informatiebulletin van akorda onderwijsdienstverlening Jaargang 2014 /nr. 3 In deze uitgave o.a. Ontwikkelingen binnen Akorda Regeling fusietoets gewijzigd Bestuursakkoord: de school van 2020 Werkkostenregeling Onderhandelaarsakkoord CAO PO Modernisering Vervangingsfonds Sluitingsdata UNIT4 Onderwijs geconfronteerd met wel heel erg veel Het schoolseizoen 2011veranderingen tegelijkertijd 2012 is al weer afgelopen, de achtste groepers hebben Terwijl de schoolbesturen voluit bezig zijn om regelingen te treffen afscheid genomen met een in verband met de opheffing van musical en zullen in het samenwerkingsverbanden WSNS nieuwe schooljaar de en het maken van afspraken over scholen voorvan het voortgezet het opstarten nieuwe samenwerkingsverbanden Passend onderwijs bestormen als Onderwijs, werd er landelijk al brugpiepers. weer nagedacht over de school in 2020. De consequentie van de invoering van Passend Onderwijs in de praktijk van alle dag kan op dit moment nog niet worden overzien, zeker ook omdat binnen de regio’s verschillende keuzes worden gemaakt, toch is er een nieuwe reeks van opdrachten bij de besturen en de leerkrachten binnen de scholen neergelegd: De school in 2020 is volledig digitaal (alle onderwijsmethoden worden dus vervangen door digitale methoden, leerkrachten worden op dat moment verondersteld de mogelijkheden daarvan maximaal te kunnen benutten). Na taal en rekenen komen er nieuwe speerpunten in het onderwijs: techniekonderwijs en cultuureducatie. Er komt een verplicht minimum aan bewegingsonderwijs met de verplichting deze uren te laten geven door een bevoegde docent. Van de verdere professionalisering van leerkrachten wordt veel verwacht. Afspraken rond deze professionalisering zijn niet langer vrijblijvend maar hebben consequenties voor de bevordering maar ook soms voor de vraag of een ontslagprocedure moet worden gestart. Ook schoolbesturen moeten op cursus, aan hen wordt gevraagd om een professionaliseringsagenda op te stellen en uit te voeren. Voor zover er nog onvoldoende overleg binnen de scholen werd ervaren: de discussie over het taakbeleid (basismodel of overlegmodel) en het effect van de regeling duurzame inzetbaarheid (vervallen Bapo en afspraken en planning voor alle leerkrachten met betrekking tot de inzet van deze uren) zal de komende maanden de nodige tongen in beweging zetten, allereerst worden er op schoolniveau afspraken gemaakt en vervolgens zullen er op het niveau van individuele leerkrachten afspraken moeten worden gemaakt en geregistreerd. Het bestuursakkoord en het CAO onderhandelaarsakkoord liggen in het verlengde van elkaar. Veel elementen van het bestuursakkoord zullen derhalve geformaliseerd gaan worden door middel van de CAO die nog moet worden bekrachtigd via de zogenaamde ledenraadplegingen. Vrouwenlaan 125, 8017 HR Zwolle / T 038 - 465 98 14 / F 038 - 466 08 97 / [email protected] / www.akorda.nl Inhoudsopgave Pagina Algemeen • Toelatingsbeleid en verwijderingsbeleid • Bureaucratietoets • Ontwikkelingen binnen Akorda • De Krimp in het onderwijs • Regeling fusietoets gewijzigd • Machtig WW-plus voor uitvoering bovenwettelijke sociale zekerheidsregelingen • Professioneel inspelen op onderwijsontwikkelingen, even voorstellen Partners & Van Heun Onderwijs • Bestuursakkoord: De school van 2020 3 3 3 4 4 5 5 7 Financiën • Buitenkantonderhoud • Werkkostenregeling 10 10 Personeel • Onderhandelaarsakkoord CAO PO • Boetes ABP • Modernisering Vervangingsfonds • Wet werk en zekerheid • Zieke flexwerker wordt duur • Aanpassing bapo-regeling na onderhandelingsakkoord • Sluitingsdata UNIT4 12 14 14 15 16 17 19 Jaargang 2014/3 -2- Algemeen Toelatingsbeleid en verwijderingsbeleid Alle schoolbesturen beschikken over beleidsdocumenten die worden gehanteerd bij de toelating, schorsing en verwijdering van leerlingen. De invoering van de Wet Passend Onderwijs brengt met zich mee, dat herijking van deze documenten noodzakelijk kan zijn. Zo is onlangs door de Landelijke Geschillencommissie passend onderwijs (voorheen: Landelijke Tijdelijke Geschillencommissie Ontwikkelingsperspectief) een uitspraak gedaan over het besluit