SDE+ regeling 2015 (WGO 17 november)

De leden van de Kamercommissie voor Economische Zaken
Nederlandse vereniging van
Biomassa Ketel Leveranciers
NBKL secretariaat
Achterbergsestraat 128
3911 CX Rhenen
E-mail: [email protected]
Website: www.nbkl.nl
Betreft: SDE+ regeling 2015 (WGO 17 november)
Rhenen, 13-11-2014
Geachte leden,
Het kabinet laat met de SDE+-regeling 2015 een enorme kans liggen op een grote toename
van hernieuwbare energie tegen veel lagere kosten dan met de zojuist gepubliceerde
regeling het geval zal zijn. Met consequente stimulering van het gebruik van ketels op vaste
biomassa is een bijdrage aan de nationale doelstelling van 16% te bereiken die vergelijkbaar
is met die van de zo uitvoerig in Energieakkoord en SDE-brief behandelde opties, te weten
enkele tientallen pètajoules.
De Nederlandse vereniging van Biomassa Ketel Leveranciers NBKL wijst op de groeipotentie
van houtketels zonder dat daaraan belangrijke nadelen verbonden zijn. Wij vinden in de
brief die minister Kamp op 11 november jl. aan de Tweede Kamer heeft gezonden over de
SDE+ regeling voor 2015 geen aanknopingspunten voor een extra stimuleringsinspanning.
Gelet op de ambities van het kabinet veronderstelden wij dat biomassa installaties een
belangrijke bijdrage zouden gaan leveren aan het doel van 16% hernieuwbare energie in
2023. De bijdrage die opwekking van groene warmte, eventueel gecombineerd met
electriciteitsopwekking, door kleine hoog-efficiënte biomassa installaties kan geven blijft
echter onderbelicht. Deze installaties gebruiken veelal lokaal geoogste en uit het duurzaam
beheer van bos en landschap afkomstige houtchips. De basisbedragen (4,3 resp. 5,1 c/kWh,
te corrigeren met de marktprijs voor energie, twee van de laagste bedragen in de lijst
basisbedragen) wordt door de markt niet als stimulerend ervaren.
De afgelopen jaren is de groei van het aantal kleine installaties beperkt gebleven doordat
subsidie gegeven wordt vanaf een relatief grote omvang (500 kW). Het herhaalde verzoek uit
de markt om de ondergrens te verlagen, zodat veel meer ketels in zwembaden, MKB en
meergezinswoningen ook in aanmerking komen, heeft het kennelijk niet gehaald. De
subsidie normbedragen brengen tot dusver de markt niet in beweging omdat er in
werkelijkheid weinig business cases aantrekkelijk zijn. Inbreng uit de markt die inhield dat de
prijzen die gehanteerd zijn voor referentiebrandstof (houtchips) irreëel zijn, heeft niet tot
een andere berekening geleid. Daarbij de vermelding dat de betreffende brandstoffen voor
de houtketels in kleinere volumina en dus duurder worden geleverd dan dezelfde
brandstoffen voor centrales. Kleine ketels die gestookt worden op pellets worden in de
berekening meegenomen met een brandstofprijs die dezelfde is als de brandstofprijs voor
een centrale van 800 MW. Bovendien tekenen wij aan dat i.v.m. de stijgende emissie-eisen
alleen zeer schone brandstof bruikbaar is. Bij goedkope
brandstof en/of voordelige ketels is een ‘DeNOx’
installatie vereist, waarin de basisprijsberekening niet voorziet.
Het gevolg van de feitelijk iets te magere subsidieregeling is dat een aantal bedrijven
houtketels zelfs vervangt door olie- of gasgestookte ketels. NBKL vreest dat dit nu vaker gaat
gebeuren.
Wij zouden u willen vragen erop aan te dringen dat in de regeling een evenwichtige
benadering voor de verschillende typen installaties plaats gaat vinden, ook kleine bedrijven
een tegemoetkoming kunnen krijgen voor investering in duurzame warmte en er tenslotte
alsnog reële bedragen worden opgenomen voor de kosten van de investering en de
referentiebrandstof van biomassa installaties.
Hoogachtend
dr.ir. Eppo Bolhuis
Voorzitter