Burger- en cliëntenparticipatie op het sociale domein

Burger- en cliëntenparticipatie
op het sociale domein:
Waar staan we met elkaar?
Nijmeegse Adviescommissies • februari 2014
Jos Kersten, Els van der Ploeg (WIG)
SENIORENRAAD
NIJMEGEN
Klantgroep Overleg KGO
ADVIESCOMMISSIE JMG
Jeugd-, Maatschappelijke opvang- en Gehandicaptenbeleid
Adviescommissie homo-/lesbisch beleid
Nijmeegse Adviescommissies
INHOUDSOPGAVE
1Inleiding
4
2Aanleiding
5
3 Heroriëntatie op burger- en cliëntenparticipatie
6
3.1Uitgangspunten
3.2 Wettelijk kader
3.3 Individuele participatie
3.4Wijkparticipatie
3.5 Lokale participatie
3.6 Regionale participatie
3.7 Verbinding tussen schaalniveaus
3.8 Score op participatieladder
4 Agenda
13
5Literatuur
15
BIJLAGEN
1
2
3
4
5
6
7
8
Gevolgen transities voor burgers, gemeenten en professionals
Definities Conclusies wettelijk kader
Bijzondere projecten individuele participatie
Gemeentelijke visie op wijkparticipatie
Lokale beleidsparticipatie per doelgroep
De Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR)
Uitwerking score op participatieladder
16
20
22
24
27
30
58
61
AANHANGSEL
Relevante passages uit concept-wetteksten 2
70
3
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
1 INLEIDING
2 AANLEIDING
Zorgbelang heeft de opdracht van Nijmegen en de regiogemeenten om de ondersteuning en
participatie in stad en regio met betrokkenen nader vorm te geven. Deze nota is te zien als een
tussenstation.
Het Kabinet wil de komende jaren een omslag maken naar ‘zorg en ondersteuning dichtbij’.
Dit heeft verstrekkende gevolgen voor burgers, professionals en gemeenten.
Zorg en ondersteuning dichtbij betekent: ‘meer zorg en ondersteuning in de buurt, meer
samenwerking tussen aanbieders en houdbaar gefinancierde voorzieningen, zodat ook latere
generaties er nog gebruik van kunnen maken’.
Gemeenten kunnen, aldus het regeerakkoord, meer maatwerk bieden en inspelen op lokale
omstandigheden en zorgbehoeften van cliënten. Daarvoor is, zo wordt opgemerkt, naast de
transities ook een transformatie nodig in het sociale domein.
In de notitie ‘Regionaal Coördinatiepunt Burgerbetrokkenheid’ heeft een Werkgroep Burgerbetrokkenheid (*) een model voor regionale burgerparticipatie beschreven. De Nijmeegse adviesraden waren hier nauwelijks bij betrokken en voor zover ze betrokken waren, konden ze zich
niet vinden in de procesgang en het resultaat.
Na intern beraad hebben de vier Nijmeegse adviescommissies en het Klantgroepenoverleg
WWB besloten, om zich eerst zelf te oriënteren op burger- en cliëntenparticipatie, op het
niveau van wijk, stad en regio. Hiertoe hebben zij een opdracht verleend aan de Werkgroep
Integratie Gehandicapten (WIG).
Het resultaat ligt nu voor.
De nota is geschreven vanuit het perspectief van de adviesraden, maar beperkt zich niet tot dat
perspectief. Het is wel primair een Nijmeegs perspectief.
We schetsen in deze nota de aanleiding om ons opnieuw te oriënteren op burger- en cliëntenparticipatie. Vervolgens werken we die heroriëntatie uit voor participatie op het niveau van individu, wijk, stad en regio. Daarbij komt ook het wettelijk kader aan bod, de samenhang tussen
schaalniveaus en hoe we scoren op de participatieladder. We sluiten af met een agenda voor de
nabije toekomst.
Er wordt gedoeld op drie grote transities (overgangen), die een forse taakuitbreiding voor
gemeenten inhouden:
•de Wmo wordt uitgebreid met de ondersteuning en begeleiding van burgers, inclusief
dagbesteding (voorheen AWBZ);
•gemeenten worden verantwoordelijk voor de gehele jeugdzorg (deze taken liggen nu nog
grotendeels bij provincie en Rijk);
•gemeenten worden verantwoordelijk voor uitvoering van de Participatiewet: een nieuwe wet
met gevolgen voor bijstandsgerechtigden en mensen met een WAJONG- of WSW-indicatie.
Deze transities vragen om transformaties in het sociale domein: hervormingen.
Bij elkaar heeft dit verstrekkende gevolgen voor burgers, gemeenten, professionals bij aanbieders van zorg en welzijn en arbeidsmatige dagbesteding, werkgevers.Te meer, omdat de transities met forse bezuinigingen gepaard gaan.
Bijlage 1 schetst de gevolgen voor burgers, gemeenten en professionals.
(*) Een voorbereidingsgroep vanuit (Wmo) adviesraden en Cliëntenraden AWBZ-instellingen in de regio Nijmegen, begeleid door Zorgbelang.
Meerderheden in Eerste en Tweede Kamer bepalen de beleids- en financiële kaders van de
transities in wet- en regelgeving. Gemeenten voeren de transities op enig moment binnen de
gestelde kaders uit. Vermoedelijk per 1 januari 2015.
Gemeenten hebben dus uiteindelijk uit te voeren.
Om dit zo goed mogelijk te doen met de beschikbare financiële middelen, hebben gemeente,
aanbieders van wonen, zorg en welzijn, arbeidmatige dagbesteding en burgers elkaar heel hard
nodig. Het is meer dan ooit van belang dat zij elkaar goed informeren, elkaar op waarde schatten en zoveel mogelijk, binnen hun rollen, constructief samenwerken.
Kortom, er is alle aanleiding om opnieuw te kijken naar burger- en cliëntenparticipatie.
Zie voor de definities van deze begrippen bijlage 2.
Door alle veranderingen gaat een situatie van ‘onderhandeling’ ontstaan tussen burger en
overheid. Dat gebeurt aan de keukentafel, waar het gaat om de Wmo en de Jeugdwet. Maar ook
de vorming van het Werkbedrijf betekent een ‘andere’ manier van werken, een cultuuromslag.
En met die verandering, verandert ook de positie van de cliënt in het proces. De burger wordt
4
5
Nijmeegse Adviescommissies
gevraagd meer verantwoordelijkheid te nemen, vanuit eigen kracht en zijn sociale netwerk.
Dit impliceert dat er ook een relatieve gelijkwaardigheid van posities dient te zijn. De ‘participatiesamenleving’ kan niet betekenen dat een burger het moet opnemen tegen een almachtige
overheid om bijvoorbeeld aan een voorziening te komen. De ‘participatiesamenleving’ moet
er op neerkomen dat burgers in een situatie verkeren, waarin zij een beroep kunnen doen op
voorzieningen en structuren die hen helpen, enerzijds bij het nakomen van hun plichten en
anderzijds bij het realiseren van hun rechten.
Ook moeten burgers actief bij de veranderingen worden betrokken. We citeren in dit kader
een passage die te vinden is op de website van Movisie:
‘Transformatie zal niet slagen als de verschillende cliëntgroepen, burgers en cliëntorganisaties niet
een duidelijke taak krijgen in dit proces. De op resultaat gefocuste samenleving lijkt in de vaart der
volkeren te veel geneigd naar denken vóór in plaats van met. Dat is sneller en zeker makkelijker, het is
immers wat we gewend zijn te doen, maar waarschijnlijk niet effectiever.’
‘Het versterken van de eigen kracht en samenredzaamheid van allen in onze samenleving, vraagt
om aandacht voor het proces. In de begeleiding van mensen vraagt het om respectvol en open leren
luisteren naar de cliënt en zijn/haar wensen serieus te nemen. In een grootschalige cultuurverandering
vraagt het om te geloven dat de bijdragen van deze groep essentieel is. Aan aanbieders van zorg en
welzijn en overheden de schone taak om te beginnen met geloven in de eigen kracht van de burger.’
3 Heroriëntatie op burger- en cliëntenparticipatie
3.1 Uitgangspunten
Bij het herbezinnen op burger- en cliëntenparticipatie hanteren we een aantal algemene
uitgangspunten:
• We bouwen voort op wat er al is en wat op zichzelf goed is;
• We kijken hoe we het huidige niveau van lokale participatie kunnen versterken;
•We kijken hoe we nieuwe groepen en ‘losse burgers’ kunnen betrekken met nieuwe vormen
van burger- en cliëntenparticipatie;
• We maken optimaal gebruik van ervaringsdeskundigheid van burgers;
• Qua schaal: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet;
• Qua schaal: wat kan er in de buurt/wijk?
• We maken verbindingen tussen de niveaus van wijk, stad en regio.
3.2 Wettelijk kader
We hebben geconstateerd dat burgers een belangrijke rol moeten innemen in het proces van
transformatie. Hiermee in tegenspraak is dat wettelijk de participatiemogelijkheden van burgers afnemen. Zie voor conclusies over het wettelijk kader bijlage 3.
6
Nijmeegse Adviescommissies
1 Een overkoepelende aanbeveling is daarom het uitbreiden van de wettelijke verplichte participatie.
Als Nijmeegse adviescommissies adviseren we:
• Stel voor alledrie de wetten een ombudsfunctie in;
• Regel voor alledrie de wetten kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning;
•Regel voor alledrie de wetten de mogelijkheid van co-productie, (mee)beslissen en eigen
initiatieven (de hogere vormen van participatie op de participatieladder: zie bijlage 8);
•Doe voor alledrie de wetten jaarlijks een evaluatieonderzoek onder cliënten over aanbod en
ervaringen;
• Biedt voor alledrie de wetten de mogelijkheid van mediation;
•Stel in betrokken organisaties zoveel mogelijk professionele ervaringsdeskundigen aan, om
de transformatie van binnenuit te kunnen maken.
•Regel de kwaliteitseisen in de Wmo zoveel mogelijk conform de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwzi), klachtrecht, Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en Wet
toelating zorginstellingen (Wtzi).
3.3 Individuele participatie
De overheid wil de eigen kracht, de zelfredzaamheid en samenredzaamheid van burgers bevorderen. Cliënten leggen het accent vooral op zelfregie: dat ze hun eigen keuzes kunnen maken.
Een aanbeveling in dit kader is:
2 Monitor en evalueer het onderwerp (grenzen aan) zelfregie en eigen kracht met alle betrokkenen.
Er moet blijvende aandacht zijn voor het bevorderen van zelfregie en eigen kracht van burgers,
maar er moet ook oog zijn voor grenzen aan eigen kracht en een beroep op het sociale netwerk.
Dit geldt specifiek voor het keukentafelgesprek, maar ook breder voor de relatie tussen burgers
en professionals in welzijn, zorg en arbeid.
Het is van belang door uitwisseling van ervaringen, op basis van casuïstiek, van elkaar te leren.
De gemeente faciliteert die uitwisseling en monitort en evalueert de situatie in de praktijk met
alle betrokkenen.
In bijlage 4 beschrijven we enkele bijzondere Nijmeegse projecten die bijdragen aan maatschappelijke participatie van individuele burgers.
3.4 Wijkparticipatie
De gemeente Nijmegen kent het ‘Ambitiedocument Inspraak, Participatie en Actief Burgerschap’ (januari 2012) en de nota ‘MEE(R) DOEN in de wijk!’ (januari 2013). Deze worden beschreven in bijlage 5.
Voor de adviescommissies waren deze documenten goed bewaarde geheimen. Ook ambtelijk
zijn deze documenten beperkt bekend. We constateren dat er nauwelijks verbinding is tussen
de niveaus van wijk- en lokale participatie, terwijl er op beide niveaus veel gebeurt.
7
Nijmeegse Adviescommissies
Dit heeft geleid tot de volgende aanbevelingen.
3 Maak de verbinding tussen de participatie in de wijk met de lokale beleidsparticipatie per doelgroep.
Een goede aansluiting tussen beide niveaus biedt kansen. Te meer omdat zorg en welzijn, maar
ook arbeid, (nog meer) gebiedsgebonden georganiseerd gaan worden.
Hoe die aansluiting goed te realiseren is, moet nader worden uitgewerkt.
4 Maak één duidelijke ondersteuningsstructuur voor participatie in wijk en stad.
Benoem ‘het stimuleren van participatie’ als taak in de portefeuille van één of twee wethouders
in het nieuw te vormen college. Maak duidelijk wie zitting hebben in een ambtelijke regiegroep,
die er nu voor wijkparticipatie zou zijn. Betrek burgers bij het monitoren en evalueren van
beleid. En maak de gemeentelijke gereedschapskist en het scholingsaanbod voor participatie in
wijken ook toegankelijk voor participatie op stadsniveau.
3.5 Lokale beleidsparticipatie
Nijmegen kent een gevarieerde doelgroepenstructuur voor beleidsparticipatie: senioren, mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychisch beperking, jeugd, mensen in de maatschappelijke opvang (dak- en thuislozen, vrouwenopvang), mensen met een bijstandsuitkering
of minimuminkomen, allochtonen en homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen
en transgenders.
Deze structuur wordt weerspiegeld in de vier Nijmeegse adviescommissies: Seniorenraad,
JMG (Jeugd, Maatschappelijke opvang en Gehandicaptenbeleid), ACA (Advies Commissie
Allochtonen) en HLB (Homo-Lesbisch Beleid). Daarnaast is er het KGO (klantgroepenoverleg
voor mensen met een bijstandsuitkering of een minimuminkomen).
De vijf commissies hebben samen een groot aantal leden, die ieder hun eigen (ervarings)deskundigheid en netwerken inbrengen, integraal en beleidsmatig kunnen denken en contacten
met de achterban onderhouden. Dit wordt door de commissies zelf positief gewaardeerd.
Ze zijn daardoor in staat om in hun adviezen een gewogen oordeel te geven. Daarbij is het
van belang dat ze een formele positie innemen: ze kunnen het college gevraagd en ongevraagd
adviseren.
We hebben per doelgroep de participatievormen en inhoudelijke thema’s in kaart gebracht.
Deze plaatjes geven veel relevante informatie en zijn terug te vinden in bijlage 6.
De analyse heeft geleid tot de volgende aanbevelingen.
5 Bouw voor beleidsparticipatie voort op de bestaande structuur.
Deze kent een brede schakering aan doelgroepen en deskundigheid, met per kolom een redelijk tot goede verbinding tussen de verschillende overlegvormen. Het is bij uitstek een voorbeeld van hoe (ervaringsdeskundige) vrijwilligers bereid zijn om hun eigen kracht in te zetten
8
Nijmeegse Adviescommissies
ten behoeve van de gemeenschap en hun eigen achterban. Er is tevredenheid over de mogelijkheden die worden geboden om invloed uit te oefenen op beleid en uitvoering. En er is in
redelijke mate tevredenheid over de daadwerkelijke invloed.
6 Realiseer nog meer verbinding in de kolommen per doelgroep.
Dit geldt met name voor de verbinding met cliëntenraden AWBZ-instellingen, patiëntenorganisaties en organisaties, die actief zijn op het gebied van informele zorg (vrijwilligerswerk, ondersteuning mantelzorg, Stichting Hulpdienst, e.d.).
De adviescommissies zouden de ‘trekker’ kunnen zijn om een goede verbinding per kolom te
borgen. Een mogelijk instrument is een (half )jaarlijkse netwerkbijeenkomst.
7 Onderzoek of er nog meer gebruik kan worden gemaakt van ervaringsdeskundigheid.
De beleidsparticipatie is nu vrij traditioneel ingericht: het gaat vrijwel zonder uitzondering
om overlegvormen rond beleid en/of uitvoering. Niet iedereen voelt zich aangesproken door
deze vorm van participatie. Hierdoor bestaat het gevaar dat belangrijke signalen niet worden
gehoord en dat burgers zich niet gehoord voelen. Bepaal welke andere participatievormen om
ervaringsdeskundigheid te horen ingezet kunnen worden. De publicatie ‘Cliëntenparticipatie in
beeld. Inventarisatie praktijkvoorbeelden van cliëntenparticipatie’ (MOvisie, Vilans, 2009) biedt
daarvoor een goede ingang.
8 Oriënteer je nader op het bereiken van ‘ongeorganiseerde’ burgers
Eenzelfde redenering als onder 3 geldt voor ‘ongeorganiseerde’ burgers. Neem hier ook
raadpleging via intermediairs of ambassadeurs in mee.
9 Onderzoek of beleidsparticipatie dichter bij huis kan worden georganiseerd.
De gemeente Nijmegen werkt gebiedsgebonden. In dat kader komen er in ieder stadsdeel
sociale wijkteams en STIPs (steun- en informatiepunten). Vooral het concept van de STIPs biedt
aanknopingspunten voor burgers om signalen af te geven. De STIPs zouden ook voor professionals in de wijk een verzamelpunt kunnen zijn om signalen af te geven.
(Zie ook aanbeveling 1 onder ‘wijkniveau’)
3.6 Regionale participatie
Regionaal coördinatiepunt
Om als gemeenten een aantal nieuwe taken te kunnen uitvoeren, zullen Nijmegen en omliggende gemeenten een Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR) in het leven roepen.
Vooralsnog zijn er in dit samenwerkingsverband modules voorzien voor het Werkbedrijf, als
uitvoeringsorganisatie van de Participatiewet, een inkoopbureau zorg en een module ICT.
De laatste module heeft puur te maken met de interne bedrijfsvoering van de gemeenten.
Zie voor meer informatie over de MGR bijlage 7.
Daarnaast zijn er andere thema’s die regionaal spelen of een regionale component hebben,
zoals jeugdzorg, wonen met zorg, openbare geestelijke gezondheidszorg, vervoer, passend
9
Nijmeegse Adviescommissies
onderwijs, intercultureel werken en seksuele diversiteit.
Ook voor lokale thema’s kan het goed zijn om regionaal kennis te delen en te leren van elkaar,
zoals dagbesteding en individuele voorzieningen Wmo.
Nijmeegse Adviescommissies
van jeugdzorg. Inkoop en contractering van jeugdzorg kan hierbij mogelijk worden aangehaakt.
Omdat voor de jeugdzorg deels wordt aangesloten op het niveau van wijk en stad, blijft lokale
cliëntenparticipatie van belang.
Deze constateringen hebben geleid tot de volgende aanbevelingen:
3.7 Verbinding tussen schaalniveaus
10 Werk als Nijmeegse adviescommissies, samen met het Regionaal Coördinatiepunt Burgerbetrokkenheid, een gedragen voorstel uit om regionale beleidsthema’s te agenderen en hierover te adviseren.
Ten aanzien van intercultureel werken en seksuele diversiteit stellen de Advies Commissie
Allochtonen (ACA) en Homo/Lesbisch Beleid (HLB) voor te zoeken naar een vorm waarin zij
hun specifieke expertise direct op regionaal niveau kunnen inzetten.
Hoe verbinden we de niveaus van wijk, stad en regio?
Eerder hebben we al aanbevolen om de verbinding te maken tussen wijk- en lokale participatie.
Hoe die verbinding wordt gemaakt, is een actiepunt.
De verbinding tussen lokale en regionale burgerbetrokkenheid kan worden gemaakt via vertegenwoordiging in regionale themagroepen en via het regionaal coördinatiepunt.
Zo moet langzaam een organische verbinding ontstaan van de wijk richting stad en regio en
vice versa.
Werkbedrijf
Om goede beleidsparticipatie bij het Werkbedrijf te realiseren, doen we de volgende aanbevelingen:
3.8 Score op participatieladder
11 Stel een regionaal cliëntenorgaan in voor het Werkbedrijf.
Dit orgaan bestaat uit een x-aantal cliënten en vertegenwoordigers van cliënten, afkomstig uit
alle deelnemende gemeenten. Het orgaan moet een formele positie krijgen, met adviesrecht
(conform huidige KGO), instrumenten zoals panels en enquêtes, secretariële ondersteuning en
een budget voor deskundigheidsbevordering.
In dit cliëntenorgaan komen zowel beleidsmatige zaken aan de orde, voor zover die spelen bij
het Werkbedrijf, als uitvoeringszaken.
12 Stel een commissaris aan met als aandachtsgebied cliëntenparticipatie.
Om de invloed van cliënten te borgen pleiten we voor het aanstellen van een commissaris in de
raad van advies/bestuurscommissie, met als aandachtsgebied cliëntenparticipatie.
13 Regel individuele ondersteuning.
Om de positie van individuele cliënten te versterken, pleiten we voor het beschikbaar stellen
van de volgende instrumenten:
•een arbeidsadviseur, die zich onafhankelijk kan opstellen en die geraadpleegd kan worden
door werkgevers en potentiële werknemers zonder dat dit consequenties heeft (denk hierbij
aan de onafhankelijke arbeidsadviseur op de beursvloer van CWI);
• onafhankelijke cliëntondersteuning;
• mediation om tot een oplossing te komen, als partijen er samen niet uit komen;
•een noodteam met beslissingsbevoegdheid, dat kan worden ingeschakeld als er door de
grote veranderingen onredelijke of bizarre situaties dreigen te ontstaan;
• een ombudsfunctie.
Jeugdzorg
Zorgbelang maakt een voorstel om beleidsparticipatie van jeugd en hun ouders te stimuleren.
Het ligt voor de hand dat dit voorstel ook in gaat op aansluiting in de (boven)regionale keten
10
De participatieladder onderscheidt vijf gradaties van participatie: informeren, raadplegen, adviseren, co-produceren en meebeslissen. We hebben voor de verschillende treden van de participatieladder gekeken naar de huidige situatie. Bijlage 8 beschrijft die situatie, voorafgegaan door
een toelichting op de participatieladder.
Wat opvalt in de huidige situatie is dat co-produceren en meebeslissen nog maar weinig voorkomen. Vandaar de aanbeveling bij ‘wettelijk kader’ om voor Participatiewet, Jeugdwet en Wmo
de participatievormen co-productie, (mee)beslissen en eigen initiatieven te stimuleren.
De analyse heeft verder geleid tot de volgende aanbevelingen.
Informeren
14 Informeer (ook) in eenvoudige, duidelijke taal
Dit geldt voor mensen met een verstandelijke beperking, maar ook voor mensen met een laag
opleidingsniveau of een beperkte beheersing van de Nederlandse taal.
15 Creëer een communicatieplatform met een groot bereik
Het verdient aanbeveling een platform te creëren met informatie over de transities, met een
groot bereik bij burgers. Te denken valt bijvoorbeeld aan speciale ‘participatiepagina’s’ in De
Brug, samen met de partners die nu de Wmo-krant ‘Meedoen in Nijmegen’ verzorgen.
16 Sluit tijdig aan bij de informatiebehoefte
Er is bij burgers ondubbelzinnig behoefte aan informatie over wat er komen gaat. Lastig is
vanzelfsprekend dat nog niet alles is besloten of dat zaken alsnog weer veranderen. Doel zou
primair moeten zijn: bijpraten over wat al wel duidelijk is en aangeven wat er mogelijk aankomt. Daarnaast: open staan voor signalen, ideeën en mogelijk raadplegen over voorgenomen
beleid.
