open bestand - Immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen

PLENAIRE SESSIES – studiedag In Klank en Beeld (16/09/’14) KEYNOTE -­‐ Towards a code of ethics for participatory approaches to ICH documentation: some considerations (Harriet Deacon) H. Deacon is een historica van opleiding en werkte reeds voor Staten Island, een werelderfgoedsite, en was betrokken bij de implementatie van de UNESCO-­‐Conventie uit 2003. Vanuit deze ervaring bracht ze in deze keynote enkele vaststellingen en meer filosofische bedenkingen naar voren die bij het documenteren van ICE in beeld komen. Reeds in 2012 wees Marc Jacobs internationaal op het belang van een ‘ethische code’ over hoe we ons als erfgoedwerkers opstellen t.o.v. borgingsactiviteiten. Dit zal de komende maanden verder op de agenda geplaatst worden. Het belang van reflectie hierrond zal ook in deze keynote blijken. Binnen de erfgoedpraktijk heb je verschillende ‘niet-­‐tastbare’ zaken: -­‐ niet-­‐tastbare culturele praktijken en vaardigheden = immaterieel cultureel erfgoed als in de Conventie -­‐ niet-­‐tastbare waarden, spirituele plaatsen => waarom het erfgoed belangrijk -­‐ memories, oral history => documentatie (soms over ICH) In feite maakt het ook niet uit hoe je het definieert, zolang je als erfgoedwerker maar duidelijk maakt en duidelijk blijft welke definitie je hanteert. Maak duidelijk of je het over immaterieel erfgoed hebt zoals gedefinieerd in de Conventie of niet. Dit heeft namelijk verschillende implicaties op het soort erfgoedwerk. Erfgoedzorg voor materieel erfgoed verschilt in aanpak en methodiek veel van de erfgoedzorg voor immaterieel erfgoed. Transmissie is niet hetzelfde als archivering, als de zorg voor objecten … vb. ‘Talking Statues’ in London? Een grappige manier om de stad zo te zien, maar in feite is dit niet ICE zoals het in de Conventie benaderd wordt. Binnen de erfgoedsector maken we een onderscheid tussen plaatsen, objecten en praktijken. Maar zoals elke erfgoedwerker beseft, gaat het er in de praktijk niet zo afgebakend aan toe. Daarnaast spelen in de wereld nog andere factoren mee die een invloed uitoefenen op ons erfgoed, cfr. ethisch onderzoek, patenten op ICE, rechtenkwestie, sustainable development … Het politiek kader beïnvloedt zeer sterk het immaterieel erfgoed en de borging ervan. We zien onszelf als een ondersteunende actor in het borgingsproces van de gemeenschap, maar we moeten beseffen dat we soms als erfgoedwerker een andere insteek hanteren, een ander doel hebben dan de erfgoedgemeenschap. En we hebben ook een ander doel dan andere actoren en sectoren binnen de maatschappij. Erfgoed staat niet los van de maatschappij. (Vb. artikel van Mirande Forsythe over de invloed van de wetgeving en rechten op het borgingsproces in Samoa) Vb. Case Robben Island: wat was de rol van de politieke gevangenen in het museumproces? Wat was hun mandaat? Er kwam een mondeling geschiedenisprogramma waarin deze betrokken werden. Tijdens dit proces werd het verschil tussen de verschillende ‘niet-­‐tastbaren’ duidelijk. Er was een verschil tussen de niet-­‐tastbare waarden (waarom is mijn erfgoed belangrijk voor mij?), de documentatie over ICE in Amerika en de culturele praktijken en vaardigheden in Amerika. Oorspronkelijk was er binnen het project veel aandacht voor de niet-­‐tastbare waarden en de documentatie, maar niet op de ambachtelijke technieken en culturele praktijken. Cfr. gedwongen arbeid in de gevangenis – sommigen bleven na hun gevangenistijd verder werken met deze aangeleerde vaardigheden en kennis en gingen werken. Dit had een grote emotionele waarde (ze waren gehecht geraakt aan deze jobs/vaardigheden) cfr. mondelinge