Informeren Staten over voortgang

provinsje fryslân
provincie fryslân
rJ)
postbus 20120
8900 hm leeuwarden
tweebaksmarkt 52
telefoon: (058) 292 59 25
telefax: (058) 292 51 25
www.fryslan.nl
provincie@fryslanni
www.twitter.com/provfrysian
Provinciale Staten van de Provincie Fryslan
ost US
8900 HM LEEUWARDEN
r1’
Leeuwarden, 2 september 2014
Verzonden, 02SEP, 2014
Ons kenmerk
Afdeling
Behandeld door
Uw kenmerk
Bijlage(n)
: 01156093
: Kennis en Ekonomy
: R. Tieleman /(0566) 75 03 00 of [email protected]
Onderwerp
: Informeren Staten over voortgang vergunningprocedure REC
: Verzoek aanvullende gegevens REC
Geachte Statenleden,
Op 24juni 2014 hebben wij van de REC een aanvraag om een omgevingsvergunning ont
vangen voor een turbine/generator inclusief een luchtgekoelde stoomcondensor op de Lange
Lijnbaan 14 te Harlingen.
Wij hebben de aanvraag beoordeeld en zijn van mening dat de aanvraag niet volledig is.
De brief met het verzoek om aanvullende gegevens hebben wij als bijlage bij deze brief ge
voegd.
Verder hebben wij geconstateerd dat de aanvraag tevens beschouwd moet worden als een
aanvraag ‘activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijk ordening’. De bouw van de lucht
gekoelde stoomcondersor past namelijk niet binnen het bestemmingsplan.
De aanvraag moet derhalve aangevuld worden met een ‘ruimtelijke onderbouwing’.
Een “activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijk ordening” is te beschouwen als een ex
tra procedure binnen de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Een verplichte stap in deze extra procedure is dat aan gemeente Harlingen een zogenaamde
verklaring van geen bedenkingen (VVGB) gevraagd moet worden.
Een verklaring van geen bedenkingen is een instemming van een ander bestuursorgaan dan
het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning met het verlenen van die vergunning.
Zodra de aanvraag door de REC volledig is ingediend zullen wij gemeente Harlingen een
VVGB vragen.
-1/2
-
Ons kenmerk: 01156093
provinsje fryslân
provincie fryslân
b
Wij zullen de aanvraag op de gebruikelijke wijze afhandelen volgens de uitgebreide procedure. Dit betekent dat we het beoordelen van de aanvraag, het publiceren van de ontwerpbeschikking en de definitieve beschikking binnen 6 maanden na het indienen van de aanvraag
moeten hebben afgerond. Zonder de verklaring van geen bedenkingen kan de omgevings
vergunning niet worden verleend.
1 1
We vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
0
van den Berg, secretaris
-2/2
Ons kenmerk: 01156093
FUIV[b
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
PER POST
Reststoffen Energie Centrale
De heer S. Bosch
Lange Lijnbaan 14
8861 NW Harlingen
Grou, 28juli 2014
VERZONDEN 2 8 JUL 2014
Ons kenmerk
Afdeling
Behandeld door
Uw kenmerk
: RT/2014/0048
: Toetsing en Vergunningverlening
: Tieleman / +31 566 75 03 81
Betreft
: Verzoek om aanvulling aanvraag
Geachte heer Bosch,
Bij brief van 17 juli 2014 hebben wij de ontvangst bevestigd van uw aanvraag om
een omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht voor het plaatsen van een tubine/generator inclusief een
luchtgekoelde stoomcondensor.
Uw aanvraag is onder OLO nummer 1081855 ingeschreven en is in behandeling bij
de heer R. Tieleman, telefoonnummer 0566-750 381.