11
Nijmeegse Adviescommissies
17 Maak een communicatieplan met een planning
Verwerk voorgaande punten in een communicatieplan, met heldere doelen, een matrix van
doelgroepen en middelen als hulpmiddel, een duidelijke planning (ook voor langere termijn)
en een financiële paragraaf. Dit helpt om de communicatie in goede banen te leiden en om
inzichtelijk te maken wat je als gemeente(n) doet en welke andere partijen een rol in de communicatie over de transities kunnen vervullen.
Raadplegen
18 Bundel signalen van burgers als input voor verbetertrajecten
Bij de STIPS komen straks signalen van burgers binnen, die te maken hebben met leefbaarheid,
wonen, zorg, voorzieningen, hulp- en dienstverlening etc. Als je die signalen goed bundelt, zit
je op een goudmijn. Op basis van trends die je waarneemt, kun je verbeteracties starten, die
bijdragen aan goede dienstverlening en mogelijk ook aan betrokkenheid van burgers in de wijk.
Voorwaarde is een goede, goed doordachte en eenduidige registratie.
De gemeente heeft zelf het goede voorbeeld gegeven met het project Dienstverlening, dat op
basis van signalen van cliënten en hun vertegenwoordigers, tot (zeer) goede resultaten heeft
geleid. Zoals: betere telefonische bereikbaarheid Bureau Wmo, betere toegang tot medewerkers
back-office, eenvoudiger aanvraagformulier en meer begrijpelijke brieven.
19 Raadpleeg als gemeente zelf actief de klant, waar je een contract hebt met een opdrachtnemer
Het meten van klanttevredenheid leidt gemiddeld tot een cijfer tussen 6,8 en 7,2. Beter is het
om kwalitatief en evaluatie-onderzoek te doen. Waar de gemeente diensten of producten inkoopt, zou zij zelf actief moeten onderzoeken wat de kwaliteit van dienstverlening is. Ze kan dat
in opdracht laten doen, maar niet door de opdrachtnemer (als slager die zijn eigen vlees keurt).
Dit zou een vast onderdeel van inkoop en contractbeheer moeten zijn, met als doel de dienstverlening voor de cliënt te optimaliseren.
Organiseer dat op eenvoudige en goedkope wijze. Je zou kunnen denken aan studenten, die
zijn getraind door ervaringsdeskundigen. Kijk per contract wat je van klanten wil weten.
20 Neem als adviesraden en belangenorganisaties raadpleging via intermediairs of ambassadeurs mee
in het onderzoek naar het vergroten van je bereik onder burgers.
Een beleidsmaker kan zelf de doelgroep raadplegen, maar raadpleging kan ook plaatsvinden
door een of meerdere mensen uit de doelgroep te benaderen om als intermediair op te treden.
Deze intermediairs bevragen cliënten op een aantal specifieke thema’s en signaleren daarmee
knelpunten en behoeften. Deze vorm van raadpleging kan plaatsvinden via ambassadeurs
van bepaalde doelgroepen, maar ook door mensen uit de doelgroep te trainen om anderen te
interviewen. Aan deze vormen van raadpleging zit ook een sterk empowerend effect. Mensen
worden aangesproken op hun capaciteiten en versterken hun eigen kracht door als intermediair
op te treden.
Nijmeegse Adviescommissies
4 AGENDA
Zorgbelang Gelderland heeft een vierledige opdracht van Nijmegen en de regiogemeenten om
participatie te ondersteunen en te stimuleren:
versterk lokale netwerken van (on)georganiseerde burger- en cliëntorganisaties;
bevorder regionale burgerparticipatie;
stimuleer beleidsparticipatie van jeugd en hun ouders/verzorgers;
doe onderzoek naar en geef advies over ombudsman/vertrouwenspersoon.
Met de voorliggende nota hebben de Nijmeegse adviescommissies een bijgedragen aan het
vervullen van deze opdracht.
Agendapunten die uit deze notitie voortvloeien zijn:
1 Advisering
De Nijmeegse adviescommissies zullen deze nota als advies aanbieden aan het Nijmeegse
college.
Politieke besluitvorming
Het uitbreiden van wettelijk verplichte participatie vergt politieke besluitvorming.
Zo ook het realiseren van participatie bij het Werkbedrijf:
• Stel een regionaal cliëntenorgaan in voor het Werkbedrijf.
• Stel een commissaris aan met als aandachtsgebied cliëntenparticipatie.
• Regel individuele ondersteuning.
Meer operationele adviezen
De aanbevelingen ten aanzien van de treden van de participatieladder zitten meer op operationeel,
gemeentelijk niveau:
• Informeer (ook) in eenvoudige, duidelijke taal
• Creëer een communicatieplatform met een groot bereik
• Sluit tijdig aan bij de informatiebehoefte
• Maak een communicatieplan met een planning
• Bundel signalen van burgers als input voor verbetertrajecten
•Raadpleeg als gemeente zelf actief de klant, waar je een contract hebt met een opdrachtnemer. Deze aanbeveling heeft ook een politieke component, voor zover het extra budget zou
betreffen. Het kan echter ook gaan om het anders organiseren van contractbeheer.
•Neem als adviesraden en belangenorganisaties raadpleging via intermediairs of ambassadeurs mee in het onderzoek naar het vergroten van je bereik onder burgers.
Ook de volgende aanbeveling is operationeel:
•Maak één duidelijke gemeentelijke ondersteuningsstructuur voor participatie in wijk en
stad.
12
13
Nijmeegse Adviescommissies
2 Nader uitwerken
Nader uit te werken aanbevelingen door Zorgbelang, adviescommissies en andere partijen uit
de kolommen per doelgroep:
1Maak de verbinding tussen de participatie in de wijk met de lokale beleidsparticipatie per
doelgroep.
2 Realiseer nog meer verbinding in de kolommen per doelgroep.
3 Onderzoek of er nog meer gebruik kan worden gemaakt van ervaringsdeskundigheid.
4 Oriënteer je nader op het bereiken van ‘ongeorganiseerde’ burgers
5 Onderzoek of beleidsparticipatie dichter bij huis kan worden georganiseerd.
6Werk als Nijmeegse adviescommissies samen met het Regionaal Coördinatiepunt Burgerbetrokkenheid een gedragen voorstel uit om regionale beleidsthema’s te agenderen en hierover te adviseren.
Door Zorgbelang i.s.m. andere partijen
Stimuleren participatie jeugd en hun ouders/verzorgers.
Nijmeegse Adviescommissies
5 LITERATUUR
Cliëntenparticipatie in beeld. Inventarisatie praktijkvoorbeelden van cliëntenparticipatie, Movisie, K. Sok, E. Kok, T. Royers, B. Panhuijzen,, maart 2009
De rol van burgers in de transitie van AWBZ naar Wmo’, Wmo-kennisdossier van Wmo to go en
het Verwey Jonker Instituut, Dick Oudenampsen en Trudi Nederland, augustus 2013.
Regionaal Coördinatiepunt Burgerbetrokkenheid, Werkgroep Burgerbetrokkenheid, november
2013
Bouwen aan netwerken. Ondersteuning en stimulering van cliënt- en burgerparticipatie in de
regio Nijmegen. Zorgbelang Gelderland, november 2013
Raadsvoorstel Werkbedrijf met de bijlage ‘Sterke Werkwoorden’, november 2013
De modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen, november 2013
Tweejaarlijkse stadsmonitor, gemeente Nijmegen, januari 2014
Ambitiedocument Inspraak, Participatie en Actief burgerschap’, gemeente Nijmegen, januari
2012
Participatie in de wijken, MEE(R) DOEN in de wijk!, gemeente Nijmegen, januari 2013
Concept-wetteksten Wmo, Jeugdwet en Participatiewet
Wetteksten Kwzi, Wkcz, Wmcz en Wtzi
Eindrapport Versterking van democratische cliëntenparticipatie in zorginstellingen door middel
van de PARTNER interventie. Prof.dr. Tineke Abma e.a. , januari 2013
Behoefteonderzoek in de Fuutstraat, Marjon Galdermans, Rona Vree en Els van der Ploeg, februari 2014
Promotie-onderzoek ‘Lof der oppervlakkigheid’, F. Bredewold, Universiteit van Amsterdam,
januari 2014
Participatieladder, Edelenbos, 2000
Vertrouwen in burgers. Rapport Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Amsterdam
2012.
Wij(k) met de K van Kracht, Noorderstroom, Ellen van Hees e.a, 2013.
14
15
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 1
GEVOLGEN TRANSITIES VOOR BURGERS,
GEMEENTEN EN PROFESSIONALS
Het voornemen van het Kabinet om de komende jaren een omslag te maken naar ‘Zorg en ondersteuning dichtbij’, heeft verstrekkende gevolgen voor burgers, professionals en gemeenten.
Gevolgen voor burgers
De gevolgen van de transities voor burgers zijn enorm groot. We illustreren dit aan de hand
van een voorbeeld.
Pieter woont nu met zorgzwaartepakket 3 in een vorm van beschermd wonen. Per 1 januari 2015
vervalt zijn recht om hier te verblijven. Oké, zegt de zorgaanbieder: blijf hier maar wonen, dan huur je
bij mij. Nadeel voor Pieter is wel dat zijn woonlasten door het scheiden van wonen en zorg hoger gaan
uitvallen. Zijn besteedbaar inkomen wordt lager.
Hij vraagt zich af: mag dat? Hoe zit het met mijn rechten? Hij hoort dat hij nu ook te maken krijgt
met huur- en zorgtoeslag. Hoe zit dat?
En hoe valt de indicatiestelling door de gemeente straks uit? Welke rol wordt toegedacht aan eigen
kracht en het sociale netwerk? Moet ik die enkele vriend straks gaan vragen om me te helpen in het
huishouden? Dan verandert onze relatie. Wat gaat de gemeente beslissen over mijn dagbesteding? Er
is fors minder budget beschikbaar.
Pieter verwacht een oproep voor een herkeuring van de Wajong. Hij neemt aan dat hij meer dan 20
procent loonwaarde heeft en dat zijn Wajong-uitkering daardoor met 5% wordt gekort. Dat is netto
zo’n vijf tientjes in de maand. De marge waarvan hij moet eten en drinken na aftrek van de normale
vaste lasten, is al zo krap.
Het begint Pieter te duizelen…
Om een beeld te krijgen van de impact van de transities, zetten we de maatregelen waar Pieter
en vele andere burgers mee te maken krijgen, op een rij.
Fors minder budget beschikbaar
• Er zijn grote bezuinigingen op budgetten:
• huishoudelijke hulp: 40% korting
• begeleiding/dagbesteding: 25% korting
• hulpmiddelen Wmo: bezuiniging van 50 miljoen op gemeentefonds
• jeugdzorg: korting loopt op van 80 miljoen in 2015 naar 300 miljoen vanaf 2017
•participatiebudget (samenvoeging bestaande re-integratiebudgetten en huidige Wsw-subsidie): 1,3 miljard korting
•Passend onderwijs wordt in 2014 ingevoerd. Alhoewel dit ook grote gevolgen heeft, blijft dit
onderwerp in deze notitie buiten beschouwing.
16
Nijmeegse Adviescommissies
Fors minder compensatie zorgkosten/hogere zorgkosten
Het kabinet schaft volgend jaar de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
(Wtcg) af. Daardoor verdwijnen de jaarlijkse toelagen van 154 tot 514 euro netto per jaar.
Daarnaast wordt ook de belastingaftrek voor specifieke zorgkosten afgeschaft en verdwijnt de
bestaande korting op de eigen bijdragen in de AWBZ en Wmo. Die gaan daardoor fors omhoog. Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat de inkomenseffecten heel groot zijn. Vooral
mensen met hoge zorgkosten worden zwaar getroffen. De maatregelen leveren een besparing
van 1,3 miljard euro op.
Zorgkosten worden ook autonoom hoger: kleiner basispakket, duurder aanvullend verzekeren,
hoger eigen risico, hogere eigen bijdragen.
Toename armoede
Bijna alle maatregelen hebben een inkomenscomponent. Door stapeling van maatregelen zal
de armoede onder ‘de meest kwetsbaren’ schrikbarend toenemen. Daarmee zullen hun mogelijkheden om te participeren fors afnemen. Dit effect staat haaks op de beleidsvoornemens om
participatie aan de samenleving voor alle burgers te stimuleren.
Grote gevolgen gedeeltelijk afschaffen zorgzwaartepakketten 1 t/m 4
Heb je een zorgzwaartepakket 1 t/m 4, dan heb je (op termijn) in veel gevallen niet langer recht
op verblijf in een instelling. Als je bij de zorgaanbieder gaat huren, vallen je woonlasten hoger
uit, waardoor je besteedbaar inkomen afneemt. Wil je op jezelf gaan wonen, dan zijn daar de
komende jaren weinig mogelijkheden toe op de woningmarkt.
Grote gevolgen door Participatiewet
Het invoeren van de Participatiewet heeft grote gevolgen. Zo neemt het totale re-integratiebudget sterk af (met ca. 25%). Dus de middelen om mensen aan werk te helpen of te begeleiden
worden fors minder.
Er volgt een massale herkeuring van Wajongers. Alle Wajongers met meer dan 20% loonwaarde
worden 5% gekort op hun uitkering.
Onzekerheid over nieuwe manier van indiceren
Gemeenten gaan anders ‘indiceren’: ze doen eerst een beroep op eigen kracht en het sociale
netwerk (zelfredzaamheid en samenredzaamheid), pas ‘daarna’ kom je in aanmerking voor een
collectieve voorziening en als die niet volstaat, voor een individuele voorziening. Het keukentafelgesprek gaat hier een belangrijke rol in spelen. Hierin wordt breed naar de ‘leefomstandigheden’ van een aanvrager gekeken.
Er is veel onzekerheid over deze nieuwe manier van indiceren.
Is er voldoende deskundigheid over mensen met een specifieke beperking? Welke rol wordt
toegedacht aan eigen kracht en het sociale netwerk? Moet ik mijn vrienden straks gaan vragen
de was en de strijk te gaan doen? Dan is de relatie minder gelijkwaardig. Wat gaat de gemeente
beslissen over mijn dagbesteding? Kan ik straks nog terecht bij de plek waar ik nu dagbesteding
hebt? Hoeveel ruimte blijft er om hier zelf invulling aan te geven? Hoe wordt de behoefte aan
dagbesteding/begeleiding ingevuld voor mensen die tot dan toe in een instelling woonden en
nu zelfstandig moeten wonen?
17
Nijmeegse Adviescommissies
Rechtspositie cliënten verzwakt
Het verzekerd recht op zorg (AWBZ) en compensatieplicht (Wmo) maken plaats voor een ‘maatwerkvoorziening’, wat de rechtspositie van burgers verzwakt. Door de grotere beleidsvrijheid
voor gemeenten, wordt het lastiger je te beroepen op een recht. Er zal minder jurisprudentie
worden opgebouwd.
Tegelijkertijd zal in 2015 het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap geratificeerd worden, zodat mensen met een functiebeperking ook in ons land aanspraak kunnen
maken op de rechten die in het verdrag zijn vastgelegd.
Nijmeegse Adviescommissies
Kanteling in de zorg
BestaandNieuw
hulpverlener centraal
de mens centraal
afspraak op kantoor
afspraak op locatie (keukentafel)
hulpvraag centraal
vragen centraal
motivatie hulpvragerzelfregie
afhankelijkheidfaciliterend
aanbod (productie)verantwoordelijk
organisatie georiënteerd
wederkerig
Gevolgen voor gemeenten en professionals
Ook voor gemeenten en aanbieders van wonen, zorg en welzijn zijn de gevolgen groot.
Gemeenten krijgen er een enorm takenpakket bij. Aanbieders moeten meer gaan samenwerken
en moeten zich oriënteren op de gemeente als financier.
Beide moeten ‘kantelen’ (*), met fors minder budget.
Dat is op zichzelf al een gigantische opgave. Die opgave is des te groter, doordat er nog veel
onzekerheid is over wet- en regelgeving en financiering. Zoveel is wel duidelijk dat aanbieders
van zorg en welzijn volop anticiperen met (personele) bezuinigingen.
Om sommige taken goed uit te voeren, overwegen Nijmegen en omliggende gemeenten om
regionaal samen te werken in een Modulaire Gemeenschappelijke Regeling. Besluitvorming
hierover door Nijmegen en de regiogemeenten vindt plaats in februari/maart 2014. De idee is
dat de gemeenteraden primair verantwoordelijk blijven voor beleidskeuzes en strategische beslissingen en dat deze keuzes en besluiten binnen de modules worden uitgevoerd. In het kader
van de Participatiewet zou het gaan om een module werkbedrijf als uitvoeringsorganisatie voor
de deelnemende gemeenten. Verder wordt vooralsnog gedacht aan modules voor inkoop en
contractering van AWBZ en jeugdzorg en aan een module voor ICT (in het kader van bedrijfsvoering van de gemeenten).
Deze ontwikkeling heeft ook consequenties voor burger- en cliëntenparticipatie. Hoe ga je die
op regionaal niveau organiseren? Hoe leg je de verbinding tussen de verschillende schaalniveaus?
Kanteling in welzijn
BestaandVernieuwd
Gemeente bepaalt agenda
Bewoners bepalen agenda
InspraakZeggenschap
Betrokkenheid bewoners
Betrokkenheid gemeente
Verantwoording aan gemeente
Verantwoording aan bewoners
Werker organiseert
Werker faciliteert
Vertrouwen winnen en geven
Vertrouwen hebben
Talenten benutten
Kantelen als burger
BestaandNieuw
Ik ben de klant
Verantwoordelijk
Rechten (gejuridiseerd)
Wederkerig
Vanuit eigen belang
Kantelen door de overheid
• Gouvernement still is not the solution
• Van co-productie naar co-operatie
• Loslaten als missie: laten zien wat je bedoelt
• (kleine projecten, best practices, best workers belonen)
• Anders organiseren (vanuit vertrouwen, netwerken)
• Anders bekostigen
Inmiddels is door de reikwijdte van de transities en de omvang van de bezuinigingen een
dynamiek ontstaan, met allerlei nieuwe initiatieven. Zo is in Nijmegen vroeg ingezet op sociale
wijkteams, waarbij de vier grote welzijnsorganisaties nauw samenwerken. Deze teams worden
straks stadsbreed geflankeerd door STIPs (steun- en informatiepunten).
Ondertussen is het tempo, om de transities per 1 januari 2015 te laten ingaan, extreem hoog.
(*) Kantelen
Wat is dan die kanteling? Tijdens een expertseminar over ‘Co-productie door kwetsbare burgers’ (Nijmegen, 9 januari 2014) werd deze in trefwoorden als volgt geschetst.
18
19
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 2 DEFINITIES
Als we spreken over burger- en cliëntenparticipatie, waar hebben we het dan precies over?
Burgerparticipatie
Een veel gehanteerde definitie van burgerparticipatie is die van Edelenbos:
“Het vroegtijdig betrekken van burgers en andere belanghebbenden bij de vorming van beleid,
waarbij in openheid en op basis van gelijkwaardigheid en onderling debat problemen in kaart
worden gebracht en oplossingen worden verkend die van invloed zijn op het uiteindelijke politiek besluit.” (Edelenbos, 2000).
Deze definitie stelt kwaliteitseisen aan zowel het participatieproces (openheid, gelijkwaardigheid
en debat) als de status van de uitkomst (invloed op het uiteindelijke politiek besluit).
Cliëntenparticipatie
Bij cliëntenparticipatie gaat het specifiek om de rol van de burger als klant. Cliëntenparticipatie
is daarmee een onderdeel van burgerparticipatie, specifiek bedoeld voor gebruikers van zorgen dienstverlening.
Algemeen wordt erkend dat burgerparticipatie bijdraagt aan een betere kwaliteit van beleid, het
vergroten van het probleemoplossend vermogen (door gebruik te maken van de creativiteit en
kennis van de burger), het vergroten van draagvlak voor beleid en het verbeteren van de relatie
tussen burgers en bestuur.
Wanneer je burgerparticipatie breed opvat, heeft deze betrekking op alle fasen van het beleidsproces:
• Agendering: het proces waardoor maatschappelijke problemen de aandacht van het publiek en
van de beleidsbepalers krijgen.
•
Beleidsvoorbereiding: het verzamelen en analyseren van informatie en het formuleren van
adviezen met het oog op het te voeren beleid.
•
Beleidsbepaling: het nemen van beslissingen over de inhoud van een beleid. Hiertoe behoort
met name het kiezen, specificeren van de doeleinden, de middelen en de tijdstippen
•
De beleidsinvoering en -uitvoering: het toepassen van de gekozen middelen voor de gekozen
doeleinden.
•
Beleidsevaluatie: het beoordelen van de inhoud, het proces en/of de effecten van een beleid
aan de hand van bepaalde criteria.
•
Terugkoppeling: het verwerken van een beoordeling van de inhoud, het proces en/of de effecten
van een beleid en het op basis daarvan opnieuw bepalen van het beleid of het beleidsproces.
Nijmeegse Adviescommissies
onderwerpen die op de politieke agenda staan. Het participeren varieert van formele participatie (adviesraden) tot informele vormen van participatie (panels, focusgroepen, bijeenkomsten)
en omvat alle beleidsfasen.
Maatschappelijke participatie richt zich op deelname van burgers aan het maatschappelijk
verkeer. Dan gaat het onder meer om het betrekken van moeilijk bereikbare en vaak kwetsbare
burgers.
Bij eigen initiatief ligt de regie bij de burgers die een buurtinitiatief starten, een protest vormgeven of een belangenvereniging oprichten. Het zijn initiatieven zonder tussenkomst van de
overheid. Ze groeien soms uit tot vormen van maatschappelijke participatie of beleidsparticipatie, maar ze kunnen ook weer verdwijnen na het bereiken van resultaten.
Deze driedeling maakt ons duidelijk dat een groot deel van de lokale Nijmeegse burger- en cliëntenparticipatie beleidsparticipatie betreft, in alle beleidsfasen. Voor een belangrijk deel raakt die
beleidsparticipatie ook aan mogelijkheden om maatschappelijk te kunnen participeren.
Eigen initiatief, zonder enige bemoeienis van de overheid, is te beschouwen als een extra
trede van de participatieladder.
Terminologie
Vlak voordat we deze nota voltooiden kwam ons het ‘Ambitiedocument Inspraak, Participatie en
Actief burgerschap’ van de gemeente Nijmegen onder ogen (januari 2012).
In dit document duidt ‘participatie’ op beleidsparticipatie en ‘actief burgerschap’ op maatschappelijke participatie.
We zullen in deze notitie de term ‘burger- en cliëntenparticipatie’ als containerbegrip gebruiken, maar soms ook specifiek ‘beleidsparticipatie’ of ‘maatschappelijke participatie’ hanteren.
Een andere kijk
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelt voor om in plaats van het
containerbegrip burgerparticipatie een onderscheid te maken tussen beleidsparticipatie, maatschappelijke participatie en eigen initiatieven.
