februari naar aanleiding van een interview met Eurocommisaris voor Klimaat Connie Hedegaard. Volgens sommigen gaan de ambities van de EU op het gebied van hernieuwbare energie niet ver genoeg, volgens anderen schaden de duurzame ambities de economie. NRC Handelsblad constateerde op 2 februari dat het Duitse energieplan is mislukt; de subsidies voor groene stroom verstoort de energiemarkt waardoor de reguliere leveranciers overstappen op goedkope steenkool en daarmee de CO2 van het land vergroten. Anderzijds zijn de landen in de EU steeds meer afhankelijk van energie-import met alle onwenselijke gevolgen van dien. Ondertussen stuwen de groei van de wereldbevolking en economische groei de uitstoot van kooldioxide verder omhoog. Van wie moeten we een duurzaam energiebeleid verwachten; van de politiek, de burger of van de markt? Energie kost geld “Beste burger, u komt er niet door eens per jaar een uurtje het licht uit te doen, uw telefoonadapter na gebruik uit het stopcontact te trekken en uw tv niet op standby te laten staan. U bewijst het klimaat pas een dienst door te stoppen met zeuren over horizonvervuiling als aan uw einder nieuwe windmolens worden gepland. U helpt het klimaat door flink meer belasting te betalen voor grijze stroom.” stelt wetenschapsjournalist Bart van der Weijer in De Volkskrant van 29 maart. Volgens hem is het duidelijk: uiteindelijk gaat het om de (radicale) keuzes die gemaakt moeten worden. Zijn we bereid om te investeren in projecten waarvan wij pas op de lange termijn de vruchten kunnen plukken? Energiebesparende maatregelen kosten de maatschappij geld. Of ze toch moeten worden doorgevoerd, hangt af van de waarde die wordt gehecht aan vermindering van CO2-uitstoot. Het levert uiteindelijk ook geld op en veel bedrijven, burgers en gemeentes werken nu al enthousiast aan de meest uiteenlopende energieprojecten. Met de juiste kennis de beste keuzes maken, is nu de uitdaging. DEEL 1 Beleid en energieke samenleving Voor je als wethouder aan de slag kunt, is het noodzakelijk op de hoogte te zijn van de randvoorwaarden. Daarvoor is het nodig om een duidelijke visie te hebben, draagvlak, en te weten hoe je ruimte creëert, zowel economisch als beleidsmatig. Vandaar dat deze reader begint bij het begin: beleid, ruimte creëren en samenwerken. 1 Missie, visie, strategie Van missie, visie naar concrete strategie voor de klimaatneutrale gemeente De begrippen strategie, missie en visie worden geregeld door elkaar gehaald. Door middel van je missie geef je aan wie je bent, wat je doet en wat je wil bereiken. Je missie is tijdloos, maar wel toe te passen op dit moment. Een missie staat dus, in tegenstelling tot een visie, niet voortdurend ter discussie. Een visie geeft een visionaire en ambitieus beeld van wat een organisatie wil zijn. In de definitie van de visie kijk je naar de wereld van nu en de kansen in de toekomst en beschrijf je de gewenste droomsituatie. In het strategisch plan beschrijft hoe de in de visie gestelde inzichten en doelstellingen bereikt gaan worden en geeft een samenhangende reeks stappen aan voor het handhaven van de continuïteit op langere termijn. Missie, visie en strategie schrijf je niet ‘alleen’. Het proces om met elkaar de stappen te zetten is zeker zo belangrijk. Het zijn belangrijke begrippen. De missie kan heel goed klimaatneutraliteit zijn. En als je het wat verbreed, dan voeg je daar de circulaire economie en een actief betrokken en open samenleving bij. Het is je fundament, waar je ook als bestuur continuïteit uit kan halen. De tijdelijkheid van het wethouderschap wordt door de missie niet doorbroken. Het is een fundament waaraan de gemeenteraad en de samenleving de overheid kan toetsen, ook als je periode van wethouder lang voorbij is. En dat is belangrijk, want de verandering naar een klimaatneutrale samenleving, of circulaire economie, is een werkelijke transitie van vele jaren. Je opvolgers hebben dat fundament nodig. De visie sluit wel aan op het ‘verleidelijk verhaal’. De visie kan je heel goed met elkaar maken. Ze is meer veranderlijk en moet steeds weer worden bijgesteld. Hoe zie jij, de ambtenaren, het maatschappelijk 8 middenveld, het bedrijfsleven, die route naar een klimaatneutrale gemeente? Hoe ziet zo’n samenleving er uit en wie draagt bij aan deze wenselijke en noodzakelijke verandering? Wat is de betekenis van de ‘energieke samenleving’ in dit proces. Wat zegt je visie over je partners? En kan je vanuit je visie ook andere partners uitnodigen die op hun beurt, hún visie uitspreken? Uiteraard verandert dit verleidelijk verhaal. Zonneenergie wordt goedkoper, er zal energieopslag komen, misschien stijgt de gasprijs zo er een enorme versnelling in het verduurzamen van de bestaande bouw komt. Dan stel je de visie bij. Het strategisch plan is actiegericht. Je weet, vanuit je visie, met wie je de plannen wilt en kan verwezenlijken. Met die partners zoek je uit wat nodig is, om het ‘verleidelijk verhaal’ realiteit te maken. Welke stappen kan je met elkaar zetten, hoe steun je elkaar, wat doe je als resultaten tegen vallen, of je kan versnellen? Welke randvoorwaarden wil je garanderen, zoals professionaliteit en betrouwbaar, transparantie en breed draagvlak? In mijn gemeente, Lochem, waren al deze aspecten van cruciaal belang. Zo legde de gemeenteraad het fundament door klimaatneutraliteit als basis te nemen, en voegde daar onderweg het verduurzamen van de economie aan toe. Een welkome verbreding. En met elkaar deelden we de visie dat onze rol, als overheid, vooral die van aanjager, verbinder, coach, ondersteuner moest zijn, omdat in de lokale samenleving een enorme kracht beschikbaar is, die we als overheid alleen nooit kunnen evenaren. En zo ontstonden ideeën over klimaatneutrale dorpen, werd LochemEnergie geboren. Je moet als gemeente voorzichtig zijn met sturen van de maatschappij. Wat wel belangrijk is om te sturen is de overheid zelf. Want die vormt zelf vaak een obstakel. In haar besluiten, regels, randvoorwaarden. Een verleidelijk verhaal ontstond, van een energieke samenleving waarin LochemEnergie de meerderheid van de bevolking van lokaal opgewekte duurzame energie zou voorzien, zou helpen met energiebesparing, en de rendementen zou laten revolveren in de samenleving. Breed, voor duurzame ontwikkeling. En met elkaar hebben we daar een plan voor gemaakt, dat we regelmatig evalueren en bijstellen. Het resultaat, in 4 jaar, is indrukwekkend. Want nu hebben we een macht en kracht van vele vrijwilligers, zelfs professionals, die sterker is dan onze Lochemse overheid ooit kon zijn. En dit is maar het begin. 9 Foto: PDK Foto Thijs de la Court, ex-wethouder van de gemeente Lochem, bestuurslid van het Klimaatverbond, de federatie E-decentraal en HierOpgewekt. Uit de praktijk Stadsregio Arnhem Nijmegen De Groene Kracht: zet energiekosten op de agenda De Stadsregio Arnhem Nijmegen bestaat uit 20 gemeenten. De Milieusamenwerking en Afvalverwerking Regio Nijmegen (MARN) bestaat uit 10 gemeenten. De Milieusamenwerking Regio Arnhem (MRA) bestaat uit 11 gemeenten. Gezamenlijk werken deze drie organisaties met 22 gemeenten samen aan een regionale energie- en klimaatagenda, genaamd de Samenwerkingsagenda 2011-2014 De Groene Kracht. Dit gezamenlijke uitvoeringsprogramma voor nieuwe energie versterkt de samenwerking op energievraagstukken binnen de regio en tussen de subregio’s. In de loop van het meerjarig programma De Groene Kracht is zowel bestuurlijk als ambtelijk de wens ontstaan om middels een regionale Routekaart een programmatisch kader te verkrijgen. Deze Routekaart geeft letterlijk richting aan De Groene Kracht. Het resultaat van deze intergemeentelijke Routekaart is een gezamenlijke stip op de horizon en een overzicht van regionale projecten die daar naartoe leidt. Hierbij valt te denken aan het gezamenlijk stimuleren van groen gas, verduurzaming gebouwde omgeving, concessieverlening elektrisch vervoer, aanjagen duurzame energie. Met de Routekaart hebben we binnen De Groene Kracht gekozen om individuele gemeenten de ruimte te bieden om te kiezen op welke wijze zij bijdragen aan de regionale koers en wat bij de lokale duurzaamheidsambitie past. Kleinere gemeenten hebben vaak onvoldoende capaciteit om hun duurzaamheidambities te realiseren. Een gezamenlijke aanpak maakt het mogelijk om te profiteren van het regionale schaalniveau. Bijvoorbeeld door mee te liften en lokaal projecten te kopiëren. De steden hebben op hun beurt onvoldoende ruimte beschikbaar om duurzame energie (uit biomassa of wind) te produceren. Steden en ommeland kunnen elkaar daarin tegemoet komen. 10 Do’s Het inzichtelijk maken van de energiekosten in de regio (€1,6 miljard/jaar) werkte aansprekend om het onderwerp (bestuurlijk) op de agenda te krijgen. Daarbij lag een sterke focus op energietransitie als economische motor. Cruciaal in dit gezamenlijke proces is de acceptatie van de wederkerige afhankelijkheid tussen stad en ommeland. Om alle gemeenten aan boord te krijgen en te houden is er voor gekozen om de stip aan de horizon te koppelen aan de regio, niet aan individuele gemeenten. Het uitwisselen van resultaten is mogelijk, elke gemeente kan daarbij min of meer op eigen snelheid opereren. De ambities van het peloton willen we daarbij ‘opplussen’ met behulp van de koplopers in de regio. Don’ts Met 22 gemeenten aan boord is er sprake van een diversiteit aan belangen. De onrust over de toekomst van de drie betrokken instanties (opheffing, overgang naar netwerkorganisatie, verschuiving naar omgevingsdienst) maakt de blik op het vervolg lastig. De onduidelijkheid daarover zorgt er ook voor dat, vooralsnog, geen van de drie instanties het eigenaarschap van het vervolg op De Groene Kracht (die namelijk eind 2014 eindigt) opeist. De betrokkenheid van marktpartijen bij (de uitvoering van) De Groene Kracht is nog te mager. Richard van Loosbroek, Stadsregio Arnhem Nijmegen Uit de praktijk Stedendriehoek, Noord-Veluwe Samenwerken voor energieneutraliteit Stedendriehoek De regio Stedendriehoek - Apeldoorn, Brummen, Epe, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen - heeft de ambitie in 2030 energieneutraal zijn. Op dit moment wordt in de driehoek slechts 1,7% duurzaam opgewekt. Daarmee ligt het aandeel duurzame energie in de regio Stedendriehoek fors lager dan het landelijke gemiddelde van 4,5%. Daar wil de regio iets aan doen. De Stedendriehoek ziet innovatie en ‘clean tech’ bedrijven als potentiële groeimotor voor de lokale economie. Samen met de provincie Gelderland en Alliander iseen routekaart opgesteld. Na de zomer gaat het programma van start. Paul van Dommelen, programmamanager Regiocontract voor de Stedendriehoek en projectleider van de routekaart: “Zoals Wubbo Ockels het stelde in zijn laatste statement; het wordt tijd dat wij eens aan deze planeet gaan denken, we moeten als maatschappij toewerken naar een betere en gezondere toekomst. Daarvoor is ook voor de overheid een nieuwe rol weggelegd. De Stedendriehoek denkt dat ze niet moet regisseren, trekken, en organiseren, maar faciliteren, stimuleren en opschalen.” Antwoorden “De routekaart biedt geen pasklare antwoorden. De maatschappij verandert, de technologische ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op en de verwachting is dat de transitie naar energieneutraliteit schoksgewijs en pragmatisch zal verlopen. De route-kaart richt zoekt daarom niet de snelste weg, maar beschrijft vier transitiepaden, elk verbonden aan een specifiek onderdeel van het regionale energiesysteem”, aldus Van Dommelen. Transitiepaden: 1 Energieleverende gebouwde omgeving: woning- bouw, bedrijfspanden en industriegebieden van energieconsument naar energieproducent. 2 Landelijk gebied als voedsel- én energieproducent: landelijk gebied heeft ruimte om een groot aan deel duurzame energie te produceren, rekening houdend met de bestaande voedselproductie en ruimtelijke kwaliteiten. 3 Duurzame mobiliteit en transport: vergroenen van vervoer door duurzamere alternatieven en technologische verbeteringen. 4 Ondernemende regio: samen met lokale onder nemers en initiatieven bovenstaande paden bewandelen. 11 Noord-Veluwe Acht gemeenten in de Noord-Veluwe zetten zich in voor ontwikkeling van een groene economie in de regio. Het gaat met name om de thema’s energiebesparing, duurzame energie, groene grondstoffen, duurzame voedselproductie en het sluiten van ketens. Sinds 2012 werkt het Innovatiecentrum Groene Economie Noord-Veluwe (www.igev.nl) samen met verschillende regionale ondernemers en partners als Hogeschool CAH Vilentum, Green Tech Alliances, Liander en Provincie Gelderland. IGEV organiseert regionale netwerkbijeenkomsten en verschillende thematische kenniskringen en een innovatiemakelaar faciliteert de ontwikkeling en vermarkting van nieuwe biobased productie- en ketenconcepten. Mooi voorbeeld is het project Indugras waarbij (natuur)gras wordt bewerkt tot veevoer, suikers voor de groene chemie en productie van biogas. Andere voorbeeld projecten zijn NutriHof (geïntegreerde teelt van vis, kroos, groente en wormen) en Koeland (integraal duurzame veehouderij). IGEV ondersteunt duurzame energieprojecten in de ontwikkelfase met het leveren van kennis van onder andere haalbaarheidsonderzoek, projectontwikkeling en financiering van projecten. Zoals het plaatsten van zonnepanelen op 20 basisscholen met Stichting Proo, met woningbouwcorporatie Uwoon aan het verduurzamen van huurwoningen naar energielabel A en samen met het Waterschap Vallei & Veluwe en Bakker Energie BV aan een centrale voor productie van biogas en terugwinning van mineralen. Volgens Simon Miske, adviseur leefomgeving van de Regio Noord-Veluwe, is ‘vergroenen’ van economie goed voor het klimaat én voor de economie en speelt de overheid hierin een belangrijke rol: “Zonder overheidsbeleid zal onvoldoende groene innovatie tot stand komen.” Hij heeft een paar tips: • Samen kun je (veel) meer dan alleen • Directe betrokkenheid bedrijfsleven en onderwijs is cruciaal, dit had bij IGEV beter gekund. • Sluit aan bij bestaande (overleg)structuren • Ontwikkel een gezamenlijke visie en draag dit uit, dit had bij IGEV beter gekund. • Goede communicatie is essentieel voor de zichtbaarheid en betrokkenheid • Ontwikkelfase van projecten duren meerdere jaren, terwijl zichtbaarheid belangrijk is. Houd hier rekening mee door ook ‘laaghangend fruit’ snel te realiseren. Uit de praktijk Voorbeeld van fictieve gemeente Nibbixweer Nibbixweer: De strategie naar een klimaatneutrale gemeente Gemeente Nibbixweer Samen leven in een duurzame omgeving, met stedelijke voorzieningen in een groen landschap, dat is gemeente Nibbixweer. Bijna 70.000 inwoners, verspreid over zeven kernen maken Nibbixweer tot een middelgrote gemeente. Gemeente met een missie Klimaat en energie zijn onze belangrijkste speerpunten. De missie van Nibbixweer is: alle gemeenten van Nederland inspireren en ook motiveren om energieneutraal te worden. Wij maken van dat beleid ons absolute speerpunt voor het komende decennium. In Nibbixweer wonen, werken en genieten wij vol energie van alles wat stad en platteland ons te bieden hebben! Visie In onze visie komen we alleen tot energieneutraliteit in samenwerking met de energieke samenleving. Alle partijen zijn nodig om dit moeilijke maar noodzakelijke doel te bereken. Nibbixweer is een fictieve, maar realistische gemeente, die de jarenlange ervaring van adviesbureau Van Beek met gemeentelijke struggles op dit terrein bundelt en oplossingen aanreikt. Nibbixweer is een platform voor politici en ambtenaren om met elkaar in gesprek te zijn over klimaat, energiebesparing en duurzaamheid. De strategie De strategie om te komen tot energieneutraliteit is een drieluik: • Maak energie zichtbaar; • Stel een roadmap op en zet in op actie; • Volg en bewaak het resultaat. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: Commitment. Creëer betrokkenheid op alle lagen in de organisatie. Sleutelfiguren spelen een belangrijke rol in de integrale benadering. Mogelijkheden. Geef initiatieven een kans, en stel budget beschikbaar. Geld komt echt terug door gerealiseerde besparingen. Haal kennis in huis! Een aanpak met perspectief op voortgang en resultaat. Vier de successen en communiceer op alle niveaus. 12 1. Maak energie zichtbaar Dit kan een Klimaatbureau doen, voor buiten maar ook voor binnen de organisatie. Binnen de gemeentelijke organisatie is het Klimaatbureau verantwoordelijk voor de uitvoering van het klimaatbeleid. Het Klimaatbureau wordt gevormd door een team van medewerkers, die ook wel bekend staan als het Energie Actie Team. Zij zorgen dat alle afdelingen van de gemeentelijke organisatie blijvend actief zijn om de klimaatdoelstellingen te realiseren. Het Energie Actie Team is opgericht na de toetreding van Nibbixweer tot het Klimaatakkoord. Dit multidisciplinaire team werkt aan de uitvoering van de Energie Roadmap, waarin de route naar een klimaatneutrale gemeente Nibbixweer uitgestippeld is. 2. Business case Energie Roadmap In de Energie Roadmap is een scenario uitgewerkt dat leidt naar de besparingsdoelstelling in 2025. Hierbij zijn programma’s en projecten gedefinieerd en economisch onderbouwd. Op de korte termijn zijn besparingen gerealiseerd met veel effect tegen lage investeringen. Daarmee is budget gecreëerd voor diepteinvesteringen op de langere termijn. Het sluitstuk naar energieneutraliteit is een windmolenproject, dat extern wordt gefinancierd. 