geschiedenis: capteren van levensverhalen, maar deze verhalen vertoonden vaak grote gelijkenissen. Er werd gezocht naar een manier om persoonlijke elementen naar boven te brengen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van objecten. Bij het beschrijven van objecten kwamen al snel persoonlijke verhalen naar boven. Maar, vaak gingen deze over het nu. Tevens gingen de staff, museummedewerkers en ex-­‐gevangenen de dialoog aan om verhalen te capteren. De objecten en verhalen werden in het museum geïntegreerd. Cfr. Een derde dillemma ging over de steengroeve, een erfgoedsite waarvan de ommuring door de gevangenen opgetrokken werd. Voor de gevangenen was hun werk aan deze muren heel belangrijk en bijgevolg ook de restauratie ervan. => Soms maak je als erfgoedwerker andere keuzes dan waar de mensen waarover het gaat nodig hebben of belangrijk vinden (different and conflicting management strategies). Door het contact en de inbreng van de ex-­‐gevangen werd het managementsperspectief in deze case bijgestuurd. Wat betekent dit voor de documentatie van immaterieel erfgoed? (cfr. powerpoint) SPEAKERS’ CORNER -­‐ Geschiedsfilosoof Berber Bevernage blikt terug op wat hij zag en hoorde tijdens deze studiedag Als geschiedsfilosoof had Berber Bevernage eerder een buitenstaandersprofiel op deze studiedag. Vanuit die positie wierp hij een observatieve blik op waar de discussies rond draaiden, de praktijk van de aanwezigen. Geschiedenis was op deze dag een beetje de ander. Bevernage stelde vast dat men er vaak vanuit gaat dat men weet wat geschiedenis is, maar stelt zich de vraag of dit echt zo is. Zelf bekijkt hij situaties vaak vanuit contrasten. Vanuit die optiek keek hij ook naar deze dag en bouwde hij deze speakers’ corner op: • Wat is geschiedenis? • Wat is historische tijd? • Wat is historische waarde? • Wat is de (politiek-­‐)ethische functie van geschiedenis in een maatschappij? • Wanneer starten we met iets als historisch te zien? De UNESCO-­‐folder over immaterieel erfgoed heeft het vaak over ‘globalisering’, ‘sociale transformatie’, ‘modernisering’ … als concepten. Dat is herkenbaar. Ook binnen de geschiedschrijving zie je directe reacties op globalisering, producten van modernisering. Binnen erfgoed is dus een denken over historisch verleden en –
bewustzijn aanwezig. De ontdekking van de toekomst is een andere kant van de ontdekking van het verleden. Het is een leerproces om dit in te zien. Binnen de geschiedenis wordt er vaak uitgegaan van een breuk tussen heden en verleden. Het verleden ligt op een afstand. Hieruit volgend bestaat er een visie van epistemologische superioriteit ten opzichte van de eigentijdse getuige. De historicus weet wat er achteraf, na de feiten, gebeurd is en acht zijn inzicht hierdoor waardevoller. Hij kan alles omvattend bekijken en in perspectief plaatsen. Maar er is ook een zekere emancipatorische functie. Er is een sociaal mechanisme dat ervoor zorgt dat we spreken voor de doden, maar op voorwaarde dat we het leven aan de levenden houden. De levende kan rebelleren tegenover het oude. En anderzijds wil de levende wat verleden is veilig stellen (een reactie op moderniteit), een conserverende beweging. Al moeten we de kanttekening maken dat archiveren altijd het risico van vergeten inhoudt (vb. Als je iets op een papiertje schrijft, moet je er verder niet meer aan denken.) Op het eerste zicht zijn er zeer duidelijke verschillen tussen de klassieke geschiedenis en de praktijk van borgen, waaronder documenteren, van immaterieel erfgoed. De breuk tussen het heden en verleden wordt minder gemaakt bij ICE en binnen de Conventie uit 2003. Dynamiek staat hier centraal. Men spreekt over