Beleidsparticipatie omvat dan de vele initiatieven van het bestuur om burgers te betrekken bij
20
21
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 3CONCLUSIES WETTELIJK KADER
Wat staat er in de concepten van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet over cliëntenparticipatie en cliëntondersteuning?
We presenteren hier de conclusies. In het aanhangsel zijn, als naslag, de relevante passages uit
de concept-wetten integraal overgenomen. In het aanhangsel is ook informatie opgenomen
over de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Kwaliteitswet zorginstellingen.
We merken verder op dat VN-verdragen en Europese verdragen van toepassing zijn op gemeentelijk beleid.
Adviesfunctie
In de Wmo en Participatiewet geldt dat de vorm van cliëntenparticipatie vrij is, wat nu ook het
geval is in de Wmo. En dat de adviesfunctie in een verordening moet worden vastgelegd.
Het advies moet worden gericht aan het college van B & W.
Onduidelijk is vooralsnog hoe zich dat verhoudt tot besluitvorming in een Modulaire Gemeenschappelijke Regeling.
In de Wmo en Participatiewet zijn nog toegevoegd:
• plicht van college tot informatieverstrekking;
•vroegtijdig in staat worden gesteld om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de
besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
• worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
•en deel te kunnen nemen aan periodiek overleg en onderwerpen voor de agenda van dit
overleg kunnen aanmelden.
In de Wmo is de mogelijkheid opgenomen dat mensen zelf met voorstellen voor beleid kunnen
komen.
Alleen in de Jeugdwet staat dat de gemeenteraad en het college zich moeten vergewissen van
de behoeften van kleine doelgroepen. En verder dat het plan, voor zover het de afstemming en
effectieve samenwerking met het onderwijs betreft, niet wordt vastgesteld als er geen op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband van het
primair en het voortgezet onderwijs.
Deze bepaling over kleine groepen stond voorheen ook in de Wmo, maar is nu niet meer opgenomen.
In de Jeugdwet wordt voorzien in de functie van een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
In de Jeugdwet wordt een aantal kwaliteitseisen aan instellingen (o.a. klachtrecht en medezeggenschapsrecht) opgenomen in de wet. Deze waren voorheen ook van toepassing op de Wmo,
maar moet de gemeente nu zelf gaan regelen.
Nadrukkelijk wordt in de toelichting op de Wmo ook de betrokkenheid van burgers en vrijwilligersorganisaties genoemd.
22
Nijmeegse Adviescommissies
De Memorie van Toelichting van de Wmo stelt bovendien dat gemeenten cliënten actief bij het
inkoopbeleid dienen te betrekken.
Waar in de jeugdwet de gemeente een plicht heeft om te ondersteunen, gaat het in de Wmo
om een maatwerkvoorziening, aanvullend op.
Schaal
In de Jeugdwet en de Participatiewet wordt de gemeente via de wet verplicht om een aantal
zaken regionaal op te pakken.
In de toelichting op de Wmo wordt met name het buurtgericht werken genoemd en aandacht
voor eigen initiatieven.
Kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen van de Jeugdwet sluiten aan bij bestaande kwaliteitswetgeving inzake de
zorg: Kwaliteitswet Zorginstellingen (Kwzi), Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz), Wet
medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en Wet toelating zorginstellingen (Wtzi).
In de Jeugdwet moet de gemeenteraad een plan vaststellen:
•op welke wijze wordt gewaarborgd dat de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instellingen en de gemeente zorg dragen voor een effectieve en laagdrempelige afhandeling van
klachten over jeugdhulpaanbieders;
•welke eisen voor de medezeggenschap van jeugdigen, hun ouders en pleegouders zullen
gelden voor jeugdhulpaanbieders.
In de Wmo bepaalt de gemeente in de verordening welke kwaliteitseisen van toepassing zijn.
Niet duidelijk is hoe dit is geregeld in de Participatiewet.
Klachten
De mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de gemeente op grond van de Algemene wet
bestuursrecht is bij alledrie de wetten van toepassing, bij onheuse bejegening door de wijze
waarop de gemeente zich heeft gedragen.
Cliëntondersteuning
In de Wmo is in de mogelijkheid voorzien dat mensen kosteloos gebruikmaken van cliëntondersteuning voor informatie en advies.
Evaluatie
In de Wmo onderzoekt het college hoe de cliёnten de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ervaren en publiceert het college jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten hiervan.
Het onderzoek is niet gericht op hun tevredenheid, maar op hun ervaringen.
Binnen zes jaar na de inwerkingtreding van de Participatiewet komt er een verslag over de
effecten en doeltreffendheid van deze wet aan de Staten-Generaal. De regering gaat de wet ook
monitoren.
Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Jeugdwet komt er aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
23
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 4BIJZONDERE PROJECTEN INDIVIDUELE PARTICIPATIE
In deze bijlage benoemen we enkele vernieuwende Nijmeegse projecten, die specifiek gericht
zijn op het versterken van individuele participatie. En we plaatsen een belangrijke kanttekening
bij integratie van mensen met een psychische of verstandelijke beperking.
Gewoon meedoen
In 2010 zijn welzijnsinstelling Tandem en MEE gestart met de pilot Gewoon meedoen in Dukenburg, een aanpak om mensen met een beperking beter mee te laten doen bij wat er in de buurt
is aan vrijetijdsactiviteiten. Het is een open manier van werken waar iedereen bij aan kan sluiten
(zowel professionals als bewoners). Daarbij worden verbindingen in de buurt vooral gemaakt op
basis van gemeenschappelijke interesses of talenten. De buurt gaat zich in kleine stappen betrokken voelen bij mensen, die tot nu toe redelijk onzichtbaar zijn in de wijk. Gewoon meedoen
is inmiddels onderdeel geworden van de vier sociale wijkteams (Dukenburg, Lindenholt, Hatert
en Noord). Per wijkteam zijn er twee kwartiermakers actief om het gedachtegoed van Gewoon
meedoen in de eigen wijk uit te zetten, in het wijkteam zelf, maar ook daarbuiten. Tot nu toe is
meedoen in de wijk vooral gericht op vrijetijdsbesteding en wordt een koppeling gemaakt vanuit het individu naar de buurt. Er is nog minder gericht gekeken naar vragen op andere domeinen (wonen, werken, arbeid, zorg etc.).
Zelfregiecentrum Nijmegen
Het Zelfregiecentrum Nijmegen heeft in maart 2013 zijn deuren geopend. Het is een centrum
voor en door mensen die om allerlei redenen minder tot hun recht komen dan zij zouden
willen. Het hele concept is erop gericht de eigen kracht van mensen te versterken en zelfregie
optimaal te bevorderen. Daartoe worden trainingen georganiseerd, zoals ‘Jezelf presenteren’,
‘Durven doen’ en ‘Werken met Eigen Ervaring’. Verder wordt er ontmoeting georganiseerd, onder meer via workshops en worden zelfhulp- en lotgenotengroepen gefaciliteerd (met ruimte,
koffie en thee en coaching van de trekker van een groep).
De doelen, dromen en wensen van deelnemers zijn leidend, het Zelfregiecentrum volgt en
ondersteunt.
In het Zelfregiecentrum werken vier belangenorganisaties samen: WIG (voor mensen met een
lichamelijke beperking of chronische ziekte), De Kentering (voor mensen met een psychische
beperking), Onderling Sterk (voor mensen met een verstandelijke beperking) en BWN (juridische ondersteuning op het gebied van zorg en sociale zekerheid).
Wij-kringen
In Heseveld loopt een pilot met een Wij-kring: met behulp van de methodieken key-rings en
Asset Based Community Development (ABCD) wordt getracht, om mensen met een beperking
meer zelf de regie over hun leven te geven.
Een key-ring is een kring van circa tien mensen met een beperking, die op geringe afstand van
elkaar wonen en bereid zijn elkaar te ondersteunen. Aan de key-ring is een vrijwilliger verbonden en een professional, die op afroep kan worden ingeschakeld.
ABCD is een methode uit het opbouwwerk, die ervan uit gaat dat een wijk zich alleen kan
ontwikkelen als de bewoners zichzelf (en hun capaciteiten) inzetten. In deze pilot verzamelt
24
Nijmeegse Adviescommissies
een kwartiermaker verhalen van buurtbewoners om op basis van die informatie bewoners met
elkaar in contact te brengen. Zo is er ook kruisbestuiving tussen buurtbewoners en leden van
de Wij-kring. Wederkerigheid is een belangrijk principe.
j72
j72 is een nieuwe co-werkplek in Nijmegen voor mensen die willen delen en waarmaken. ‘Wij
bouwen aan een leukere, mooiere en duurzamere wereld. Samen, op basis van wat er al is, willen we bergen verzetten. We weten dat er een schat aan onbenutte bronnen is en er veel mensen willen helpen, simpelweg omdat ze er gelukkig van worden. Wij zijn een werkplaats waar
jij zelf kan bouwen aan die leukere wereld en verbonden raakt met al die hulp en bronnen. We
bieden daarom een open werkplaats voor mensen die:
• een eigen droom of project willen waarmaken dat de stad, de buurt of het land nog beter
maakt. We faciliteren je met een werkplaats, wifi, koffie en leuke mensen om je heen die open
staan om je te helpen. Ook kun je jouw project in de etalage hangen en zo nog meer hulp en
bekendheid creëren.
• een leuke werkplek zoeken buitenshuis of buiten kantoor: ondernemende studenten, zzp’ers,
ambtenaren, buurtbewoners of flexwerkers. Kom bij ons werken, er is woffie (wifi en koffie). Je
hoeft niet te betalen om bij ons te werken, we vragen je open te staan om elkaar, de plek en
gaande projecten te helpen.’
In combinatie hiermee biedt j72 mensen die extra ondersteuning nodig hebben bij het meedoen aan cliëntparticipatie.
Kanttekening over integratie
Een warme zorgrelatie tussen mensen met een verstandelijke of een psychiatrische beperking
en hun buurtbewoners, is geen realistisch beeld van de participatiemaatschappij. Dat stelt F.
Bredewold op basis van haar promotie-onderzoek ‘Lof der oppervlakkigheid’ aan de Universiteit
van Amsterdam (januari 2014).
‘De verwachtingen van wederkerigheid in de buurt tussen mensen met en zonder een beperking zijn hooggespannen’, zegt Bredewold. Zij onderzocht of en op welke manier er contact
tussen mensen met en zonder beperkingen ontstaat. Daarvoor interviewde ze zorgprofessionals
en buurtbewoners en onderzocht ze enkele wijkprojecten in twee buurten in Zwolle.
Zo blijkt dat burgers zonder beperkingen niet vanzelfsprekend omzien naar burgers met een
beperking. De grootste groep ondervraagden (65-69%) heeft geen enkel contact met mensen
met een psychiatrische achtergrond of een verstandelijke beperking. ‘Dertig procent van de
buurtbewoners spreekt wel eens iemand met een beperking, maar dit is voornamelijk heel licht
contact: elkaar groeten of een praatje maken.’ Een beperking blijkt regelmatig belemmerend
te werken. Burgers kunnen zich moeilijk inleven in elkaars situatie of de beperking belemmert
eenvoudigweg het aangaan van contact.
Uit het onderzoek blijkt dat intensief contact tussen buurtbewoners met en zonder een beperking heel lastig is. ‘Mensen met een beperking weten dan niet goed wat er van hen verwacht
wordt en voelen de ongeschreven regels vaak niet goed aan. De wederkerigheid neemt af: mensen zonder beperking kunnen meer doen voor mensen met een beperking dan omgekeerd. Dat
25
Nijmeegse Adviescommissies
willen zij ook best wel doen, maar buurtbewoners met een beperking voelen zich daar niet altijd
fijn bij. De onbalans in contact doet iets met de gelijkwaardigheid in het contact’.
Het is ook nogal wat, vindt Bredewold. Om als overheid te verwachten dat buurtbewoners een
bijdrage leveren aan de integratie van mensen met een beperking. ‘Sommige aandoeningen
zijn heel complex en je kunt niet altijd goed met elkaar communiceren. Dan staat de buurman
om 10 uur ’s avonds voor de deur voor een kopje koffie bijvoorbeeld. Er zijn ook mensen die
echt overlast veroorzaken in de wijk en waarbij de confrontatie snel hoog oploopt.’ Maar dat
schijnt niet tot de overheid door te dringen, meent de onderzoeker. ‘Ook in gesprekken met
professionals uit de gehandicaptenzorg blijkt dat zij zich zorgen maken over de verdere ambulantisering van de gehandicaptenzorg.’
Het lijkt Bredewold raadzamer in te zetten op lichte en oppervlakkige contacten waar het op
contact tussen buurtbewoners met en zonderbeperkingen aankomt, wijzend op de titel van
haar promotie-onderzoek. ‘Dat de groenteboer weet wie je bent, een praatje in het trappenhuis
of een buurvrouw die je groet, zijn heel waardevolle momenten. Het is misschien oppervlakkig,
maar zo voelen mensen met een beperking zich wel gezien. Ze tellen mee in de buurt.’
Dat duidelijke, begrensde, lichte contact vindt vooral plaats in de publieke ruimte; op straat, op
hondenveldjes of in contact met winkeliers. Ook vind je het terug in projecten in de buurt, ontdekte de onderzoeker. In een speciaal eetcafé, een klusschuur en een wijkboerderij. ‘Het contact
is oppervlakkig en de rollen zijn helder. Het is duidelijk wat er van iedereen verwacht wordt’,
verklaart Bredewolde. ‘Iemand komt zijn band laten plakken en diegene die er werkt doet dat.
Het contact is begrensd en dat geeft een prettig gevoel voor beide partijen.’
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 5GEMEENTELIJKE VISIE OP WIJKPARTICIPATIE
In het ‘Ambitiedocument Inspraak, Participatie en Actief Burgerschap’ (januari 2012) wordt de
visie van de gemeente beschreven om meer en andere mensen te betrekken bij beleidsvorming,
planvoorbereiding en uitvoering. In dit stuk wordt de participatieladder beschreven en geconcludeerd dat coproduceren en meebeslissen vaker gaan voorkomen.
Daarnaast is er ruimte voor initiatieven uit de samenleving, waarbij de overheid (zoveel mogelijk tijdelijk) faciliteert. In raadsstukken dient opgenomen te worden hoe de participatie is
meegenomen. Digitale communicatie dient plaats te vinden naast fysieke bijeenkomsten, dit
alles in begrijpelijke taal.
Inspraak wordt georganiseerd als de desbetreffende wet het voorschrijft.
Bij alle vormen van participatie gaat het om zowel burgers die duurzaam deelnemen en burgers, die tijdelijk en specifiek deelnemen, zowel formeel als informeel.
Qua ondersteuning van dit beleid staat op pagina 6 van het document: ‘Een bestuurlijk team en
een ambtelijke regiegroep onder leiding van één van de leden van het directie team faciliteren
waar nodig het uitvoeren van het ambitiedocument en de inspraakverordening. Zij zorgen voor
een passend aanbod van informatievoorziening en scholing (Nijmegen School) op het vlak van
participatie en inspraak. Bovendien maken zij mogelijk dat een Nijmeegse “gereedschapskist”
ontstaat voor succesvolle, innovatieve en creatieve participatie- en inspraakprocessen en dito
voorbeelden van actief burgerschap. Tenslotte zorgen zij voor monitoring en jaarlijkse evaluatie
van het nieuwe beleid. Voor het eerst in 2013.’
In de notitie Participatie in de wijken, MEE(R) DOEN in de wijk! (januari 2013)
is beschreven dat 16% van de Nijmeegse bevolking van 15 jaar en ouder actief is in de wijk. De
gemeente heeft de visie dat – naast meedoen aan initiatieven van overheid en instellingen –
ook bewoners en ondernemers zelf het initiatief nemen en verantwoordelijkheid willen dragen
voor hun buurt- en leefomgeving. In een krachtige buurt nemen bewoners, instellingen, zzp’ers,
ondernemers en gemeente, liefst in overleg, ieder hun eigen rol. Het geheel van de gemeenschap is verantwoordelijk. De rol van de gemeente verandert in meedenken. Subsidies zijn
beschikbaar voor meer eigen kracht en verantwoordelijkheid van bewoners. Deze initiatieven
worden ondersteund en gestimuleerd door de wijkaanpak.
Wijkniveau
In Nijmegen is vroeg ingezet op gebiedsgebonden werken. Er wordt wijkgericht gewerkt, volgens een wijkaanpak, met een wijkmanagement en wijkbeheer.
Wijkgericht werken gaat uit van vragen/ behoeften van de bewoners van de wijk en/of het stadsdeel.
Wijkaanpak is de concrete samenwerking van de verschillende afdelingen van de gemeente, en
bij de wijk betrokken organisaties, zoals woningcorporaties, politie, scholen, welzijn en zorginstanties, bewoners en ondernemers, om de leefbaarheid en de veiligheid in de wijken te verbeteren.
26
27
Nijmeegse Adviescommissies
De participatie wordt ondersteund met wijkbladen en websites, budgetten voor de wijk en voor
bewoners, subsidies voor allerhande initiatieven en experimenten: alles om de leefbaarheid in
wijken te verbeteren.
Wijkmanagement weet wat er speelt, zorgt dat gebeurt wat nodig is, in samenwerking met bewoners en betrokken organisaties en partijen. Wijkmanagement is belast met de sturing op de
wijkaanpak en bevordert daarin participatie van bewoners. Het zorgt daarnaast, dat gemeentebeleid vanuit de praktijk van de wijk wordt beïnvloed (vraaggericht werken). Het voert ook regie
op de wijze, waarop gemeente en instellingen bewoners benaderen en bevragen (één wijk, één
plan, waarvoor twee experimenten worden uitgevoerd in Lindenholt en Nijmegen-Noord).
Wijkbeheer zorgt voor Integraal Beheer Openbare Ruimte als één van de pilaren (schoon, heel)
onder het wijkgericht werken en bevordert daarin participatie van bewoners.
Uit de tweejaarlijkse stadsmonitor (januari 2014) blijkt ongeveer de helft van alle Nijmegenaren
zich in hun vrije tijd in te zetten voor organisaties, andere mensen of de woonbuurt. ‘Bereidheid tot meer inzet is zeker aanwezig.’
Als nuancering melden we dat uit het behoefteonderzoek in de Fuutstraat naar voren komt,
dat mensen zeker bereid zijn om iets voor elkaar te doen, maar dat het wel moet passen in
een drukbezet leven met werk, gezin, familie en vrienden en vrijetijdsactiviteiten. Dus het gaat
vooral om inspanningen die men zonder al teveel moeite en op een moment dat het uitkomt
kan leveren.
Het gaat hier vooral om maatschappelijke participatie, maar ook om beleidsparticipatie door
wijkplatforms die opkomen voor de belangen van hun wijk of buurt. En dan vooral op het terrein van leefbaarheid en veiligheid.
Straks zijn er ook gebiedsgebonden sociale wijkteams voor de hele stad, die worden geflankeerd door STIPs (steun- en informatiepunten). Ook zorg- en welzijnsaanbieders gaan nog
meer gebiedsgebonden samenwerken. En ook arbeid wordt een gebiedsgebonden thema.
Zoals eerder geconstateerd (paragraaf 5) lijkt het ons zeer de moeite waard om te kijken hoe we
met elkaar de niveaus van wijk- en lokale participatie kunnen verbinden.
Op het wijkniveau is naar ons idee nadrukkelijk ook een rol weggelegd voor zorgprofessionals.
Hoe men dat wil doen is beschreven in de onderstaande 10 punten.
1. Weten wat er leeft en wie wat kan doen in de wijk: door presentie, netwerkvorming en
relatiebeheer houden we een actueel beeld van wat er leeft in een wijk. We gaan dit aanvullen
met informatie over wie wat kan doen (participatiekaart). Dit blijft gelden voor alle wijken,
alleen de intensiteit van de aandacht per wijk verschilt. Deze informatie is in beginsel beschikbaar voor alle partijen in de wijken die zich richten op het bevorderen van eigen kracht
en verantwoordelijkheid van bewoners(-groepen).
2. Zorgen, dat gebeurt, wat nodig is. Vooral in aandachtsgebieden blijven we samen met de
bewoners, ondernemers en instellingen in de wijken werken aan integrale wijkaanpakprogramma’s (WAP’s, van A naar B). Vanuit het idee ‘één wijk - één plan’ zorgen we er samen met
28
Nijmeegse Adviescommissies
bewoners voor, dat bewoners(groepen) niet overvoerd raken met vragen vanuit de gemeente
en instellingen. Tevens leidt onze regie ertoe dat partijen van elkaars bestaan en activiteiten
weten en daar afstemming over zoeken. Tenslotte zorgen we op deze wijze voor overzicht ten
behoeve van alle partijen die actief zijn in de wijk.
3. Inspiratie: we maken kansenboeken of wijkagenda’s: boekjes met ideeën en tips, aangedragen door bewoners voor bewoners. Een verdere stap kan een ‘Wiki Wijken’ zijn naar het
voorbeeld van Wikipedia: digitaal worden ideeën aangevuld en verbeterd, de geschiedenis en
het verloop van wijkontwikkeling blijft bewaard. Deze moeten uitdagen tot het nemen van
initiatief.
4. Wijkbudgetten flexibeler: meer tijdelijk en geconcentreerd ter beschikking stellen van wijkbudgetten aan (steeds wisselende) groepen die actief zelf aan de gang willen met wijkontwikkeling, of het nu gaat om openbare ruimte, zorg of veiligheid. De gemeente faciliteert
met een nieuwe subsidieregeling en nieuwe normen. We zetten de huidige structuur van
budgetbeherende bewonersorganisaties om naar budgetbeheer voor wisselende groepen.
Daarbij willen we gebruik blijven maken van de kennis en ervaring die in de budgetbeherende organisaties is opgebouwd over de wijken.
5. Experimenteren met wijkondernemerschap: we stimuleren bewoners om met wijk- en
buurtbudgetten zelf projecten te starten, fondsen te gaan werven en externe deskundigheid
in te kopen. Daarbij speelt de gemeente een coachende rol. De gemeente is partner, geeft
feedback, wijst op kansen, springt alleen in waar nodig.
6. Inzetten van sociale media (wijkbladen, wijkwebsites en social media): we stimuleren het
inzetten van sociale media, om bewoners en ondernemers makkelijker een stem te geven bij
beleidsparticipatie en inspraak. Daarnaast om hen een platform te bieden waarop zij zelf hun
vraag kunnen koppelen aan geschikt aanbod in de nabije omgeving.
7. Ruimte bieden: we willen voor bewoners belemmeringen wegnemen om mee te doen en
als gemeente meedenken. We moeten zorgen dat we weten welke belemmeringen bewoners
ervaren. Daarom organiseren we contacten tussen het stadhuis en de mensen in de wijken
met behulp van collegebezoeken, raadsbezoeken, stages en meer rechtstreeks contact tussen
bewoners die zich inzetten voor de leefbaarheid en ambtenaren. Klein beginnen, bijvoorbeeld
via wijkkaravanen/safari’s. ‘MeeAnder’ wordt ‘Mee met de Ander’.