3. Borging, meten en communicatie De weg naar een energieneutrale gemeente is een traject van jaren over meerdere ambtsperiodes van bestuurders. Borging van de gestelde doelen is daarmee van wezenlijk belang. Een centraal energiemanagementsysteem en goede communicatie op strategisch, tactisch en operationeel niveau zijn hierbij een must. Pitch Tijdens de masterclasses neemt de gemeente Nibbixweer u mee in de strategie naar een energieneutrale gemeente. Vanuit het perspectief van het bedrijfsleven krijgt u inzicht in de concrete invulling. Volg gemeente Nibbixweer Website: nibbixweer.nl Twitter: @nibbixweer E-mail: [email protected] LinkedIn: Gemeente Nibbixweer 2 Samenwerken met de energieke samenleving Plasterk: ‘Gemeenten cruciaal in stimuleren doe democratie’ Burgers nemen het heft in handen en gaan zelf aan de slag in hun leefomgeving. Ze organiseren zich, en nemen stappen op weg naar duurzaamheid. Ze kopen samen zonnepanelen, regelen deelauto’s en leggen buurtmoestuinen aan. Ook in het sociale domein ontstaan burgerinitiatieven: van buurtbus rijden tot jeugdzorg. Deze trend (de doe democratie, energieke samenleving) is door verschillende overheidsorganisaties opgepikt: PBL kwam in 2011 met ‘De Energieke Samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie’. Daarna volgden nog vele rapporten (SCP, RMO, WRR, ROB) over de beweging van de overheid om zeggenschap over te dragen aan burgers. Minister Plasterk van Binnenlandse zaken geeft in een kamerbrief aan dat hij de ontwikkelingen ook ziet. Hij kent een grote rol toe aan lokale overheden: ‘Belangrijker (dan de rol van de rijksoverheid) is echter nog de rol van het lokaal bestuur, omdat verreweg de meeste voorbeelden van doe democratie zich op dat niveau afspelen. Burgers zijn, met hun toegenomen opleidingsniveau en sterk verbeterd organiserend vermogen, het meest gemotiveerd zich in te zetten voor hun directe leefomgeving.’ Gemeenten Voor gemeenten is het overdragen van verantwoordelijkheden nog een zoektocht. Decennialang was werken volgens structuurplannen en met meerjarenbeleid het uitgangspunt. Wanneer burgers met hun idee bij de overheid aanklopten voor ondersteuning, werd de aanvraag langs de reeds uitgestippelde paden behandeld. Initiatieven buiten die geijkte paden vielen buiten de boot. Erg jammer, want alle energie, en vooral ook burgerenergie, is nodig om te werken aan maatschappelijke vraagstukken zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, maar ook sociale vraagstukken als armoede en eenzaamheid. Hoe kunnen gemeenten deze kansen pakken? Het programma Duurzaam Door, van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, ontwikkelde handvaten voor lagere overheden om goed om te gaan met de energieke samenleving, bestaande uit burgers, onderwijs, ondernemers organisaties, en andere overheden. Als een van de partners van het Klimaatverbond bij de organisatie van de Masterclasses, brengt ze graag haar kennis in. Zo publiceerde ze een handvest, genaamd ‘tien Transition Town Zutphen licht mensen voor over klimaatverandering, peak oil en lokale veerkracht. Foto: TTZ 13 kansen voor de energieke ambtenaar.’ Die variëren van ‘wees nieuwsgierig’, ‘zet een systeembril op’ en ‘werk op meerdere niveaus’ tot het geven handvatten voor wat je kunt doen en hoe je intervenieert. De laatste twee kansen gaan over borgen van kwaliteit. Veranderende rol overheid Programma-adviseur Irma Straathof: “De duurzaamheidsopgave is te groot voor alleen de overheden. Samenwerken met andere partijen is essentieel en biedt ook nieuwe kansen. De overheid wordt daarmee één van de partijen, wat consequenties heeft voor de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de overheid. Het is belangrijk om je dit als ambtenaar en bestuurder te realiseren. De overheid zit niet meer aan het stuur, en zal ook processen los moeten laten. Maar de lokale overheden kunnen wel een rol spelen in het faciliteren van initiatieven. Met kennis en kunde, een vergaderruimte, het stroomlijnen van vergunningstrajecten of ondersteuning in de communicatie, zijn veel initiatieven geholpen.” Toekomstateliers Stichting Oikos, ook partner in de Masterclasses Energietransitie, brengt daarbij haar praktijkervaring mee van vijf Toekomstateliers, gehouden in drie gemeenten in Midden-Nederland. Deze bijeenkomsten waren geïnitieerd door de gemeente en platforms van initiatieven. Stakeholders op het gebied van duurzaamheid in brede zin bezochten deze Toekomstateliers. Begeleidster Irene Karssiens-Tom: ”Gemeentelijk succes hangt af van het loslaten van het resultaat. Gemeenten moeten een proces gaan begeleiden waarin de mensen zelf eigenaar zijn van de stappen die ze zetten. De gemeente kan daarin zelf ook een partij zijn, en opgepakte kansen faciliteren en samenwerkingen bevorderen.” Haar ervaring is dat gemeenten zo’n losse aanpak lastig kunnen vinden.“Zij hebben jarenlang zelf gewerkt aan programma’s, en zijn gewend te sturen, maar het past bij de huidige tijd. Wij raden aan te beginnen bij het begin: luisteren.” Ook goede ontwikkelingen in de maatschappij komen aan bod. “Waar ben je trots op, wat gaat goed? Daar komt energie bij vrij. Die wordt ingezet om verbeterpunten te noemen en om gezamenlijke beelden van een gewenste duurzame toekomst te creëren. Die geven richting aan verdere stappen.”Nieuwe samenwerkingen ontstaan en de faciliterende rol van de gemeente wordt duidelijk. Bijzonder is, dat mensen niet betaald hoeven te worden voor hun inzet. “Het samen werken aan iets wat je belangrijk vindt is voor veel mensen genoeg: er hoeft niet nog een beloning tegenover te staan. Erkenning in de vorm van een prijs bijvoorbeeld is wel heel stimulerend.” Meer informatie: RVO: [email protected] of Oikos: [email protected] Uitreiking van de Zutphense Toekomstprijs. Een stimulans voor duurzame initiatieven. Foto: Tjitske Ypma 14 3 Samenwerken met lokale energiecoöperaties Hoe verstevig je als gemeente de positie van lokale energie coöperaties? Gelderland is met 43 lokale en regionale energiebedrijven koploper lokale energie in Nederland. De provincie en gemeenten zijn daar trots op. Deze lokale energiebedrijven richten zich op de opwekking en levering van zon, wind, warmte en / of energiebesparing. Het belang van de lokale gemeenschap, uitgaan van eigen kracht, eigen energie, winst terug in de gemeenschap, lokale werkgelegenheid en sociale cohesie staan hierbij centraal. Enkele coöperaties bewegen zich breder, bijvoorbeeld op gebied van zorg, stadslandbouw en mobiliteit. 3Ruimte geven: - Fysiek: denk ook aan (tijdelijk) anders bestemmen - Juridisch: vergunningen, regelruimte - Financieel: bijvoorbeeld startsubsidie, werk neer leggen bij coöperaties ikv ondersteuningsstructuur, uitvoering regelingen, communicatie energiebeleid. - Symbolisch: laat zien dat je het initiatief onder steunt, als serieuze partner ziet. Dat helpt enorm. Zowel de Rijksoverheid, via onder andere het energieakkoord, provincie als ook veel gemeenten verwachten veel van deze energieke samenleving en ondersteunen en faciliteren dan ook deze initiatieven. De provincie doet dat ook door ondersteuning van een Community of Practice (CoP) van de koplopers en verdergevorderde initiatieven. In deze CoP wordt kennis gedeeld en ontwikkeld in Masterclasses, zijn 2 werkgroepen (postcoderoos zon en burgerinitiatieven wind) actief. De postcoderoos is een regeling die inhoudt dat burgers ook de geproduceerde stroom op andersmans dak mogen verrekenen met hun eigen energierekening, mits dat dak binnen dezelfde of in een aangrenzende postcode ligt. Salderen heet dit verrekeningsprincipe, dit is financieel gunstiger dan alleen leveren. Windvogel, een organisatie van windenergiecoöperaties, pleit ook voor salderingsmogelijkheden voor aandeelhouders. Ook wordt er vanuit de Community of Practice gewerkt aan een gezamenlijk uitvoeringsprogramma, waarvoor mogelijk een beroep op Europese middelen zal worden gedaan. Startende initiatieven kunnen terecht bij het Steunpunt Hier Opgewekt. De lokale initiatieven kunnen bij de provincie een beroep doen op subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken, businesscases en investeringen in hernieuwbare energieprojecten die geheel of gedeeltelijk met crowdfunding worden gefinancierd. Ook kunnen de coöperaties terecht bij het Investerings- en Innovatiefonds bij PPM Oost. 15 Gemeenten ondersteunen initiatieven door: 1Visie neer te leggen op duurzame energie ontwikkeling en de rol van lokale initiatieven hierin. Coöperaties zouden bijvoorbeeld voorrang kunnen krijgen bij aanbestedingen. 2Verbinden van de lokale initiatieven met partijen die het initiatief verder kunnen versterken Koolzaad brengt olie, en energie. Foto: Colzaco Meer info: energiecooperatiesgelderland.nl hieropgewekt.nl Onderzoek iov Planbureau voor de Leefomgeving “Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten” rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/lokaal_klimaatbeleid/publicaties/downloads/handreiking-rol Sven Pluut van Zonnepanelen delen (1miljoenwatt) Nederlander welwillend tegenover lokale duurzame energie-initiatieven De helft van de Nederlanders staat welwillend tegenover deelname aan lokale duurzame energie-initiatieven. De opkomst van deze samenwerkingsverbanden zal dan ook, gezien deze voedingsbodem, ongetwijfeld doorzetten. Dit blijkt uit de USP Energie Monitor, een maandelijks terugkerend consumentenonderzoek van USP Marketing Wanneer een lokaal duurzaam energie initiatief aan consumenten wordt voorgelegd, geeft 50% van 300 ondervraagden boven de 18 aan deel te willen nemen (9% zeker wel, 41% waarschijnlijk wel). Een kwart van de consumenten heeft hier geen interesse in (8% zeker niet, 17% waarschijnlijk niet) of vindt het moeilijk om hierover te oordelen (25%). Gezien het grote aandeel Nederlanders (50%) wat open staat voor dergelijke initiatieven, zal het aantal van deze lokale samenwerkingsverbanden ongetwijfeld verder doorgroeien. Door deze toename zal de rol van energieleveranciers en de eisen die aan de netten worden gesteld van de netbeheerders veranderen. Lokale initiatieven: rijp en groen In heel het land ontstaan kleinschalige duurzame energie initiatieven. De diversiteit is enorm. Ze verschillen in grootte, zitten in verschillende ontwikkelingsfasen, hebben verschillende rechtsvormen en ook de ambities zijn uiteenlopend. HIER opgewekt, het kennisplatform voor lokale duurzame energie initiatieven, hanteert voorlopig de volgende ruwe indeling, gebaseerd op initiatiefnemer en motivatie. Productiecapaciteit Initiatieven gericht op ontwikkelen van productiecapaciteit van duurzame energie. De initiatiefnemers nemen het heft in eigen hand bij verduurzaming van de (eigen) energievoorziening. Zij worden gedreven door duurzaamheid. In stedelijk gebied hebben initiatieven vaak dit karakter. Denk aan Energie U in Utrecht. Lokale veerkracht Initiatieven waarbij duurzame energie een van de aandachtspunten is. Met name in kleinere kernen ontstaan initiatieven die gericht zijn op het (re) vitaliseren van de lokale gemeenschap. De opbrengst 16 van de energieproductie willen zij investeren in lokale voorzieningen. Soms richten zij zich niet exclusief op energie maar bijvoorbeeld ook op voedsel of zorg. Voorbeelden zijn de dorpsmolen in Reduzum en Duurzaam Hoonhorst. Collectieve inkoop Buurtinitiatieven gericht op collectieve inkoop van onder andere pv. Vaak hebben initiatiefnemers niet de ambitie om een echt energiebedrijf op te zetten, maar begint het met een collectieve inkoopactie van zonnepanelen of gezamenlijke isolatieprojecten. Het kan zijn dat ze de smaak te pakken krijgen en iets meer structureels willen organiseren, maar dat hoeft niet. Voorbeeld: Bewonersvereniging Biesland, Den Haag. Ondernemers Soms zijn het niet bewoners die initiatief nemen maar ondernemers. Dat kunnen agrariërs zijn, bijvoorbeeld in kassengebieden of melkveehouders (Stichting Groene energie Kromme Rijn en Heuvelrug). Maar ook andere ondernemers zoals bij Adem Houten. Gemeenten Er zijn gemeenten die zelf een initiatief starten. Voorbeelden zijn Tilburg (MOED), De Bilt en Diekendamme (Duurzaam Diekendamme). VVE’s VVE’s vatten soms het plan op om samen zonnepanelen te installeren of het eigen gebouw te verduurzamen. Dat is onder de huidige regelgeving ingewikkeld en daarom biedt HIER opgewekt graag ondersteuning. Voorbeelden zijn VVE’s die gesteund worden door de gemeente Amsterdam en Wij Krijgen Kippen of Vondelparc in Utrecht. Woningcorporaties Voor corporaties geldt min of meer het zelfde. Het is qua wet- en regelgeving ingewikkeld om gezamenlijk zonnepanelen of energiebesparende maatregelen te organiseren. Corporaties hebben evenwel ook de mogelijkheid nog een stap verder te gaan, bijvoorbeeld eigen biomassaprojecten. Voorbeeld hiervan is DEVO in Veenendaal. Kijk voor een uitgebreide inventarisatie op hieropgewekt.nl/initiatieven. Hier zijn de initiatieven per provincie gerangschikt en kunt u zoeken en selecteren op een aantal criteria. Koeienmest is een bron van energie Uit de praktijk Achterhoekse gemeenten Achterhoekse energie via AGEM AGEM, de Achterhoekse duurzame energie maatschappij, is opgericht door de acht Achterhoekse gemeenten om duurzame energie initiatieven van de grond te tillen. “Lokale initiatieven zijn erg belangrijk, maar hebben soms moeite met vrijwilligers alles op de rol te krijgen. Wij ondersteunen met kennis en netwerk”, zegt directeur Guus Ydema. “En we verbinden vraag en aanbod van lokale duurzame energie door als leverancier op te treden.” “De gemeenten leveren AGEM gezamenlijk ruim 900.000 euro als startkapitaal gedurende vijf jaar. Dat is gemiddeld ruim 20.000 per gemeente per jaar. Daarvoor kunnen wij een kleine professionele organisatie runnen. Zo bieden wij hulp bij projectontwikkeling, zoals postcoderoos projecten met zonne-energie. En we zijn stroomleverancier. Nu nog via een tussenpersoon, maar we gaan voor een eigen vergunning. We zijn met vijf mensen, die in deeltijd werken, dat is gemakkelijker dan wanneer je alleen met vrijwilligers werken kunt.” 17 Tegelijkertijd zijn de lokale dorpsinitiatieven van wezenlijk belang. “Daar komen vraag en aanbod vandaan. Wij kunnen onmogelijk in 100 dorpen en buurtschappen aanwezig zijn.” Wat de belangrijkste successen en gemaakte fouten zijn? We zijn eigenlijk nog te kort bezig -net een half jaar- om ons echt te bewijzen. De eerste klantenwervingscampagne voor AGEM energie is net opgestart. We hebben nu 100 leden, maar daar zitten ook grote klanten tussen. Dat is het voordeel van deze schaal: we hebben ook iets te bieden en komen bij grotere klanten aan tafel. Met 300.000 inwoners zijn we qua grootte vergelijkbaar met een grote stad. Wat beter had gekund? Ik denk dat de organisatiestructuur iets te ingewikkeld is, dat heeft heel wat kosten opgeleverd. We zijn een coöperatie met drie BV’s. Ik denk dat constructie met aandelen zonder een coöperatie ook had gewerkt.” 4 Financiële ruimte Subsidies en leningen voor energietransitie Zonnepanelen zijn door particulieren en kleine bedrijven al zonder subsidie rendabel te plaatsen, met terugverdientijden van 8 tot 10 jaar. Op wind zit 3 cent subsidie: de laagste categorie, omdat dit bijna zonder subsidie kan. De terugverdientijd voor zonne energie is kort vanwege de salderingsregeling, dat wil zeggen dat de eigen productie mag worden verrekend met het gebruik. Voor zonne-energie op eigen dak is dit al zo, en ook voor zonnepanelen die in dezelfde postcoderoos liggen. Bij biomassa fluctueert de opbrengst (het rendement) met de kosten van de grondstof, die stevig kunnen schommelen. Langjarige contracten voor bijvoorbeeld afname van snoeihout geven enige zekerheid. Energiebesparing in de bestaande bouw betaalt zich vaak ook binnen een termijn van vijf tot tien jaar terug, maar hier ontbreekt veel kennis en de wil om iets te veranderen. Warmtenetten kunnen rendabel zijn, wanneer vraag en aanbod dichtbij elkaar liggen. Grootschaliger projecten met bodemenergie kunnen rendabel zijn, maar ook helemaal niet. Risico’s zijn groot, banken terughoudend. Bij geothermie, aardwarmte, warmte en koude opslag en warmtepompen is goede technische kennis nodig om het systeem goed te beheren. Kortom, veel projecten komen niet van de grond op basis van de oude financieringsstructuren, waarbij de gas- en stroominfrastructuur vanuit overheidswege aangelegd wordt, maar andere infrastructuur niet. Er is hulp bij nodig. Dit slaagt het best door te werken op vele fronten, zoals met én crowdfunding, én banken, én gemeente, provincie en landelijke regelingen, en eventueel Europese subsidies. Europa Zie in het kader een eerste lijst met tips, van Hezelburcht subsidie-advies. Kijk voor meer tips en informatie en een opsomming van Europese subsidies op masterclassenergietransitie.nl/reader. Ook zijn er provincies, zoals Gelderland en Overijssel, met een fonds dat tegen geringe rente risicogeld uitleent voor het op gang krijgen van duurzame energie projecten. Landelijk Ook zijn er landelijke regelingen zoals de SDE+ regelingen, die onrendabele toppen wegnemen. En er bestaan fiscale maatregelen voor ondernemers. Zie rvo.nl/subsidies-regelingen Voor particuliere woningeigenaren heeft de overheid in samenwerking met ASN Bank, Rabobank en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting een voordelige Energiebespaarlening beschikbaar gesteld: ikinvesteerslim.nl Provinciaal Gelderland heeft voor grote investeringen in energieprojecten ( > € 500.000,-) het Innovatie- en investeringsfonds Gelderland (PPM Oost). Daarnaast zijn er subsidies voor energiebesparing, hernieuwbare energie en innovatie in de Energie en milieutechnologie voor oa: haalbaarheidsonderzoeken, businesscases, hernieuwbare energieprojecten waarin burgers financieel participeren, woningisolatie met gemeenten en corporaties, hre-ketels, energiedisplays scholen, masterplannen koude-warmteopslag voor gemeenten. Meer informatie op: gelderland.my-lex.com (regels subsidieverordening vitaal gelderland, onder 5.10) Europese subsidie heeft de meeste kans als het gaat om: • Innovatieve, multidisciplinaire projecten met een voorbeeldwerking; • Hoe beter de doelstellingen van uw project (en organisatie) aansluiten bij de doel stellingen van het betreffende subsidieprogramma, hoe hoger uw slaagkans; • Een afgebakend project dat uitvoeringsgereed is, biedt de meeste kans op financiering; • Er zijn nauwelijks subsidies of fondsen beschikbaar voor projecten gericht op exploitatie of onderhoud van bepaalde zaken. Ook projecten die gericht zijn op het uitvoeren van een (wettelijk) verplichte taak zijn niet subsidiabel. Slechts wanneer een bovenwettelijke verplichting wordt uitgevoerd, behoort subsidie tot de mogelijkheden. • Informatie is te vinden op de website van het Europese financieringsprogramma Horizon2020. Dit programma heeft een looptijd van 2014 – 2020: ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en 18 Beeld: Duurzame Transportcorridor Betuwe SER Energieakkoord en VNG Ondersteuningsprogramma voor gemeenten 2014-2016 Op 6 september 2013 ondertekenden ruim 45 partijen, waaronder VNG en Klimaatverbond, het SER Energieakkoord. Daarmee ging een nieuwe periode van start waarin overheid, maatschappelijke organisaties, bedrijven en branche