een levend verleden. Er is een andere omgang met moderniteit en kritische omgang met authenticiteit. Het gaat niet over archiveren, maar over transmissie en het zich actief inzetten voor verderzetting van ICE. Tevens merkt Bevernage een actieve wil om uit te gaan van participatie, een bottom-­‐up benadering te hanteren. Er is dus een actieve wil om niet aan epistemologische superioriteit te doen en als erfgoedwerker niet te beweren dat je een paradigmatische autoriteit hebt. Dit heeft zijn voor-­‐ en nadeln. Een historicus neemt doorgaans wel die positie in. Bevernage stelt echter een aantal spanningen vast: • Spanning tussen de wil om niet te interveniëren enerzijds, neutraal te zijn als erfgoedwerker, en de ethische en moraliserende druk anderzijds. Dit is een zeer reflexief veld, maar deze spanning wordt nog niet duidelijk opgelost. • Normatief: volgens de Conventie is ICE goed, want het draagt bij aan de identiteit. Maar wat dan met negatieve uitingen? ICE zou ook aan cohesie bijdragen, maar daar stelt Bevernage zich vragen bij. • Er wordt vanuit gegaan dat een praktijk geen waarde op zich heeft, maar pas waarde heeft als een groep er waarde aan hecht. De waarde zit dan niet in de praktijk zelf, maar wel bij de mensen. Dit is subjectief. Tegelijk zie je als buitenstaander op heel wat momenten toch dat er waarde is en spreek je van een ‘sensibilisering’ om de dragers hiervan bewust te maken. Zo kom je bij de ‘ongekende kende’, ongewaardeerde waarden. • Sterk op consensus gericht. Daar spreekt veel filosofisch idealisme uit. Als je duurzaam omgaat met verzoening, consensus, moet je begrijpen waar een conflict vandaag komt. Waar zit het inherent conflict? Bijvoorbeeld de ambachten, vroeger waren deze sterk vertegenwoordigd (cfR. gilden). Nu representeren ze geen macht meer, zijn ze zeer individualistisch georganiseerd. Zulke zaken spelen ook mee in het voortbestaan van een traditie. Kijk naar die machtsverhoudingen. • Wat met het recht op vergeten? Het recht op een nieuw begin voor bepaalde generaties, recht op het opbouwen van een nieuwe identiteit? Soms dreigt het verleden eerder onderdrukkend te werken dan emancipatorisch. Een positieve traditie voor de een, kan voor de ander een negatieve connotatie hebben, binnen een andere historische context. (cfr. conflictsituaties; cfr Indische denker Ashid Hijnan (?) -­‐> actief vergeten om aan verzoening te werken of leefbaar te maken). Bevernage houdt een pleidooi voor een nieuwer programma: niet pleiten voor borgen, maar voor een omkeerbaar vergeten. • Notie ‘identiteit’, ‘representatie’ komt vaak voor in de Conventie-­‐tekst. Wanneer doe je aan ethisch verantwoorde representatie? In het Vlaams beleid zijn een aantal moedige keuzes gemaakt -­‐> we spreken van immaterieel erfgoed ‘in Vlaanderen’ i.p.v. ‘Vlaams immaterieel erfgoed’. Maar toch zijn er heel veel elementen/gemeenschappen die naar de Representatieve Lijst verwijzen als doel. Komt dit dan via de achterdeur dan toch niet terug binnen? • Hoe ga je met een ‘bron’ om? Etymologisch ga je dan op zoek naar de meest authentieke versie van een concept … Binnen het immaterieel erfgoeddenken staat de notie ‘authenticiteit’ net onder druk. Maar kan je dit zomaar overboord gooien? Wat is dan het verschil, waar ligt de grens tussen een uithollende verandering en een productieve verandering die je nodig hebt om een traditie levendig te houden? DEBAT Panelleden: Berber Bevernage (UGent), Sigrid Bosmans (Erfgoedcel Mechelen), Sarah Eloy (Huis van Alijn), Jorijn Neyrinck (tapis plein vzw), Wim van Zanten (antropoloog) Moderatie: Liesbet Depauw (LECA vzw) Vraag 1: Wat is jullie vandaag opgevallen, is jullie bijgebleven? • SE: De begrippen lijken wel wat scherp gesteld te zijn, maar ook dat geschiedenis en erfgoed een en-­‐en verhaal blijft. Het heeft geen zin om naast elkaar te werken. • JN: Binnen de erfgoedsector staan we al heel ver qua reflexiviteit rond immaterieel erfgoed. Het was/is tijd om de discussie open te trekken en deze dag was door een mooie stimulans toe. • SB: De eensgezindheid over het begrippenkader. • WvZ: Het divers publiek dat aanwezig was, al had ik graag meer antropologen aanwezig gezien. Bij de analyse van de films te zien op de UNESCO-­‐website (van elementen opgenomen op de Representatieve Lijst), bleek de helft helemaal door de mand te vallen m.b.t. het documenteren van het ICE an sich. Het gaat in de Conventie over de relatie tussen de gemeenschap en het immaterieel erfgoed. Zij bepalen wat het is, moeten worden betrokken bij het safeguarding en documentatie. Een artiest mag altijd iedere film maken die hij wil, maar als het in het licht van de conventie is, vanuit borgen, moet je laten zien wat dat erfgoed betekent voor de gemeenschap. Het gaat om de gemeenschap! Die staat centraal. Er moet dus antropologisch gefilmd worden. • BB: Voor een historicus is de gedachte om de resultaten te beïnvloeden bij het documenteren een nachtmerrie. De vraag wordt bij ICE steeds gesteld: beïnvloeden we wat we aan het beschrijven zijn? Maar, je duwt fenomenen in domeinen. Je zult dus aanpassen bij het documenteren van ICE. Historici worden daar minder mee geconfronteerd. Vraag 2: Hoe dan beter participatief documenteren? • WvZ: Antropologisch filmen betekent terugkoppelen. Maar is dat steeds mogelijk is en hoe? De discussie hierover moet op gang gebracht worden. Beelden zijn vaak sterker dan woorden, zeggen meer. Daarvan moeten we ons bewust zijn. Ook zijn er meer technieken voor nodig. Technisch zijn de films vaak ok, maar de vraag is wat de beelden zeggen over het ICE, over de relatie met het erfgoed. De filmmaker moet een product afleveren, maar bij de Conventie draait het om het PROCES – hoe doen we dat? Samen met de community. Vraag 3: Welke projecten in Vlaanderen zijn er waarin ICE participatief gedocumenteerd werd? Op dit moment blijken er nog weinig echt participatieve trajecten in Vlaanderen opgezet geweest te zijn. • JN: ICE en het borgen ervan is een traag proces. Documenteren is dan nog maar één manier van het borgen. Bovendien is een deel verbonden aan inventariseren, archiefwerk. En daar zitten we momenteel in Vlaanderen ook vast. Het is dus ergens logisch dat er rond dit thema nog veel werk voor de boeg ligt. • BB: Het kennen van elkaars erfgoed is belangrijk om wederzijds begrip te creëren. Iemand kan zijn eigen gebruiken documenteren, maar wie analyseert het dan? Soms is het zo dat een buitenstaander beter kan begrijpen wat zich afspeelt door de afstand. Je moet een kader toepassen om iets uit een bron te halen! Een erfgoedgemeenschap zal zich die vraag zelf niet stellen. Er is een overstijging nodig. • JN: Maar het maken van de bron vraagt een ander soort bemiddelingsproces bij een ICE-­‐
werking. Naar welk soort documentatie wil je komen? Welke functie heeft het, welke vragen stel je? Dit is een participatief traject en zo kom je tot een ander soort bron. Vraag 4: Ligt hier ook een rol weggelegd voor collectiebeherende instellingen? Heeft dit een meerwaarde voor een museum? • SE: Jazeker, aan bijna alle immateriële fenomenen hangen materiële zaken vast. Bij het project rond de fanfare hield het Huis van Alijn bijvoorbeeld een infosessie voor HAFABRA-­‐