8. Nieuwe ontmoetingsvormen: het stimuleren en mogelijk maken van nieuwe vormen van
ontmoeting. We benutten ten volle de mogelijkheden van de informatietechnologie maar
blijven ook de traditionele vormen van overleg gebruiken.
9. Contact: we zoeken niet meer uitsluitend in de reguliere wijkplatforms maar ook daarbuiten
(de karavaan als voorbeeld). Daarbij maken we gebruik van alternatieve ontmoetingsplekken,
stimuleren de vorming van creatieve ontmoetingsplekken.
10. Goed voorbeeld doet goed volgen: we organiseren wijkoverstijgende kennisoverdracht.
Goede voorbeelden kunnen navolging krijgen in andere wijken. Dat doen we via de (sociale)
media, door bewoners uit andere wijken uit te nodigen bij andere wijkplatforms en door het
jaarlijks organiseren van een wijkenmarkt.
29
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 6LOKALE BELEIDSPARTICIPATIE PER DOELGROEP
In deze bijlage presenteren we de plaatjes van participatievormen per doelgroep. Bron van
informatie zijn in de meeste gevallen de adviescommissies, met wie hierover een gesprek heeft
plaatsgevonden. In die gesprekken is ook in meerdere of mindere mate antwoord gegeven op
vragen als:
• Wat ontbreekt er in de huidige structuur?
• Is er binnen de kolom voldoende verbinding?
• Is er voldoende verbinding met de kolom van andere doelgroepen?
• Wordt er voldoende invloed ervaren op beleid en uitvoering?
Voor we de afzonderlijke plaatjes weergeven, volgen hier eerst de belangrijkste conclusies/constateringen.
Conclusies/constateringen
We beperken ons hier tot conclusies/constateringen.
1 Nijmegen kent een gevarieerde doelgroepenstructuur voor beleidsparticipatie:
•Senioren
• Mensen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte
• Mensen met een psychische beperking
• Mensen met een verstandelijke beperking
•Jeugd
• Mensen in de maatschappelijke opvang (dak- en thuislozen, vrouwenopvang)
• Mensen met een bijstandsuitkering of minimuminkomen
•Allochtonen
• Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders
2 Deze structuur wordt weerspiegeld in de vijf Nijmeegse adviescommissies: Seniorenraad,
JMG (Jeugd, Maatschappelijke opvang en Gehandicaptenbeleid), ACA (Advies Commissie Allochtonen), HLB (Homo-Lesbisch Beleid) en KGO (klantgroepenoverleg voor mensen met een
bijstandsuitkering of een minimuminkomen).
De vijf adviescommissies hebben samen een groot aantal leden, die ieder hun eigen (ervarings)
deskundigheid en netwerken inbrengen, integraal en beleidsmatig kunnen denken en contacten met de achterban onderhouden. Dit wordt door de commissies zelf positief gewaardeerd.
Ze zijn daardoor in staat om in hun adviezen een gewogen oordeel te geven. Daarbij is het van
belang dat ze een formele positie innemen: ze kunnen het college gevraagd en ongevraagd
adviseren.
3 De beleidsparticipatie is vrij traditioneel ingericht: het gaat vrijwel zonder uitzondering om
overlegvormen rond beleid en/of uitvoering en gaat niet verder dan advies.
30
Nijmeegse Adviescommissies
4 Als je naar de kolommen van de doelgroepen senioren en mensen met een beperking kijkt:
• Zijn het ‘rijke’ kolommen (hoge organisatiegraad);
• Is er vooral contact tussen verschillende overlegvormen via linking pin constructies: mensen
die aan meerdere overleggen deelnemen en daardoor een verbindende schakel kunnen zijn;
•Is er nog te weinig verbinding tussen adviescommissies en AWBZ-cliëntenraden en patiëntenorganisaties. Sinds kort zijn er bindingsdagen voor cliëntenraden uit de AWBZ voor alle
doelgroepen;
•Lijkt er ook relatief weinig verbinding met organisaties, die actief zijn op het gebied van
informele zorg (vrijwilligerswerk, ondersteuning mantelzorg, Stichting Hulpdienst, e.d.)
•Wordt voldoende gelegenheid gegeven invloed uit te oefenen op beleid en uitvoering en is
men redelijk tevreden over de invloed die wordt uitgeoefend.
5 Specifiek voor mensen met een verstandelijke beperking geldt:
•Dat er aan veel voorwaarden moet worden voldaan om te kunnen participeren, zoals het
hanteren van eenvoudige taal, hertalen moeilijke stukken, aangepast tempo;
•Dat de recent opgerichte Wmo Cliënten Denktank een belangrijke bijdrage levert aan burger- en cliëntenparticipatie voor jonge mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking die (nog) in een instelling wonen;
•Dat cliëntenparticipatie niet alleen via formele organen moet lopen. De participatie moet
letterlijk dichter bij huis plaatsvinden.
6 De jeugdzorg betreft een zeer uitgebreid veld, met ook bovenregionale voorzieningen:
•Om jeugd te betrekken zijn andere dan de gebruikelijke werkvormen nodig; jongeren lezen
geen ambtelijke stukken. Digitale raadpleging lijkt een goed middel (facebook, instagram,
apps);
•Omdat de gemeente inzet op meer gebiedsgebonden werken, zal het wijkniveau van toenemend belang worden. Maar hoe zet je participatie van jongeren en ouders/verzorgers in de
wijk neer?
•Zorgbelang werkt in opdracht van de regiogemeenten aan een voorstel voor de participatie
van jeugd.
•Zorgbelang heeft contact met jongeren- en cliëntenraden in de jeugdzorg. Pleegouders zijn
tot nu toe niet vertegenwoordigd in deze structuur. De provincie stopt de financiering van
deze taak vermoedelijk per 1 januari 2015. Hoe gaat de ondersteuning van cliënten- en jongerenraden dan verder? Neemt de gemeente de financiering over?
•De werkgroep jeugd van Adviescommissie JMG beperkt zich niet tot jeugdzorg. Zij richt zich
zowel op jongeren met als zonder beperking.
7 Voor mensen in de maatschappelijke opvang geldt dat:
• Cliënten zelf weinig bereid of in staat zijn tot deelname aan overleggen;
•Er is een overleg ‘maatschappelijke opvang’ voor klanten en hun vertegenwoordigers. •
Dit overleg biedt voldoende gelegenheid voor participatie. Hier zitten ook drie leden van
Adviescommissie JMG aan tafel. De wethouder schuift geregeld aan;
•Vanuit de adviescommissie wordt voldoende invloed op het beleid en de uitvoering daarvan
ervaren.
31
Nijmeegse Adviescommissies
8 Voor mensen met een WWB-, Wajong- of WSW-uitkering of een minimuminkomen geldt:
•Door de komst van de Participatiewet en de beleidskeuze van regiogemeenten om de uitvoering hiervan te regelen in een Gemeenschappelijke Regeling, moet de cliëntenparticipatie
opnieuw worden ingericht.
•Er zal cliëntenparticipatie moeten plaatsvinden op lokaal en regionaal niveau. Voor het regionale niveau is nu nog niets geregeld.
•In Nijmegen zijn WWB-klanten en mensen met een minimuminkomen nu via organisaties
breed vertegenwoordigd in het Klantgroepenoverleg (KGO). Het KGO heeft de mogelijkheid
om een klantenpanel in te stellen. De bereidheid van klanten om hieraan deel te nemen is in
de praktijk niet groot gebleken.
•Bij de oriëntatie op lokale en regionale cliëntenparticipatie moet een verbinding worden
gemaakt tussen KGO, andere lokale WWB-overlegvormen en cliëntenraden van AWBZ-instellingen. In die instellingen wonen cliënten die onder de Participatiewet gaan vallen. Ze
hebben een indicatie voor WAJONG, WSW of arbeidsmatige dagbesteding.
•Er moet ook worden bekeken welke verbinding wenselijk is met de WSW-raad. Deze bestaat
uit cliënten met een WSW-uitkering. Deze raad adviseert nu het Algemeen Bestuur van de
gemeenschappelijke regeling (Breed) en de afzonderlijke colleges van de negen deelnemende gemeenten.
•Zie verder de paragraaf over regionale samenwerking.
Nijmeegse Adviescommissies
•Nijmegen en Utrecht hebben als enige steden een aparte commissie Homo-Lesbisch Beleid.
Deze unieke positie kan ook van betekenis zijn voor de regiogemeenten van Nijmegen. De
commissie heeft een expertmeeting georganiseerd om het thema seksuele diversiteit onder
de aandacht te brengen bij buurgemeenten.
•Belangrijke onderwerpen zijn: het bestrijden van discriminatie, intimidatie en geweld tegen
LHBT’s; het breed bespreekbaar maken van seksuele diversiteit; LHBT-voorlichting binnen
het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs; de multiculturele samenleving; gezondheid,
welzijn en sport; sociale veiligheid; LHBT ouderen; en de mainstreaming van seksueel diversiteitsbeleid.
11 Over de verbinding tussen de kolommen van de diverse doelgroepen geldt:
•Die is er voor de adviescommissies beperkt: ad hoc via gezamenlijke advisering, bijvoorbeeld
door Seniorenraad en JMG. Via linking pin constructies: bijvoorbeeld deelname aan KGO en
JMG. En via thema-bijeenkomsten van de adviesraden (ten minste eenmaal per jaar), bijvoorbeeld over mensenrechten.
•Belangenorganisaties werken nauw samen binnen Zelfregiecentrum Nijmegen.
•Er is een gezamenlijk overleg ontstaan van cliëntenraden AWBZ-instellingen.
Onderstaand volgen de plaatsjes per doelgroep.
9 Allochtonen
•De Advies Commissie Allochtonen (ACA) heeft een goede verbinding met zelforganisaties
en professionele organisaties, die werkzaam zijn op het gebied van allochtonen/diversiteit.
Primaire aandachtsgebieden zijn onderwijs, arbeid, inkomen en zorg. Vóór een advies wordt
uitgebracht wordt het veld uitgebreid geraadpleegd. Dat is een intensief traject, maar levert
veel op.
•Er zou nog meer verbinding mogen zijn tussen professionele organisaties en zelforganisaties. Zelforganisaties willen primair de eigen culturele identiteit, waarden en normen met
elkaar beleven. Ze zijn daardoor soms erg naar binnen gericht.
•Er is een grote diversiteit aan zelforganisaties, waarbij zich per etnische groep qua aantal
deelnemers in de loop der tijd golfbewegingen voordoen. De diversiteit aan nationaliteiten
en culturen is groot. Er zijn in Nijmegen bijvoorbeeld alleen al 50 Afrikaanse netwerkgroepen. Het aantal niet-westerse allochtonen is 27.000.
•Allochtonen zijn weinig vertegenwoordigd in bestaande cliëntenorganen. Dit heeft onder
meer te maken met de macht van het getal (ook door de heterogeniteit van de groep zelf ).
•Voor participatie in de wijk is het nodig dat allochtonen gericht worden aangesproken. Dit
pleit voor meer vermenging van netwerken van autochtone en allochtone wijkbewoners.
10 Voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders geldt:
•Dat de verbinding in de kolom met belangenorganisatie COC goed is.
•Dat de adviescommissie Homo-Lesbisch Beleid (HLB) een belangrijke inhoudelijke bijdrage
levert aan de gemeentelijke nota seksuele diversiteit. Bij de leden van de commissie is veel
deskundigheid aanwezig. Ook de achterban van de commissie wordt hiervoor breed geraadpleegd.
32
33
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
Doelgroep: senioren
Matrix ‘Bestaande vormen van participatie’
Lokaal RegionaalBovenregionaal
VORMEN VAN
PARTICIPATIE
Seniorenraad
(Adviescommissie College)
Wat ontbreekt er in de huidige structuur?
Steeds meer delen van die AWBZ-zorg komen onder de Wmo te vallen. Met de transitie van
de functie extramurale begeleiding, zullen straks ook de mensen met een matige en ernstige
beperking gebruik gaan maken van de Wmo.
Welke gevolgen gaat de transitie hebben? Bereiken we die nieuwe groep dan ook vanzelf?
We staan ervoor open om andere vormen van cliëntenparticipatie te verkennen.
x
Overleg met ambtenarenx
• Weeshuis-overleg
(overleg voorzitters SR en JMG +
2 leden + beleidsambtenaren)
• Beleidsoverleg wonen (leden SR en JMG,2 x per jaar)
• ad hoc, in kader beleids-voorbereiding (startnotities e.d.)
Uitvoeringsoverleg Wmox
Belangenorganisaties xx
• KBO
• ANBO
• FNV Seniorenvakbond
• CNV
x
Cliëntenraden AWBZ-instellingen
• ZZG
• St. Joseph (Lent)
• de Waalboog
• thuiszorgorganisaties
(x)
x
Is er binnen het domein voldoende verbinding?
Via de Seniorenraad (9 leden en een onafhankelijk voorzitter) zijn de ouderenbonden en de vakbonden vertegenwoordigd. Daarnaast is er een zetel voor allochtonen en zijn er drie leden op
persoonlijke titel (kwaliteitszetels). Eén lid van Seniorenraad is vertegenwoordigd in de Klankbordgroep van Netwerk 100.
De Seniorenraad vertegenwoordigt een groeiende groep burgers. Binnen de raad vindt afstemming plaats vanuit verschillende invalshoeken. Er worden kwalitatief goede adviezen gegeven.
Er zou nog meer afstemming kunnen plaatsvinden met de cliëntenraden van zorginstellingen.
Is er voldoende verbinding met andere domeinen?
Er wordt geregeld samen geadviseerd met de adviescommissie JMG.
Klankbordgroep Netwerk 100 (*)x
(panel van 34 senioren)
(*) Samenwerkingsverband van professionele partijen in de regio Zuid-Gelderland, om de dienstverlening aan ouderen met meervoudige en complexe problematiek op het gebied van zorg en welzijn in de
regio Nijmegen te optimaliseren. www.netwerk100.nl
34
BELANGRIJKE NETWERKORGANISATIES (wijk en lokaal)
• SWON het seniorennetwerk (welzijnswerk specifiek voor senioren; ook aandacht voor
allochtonen)
• Tandem (welzijnswerk algemeen)
• Centrum ontmoeting in Levensvragen (zingeving)
• Kerken (huisbezoek)
• Zonnebloem (ziekenbezoek, uitjes)
• Hobbycentra (vrije tijd, ontmoeting)
THEMA’S
Wonen
•Loslaten leeftijdscriterium in Regionale Huisvestingsverordening, waardoor jongeren ook
gehuisvest worden in woningen die speciaal aangepast zijn voor ouderen: als er aanpassingen zijn gepleegd aan een woning, hanteer dat dan als criterium voor toewijzing.
•Verkoop aangepaste huurwoningen, waar ouderen veelal geen kans op maken, omdat ze
geen hypotheek krijgen; jongeren wel.
•Maak woningen levensloopbestendig.
•Verhuizen van ouderen op hoge leeftijd, omdat er leegstand is in verzorgingshuizen, is zeer
ongewenst.
•Pas verzorgingshuizen aan tot woningen voor ouderen.
35
Nijmeegse Adviescommissies
Welzijn
•Eenzaamheid: ruim 10 procent van de 65-plussers beschouwt zich in ernstige mate als
eenzaam. Ze zien bij wijze van spreken alleen drie keer per week de vrijwilliger van Tafeltje
Dekje. Ze zijn vaak weinig assertief. Bepaalde ouderen komen ook door fysieke problemen
hun huis niet uit.
•Er is speciale aandacht nodig voor allochtone ouderen.
•Allochtone mannen keren soms terug naar het land van herkomst. Vrouwen blijven soms in
Nederland achter.
•Sommige ouderen weten de weg niet naar instellingen, ook al zijn ze HBO-opgeleid.
We moeten toe naar een systeem dat we weer samen gaan leven.
Zorg
•SWON is financieel behoorlijk gekort. De Zilverden, dagopvang voor ouderen, gaat stoppen.
Dat is een ramp voor mantelzorgers, zeker voor de mantelzorgers van mensen die dementeren. Er is angst over hoe andere door het Rijk opgelegde bezuinigingen gaan uitpakken.
•Er zijn veel zorgen over het keukentafelgesprek: de verwachting is dat nogal wat ouderen
en hun mantelzorgers hun mogelijkheden overschatten. Suggestie: laat een onafhankelijk
persoon (ervaringsdeskundige) aan het gesprek deelnemen om er mee zorg voor te dragen
dat de situatie goed wordt ingeschat.
•Geen persoonsgebonden budget bij minder dan 10 uur ondersteunende begeleiding.
•In de basisverzekering maximaal 40 behandelingen fysiotherapie. Is een ramp voor mensen
die vanwege een chronische ziekte een blijvend beroep op fysiotherapie moeten doen.
Arbeid. Aandacht voor positie oudere werklozen.
Inkomen
•Door hogere eigen bijdragen, hoger eigen risico, minder compensatie ziektekosten, lagere
huur- en zorgtoeslag verwachten we grote problemen.
•Bijna een op de zeven inwoners van Nederland heeft verminderde AOW-aanspraken. Dit
houdt in dat zij bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar geen recht hebben op een volledige AOW-uitkering. Met name de eerste-generatie allochtonen hebben relatief vaak een
onvolledige AOW-opbouw. Zij hebben vaak ook geen goed pensioen.
•AOW gaat meetellen voor het gezinsinkomen. Daardoor kun je op de AOW worden gekort.
Casus van twee oudere vrouwen die uit vriendschap samenwonen: de een is de mantelzorger van de ander. Werden gekort.
Vervoer
Dreigende bezuinigingen (vervoerskostenvergoeding Wmo, Stadsregiotaxi, OV 65-plussers), na
eerdere bezuiniging op vervoer naar dagbesteding.
Toegankelijkheid
Naarmate mobiliteit meer een probleem wordt, neemt het belang van goede fysieke toegankelijkheid toe.
36
Nijmeegse Adviescommissies
Doelgroep: mensen met een lichamelijke (of zintuiglijke) beperking
MATRIX ‘ BESTAANDE VORMEN VAN PARTICIPATIE’
Adviescommissie JMG
(adviseert college gevraagd en ongevraagd
over beleidszaken)
Lokaal RegionaalBovenregionaal
x
Overleg met ambtenaren
• Weeshuis-overleg
x
(overleg voorzitters SR en JMG + 2 leden +
beleidsambtenaren)
• Beleidsoverleg wonen (leden SR en JMG, 2 x per jaar)
• ad hoc, in kader beleidsvoorbereiding (startnotities e.d.)
WMO Cliënten Denktank (*)
(beleid + uitvoering)
x(*)
Uitvoeringsoverleg Wmox
(uitvoering individuele voorzieningen)
Klankbordgroep Welzorgx
(uitvoering dienstverlening leverancier hulpmiddelen)
Gebruikersadviesraadx
Stadsregiotaxi (cliëntenraad)
Cliëntenraden
AWBZ-instellingenx
• Pluryn
• thuiszorgorganisaties
Belangenorganisaties
• WIG (collectief )
• BWN (individueel:
• sociale zekerheid, Wmo)
• Mee Gelderse Poort (ind.)
x
x
x
Patiëntenorganisaties
• Reuma Patiëntenvereniging
• NVVS, afd. Nijmegen
x
• Oogvereniging regiogroep Arnhem/Nijmegen
x
x
x
37
Nijmeegse Adviescommissies
Ketenoverleg NAH (**)
(zorg- en welzijnaanbieders)
Nijmeegse Adviescommissies
x
(*) In deze denktank zitten zowel mensen met een licht verstandelijke beperking, een lichamelijke
beperking als mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Wat betreft deze laatste groep: zij hebben een
lichamelijke beperking, maar hun problematiek schuurt tegen die van mensen met een licht verstandelijke beperking aan.
(**)Er is een ‘Ketenoverleg NAH’ van zorgaanbieders; cliënten zijn hier zelf nog niet in vertegenwoordigd, wel vertegenwoordigers van cliënten. De keten is ingedeeld in vier fasen:
1 Acute fase: Radboud, CWZ, huisartsen
2 Revalidatie: Sint Maartenskliniek, Herstelhotel, Kalorama
3Reïntegratiefase: huisartsen, Pluryn, Zozijn/Op pas, Pro Persona, thuiszorgorganisaties, MEE,
Psychologie 2de lijn, dagbehandeling groep, dagbesteding, NAH-centrum, Jobstap/Refrisk,
bedrijfsartsen, SWON, Stichting BWN Sociale Zekerheid, Zelfregiecentrum
4 Stabilisatiefase: tweede lijn, thuiszorg, Breincafé
Wat ontbreekt er in de huidige structuur?
Het aantal mensen dat actief bezig is met collectieve belangenbehartiging voor mensen met
een (lichamelijke) beperking is relatief beperkt. Binnen het Zelfregiecentrum Nijmegen bundelen De Kentering, Onderling Sterk, BWN en WIG op dit gebied de krachten.
De Wmo Cliënten Denktank is een welkome aanvulling op het terrein van cliëntenparticipatie
van jongeren met een beperking, met veel elan.
Is er binnen de kolom voldoende verbinding?
Er is nu nauwelijks verbinding met cliëntenraden AWBZ-instellingen en met patiëntenorganisaties, op de NVVS na.
Mee Gelderse Poort neemt een bijzondere positie in. Deze organisatie doet aan individuele belangenbehartiging van mensen met een beperking en signaleert van daaruit trends. ‘Dit delen
we graag met gemeenten, bijvoorbeeld door te adviseren in de beleidsontwikkeling. Zo dragen
we bij aan de ontwikkeling van integraal beleid dat goed aansluit op de ondersteuningsvraag
van kwetsbare burgers met een beperking’, aldus een citaat van de website www.meegeldersepoort.nl.
Mee zoekt zelf de verbinding met de gemeente en sluit niet aan op het proces van cliëntenparticipatie. Dit heeft vermoedelijk te maken met de financiering van de organisatie (nu nog
AWBZ, straks via gemeenten).
Is er voldoende verbinding met de kolom van andere doelgroepen?
De adviescommissie JMG overlegt regelmatig met de Seniorenraad, ook via het Weeshuisoverleg. Soms wordt er ook gezamenlijk geadviseerd. Een lid van JMG neemt ook deel aan het
Klantgroepenoverleg Wwb (KGO)
Eenmaal per jaar is er een thema-avond voor de vijf adviescommissies.
38
Wordt er voldoende invloed ervaren op beleid en uitvoering?
Geregeld worden onderdelen van adviezen van het JMG door het college overgenomen.
Waar dit niet het geval is spreken belangenorganisaties bij de raad in (burgerronde) en lobbyen
zij voor hun belangen bij raadsleden.
In de huidige structuur wordt voldoende gelegenheid gegeven invloed uit te oefenen en er is
een redelijke mate van tevredenheid over de daadwerkelijke invloed.