organisaties gezamenlijk optrekken. Een borgingscommissie komt een aantal jaar bijeen en bewaakt en stimuleert de voortgang van de gezamenlijk geformuleerde doelstellingen. Namens de decentrale overheden hebben VNG (directie) en Klimaatverbond (voorzitter) zitting in de borgingscommissie. Bezien vanuit het Energieakkoord werken decentrale overheden ook mee aan een bijdrage: • aan een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar; • aan 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020; • aan een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking (nu 4 procent) naar 14 procent in 2020; • aan een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023; • aan ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren. Op basis van het Energieakkoord heeft VNG namens en in samenwerking met gemeenten, ministeries en reeds bestaande klimaatprogramma’s (zoals de Lokale Klimaatagenda) het Ondersteuningsprogram- 19 ma Energie 2014-2016 opgesteld en gepubliceerd in maart 2014. Het ondersteuningsprogramma Energie voor gemeenten bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste: het deelprogramma gebouwde omgeving (particuliere woningeigenaren). Dit betreft een ondersteuningsstructuur voor lokale en regionale energiebesparing en opwekking in de gebouwde omgeving. Hiervoor heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken voor de periode 2014-2016 aan de VNG €15 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag wordt met name ingezet voor regionale ondersteuning en voor expertise- en competentieontwikkeling. Gemeenten zijn op dit moment druk bezig met het indienen van voorstellen om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage. Ten tweede bestaat het Ondersteuningsprogramma Energie uit het deelprogramma bedrijven, huur- en vastgoedsector, mobiliteit en duurzame energieproductie. Dit betreft de ondersteuning van gemeenten bij de overige ambities uit het Energieakkoord. Het gaat daarbij om het stimuleren en handhaven van energiebesparing bij bedrijven (Wet Milieubeheer), maatregelen ten behoeve van verduurzaming van de sociale huurvoorraad, het maatschappelijk vastgoed (oa. schoolgebouwen), openbare verlichting, mobiliteit en transport en duurzame energieopwekking. De klimaatmonitor en de duurzaamheidsmeter spelen beide een rol in de monitoring. Zie hiervoor deel 4: Communicatie. Informatie en updates zijn beschikbaar via vng.nl/energie 5 Ruimte door kennis en netwerk Programma DuurzaamDoor van RVO Nederland bevordert samenwerking Met meer mensen ontstaan meer mogelijkheden. Het is daarom verstandig regionale samenwerking te creëren, zoals al beschreven stond in het hoofdstuk over samenwerken met de energieke samenleving. Achterin deze reader staan de belangrijkste landelijke partners op een rij, en een overzicht van online community’s en scholingsmogelijkheden. Kennis en netwerken opbouwen zijn cruciaal voor energietransitie. In dit hoofdstuk een bijdrage van het kennisprogramma DuurzaamDoor, Sociale innovatie voor een groene economie van RVO Nederland. Kennisprogramma DuurzaamDoor DuurzaamDoor is een interbestuurlijk en interdepartementaal kennisprogramma. Staatssecretaris Dijksma (EZ) noemt DuurzaamDoor in de brief aan de Tweede Kamer van juni 2013; ‘de paraplu voor educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid’. DuurzaamDoor heeft als doel de ontwikkeling naar een groene, duurzame economie te helpen versnellen en om doorbraken te helpen realiseren. Centraal staan maatschappelijke vraagstukken over energie, water, biodiversiteit, grondstoffen en voedsel. DuurzaamDoor vergroot betrokkenheid en bewustwording én bevordert samenwerking en leren van elkaar, via sociaal instrumentarium: sociale innovatie voor een groene economie. In DuurzaamDoor werken “de vijf O’s“ met elkaar samen: ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en (burger)organisaties. GDO De gemeenten worden in DuurzaamDoor vertegenwoordigd door de Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO). GDO is een landelijk netwerk van gemeentebestuurders dat zich vanaf 2014 vooral richt op ondersteuning en versterking van Natuur- en Milieu Educatie (NME) - organisaties. Ruim 100 gemeenten zijn lid. Meer info: vereniginggdo.nl Samenwerking met de Provincies Ook de provincies zijn aan de slag met DuurzaamDoor. Alle provincies hebben hun aanpak beschreven in het Provinciaal Ambitie Statement (PAS). Op de website van DuurzaamDoor zijn deze ambitiedocumenten en de provinciale contactpersonen te vinden. 20 Landelijke partners van DuurzaamDoor: • Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO) • NME-Platform • IVN Nederland • Stichting Veldwerk Nederland • SME-advies en de samenwerkende NME-Diensten • MVO Nederland • Onderwijsnetwerk duurzame pabo • Onderwijsnetwerk VO ‘The Sustainable Chain Gang’ • New World Campus • NCDO • Het Groene Brein • De Groene Zaak • Groen Gelinkt In uitvoering Centraal staan de ondersteuning van regionale duurzaamheidsnetwerken en het sluiten van Kennisen Educatiedeals rond de centrale thema’s. Hiermee versterkt DuurzaamDoor de verbinding tussen de beleidsagenda’s van een aantal departementen en lokale/regionale initiatieven en maatschappelijke opgaven. Partnerschap, co-creatie en cofinanciering zijn hierbij de leidende principes. Uitvoering van de ‘deals’ leidt tot betere kennisdeling, meer groene professionaliteit, meer samenhang en opschaling van initiatieven. Dit komt ten goede aan de groene economie, de leefbaarheid en aan de concurrentiekracht van Nederland. DuurzaamDoor zet sociaal instrumentarium in DuurzaamDoor zet sociaal instrumentarium in bij organisaties en netwerken. Daarmee organiseert ze leerprocessen die bijdragen aan versnelling van de weg naar een groene, duurzame economie. Het gaat dan om kennis, vaardigheden en methodieken die leerprocessen op gang brengen en die kennisverspreiding bevorderen. Sociaal instrumentarium ondersteunt partijen bij het effectief innoveren. Het zorgt voor de omstandigheden waarin een creatieve zoektocht kan ontstaan naar innovatieve oplossingen. Duurzaamheid is immers mensenwerk en daarom is het cruciaal om van en met elkaar te leren. Waarom sociaal instrumentarium? Veel van de huidige maatschappelijke vraagstukken (klimaat, globalisering) zijn zo complex en hardnekkig, dat geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Hiërarchische beleidssturing heeft veel van haar kracht verloren, want problemen gaan over grenzen heen en de burger bedenkt zelf vaak betere oplossingen. Onze netwerksamenleving vraagt om ondersteuning bij het op gang brengen van initiatieven die gericht zijn op verduurzamen. Sociaal instrumentarium kan daar in voorzien. Voordelen van de inzet van sociaal instrumentarium t.o.v. traditionele beleidsinstrumenten: • Hogere inhoudelijke kwaliteit van voorstellen • Meer draagvlak • Snellere en (kosten)efficiëntere beleidsuitvoering • Grotere beleidseffecten De kracht van Sociale innovatie Sociale innovatie zorgt voor dynamiek, experimenteerdrift, innovatieve verdienmodellen en actieve betrokkenheid bij de publieke zaak. Nederland loopt achter op het vooruitstrevende beleid van andere landen. “Een overheid moet mensen ruimte geven innovatief te zijn. Dat betekent: nieuwe paden durven betreden, vernieuwende initiatieven een kans geven en waar nodig ondersteunen”, aldus Uri Rosenthal, voorzitter van de AWT. (persbericht 31 januari 2014, Adviesraad voor het Wetenschaps- en techniekbeleid) Aansluiting bij beleid DuurzaamDoor sluit aan op het Nederlandse Topsectorenbeleid. Onder meer door de focus op de gekozen thema’s, maar ook door het verbinden van verschillende maatschappelijke stakeholders. En Community of practice verbindt en versnelt. Beeld: DuurzaamDoor 21 door het centraal stellen van de ondernemingsgeest en het leervermogen van de energieke samenleving is er ook een duidelijke koppeling met de Groene Groeistrategie. En er is aansluiting met opgaven in Europese en mondiale verdragen rond duurzame ontwikkeling. Lokaal/regionaal spelen veelal dezelfde DuurzaamDoor thema’s (zoals water, biodiversiteit en energie), maar kent de uitwerking een meer integrale benadering. Regionale duurzaamheidsnetwerken Steeds vaker komen in onze samenleving duurzaamheidsinitiatieven tot stand door bundeling van krachten en competenties in een bepaalde regio. Overheden, burgers, ondernemers en andere partijen verenigen zich daarbij in regionale duurzaamheidsnetwerken. DuurzaamDoor richt zich op versterking en verbreding van dergelijke regionale netwerken. Bij ondersteuning van regionale netwerken door DuurzaamDoor gaat het steeds om maatwerk. Er vindt altijd afstemming plaats met de trekkers van het netwerk en met lokale en regionale overheden (DuurzaamDoor is immers een interbestuurlijk programma). Mogelijke vormen van ondersteuning zijn: de inzet van sociaal instrumentarium, verbinden van netwerken, een koppeling realiseren met landelijke netwerken of expertisecentra, competentieontwikkeling, kennisinstrumenten als GroenGelinkt op maat inzetten. Echter, DuurzaamDoor kent geen projectsubsidies. DuurzaamDoor organiseert zelf geen regionale netwerken, maar richt zich op de energie die er al in de regio is. DUURZAAMDOOR IN DE PRAKTIJK Regionale netwerken in de Zuidwestelijke Delta In West-Brabant en Zeeland opereert de Strategic Board Delta Region: een ‘klassieke gouden driehoek’ waarin overheden, ondernemers en (in dit geval hoger) onderwijs met elkaar samenwerken om de regio economisch vitaal en duurzaam te maken. Economische speerpunten zijn logistiek, maintenance en agro-food/ bio-based. Onderliggend uitgangspunt is om zoveel mogelijk kringlopen te sluiten (circulaire economie). daartoe langdurig geïnvesteerd in het versterken van de ‘energieke samenleving’. Waarbij burgers, maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen en bedrijven zelf het initiatief nemen om hun eigen woon-, werk- en leefomgeving vorm te geven. In dezelfde regio is er ook het netwerk Waterpoort: een samenwerkingsverband van een 20-tal partijen, waaronder gemeenten, provincies (Brabant, Zeeland, Zuid-Holland), waterschappen, MKB en maatschappelijke organisaties rond Zoommeer-Volkerak. Het doel van dit netwerk is om de vitaliteit en leefbaarheid van het gebied te versterken door (kleinschalige) bedrijvigheid te stimuleren op gebieden als zilte teelt, watersport en recreatie, toerisme, kleinschalige energieopwekking etc. In de gemeenteraad van Lochem werd daartoe door alle raadsfracties een nieuw beleidsdocument aangenomen, die de nieuwe rol expliciteert en het College opdracht geeft dit te realiseren. Een andere rol van de overheid betekent echter ook dat ‘overheidsdienaren’ zich anders moeten opstellen en andere competenties moeten ontwikkelen. In voorkomende gevallen kan dat personele consequenties met zich meebrengen. Ondersteuning Regionale netwerken komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze: • gebruik maken van sociaal instrumentarium • zich actief richten op ondersteuning van maatschappelijk initiatief • al een basis hebben gelegd met het netwerk • werken op het snijvlak van landelijk en regionaal beleid; • de 5 O’s verbinden of daartoe de potentie hebben • werken met meerdere duurzaamheidsthema’s en • aanhaken bij procesthema’s van het programma • een natuurlijke geografische begrenzing hebben Beide netwerken opereren echter los van elkaar. DuurzaamDoor neemt initiatieven om deze (en andere) netwerken met elkaar te verbinden en wederzijds vruchtbaar te maken, kennisontwikkeling en –deling te versterken (intern, maar ook van binnen naar buiten en vice versa) en de netwerken te verbreden door maatschappelijke organisaties en de gehele onderwijskolom te betrekken. Wat dit laatste betreft: op korte termijn is de focus vaak gericht op betrokkenheid van het hoger en wetenschappelijk onderwijs/onderzoeksinstellingen, op de lange termijn is betrokkenheid van de gehele onderwijskolom noodzakelijk. Gemeente Lochem als voorbeeld De gemeente Lochem mag je gerust een koploper noemen waar het de lokale ontwikkeling van duurzaamheid betreft. Het College van B&W heeft 22 Waar de klassieke overheid zelf beleid formuleert, uitvoert en sanctioneert, is de rol van de lokale overheid in de nieuwe situatie in toenemende mate gericht op ondersteunen, faciliteren en regisseren van deze initiatieven. DuurzaamDoor heeft de afdeling Bestuurskunde van de Technische Universiteit Twente gevraagd de ontwikkelingen in Lochem te onderzoeken. Hoe heeft dit proces zich tot nu toe heeft voltrokken? Wat waren/zijn de succes- en faalfactoren? Hoe permanent is deze ontwikkeling? Welke instrumenten zijn ingezet? De kennis en ervaring die in Lochem is opgedaan wordt beschreven en komt daarmee beschikbaar voor andere lokale overheden en studenten op de opleiding Bestuurskunde. GroenGelinkt ‘’Welk educatief aanbod op welk moment het beste past is iets dat alleen scholen, naschoolse opvang, leerlingen en ouders zelf kunnen bepalen. Wat aanbieders van natuur en milieu educatie kunnen doen is hen helpen passende keuzes te maken. Voorwaarde is een overzichtelijk en inzichtelijk informatiesysteem.” Dit biedt GroenGelinkt. GroenGelinkt is een onderdeel van het Programma DuurzaamDoor van RVO.nl. Meer informatie: groengelinkt.nl Meer informatie Meer informatie over het kennisprogramma DuurzaamDoor kunt u vinden op duurzaamdoor.nl 6 Ruimte door wet- en regelgeving Wet Milieubeheer helpt gemeenten en bedrijven bij energiebesparing Energiebesparing: wat is het? Energiebesparing is stap 1 in de Trias Energetica. U kunt energiebesparing stimuleren door middel van subsidies of revolverende fondsen, het goede voorbeeld te geven door uw gemeentehuis en –werken energie-efficient in te richten en door uitvoering te geven aan de energiebesparingsbepaling van de Wet Milieubeheer. Veel gemeenten bewandelen een stimulerend en toezichthoudend spoor en behalen daar goede resultaten mee. Uit onderzoek blijkt echter dat er nog veel potentieel te benutten is. In de doorrekening van het SER Energie-akkoord blijkt er 4-36 PJ te realiseren door middel van toezicht op de energiebesparingsbepaling. Wat levert het op? Het realiseren van deze PJ besparingen is goed voor het klimaat, maar ook goed voor de lokale groene economie. Venlo heeft bijvoorbeeld door laten rekenen dat de investeringen in de lokale groene economie zich dik terugverdienen. Als er geen energiebeleid gevoerd zou worden, zouden de energiekosten voor de regio tot en met 2030 oplopen tot 6 miljard euro. Met actief energiebeleid komen de kosten uit op 3 miljard. Investeringskosten: 1,5 miljard. Er wordt dus niet alleen flink bespaard op die energiekosten, maar van de investeringen die er plaats vinden, komt een groot deel in de lokale economie terecht: groene groei in de regio. Wat staat er in het Activiteitenbesluit art 2.15? In artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit1 is de wettelijke plicht voor een ondernemer vastgelegd om alle energiebesparende maatregelen te realiseren die zich binnen 5 jaar terugverdienen. In eerste instantie moet een ondernemer zelfstandig aan de slag gaan met het realiseren van energiebesparende maatregelen in de bedrijfsvoering (zelfredzaamheid). Door stimulering van een actief toezicht op het naleefgedrag van ondernemers, kan het bevoegd gezag een bijdrage leveren aan energie-efficiëntieverbetering bij bedrijven. 23 Om welke bedrijven en maatregelen gaat het? Deze wettelijke plicht is alleen van toepassing als aan de onderstaande toetsingscriteria wordt voldaan: • een minimaal jaarlijks elektriciteitsverbruik van 50 000 kWh; of • een minimaal jaarlijks verbruik van 25000 m3 aan aardgasequivalenten aan brandstoffen • een terugverdientijd van vijf jaar (of minder) per energiebesparende maatregel Op grond van artikel 2.15 zijn drie typen energiegebruikers te onderscheiden: - Kleingebruikers, bijvoorbeeld een café of een kleine winkel - Middelgrote gebruikers, bijvoorbeeld super markten en zorginstellingen - Grootgebruikers bijvoorbeeld een tuinderij of groot kantoor Fernwärme Wien brengt warmte vanuit een afvalverbrander in Spittelau naar de stad Wenen. Ontwerp van Hundertwasser. Voorbeeld van verduurzaming warmtevoorziening. Foto: Tjitske Ypma Afhankelijk van de grootte van de bedrijven gaat het dan over de volgende maatregelen Meerjaren Energie-efficiency overeenkomsten (MJA’s) tussen bedrijven en overheden. Stimuleren van energiebesparing door kleingebruikers te wijzen op relevante (generieke) energiebesparende maatregelen. Het door de grootverbruikers laten doen van onderzoek en opstellen van een plan van aanpak gericht op energiebesparing en het desnoods afdwingen dat dat onderzoek wordt gedaan of het plan wordt uitgevoerd. Het met behulp van landelijk vastgestelde maatregelenlijsten per branche bevorderen en desnoods afdwingen dat bedrijven maatregelen treffen. In het SER energieakkoord is afgesproken dat er nieuwe, erkende maatregellijsten komen per branche, in overleg met de branche. De eerste lichting is bijna afgerond en zal in de zomer van 2015 inwerkingtre- er naar de uitvoering te vereenvoudigen (o.a. met de genoemde maatregelenlijsten en opleidingen), maar we zullen vooral insteken op de bereidheid bij bevoegd gezag om in de (milieu)jaarprogramma’s en/ of de werkafspraken tussen gemeenten en regionale uitvoeringsdiensten, tijd te reserveren voor deze belangrijke taak. Het Rijk biedt ook de mogelijkheid om een eenmalige financiële bijdrage te verkrijgen en daarmee de opstart van deze (voor velen) nieuwe prioriteit in het werkpakket mogelijk te maken (bijvoorbeeld in de vorm van een Green Deal). Fernwärme Wien. Foto: Tjitske Ypma den. De komende tijd zullen de nieuwe lijsten getest worden en van een handleiding worden voorzien, in samenwerking met bevoegd gezag. Ook wordt er een opleidingsmodule ontwikkeld voor toezichthouders om met de nieuwe lijsten en regelgeving aan de slag te gaan. De milieuinspecteur zou daarbij in eerste instantie een stimulerende en adviserende rol kunnen vervullen: de milieuinspecteur als energieambassadeur. Wat is de eerste stap? De eerste stap is het dat de Regionale Uitvoeringsdienst in overleg met de opdrachtgevers bepaalt hoe en waarop men de komende jaren haar activiteiten gaat richten en dat daarvoor capaciteit ter beschikking zal worden gesteld. Het rijk zal hiertoe – indien gewenst - ondersteuning bieden. Hoe ziet het vervolgtraject eruit? Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben de handen ineengeslagen om gemeenten behulpzaam te zijn bij de uitvoering van het SER Energieakkoord. In de tweede helft van 2014 zal in veel bijeenkomsten voor en gesprekken met bestuurders en RUD’s verteld worden over de mogelijkheden en het belang van energiebesparing bij bedrijven door middel van stimulering, toezicht en handhaving. We streven 24 Hoe kan ik bedrijven helpen? Bedrijven hebben energiebesparing meestal niet als prioriteit. Toch kan er veel geld mee bespaard worden, structureel. Het is zaak dat bedrijven daarvan bewust worden gemaakt, meestal door het inzichtelijk maken van de kansen die er liggen en het financiële voordeel wat behaald kan worden. Hoe eerder een investering zich terugverdient, hoe eerder men bereid is tot het nemen van maatregelen. U kunt bedrijven in uw regio stimuleren inzicht te krijgen in de winst die te behalen valt met het nemen van energiebesparende maatregelen. Dat zijn directe besparingen, en belastingvoordelen zoals met EIA en VAMIL. Ook kunnen bedrijven en branche-organisaties aanspraak maken op begeleiding vanuit RVO, via de programma’s MJA3/MEE (via rvo.nl/subsidies-regelingen/deelnemen-mja3/mee). De omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid maakte een filmpje van adviserend toezicht op energiebesparing bij een school: youtube.com/watch?v=62AzrnatlO0 Tot slot Meer informatie over het energieverbruik in uw regio kunt u vinden op: klimaatmonitor.databank.nl Meer informatie over energiebesparing bij bedrijven kunt u vinden op de website van het Kenniscentrum Info: infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/praktijkvoorbeelden wetten.overheid.nl/BWBR0022762/ Contactpersoon bij Ministerie van I&M is Stef Strik: [email protected], 06 52 09 68 86 Contactpersoon bij VNG: Programmateam energie, Lian Merkx, [email protected] 7 Ruimte door duurzaam in te kopen Duurzame infrastructuur: hoe pak je dat aan? Het Rijk heeft, net als provincies, gemeenten en waterschappen onder meer voor de Spoor- en GWW-sector ingezet op duurzaam inkopen. Het is nu aan opdrachtgevers en de markt om samen na te denken over het aanbestedingsproces op het gebied van duurzaamheid en hier handen en voeten aan te geven. Ze hebben hun krachten gebundeld in het Samenwerkingsverband Duurzaam GWW en een uniforme werkwijze ontwikkeld: de Aanpak Duurzaam GWW: een uniforme aanpak voor een eenduidige marktbenadering. De Aanpak Duurzaam GWW is een praktische werkwijze om duurzaamheid in GWW-projecten concreet te maken. Maar wel zonder vooraf generiek voor te schrijven wat de duurzaamheidseisen zijn. De Aanpak wil juist per project de kansen op duurzaamheidswinst maximaal benutten. Met deze werkwijze kan een projectorganisatie (opdrachtgevers/ingenieursbureaus) in elk stadium van een project een stappenplan volgen en daarmee duurzame ambities formuleren, vastleggen en doorgeven naar de volgende projectfase. Door duurzaamheid zo vroeg mogelijk in het project te borgen, worden de kansen optimaal benut. Dit gebeurt via het Ambitieweb, waarmee de ambities op de belangrijkste GWW-thema’s beeldend worden weergegeven (zie figuur 1). Figuur 1: Het ambitieweb biedt een kapstok om gedurende alle fases van het bouwproces de ambities op bepaalde thema’s (bijv. energie, materialen etc.) goed voor ogen te blijven houden. 25 • Ambitieniveau 1: Inzicht in duurzaamheidsbelasting op deze thema’s en/of minimaal duurzaamheidsniveau is behaald (oa. de 100% duurzaam inkopencriteria van de overheid); • Ambitieniveau 2: Significante verbetering is bereikt op dit thema; • Ambitieniveau 3: Toegevoegde waarde: De belasting op mens/milieu is nihil, of er wordt zelfs een positieve bijdrage geleverd (bv. energieneutraal of energieleverend, C2C). Structurele Aanpak via het stappenplan De Aanpak draait om ambities formuleren, afwegen, concreet maken, uitvoeren en doorgeven naar de volgende projectfase. Om dit gestructureerd en consequent te doen is een stappenplan ontwikkeld (zie figuur 2). Er is gekozen voor een aanpak die op alle fases in een aanbestedingsproces aangrijpt en die ruimte biedt aan duurzame innovatie. Uitgangspunt hierbij is het meewegen van de duurzaamheidsaspecten van de hele levenscyclus van een werk. Of het nu gaat om een innovatief aanbestedingstraject of een meer traditioneel bestek, de werkwijze is toepasbaar voor alle aanbestedingsmethoden. Belangrijke gezamenlijk geformuleerde uitgangspunten in de Aanpak zijn: • Het zo vroeg mogelijk in het project starten met de Aanpak Duurzaam GWW, liefst al in het stadium van integrale gebiedsontwikkeling. In de planfase liggen immers de grootste duurzaamheidskansen; • Per project te focussen op de duurzaamheidsthema’s waar de meeste duurzaamheidswinst te behalen is; • Ruimte creëren voor innovaties door zoveel mogelijk oplossingsvrij te specificeren. En dat niet alleen voor opdrachtnemers, maar ook in het eigen ontwerpproces. Zo krijgen markt en innovaties meer kans; • Gebruik maken van een gezamenlijk instrumentarium zoals DuboCalc, CO2-Prestatieladder en Omgevingswijzer. Dit om duurzaamheid op consistente wijze te kunnen meten, toetsen en borgen. Wat levert werken met de Aanpak Duurzaam GWW u op? • u krijgt praktische handvatten om duurzaamheid op een weloverwogen manier een plek te geven in projecten; • u kunt per project eigen duurzaamheidsambities formuleren en aansluiten bij de ambities van de eigen organisatie; • u weet dat de markt op deze Aanpak anticipeert en voorstellen doet; • u kunt gebruik maken van kennis en ervaringen bij andere GWW projecten; • u draagt bij aan een duurzame samenleving. Waarom een Aanpak Duurzaam GWW? Als opdrachtgevers en -nemers ondersteunt het samenwerkingsverband Duurzaam GWW de ambitie van de rijksoverheid om 100% duurzaam in te kopen. De inkoopcriteria* die in het verleden hiertoe zijn ontwikkeld, hebben dus ook een plek in de Aanpak Duurzaam GWW (zie ambitieweb niveau 1). Maar het samenwerkingsverband wil daarnaast een betere aansluiting op functioneel aanbesteden met oplossingsvrije criteria en meer ambitie inbrengen in duurzaamheid in de GWW-sector in het algemeen. Naast de Aanpak, werkt het samenwerkingsverband Duurzaam GWW ook aan een gezamenlijke langetermijnvisie: wat kan de sector bijdragen aan een duurzame samenleving in 2040, welke innovatieprojecten hebben prioriteit, en welke ambities stelt de sector zichzelf? Green Deal Duurzaam GWW Op zowel 10 juni 2013 als op 10 februari 2014 is de Green Deal Duurzaam GWW ondertekend. Meer duurzame innovatie, meer energiebesparing en meer doen met minder budget in de GWW-sector. Dat willen deelnemende partijen aan de Green Deal ‘Duurzaam GWW’ bereiken. De Green Deal moet zorgen voor een versnelde verduurzaming van de spoor-, grond-, weg- en waterbouwsector. Met de Green Deal ‘Duurzaam GWW’ willen deelnemende partijen 26 zorgen dat de aanpak breed geïmplementeerd wordt in de GWW-sector en de verduurzaming versnellen. Hoewel iedere deelnemer eigen doelstellingen heeft binnen de Green Deal, gaat er een groot gevoel van saamhorigheid van uit. Partijen zijn partners, willen met elkaar meedenken, kennis delen en gezamenlijk duurzaamheid op de kaart zetten. Dat biedt mensen de ruimte om vanuit eigen drijfveren aan de slag te gaan, in plaats van aan verplichtingen voldoen. Wat houdt de deal in? Naast de eigen doelstellingen zijn de volgende gezamenlijke doelstellingen afgesproken. ‘Doen’: Partijen gaan in 2013 tot en met 2015 een gecontroleerde, praktijkgerichte implementatie laten plaatsvinden bij Partijen of bij de leden van Partijen; ‘Verbreden toepassing’: Partijen zorgen ervoor dat in 2015 het merendeel van de partijen in de GWW-sector op de hoogte is van de ‘Aanpak Duurzaam GWW’ en het nut van de toepassing ervan. ‘Ontwikkelen’: Partijen gaan de ‘Aanpak Duurzaam GWW’ doorontwikkelen, concretiseren en werkbaar houden / maken voor de gehele GWW-sector. Gezamenlijk wordt het volgende gerealiseerd in 2013: •Alle opdrachtgevende partijen tezamen minimaal 34 projecten met (onderdelen van de) Aanpak Duurzaam GWW + 3 boegbeeldprojecten Rijk •In 2015: alle Rijksopdrachtgevers in de GWW samen: bij 30 of 50% van de opdrachten Aanpak toegepast •Opdrachtnemers: via koepels allemaal stimuleren toepassen van de Aanpak, kennis uitwisseling, CoP,s, Building Changes, etc etc samen goed voor meer dan 90 % van de GWW bouwketen •40% van opdrachtgevers in volume gaat er nu meteen mee aan de gang, doel van de green deal dus de andere 60% zsm te betrekken zodat effect echt 100% duurzaam is Betrokken partijen De volgende partijen hebben de Green Deal Duurzaam GWW op 10 juni 2013 ondertekend: Aannemersfederatie Nederland, Bouwend Nederland, Stichting CROW, FME-CWM, Gemeente Molenwaard, Gemeente Rotterdam, Koninklijke Metaalunie, Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed, Ministerie van Economische Zaken/Dienst Landelijk Gebied, Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Rijkswaterstaat, MKB Infra, NLingenieurs, Nederlands Verbond Toelevering Bouw (NVTB), ProRail, Provincie Gelderland, Provincie Overijssel, Provincie Utrecht, Railforum Nederland, Stichting SBRCURnet, Uneto-VNI en de Unie van Waterschappen. De Green Deal is op 10 februari 2014 door de volgende partijen ondertekend: provincie Zuid-Holland, provincie Noord-Holland, provincie Zeeland, provincie Flevoland, provincie Drenthe, provincie Groningen, TNO en de Vereniging van Waterbouwers Partijen die geïnteresseerd zijn kunnen zich te allen tijde aansluiten. Ook u kunt meedoen met Duurzaam GWW. U kunt hiervoor contact opnemen met het Samenwerkingsverband via [email protected]. Voor meer informatie: Samenwerkingsverband Duurzaam GWW duurzaamgww.nl [email protected] Bij aanleg infrastructuur zijn veel kansen voor duurzaamheid door slimme combinaties te maken en door partijen er in een vroeg stadium bij te betrekken. Foto: Tjitske Ypma 27 Uit de praktijk Nieuw-Lekkerland Duurzame aanpak infrastructuur in Nieuw-Lekkerland In de Venuslaan en aanliggende straten in Nieuw-Lekkerland was het rioolstelsel nodig toe aan vervanging. Door zettingen was de woonwijk maar liefst ca. 80 cm gezakt ten opzichte van het aanlegniveau. Die zettingen hadden tevens negatieve effecten op de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de wijk. Maar er speelde meer. Zo was de inrichting van het woongebied niet Duurzaam Veilig, aan het einde van zijn levensduur en waren er parkeerproblemen. Verder paste de staat van het groen niet meer bij de beeldkwaliteit en de onderhoudsintensiteit die de gemeente voor ogen heeft. Het vervangen van het riool was een prima mogelijkheid om het gebied grondig te reconstrueren en te optimaliseren. De Aanpak De gemeente Molenwaard, waartoe Nieuw-Lekkerland behoort, heeft burgerparticipatie hoog in het vaandel staan. Aangezien dit project een zeer grote impact heeft op de leefomgeving, zijn de bewoners en andere belanghebbenden direct betrokken bij het bepalen van de ambities en het maken van het ontwerp. De methode Duurzaam GWW combineerde de verschillende behoeftes en gaf handvatten voor de inzichtelijke en bewuste afwegingen. Duurzaam GWW begon daarom met het hoogste Hulpmiddelen De Omgevingswijzer en het Ambitieweb Voordelen door De Aanpak • De Omgevingswijzer geeft een goed overzicht van het beleid over alle relevante beleidsthema’s heen; Beeld Duurzaam GWW Niels van Amstel, regiomanager bij Megaborn: ‘Al met al was de reconstructie complex. Dat vergde een aanpak waarbij het beleid en de behoeften per system met elkaar in lijn gebracht moesten worden voor een integrale aanpak. Het fijne aan Duurzaam GWW is dat die al die behoeftes combineert en het dus complex maakt, maar aan de andere kant weer de handvatten geeft voor inzichtelijke en bewuste afwegingen en stappen voor het vervolg.’ abstractieniveau, namelijk de visie op de wijk. Wat verwacht men van de verkeersaanpak en het leven in de wijk? Een niveau lager is dan de beschouwing van de riolering, de weginrichting en de groeninrichting. 28 Op die manier zijn alle betrokkenen meegenomen in het stramien van beleid, uitgangspunten, randvoorwaarden, behoeften, oplossingsruimte en keuzes. Een klankbordgroep, bestaande uit bewoners, vertegenwoordigers van Huurdersvereniging Nieuw-Lekkerland en Woningbouwvereniging Nieuw-Lekkerland, fungeerde daarbij als luisterend oor, gaf aan wat er leefde in de wijk en hield hierbij goed de samenlevingsverbanden in de gaten. • Het Ambitieweb ondersteunt de betrokkenen om een beeld te vormen wat als belangrijk wordt ervaren en focus aan te brengen. Bewoners kunnen daardoor gerichter meepraten en aangeven waar zij de ambitie naar boven wilden bijstellen; • Door de integrale benadering van de Aanpak en de ruimtelijke begrenzing van het project zijn de min of meer losstaande problemen met elkaar verbonden; • Verbeterde leefomgeving voor de bewoners; • Optimale balans tussen parkeergelegenheid, groen en veiligheid; • Een onderhoudsvrij, hygiënisch en duurzaam system; • Bewonersparticipatie waardoor zij tevreden zijn over de herinrichting en hun inspraak hierin. 8 Fysieke ruimte Waterschappen: benut de ruimte Ruimte is op twee manieren een belangrijke factor in energietransitie. Ten eerste is het belangrijk ruimtelijk te kijken: waar is vraag naar bijvoorbeeld warmte en is er ergens restwarmte? Waar komt snoeihout vandaan, waar kan het worden gebruikt? Hoe vang je de meeste zonne-energie met een zonnepaneel? Kijk naar zonatlas. En waar is goed wind om te zetten in energie, en kunnen elektrische auto’s erop rijden? bestaande infrastructuur en de aanwezigheid van bedrijven. Het vraagt om een helikopterview om de kansen voor duurzame energie te zien en te herkennen. “De gemeente is als gebiedsregisseur bij uitstek geschikt om deze helikopterview te ontwikkelen. En om de relevante partijen met elkaar te verbinden en de kansen ook daadwerkelijk te verzilveren”, vindt Lazaroms. Hiervoor zijn verschillende tools ontwikkeld. Er is een warmtekaart, een energieatlas, een zonatlas. Het zijn fantastische hulpmiddelen, om samen met bewoners en gebruikers van de ruimte de mogelijkheden te ontdekken. Rafael Lazaroms van de Unie van Waterschappen: “Ga bijeen zitten rond een kaart, en pak een stel prikkers. Zet een prikker op iedere plek waar iets mee kan, en start vervolgens het gesprek.” Eén van die relevante partijen is het waterschap in uw gebied. De waterschappen beschikken over veel biomassa en terreinen. Zij zijn zelf ook uitvoerder van bedrijfsmatige processen (afvalwaterzuivering). De waterschappen zijn zowat de grootste producent van biogas. Dit is alleen niet zichtbaar, omdat het merendeel daarvan tot nu toe nog zelf wordt gebruikt voor het zuiveringsproces. De biogasproductie wordt de komende jaren flink opgeschroefd. Daarnaast verkennen de waterschappen de mogelijkheden om andere duurzame energiebronnen toe te passen, zoals wind- en zonne-energie, warmteterug- De mogelijkheden voor lokale duurzame energie zijn sterk verbonden met de mogelijkheden van de Uit: Visiebrochure - Routekaart afvalwaterketen 29 Kansenkaart Afvalwaterketen winning en waterkracht. Waarom vinden de waterschappen dit zo belangrijk? 1 Klimaatverandering wordt steeds meer zichtbaar en voelbaar Waterschappen hebben in hun dagelijks werk veel last van de klimaatverandering. Dijken moeten worden versterkt en watersystemen robuust gemaakt om Nederland veilig en leefbaar te houden. Wateroverlast ligt op de loer, ook in het stedelijk gebied. De waterschappen willen daarom ook maatregelen nemen om de (eigen) uitstoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken. Dit is een gemeenschappelijke basis voor samenwerking met de gemeente aan lokaal klimaatbeleid. 2 Waterschap als producent van duurzame energie De Unie van Waterschappen heeft vorig jaar samen met het Klimaatverbond en de VNG het Energieakkoord ondertekend. De waterschappen hebben getekend voor scherpe ambities: 40% van het energieverbruik wordt in 2020 zelf duurzaam geproduceerd. Overschotten worden bij voorkeur lokaal ingezet en geleverd aan gemeenten en bedrijven. 3 Duurzaam is niet duur Uit vele voorbeelden blijkt dat duurzaamheid goed samen kan gaan met kostenefficiency. Veel projecten verdienen zich na enige tijd terug, welk voordeel weer ten goede komt aan de burger (via de belastingen). Bij samenwerking tussen waterschap en gemeente kunnen kosten en voordelen worden gedeeld. 1 + 1 wordt dan 3. Er wordt in het kader van het Bestuursakkoord Water al intensief samengewerkt om de kostenefficiency te vergroten, maar de kansen voor duurzame energie en besparing zijn tot nu toe nog wat onderbelicht 30 gebleven. Wist u dat 60 PJ energie aan warmte eenvoudigweg verdwijnt via het afvalwater in riolering en oppervlaktewater? Dit is evenveel als het elektriciteitsverbruik van bijna anderhalf miljoen huishoudens. Deze warmte kan via warmtewisselaars in de badkamer, in de riolering of op de rioolwaterzuivering worden hergebruikt, bijvoorbeeld voor woonwijken, kantoren of zwembaden. Er zijn veel mogelijkheden de energie uit rioolwater beter te benutten, zie ook hoofdstuk biomassa. Deze en vele andere kansen zijn opgenomen in de Kansenkaart Afvalwaterketen. Zie voor meer informatie over deze voorbeelden samenwerkenaanwater.nl of uvw.nl voor de visiebrochure en andere mooie projecten. Samenwerking met burgercoöperaties voor zonneweiden Een aantal waterschappen onderzoekt mogelijkheden om terreinen ter beschikking te stellen aan burgercoöperaties voor de plaatsing van zonnepanelen. Daarbij wordt gedacht aan rioolwaterzuiveringen, waterbergingsterreinen en (slaper)dijken. Deze mogelijkheid is sterk afhankelijk van de fiscale salderingsregeling die in het Energieakkoord is overeengekomen. De Unie van Waterschappen, het Klimaatverbond en Triodosbank onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor toepassing van deze fiscale regeling. Medio dit jaar zal een onderzoeksrapport ter beschikking komen. Er zitten nogal wat haken en ogen aan de fiscale regeling en postcode-roos pakt niet overal goed uit. Desalniettemin lijken er onder omstandigheden kansen te zijn. Afstemming en samenwerking met de gemeente zijn bij deze initiatieven wenselijk. Dus: nieuwe wethouder, kom kennismaken bij uw lokale waterschap en bespreek de mogelijkheden! De Routekaart afvalwaterketen 2030 van VNG en Unie van Waterschappen bevat inspirerende voorbeelden voor energietransitie.12 kansen uitgelicht. 