-
Wij wijzen u erop dat de aanvraag niet volledig is en daarom niet voldoet aan de eisen, die daaraan
gesteld worden in artikel 4.4 van het Besluit omgevingsrecht en in de Regeling omgevingsrecht. De
aanvraag moet met de volgende gegevens/antwoorden worden aangevuld:
A. (Activiteit milieu verandering):
1. In bijlage 1 spreekt u over het plaatsen van een tweede turbine. Dit geeft verwarring. Voor zover
wij kunnen beoordelen is er sprake van 1 turbine. Dit moet in de aanvraag duidelijk aangegeven
worden.
2. Onder 1 .5 van bijlage 1 geeft u aan dat de huipketel naar buiten zal worden geplaatst. Hierover zijn
geen gegevens bijgevoegd. Niet duidelijk is waar deze hulpketel geplaatst wordt en of daarvoor
aanpassing van fundering noodzakelijk is of andere bouwwerkzaamheden. Verder is niet duidelijk of
ter voorkoming van aanrijdingen er bijvoorbeeld aanrijbeveiligingen noodzakelijk zijn.
3. Onder 1.7 van bijlage 1 wordt een automatisch reinigingssysteem met Ieidingwater genoemd. Niet
duidelijk is of en welke reinigingsmiddelen worden toegepast. Tevens is onduidelijk of het afvalwater
wordt opgevangen en hoe dit wordt afgevoerd. Daarnaast dient u aan te geven of dit wassysteem
invloed heeft (en zo ja, welke) op de geluidseffecten van de uitbreiding.
Postbus 3347, 8901 DH Leeuwarden • J.W. de Visserwei 10, 9001 ZE Grou • 0566 750 300
[email protected] • www.fumo.nI • NL93 RABO 0135 515238U BTW nr NL 8526.08.263.B.01 • KvK nr 5749 9470
FUIV[b
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
B. (Activiteit bouwen):
1 .Bouwkosten
Op grond van artikel 1 .3. lid 3 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) doet u een opgave van de te
verrichten kosten. De kosten voor de activiteit bouwen worden geschat op €70.000,=, terwijl de totale
geschatte kosten voor het het plaatsen van een luchtcondensor en het plaatsen van een
turbine/generator in het bestaande ketelhuis €10.000.000,= bedragen. Dit staat niet in verhouding tot
de opgegeven bouwkosten. Ik verzoek u een nadere specificatie van de bouwkosten te overleggen.
2. Bouwactiviteiten
De bouwactiviteiten bestaan uit het plaatsen van een zogenaamde luchtcondensor, die buiten het
REC gebouw op het terrein van de inrichting geplaatst wordt op een betonnen fundering. Deze
luchtcondensor wordt aangesloten op de nieuwe turbine! generator in het REC gebouw. Voor deze
turbine/generator wordt een eigen, nieuw te plaatsen tafel in het ketelgebouw gemaakt ter hoogte van
de vloer op 7,2 m
1 hoogte steunend op de fundatie van het ketelgebouw.
Besluit omgevingsrecht (Bor):
Op grond van artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel
of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. Op grond van lid 3 van voornoemd artikel
kan bij algemene maatregel van bestuur, te weten het Besluit omgevingsrecht (Bor), worden bepaald
dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij
aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
In artikel 2.3, lid 1, van het Bor is geregeld dat in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder
a, van de Wabo geen omgevingsvergunning is vereist voor de categorieën gevallen als bedoeld in
artikel 3 in samenhang met artikel 5 van bijlage II van het Bor.
De categorieen van gevalllen worden genoemd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Bor.
Verder is in artikel 2.3, lid 2, van het Bor is geregeld dat in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef
en onder a en c, van de Wabo geen omgevingsvergunning is vereist voor de categorieën gevallen als
bedoeld in artikel 2 in samenhang met artikel 5 en artikel 8 van bijlage II van het Bor.
Een bijbehorend bouwwerk is volgens artikel 1, lid 1 van bijlage II van het Bor een uitbreiding van een
hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw
verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met
een dak.