Doelgroep: mensen met een psychische beperking
Matrix 1: Bestaande vormen van participatie
LokaalRegionaalBovenregionaal
VORMEN VAN PARTICIPATIE
Adviescommissiesx
• Adviescommissie JMG
• Klantgroepoverleg
• Sociale Zaken (KGO)
Uitvoeringsoverleg Wmo
Cliëntenraden
AWBZ-instellingen
• Pro Persona (ggz, behandeling)
• RIBW (wonen + begeleiding)
• Woonzorgnet (idem)
• Iriszorg (verslavingszorg)
• Richtergroep
• Skelta
• De nieuwe lente
• thuiszorgorganisaties
• Bureau Beckers
• IVA
• PLusHome (opsomming is niet uitputtend)
x
x
Belangenorganisaties x
• De Kentering
• BWN
Patiëntenorganisaties/familieraden
• Anoiksis (schizofrenie)
• Ypsilon (psychose)
• Ned. Ver. Van Autisme
(x)
xx
39
Nijmeegse Adviescommissies
• Vereniging voor Manisch
Depressieven en Betrokkenen
• Familieraden Pro Persona
Ketenoverleg Autisme/ADHD (*)
x
(*) Er is een ‘Ketenoverleg autisme/ADHD’ voor volwassenen met een normale of bovengemiddelde
begaafdheid. Doel: door nauwe samenwerking kwalitatief betere zorg bieden. Aangesloten organisaties: Radboud UMC, MEE Gelderse Poort, Structuurpraktijk, RIBW Nijmegen en Rivierenland, Counseling Praktijk Gelderland, Amarus, Prompting, Jobstap, Zelfregiecentrum Nijmegen. Coördinatie: Poli
Psychiatrie AD(H)D en ASS Radboud UMC. Cliënten zijn zelf nog niet in de keten vertegenwoordigd,
wel vertegenwoordigers van cliënten.
BELANGRIJKE ORGANISATIES
• Hulpdienst Nijmegen
• Humanitas
• Coördinatiepunt mantelzorg
• Vrijwilligerscentrale
Is er voldoende verbinding?
Er is een redelijk goede verbinding met cliëntenraden van AWBZ-instellingen.
Is er voldoende invloed op beleid en uitvoering?
Er is een redelijke mate van tevredenheid.
Wat ontbreekt er in de huidige structuur?
Er is behoefte aan meer actieve vrijwilligers (bij De Kentering) en ook aan andere participatievormen om mensen met een psychische beperking bij beleid en uitvoering te betrekken.
We willen meer ervaringsdeskundigheid inzetten bij keukentafelgesprek, STIPs, gemeenten,
Werkbedrijf. Daarbij onderscheiden we vier niveaus: zelf ervaringen hebben; het verbreden van
eigen ervaringen door uitwisseling met anderen; ervaringskennis inzetten bij belangenbehartiging/begeleiding; betaalde ervaringsdeskundigheid.
THEMA’S
Wonen & welzijn
Door het scheiden van wonen en zorg moeten sommigen die nu bij Pro Persona wonen, verhuizen. In de stad is er een tekort aan plekken. Anderen krijgen te maken met hogere woonlasten, doordat ze moeten gaan huren bij de zorginstelling. Ze hebben daardoor een lager
besteedbaar inkomen en ze krijgen te maken met huur- en zorgtoeslag.
Onzeker is of er door alle bezuinigingen goede ondersteuning blijft, in de vorm van begeleiding en dagbesteding. Er is het risico dat mensen vereenzamen.
Arbeid & inkomen
Ook door herkeuring WAJONG dreigt inkomensdaling (5 % wanneer er meer dan 20% loon-
40
Nijmeegse Adviescommissies
waarde is). Verder worden ziektekosten minder vergoed, eigen bijdragen verhoogd etc.
Er blijft spanning tussen treden op de participatieladder: bijvoorbeeld arbeidsmatige dagbesteding in plaats van gewone dagbesteding. Welzijn van persoon moet centraal staan, niet prestatiedruk.
Mobiliteit
Veel mensen met angstklachten of die slecht tegen prikkels kunnen, nemen niet zo makkelijk
de bus of de trein. Dit is een onderschat probleem.
Aandacht voor ggz-doelgroep in burgerparticipatie:
1 Wat maakt deze doelgroep kwetsbaar?
Bij invoering WMO: GGz-doelgroep heeft achterstand in participatie Programma Lokale Versterking:
• meer aandacht voor doelgroep,
• vertegenwoordiging ervaringsdeskundige in iedere WMO-raad ->niet gehaald
• wel meer aandacht, netwerken, contacten
2 Achterstand in maatschappelijke participatie en beleidsparticipatie:
a.maatschappelijk: stigma, schaamte, beperkte energie, beperkte financiële mogelijkheden
b.beleid: niet veel kunnen, de energie en –naast hun problemen– de mentale aandacht opbrengen voor beleidsparticipatie. Zij die hiertoe capabel zijn, zijn vaak overvraagd
3 Daarom: niet altijd kan verwacht worden dat ggz in de wmo-raad komt, maar we kunnen
elkaar wel ontmoeten:
a.zowel Kentering als RIBW-raden staan ervoor open om wmo-raadsleden te ontmoeten, zoek
ons op als je merkt iets te willen weten,
b.we willen ook helpen in organiseren ontmoetingen met cliënten (vb. Druten)
4 wat maakt deze doelgroep kwetsbaar?
a.stigma: een stempel opgeplakt, niet betrouwbaar gevonden,
b.zelf-stigma en schaamte: je terugtrekken, er niet voor uitkomen
c. onbegrip – voorbeelden:
i. heel veel mensen denken nog altijd: schizofrenie = meervoudige persoonlijkheid
ii. huishoudelijke hulp niet krijgen want ‘met uw lichaam is niets mis’
iii. verwarring met verstandelijke beperkingen: mensen met psychische klachten kunnen ook
heel intelligent zijn, er zijn nogal wat cliënten met universitair niveau
d.gevolgen van de klachten zelf:
i. minder energie voor alledaagse taken (huishouden bv.)
ii. minder overzicht (administratie bv.)
iii. behoefte aan prikkelarme omgevingen, weinig stressbestendig
iv. zich isoleren (als gevolg van angstklachten of het verlammende van depressie)
v. roekeloos financiëel gedrag (door manie bv.)
e.bijkomende problemen:
41
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
i. b
eperkt netwerk (daardoor ook minder op terug kunnen vallen -> samenredzaamheid is
beperkt, ook gevaar van ‘foute vrienden’)
ii. gering inkomen, geldgebrek, schulden
iii. gevaar van verslaving
iv. gevaar van dakloosheid
v. overbelaste mantelzorgers
Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking
5 waarom eigenlijk speciale aandacht?
a. stigma’s en foutieve beeldvorming moeten doorbroken
b.psychische problemen vragen andersoortige aanpassingen dan fysieke problemen, met
name bejegening en veilige/welkome omgeving spelen hier een rol, bv. ook in dagbesteding,
- lotgenotencontact en inzet ervaringsdeskundige kunnen veel betekenen
c. wij zijn burgers, wij willen er ook bijhoren!
VORMEN VAN PARTICIPATIE
(Namens De Kentering – sterk voor mensen in de psychiatrie, ingebracht door Vincent van
Dongen. Zie www.dekentering.info voor contactinfo)
Matrix ‘Bestaande vormen van participatie’
LokaalRegionaal
Adviescommissie JMG (beleid)
x
WMO Cliënten Denktank (beleid + uitvoering) (*)
x
Uitvoeringsoverleg Wmox
(uitvoering individuele voorzieningen)
Klankbordgroep Welzorgx
(uitvoering dienstverlening Leverancier hulpmiddelen)
Cliëntenraden AWBZ-instellingen (**)
• Driestroom
• Dichterbij
• Pluryn
• ‘s Heeren Loo
• Zozijn
• Jan Pieter Heije
Ketenoverleg NAH
-zorg- en welzijnsaanbieders
Belangenorganisaties
• Onderling Sterk (doelgroeporg.)
• Mee Gelderse Poort (professionals)
• WIG (op onderdelen)
• BWN (idem, sociale zekerheid)
Partnerorganisaties
• KansPlus (ouders van kinderen met een matige
tot ernstige verstandelijke beperking)
x
(x)
x
x
x
(x Mee)
x
x
BELANRIJKE NETWERKORGANISATIES
• Trias (vrije tijd ontmoeting)
• GVO (vrije tijd)
• Avondschool (onderwijs)
42
43
Nijmeegse Adviescommissies
(*) In deze denktank zitten zowel mensen met een licht verstandelijke beperking, een lichamelijke
beperking als mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Wat betreft deze laatste groep: zij hebben een
lichamelijke beperking, maar hun problematiek schuurt tegen
die van mensen met een licht verstandelijke beperking aan.
(**) Het deel van de dienstverlening dat naar de gemeente gaat, is bij cliënten van instellingen onvoldoende in beeld. Is er een duidelijk verschil tussen mensen met een licht verstandelijke beperking en
mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking?
Is er binnen het domein voldoende verbinding?
Nee, dit kan beter.
De Wmo Cliëntenraad draagt bij aan een betere verbinding.
Bij adviescommissie JMG is er 1 zetel voor de doelgroep mensen met een verstandelijke beperking, bezet door een vertegenwoordiger van KansPlus.
Voor meer verbinding met andere partijen in het domein werkt ontmoeting het beste.
Cliëntenparticipatie:
• Niet alleen vanuit formele organen
•Het ‘accent’ lager leggen, meer van onderop regelen: in de wijk, bij mensen thuis, heel dicht
bij burgers.
•Vgl. Partnerproject, waarbij het draait om een gelijkwaardige samenwerking tussen cliënten en professionals in verpleeg- en verzorgingshuizen, met als doel om verbeteringen in
te zetten die bijdragen aan de kwaliteit van leven van cliënten. De kern van de aanpak is dat
cliënten eerst samen een stem en agenda ontwikkelen. Ook de professionals, familie en
vrijwilligers krijgen ruimte hun ervaringen, perspectieven en ideeën voor verbeteringen naar
voren te brengen. Vervolgens worden cliënten en professionals gelijkwaardige partners.
•Het is een directe, interactieve vorm van medezeggenschap. Laagdrempelig: tijdens het koffierondje worden bijvoorbeeld signalen opgehaald.
•Eindrapport Versterking van democratische cliëntenparticipatie in zorginstellingen door
middel van de PARTNER interventie. Prof.dr. Tineke Abma e.a. Gefinancierd door ZonMW,
januari 2013.
•Sociaal wijkteam: hoe lopen de lijnen met bewonersraden en wijkraden?
Nijmeegse Adviescommissies
THEMA’S
Wonen. Veel mensen met een licht verstandelijke beperking wonen zelfstandig. Bij Onderling
Sterk is niet in beeld wat de gevolgen zijn van het scheiden van wonen en zorg, inclusief de
maatregel om ZZP 1 t/m 3 los te koppelen van het wonen in een instelling.
Welzijn. Moeilijk aansluiting vinden, er niet echt bij horen, tussen wal en schip vallen. Geen of
een zeer beperkt sociaal netwerk hebben. Grote moeite hebben om mee te doen.
Zorg. Hoe gaat het straks verder met mijn begeleiding (dagbesteding)? Onzekerheid, angst.
Er is behoefte aan duidelijkheid. Mensen zijn vaak gehecht aan een bepaalde persoon die hen
begeleidt. Houd ik mijn zorg nog? Houd ik mijn begeleider? Welke organisatie de zorg levert, is
minder van belang.
Arbeid. Er is grote onzekerheid over de gevolgen van de Participatiewet. Dit wordt als een heel
belangrijk onderwerp ervaren. Er is angst om zonder werk te komen, bijvoorbeeld door verdringing op de arbeidsmarkt: banen die verdwijnen om mensen die nog moeilijker re-integreerbaar
zijn kansen te bieden (voorbeeld Staatsbosbeheer).
Inkomen. Stapeling bezuinigingen (eigen bijdragen, hoger eigen risico) , overgang van Wajong
naar bijstand: wat betekent dat voor het inkomen en mogelijkheden om mee te doen. Eigen
vermogen gaat meetellen.
Niet goed kunnen omgaan met geld is bijna standaard aan de orde (bewindvoering, curatéle).
Het is belangrijk om dit te bespreken (ook bij keukentafelgesprek).
Vervoer. Bezuiniging op vervoer naar dagbesteding (2013), verdere bezuinigingen verwacht.
Raakt aan ‘meedoen’.
Toegankelijkheid. Veel mensen met een verstandelijke beperking hebben ook een fysieke beperking. Verder: sociale toegankelijkheid (zie bij ‘welzijn’).
Wordt er voldoende invloed ervaren op beleid en uitvoering?
Opgemerkt moet worden dat de belangenbehartiging/cliëntenparticipatie van mensen met
een verstandelijke beperking op achterstand staat. De budgetten blijven ver achter bij andere
groepen, terwijl er aan meer voorwaarden moet worden voldaan om de belangenbehartiging/
cliëntenparticipatie te laten slagen. Voorwaarden zijn bijvoorbeeld: hanteren van eenvoudige
taal, hertalen moeilijke stukken, aangepast tempo.
44
45
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
Doelgroep: jeugd
Matrix ‘Bestaande vormen van participatie’
Lokaal RegionaalBovenregionaal
VORMEN VAN PARTICIPATIE
Adviescommissie JMGx
Cliëntenraden AWBZ-instellingenx
• pleegouderraad en jongerenraad Entrea
• jongerenraad en cliëntenraad Bureau Jeugdzorg
• stichting Oudernetwerk Jeugdzorg
• cliëntenraden Pluryn-Hoenderloogroep
• jongerenraad en cliëntenraad O.G. Heldring Stichting
• cliëntenraad en pleegouderraad William Schrikker Groep
• cliëntenraad Karakter
x
En verder:
• Kindertelefoon
• AMHK
• Consultatiebureaus
• Jeugdarts van de GGD
x
x
x
Belangenorganisatiesx
• Nederlandse Vereniging van Pleegouders (NVP)
• Landelijke Vereniging Adoptieouders
Patiëntenorganisaties (Lava)
• de Knoop (st. voor hechtingsstoornissen
en belangenorganisaties voor vg, lg en mo)
De Kenniskring ‘Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd’ is van de Hogeschool Arnhem
Nijmegen. De HAN heeft een introductiefilmpje waarin op een heldere wijze informatie wordt
gegeven wat het lectoraat behelst, waar de aandachtspunten liggen en waarop gekoerst wordt.
De Academische Werkplaats Jeugd Inside-out heeft als doel de zorg voor kinderen en jeugdigen, die kampen met internaliserende problematiek, te verbeteren. Dit vraagt een gelijkwaardige inbreng van professionals, beleidsmakers, onderzoekers en cliënten.
Niet bekend:
• Lijn 5
• Bureau Bots
• Leger des Heils
• Hunnerberg (intern)
En verder
• medezeggenschapsraden scholen en kinderopvang
x
• klantenraad Tandem
x
• vertrouwenspersoon jeugdzorg bij Zorgbelang
• ouderinitiatieven
x
BELANGRIJKE ORGANISATIES
Praktikon BV is de zelfstandige sector onderzoek van Entréa. Dit onderdeel is nauw verbonden
met het Academisch Centrum van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Jeugdzorg en onderwijs vragen om effectieve vormen van hulpverlening en scholing die voldoen aan professionele kwaliteitscriteria. Praktikon ondersteunt jeugdzorgorganisaties en
beleidsmakers bij het evalueren en verbeteren van de kwaliteit van de zorg. Kijk voor meer
informatie op www.praktikon.nl
x
x
Wat ontbreekt er in de huidige structuur?
Het betreft een zeer uitgebreid veld, met ook bovenregionale voorzieningen. De jeugd is soms
zelf vertegenwoordigd, vaker door ouders/verzorgers en soms beiden. Om jeugd te betrekken
zijn er andere werkvormen en andere vragen nodig (jongeren lezen geen ambtelijke stukken).
Digitale raadpleging lijkt daarvoor een goed middel (facebook, instagram, apps). Hiermee is al
enige ervaring, bijvoorbeeld leidend tot zogenaamde pizzabijeenkomsten van de jongeren van
Entrea met de gemeente.
De adviescommisie JMG adviseert het college over beleidszaken. De werkgroep Jeugd heeft
daarbij de keuze gemaakt het college over jeugd te adviseren in de volle breedte: het betreft zowel jongeren met een beperking (lichamelijk, verstandelijk, psychisch) als jongeren zonder een
beperking. De commissie beperkt zich dus niet tot jeugdzorg.
De leden van de werkgroep Jeugd hebben een goed netwerk bij de aanbieders van jeugdzorg.
Zorgbelang heeft contact met de jongeren- en cliëntenraden in het domein Jeugdzorg, gefinancierd door de provincie. Deze financiering stopt vermoedelijk per 1 januari 2015. Hoe gaat
de ondersteuning van cliënten- en jongerenraden dan verder? Neemt de gemeente de financiering dan over?
Voor jeugdzorg zal het wijkniveau toenemend van belang worden, omdat de gemeente inzet
op gebiedsgebonden werken. Maar hoe zet je participatie in de wijk neer? Welke vorm zou dat
kunnen hebben? Hoe krijg je jeugd en ouders betrokken? Hoe krijg je de relevante signalen
46
47
Nijmeegse Adviescommissies
boven tafel? Het werken met ambassadeurs zou een vorm kunnen zijn? Ook het inzetten van
ervaringsdeskundigen kan een belangrijke toegevoegde waarde zijn, maar dit moet wel worden
georganiseerd.
Daarnaast is vooral het (boven)regionale niveau van belang, omdat de jeugdzorg (boven)regionaal georganiseerd is.
Nijmeegse Adviescommissies
•Veel wisselingen in personeel, zodat het kind/de jongere geen vertrouwensband kan opbouwen. Daarmee ook veel wisselingen in visie. Informatie gaat verloren.
•Organisaties zijn onvoldoende ingesteld op intercultureel werken
•Vaak pas laat een diagnose, als er echt problemen zijn.
•Onvoldoende serieus nemen van jeugd, ouders/verzorgers.
Het idee van een Ombudsman voor de jeugdzorg wordt van harte ondersteund.
Welzijn
Vaak een beperkt sociaal netwerk, door beperkte rol van familie, vaak verhuizen en hechtingsproblematiek.
Is er binnen het domein voldoende verbinding?
Er is contact tussen de werkgroep Jeugd van de adviescommissie JMG en Zorgbelang, maar de
werkgroep wil dit contact intensiveren, zodat signalen over uitvoering van de jeugdzorg nog
meer een rol kunnen spelen in de beleidsadvisering.
Ook overweegt de werkgroep meer in te zetten op contacten op wijkniveau (bijvoorbeeld met
bewonersraden) door op een eenvoudige manier voor de achterban bereikbaar te zijn (digitale
mogelijkheden benutten).
Onderwijs
Passend onderwijs is nodig: er is vaak meer structuur nodig en meer begeleiding (minder in
staat zelfstandig te werken). Ook sociale problematiek van leerling vraagt extra aandacht van
mentor en docent. Leerlingen zijn vaak onderpresteerders vanwege hun problematiek.
Onderwijs is hier onvoldoende op ingericht. Mate waarin verschilt per school.
Het ligt voor de hand een participatievoorstel voor het domein jeugdzorg voor te leggen aan de
achterban. Zorgbelang werkt aan een dergelijk voorstel.
THEMA’S
Algemeen
Focus is teveel gericht op problemen en niet op preventie. Hoe houd je kinderen tot 5 jaar in
beeld, die niet op het consultatiebureau en de peuterspeelzaal komen? Lijn gemeente is via de
huisarts.
Er is heel veel frustratie in de jeugdzorg over o.a. over het niet betrekken van jeugdigen en ouders bij besluiten: besluiten over in plaats van besluiten samen met.
Wonen
•Hoe kunnen anderen je ondersteunen om thuis te blijven wonen, als het thuis niet goed
gaat? (logeeropvang, meeleefgezinnen, vrijwilligers zoals home-start, hulpverleners, aanbod
is te klein, zeker voor pubers).
•Waar kun je wonen als het thuis niet meer gaat (pleeggezin, gezinshuis, begeleid wonen,
wonen met een beperking, wonen in een instelling of een jeugdgevangenis bij crimineel gedrag). Ook hier is er te weinig en niet altijd adequaat aanbod, zeker voor jongeren. Of jongeren, die niet veel prikkels kunnen verdragen. In de instellingen is vaak te weinig maatwerk.
•Hulpverleners werken van 9-5 uur en meestal op afspraak. Hebben behalve advies weinig te
bieden bij crisis dan (tijdelijke) uithuisplaatsing of verwijzen naar de politie.
Arbeid
Hebben een werkgever nodig, die kan omgaan met de problematiek.
Inkomen
Met 18 jaar een groot probleem. Pleegzorgvergoeding houdt meestal op, ouders willen vaak
niet betalen en jongere zit nog op school. Groot risico op dakloos worden en zwerven. Raar is
dat jongeren met een bijbaantje een eigen bijdrage moeten betalen voor jeugdzorg, terwijl zij
er vaak niets aan kunnen doen dat zij in de jeugdzorg terecht zijn gekomen.
Vervoer en toegankelijkheid
Geen specifieke problematiek, behalve dezelfde problematiek bij aangepast vervoer voor kinderen met een handicap. Belangrijk is dat pleegouders worden geïnformeerd over al dan niet
eigen bijdrage leerlingenvervoer. Aanvraag via de voogd van BJZ: geen eigen bijdrage, via
pleegouders: wel eigen bijdrage.
Zorg
•Onbekendheid met problematiek en het omgaan daarmee (veelal hechtingsproblematiek,
psychische problematiek).
48
49
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
Doelgroep: mensen in de maatschappelijke opvang
Wordt er voldoende invloed ervaren op beleid en uitvoering?
We ervaren voldoende invloed op het beleid en de uitvoering daarvan.
Matrix 1 ‘Bestaande vormen van participatie’
THEMA’S
Lokaal RegionaalBovenregionaal
VORMEN VANPARTICIPATIE
Adviescommissiesx
• JMG (beleid)
• Klantgroepoverleg
Sociale Zaken (beleid en uitvoering)
Doelgroep: allochtonen
Matrix 1: Bestaande vormen van participatie
Overleg maatschappelijke opvangx
Specifiek overleg met klanten
en hun vertegenwoordigers (beleid en uitvoering)
Adviescommissie Allochtonen (ACA)x
(beleid)
(x)
Belangenorganisatiesx
• Kruispunt/Daklozen-lunch
• NUNN
• Diaconie
• Nijmeegs Daklozen-overleg
• De Kentering
x
• BWN
Wat ontbreekt er in de huidige structuur?
Participatie gebeurt nu al voor zover mogelijk, afhankelijk van geschikte personen. De cliënten
zelf zijn weinig bereid (c.q. in staat) tot deelname aan overleggen.
Is er binnen het domein voldoende verbinding?
Het cliëntoverleg (ook met de wethouder soms) biedt voldoende gelegenheid voor participatie.
Is er voldoende verbinding met andere domeinen?