31 32 Uit: Kansenkaart afvalwaterketen van Unie van Waterschappen 33 DEEL 2 Energiebronnen Er zijn verschillende vormen van duurzame energie. Zon, wind, biomassa, waterkracht, aardwarmte en waterkracht. De verschillende vormen hebben ieder hun eigen voor- en nadelen, maar uiteindelijk hebben we ze allemaal nodig om zonder fossiele brandstoffen en met behoud van welvaart te kunnen leven. Zie ook masterclassenergietransitie.nl. 1 Windenergie: veel voor weinig Steeds meer burgercoöperaties enthousiast Naar Deens voorbeeld beginnen ook in Nederland steeds meer burgercollectieven warm te lopen voor windmolens. In Nederland zijn tientallen windcoöperaties van burgers actief. Ze investeren samen in windmolens, en nemen hier de stroom van af. Dat gebeurt nu nog tegen een normaal tarief van 22 cent per kilowattuur (Windvogel). Met een salderingsregeling (zie hoofdstuk samenwerken met lokale energiecoöperaties) en zonder subsidie zou dit 5 cent goedkoper kunnen zijn. Maar de financiën zijn bij wind niet het grootste struikelblok. Veel mensen vinden windmolens horizonvervuiling. Uit onderzoek blijkt dat mensen een windmolen minder lelijk vinden als die van henzelf is. Dat is ook de ervaring van Rescoop, een organisatie uit België die lokale energiecoöperaties in WestEuropa bijstaat. Siward Zomer: “Een windpark is 34 goed voor de gemeenschap, zeker wanneer het door de eigen burgers op een coöperatieve manier ontwikkeld wordt, levert het een positieve maatschappelijke en economische ontwikkeling op.Voorbeelden zijn Meerwind in de Haarlemmermeer en Coöperatie Windenergie Waterland in Marken.” “Windmolens ziet de Nederlander niet graag. Tenzij hij mede-eigenaar is.” 12-04-2014 de Volkskrant De provincie Gelderland probeert ook bottom up te werken: gemeenten zijn gevraagd om locaties, die vervolgens in de windvisie zijn neergelegd. In ontwerpateliers wordt er op regioniveau gekeken waar windenergie het best past in een gebied. De windvisie Gelderland is te lezen op gelderland.nl/windvisie 35 2 Zonne-energie Zonnepanelen: Goud op je dak! Eindelijk iets dat je zelf kunt doen, energie uit zonoogsten van je eigen dak. Tenminste als je een eigen dak hebt, dat gunstig ligt ten opzichte van de zon. Nederland zit in een stijgende lijn wat betreft de aanschaf van zonnepanelen door particulieren en wat betreft grootschaliger zonne-energie projecten op grotere daken of braakliggende stukken land. In 2013 is de hoeveelheid opgestelde zonnepanelen in Nederland verdubbeld ten opzichte van 2012, terwijl 2012 ook al een verdubbeling te zien gaf ten opzichte van 2011. Vorig jaar was er voor 665 megawatt aan vermogen. In 2012 was dit nog 365 megawatt. Dit blijkt uit cijfers van de Nederlandse netbeheerders. Die explosieve groei komt niet uit de lucht vallen. Sinds enkele jaren is het voor particulieren en sommige bedrijven goedkoper om met zonnepanelen op het dak energie op te wekken, dan om stroom van het net te kopen. Zonnestroominstallaties hebben een rendement (“return on investment”) van 8 – 11%. “De maatschappelijke acceptatie van zonnepanelen is merkbaar toegenomen. Ze beginnen normaal te worden.” Gerard van Amerongen van branchevereniging Holland Solar - 26-04-2014 de Volkskrant Er is een golf aan initiatieven ontstaan waarbij consumenten alleen of gezamenlijk zonnepanelen kunnen aanschaffen. En er is steeds meer onafhankelijke informatie op maat beschikbaar over de zonne-energiepotentie van daken op websites zoals Zonatlas.nl, Zonnekaart.com en Zonnepanelencalculator.nl. De zonPV installatiebranche speelt daarop in. Momenteel is er keuze uit zo’n 80 verschillende typen zonnepanelen. Ook de samenleving springt er op in en organiseert zich in een rap tempo in coöperaties die als collectief zonne-energie projecten organiseren. Klimaatverbond voelde in 2011 deze ontwikkelingen aan en maakt een vertaalslag van het Duitse Solar Potenzialkataster naar de Nederlandse Zonatlas. De Zonatlas was uniek, omdat de geschiktheid voor ZonPV van alle daken in een gemeente nauwkeurig zichtbaar worden door gebruik van Hoogtekaart gegevens van Rijkswaterstaat (AHN2), kadastrale gegevens, historische weerdata en lijsten van monumentale gebouwen. Dat was fundamenteel verschillend van de online kaarten die op basis van google maps inschattingen waren gemaakt. Gemeente Arnhem, Tiel en Eindhoven schaften hun eigen Zonatlas aan en starten de campagne ‘Goud op je dak’ met ondersteuning van Klimaatverbond. Daarna volgde provincie Gelderland met 56 gemeenten. Woningstichting Sint Joseph in Boxtel plaatst zonnepanelen. Bekostigd door huurverhoging, maar met lagere maandlasten tot gevolg. Foto: PDK Foto 36 Komende zomer beschikt bijna iedere Nederlander over een online zonne-energie instrument om te kunnen bekijken of zonnepanelen renderen. Als dat Arnhem Op Zonatlas is te zien welke daken geschikt zijn voor zonnepanelen. Groen is geschikt, rood is niet geschikt. het geval is, biedt een uitdraai van de eigen situatie houvast voor het opvragen en beoordelen van offertes voor aanschaf en installatie. Andersom maken installateurs gebruik van de Zonatlas of Zonnekaart om de installatie precies op maat te installeren en hun eigen offerte te voorzien van onafhankelijke informatie. Het recentelijk verschenen artikel in het magazine Eigen Huis bevestigt een mooie ontwikkeling: starters op de woningmarkt zullen een huis met zonnepanelen interessant vinden. Het verlaagt immers structureel de maandlasten. Dat is lucratief gezien alle smartphones, tablets, laptops, die dag in dag uit in het stopcontact worden opgeladen. De rol van gemeenten is cruciaal. Niet alleen bieden zij hun inwoners en bedrijven een zonne-energie instrument aan. Zij kunnen ook het buurman-buurman effect aanjagen door mooie voorbeelden uit te lichten. Periodieke terugkoppeling bieden over de groei van zonne-energie in hun gemeente. Daarnaast beschikken gemeenten over de mogelijkheid om duurzaamheidsleningen aan te bieden of zelf subsidies te verstrekken op de aanschaf van zonnepanelen. Dit is steeds minder nodig omdat terugverdientijden al onder de ten jaar liggen. De laatste ontwikkeling sluit aan op het ontwikkelen van de arbeidsmarkt. Gemeenten bieden samen met Klimaatverbond workshops aan om aannemers en installateurs op te leiden. Meer informatie zonatlas.nl/gelderland, [email protected] en de toolkit ‘met de Buurt’ is hier gratis te downloaden: zonatlas. nl/gelderland/start/downloads Het totaal aantal geïnstalleerde zonnepanelen in Nederland komt dit jaar waarschijnlijk op 5 miljoen, verdeeld over 180 duizend woningen, bedrijven en andere locaties. Samen leveren ze een half procent van het stroomgebruik van alle Nederlandse bedrijven en huishoudens. Bron: 26-04-2014 de Volkskrant 37 3 Biomassa Biomassa en de biobased economy Een van de vele publicaties over biomassa die de afgelopen jaren zijn verschenen, draagt de titel Groen goud uit landschapsonderhoud. Toch laat ook deze publicatie zien, dat er goed beleid nodig is voor een duurzame aanpak. Wat is biomassa? Biomassa zijn alle organische stoffen die door dier en plant wordt geproduceerd. Eenvoudiger gezegd, alle mest, takken, bladeren, gras en gft dat vrijkomt. Het wordt helder als we de drie hoofdstromen scheiden, omdat voor ieder van die stromen een andere visie en aanpak nodig is. • Natte biomassa (mest) • Droge biomassa (takken en gras) • GFT. die voor deze specifieke toepassing is omgedoopt in biobased industry. Voorbeelden zijn de productie van plastic en grondstoffen voor medicijnen en voedsel. Pas als biomassa wordt verbrand, bestaan de verbindingen niet meer en komt CO2 vrij. Het is dus zaak om de biomassa zo lang mogelijk in de keten te houden voordat het moet worden verbrand. Iedere stap in de keten leidt tot een eind- of restproduct dat weer laagwaardiger in de keten kan worden ingezet, totdat het eindigt als brandstof. Een eenvoudig voorbeeld is een boom waarvan de planken eerst tot een tafel worden gemaakt, voordat hij via de boomhut voor de kinderen in de open haard verdwijnt. Grafisch wordt dit weergegeven in de piramide van toegevoegde waarde biobased. (Bron: biobasedeconomy.nl) Waarom is biomassa zo belangrijk Biomassa is de basis van alle fossiele brandstoffen. Het bestaat uit organische stof. Een samenspel van koolstof , waterstof en zuurstofhoudende verbindingen. Wanneer biomassa lang in de grond zit, kan er olie, kolen en gas ontstaan. Deze fossiele brandstoffen zijn in onze huidige economie de basis voor brandstof en voor de chemische industrie. Wanneer we fossiele brandstoffen vervangen door (verse) biomassa, scheelt dit in de uitputting van eindige fossiele grondstoffen en voorkomen we toename van CO2 in de atmosfeer. De in olie opgeslagen CO2 zit al miljoenen jaren in de grond. Biomassa kan dus worden ingezet als brandstof, of als basis voor chemische/synthetische producten, Kenmerkend is dat hoe hoger de toegevoegde waarde, hoe minder biomassa hiervoor geschikt is. Grote biogasinstallatie. Foto: PDK Foto 38 Biomassa visie Veel lokale visies op biomassa gaan uit van de inzet van biomassa voor de opwekking van energie. Dat is een goed uitgangspunt, wanneer in het beleid geen of minder belang wordt gehecht aan de stimulering van de lokale economie, het behoud van goede landbouwgronden of aan energietransitie. Beslaat de visie een langere termijn of wordt lokale economie hierin geïntegreerd, dan zal de visie op biomassa zich meer richten op het inzetten van de biomassa voor de biobased industry. Een eerste stap is vaak wel lokale biomassa eerst als brandstof te gebruiken, voor er meer waarde in wordt gezien. Lokale biomassa kan van akkers komen, maar dan gaat het ten koste van de voedselproductie. In alle gemeenten ontstaat echter ook biomassa in de vorm van snoeiafval. De bijdrage van deze biomassa aan verduurzaming van de energievoorziening kan verschillen van enkele procenten bedragen met uitschieters voor landelijke gemeenten tot 10 à 15%. Op de mogelijkheden die biomassa daarvoor biedt en de ervaringen hierbij gaan we verder in op basis van de drie hoofdstromen. GFT Het inzetten van GFT maakt onderdeel uit van het gemeentelijk afval beleid. GFT komt vrij bij bedrijfsvoering, maar vooral bij particulieren. GFT is een grondstof voor compostering, maar wordt ook verbrand in huisvuilverbrandingsinstallaties. Gemeentelijk beleid zet in op het verminderen van de groene afvalstroom door scheiding en het stimuleren van compostering bij de bewoner. In deze notitie wordt deze stroom verder buiten beschouwing gelaten, omdat de samenstelling en aanlevering te divers is. Natte biomassa/mest Sommige boeren halen energie uit mest. Hiervoor gebruiken ze in de meeste gevallen naast mest ook co-stromen, zoals energiemais of reststromen uit de levensmiddelenindustrie. Nadat er biogas is gewonnen, blijft er digestaat over. Dit kan als meststof op het land worden uitgereden. Mestverwerkers zijn ook bezig om er kunstmest van te maken, maar dit is nog niet erkend (en helpt dus niet bij het wegzetten van de mest: in Nederland een dure aangelegenheid). Biogas, het product van mestvergisting, is een interessante optie voor regio’s die streven naar energieof CO2 neutraliteit. Belangrijk is dat het biogas voldoet aan de eisen van de gebruiker, of anders kan worden opgewerkt tot groen aardgas en op het net kan worden ingevoed of LBG (de biogas vorm van LPG). Biogas/aardgas/LBG is ook een goede grondstof voor de chemische industrie. Een dergelijke omzetting past goed bij de transitie naar biobased toepassingen. Er zijn projecten in voorbereiding waarbij vergistingsinstallaties aan een biogasleiding worden gekoppeld 39 Waterschappen bezig met vergisting rioolslib en winning grondstoffen Afvalwater is een bron van energie en grondstoffen. Dat blijkt uit de visie die de Unie van Waterschappen samen met de VNG hebben ontwikkeld over de toekomst van de afvalwaterketen op weg naar 2030. Deze visie laat zien dat afvalwaterzuivering kostbaar is, maar dat het ook een waardevolle bron is van duurzame energie en grondstoffen. De mooiste kansen liggen in de goede lokale samenwerking met gemeente, waterschap en bedrijven. Nu al produceren de waterschappen produceren bij elkaar ruim 100 miljoen kuub biogas (ongeveer 2,3 PJ). Dat is ongeveer 25% van het totale energieverbruik van de waterschappen en ongeveer 30% van de afvalwaterzuivering. In aantallen: in totaal zijn er 350 RWZI’s. Op een kwart wordt biogas geproduceerd, met name op de grotere installaties. In totaal wordt de helft van al het Nederlandse slib vergist. Het geproduceerde gas wordt momenteel vrijwel volledig ingezet voor het eigen zuiveringsproces. Er zijn op dit moment 6 energiefabrieken (rioolwaterzuiveringen die energieneutraal zijn of energie leveren, meestal in de vorm van elektriciteit en/of warmte). “In 2015 willen we nog 6 extra energiefabrieken realiseren. Deze zijn nu in aanbouw/ombouw”, zegt Lazaroms. Naar verwachting wordt het overschot aan biogas steeds vaker ingezet voor lokale toepassing, bijvoorbeeld aan bedrijven of groen gas voor mobiliteit (voor toepassing eigen auto’s, voor bussen OV of vuilnisvrachtwagens van gemeenten). Op 6 rioolwaterzuiveringen wordt nu struviet teruggewonnen voor toepassing van meststof in de landbouw (kleine 1.000 zuiver fosfaat). Dit gaat nu naar Duitsland, want het is nog niet toegestaan in Nederland (aanpassing regelgeving is in voorbereiding). Dit aantal wordt sterk uitgebreid. In 2015 verwachten we in totaal 12 terugwinlocaties. De komende jaren verwachten we ook terugwinning van vezels, alginaat en C02. Zie voor meer informatie grondstoffenfabriek.com en energiefabriek.com die het gas kan transporteren naar afnemers die dit kunnen verwerken. Hiervoor worden subsidies binnen de SDE+ regeling ter beschikking gesteld. De markt is bezig met monovergisting, mestraffinage en mestvergassing. Met de hoeveelheden gas die dan worden geproduceerd, lijkt de boer uit de voeten te kunnen voor de eigen bedrijfsvoering. De op dit moment kansrijke optie voor een biogasleiding is wanneer bedrijven op deze leiding worden aangekoppeld die een industriële vergister hebben of willen bouwen, zoals slachterijen of zuiveringsinstallaties van de waterschapen. Die kunnen de basisvraag naar biogas voor hun rekening nemen en de agrariërs hun surplus daar aan toevoegen. In de Stedendriehoek en de Achterhoek zijn dergelijke projecten in ontwikkeling. De Energiefabriek Door met een nieuwe bril naar het traditionele waterzuiveringsproces te kijken, kwamen de waterschappen tot een nieuw, uniek concept: de Energiefabriek. Een slimme combinatie van bestaande en nieuwe technieken maakt het mogelijk energie te winnen uit afvalwater. Energie die de waterschappen kunnen inzetten om hun waterzuiveringen van energie te voorzien. En energie die geleverd kan worden aan burgers en bedrijven. De waterschappen verwachten in 2015 twaalf energiefabrieken te hebben gerealiseerd. Bij elkaar produceren de waterschappen nu meer dan 100 miljoen kuub biogas per jaar. Er zijn innovatieve onderzoeken gestart om na te gaan hoe nog meer energie uit afvalwater benut kan worden. De waterschappen denken vooral aan lokale toepassing voor mobiliteit. Zo zouden zij lokaal gemeenten kunnen voorzien in hun behoefte aan groen gas voor bijvoorbeeld vuilnisvrachtwagens of bussen voor het openbaar vervoer. Zie voor meer informatie hierover www.energiefabriek.com Droge biomassa (hout en gras) Groot verschil met mest is dat gemeenten (en provincies en waterschappen) zelf producent zijn van de droge biomassa. Hierdoor kan beter worden gestuurd. Tevens is de afzet van plantsoenafval meestal een kostenpost, waardoor er budget is. Houtige biomassa kan bijdragen aan de lokale duurzame energievoorziening, het sluiten van kringlopen en van biobased industry. Voor alle drie is het van belang om die biomassa aan te leveren in de gewenste kwaliteit, zoals een goede leverancier betaamt. Als een zwembad houtsnippers (chips) wil verstoken voor de verwarming dan moet er voor worden gezorgd dat de chips het gewenste formaat hebben, niet teveel vocht bevatten en vrij zijn van verontreinigingen zoals zand en blad. Is die niet het geval, dan zal de verwarmingsinstallatie veel storingen hebben en de uitstoot niet altijd voldoen aan de normen. In het algemeen zijn de gemeentelijke diensten hier niet op ingericht, hier ligt een uitdaging. Biomassa is een kwestie van vraag en aanbod. Gemeenten hebben een aanbod, zij besteden het afvoeren en verwerken uit en betalen hiervoor een bedrag per ton. De ontvangende partij gaat vervolgens de stormen scheiden en zo nodig opwerken en verkoopt deze aan een partij dit als grondstof nodig heeft. Winst is er te behalen door transport en opslag te verminderen, oftewel dat scheiding, sortering, bundeling zo dicht mogelijk plaats vindt bij de plaats waar de biomassa vrijkomt en/of waar deze moet worden verwerkt. De markt bepaalt vervolgens waar in de piramide de betreffende biomassa kan worden ingezet. Aan de andere kant kan een gemeente met een duidelijk aanbod aan lokale biomassa lokale bedrijven stimuleren om verwerkingsbedrijfjes op te zetten. Een voorbeeld is het in licentie nemen en opzetten van een fabriekje volgens het NewFoss procedé dat (berm)gras omzet in nuttige grondstoffen voor veevoeder en chemische industrie. In zijn algemeenheid geldt dat hout op dit moment rendabel kan worden gestookt en dat de potentie zit in de technologie van vergassing of het omzetten naar olie. Gras kent naast composteren nog weinig andere rendabele toepassingen. Er wordt geëxperimenteerd met papierproductie, melkzuurwinning en de toepassing als co-substraat voor mestvergisting. Studies laten verschillende uitkomsten zien, onder meer omdat de kosten voor het maaien en aanleveren per gemeente of wegbeheerder aanzienlijk blijken te verschillen. Vooralsnog is de focus gericht op het goedkoper aanbesteden, waardoor de opbrengsten bij het aanbieden aan een duurzaam proces, lager worden. 40 Voor een goede visie en aanpak zijn een aantal punten cruciaal. 