De luchtcondensor kan worden beschouwd als functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden bouwwerk en dus als een bijbehorend bouwwerk. De
luchtcondensor wordt niet op het achtererf gebouwd. Verder speelt de vraag of, nu het REC gebouw
onder het overgangsrecht valt, dit gebouw wel aangemerkt kan worden als een hoofdgebouw.
Immers, volgens de definitie van artikel 1, lid 1 van bijlage II van het Bor dient een hoofdgebouw
noodzakelijk te zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming. In de
jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt aangegeven dat
wanneer het hoofdgebouw valt onder het overgangs recht, er geen sprake is van een hoofdgebouw
(zie bijvoorbeeld ABRvS van 25juli 2012, 2011 13507/1/Al, Steenbergen en ABRvS van 12juni2013,
2012091 79/1/Al, Noordenveld). De Iuchtcondensor voldoet daarom niet aan het gestelde in artikel 2
of 3 van bijlage II van het Bor en is derhalve niet vergunningvrij.
-2 / 8-
Ons kenmerk: RT/2014/0048
FUIV[b
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
Voor wat betreft de aanpassing van het bestaande ketelhuis ten behoeve van het plaatsen van
turbine/generator het volgende. Op grond van artikel 3, lid 8 van bijlage II van het Bor is geen
omgevingsvergunning vereist indien de (bouw)activiteit betrekking heeft op een verandering van een
bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
b. geen verandering van de brandcompartimentering of beschermde
subbrandcompartimentering,
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
In de aanvraag wordt gesteld dat de nieuwe turbine wordt geplaatst op een nieuwe tafel en dat deze
tafel wordt aangebracht op de bestaande fundering van het ketelhuis. U moet aantonen dat de
bestaande fundering deze belasting aan kan. Indien de constructie aangepast moet worden ten
behoeve van de te plaatsen tafel, dan is dit geen vergunningvrije activiteit als bedoeld in genoemd
artikel en zal deze wijziging deel moeten uitmaken van de vergunning.
Regeling omgevingsrecht (Mor):
De aanvraag is getoetst aan de indieningsvereisten van de Mor. De aanvraag voldoet niet aan de
indieningsvereisten als bedoeld in de Mor. U heeft wel op het aanvraagformulier aangegeven dat u
een verzoek tot latere aanlevering van stukken als bedoeld in artikel 2.7 van de Mor doet voor de
constructieve veiligheid en de constructieve detailberekeningen. Dit is echter niet voldoende en
daarnaast ontbreken er meer gegevens. Onder het kopje Toetsing aan het Bouwbesluit onderdeel
veiligheid, bruikbaarheid en installaties ga ik hier op in.
Verder zijn alleen gegevens voor de luchtcondensor overlegd en bevat de aanvraag geen gegevens
van de wijzigingen ten behoeve van de plaatsing van de turbine/luchtcondensor in het ketelgebouw.
Aangezien hier een constructie wordt gebouwd welke wordt gefundeerd op de bestaande fundering,
zullen ook hiervoor tekeningen en berekeningen aangeleverd moeten worden.
Hieronder worden alle ontbrekende gegevens vermeld.
Toetsing aan het Bouwbesluit onderdeel veiligheid
Uit het oogpunt van veiligheid dienen op grond van artikel 2.2, lid 1 van de Mor de volgende gegevens
nog aangeleverd te worden:
a. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het te bouwen of te wijzigen bouwwerk voldoet
aan de gestelde eisen in relatie tot:
10.
belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen)
constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel;
2°. de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de
bouwconstructie.
Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand
bouwwerk blijkt uit de aangeleverde gegevens tevens wat de opbouw van de bestaande
constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn;
b. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies, waaruit met name blijkt:
10. de aangehouden belastingen en belastingcombinaties;
2°. de constructieve samenhang;
3°. het stabiliteitsprincipe;
de omschrijving van de bouwconstructie en de weerstand tegen bezwijken bij brand
hiervan;
c. de brandcompartimentering. De opgave bevat tevens gegevens betreffende deuren en
40•
-
3/8
-
Ons kenmerk: RT/2014/0048
FUI
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
daglichtopeningen in uitwendige scheidingsconstructies. Voor zover van belang voor het
vluchten bij brand, worden tevens de deuren en daglichtopeningen in inwendige
scheidingsconstructies opgegeven;
d. de vluchtroutes en de daarbij behorende mate van bescherming alsmede de aard en plaats
van brandveiligheidsvoorzieningen.
Er zijn geen gegevens aangeleverd met betrekking tot de constructieve veiligheid voor zowel de
luchtcondensor en het ketelhuis. Er dient ten minste een schriftelijk rapport met constructieve
uitgangspunten te worden aangeleverd. Daarnaast zal moeten worden aangetoond hoe de
brandveiligheid van zowel het ketelhuis als de luchtcondensor is gewaarborgd.
Toetsing aan het Bouwbesluit onderdeel bruikbaarheid
Uit het oogpunt van bruikbaarheid dienen op grond van artikel 2.2, lid 3 van de Mor de volgende
gegevens nog aangeleverd te worden:
a. de aanduiding van de gebruiksfunctie, verblijfsgebieden, verblijfsruimten en de afmetingen
en de bezetting van alle ruimten inclusief totaaloppervlakten per gebruiksfunctie;
Dit betreft de aanpassing van het bestaande ketelhuis. Indien deze ruimte niet geschikt is voor het
verblijven van personen, kunnen de gevraagde gegevens achterwege worden gelaten. Wel zal
gemotiveerd moeten worden dat het ketelhuis geen dergelijk ruimten bevat.
Toetsing aan het Bouwbesluit onderdeel installaties
Op grond van artikel 2.2, lid 5 van de Mor dienen de volgende gegevens nog aangeleverd te worden:
a. gegevens en bescheiden over de noodstroomvoorziening en -verlichting;
b. gegevens en bescheiden over de aard en plaats van brandveiligheidinstallaties alsmede
van de vluchtrouteaanduiding;
c. een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop
aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van
bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen;
De gegevens als gevraagd onder punt a en b betreffen de aanpassing van het bestaande ketelhuis.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Ingevolge artikel 2.10 van de Wabo dient de aanvraag om omgevingsvergunning te worden geweigerd
indien een van de in dit artikel genoemde weigeringsgronden zich voordoet.
Deze weigeringsgronden zijn:
a. er is niet aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het
Bouwbesluit 2012;
b. er is niet aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk voldoet aan de voorschriften van de
Bouwverordening;
c. het bouwwerk is in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan;
d. het bouwwerk voldoet niet aan redelijke eisen van welstand;
e. het advies van de commissie voor tunnelveiligheid als bedoeld in artikel 6, derde lid, onder b,
van de Wet aanvullende regels veiligheid en wegtunnels geeft aanleiding tot weigering.
Bouwbesluit/bouwverordening
Het plan dient nog te worden getoetst aan de bepalingen van het Bouwbesluit 2012. Er zijn
vooralsnog geen aanvullende eisen van de gemeentelijke bouwverordening.
-4/8
Ons kenmerk: RT/2014/0048
FUIVLb
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
Bestemmingsplan
Het perceel Lange Lijnbaan 14 te Harlingen is gelegen in het bestemmingsplan “Industriehaven 2006”
en heeft daarin de bestemming “Bedrijventerrein”. Het vigerende bestemmingsplan is vastgesteld door
de gemeenteraad van Harlingen op 6 november 2008 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op
17 maart 2009.