Er is wel verbinding met de Adviescommissie JMG; verder weinig bereidheid tot contact zowel
in eigen kring als daarbuiten.
50
Lokaal RegionaalNationaal
VORMEN VAN PARTICIPATIE
Uitvoeringsoverleg Wmox
Cliëntenraden AWBZ-instellingenx
• Iriszorg
• RIBW
• Leger des Heils
Thema’s met de hoogste prioriteit zijn: wonen, zorg, inkomen, vrije tijd, rechtszekerheid en
zingeving/levensvragen.
Daarna komen Welzijn, arbeid en onderwijs.
Zelforganisaties/Belangenorganisaties (*)
x x
Cliëntenraden AWBZ-instellingen
xx
BELANGRIJKE ORGANISATIES
Adviesorganisaties
-Forum (instituut voor
multiculturele vraagstukken)
-Spectrum(diversiteit, sociale
vraagstukken en zorg)
x
-COS Gelderland (diversiteit
en duurzaamheid)
x
x
Lokale instellingen
-Het Interlokaal (welzijnsorganisatie)
x
-IVC (Intercultureel Centrum voor
emancipatie en participatie)
x
-Intercity (Nederlands als tweede taal,
Maatschappelijke oriëntatie, Inburgering)
x
-Vluchtelingenwerkx
-SWON het seniorennetwerk
x
51
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
*) Er is een grote diversiteit aan zelforganisaties, waarbij zich per etnische groep in de loop der
tijd een golfbeweging voordoet.
Er is een Turkse organisatie (DHD), die samen met instellingen informatiebijeenkomsten organiseert, bijvoorbeeld over thuiszorg. Zij weten met taboes omgeven onderwerpen te agenderen
en bespreekbaar te maken. Er is ook een landelijke federatie.
Een Marokkaanse organisatie (Anour) richt zich meer op onderwijs. Er is een netwerk van ouders, die over allerlei onderwerpen praten.
Er is een vereniging van ex-Joegoslaven, bij wie ontmoeting een belangrijke rol speelt. Ze zijn
niet zozeer naar buiten gericht, maar het is wel een belangrijk netwerk om te signaleren wat er
aan de hand is.
Er zijn alleen al meer dan 50 Afrikaanse nationaliteiten in nijmegen; de grote groepen kennen
diverse organisaties. Andere nationaliteitsgroepen kennen enkel netwerken.
Dit illustreert dat ‘allochtonen’ een zeer heterogene groep betreft. De diversiteit aan nationaliteiten en culturen is groot. Er zijn in Nijmegen alleen al 27.000 niet-westerse allochtonen.
Wat mis je?
•Vertegenwoordiging van allochtonen in bestaande cliëntenorganen. Dit heeft vaak te maken
met de macht van het getal (ook door de heterogeniteit).
•Een organisatie waar verschillende (zelf )organisaties samenkomen.
•Meer verbinding tussen professionele instellingen, die naar buiten zijn gericht, en zelforganisaties, die vaak naar binnen zijn gericht. Hoe kun je die verbinding meer tot stand brengen?
•Hoeveel allochtonen doen aan burgerparticipatie? Dat percentage hangt samen met hoe het
netwerk van allochtonen en autochtonen is samengesteld. Neem de wijk Hatert, waar 50%
van de bewoners van allochtone afkomst is. In de redactie van de wijkkrant zit geen enkele
allochtoon, wat zich weerspiegelt in de berichtgeving. Dit pleit voor meer vermenging van
netwerken. Spreek elkaar aan. Toen allochtone ouders gericht werden aangesproken om mee
te helpen op school, gebeurde dat ook.
•Er is maatwerk nodig. Hoe kunnen we mensen betrekken bij de samenleving. Wat heb je
nodig om mee te doen?
THEMA’S
Is er binnen het domein ‘allochtonen’ voldoende verbinding?
Ja. Leden ACA werken binnen laagdrempelige organisaties, die werkzaam zijn voor allochtonen/
diversiteit. Leden van ACA zijn ook vertegenwoordigd in zelforganisaties.
Er zijn voor ACA vier thema’s, die eruit springen qua belang.
Onderwijs. Belangrijkste middel om goed te kunnen participeren in de samenleving. Er zijn
veel inhaalslagen te maken: relatief veel laaggeschooldheid, schooluitval, achterstand (taalachterstand bij jonge kinderen wordt tijdens periode basisonderwijs niet meer ingehaald). De
ouderparticipatie in het onderwijs is relatief laag.
Belangrijk is voorlichting aan ouders en jongeren over onderwijs met goede kansen op de arbeidsmarkt. Nu worden vaak keuzes gemaakt, die binnen de eigen groep meer status hebben,
maar minder kansen op een baan bieden.
Arbeid. De werkloosheid onder allochtonen is driemaal zo hoog als bij de autochtone bevolking. Allochtonen komen later en/of moeilijk aan het werk. Er is discriminatie op de arbeidsmarkt. Door de economische crisis worden allochtonen eerder ontslagen. Er is nog veel onduidelijk rond de Participatiewet, bijvoorbeeld de tegenprestatie.
Aan de andere kant is er ook veel kennis, kunde, veerkracht en innovatief vermogen bij allochtonen. Als daar geen gebruik van wordt gemaakt, gaat veel ‘menselijk kapitaal’ verloren.
Is er voldoende verbinding met andere domeinen, voor zover dat relevant is?
De adviescommissies zijn per doelgroep ingedeeld. We hebben ieder onze specifieke kennis en
netwerken, per thema zouden we echter meer kunnen samenwerken.
Wat is de toegevoegde waarde van de ACA?
Voor we advies uitbrengen zoeken we contact met het veld. We leggen lijntjes naar de instellingen en zelforganisaties, ook naar groepen die voor de gemeente moeilijk bereikbaar zijn. Dat is
een intensief traject. Het kost meer tijd om tot een advies te komen, maar levert ook meer op.
Tijdens voorlichtingsbijeenkomsten over de transities wordt ieders mening gepeild. Het is een
vorm van directe democratie. Daarnaast is het belangrijk om via reflectie tot een gewogen oordeel te komen. Als adviescommissie voorzien wij hierin.
Inkomen. Veel allochtonen leven van een laag inkomen. Er is een relatie tussen een lage sociaal-economische status en gezondheid. Dat benadrukt nog eens het belang van onderwijs en
arbeid.
Zorg. Er is een generatie allochtonen die bejaard is geworden in Nederland en steeds ouder
wordt. Dit vraagt om specifieke zorg.
Er is veel mantelzorg, waar vaak geen erkenning voor is. Hier moet meer aandacht voor komen.
Andere thema’s zijn aan deze vier thema’s ondergeschikt.
52
53
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
Doelgroep: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen
en transgenders.
Deze kan ook van betekenis zijn voor de regio. De commissie heeft een expertmeeting georganiseerd om het thema seksuele diversiteit onder de aandacht te brengen bij buurgemeenten.
BESTAANDE VORMEN VAN PARTICIPATIE
De commissie bestaat uit tenminste vijf en ten hoogste acht leden, die op voordracht van de
commissie worden benoemd door burgemeester en wethouders.
De commissie ruimt een deel van haar maandelijkse vergaderingen in voor gesprekken met
sleutelfiguren en vertegenwoordigers van de beweging en het maatschappelijk middenveld.
Lokaal RegionaalLandelijk
Adviescommissie Homo-Lesbisch Beleidx
Belangenorganisaties
xx
• COC (Herensalon, Damessalon,
Dapper: voor homo’s met een verstandelijke beperking,
transgenders)
• Dito (jongerenorganisatie)
• zusterorganisaties (Utrecht)
• COC landelijk
Doelgroep: mensen met een WWB-uitkering en/of een minimuminkomen
MATRIX ‘BESTAANDE VORMEN VAN PARTICIPATIE’
x
x
Adviesorganisaties
Movisiex
En verder:
• Roze Huis
• Lesbisch Archief
x
x
De Adviescommissie Homo-/Lesbisch Beleid adviseert het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd over zaken die van belang zijn voor de emancipatie van
LHBT’s: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders. Belangrijke
onderwerpen zijn: het bestrijden van discriminatie, intimidatie en geweld tegen LHBT’s; het
breed bespreekbaar maken van seksuele diversiteit; LHBT-voorlichting binnen het voortgezet
onderwijs en beroepsonderwijs; de multiculturele samenleving; gezondheid, welzijn en sport;
sociale veiligheid; LHBT ouderen; en de mainstreaming van seksueel diversiteitsbeleid.
Bij gezondheid (en welzijn) speelt onder meer: drankgebruik, risico op hiv, meer eenzaamheid
vooral bij ouderen die weinig contact hebben met familie (en die geen kinderen hebben).
Kennis van de doelgroep bij zorg- en hulpverleners is van groot belang. Daarom moet bij
inkoop en contractering van zorg ook ruimte worden geboden aan kleine, gespecialiseerde
organisaties en moet in bestekken het thema seksuele diversiteit worden meegenomen.
De commissie Homo-Lesbisch Beleid levert een belangrijke inhoudelijke bijdrage aan de nota
seksuele diversiteit. Bij de leden van de commissie is veel deskundigheid aanwezig. De achterban van de commissie wordt hiervoor ook breed geraadpleegd.
Nijmegen en Utrecht hebben als enige steden een aparte commissie Homo-Lesbisch Beleid.
54
LokaalRegionaalBovenregionaal
Klantgroepenoverleg (KGO) (*)x
• gevraagd en ongevraagd advies aan college (en raad)
• kan klantenpanel instellen
• kan klanttevredenheidsonderzoek organiseren
Platform schuldhulpverleningx
(komt 2 x per jaar bij elkaar;
deelname van ca. 30 organisaties,
van wooncorporaties tot deurwaarders en welzijnsinstellingen)
Belangenorganisaties
(vertegenwoordigd in KGO)
xx
Cliëntenraden AWBZ-instellingen (**)x
(x)
WSW-raad (***)x
(*) In het Klantgroepenoverleg zijn organisaties vertegenwoordigd die zich inzetten voor de belangen
van Wwb-uitkeringsgerechtigden (bijstand). In dit overleg adviseren zij niet alleen het management
van het programma Werk & Inkomen, maar ook burgemeester en wethouders over beleid en uitvoering
op het gebied van uitkeringen, re-integratie en minimabeleid.
In de verordening van het KGO is opgenomen dat collegevoorstellen van enige importantie op het
terrein van Werk & Inkomen vooraf voor advies voorgelegd moeten worden aan het KGO. Het college
motiveert wat ze met het advies doet.
Aan het Klantgroepenoverleg nemen de volgende organisaties deel: het Inter-lokaal, NIM, FNV, Vluch-
55
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
telingenwerk Oost-Nederland, WIG/BWN, ANBO, de Diaconie, de Kentering en het UWV. Deze organisaties hebben bijna allemaal spreekuren waar signalen van klanten binnenkomen.
(**) In instellingen wonen cliënten die onder de Participatiewet gaan vallen. Ze hebben een indicatie
voor WAJONG, WSW of arbeidsmatige dagbesteding. De uitvoering van beschut werken en arbeidmatige dagbesteding wordt neergelegd bij AWBZ-partijen.
Opgemerkt wordt nog dat er een andere dynamiek is bij de Participatiewet dan bij de Wmo.
Er is een verschil in cliëntpositie. Bij de Participatiewet is er minder onderhandelingsruimte
en meer sprake van dwang en drang. Empowerment is bij de Participatiewet vooral gericht op
maatregelen om de positie van de klant te versterken. De Wmo biedt meer mogelijkheden om
als burgers samen iets te doen.
(***) De WSW-raad bestaat uitsluitend uit cliënten met een WSW-uitkering. De raad adviseert het
Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling en de afzonderlijke colleges van de negen deelnemende gemeenten.
Wordt er voldoende invloed ervaren op beleid en uitvoering?
Ja.
Is er voldoende verbinding binnen het domein?
Gezien de samenstelling van het KGO zeker met de belangenorganisaties; met de cliëntenraden van de AWBZ-instellingen nog niet.
Is er voldoende verbinding met andere domeinen?
Ja, via linking pin constructies, o.a. met JMG.
Wat betekent regionalisering voor de cliëntenparticipatie?
Deze is zowel lokaal als regionaal nodig, voor beleid en uitvoering.
In schema:
BeleidUitvoering
Lokaal
• Vaststellen verordening Werkbedrijf
• beleidskaders voor DVO
• verantwoording resultaten en financiën
Regionaal • uitwerking van beleid
• mensen met weinig kans op de
arbeidsmarkt
• minimabeleid
• armoedebeleid
• mensen met kansen op de
arbeidsmarkt
Hoe geef je dit vorm?
Optie:
1Handhaven KGO, met zowel lokaal als regionaal aandacht voor beleid en uitvoering.
2Afvaardiging uit KGO naar regionaal cliëntenorgaan dat is aangehaakt bij het Werkbedrijf,
bestaande uit cliënten en vertegenwoordigers van cliënten. Dit orgaan moet een formele
positie krijgen, met adviesrecht (conform huidige KGO) en instrumenten zoals panels en
enquêtes.
56
57
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 7DE MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING
(MGR)
Modulaire Gemeenschappelijke Regeling
Om als gemeenten een aantal taken te kunnen uitvoeren, hebben Nijmegen en omliggende
gemeenten een voorstel gemaakt om een Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR) in
het leven te roepen, in de vorm van een rechtspersoon. Dit is de zwaarste vorm van een Gemeenschappelijke Regeling. Definitieve besluitvorming hierover in de betrokken gemeenten
moet nog plaatsvinden (februari/maart 2014). Het gaat naast Nijmegen om de gemeenten
Beek-Ubbergen, Millingen aan de Rijn, Groesbeek, Heumen, Mook en Middelaar Wijchen, Beuningen en Druten.
De eerst beoogde module van deze regeling betreft het Werkbedrijf, een uitvoeringsorganisatie
voor de Participatiewet.
Daarnaast wordt gedacht aan een module voor contractering en inkoop van AWBZ en Jeugdzorg. Ook hierover moet nog besluitvorming plaats vinden.
Een derde module zou ICT betreffen, in het kader van bedrijfsvoering van de betrokken gemeenten.
Voor we de modules ‘Werkbedrijf ’ en ‘Inkoop/contractering zorg’ nader gaan bekijken vanuit
het perspectief van participatie, kijken we nu eerst heel kort naar het wezen van de voorgestelde
MGR.
Hoe gaat MGR Rijk van Nijmegen functioneren?
In het document ‘De modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen’ (november
2013) is een voorstel vastgelegd. De idee is dat de gemeenteraden primair verantwoordelijk
blijven voor beleidskeuzes en strategische beslissingen. De raden geven eenmaal per jaar, in het
voorjaar, de kaders mee aan de uitvoeringsorganisatie. Deze kaders worden door het college
vertaald in een dienstverleningsovereenkomst (DVO). De gemeenteraad heeft inbreng op de
wat-vraag (kaders, resultaat), niet op de hoe-vraag.
Op deze zienswijze valt het nodige af te dingen. Zo is er geen strikte scheiding te maken tussen
beleid en uitvoering. Je kunt stellen dat de gemeenteraad ‘slechts’ de grove beleidskaders bepaalt; deze worden nader ingevuld door de uitvoeringsorganisatie. Voor de Participatiewet zou
dat het Werkbedrijf zijn.
In het Algemeen Bestuur (AB) van de MGR zitten 2 collegeleden per gemeente, voor Nijmegen
zijn dit er drie. Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen, naar rato van het
aantal inwoners. Om te voorkomen dat Nijmegen alleen beslissingen zou kunnen doordrukken, moeten minimaal drie gemeenten vóór stemmen.
Het AB stelt de begroting vast en kan de begroting wijzigen. Het AB stelt ook verordeningen
vast (als deze bevoegdheid is overgedragen) en maakt een managementcontract met de directie.
Het AB is een platform voor discussies over regionalisering en het functioneren van de GR. Het
stelt bestuurscommissies in en bepaalt de bevoegdheden en samenstelling van die commissies,
die altijd bestaan uit vakinhoudelijke portefeuillehouders. Zo zou er een bestuurscommissie
58
Nijmeegse Adviescommissies
Werk komen, die de taken van het AB voor het Werkbedrijf in zijn geheel overneemt.
Het Dagelijks Bestuur (DB) bestaat uit een voorzitter en 4 andere leden, door en uit het AB aan
te wijzen. De focus van het DB ligt op bedrijfsvoering, met een doormandatering naar de directie.
Participatie in module Werkbedrijf
Per 1 januari 2015 zal naar verwachting de Participatiewet van kracht zijn. Onder deze wet gaan
mensen met een bijstandsuitkering (WWB) vallen, maar ook mensen met een WAJONG-uitkering of WSW. De WSW wordt afgesloten voor nieuwe instroom. Verder valt straks ook de
arbeidsmatige dagbesteding onder de Participatiewet. Gemeenten krijgen één reïntegratiebudget, waarmee zij een brede en gevarieerde doelgroep aan het werk moeten helpen of begeleiden.
Wat betekent het Werkbedrijf voor de cliëntenparticipatie?
De participatie wordt nu in Nijmegen vorm gegeven door het Klantgroepenoverleg (KGO), dat
het management van het programma Werk & Inkomen en het Nijmeegse college gevraagd en
ongevraagd adviseert over beleid en uitvoering op het gebied van uitkeringen, re-integratie en
minimabeleid.
In de nieuwe situatie moet de aandacht worden verdeeld over lokale en regionale zaken. Dat
ziet er in schema als volgt uit:
BeleidUitvoering
Lokaal
• Vaststellen verordening Werkbedrijf
• beleidskaders voor DVO
• verantwoording resultaten en financiën
Regionaal • uitwerking van beleid
• mensen met weinig kans op de
arbeidsmarkt
• minimabeleid
• armoedebeleid
• mensen met kansen op de
arbeidsmarkt
Het KGO kiest ervoor in de nabije toekomst in haar vergaderingen zowel de lokale als de regionale zaken te bespreken, omdat deze nauw samenhangen. Een logische vorm is dat een afvaardiging van het KGO gaat deelnemen aan een regionaal cliëntenorgaan van het Werkbedrijf.
Participatie bij module contractering/inkoop zorg
Een tweede module van de MGR betreft vermoedelijk de contractering en inkoop van AWBZ/
jeugdzorg. In proefbestekken wordt daarbij een onderscheid gemaakt in drie blokken:
Blok A-taken: lokaal contracteren en lokaal uitvoeren
- Belevingsgerichte dagbesteding volwassenen, kortdurend verblijf - en vervoer;
- Dagbesteding kinderen, kortdurend verblijf en vervoer
- Inloop, ontmoeting
59
Nijmeegse Adviescommissies
De blok B-taken: regionaal contracteren en lokaal uitvoeren
• Ambulante hulp
• Observatie en diagnostiek
De blok C-taken: regionaal contracteren en regionaal uitvoeren
• Pleegzorg
• Inloop: GGZ
• Residentiële zorg
• Jeugdbescherming, jeugdreclassering
• Dagbehandeling jeugd groep
• Intensieve Gezinsondersteuning Jeugd
Nijmeegse Adviescommissies
BIJLAGE 8UITWERKING SCORE OP PARTICIPATIELADDER
In deze bijlage wordt de participatieladder toegelicht en de huidige score op de participatieladder gepresenteerd.
Participatieladder
Edelenbos (2000) heeft een participatieladder ontworpen. Hierbij gaat hij uit van vijf gradaties
van participatie:
Dit betekent dat vooral de jeugdzorg en specialistische ggz-zorg regionaal worden ingekocht.
De cliëntenparticipatie vindt gewoon bij de aanbieders plaats.
Om invloed te kunnen uitoefenen op de bestekken lijkt een regionaal cliëntenorgaan een optie,
met cliëntvertegenwoordiging vanuit de deelnemende gemeenten op de terreinen van jeugdzorg en specialistische ggz.
Zorgbelang maakt een voorstel om beleidsparticipatie van jeugd en hun ouders/verzorgers in
de regio te stimuleren. Het ligt voor de hand dat participatie over inkoop en contractering van
jeugdzorg hierbij aan bod komt.
Omdat voor de jeugdzorg deels wordt aangesloten op het niveau van wijk en stad, blijft ook
lokale cliëntenparticipatie van belang.
60
61
Nijmeegse Adviescommissies
1Informeren. Het politieke bestuur bepaalt zelf de agenda voor besluitvorming en informeert
hierover eenzijdig de burgers.
De rol van de participant is die van ontvanger.
2.Raadplegen. Het politieke bestuur bepaalt zelf de (politieke) agenda voor besluitvorming. De
betrokken burgers en organisaties worden gezien als gesprekspartners bij de ontwikkeling
van beleid. De gespreksresultaten vormen bouwstenen voor beleid. Politieke bestuurders
verbinden zich niet aan de resultaten die uit de gesprekken naar voren komen.
De rol van de participant is geconsulteerde, de gemeente kan rekening houden met de wensen van deelnemers.
3.Adviseren. Het politieke bestuur stelt de politieke agenda samen. De betrokken burgers en
organisaties hebben de gelegenheid om problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren. Politieke bestuurders verbinden zich aan de resultaten van het participatietraject, maar
kunnen er beargumenteerd van afwijken.
De rol van de participant is adviseur, de gemeente vraagt om advies.
4.Coproduceren. Bij coproductie staan het bestuur en de overige participanten gelijkwaardig
in het proces. Als de voorstellen voldoen aan de vooraf vastgestelde randvoorwaarden neemt
het bestuur die voorstellen over in haar definitieve besluit.
De rol van de participant en de gemeente is samenwerkingspartner.
5.(Mee)beslissen
Het politieke bestuur stelt randvoorwaarden op, delegeert de besluitvorming aan betrokkenen en neemt de genomen besluiten over.
De rol van de participant is medebeslisser.
Via ‘informeren’ weten burgers waar een bepaalde maatregel of beleidsbeslissing precies
voor staat. Via ‘raadplegen’ en ‘adviseren’ worden burgers uitgenodigd ‘mee te denken’
en hun kijk te expliciteren. Pas bij ‘coproduceren’ en ‘beslissen’ hebben burgers de ervaring
werkelijk ‘mee te werken’ aan beleidsbeslissingen.
Nijmeegse Adviescommissies
Rol burger en gemeente
Als je nu kijkt naar de rol van de burger en het bestuur bij de verschillende treden van de participatieladder, levert dat het volgende plaatje op:
Participatielader Edelenbos (2000) Rol van burger Participant wordt niet betrokken Geen
Rol bestuur
Voert zelfstandig beleid en
geeft geen informatie
Informeren Zender informatie
Passief (ontvanger)
Raadplegen Geconsulteerde
Bepaalt beleid, geeft mogelijk
Gesprekspartner
heid tot commentaar, kan hier
iets mee doen, maar hoeft dat
niet
Adviseur Adviseur
Bepaalt beleid, staat open voor
andere ideeën en oplossingen
Coproduceren
Meebeslissen binnen Bestuur besluit met respect
Randvoorwaarden
voor voorgestelde randvoorwaarden
Samenwerkingspartner Bestuur werkt samen en
op basis van
besluit op basis van gelijk
gelijkwaardigheid
waardigheid met
participant(en)
Meebeslissen
Initiatiefnemer
Biedt ondersteuning en laat
beleidsvorming over aan
participanten
Huidige situatie per trede
We kijken nu naar de bestaande burger- en cliëntenparticipatie per trede van de participatieladder.