1 Weet wat je hebt Wat produceer je als gemeente en in welke vormen aan plantsoenafval, waar en hoe komt het vrij en welke kosten zijn er aan verbonden. De gemeenten van de regio Stedendriehoek hebben dit geïnventariseerd. Zij kwamen tot de conclusie dat er nogal wat prijsverschillen waren. De eerste stap is het waar mogelijk gezamenlijk aanbesteden van deze stromen. Dat levert al een besparing op van meer dan 100.000 euro. Tevens creëren zij hiermee een overzichtelijk en groter aanbod aan biomassa, dat aantrekkelijk wordt voor lokale/regionale bewerkers. 2 Weet wat je wilt Zijn de hoeveelheid en kwaliteit voldoende voor die doelen. Zo niet, wat kan ik doen om deze te halen. Samenwerking met waterschap en provincie en de buurgemeenten kan schaalvoordeel geven, eventueel aangevuld met particuliere grondeigenaren, zoals landgoederen, agrarische natuurverenigingen en natuurbeheerders. De gemeenten in het Groene Hart van Brabant hebben een intentieverklaring gesloten om te komen tot een gemeenschappelijk biomassaplein, waar de houtige biomassa (snippers, tak- en tophout) wordt verzameld en gesorteerd en geschikt gemaakt voor energieopwekking. De opbrengst/mindere kosten komt ten goede aan een landschapsfonds. 3 Biomassa is meer dan energie Biomassa verwijderen betekent verschraling van de bodem, omdat organische stof uit het systeem wordt onttrokken. De verwachting is dat binnen 10 jaar zelfs in Nederland de eerste landbouwgronden uitgeput raken door een tekort aan organische stof en/of aan mineralen. 4 Een gemeente kan in het aanbod sturen, door het aanplanten van bijvoorbeeld energiebosjes op braakliggende terreinen en bij aankleding van het landschap. Deze bosjes van bijvoorbeeld wilgen gaan na 5-7 jaar hout leveren voor stookinstallaties. Na 10-15 jaar is het break even point bereikt. De gronden moeten zo lang beschikbaar blijven en er moet worden afgezien van pacht. De extra opbrengst is dan mede te halen, omdat de omgeving van het te ontwikkelen gebied aantrekkelijker wordt voor uitgifte. In het buitengebied van de gemeente Apeldoorn wordt het landschappelijk karakter versterkt door het aanplanten van wilgenbosjes. Deze gaat de Agrarische Natuurvereniging exploiteren. Het lokale duurzame energiebedrijf gaat zorgen voor stookinstallaties waar de wilgen nuttige warmte kunnen leveren. 5 Door het groen anders te beheren kan ook worden gestuurd op de productie van biomassa. Later snoeien, anders snoeien of op een ander tijdstip of eerder of later verjongen zijn voorbeelden. Voor gras geldt dit voor het verschralend beheer van bermen. Gras kan worden afgevoerd of juist blijven liggen. De groenbeheerders worden graag uitgedaagd om vanuit hun vakkennis mee te denken. 41 Een gemeente in de Achterhoek heeft vanaf de vijftiger jaren intensief bomen geplant langs de wegen in het buitengebied ter vervanging van alles wat in WOII verloren is gegaan. Tachtig procent hiervan is eik. Deze bomen beginnen het einde van hun groeicyclus te bereiken, die langs de weg circa 80 jaar is. Er zal de komende jaren verjonging moeten plaatsvinden. “Een ambiteus klimaatbeleid kan niet zonder flinke inzet van biomassa. Dat zet meer zoden aan de dijk dan wind- of zonne-energie.” 31-01-2014 de Volkskrant Het huidige beleid is om voor de veiligheid slechte bomen te kappen. Dit is kostbaar, want kost relatief veel tijd per individuele boom, inclusief wegafzetting en andere veiligheidsmaatregelen, terwijl het hout nauwelijks waarde heeft. Onderzocht is wat het oplevert, wanneer naast de veiligheidskap en het vervangen van slechte lanen, periodiek een deel van de laanbomen wordt verjongd. Dit levert lage kosten en een hoge opbrengst op voor het hout. Tevens wordt het gebied aantrekkelijker door ook andere boomsoorten aan te planten. De houtopbrengsten lijken zodanig dat hiermee de kosten van het jaarlijkse beheer en de nieuwe aanplant de komende twintig jaar kunnen worden gedekt. En dan? Na deze punten in kaart te hebben gebracht, is het tijd voor actie. De meest logische stap is het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en dan de markt het spel verder te laten spelen, afhankelijk van de secundaire doelstellingen in de biomassavisie. De gemeente kan de eerste regie voeren en door de inzet van haar eigen biomassa sturing geven aan deze ontwikkeling. Mei 2014, Sjaak de Ligt Trekker biobased industry, regio Stedendriehoek [email protected] Meer lezen: bio-energiedevallei.nl/cms/wp-content/uploads/2011/10/DEC_brochure_Bio-energie_een_ kans_voor_uw_gemeente_tcm24-285796.pdf 4 Bodemenergie Warmte en Koude Opslag Bodemenergie is thermische energie: dat wil zeggen warmte. De aarde is van binnen heel heet, en wanneer je water uit de diepe bodem haalt is dit een warmtebron. Tegelijkertijd is het vlak onder de grond koel: hier kun je koude vandaan halen voor het koelen van gebouwen. Ook bestaat de mogelijkheid warmte ‘op te slaan’ in de bodem: de warmte die in de zomer wordt opgevangen, kan in de winter dienen ter verwarming. In de zomer kan water warmte opvangen en zorgen voor koude. Een elektrische warmtepomp schroeft de temperatuur van het water in de winter op tot bruikbare temperaturen (40 voor laagemperaturverwarming, 60 of meer voor hoge temperatuurverwarming). Dit kost elektriciteit, maar naar verhouding veel minder energie (Joules) dan het verwarmen van leidingwater met gas. Bodemenergie heeft nu een aandeel van ongeveer 30% in alle duurzame thermische energie. De totale inzet van duurzame warmte en koude kan en moet echter fors omhoog om de genoemde overheidsdoelstelling te behalen. Uit onderzoek naar het maximaal realiseerbare potentieel van duurzame warmte en koude (onderzoek werd uitgevoerd door Ecofys in opdracht van het ministerie van Economische Zaken) werd duidelijk dat met name de toepassing van warmte/koudeopslag in de bodem, gecombineerd met warmtepompen, een forse bijdrage aan de toepassing van duurzame warmte en koude kunnen leveren. In de utiliteitsbouw en de glastuinbouw kan bodemenergie tegen de laagste maatschappelijke meerkosten 2/3 van de duurzame warmte- en koudepotentieel invullen. Geothermie is een andere manier om energie (warmte) uit de bodem te benutten. Hiervoor wordt een pijpleiding minstens 1,5 kilometer de grond ingebracht. De risico’s die hiermee gemoeid zijn zijn enorm, maar het winstpotentieel ook. Zie op het platform voor Geothermie een inzichtelijk stappenplan: geothermie.nl/fileadmin/user_upload/ documents/bestanden/Stappenplan_Aardwarmte_12-2013.pdf Zie voor meer informatie over WKO: bodemenergienl.nl Bron: www.degroenemug.nl/pages/posts/miniconferentie-bodemenergie-waarderpolder-424.php 42 5 Warmtenetten Warmtenetten zetten zoden aan de dijk Warmtenetten transporteren warmte in de vorm van warm water van een warmtebron (bijvoorbeeld een afvalverbrander) naar -meestal- woningen. Aangezien in Nederland de meeste energie (40%) wordt gebruikt voor de verwarming en koeling van gebouwen en er tegelijk warmte genoeg voor 10 miljoen huishoudens wordt weggegooid, zet verwarming via warmtenetten enorme zoden aan de dijk als het gaat om besparing op fossiele brandstoffen en CO2. Vaak is restwarmte goedkoop te krijgen, maar ma- Uit de praktijk ken de benodigde leidingsystemen zo’n investering kostbaar. Net zoals gasnetten aanleggen overigens kostbaar is. Gemeenten kunnen de komst van warmtenetten stimuleren door vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland onderhoudt een warmtekaart van Nederland, waar vraag en aanbod opstaan. Zie de Warmtekaart: agentschapnl.kaartenbalie.nl/gisviewer Ede Warmtenet op biomassa in Ede In Ede is afgelopen winter een warmtenet in gebruik genomen, die draait op biomassa. Snoeihout uit de omgeving -dat voorheen naar een houtgestooke installatie in Lelystad ging- wordt volledig automatisch in een houtgestookte installatie verbrand. Het warmtenet verwarmt 3000 huizen en een zwembad , samen goed voor een besparing van 7000 ton CO2 of 9 miljoen kuub gas per jaar. In het project werkt de gemeente samen met marktpartijen. Het initiatief kwam van een kaasfabriek, die een houtgestookte installatie wilde. Samen met anderen in Bioenergie De Vallei opgericht, een marktpartij. Nuon koopt warmte van hen en zet het af bij de bewoners. De gemeente heeft gestimuleerd door hout aan te bieden (tegen marktprijs) en de warmtevraag in beeld te laten brengen. Uiteindelijk was het vooral dankzij flats van de woningbouwcoöperatie dat het financieel en energetisch uit kon. 43 Volgens Erik van Tol, adviseur klimaatbeleid van de gemeente Ede, is de rol van de gemeente beperkt. “We zijn bevoegd gezag, voor vergunning en bestemmingsplantoets en leverancier van hout. Ook krijgt ons zwembad de warmte. In dit geval was onze rol niet groter. Als je nieuwbouw gaat aanleggen ligt het anders, en ook als er veel gemeentelijk vastgoed kan worden aangesloten. Dan kun je meer doen. Bij ons was het meer een toevalstreffer.” Bio-energie De Vallei bestaat uit drie werkmaatschappijen: één die biomassa inkoopt, één die biomassa omzet naar energie en één die zorgdraagt voor het primaire warmtenet. BioMass bv verwerft (lokaal) biomassa bij gemeenten, bos- en natuurbeheerders en andere organisaties. Zij is de contractpartner van de leveranciers en garandeert de biomassa aan de centrale. Bio-energie De Vallei bv werkt de biomassa in de centrale op tot warmte. Zij gaat overeenkomsten aan met de distributeur(s) en afnemers van bio-energie. Bio-warmte De Vallei bv draagt zorg voor het primaire warmtenet. Het secundaire warmtenet wordt beheerd door NUON Warmte en Woonstede. BioMass bv, Bio-energie De Vallei bv en Bio-warmte De Vallei bv zijn werkmaatschappijen van Breeveld Holding BV. Stuurgroep Om te komen tot realisatie van de bio-energiecentrale trokken de gemeente Ede, de provincie Gelderland, Nuon Warmte, Woonstede en Bio-energie De Vallei samen op in de stuurgroep Bio-energie De Vallei. De deelnemers aan deze stuurgroep bespreken de voortgang van het project vrijwel maandelijks. ede.nl/gemeente/actueel/nieuwsbericht/artikel/ ede-krijgt-duurzaam-warmtenet Nieuwe stroomcentrale Boxtel krijgt groen dak. Foto: PDK Foto DEEL 3 Energiebesparing en klimaatadaptie Deel drie besteedt aandacht aan energiebesparing in de gebouwde omgeving en aan het stimuleren van elektrisch vervoer en duurzame datacentra, omdat deze thema’s naar verwachting hot worden, en de gemeente als facilitator een cruciale rol speelt. Ook energieneutrale scholen zijn een thema. Tenslotte een hoofdstuk over klimaatadaptatie, omdat de ingezette klimaatverandering nu al bepaalde gevolgen heeft waar we rekening mee moeten houden. 1 Energiebesparing in bestaande bouw Grote winst te behalen door gedifferentieerde aanpak Energieneutrale nieuwbouwwoningen neerzetten is niet heel moeilijk, maar zet geen zoden aan de dijk. Het energieverbruik van de bestaande bouw reduceren wel: alleen al onze warmtevraag bedraagt 40% van de totale energievraag. Niet vreemd dat veel organisaties hierbij betrokken zijn en verschillende vindingen zijn gedaan. Woningisolatie bijvoorbeeld is een belangrijk aspect. Het vindt soms plaats op eigen houtje, door particulieren, soms wordt het ingegeven door een gemeentelijke subsidieregeling of een landelijke campagne, zoals van Milieu Centraal. Vanuit het Klimaatverbond wordt in samenwerking met Meer met Minder gewerkt aan een Masterclass Kansrijke aanpakken, om kansen samen te voegen en een vliegwieleffect te bereiken. In Kansrijke Aanpakken speelt de metafoor van de draaimolen een belangrijke rol In kleinere speeltuinen zien we vaak een draaimolen met een ring aan de buitenkant, waaraan verschillende ouders kunnen draaien. Dat gaat het beste als iedereen een zetje geeft naar vermogen, in de juiste richting. Als dit goed gebeurt krijg je vliegwielwerking: het gaat steeds beter en makkelijker. Draaien ouders verschillende kanten uit, dan gaat het mis. Draaien er te weinig ouders, dan wordt het zwoegen. Zoals iedere draaimolen op iedere schaal zijn eigen optimale aanduwconfiguratie heeft, zo geldt dat ook bij een gemeentelijke of regionale taak. Dr. Henk Diepenmaat legt uit: “Ook energiebesparing heeft zijn eigen draaimolens. Nu wil het geval dat verschillende soorten energiebesparing geheel verschillende spelers aan de ring vereisen. Neem de volgende drie voorbeelden van energiebesparing: 44 1introductie van eenvoudige laagdrempelige besparingen in huishoudens, 2het laten aanbrengen van isolering, HR ketels en duurzame energieopwekking 3het volledig op energie-0 niveau laten brengen van huur- en particuliere woningen. Hoewel de draaimolenmetafoor in alle drie de gevallen onverkort op zijn plaats is, zijn zowel de bewonersdoelgroep, de aanbodspelers als de vereiste facilitatie anders. Dit onderstreept dat verschillende draaimolens ook apart moeten worden ontwikkeld, in nauwe samenwerking en samenspraak tussen bewonersdoelgroep, aanbod en facilitatie. Samenwerking vergt dus maatwerk. De energiebesparingsaanpak zal vooral succesvol zijn wanneer vraag en aanbod elkaar rechtstreeks ontmoeten. De lokale overheid vervult daar een faciliterende rol bij. Binnen een gemeente of regio zien we bovendien veel diversiteit in de vraag en het aanbod. Een grote groep woningeigenaren zal in het begin alleen geïnteresseerd zijn in een enkele laagdrempelige maatregel die direct en gegarandeerd resultaat oplevert. Andere woningeigenaren willen echter juist hun huis in één keer volledig transformeren naar energieneutraal. En daartussen zijn nog verschillende varianten mogelijk. Ontwikkeling van een uitgekiend spectrum is cruciaal: de makkelijkste variant als instapmodel, een tussenvariant, en de uiterste variant om te laten zien wat mogelijk is. Sommige varianten passen bij lokale ondernemers, maar soms blijkt het beter te zijn zaken op grotere schaal te organiseren. In de masterclass Kansrijke aanpakken wordt samen met regio’s zo’n spectrum ontworpen. Heeft u ook interesse? Neem dan contact op via [email protected]. Een uitgebreid artikel over Kansrijke aanpakken is te vinden op masterclassenergietransitie.nl 2 Duurzame scholen Gebouwen duurzamer door verschuiving geldstromen Het Klimaatverbond heeft in 2012 het initiatief genomen om een Green Deal (groene overeenkomst tussen publieke en private partners) te ontwikkelen voor verduurzaming van scholen. De focus daarbij is energie (besparen en zelf opwekken). Ter voorbereiding van deze Green Deal is een onderzoek uitgevoerd naar belemmeringen voor energiebesparing bij scholen. In de afgelopen jaren hebben veel mensen hieraan gewerkt, maar er is nog geen grootschalige aanpak. Doel van het onderzoek was naast het vinden van de belemmeringen ook te onderzoeken waar de vraag ligt. Belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn: - Er is sprake van verdeelde geldstromen rond inves teren, onderhouden en beheren van schoolgebou wen. De gemeente is verantwoordelijk voor inves teringen in nieuwbouw en het buitenonderhoud van bestaande scholen; de school is verantwoorde lijk voor de exploitatie. Het is scholen niet toege staan te investeren in het gebouw. Er is dus sprake van een split incentive - Het ontbreekt aan kennis en kunde op het gebied van vastgoedbeheer, zowel bij gemeenten als schoolbesturen. Daardoor is er een gebrek aan professionaliteit bij de opdrachtgevers waardoor zij onvoldoende in staat zijn om de gewenste kwaliteit in schoolgebouwen te realiseren - Duurzaamheid is geen vast onderdeel in de meer jarenonderhoudsplannen (zo die er al zijn) waar door onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de 45 kansen die duurzame maatregelen opleveren voor de verbetering van de kwaliteit van gebouwen - Er zijn tal van financiële knelpunten die kwaliteits verbetering van de gebouwen belemmert. Financiële oplossingen die de markt aanbiedt (b.v. ESCO’s) zijn onvoldoende bekend. Op basis van deze conclusies is het Klimaatverbond in gesprek gegaan met de PO-raad: zij vertegenwoordigen 70-80% van de schoolbesturen. Zij zien de uitdaging ook. Er is een samenwerking ontstaan met Ruimte-OK. Dit is een kennisinstelling op het gebied van huisvesting van lerende kinderen van 0-18 jaar en opgericht door de PO-raad, VO-raad, VNG, Branchevereniging Kinderopvang en het Waarborgfonds Kinderopvang. Deze samenwerking moet leiden tot de Green Deal Verduurzaming Scholen, waarover al gesprekken zijn gevoerd met vier ministeries: OCW, BZK, I&M en EZ. Iedereen vindt dat een Green Deal goed past in diverse beleidsdoelen van het Rijk. Een belangrijke factor in de realisatie is de overheveling van het buitenonderhoud van schoolgebouwen van de gemeenten naar de schoolbesturen. Dit levert een nieuwe verantwoordelijkheid op voor schoolbesturen. In de Green deal is hier aandacht voor, evenals voor energiebesparing in de bestaande omgeving, de Wet milieubeheer en het bevorderen van werkgelegenheid in de bouw. Blijf ons volgen: klimaatverbond.nl, [email protected] Duurzame basisschool De Karibou in Heemskerk zorgt voor een ideale leeromgeving voor de kinderen in alle opzichten. Foto: SP architecten. 3 Mobiliteit Gemeenten hebben sleutelrol bij elektrisch vervoer Daar waar de overheid het meest actief is met elektrisch rijden, rijden de meeste elektrische auto’s. Gemeenten spelen dus een sleutelrol. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft hiervoor een Startgids gemaakt. Daarin staat dat met name ondernemers en leaserijders op dit moment de gebruikers van elektrische voertuigen zijn. Gemeenten stimuleren het elektrisch rijden, omdat het helpt tegen luchtvervuiling en geluidsoverlast en bijdraagt aan klimaatdoelen. Ook kan het bijdragen aan de economie door nieuwe werkgelegenheid te creëren en een gunstig vestigingsklimaat te bieden aan duurzame bedrijven. Elektrische fietsen en scooters helpen verkeersknelpunten op te lossen. Tot slot draagt EV bij aan lange termijn doelstellingen van de Rijksoverheid en de Europese Unie op het gebied van duurzame mobiliteit. 