Op grond van artikel 6, lid 6.1 van dit bestemmingsplan zijn de op de plankaart voor
Bedrijventerreinen aangewezen gronden bestemd voor:
a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de
categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, voorzover het betreft zeehavengebonden bedrijven, met
uitzondering van:
1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding ‘geen
geluidszoneringsplichtige inrichtingen”;
2. risicovolle inrichtingen, tenzij de gronden op de plankaart zijn voorzien van de
aanduiding:
a.”gasaanlandingsstation”, in welk geval een gasaanlandingsstation is
toegestaan;
b.”groothandel in vaste, vloeibare en gasvormige brandstof”, in welk geval een
groothandel in vaste, vloeibare en gasvormige brandstof is toegestaan;
c.”veem- en pakhuisbedrijf in risicovolle stoffen”, in welk geval een veem- en
pakhuisbedrijf in risicovolle stoffen is toegestaan;
3. risicodragende bedrijven zoals genoemd in bijlage 2;
4. vuurwerkbedrijven;
5. zelfstandige kantoren;
b. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven, die in hoofdzaak zijn gericht op het verstrekken
van voedsel, zoals een (afhaal)restaurant, een cafetaria, een broodjeshuis en een snackbar,
één en ander voorzover het de eerste bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding
“horeca”;
c. windmolens, ter plaatse van de aanduiding “windmolen”;
met de daarbij behorende:
d. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
e. haven;
f. hijsinstallaties;
g. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
h. erven en terreinen;
i.
parkeervoorzieningen;
j. kaden, laad- en loswallen;
k. groenvoorzieningen;
1. sloten, bermen en beplanting;
m. nutsvoorzieningen;
n. water;
o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Het beoogde bouwwerk is niet een gebouw als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub c van de Woningwet, te
weten een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt. Het bouwwerk wordt dan ook beschouwd als een bouwwerk, geen
gebouw zijnde.
-
5 /8
-
Ons kenmerk: RT/2014/0048
FUMb
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
Bouwvoorschriften
Op grond van artikel 6, lid 6.2.4 van het bestemmingsplan geldt voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, de bepaling dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten
hoogste 20 m
1 mag bedragen.
De hoogte van het bouwwerk bedraagt ca. 17,5 m
1 volgens de doorsnedetekening en is beduidend
lager dan de genoemde 20 m
1 van het bestemmingsplan en voldoet derhalve aan de
bebouwingsbepalingen van het bestemmingsplan.
Gebruiks voorschriften
Niet duidelijk is in welke categorie als bedoeld in bijlage 1 van het bestemmingsplan het hoofdgebouw
thuis hoort. Hiervoor dient de vorige (omgevings)vergunning nagezien te worden. Deze was echter op
het moment van schrijven van dit advies niet beschikbaar.
Daarnaast zijn de bestaande bedrijfsgebouwen niet aan te merken als ‘zeehavengebonden”, als
bedoeld in artikel 6, lid 6.1 van het bestemmingsplan, dus ook de uitbreiding met onderhavig
bouwplan niet. Op grond van artikel 22, lid 22.1.1, van het bestemmingsplan is het verboden de
gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. Het bouwplan is dan ook strijdig met het bepaalde in artikel 6, lid 6.1, sub a
juncto artikel 22, lid 22.1.1, van het bestemmingsplan.
Op basis van artikel 6, lid 6.6, sub a van het bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 6, lid 6.1, sub ajuncto
artikel 22, lid 22.1.1 van het bestemmingsplan, mits het zeehavengebonden bedrijven betreft.
Eerder is echter reeds vastgesteld dat het hier niet gaat om een zeehavengebonden bedrijf en dat het
gebruik van de REC strijdig is met de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan. Een vrijstelling is
niet mogelijk aangezien het gebruik niet-zeehavengebonden is.
Overgangsrecht
Op grond van artikel 27, lid 27.1 mogen bouwwerken, welke ten tijde van de eerste ter-inzage-legging
van het bestemmingsplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan
afwijken, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.
Dit artikel is niet van toepassing, aangezien het een nieuw te bouwen bouwwerk betreft.