Informeren (1)
Politiek en bestuur bepalen zelf de agenda voor besluitvorming en houden betrokkenen op de
hoogte. Betrokkenen hebben geen inbreng in de beleidsontwikkeling.
Rol burger
De participant is toehoorder.
62
63
Nijmeegse Adviescommissies
Algemene voorbeelden
De gemeente informeert de burger: Informatiebijeenkomsten, huis-aan-huisblad, campagnes,
excursies.
Gemeente Nijmegen in de praktijk
•Organiseert informatiebijeenkomsten (voor burgers en professionals) over de transities in de
Wmo.
•Er is een speciale website http://transitieregionijmegen.nl met informatie over de transities,
waar ook enkele filmpjes op staan.
• Beleidsambtenaren geven op verzoek voorlichting over de transities.
•De adviesraden worden via hun secretaris actief geïnformeerd over de relevante beleidsontwikkelingen en beleidsstukken.
•De gemeente biedt via haar website toegang tot alle raadsstukken (liggen ook op het stadhuis ter inzage). Commissie- en raadsvergaderingen zijn openbaar en live via internet te
volgen of terug te zien/horen.
• De gemeente publiceert wekelijks op eigen pagina’s in De Brug.
•…
Informeren (2)
Er zijn nog twee aspecten van informeren, die niet bij Edelenbos (2000) aan bod komen. Burgers kunnen ook elkaar informeren en de gemeente informeren. Daarbij hebben ze respectievelijk de rol van gesprekspartner en informant.
•Burgers informeren elkaar: door tijdens (informele) bijeenkomsten ervaringen en meningen
uit te wisselen. De ervaringsdeskundigheid staat hierbij centraal. Er is ruimte voor ieders
inbreng en verhaal.
•Burgers informeren de gemeente: bijvoorbeeld door op het spreekuur te komen van een
wethouder, een brief te schrijven aan de gemeenteraad, een ludieke actie te organiseren die
de publiciteit haalt, tijdens wijkbezoeken etc.
Informeren is een eerste stap richting cliëntenparticipatie. De doelgroep of de problematiek
moet in beeld zijn, gehoord worden en op de politieke agenda terecht komen.
Raadplegen (1)
Politiek en bestuur bepalen in hoge mate zelf de agenda, maar zien betrokkenen als gesprekspartners bij de ontwikkeling van beleid. De politiek verbindt zich niet aan de resultaten van de
gesprekken. De participant is geconsulteerde.
Cliënten kunnen in groepsverband geraadpleegd worden, maar ook individueel. In veel gevallen
levert individuele raadpleging een brede, globale input op en zicht op de voor de doelgroep belangrijkste thema’s. Via groepsraadpleging kunnen die thema’s verder uitgediept worden.
64
Nijmeegse Adviescommissies
Groepsraadpleging vindt plaats via bijeenkomsten met mensen uit de cliëntgroep zoals panels, focusgroepen of huisvergaderingen. Of door met cliënten mee te lopen in hun wijk of de
instelling waar zij verblijven. Cliënten geven knelpunten en suggesties voor verbetering aan en
benoemen positieve punten.
Vormen van individuele raadpleging lenen zich over het algemeen goed om in digitale vorm
aan te bieden (e-participatie). Het bereik van mensen via de digitale snelweg wordt
steeds groter. Steeds meer mensen vinden het ook plezierig op die manier te kunnen participeren. De doelgroep jongeren kan beter bereikt worden met vormen van e-participatie. Niet
alleen via e-mail en digitale vragenlijsten, maar juist ook via filmpjes op YouTube en virtuele
werelden en contactsites zoals Facebook. Ook kunnen specifieke groepen zoals groepen met
fysieke en psychische beperkingen makkelijker participeren vanuit een veilige setting, zoals hun
eigen huis.
Algemene voorbeelden
• Evaluatie-onderzoek en enquêtes
• Houden van panelbijeenkomsten
•Meldpunt
•E-panel
Gemeente Nijmegen in de praktijk
•Informatiebijeenkomsten over transities Wmo hadden ook nadrukkelijk tot doel burgers,
(vertegenwoordigers) cliënten en vertegenwoordigers zorg- en welzijnsorganisaties te raadplegen.
•Wijk- en werkbezoeken van raad en college hebben ook tot doel te raadplegen.
•Jaarlijks wordt een klantonderzoek Wmo uitgevoerd, over de mate van tevredenheid over
dienstverlening en voorzieningen (wettelijk verplicht). Afhankelijk van de resultaten wordt
overwogen of nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van een klantenpanel over een bepaald thema, wenselijk is.
•Jaarlijks wordt in opdracht van de leverancier van hulpmiddelen Wmo (Welzorg) een klanttevredenheidsonderzoek gehouden.
•Tweejaarlijks wordt op basis van onderzoek een stads- en wijkmonitor gepubliceerd, met
onder meer hoofdstukken over wijken en zorg en welzijn. Het onderzoek betreft ook een
burgerpeiling.
•Voor de jongste cultuurnota van de gemeente is nadrukkelijk en met succes ingezet op
e-participatie.
Raadplegen (2)
Een beleidsmaker kan zelf de doelgroep raadplegen, maar raadpleging kan ook plaatsvinden
door een of meerdere mensen uit de doelgroep te benaderen om als intermediair op te treden.
Deze intermediairs bevragen cliënten op een aantal specifieke thema’s en signaleren daarmee
knelpunten en behoeften. Deze vorm van raadpleging kan plaatsvinden via ambassadeurs
65
Nijmeegse Adviescommissies
van bepaalde doelgroepen, maar ook door mensen uit de doelgroep te trainen om anderen te
interviewen. Aan deze vormen van raadpleging zit ook een sterk empowerend effect. Mensen
worden aangesproken op hun capaciteiten en versterken hun eigen kracht door als intermediair
op te treden.
Een voorbeeld hiervan is Zeg het Zelf! Dit is een methode om de kwaliteit van het bestaan van
mensen met een verstandelijke beperking te toetsen en te verbeteren. Bijzonder aan de methode is dat deze mede door mensen met een verstandelijke beperking wordt uitgevoerd.
De achterliggende gedachte is dat zij bij uitstek in staat zijn om met mensen die ook een verstandelijke beperking hebben, een gesprek te voeren over hun leven en over de ondersteuning
die zij (willen) ontvangen.
Aanbeveling
Adviesraden en belangenorganisaties: neem raadpleging via intermediairs of ambassadeurs
mee in het onderzoek naar het vergroten van je bereik onder burgers.
Adviseren
Politiek en bestuur stellen in beginsel de agenda samen, maar bieden betrokkenen gelegenheid
om problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren, waarbij deze ideeën een volwaardige rol spelen in de ontwikkeling van beleid. De politiek verbindt zich in principe aan de resultaten van advisering, maar kan bij de uiteindelijke besluitvorming hiervan (beargumenteerd)
afwijken. De participant is adviseur.
Het gaat vooral om reguliere vormen van cliëntenparticipatie, zoals Wmo- en cliëntenraden en
overlegplatforms. Beleidsmakers leggen raden beleidszaken voor ter advisering en de raden
dragen zelf punten aan, signaleren en geven ongevraagd advies. Het zijn over het algemeen
formele vormen van cliëntenparticipatie die veel vragen van de cognitieve en sociale vaardigheden van mensen. Voor kwetsbare groepen zijn deze vormen van cliëntenparticipatie daarom
niet altijd de manier om mee te kunnen denken en te praten en invloed uit te oefenen.
Daarnaast zijn er nog voorbeelden waarin burgers of specifieke doelgroepen incidenteel worden gevraagd over een bepaald thema mee te denken en te adviseren. Bijvoorbeeld in expertmeetings of rondetafelgesprekken. In deze vormen worden vooraf afspraken gemaakt over het
vervolgtraject en de mate waarin beleidsmakers de resultaten meenemen in het beleid.
Deze trede van de participatieladder is uitgebreid aan de orde geweest in de vorige paragraaf
en hierover zijn ook aanbevelingen gedaan.
66
Nijmeegse Adviescommissies
Co-produceren (samen werken)
Politiek, bestuur en betrokkenen komen gezamenlijk een agenda overeen, waarna samen naar
oplossingen gezocht wordt. De politiek verbindt zich aan deze oplossingen met betrekking tot
de uiteindelijke besluitvorming. De participant is samenwerkingspartner.
Middelen zijn bijvoorbeeld: overleggroepen, convenanten, werkateliers, projectgroepen.
Het gaat om een procesaanpak van cliëntenparticipatie, die via informeren en raadplegen leidt
tot adviseren en coproduceren. De verschillende stappen zijn terug te vinden als fasen in de
methode. Ze zijn ingebed in een project en worden in die zin niet los van elkaar ingezet, maar
als een samenhangend geheel.
In een inventarisatie van praktijkvoorbeelden van Movisie uit 2009 worden alleen voorbeelden
van bewonersparticipatie gevonden, waarin met burgers gekeken wordt naar verbetering van de
woonomgeving. “Voorbeelden van een dergelijke procesaanpak of van coproduceren op andere
beleidsterreinen of binnen zorg- en welzijnsinstellingen zijn we vooralsnog niet tegen gekomen.”
In de publicatie ’De rol van burgers in de transitie van AWBZ naar Wmo’ van het Verwey Jonker
Instituut (augustus 2013) wordt een voorbeeld van co-productie uit de gemeente Peel en Maas
genoemd op het terrein van wonen, zorg en welzijn (WWZ).
In die gemeente zijn burgers op dorpsniveau actief om dagvoorzieningen te realiseren. Zij
combineren dit met meer formele beleidsparticipatie op gemeentelijk niveau.
In de periode 2002 – 2004 heeft de gemeente in ieder dorp, met het zorgkantoor en in samenwerking met bewoners, cliënten en belangengroepen en aanbieders de volgende stappen
genomen:
• Organiseren informatiebijeenkomst;
• Formeren van een kernteam WWZ (wonen, welzijn en zorg);
•Enquête door de cliëntenorganisaties onder senioren (55 plussers) en jongere gehandicapten;
• Terugkoppeling van de resultaten en groepsdiscussies met senioren.
Langs deze weg zijn stap voor stap in de elf dorpen projecten begonnen, zoals het inrichten van
een gemeenschapshuis als steunpunt, woningen voor GGZ-cliënten, senioren en mensen met
een verstandelijke handicap, een open eettafel voor senioren, een eetcafé voor mensen met een
verstandelijke beperking en een jeugd G-voetbal team.
De gemeente Peel en Maas werkt vanuit het concept van de zelfsturende gemeenschap en
dialoogsturing. Zelfsturende gemeenschap houdt hier in dat de lokale overheid aan maatschappelijke partners, gemeenschappen (dorpen en kernen), bedrijven en sociale verbanden de
ruimte geeft om wonen, welzijn en zorg op elkaar af te stemmen. Dialoogsturing betekent dat
de twee regiepartijen, te weten de gemeente en het zorgkantoor, de andere partijen (zorgaanbieders, bewoners, zorgvragers en professionals) als partners ziet om tot deze dagvoorzieningen
te komen.
(Bron: ‘De rol van burgers in de transitie van AWBZ naar Wmo’, Wmo-kennisdossier van Wmo to go
en het Verwey Jonker Instituut. Dick Oudenampsen en Trudi Nederland, augustus 2013.)
67
Nijmeegse Adviescommissies
In Nijmegen is het project Noorderstroom aan te merken als een vorm van co-productie.
In eerste instantie is Noorderstroom begonnen als een pilot maatschappelijk ondernemerschap. Doel van de pilot was om inzichtelijk te krijgen wat er speelt in Nijmegen Noord op het
gebied van voorzieningen voor ouderen, Wmo en opvoedingsondersteuning. De gemeente was
opdrachtgever en er was een opdrachtnemer, bestaande uit 5 zzp’ers in de wijk. Door individualisering, de kritische houding ten opzichte van de overheid en bezuinigingen op grond van
de crisis was er weinig draagvlak voor een initiatief vanuit de overheid. Na verloop van tijd zijn
de rollen veranderd in gelijkwaardige partners. Eén van de conclusies is dat de initiatieven van
bewoners zich richten op het vergroten van hun eigen sociale welbevinden in hun directe sociale omgeving. Dat is iets anders dan het leveren van zorg en ondersteuning aan mensen met
een beperking. Wel levert het vaak een wat groter sociaal netwerk op. (Bron: Wij(k) met de K van
Kracht, Noorderstroom, Ellen van Hees e.a, 2013.)
Nijmeegse Adviescommissies
site, straatwhatsapp voor vraag en aanbod, een nieuwsbrief getiteld Fuutiliteiten en een smoelenboek met uitgebreid profiel wat men vraagt van en biedt aan de straat. Daarnaast zijn er
gezamenlijke activiteiten zoals opvang van de kinderen, een jaarlijks straat- en wijkfeest en een
bewonersbijeenkomst.
Het gaat hier in feite om een vorm van maatschappelijke participatie.
In de volgende paragraaf benoemen we enkele vernieuwende Nijmeegse projecten, die ook
specifiek gericht zijn op maatschappelijke participatie.
(*) Bron: Cliëntenparticipatie in beeld. Inventarisatie praktijkvoorbeelden van cliëntenparticipatie.
Auteur(s) K. Sok, E. Kok, T. Royers, B. Panhuijzen
© MOVISIE Utrecht, 18 maart 2009
(Mee)beslissen
Het politieke bestuur stelt randvoorwaarden op, delegeert de besluitvorming aan betrokkenen
en neemt de genomen besluiten over. De rol van de participant is medebeslisser.
Voorbeelden zijn het meebeslissen over een speelvoorziening op een speelplek, en het zelfstandig organiseren van straatfeesten.
Eigen initiatieven
Zoals vermeld in de bijlage 2 ‘Definities’ stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor om in plaats van het containerbegrip burgerparticipatie een onderscheid te
maken tussen beleidsparticipatie, maatschappelijke participatie en eigen initiatieven.
Bij eigen initiatief ligt de regie bij de burgers die een buurtinitiatief starten, een protest vormgeven of een belangenvereniging oprichten. Het zijn initiatieven zonder tussenkomst van de
overheid. Ze groeien soms uit tot vormen van maatschappelijke participatie of beleidsparticipatie, maar ze kunnen ook weer verdwijnen na het bereiken van resultaten.
We hebben toen opgemerkt dat ‘eigen initiatief ’ te beschouwen is als een extra trede van de
participatieladder.
Een voorbeeld van eigen initiatief in Nijmegen is het initiatief dat bewoners van de Fuutstraat
in Nijmegen hebben genomen, om de sociale samenhang in de straat verder te vergroten. Zij
doen dit onder meer met een behoefteonderzoek, communicatiemiddelen zoals een straatweb-
68
69
Nijmeegse Adviescommissies
Aanhangsel: Relevante passages uit wetteksten
Concept Jeugdwet
Artikel 2.2
Behoefte kleine doelgroepen en afstemming met het onderwijs
De gemeenteraad stelt telkens periodiek een plan vast waarin o.a. staat op welke wijze de gemeenteraad en het college zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen.
Het plan wordt, voor zover het de afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft, niet vastgesteld dan nadat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 18a van
de Wet op het primair onderwijs en het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 17a van de
Wet op het voortgezet onderwijs. Het overleg met deze samenwerkingsverbanden vindt plaats
overeenkomstig een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en het college
van de gemeente of gemeenten. De procedure bevat een voorziening voor het beslechten van
geschillen.
Artikel 2.5
Positie cliënt
1. Het college is er in ieder geval verantwoordelijk voor dat:
a. er een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is om aan de taken als bedoeld in de
artikelen 2.2, 2.3 en 2.4, tweede lid, onderdeel b, te kunnen voldoen;
b. jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen
tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is
geboden;
c. degenen die beroepsmatig met jeugdigen werken deskundig advies kunnen krijgen over
vragen en problemen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
d. jeugdigen kosteloos en anoniem advies kunnen krijgen over de door hen voorgelegde
vragen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en
stoornissen;
e. wordt voorzien in maatregelen om kindermishandeling te bestrijden;
f. jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders een beroep kunnen doen op een
vertrouwenspersoon, en
g. jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de
jeugdarts.
2.Het college is er verantwoordelijk voor dat een vertrouwenspersoon werkzaam is bij een
rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die onafhankelijk is van het college, de
jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en van personen in dienst van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt en stelt de vertrouwenspersoon
in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.
70
Nijmeegse Adviescommissies
Artikel 2.7
Schaal van de jeugdzorg
1.De colleges werken met elkaar samen, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is.
2.Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gebieden worden aangewezen waarbinnen colleges voor de uitvoering van daarbij aan te wijzen taken samenwerken met het oog op een
samenhangende uitvoering van aan de colleges bij of krachtens deze wet en andere wetten
opgedragen taken. Bij die maatregel kunnen regels worden gesteld over de vorm van samenwerking.
3.De voordracht voor de maatregel wordt gedaan door Onze Ministers in overeenstemming
met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 4.2.1
Klachtrecht
1. De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling treffen een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens
een jeugdige, ouder of pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij brengen de regeling op
passende wijze onder de aandacht van de jeugdigen, ouders en pleegouders.
2.De in het eerste lid bedoelde regeling:a. voorziet erin dat de klachten van de jeugdige, ouder
of pleegouder worden behandeld door een klachtencommissie die bestaat uit ten minste
drie leden, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is voor of bij de jeugdhulpaanbieder
of de gecertificeerde instelling;
b. waarborgt dat aan de behandeling van een klacht niet wordt deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft;
c. waarborgt dat de klachtencommissie binnen een in de regeling vastgelegde termijn na
indiening van de klacht de klager, degene over wie is geklaagd en, indien dit niet dezelfde
persoon is, de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling, schriftelijk en met redenen omkleed in kennis stelt van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht, al dan niet
vergezeld van aanbevelingen;
d. waarborgt dat bij afwijking van de onder c bedoelde termijn de klachtencommissie daarvan met redenen omkleed mededeling doet aan de klager, degene over wie is geklaagd en,
indien dit niet dezelfde persoon is, de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling,
onder vermelding van de termijn waarbinnen de klachtencommissie haar oordeel over de
klacht zal uitbrengen;e. waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd door de
klachtencommissie in de gelegenheid worden gesteld mondeling of schriftelijk een toelichting te geven op de gedraging waarover is geklaagd, en
f. waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd zich bij de behandeling van de
klacht kunnen laten bijstaan.
3.De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling zien erop toe dat de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, haar werkzaamheden verricht volgens een
door de deze commissie op te stellen reglement.
4.Bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan een klacht tegen een
jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling worden ingediend over een gedraging
71
Nijmeegse Adviescommissies
van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder of pleegouder:
a.door of namens de jeugdige, ouder of pleegouder, of
b. door een nabestaande, indien de jeugdige, ouder of pleegouder is overleden.
5.De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling delen de klager en de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, binnen een maand na ontvangst van het in
het tweede lid, onderdeel c, bedoelde oordeel van de klachtencommissie schriftelijk mee of
hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. Bij afwijking van
de in de eerste volzin genoemde termijn, doen de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde
instelling daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de klachtencommissie, onder vermelding van de termijn, waarbinnen de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling zijn standpunt aan hen kenbaar zal maken.
b. de materiële middelen waarover de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan
beschikken. 3. De in het derde lid bedoelde regeling is zodanig dat de cliëntenraad:
a. redelijkerwijze representatief kan worden geacht voor de jeugdigen en ouders aan wie
jeugdhulp wordt verleend of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel of
jeugdreclassering wordt uitgevoerd, en
b. redelijkerwijze in staat kan worden geacht hun gemeenschappelijke belangen te behartigen.
4.De cliëntenraad regelt schriftelijk zijn werkwijze met inbegrip van zijn vertegenwoordiging in
en buiten rechte.
5.De kosten van het voeren van rechtsgedingen door de cliëntenraad, bedoeld in artikel 4.2.11,
tweede lid, komen slechts ten laste van de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling, indien deze van de te maken kosten vooraf in kennis zijn gesteld.
Artikel 4.2.2
Indien een klacht zich richt op een ernstige situatie met een structureel karakter, stelt de klachtencommissie de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling daarvan in kennis. Indien
de klachtencommissie niet is gebleken dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling ter zake maatregelen heeft getroffen, meldt de klachtencommissie deze klacht aan de
ingevolge deze wet met het toezicht belaste ambtenaren. Onder een klacht over een ernstige
situatie wordt verstaan een klacht over een situatie waarbij sprake is van onverantwoorde hulp.
Toelichting Jeugdwet
De gemeente geeft een beschikking af met de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Artikel 4.2.3
De artikelen 4.2.1 en 4.2.2 zijn niet van toepassing op klachten ten aanzien van jeugdigen die op
grond van een andere wet onvrijwillig in een accommodatie zijn opgenomen, voor zover deze
overeenkomstig een bijzondere wettelijke regeling door een klachtencommissie kunnen worden behandeld.
Artikel 4.2.4
Medezeggenschap
1.De artikelen 4.2.5 tot en met 4.2.12 zijn uitsluitend van toepassing op jeugdhulpaanbieders
en gecertificeerde instellingen die jeugdhulp doen verlenen onderscheidenlijk hun taken
laten uitvoeren door in de regel meer dan tien personen.
2.Indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling de jeugdhulp onderscheidenlijk de uitvoering van haar taken zodanig heeft georganiseerd dat daarbij sprake is van
meerdere te onderscheiden organisatorische verbanden of locaties, is het eerste lid van
toepassing op ieder afzonderlijk verband of iedere afzonderlijke locatie.
Artikel 4.2.5
1.Iedere jeugdhulpaanbieder en iedere gecertificeerde instelling stelt een cliëntenraad in, die
binnen het kader van hun doelstelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van
jeugdigen en ouders aan wie jeugdhulp wordt verleend of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitgevoerd, behartigt.
2.De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling regelen schriftelijk:a. het aantal
leden van de cliëntenraad, de wijze van benoeming, welke personen tot lid kunnen worden
benoemd en de zittingsduur van de leden, en
72
Nijmeegse Adviescommissies
In dit wetsvoorstel wordt de rechtspositie van jeugdigen en ouders vorm gegeven door bepalingen over:
a. de verplichte informatie aan jeugdigen en ouders over de te verlenen jeugdhulp,
b. het toestemmingsvereiste,
c. een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling, en
d. het realiseren van medezeggenschap van jeugdigen en hun ouders (cliëntenraad).