46 Hoe? De voornaamste taak van de gemeente bij het stimuleren van EV is het zorgen voor oplaadpunten in de openbare ruimte. Verder kan de gemeente bij aanbestedingen eisen stellen aan MVO, waarvan duurzame mobiliteit een onderdeel is en zelf elektrisch gaan rijden. Wil een gemeente EV alleen faciliteren, dan kan ze bijvoorbeeld laadpunten opnemen als mogelijkheid in de APV of als kennismakelaar optreden. Ook kan zij ondernemers helpen initiatieven te ontwikkelen door verbindingen te leggen met andere bedrijven en overheden. Laadpunt in Utrecht. Foto: Tjitske Ypma Stappenplan Om te beginnen is het goed te weten waarom je aan de slag wil met de ontwikkeling van EV. Als inzichtelijk is welke doelen de gemeente nastreeft is het verstandig na te denken over wie binnen de organisatie met EV aan de slag gaat. Ook kan het meerwaarde bieden samenwerking te zoeken met partners en andere gemeenten in de regio. Er kan voor gekozen worden beleid op te stellen voor het versnellen van de ontwikkeling van EV. Tot slot helpt de ontwikkeling van een laadinfrastructuurnetwerk en het elektrificeren van het eigen 47 wagenpark. Deze stappen staan allemaal te lezen in de startgids EV voor gemeenten. Een activiteitenlijst uit de startgids, geeft een idee van wat een gemeente kan doen: Gemeenten wisselen ervaringen over elektrisch rijden uit via: ROMnetwerk.nl groep elektrisch rijden Bron: rvo.nl/sites/default/files/bijlagen/Startgids%20 EV%20voor%20gemeenten.pdf Uit de praktijk Transportcorridor Betuwe Duurzame Transportcorridor brengt energie, landschap en mobiliteit bijeen “In de Duurzame Transportcorridor Betuwe bundelen we expertise over energie, landschap en duurzame mobiliteit”, zegt procesregisseur Jeroen Gelinck. DTB is een samenwerkingsverband van vijftien partijen. Via icoonprojecten willen we laten zien dat het werkt. Zoals, bijvoorbeeld, bij knooppunt Deil. Daar werken verschillende partijen aan een windpark. We kijken met private ontwikkelaars gemeenten, burgerinitiatieven en provincie samen aan een optimaal plan. Dus niet overal een windmolen op plekken waar iemand de grond toevallig wil verkopen maar op plekken waar we het samen willen en waar het het best bij het landschap past. We zijn nu bezig de windplannen samen te pakken en te kijken met burgercoöperaties Dirk III en 11duurzaam hoe we dit kunnen vormgeven, zodat iedereen ervan profiteert. De gemeenteraden van de drie gemeenten staan achter de windvisie” Gelinck:“Bij zo’n project is intergemeentelijke samenwerking belangrijk. Je ziet dat wethouders hier goed over hun grenzen heen kunnen kijken. Er zijn veel verschillende visies en belangen, ik probeer daar als procesregisseur een optimale weg in te vinden, samen met alle betrokkenen. Vroeg betrekken van nieuwe gemeenteraden over dergelijke plannen is heel belangrijk.” De partijen werken verder aan de aanleg van windmolens, uitbouw van het zonnepanelenlint langs infrastructuur en plaatsing van LNG-vulpunten en laadpalen voor elektrisch rijden. De thema’s staan nog los van elkaar, maar in de verbeelding komen ze bijeen. Zo zijn er concepten om de opgewekte energie via laadpunten te benutten 48 Beeld: Duurzame Transportcorridor Betuwe voor mobiliteit, en zou een Park&Charge concept op een knooppunt als Deil een duurzaam overslagstation kunnen worden. Het laatste nieuws is te vinden op: energiecorridor.nl en projecta15.nl Logistiek en transport(assen) bieden mogelijkheden om energie te besparen, maar ook om hernieuwbare energie op te wekken en in te zetten. Dwars door de Gelderse Betuwe lopen 3 belangrijke Nederlandse transportaders. Samen vormen de A15, Betuweroute en de Waal een belangrijk onderdeel van de Europese (transport)corridors Rhine-Alpine en Northsea-Baltic.Nu verbruikt het verkeer een kwart van de benodigde, veelal fossiele, energie in de regio. Met meer duurzame energie kan het gebied uitgroeien tot een (inter-) nationaal voorbeeld en proeftuin: de Duurzame Transportcorridor Betuwe (DTB). Een eerste project gaat over de plaatsing van windmolens: door dit samen met burgers te doen en hen ook te laten participeren ontstaat draagvlak. De stroom kan op den duur worden benut voor een overslagstation en voor oplaadpalen. 4 Duurzame datacentra 100% groene ICT: kansen voor gemeenten Met het initiatief 100% groene ICT roept ontwikkelingsorganisatie Hivos het bedrijfsleven op mee te helpen bij het terugdringen van broeikasgasemissies. Hivos richt zich op de CO2-uitstoot van de ICT-sector: een grote energiegebruiker in Nederland. Datacentra zijn van groot belang voor de maatschappij en dus ook voor gemeenten, zie bijvoorbeeld de digitale overheid. Het energiegebruik van deze datacentra stijgt, ondanks de vooruitgang die op het gebied van efficiency wordt geboekt. Het exponentieel groeiende dataverkeer is hier een belangrijke oorzaak van. Het verbruik van de totale sector in Nederland is per jaar circa 1,8 TwH, hoger dan dat van de NS. Hivos streeft naar een duurzame energievoorziening van datacentra, zowel intern als extern bij commerciële datacentra. Om aandacht te krijgen voor het belang van groene datacentra doet Hivos onderzoek naar het aanbod van duurzame energieproducten op de Nederlandse zakelijke markt. Daarnaast organiseert Hivos bijeenkomsten en is continu in gesprek met bedrijven, organisaties en de overheid over de mogelijkheden voor een duurzame energievoorziening van de sector. Uit onderzoek (door Hivos) naar het type stroom dat ingekocht wordt door de 23 grootste datacentra van Nederland, blijkt dat er een wereld te winnen is op het gebied van duurzame energievoorziening. baar, om het handhaven van deze wet voor gemeenten te faciliteren. Tot slot kan bij het toekennen van een locatie voor een datacentrum rekening gehouden worden met het hergebruik van restwarmte en/of het gebruik van surplus energie van andere activiteiten in de nabije omgeving. Meer weten? Aarzel dan niet om contact op te nemen met onze specialiste Marieke Kragten: [email protected] of 070 376 55 00 Zie ook: hivos.nl/Campagnes/Energie/100-Groene-ICT duurzaambedrijfsleven.nl/partners/hivos Over Hivos Ontwikkelingsorganisatie Hivos gaat voor 100% duurzame energie wereldwijd. Duurzame energie biedt de enige uitweg uit de huidige klimaatcrisis, waar juist de mensen in ontwikkelingslanden het hardst door worden getroffen. Hivos ziet duurzame energie ook als dé motor voor ontwikkeling voor gezinnen en ondernemers die nu nog geen elektriciteit hebben. In ontwikkelingslanden bouwt Hivos samen met lokale organisaties aan toegang tot duurzame energie. hivos.nl/energie Hoe kunnen gemeenten de groeiende CO2-uitstoot van datacentra beperken? Bij de inkoop van haar eigen data-opslagdiensten of haar eigen interne datacentrum kan een gemeente een duurzame keuze maken (duurzaam inkoop beleid). Daarnaast biedt de wet milieubeheer de mogelijkheid om datacentra aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om investeringen te doen op het gebied van energie-efficiency, die in een periode van vijf jaar terugverdiend kunnen worden. In juli 2015 komt hiervoor een maatregelenlijst beschikZo kan een datacentrum duurzaam zijn. Bron: geyser-project.eu 49 4 Klimaatadaptie Nieuw aandachtspunt Klimaatverbond De regering zal naar verwachting in 2016 een nationale adaptatiestrategie vaststellen. Hierin is voor gemeentes, provincies en waterschappen een belangrijke rol weggelegd. De afgelopen jaren zijn al in een klein aantal gemeentes, waterschappen en provincies initiatieven gestart op het gebied van klimaatadaptatie. Ook vanuit de wetenschap, m.n. in het kader van het programma ‘Kennis voor klimaat’ is klimaatadaptatie onderwerp voor een groeiend aantal onderzoeken. Verschillende adviesbureaus hebben zich inmiddels ook op dit onderwerp gespecialiseerd. Het terugdringen van broeikasgassen is niet langer voldoende om het klimaatprobleem te beperken. De gevolgen van klimaatverandering zijn al waarneembaar en deze zullen, ondanks de noodzakelijke acties om de broeikasgassen terug te dringen, de komende decennia nog verder toenemen. Daarom is ook aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, adaptatie, noodzakelijk voor gemeenten, provincies en waterschappen. Het Klimaatverbond gaat, voortbouwend op de goede relaties van de afgelopen 20 jaar, de komende jaren ook op adaptatiegebied ondersteuning geven aan gemeentes, provincies en waterschappen. Sinds het voorjaar van 2014 is het Klimaatverbond zich aan het oriënteren op de in Nederland en Europa bestaande kennis, initiatieven en beleidsontwikkelingen rondom klimaatadaptatie. Omdat klimaatverandering veel verschillende gezichten zal hebben op de korte, middellange en lange termijn zal ook klimaatadaptatie veel verschillende acties met een breed spectrum van actoren vergen. Zo heeft het toenemende risico van hittegolven gevolgen voor bijvoorbeeld de ouderenzorg, maar ook voor de omzet van binnenstadondernemers, de stedelijke inrichting en overbelasting van het electriciteitsnet. Zware onweersbuien en overstromingen kunnen gevolgen hebben voor festivals maar ook voor de aanpassing van waterbergingssystemen in een gemeente.Voor onze leden is dit een uitdaging omdat op lokaal niveau de gevolgen van klimaatverandering zich moeilijk laten voorspellen. In de ontwikkeling van het klimaatadaptatie programma zal het Klimaatverbond vooral een risico preventie benadering voorstaan en daarbij aansluiting zoeken bij relevante initiatieven op dit gebied. Daarnaast streeft het Klimaatverbond naar een adaptatiemethode die voor alle gemeentes als uitgangspunt voor adaptatiebeleid kan dienen, zodat ervaringen en kennis efficiënt gedeeld kunnen worden. Omdat iedereen, vroeg of laat, met de gevolgen van klimaatverandering te maken zal krijgen staat het klimaatverbond een adaptatie aanpak voor die inclusief is, waarin zowel burgers, bedrijven als overheden een rol te vervullen hebben. Voor meer informatie: Madeleen Helmer [email protected] 06-13.55.86.88 Groene daken houden langer vocht vast, wat helpt tegen overstroming en oververhitting 50 Kristalbad, het nieuwe watergebied tussen Hengelo en Enschede. Bron: www.enschedeonzestad.nl Klimaatbestendige steden Het klimaat verandert: het wordt warmer, natter én droger. Straten en kelders staan geregeld blank, omdat het water van hevige regenbuien niet snel genoeg kan worden afgevoerd. Lange perioden van droogte zorgen op andere moment juist voor een tekort aan water. Er komen meer warme dagen, dus vaker een hittegolf. Het effect van zo’n hittegolf is in de stad extra groot, omdat de stad de warmte vasthoudt. Deze problemen nemen naar verwachting alleen maar toe. Zowel door de klimaatverandering, als door het steeds dichter bebouwen van de steden en openbare ruimtes en tuinen die steeds vaker worden bestraat. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten we maatregelen nemen. We moeten toe naar klimaatbestendige steden. Uit de praktijk Waterschappen en gemeenten werken samen om de stad aan te passen aan het veranderende klimaat. Maatregelen waaraan je kan denken hoeven niet ingewikkeld te zijn. Zo kan het schone regenwater dat van daken afstroomt van het riool ‘afgekoppeld’ worden en naar een tuin geleid worden om daar in de grond zakken. Groene daken en polderdaken kunnen het regenwater een tijdje vasthouden voor het naar het riool stroomt om zo overbelasting van het riool tegen te gaan. Extra waterberging kan ervoor zorgen dat de straten en kelders niet vollopen bij een flinke regenbui. ‘Groen’ zorgt voor verkoeling in de stad op extreem hete dagen. Ook buiten de stad werk het waterschap aan het hebben en houden van ‘droge voeten’. Daarbij is rekening houden met een veranderend klimaat een heel belangrijk ingrediënt. Enschede Kristalbad tussen Hengelo en Enschede helpt tegen wateroverlast 51 Het gebied tussen Hengelo en Enschede en tussen Driene en Twekkelo krijgt een nieuwe aanblik. Het project heet Kristalbad. De naam is afkomstig van het zwembad, dat vroeger in de buurt lag. Het Kristalbad biedt een oplossing voor onder andere een te grote waterafvoer van Enschede naar Hengelo. In Enschede en Hengelo is weinig ruimte om overtollig regenwater te bergen. Er is een behoorlijk hoogteverschil tussen beide steden en bij hevige regenval (wat door klimaatverandering vaker gebeurt) loopt het water te snel naar Hengelo. Om in Hengelo de voeten droog te houden, moet het water tijdelijk worden opgevangen. Het Kristalbad biedt ruimte voor 187.000 kubieke meter water. Als ecologische verbindingszone heeft het Kristalbad voor de fauna de functie van zebrapad tussen noordoost en zuidwest Twente. De verwachting is dat de ecologische verbindingszone geschikt is voor bijvoorbeeld kikkers, salamanders en hagedissen, waterspitsmuis, boommarters, bunzing en de das. Voor de mens biedt Kristalbad meer recreatieruimte en een duidelijke landschapsstructuur. Zie ook uvw.nl, klimaatbestendigestad.nl en kennisvoorklimaat.nl DEEL 4 Communicatie De belangrijkste motivator voor energietransitie en besparing is bewust zijn. Dit wordt bereikt door te meten, en te communiceren wat er gebeurt. Verschillende meetinstrumenten zijn beschikbaar voor gemeenten, hier komen de klimaatmonitor en de duurzaamheidsmeter aan bod, evenals campagnes en de CO2 prestatieladder. In deel 5 meer over social media. 1 Uitwisselen en campagne voeren Hoog van de toren blazen helpt! Het Klimaatverbond maakt klimaatbeleid zichtbaar. De zichtbaarheid zit in het continue communiceren website, sociale media en het maandelijks uitsturen van een nieuwsbrief naar leden en geïnteresseerden over voorbeelden en verhalen van decentrale overheden met een koplopend klimaatbeleid. Klimaatverbond voert de afgelopen 22 jaar lobby namens decentrale overheden, biedt procesondersteuning om tot succesvolle samenwerking te komen én voert campagnes. Meestal zijn de campagnes wel bekend bij u, maar is niet bekend dat Klimaatverbond zowel het brein als de uitvoerende organisatie achter de campagne is. De meest bekende campagne is de jaarlijks terugkerende Warme Truiendag. De Warme Truiendag biedt iedereen een handelingsperspectief door op te roepen de thermostaat een graad lager te zetten en zo 7% energie te besparen. “Verwarm jezelf in plaats van de wereld” De Energy Battle faciliteert een strijd tussen wethouder, gemeenteambtenaren en raadsleden om zelf thuis binnen 7 weken een aanzienlijke hoeveelheid energie te besparen. “In een team van collega’s, zelf ervaren wat energie besparen is, motiveert als een speer!” De Zonatlas en de Solar Days zetten ook in op betrokkenheid, draagvlak en activeren van mensen. Dat er panelenweer voorspeld wordt en dat zelf zonne-energie opwekken op je dak meer oplevert dan een spaarrekening motiveert om te gaan nadenken. Sterker is nog, dat daar waar één buurman start met zonne-panelen ontstaat een buurman-buurman effect. Klimaatverbond maakt in alle campagnes gebruik van wetenschappelijke kennis (bv. over energie besparen) en inzichten uit de psychologie voor duurzame gedragsverandering. Projectleider Emke Mol van Klimaatverbond vat op haar persoonlijke blog de 52 belangrijkste inzichten samen. “Het is een inkopper, maar desalniettemin: als je iemand wilt veranderen of beïnvloeden, moet je weten waar de echte, intrinsieke trigger voor gedragsverandering zit. Verdiep je in de mensen die je wilt beïnvloeden en zorg dat je weet wat hun probleem is en waar ze zich zorgen over maken. Grofweg kun je mensen motiveren met 3 zaken: • Beloning (extrinsiek en gedrag stopt zodra beloning stopt) • Betrokkenheid (intrinsiek en langdurig) • Iedereen doet het (de behoefte om bij de groep te horen)” Meer weten: molcom.nl/2014/02/11/overtuigen-totduurzaam-gedrag-deel-ii 2 CO2-Prestatieladder helpt bij duurzaam aanbesteden Bedrijven beloond voor reduceren uitstoot De CO2-Prestatieladder is een begrip geworden in Nederland. Het instrument wordt ingezet bij circa 4 miljard aan aanbestedingen per jaar, voornamelijk in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW). Het aantal gecertificeerde bedrijven is inmiddels ruim de 450 gepasseerd en ruim 40 opdrachtgevers gebruiken “de Ladder” reeds bij aanbestedingen. Uit onderzoek van het Economisch Instituut Bouw (EIB) bleek onlangs dat opdrachtgevers sinds de nieuwe aanbestedingswet het vaakst de CO2-Prestatieladder gebruiken als EMVI-criterium. Bij EMVI-criteria worden veelal inschrijvers geselecteerd op basis van een combinatie van prijs én kwaliteit. De CO2-Prestatieladder is een instrument dat bedrijven helpt bij het reduceren van hun CO2-uitstoot en kent 5 treden. Hoe hoger het bedrijf scoort op de ladder, hoe volwassener het bedrijf is in CO2-management. Zo is een bedrijf op niveau 3 bezig met het reduceren van de CO2-uitsoot van het eigen bedrijf, op niveau 4 ook met de CO2-uitstoot van zijn belangrijkste materialen en op niveau 5 maakt het werkt van het reduceren van de CO2- uitstoot van zijn leveranciers. Binnen de eigen bedrijfsvoering, in projecten én in de keten kan nog veel CO2-winst worden behaald in de vorm van energiebesparing, het efficiënt gebruik van materialen en duurzame energie. De bedrijven worden jaarlijks beoordeeld door een Certificerende Instelling die het Ladderniveau vaststelt. opdrachtgevers en – daarmee samenhangend – een verdere groei van het aantal gecertificeerde bedrijven. Naast landelijke opdrachtgevers ProRail, Rijkswaterstaat en Alliander hebben diverse provincies, waterschappen en gemeenten de ladder al ingezet. Deze ambitie wordt ondersteund door de recente ondertekening van de Green Deal Duurzaam GWW (zie deel 1 H7). De CO2-ladder speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast is het streven dat de ladder in alle GWW-sectoren wordt ingezet, dus bijvoorbeeld ook in de ondergrondse infrastructuur. De netwerkbedrijven zijn hier al mee gestart. Maar ook buiten de infrastructuur liggen er kansen. De ladder is met name interessant in sectoren waarin sprake is van grote aanbestedingen en een breed scala aan mogelijkheden om CO2 te reduceren, die buiten het gezichtsveld van opdrachtgevers liggen. Goede voorbeelden hiervan zijn de ICT-sector en de afvalbranche. Ook het kabinet erkent dit en Mansveld heeft in haar eind 2013 verschenen Klimaatagenda de ambitie uitgesproken om bij meer van de overheidsinkopen de CO2-Prestatieladder in te gaan zetten. Neem contact met ons op voor meer informatie over de inzet van de CO2-Prestatieladder in uw gemeente: Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO), +31 (0)30 711 6800 Zuilenstraat 7a, 3512 NA Utrecht [email protected], skao.nl Principe achter de ladder is dat, bedrijven worden gestimuleerd CO2 te reduceren doordat een hogere trede op de ladder een hogere fictieve korting (gunningvoordeel) oplevert in het aanbestedingsproces van opdrachtgevers. De ladder werkt. Gemiddeld hebben de deelnemende bedrijven een reductiedoelstelling van meer dan 2% per jaar. In recent onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling bleek de bouwsector, mede door de inzet van de ladder, het meeste vooruitgang te hebben geboekt in de verduurzaming van zijn productieketens. Dankzij de ladder is duurzaamheid een prioriteit geworden in de ‘traditionele’ bouwsector. Dagelijks bewijst de CO2Prestatieladder zijn waarde voor opdrachtgevers en opdrachtnemers in steeds meer sectoren. Ambities Een belangrijke ambitie van SKAO voor de komende twee jaar is de bredere inzet van de ladder door 53 Beeld: SKAO 3 Klimaatmonitor en duurzaamheidsmeter belicht Ambities en prestaties van even groot belang “Mijn energierekening is meer gekelderd doordat ik naar de meter ben gaan kijken dan door de zonnepanelen”, zei een van de deelnemers aan de Solarblitz, een Zutphens burgerinitiatief ontstaan vanuit Transition Town Zuthen. Dit is een herkenbaar fenomeen. Als we niet meten, weten we ook niets en hebben we geen impuls ons gedrag te veranderen. Energiebesparing begint dus bij meten. Dit kan op apparaatniveau, op huishoudniveau, op bedrijfsniveau, op gemeente- en regioniveau en zelfs groter. Voor gemeenten is er een aantal meetinsturmenten beschikbaar. We lichten er hier twee toe: de lokale duurzaamheidsmeter en de klimaatmonitor. Het verschil is dat de klimaatmonitor daadwerkelijke uitstoot meet, zoals te zien is in onderstaand schema van de gemente Amersfoort, en de duurzaamheidsmeter gemeentelijke ambities weergeeft. Vanuit het Energieakkoord komt er een monitoringsinstrument bij. Die zal dieper inzoomen op de thematiek van Energie & Klimaat. In dit kader en op initiatief van de VNG Lokale zijn de krachten gebundeld met Duurzaamheidsmeter (FairBusiness), Klimaatverbond, Klimaatmonitor (RWS) en KING om met het bestaande instrumentarium gezamenlijk een monitor - misschien beter te duiden als dashboard - te ontwikkelen welke voor verschillende stakeholders zichtbaar maakt wat gemeenten bij(kunnen)dragen aan de realisatie van het energieakkoord. Het doel van monitoring is drieledig. 