leden. De meerwaarde hiervan was dat je dan als museum ook samengezeten hebt met de spelers zelf en informatie vergaard en uitgewisseld hebt. De tentoonstelling zal er op het einde anders uitzien dan hoe aan het begin gedacht werd. Dit is een PROCES. Voor het Huis van Alijn is dit een vrij vanzelfsprekende manier van werken. Vraag 5: Wordt participatief documenteren beleidsmatig ondersteund? • SE: Het proces wordt niet altijd gevalideerd door overheid. Dit wordt niet altijd naar waarde geschat, daar is werk aan de winkel. Momenteel wordt vanuit het beleid enkel nadruk gelegd op de tentoonstelling zelf. SLOTBESCHOUWING -­‐ Marc Jacobs Berber Bevernage zei in zijn beschouwing: ‘men heeft recht op een nieuw begin’. En dat is net ook het uitgangspunt van de Conventie voor het borgen van ICE uit 2003. Termen als ‘tradities’ en ‘folklore’ hebben in het verleden connotaties en associaties meegekregen. De Conventie bracht daarom bewust nieuwe woorden in omloop. Door het gebruik van woorden als ICE, borgen … maakt de Conventie het mogelijk om opnieuw te beginnen. Men stapt af van de superioriteit van de academische wereld van historici, volkskundigen, wetenschappers … en stelt de gemeenschap centraal, het samenwerken met groepen. Tevens pakt het moeilijke begrippen als authenticiteit en autoriteit aan, wat ook doorwerkt in de erfgoedsector. Laurajen Smith spreekt van AHD, ‘authorized heritage discourse’. Maar misschien moeten we bij ICE eerder spreken van PHD -­‐> Popular of Participatory? Heritage Discourse. Daarnaast kwam vandaag ook de relatie tussen mondelinge geschiedenis en safeguarding aan bod. Volgens Bruno De Wever is de probleemstelling an sich bij mondelinge geschiedenis belangrijk. Daar vertrek je uit. Je creëert en gebruikt een bron om een probleemstelling wetenschappelijk te onderzoeken of artikel te publiceren. Safeguarding van ICE draait niet rond het stellen van een probleem. Safeguarding is actie, aanpakken, proberen oplossen, er op een andere manier mee omgaan om iets te redden. Hiervoor gebruik je HULPbronnen (resources). Als erfgoedwerker ondersteun je groepen en reik je methodes aan om daarmee om te gaan. Met hulpbronnen ga je in de praktijk aan de slag. Dit staat niet enkel in een teken van onderzoek. Het geheugen, daarover ontbreekt in de Conventie een goed doordacht luik. Er bestond namelijk al een Memory of the World programma voor 2003. Men is daar bij het opstellen van de Conventie in 2003 van weggebleven. Bij historici worden mondelinge geschiedenis en visuele antropologie vaak als ‘hulpwetenschapen’ bestempeld. Marc Jacobs staat hier niet achter, want werk je dan met bronnen of met hulpbronnen? Binnen deze disciplinies zijn ook ‘hulpstukken’ aanwezig, methodieken, die ook belangrijk zijn voor het borgen van ICE. In de sessie visuele antropologie werd bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat je via de elicitatietechniek, door foto’s en films in groep te vertonen en te bediscussiëren, dingen kunt opmerken die je anders niet zit. Het gaat bij het borgen dus niet enkel over de conservatie van bronnen, maar evenzeer over de conversatie! vb. Enkele weken terug bleek op een studiedag rond klimaatbeheersing dat de oude traditionele zekerheden van luchtklimaat nu totaal losgelaten worden. Die codes blijken nu op niets gebaseerd te zijn. De codes moet enerzijds op conversatie met collega’s gebaseerd worden en anderzijds op de objecten zelf die een eigen leven leiden. Participatory strategy? (‘The tiranny of participation’, publicatie over een NGO in Nicaragua.) Vroeger: I participate You participate We participate They decided => Omdraaien? I decide You decide We decide They participated ‘They’ zijn hierin de erfgoedwerkers. Als erfgoedwerkers mogen we blij zijn om te mogen participeren in het borgingsproces en daar gaat het om.