van een schoolbestuur om een leerling met het syndroom van Down te verwijderen. Het bevoegd gezag stelde daarbij dat het fysieke gedrag en het leergedrag van de tienjarige van dien aard waren dat de school zich handelingsverlegen voelde. De Commissie deelde de opvatting van het schoolbestuur vooralsnog niet. Volgens de Commissie dient de school in een dergelijke situatie eerst (1) het ontwikkelings-perspectief van de leerling te onderzoeken en bij te stellen. (2) Bovendien moet de verwijderingsbeslissing goed gemotiveerd zijn door duidelijkheid te geven over de ondersteuningsbehoefte en de begeleidingsmogelijkheden die de school nog heeft en over de vraag welke school wel geschikt zou zijn voor de opvang van deze leerling. Van de school mag in een dergelijke situatie worden verwacht dat zij in overleg met de ouders een school gaan zoeken die beter in staat zal zijn invulling te geven aan de ondersteuningsbehoefte. Bureaucratietoets Omdat de meerderheid van de Tweede Kamer vreest dat samenwerkingsverbanden de oude bureaucratie, veroorzaakt door bijvoorbeeld lange verwijzingstrajecten (overigens hebben we het hier gewoon over formele regelgeving die destijds door de Tweede Kamer zelf tot stand is gebracht!), vervangen door nieuwe bureaucratie, heeft de staatssecretaris toegezegd dat er een “bureaucratietoets” zal plaatsvinden. De POraad zet daar –terecht- vraagtekens bij: alle veranderingen roepen immers uiteenlopende verwachtingen op zodat het verstandig is daarover juist goede en duidelijke afspraken te maken. Ontwikkelingen binnen Akorda Het besluit van Raet om het onderwijssalarissysteem CASO te beëindigen heeft er toe geleid dat alle schoolbesturen in Nederland genoodzaakt waren om over te stappen naar een andere salarisverwerker. Voor alle salarisverwerkers die op de markt beschikbaar waren gold dat de onderwijs-cao hele specifieke bepalingen kent die flink verschillen van de in de markt meer gangbare cao’s. Na vergelijking van een aantal aanbieders in een markt heeft Akorda gekozen voor het personeels-en salarispakket van Unit4. Dit pakket is gekozen omdat het behoort tot een van de modernste salarispakketten en omdat daaraan bovendien een aantal andere pakketten is gekoppeld zoals het personeelsinformatiesysteem On-line en het rapportagepakket Ultimview. Nu de personeels- en salarisadministratie al weer ruim twee jaar draait, kinderziektes er uit zijn gehaald en de controleprocessen weer goed kunnen worden toegepast, is ook begonnen om de financiële administratie te moderniseren met behoud van de scanfaciliteiten waarover de scholen op dit moment al beschikken. Indertijd is gekozen voor het scanpakket 20/20 Vision omdat dit pakket als enige de mogelijkheid bood om maatwerkafspraken te maken met de verschillende besturen over het autoriseren en controleren van de facturen. Omdat alle scholen en besturen gewend zijn aan dit pakket en omdat dit pakket volledig individueel is ingeregeld, heeft Akorda besloten om dit pakket te handhaven zodat er aan de “voorkant” voor de scholen en de besturen niets zal veranderen. Aan de “achterkant” zal er gekoppeld worden met een ander pakket. Wij hebben gekozen voor het financieel pakket van AFAS dat heel gebruiksvriendelijk is en van waaruit direct uit het pakket rapportages kunnen worden gemaakt evenals maatwerkrapportages. De koppeling tussen 20/20 Vision en AFAS heeft de afgelopen maanden de nodige voeten in de aarde gehad tot hij stabiel was. Inmiddels is na een periode van trial and error stabiliteit in de koppeling bereikt en zullen schoolbesturen gaandeweg worden “overgehaald” naar het nieuwe systeem. Het overzetten van alle administraties zal nog voor het einde van het jaar moeten zijn geëffectueerd. Het is op dat moment ook de bedoeling om individuele afspraken te maken met de besturen over de rapportages, de wijze van aanleveren, de mogelijkheden om zelf rapportages op te stellen enzovoorts. Ook voor de kinderopvang hebben we gekozen voor een nieuw pakket, Flexkids, omdat dit pakket veel meer mogelijkheden biedt om de diverse elementen van de administratie rond kinderopvang binnen één pakket