Dit wetsvoorstel geeft gemeenten daarnaast de opdracht er voor te zorgen dat jeugdigen en
ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
De positie van jeugdigen en ouders wordt verder vorm gegeven door de opdracht aan gemeenten om rekening te houden met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond,
door de verplichting om waar mogelijk keuzevrijheid te bieden met betrekking tot de voorzieningen en door ingezetenen van gemeenten, met name jeugdigen en hun ouders, een rol te
geven bij de voorbereiding van beleid inzake jeugdhulp, de kinderbeschermingsmaatregelen en
de jeugdreclassering en door voorschriften omtrent informatie, toestemming, dossiervorming
en bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Op grond van dit wetsvoorstel gaan de volgende kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van
jeugdhulp:
a. de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals
in te zetten, tenzij….;
b. gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde
hulp);
c. systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;
d. verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder,
uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;
e. de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
f de meldplicht calamiteiten en geweld;
g. verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.
73
Nijmeegse Adviescommissies
Deze kwaliteitseisen gelden, naast de genoemde eisen rond de positie van jeugdigen en ouders, voor alle jeugdhulpaanbieders, alle gecertificeerde instellingen en het AMHK. Daarom
sluiten de kwaliteitseisen van dit wetsvoorstel aan bij bestaande kwaliteitswetgeving inzake de
zorg: Kwzi, Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz), Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en Wet toelating zorginstellingen (Wtzi).
Relevante verdragen en instrumenten
Een aantal verdragen en andere instrumenten zijn van belang voor dit wetsvoorstel. Het gaat
daarbij met name om:
a. VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK),
b. VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR),
c. Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM),
d. VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap60,
e. Verdrag van de Raad van Europa ter bescherming van personen met het oog op de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Dataprotectieverdrag)61,
f. Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.62
Er komen beperkende voorwaarden waaronder of jeugdigen en hun ouders kunnen kiezen voor
een pgb.
Concept-wettekst Wmo
Artikel 2.1.3
Klachtrecht en medezeggenschap
In de verordening wordt in ieder geval bepaald:
welke eisen worden gesteld aan afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt en aan de medezeggenschap van cliënten over
voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, voor zover
het diensten in het kader van voorzieningen betreft;
3.In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij:
a. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen;
b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de
besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
c. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
d. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
e. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
f. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
74
Nijmeegse Adviescommissies
Artikel 2.5.1
Evaluatie van het beleid
1.Het college onderzoekt hoe de cliёnten de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning
ervaren en publiceert jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten hiervan.
Toelichting op het wetsvoorstel Wmo
Dit wetsvoorstel voorziet bewust in een grote mate van beleidsruimte voor gemeenten om naar
eigen inzicht, mogelijkheden en gewoonten het buurtgericht werken verder te ontwikkelen en
het voorzieningenaanbod in te richten op de specifieke omstandigheden en ondersteuningsbehoeften van mensen in buurten, wijken en dorpen.
Voor gemeenten is van belang dat zij, vanuit de brede verantwoordelijkheid voor het sociaal domein, alleen de beoogde resultaten kan bereiken in goede samenwerking met zorgverzekeraars,
zorgaanbieders, huisartsen en anderen die een belangrijke rol vervullen in de leefomgeving
van mensen. Dit geldt niet alleen voor de samenwerking met de professionals en professionele
organisaties in het sociaal domein, maar in gelijke mate ook voor de wijze waarop gemeenten
hun inwoners betrekken bij het vormgeven van het lokale beleid en ruimte bieden voor het
realiseren van eigen initiatieven gericht op verlenen van ondersteuning en zorg in de nabijheid
van de eigen leefomgeving.
De regering verwacht van gemeenten dat zij op lokaal niveau verdere uitwerking geven aan het
uitgangspunt van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en daarmee een bijdrage leveren aan het realiseren van een inclusieve samenleving.
Tevens voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid voor mensen om kosteloos gebruik te
maken van cliëntondersteuning voor informatie en advies en bevat het bepalingen waarmee de
positie van mensen is gewaarborgd bij klachten, medezeggenschap, calamiteiten en geweld.
Betrokkene beschikt over de mogelijkheden van bezwaar en beroep. Vanuit het belang van
de-juridisering wijst de regering gemeenten op de mogelijkheid om vormen van alternatieve
geschillenbeslissing zoals mediation of een ombudsfunctie als onderdeel om het proces te organiseren. Ook de in het wetsvoorstel verankerde functie van cliëntondersteuner kan hierin een
belangrijke rol spelen.
Met deze decentralisatie is een groot budget gemoeid. Het is dan ook van groot belang dat de
gemeenteraad het plan eerst vaststelt na zorgvuldige afweging en uitgebreide consultatie van
ingezetenen van de gemeente. De regering gaat er overigens vanuit dat veel gemeenten de
bestaande praktijk, om naast ingezetenen ook vrijwilligersorganisaties, aanbieders en cliënten
en hun vertegenwoordigers bij deze consultatie te betrekken, zullen handhaven.
Omdat het doel is dat ingezetenen die ondersteuning nodig hebben in eerste instantie worden
ondersteund door hun naasten en hun overige sociale omgeving, vindt de regering het van
groot belang dat gemeenten in de voorbereiding op het plan in overleg treedt met haar burgers, met vertegenwoordigers van de vrijwilligersorganisaties die in de gemeenten actief zijn
75
Nijmeegse Adviescommissies
zoals bijvoorbeeld mantelzorgondersteuners, zodat het beleid goed aansluit bij de wensen en
mogelijkheden van de burgers en de civil society in de gemeenten. Het past hierbij naar het
oordeel van de regering dat gemeenten in hun plan zo mogelijk actief inspelen op initiatieven
van ingezetenen en/of cliënten die naar het oordeel van de betreffende gemeente van toegevoegde waarde zijn. Ook de horizontale verantwoording aan ingezetenen en het besef van de
kwetsbaarheid van burgers die niet op eigen kracht kunnen meedoen aan de samenleving,
dragen er naar de stellige verwachting van de regering aan bij dat gemeenteraden en colleges
op dit beleidsterrein zorgvuldig zullen opereren.
De verordening zal ook duidelijkheid moeten bieden aan de door de gemeente te stellen eisen
aan de bestuursstructuur en bedrijfsvoering van aanbieders, aan de klachtenprocedure en medezeggenschapsprocedure voor cliënten bij aanbieders. De regering vindt het van groot belang
dat ingezetenen betrokken worden bij de beleidsvoering en de uitvoering van deze wet. Om die
reden verplicht dit wetsvoorstel in de verordening duidelijkheid te bieden over de wijze waarop
de gemeente deze betrokkenheid invulling geeft.
In dit wetsvoorstel worden gemeenten verantwoordelijk om (bij verordening) eisen te stellen
aan de kwaliteit van de ondersteuning, klachtrecht, goed bestuur en medezeggenschap van
cliënten bij aanbieders. Met het oog op de decentralisatie van verantwoordelijkheden aan gemeenten en de wens tot de-medicaliseren kiest de regering er voor om in dit wetsvoorstel de
Wkcz en Wmkz niet van toepassing te verklaren (was voorheen wel).
Het wetsvoorstel stelt een gemeentelijke verordening verplicht. In deze verordening moet
onder andere worden vastgesteld op welke wijze ingezetenen door de gemeente worden betrokken bij de uitvoering van deze wet en hoe zij daarin worden ondersteund. De regering
vindt de betrokkenheid van de ingezetenen op lokaal niveau van groot belang voor de realisatie
van de met het wetsvoorstel beoogde effecten. Centraal hierin staat het zoeken naar een evenwicht tussen enerzijds zoveel mogelijk beleidsruimte voor gemeenten en anderzijds voldoende
waarborgen voor een goede betrokkenheid op de juiste momenten van cliënten voor wie de
uitvoering van dit wetsvoorstel van groot belang is. Op basis van dit wetsvoorstel besteedt de
gemeente in het kader van het plan waarin de gemeenteraad het te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastlegt, aandacht aan zo integraal mogelijke
dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, zorg, jeugdhulp, onderwijs,
welzijn, wonen, werk en inkomen. De regering vindt het belangrijk dat dit integrale aspect van
het beleid ook vorm en inhoud krijgt als het gaat om de betrokkenheid van ingezetenen en in
veel gevallen ook cliënten, zeker binnen de gemeente. Dit is ook mogelijk, omdat de gemeente
vrij is in de vormgeving van deze participatie. De gemeente moet er ook voor zorgen dat mensen die minder goed in staat zijn om hun belangen kenbaar te maken, bij de uitvoering van dit
wetsvoorstel worden betrokken. Een belangrijk instrument om tot versterking van de participatie van ingezetenen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning te komen, is het
programma ‘Aandacht voor iedereen’ van de gezamenlijke cliëntenorganisaties.
Een cliëntondersteuner kan de cliënt in het gesprek helpen zijn hulpvraag te verwoorden en
keuzes te maken. Indien adequate ondersteuning uit het informele circuit niet mogelijk is, kan
de gemeente ook zorg dragen voor een beroepsmatige cliëntondersteuner. Als een cliënt de
76
Nijmeegse Adviescommissies
gemeente verzoekt hem van cliëntondersteuning te voorzien zal de gemeente hierin in beginsel
voorzien. Het is echter ook aan de gemeente zelf om de behoefte aan cliëntondersteuning van
de cliënt zelf te bewaken. Uitgangspunt is dat voor de door gemeenten geboden cliëntondersteuning geen eigen bijdrage door de cliënt verschuldigd is.
De ondersteuning van cliënten is op dit moment erg versnipperd. Genoemd kunnen worden:
vrijwillige ouderenadviseurs van de ouderenbonden, mentoren, beroepsmatige ondersteuners
van welzijnsorganisaties, hulplijnen, steunpunten en MEE). De gemeente heeft op basis van dit
wetsvoorstel de taak de ondersteuning van cliënten goed te organiseren en kan daarbij – afhankelijk van de hulpvraag –verschillende vormen van ondersteuning inzetten, zoals de hiervoor
genoemde, maar de gemeente kan ook besluiten gebruik te maken van ondersteuning door
bijvoorbeeld cliënten- en familieorganisaties, cliëntenbelangenbureaus, lotgenotencontacten en
ervaringsdeskundigen. De gemeente heeft beleidsruimte in de wijze waarop de functie van ondersteuning wordt vormgegeven. Uiteraard zullen de persoonlijke voorkeuren van de betrokken
cliënten in de afweging dienen te worden betrokken.
De rijkstoezichthouder (IGZ) is belast met het toezicht op de toepassing van de professionele
standaarden door de aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Het kan voorkomen dat een cliënt een klacht heeft over een gedraging van de gemeente of de
bejegening door een aanbieder van maatschappelijke ondersteuning. Gedragingen van personeel worden beschouwd als gedragingen van de gemeente c.q. de aanbieder. Een gedraging
kan zowel een handelen als een nalaten om te handelen zijn. Cliënten moeten in beginsel
kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen.
De cliënt kan ontevreden zijn over het gedrag van een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld over
de wijze waarop een gesprek is gevoerd of over diens (vermeende) gebrek aan deskundigheid.
Is de cliënt niet tevreden over een gedraging van de aanbieder, dan kan het ook gaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de
deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder).
In de huidige situatie is de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwzi) thans van toepassing op onderdelen van de Wmo (huishoudelijke hulp, openbare geestelijke gezondheidszorg en de
uitvoering van het verslavingsbeleid). De Kwzi richt zich tot de aanbieders van deze vormen
van maatschappelijke ondersteuning: zij zijn gehouden verantwoorde zorg aan te bieden en zij
moeten voldoen aan de in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en de
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) gestelde regels. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de naleving van de Kwzi, Wmcz en Wkcz. Aanbieders zijn verplicht
om bij de IGZ melding te doen van calamiteiten en seksueel misbruik. Voor dit wetsvoorstel
wordt er niet voor gekozen de Kwzi, de Wmcz en Wkcz van toepassing te verklaren op de (brede)
maatschappelijke ondersteuning. Dit vanuit de wetenschap dat genoemde wetten vooral zijn
toegesneden op de zorgsector.
Vooropgesteld wordt dat dit wetsvoorstel de gemeenten integraal verantwoordelijk maakt voor
maatschappelijke ondersteuning aan ingezetenen. Dit betekent dat een ingezetene die klachten heeft over gedragingen van personeel in dienst van gemeenten of van door gemeenten
77
Nijmeegse Adviescommissies
gecontracteerde aanbieders maatschappelijke ondersteuning zich altijd tot de gemeente kan
wenden. De gemeente is op basis van dit wetsvoorstel gehouden in de verordening te bepalen
welke eisen zij stelt aan de afhandeling van klachten van een cliënt over gedragingen van een
aanbieder. Het is van belang dat een aanbieder een zorgvuldige en laagdrempelige regeling
voor de indiening en afhandeling van klachten heeft, die aan de bij de verordening gestelde
eisen voldoet. De gemeente zal dat element kunnen meewegen bij de keuze voor de te contracteren aanbieder. Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk
deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten er op kunnen vertrouwen
dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar
waar de afhandeling niet naar wens is staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de
klacht open. Gemeenten en aanbieders zullen goede communicatielijnen moeten onderhouden
over de ontvangst en het voortouw bij de afhandeling van klachten.
Indien de cliënt zich onheus bejegend voelt door de wijze waarop de gemeente zich heeft gedragen, kan, deze op basis van de Awb een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente moet
zorg dragen voor een adequate behandeling van klachten over gedragingen van personen die
onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. De gemeente kan bijvoorbeeld een gemeentelijke ombudsman of een mediator inzetten voor de afhandeling van klachten. Klachten kunnen
zowel mondeling als schriftelijk worden ingediend en in iedere fase van de behandeling is het
mogelijk om tot een informele oplossing te komen. Indien de klager daarmee instemt, behoeft
vanaf dat moment de formele weg niet meer te worden gevolgd. De regering vindt het van
groot belang, mede met het oog op de kwetsbare positie van de doelgroep, dat juridisering en
procedures zo veel mogelijk worden voorkomen.
Daarbij stelt het college jaarlijks een onderzoek in onder cliënten van de gemeente die enige
vorm van maatschappelijke ondersteuning hebben ontvangen. Dit onderzoek levert de gemeente een beeld op hoe het beleid in de praktijk is ervaren door de gebruikers ervan. Het
onderzoek is niet gericht op hun tevredenheid, maar op hun ervaringen.
De aanbieders van voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning zijn op grond van het
wetsvoorstel verplicht een set kwaliteitsindicatoren en ervaringen van cliënten over te leggen
aan het Zorginstituut Nederland.
Concept-participatiewet
Artikel 47 Cliëntenparticipatie
De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet,
waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop deze personen of hun vertegenwoordigers:
a. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de
besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
b. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
c. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
d. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
e. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
78
Nijmeegse Adviescommissies
Toelichting op de participatiewet
De regering hecht sterk aan actieve betrokkenheid van personen die met de Participatiewet te
maken krijgen. De precieze wijze waarop de gemeenten deze actieve betrokkenheid vormgeven,
moet de gemeenteraad vastleggen in een verordening. De meest voor de hand liggende manier
om cliëntenparticipatie vorm te geven is via het instellen van een gemeentelijk overlegorgaan,
veelal aangeduid als cliëntenraad. Personen die te maken krijgen met de Participatiewet zijn belangrijke gesprekspartners om een goede dienstverlening aan de doelgroep mogelijk te maken.
Het is essentieel dat zij worden betrokken bij de totstandkoming van het beleid, bijvoorbeeld bij
de keuzes die gemeenten maken voor beschut werk, loonkostensubsidie en de inzet van andere
instrumenten en voorzieningen. Om dit te borgen, ligt het voor de hand om personen die te
maken krijgen met de Participatiewet een stevige en zichtbare positie te geven.
De regering versterkt, conform de motie Van Weyenberg26, de positie van personen die te
maken krijgen met de Participatiewet. De gemeenteraad stelt bij verordening regels op over de
manier waarop cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de
Participatiewet. Er worden minimale voorwaarden gesteld aan de gemeentelijke verordeningen.
Verordeningen en beleidsvoorstellen dienen vooraf met cliënten of hun vertegenwoordigers
besproken te worden. Zo kan de gemeenteraad hun oordeel betrekken bij het vaststellen van
het beleid. Daarnaast moet de verordening regelen hoe cliënten of hun vertegenwoordigers
worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. In de uitoefening van deze rol spreekt het voor zichzelf dat zij de mogelijkheid hebben advies te vragen aan
derden.
De Participatiewet biedt gemeenten de mogelijkheid om tot een meer samenhangend en integraal beleid in het sociale domein te komen. De regering vindt het belangrijk dat voor cliëntenparticipatie de samenwerking wordt opgezocht, zowel binnen het sociale domein (bijvoorbeeld
WMO en AWBZ) als tussen gemeenten onderling. Hiertoe moet de uitwisseling van informatie
mogelijk worden gemaakt. De Participatiewet laat de vorm van samenwerking met vertegenwoordigers van cliënten of andere cliëntenraden vrij. Gemeenten kunnen dit zelf via hun verordening regelen.
De Participatiewet brengt een ingrijpende wijziging in ons sociale zekerheidsstelsel. De regering vindt het dan ook noodzakelijk om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en de effecten
van de wet. Daarom bevat dit wetsvoorstel de bepaling dat de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid binnen zes jaar na de inwerkingtreding van de Participatiewet een verslag
over de effecten en doeltreffendheid van deze wet aan de Staten-Generaal zendt. De regering
gaat de wet niet alleen evalueren, maar ook monitoren. In de monitoring betrekt de regering
ook de gevolgen van en de ervaringen van alle betrokkenen met de Participatiewet: de mensen
die onder de Participatiewet vallen, de werkgevers, de gemeenten en UWV.
De Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz)
In juni 2010 werd het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg ingediend (afkorting Wcz), maar
vervolgens door de minister begin 2013 opgeknipt in delen. De minister gaf als reden voor de
79
Nijmeegse Adviescommissies
Nijmeegse Adviescommissies
opsplitsing dat de gekozen opzet van het wetsvoorstel vragen oproept en weerstand ontmoet.
De minister heeft vervolgens de aanpassingen rond klachten, geschillen en kwaliteit prioriteit
gegeven en deze in een afzonderlijk wetsvoorstel opgenomen: de Wet kwaliteit klachten en
geschillen zorg (Wkkgz). Dit wetsvoorstel is op 4 juli 2013 aangenomen door de Tweede Kamer
en dient nu nog in de Eerste Kamer behandeld te worden.
De Wkkgz zal de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen en de Kwaliteitswet zorginstellingen
vervangen. Uitgangspunt van de Wkkgz is de verplichting voor de zorgaanbieder om goede
zorg aan te bieden, waaronder wordt verstaan zorg van goede kwaliteit en van goed niveau. De
criteria waaraan goede zorg dient te voldoen is in de Wkkgz nader uitgewerkt.
lingen” en de Wet toelating zorginstellingen moeten nog afzonderlijke wetsvoorstellen aan de
tweede kamer aangeboden worden.
Op grond van de Wkkgz komt op de zorgaanbieder de algemene wettelijke plicht te rusten een
schriftelijke regeling te hebben voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling
van klachten, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de zorg en de categorie van
cliënten. De Wkkgz regelt vervolgens dat cliënten, nabestaanden van overleden cliënten en vertegenwoordigers van cliënten bevoegd zijn om een klacht in te dienen bij de zorgaanbieder.
In het wetsvoorstel zullen ook cliënten meer inspraakmogelijkheden krijgen over het beleid van
een zorgaanbieder en zullen nieuwe zorgaanbieders direct vanaf de start door de IGZ getoetst
worden op het gebied van goed bestuur en kwaliteit.
De zorgaanbieder dient een klachtenfunctionaris aan te stellen die een klager - op diens verzoek - gratis bijstaat met betrekking tot het indienen van een klacht. De zorgaanbieder dient te
waarborgen dat deze klachtenfunctionaris onafhankelijk zijn functie kan uitoefenen.
De zorgaanbieder moet binnen zes weken een schriftelijk oordeel over een klacht geven. Mocht
een noodzakelijk onderzoek dit vereisen dan kan deze termijn met vier weken worden verlengd.
De Wkkgz meldt dat de behandeling van de klacht is gericht op “het bereiken van een voor de
klager en de zorgaanbieder bevredigende oplossing”. Tegen het oordeel van de zorgaanbieder
kan de klager in bepaalde gevallen in beroep gaan bij een externe geschilleninstantie. De Wkkgz verplicht de zorgaanbieder dan ook om aangesloten te zijn bij een geschilleninstantie.
Naast het doen van een uitspraak (bij wijze van bindend advies) is de geschilleninstantie ook
bevoegd om een vergoeding van geleden schade toe te kennen tot maximaal € 25.000,--.
Vermeldenswaard is verder dat de geschilleninstantie niet alleen fungeert als beroepsinstantie,
maar dat klachten ook rechtstreeks aan de geschilleninstantie kunnen worden voorgelegd. Dit
is mogelijk wanneer van een klager in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij zijn klacht
over een hem betreffende gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening
bij de zorgaanbieder indient. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan situaties waarin de
klager erg afhankelijk is van de zorgaanbieder en als gevolg van het indienen van een klacht
repercussies vreest.
De geschillencommissie doet binnen zes maanden nadat een geschil aan haar is voorgelegd
uitspraak. Uitspraken van de geschillencommissie worden openbaar gemaakt, maar in zodanige vorm dat deze niet tot personen herleidbaar zijn, behalve voor zover het de zorgaanbieder
betreft.
Tot slot krijgt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in de Wkkgz controlerende taken
met betrekking tot de naleving van de Wkkgz.
Op 19 september 2013 heeft minister Schippers aangekondigd om in het voorjaar van 2014 met
een wetsvoorstel ‘goed bestuur in de zorg’ te komen. Hierin zullen strengere eisen aan bestuurders en toezichthouders worden gesteld. In het wetsvoorstel zal onder andere worden vastgelegd dat de raad van toezicht een vergewisplicht heeft ten aanzien van de kwaliteit van de aan te
stellen bestuurder en zullen bestuurders in de toekomst een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)
moeten overhandigen voordat zij tot de raad van bestuur kunnen toetreden.
Kwaliteitseisen zorginstellingen
Alle instellingen die nu zorg leveren volgens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
vallen onder de Kwaliteitswet zorginstellingen. Een zorginstelling moet dan aan de volgende
eisen voldoen:
• levert zorg van een goed niveau. De zorg is tijdig, veilig en effectief.
•Stelt binnen 6 weken na de start van de zorg met de cliënt een zorgplan op. Dit zorgplan
wordt regelmatig met de cliënt besproken.
• een cliëntenraad heeft.
• een klachtenregeling en een klachtencommissie heeft.
•elk jaar vóór 1 juni een verslag maakt. Hierin legt de instelling verantwoording af over beleid
en de kwaliteit van de zorg.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) controleert of de zorgaanbieders aan deze verplichtingen voldoen.
Voor de andere delen uit de Wcz, te weten “goed bestuur”, medezeggenschap, de “Wgbo-bepa-
80
81
Nijmeegse Adviescommissies
82
Nijmeegse Adviescommissies
83