Op basis van artikel 27, lid 27.2 kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het
bepaalde in lid 27.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en
toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 27.1 toegelaten
bouwwerken met ten hoogste 10%. Omdat de aanvraag als geheel betrekking heeft op een nieuw
bouwwerk, kan deze, zoals gezegd, niet worden toegestaan op basis van het overgangsrecht van lid
27.1 en wordt ook niet toegekomen aan de vrijstellingsmogelijkheid van lid 27.2 om de inhoud van de
bestaande bouwwerken te vergroten met 10%.
-
6/8
-
Ons kenmerk: RT/2014/0048
FUMb
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
Evenmin wordt daarmee toegekomen aan de vraag of de aard en omvang van het strijdige gebruik
hiermee wordt vergroot. Op grond van artikel 27, lid 27.3 van het bestemmingsplan, mag het gebruik
van gronden en bouwwerken, dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, worden
voortgezet of gewijzigd, zolang en voorzover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het
gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
De bouwvergunning voor het oprichten van een reststoffenenergiecentrale (REC hoofdgebouw) is
door burgemeester en wethouders verleend bij besluit van 18 maart 2009. De aanvraag voor deze
bouwvergunning was ingediend ten tijde van het vorige bestemmingsplan, waardoor deze op basis
van het vorige bestemmingsplan is getoetst. Het vorige bestemmingsplan kende de eis van
zeehavengebondenheid niet.
Aanvraag tevens gezien als een aanvraag activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijk ordening
Wanneer sprake is van strijd met het bestemmingsplan, wordt dient de aanvraag op grond van artikel
2.10, lid 2, van de Wabo mede aangemerkt te worden als een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, lid
1, aanhef en onder c van de Wabo en wordt dan op die grond slechts geweigerd als
vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo niet mogelijk is.
Uitgebreide procedure
De bouw valt niet onder de “kruimelgevallenregeling” als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 2°,
van de Wabo juncto artikel 4, lid 1, sub a van bijlage II van het Bor. Er is geen sprake van een
bijbehorend bouwwerk, als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a van bijlage II van het Bor, nu het REC
gebouw niet als een hoofgebouw kan worden aangemerkt.
Een mogelijkheid om medewerking aan het plan te verlenen is een procedure als bedoeld in artikel
2.12, lid 1, sub a, sub 3° van de Wabo. Hiervoor dient de activiteit niet in strijd te zijn met een goede
ruimtelijke ordening en dient het besluit tevens voorzien te zijn van een goede ruimtelijke
onderbouwing.
Een andere mogelijkheid is een nieuw (postzegel)bestemmingsplan op basis van artikel 3.1 van de
Wet ruimtelijke ordening (Wro) op te laten stellen voor het perceel van de REC, zodat tevens rekening
gehouden kan worden met wijzigingen of uitbreidingen in de toekomst.
-
7/8
-
Ons kenmerk: RT/2014/0048
FUMb
Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving
Welstand
Het plan zal pas voor een pre-advies aan de welstandscommissie van de gemeente Harlingen worden
voorgelegd als duidelijk is of er planologisch medewerking kan worden verleend.
Bovengenoemde gegevens zijn essentieel om te kunnen beoordelen of wij een
omgevingsvergunning kunnen verlenen.
Wij stellen u alsnog in de gelegenheid om de ontbrekende gegevens binnen 8 weken na
verzenddatum van deze brief via het Omgevingsloket digitaal te verstrekken. Mocht u binnen de
gestelde termijn hieraan geen gevolg geven, dan kunnen wij genoodzaakt zijn met toepassing van
artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht alsnog te besluiten uw aanvraag niet in behandeling
te nemen.
Met ons verzoek wordt de termijn voor het geven van de beschikking opgeschort. De procedure
begint weer te lopen
op het moment dat wij van u de aanvullende gegevens gekregen hebben of dat u ons bericht
geen aanvullende gegevens te zullen verstrekken
of op het moment waarop de gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
-
-
Staten van de provincie Fryslân,
M.
Directeur
-8/8
Ons kenmerk: RT/2014/0048