54 1 Op SER-niveau moet een goed beeld geleverd worden van de voortgang van lokale acties en de lokale resultaten en effecten; 2 Op lokaal en regionaal niveau willen partijen overzicht houden, van elkaar leren, geïnspireerd worden en (evidence based) inzicht krijgen in hun handelingsperspectief; 3 Er moet een goed beeld ontstaan van de (cor)relatie tussen enerzijds lokale acties en anderzijds lokale effecten: welk deel van het effect wordt verklaard door lokaal handelen en welke handelingen zijn dat dan? Welk deel wordt verklaard door omgevingsvariabelen en welke zijn dat dan? Klimaatmonitor De Klimaatmonitor is een handige website voor gemeenten en provincies die op basis van een uitgebreide databank aan gegevens inzicht biedt in de klimaat- en energieprestaties. U selecteert een gemeente, provincie of ander gebied en ziet in één oogopslag welke CO2- en andere broeikasgassen er uitgestoten worden, waar ze vandaan komen en in welke hoeveelheden. Ook zijn er verschillende overzichten beschikbaar van de hoeveelheid energie die gebruikt wordt en hoeveel hernieuwde energie opgewekt wordt. De hoeveelheden worden per branche geregistreerd. Alle beschikbare gegevens kunnen met een druk op de knop in verschillende gebiedsspecifieke rapportages zichtbaar gemaakt worden. U heeft zo snel inzicht in bijvoorbeeld het aantal aardgasauto’s dat in een gemeente rondrijdt of het aantal uitgereikte energielabels, maar ook effecten als het gasgebruik van woningen per wijk en buurt en de via windenergie opgewekte elektriciteit. De gegevens worden beschikbaar gesteld door verschillende bronnen, zoals het CBS, Emissieregistratie, RVO en RWS, het Productie Installatie Register (PIR), regionale netbeheerders als Liander en Enexis en de Nederlandse Emissieautoriteit. Aanvullende lokale data kunnen eenvoudig aangeleverd worden. • Inspelen op de veranderende rol van de overheid, van regiserend naar faciliterend en op sommige terreinen zelfs participerend. Dat betekent o.a. meer aandacht voor burgerkracht. Toppers campagne 2013/2014 Zo’n 100 gemeenten hebben voor 1 maart 2014 de vragenlijsten ingevuld. Hoewel de lat in 2013 weer flink omhoog is geschroefd, wisten de volgende gemeenten toch 80% of hoger te scoren: klimaatmonitor.databank.nl Gert Nijsink, RWS. [email protected] Lokale Duurzaamheidsmeter De Lokale Duurzaamheidsmeter geeft inzicht in de ambities en initiatieven van gemeenten op het gebied van duurzame ontwikkeling. Ook is het instrument een handvat voor maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven om met gemeenten in gesprek te gaan over duurzame ontwikkeling. Het doel van de Duurzaamheidsmeter is drieledig: 1. Een bron van inspiratie voor de lokale politiek en betrokkenen. 2. Leren en kennisdelen: wie heeft welke stappen al gezet? 3. Uitdagen: wie loopt voorop en is in staat om de reputatie van koploper hoog te houden? Via de website duurzaamheidsmeter.nl kunnen de vragenlijsten eenvoudig worden ingevuld. Via dezelfde website zijn en blijven de resultaten voor iedereen toegankelijk. De Lokale Duurzaamheidsmeter bestaat uit drie vragenlijsten, geënt op de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: People, Planet en Profit. Gemeenten kunnen de vragenlijsten online invullen, waarna de resultaten zichtbaar worden op deze website. Vragen gaan bijvoorbeeld over duurzaam inkopen: wordt aan leveranciers gevraagd naar hun plaats op de CO2 prestatieladder? En telt de Total Cost of Ownership mee bij aanbestedingen of telt alleen de laagste prijs? Per antwoord is te zien welke gemeenten er wel mee werken en welke niet. Ook zijn totaalscores zichtbaar, met Nijmegen aan kop op nummer 1. Gemeenten hebben de afgelopen jaren flink vooruitgang geboekt. De lat kon in deze nieuwe versie van de Lokale Duurzaamheidsmeter weer omhoog. Belangrijke uitgangspunten die een ad hoc klankbordgroep van experts hierbij aanreikten waren: • Aansluiting zoeken bij de ISO 26000 richtlijn, wat o.a. betekende: meer nadruk op ‘accountability’, de rol van stakeholders en kansen voor nieuwe partnerschappen; • Scherper onderscheid tussen de voorbeeldrol van gemeenten als organisatie en het aansturen voor duurzame ontwikkelingen in de gemeenschap; 55 Toppers 2013/2014 Gemeente Score (%) 1 Nijmegen 97 2 Breda 94 3 Leeuwarden 93 4 Arnhem 89 5 Tytsjerksteradiel 89 6 Tilburg 88 7 ‘s-Hertogenbosch 88 8 Eindhoven 88 9 Haarlem 88 10 Boxtel 87 11 Deventer 82 12 Helmond 82 13 Oss 80 14 Bronckhorst 80 Veel koplopers zijn geen onbekenden voor de Duurzaamheidsmeter, gemeenten als Nijmegen, Breda, Leeuwarden en ook Tilburg en Boxtel weten een koplopersrol goed vast te houden. Opvallend is dat de kleinere gemeente Tytsjerksteradiel (32.000 inwoners), net als in de versie van 2009/12, heel hoog scoort. Contactpersoon: Martha Klein 06-53 52 36 46 [email protected] duurzaamheidsmeter.nl DEEL55 DEEL Netwerk en kennis delen De energietransitie is een zaak van iedereen. Gezien de urgentie van de klimaatproblematiek hebben we geen tijd om het wiel opnieuw uit te vinden. Maak gebruik van elkaars kennis en ervaring. Deel deze en stap in de bestaande netwerken. Zoals Wubbo Ockels schreef in zijn afscheidsrede: de mensheid is onscheidbaar. Werk samen. 1 Overzicht organisaties Maak gebruik van het bestaande netwerk Linken met wie? Regionaal • Met uw provincie en uw regio; • Met de Unie van Waterschappen en het waterschap in uw regio; • Met vertegenwoordiging van decentrale overheden in SER Energieakkoord (voorzitter Klimaatverbond) – VNG Ondersteuningsprogramma voor gemeenten, VNG (Lian Merkx, via [email protected]); • Met uw provinciale Natuur- en Milieufederatie; • Met uw eigen lokale energiecoöperaties en duurzame bedrijven. Landelijk • DuurzaamDoor, een programma van AgentschapNL, contactpersoon programma Irma Straathof, [email protected] • RVO (voorheen AgentschapNL), contactpersoon: Martien Das, [email protected] • RWS, Klimaatmonitor: contactpersoon: Gert Nijsink, [email protected] • Lokale Klimaatagenda Ministerie IenM / Rijkswaterstaat Leefomgeving ([email protected] tav Ralf Brieskoorn) en de nieuwe, nog te benoemen Klimaatambassadeurs; • Platform 31 • GDO, Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling, contactpersoon: Jean Eigeman, via [email protected] • Urgenda, Samen Sneller Duurzaam, contactpersoon: directeur Marjan Minnesma, via [email protected] • Nudge, Duurzaam Consumentenplatform, contactpersoon: directeur Jan van Betten via [email protected] • ODE, Organisatie voor Duurzame Energie, contactpersoon IJmert Muilwijk, voorzitter@duurzameenergie. org • E-decentraal, federatie van en voor lokale en decentrale duurzame energie-initiatieven, contactpersoon: secretaris Ruud de Bruijne, [email protected] • HIERopgewekt, dé website voor lokale duurzame energie-initiatieven, contactpersoon: projectleider Marieke Wagener via [email protected] 56 • De groene stad (brancheorganisatie ism VNG), contact via: [email protected] • TEEB The economics of ecosystems and biodiversity, contact via: [email protected] • Voor ambtenaren: meld u aan bij Viadesk Lokaal Klimaatbeleid. 2 Scholingsmogelijkheden Selectie scholingsmogelijkheden voor bestuurders • Masterclass Kansrijke Aanpakken: Versterking van de regie rol van gemeenten bij opzet en uitvoering (faciliteren van) energiebeleid Klimaatverbond en Meer Met Minder Ruud van Vliet [email protected] • Masterclass Framing De workshop bestaat uit drie delen. Allereerst een korte inleiding tot framing. Vervolgens wordt aan de hand van beeldmateriaal een aantal patronen in het spel van framing en reframing opgespoord. Tenslotte wordt met behulp van twee acteurs, die gespecialiseerd zijn in politiek-bestuurlijke role playing, een aantal karakteristieke framing-valkuilen geanalyseerd – en gaan we op zoek naar strategieën om die valkuilen te voorkomen. platform31.nl/agenda/masterclass-framing Platform31 Wendy van Schie [email protected] • Bijeenkomst Forum Stedelijke Regio’s 19 maart 2014 vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Regionale samenwerking is in de meeste verkiezingsprogramma’s geen thema. Het wordt door veel raadsleden en bestuurders ervaren als een noodzakelijk kwaad. Als een hulpconstructie die afbreuk doet aan de democratische legitimiteit van het gemeentebestuur. Platform31 w.platform31.nl/agenda/bijeenkomst-fo- Marjolein Stamsnijder [email protected] rum-stedelijke-regios-leiden • Masterclass wethouderschap Processen verlopen niet altijd zoals u zou willen. Beleid ontwikkelen is complex, vraagt veel tijd en vele stakeholders willen invloed op de uitkomst. Soms wringt het tussen u en een ambtenaar, of lukt het niet om het college mee te krijgen. Ook kunt u worden geconfronteerd met weerstand in gemeenteraad. Kortom, er kan veel misgaan. U kunt er zelf veel aan doen om processen soepeler te laten verlopen. vngacademie.nl/producten/college-bw/masterclass-wethouderschap.aspx VNGacademie 57 [email protected] 3 Social media Makkelijk gelinkt met #klimaatbeleid Klimaatverbond en Klimaatzuster bevelen aan om ook sociale media te betrekken in uw werk. LinkedIn Er bestaat een LinkedIn groep voor Klimaatwethouders: linkedin.com/groups/Klimaatwethouders-3159314/about Hier worden ervaringen uitgewisseld en tips gegeven. De beheerder van deze LinkedIn groep is Anna Schoemakers, directeur Klimaatverbond: [email protected] Twitter Klimaatverbond kijkt bijna dagelijks op Twitter wat de klimaatwethouders, gedeputeerden en partnerorganisaties twitteren. We zoeken naar het belangrijkste nieuws via Twitterlijsten. Op deze manier delen we snel het belangrijkste nieuws uit het netwerk. Onze maandelijkse nieuwsbrief wordt steeds vaker gevuld met nieuws dat ons via Twitter bereikt. Zeker weten dat we belangrijk nieuws uit uw gemeente of regio niet missen? Gebruik in uw tweet #klimaatbeleid: op deze manier lezen al uw collega’s mee. De meeste projecten van het Klimaatverbond hebben een eigen twitteraccount. Zoals @warmetruiendag, @zonatlas, @solardaysNL. Ook de meeste medewerkers hebben hun eigen account. U vindt de namen van deze accounts in de lijsten van het Twitteraccount van Klimaatverbond. Wij bevelen u aan een selectie van de volgende personen en organisaties via twitter te volgen: @eDecentraal @Klimaatverbond @DuurzaamDoor @Klimaatbeleid @PlatformDH @HIERopgewekt @GroeneZaak @Zonatlas @energieoverheid @Zonnekaart @Energie_plus @Klimaatagenda @MVO_NL @Klimaatveranda @MeerMetMinder @Ewaldeng @Hetgroenebrein @Leefomgeving @EnergyCities Zoek regelmatig op de hashtags #energietransitie en #klimaatbeleid en #duurzaamheid en volg natuurlijk alle collega wethouders op twitter! 58 Zie hieronder tips voor te volgen organisaties van Anne-Marie Pronk, zelfstandig adviseur klimaatbeleid en al enkele jaren op regelmatige basis werkzaam voor het Klimaatverbond. Ze is te vinden op haar website: klimaatzuster.nl en natuurlijk op twitter: @klimaatzuster Klimaat in onderwijs en wetenschap • Groen Gelinkt • NME podium • Groene Generatie • Het Groene Brein • Duurzaam MBO • Duurzame PABO • Kennis voor Klimaat Favoriete blogs • Skeptical Science • Bart Verheggen • Het Kan Wel • Strawberry Earth • Jan Paul van Soest | Gemeynt • Martijn Jeroen van der Linden • Story of Stuff • Polder PV van eter Segaar: álles over zonne-energie in Nederland • Henri Bontenbal • Thijs de la Court • Paul Luttikhuis NRC • Vincent Dekker (Vincent wil zon, Trouw) • Lowtechmagazine Inspirerende TV programma’s • Power to the people VPRO Tegenlicht • VPRO Klimaatjagers E-books • Signalenrapport Energieke Samenleving Planbureau voor de leefomgeving (2011) • Mijn hemel wat gebeurt er op aarde Jan Juffermans (2012) • Publicatie KNAW Klimaatverandering wetenschap en debat (2011) Presentatie Energietransitie Gelderland 59 60 61 Gemeente Nibbixweer wenst nieuwe wethouders veel succes! Volg ons! Wij zijn te vinden op: @nibbixweer www.nibbixweer.nl Wethouder Roy Roessink: “Ik wens al mijn nieuwe collega-wethouders veel energie toe in een gezond politiek klimaat. Met commitment ontstaan mogelijkheden en vanuit perspectief komt resultaat. Succes uit Nibbixweer!!” Gemeente Nibbixweer / verantwoord investeren in een duurzame toekomst. 62 Toekomstateliers voor een energieke samenleving Het bruist in Nederland op lokaal niveau en in allerlei bedrijven. In deze ‘energieke samenleving’ komen veelbelovende oplossingen in beeld. Maar hoe verhoudt uw gemeente zich tot de veelheid aan nieuwe initiatieven? Toekomstateliers zoals Oikos die ‘op maat’ ontwikkelt, bieden een aanknopingspunt voor een (her)nieuw(d)e samenwerking tussen gemeenten, burgerinitiatieven, bedrijven en organisaties om een duurzame samenleving in hun lokale gemeenschappen te laten opbloeien. Energiek samenwerken, hoe doe je dat? Voor alle gemeenten -of zij nu Millenniumgemeente, Fair Trade gemeente of gemeente voor Duurzame Ontwikkeling zijn, lid van het Klimaatverbond of niets van dit alles - zijn de vele initiatieven in de ‘energieke samenleving’ een belangrijk aangrijpingspunt voor samenwerking. Dat vraagt om een overheid die initiatieven van burgers, organisaties en bedrijven kent, deze ruimte en vertrouwen geeft om zich te ontwikkelen en deze waar nodig steunt, zonder het initiatief naar zich toe te trekken. Dat is van beide kanten zoeken én werken. Dat kunt je het beste gezamenlijk doen. Precies dat gebeurt in de Toekomstateliers. Toekomstateliers Een Toekomstatelier brengt mensen van bedrijven, burgerinitiatieven, maatschappelijke organisaties, kerken, overheden – met verschillende rollen als consument, ondernemer, werknemer, politicus, bestuurder e.d. –samen. In een creatief proces-op-maat schetsen zij aan de hand van ‘duurzame’ successen en verbeterpunten een gezamenlijke toekomstvisie en concrete suggesties om die stapsgewijs te realiseren. In samenwerking met VNG-internationaal heeft Oikos rond de Lokale Duurzaamheidsmeter diverse toekomstateliers georganiseerd in Utrecht, Wageningen en Culemborg. Inmiddels heeft de Lokale Duurzaamheidsmeter ook een prominente plek in het Energieakkoord Ook interesse een toekomstatelier in uw gemeente? Neem contact met ons op: www.stichtingoikos.nl/toekomstateliers 63 Reader als handreiking voor succesvol klimaat- en energiebeleid Deze reader is gemaakt door het Klimaatverbond voor de wethouders duurzaamheid voor de collegeperiode 2014-2018. Dit is de eerste versie, voor de provincie Gelderland. Updates voor andere provincies en meer informatie is te vinden op masterclassenergietransitie.nl Het Klimaatverbond is een vereniging ‘van, voor en door’ decentrale overheden. Het Klimaatverbond initieert, stimuleert en faciliteert actief beleid van decentrale overheden om de duurzame samenleving te realiseren. Samen met decentrale overheden en hun gemeenschappen werkt het Klimaatverbond gericht aan het voorkomen van (mitigatie) en aanpassen aan (adaptatie) klimaatverandering; ook vanuit een internationale context. Decentrale overheden vervullen hierbij een cruciale rol en de energieke samenleving speelt daarbij in toenemende mate een belangrijke rol. Om de doelstellingen te realiseren sluit het Klimaatverbond actief aan bij de benadering van de Nationale Klimaatagenda met de pijlers ‘Energieke samenleving’, ‘Mitigatie’ en ‘Adaptatie’. Het Klimaatverbond zet in op de wederkerige verbinding tussen (inter-)nationaal beleid en de lokale praktijk. De samenstelling van het bestuur van het Klimaatverbond is een zichtbare uiting van verbinding van netwerken. Klimaatverbond is namens haar leden verbonden met Energy Cities en Climate Alliance. Uw gemeente, waterschap en provincie kan ook lid worden van Klimaatverbond. Neemt u contact op met Klimaatverbond via ofwel [email protected] ofwel [email protected] Colofon • Redactie: Tjitske Ypma • Fotografie: Peter de Koning (PDK Foto), Tjitske Ypma, en eigen foto’s partners • Vormgeving en opmaak: Z in beeld - grafisch ontwerp en Eva Communiceert - digitalisering • Druk: Pcsd Zutphen • Aan deze reader schreven mee: Martijn Siemes, Sjaak de Ligt (Klimaatverbond), Anna Schoemakers (Klimaatverbond), Irma Straathof (RVO), Mirjam de Rijk, Carla Onderdelinden (provincie Gelderland), Rafael Lazaroms (UvW), Brian Heikamp (SKAO), Irene Karssiens-Tom (Oikos), Richard van Loosbroek (Stadsregio), Simon Minske (Regio Noord-Veluwe), Henk Diepenmaat en Tjitske Ypma. De Masterclasses vonden plaats dankzij: Klimaatverbond werkt voor de Energietransitie verder samen met: 64
© Copyright 2024 ExpyDoc