toe te passen. Jaargang 2014/3 -3- De inrichting en implementatie van dit pakket is min of meer onder “stoom en kokend water” tot stand gekomen omdat enige schoolbesturen vlak voor de zomervakantie hebben besloten failliete organisaties voor kinderopvang door te starten. Het samenvallen van de faillissementen, de opstartstress en de zomervakantie was heel veel tegelijk. Zoals op dit moment kan worden beoordeeld voldoet het pakket aan de verwachtingen die we er van hadden. Zoals bekend zijn er ten aanzien van payroll nog steeds ontwikkelingen gaande, onder meer ten aanzien van de BTW afdracht. Akorda heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de belastingdienst dat voor deze activiteiten BTW in rekening dient te worden gebracht. Inmiddels komen over vergelijkbare dossiers uitspraken binnen van bijvoorbeeld de Hoge Raad. Deze uitspraken hebben ons doen besluiten onze bezwaren te handhaven. Over de BTW kwestie vindt frequent overleg plaats met een fiscaal jurist. De krimp in het onderwijs De krimp in het onderwijs heeft een lijvige notitie van staatssecretaris Dekker opgeleverd die echter nog weinig concreet is. Uit de notitie blijkt dat veranderingen mogen worden verwacht vanaf 2016 waarbij formele/informele samenwerkingsvormen tot bestrijding van de krimp moeten leiden. Zoals eerder al viel waar te nemen blijft de kleine scholentoeslag behouden. Aangekondigd is dat fuserende scholen zes jaar lang een volledige (100%) compensatie ontvangen van het bekostigingsverlies na de fusie. Deze maatregel gaat al vanaf 1 augustus 2014 in. Voor scholen die in 2012 en 2013 zijn gefuseerd wordt met terugwerkende kracht nog facilitering voorzien (van respectievelijk 3 jaar en 4 jaar vanaf 1 augustus 2015). De regeling fusietoets wordt versimpeld: leerlingdaling wordt expliciet opgenomen als rechtvaardigheidsgrond voor een fusie. Bij een leerlingdaling van 15% of meer wordt geen advies meer aangevraagd bij de Commissie Fusietoets Onderwijs tenzij een heel groot schoolbestuur ontstaat met een omvang vanaf 2500 leerlingen in het primair onderwijs en 5000 leerlingen in het voortgezet onderwijs. Vanaf 1 augustus 2016 zal het naar verwachting gemakkelijker zijn om een samenwerkingsschool en een samenwerkingsbestuur te vormen. De stichtingsnorm wordt geschrapt als voorwaarde bij verplaatsing/verandering van denominatie. Regeling fusietoets gewijzigd Zeer recentelijk verscheen in de Staatscourant een wijziging op de regeling fusietoets. Hiermee wordt het in bepaalde situaties mogelijk om zonder advies van de Commissie Fusietoets (CFTO) een fusie te realiseren. De gewijzigde regeling geldt vanaf 11 september 2014. Aanleiding voor de wijziging De aanleiding om de regeling fusietoets te wijzigen zijn de ‘krimpbrieven’ van staatssecretaris Dekker van 29 mei 2013 en 23 mei 2014. In deze brieven worden diverse maatregelen aangekondigd, waaronder de versoepeling van de regeling fusietoets. Wat is er gewijzigd? Met name het vierde artikel van de regeling is fors uitgebreid. In dit artikel, met als kop ‘Noodzaak tot advisering’, staat vermeld wanneer de noodzaak tot advisering door de CFTO ontbreekt. Er worden 6 uitzonderingen (a t/m e) benoemd. In grote lijnen gaat het dan: 1. om een dreigende beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school of opheffing van een openbare school; 2. om een bestuurlijke fusie in een gebied met meer dan 15% leerlingendaling in een tijdvak van 5 jaar (wel met een maximum van 2499 leerlingen in het po of 4999 in het vo); 3. om een institutionele fusie in een situatie waarbij meer dan 15% leerlingendaling wordt verwacht. Ook artikel 10 van de regeling is gewijzigd. In dit artikel gaat het om een significante belemmering van een bestuurlijke fusie in het basisonderwijs. Er wordt nu onderscheid gemaakt tussen sterk stedelijk gebied, zeer sterk stedelijk gebied en overige gemeenten. Jaargang 2014/3 -4- Voor de sterk stedelijke en zeer sterk stedelijke gebieden geldt al een significante belemmering als er sprake is van een marktaandeel meer dan 35% van het totale onderwijsaanbod. Voor de overige gebieden blijft het aandeel van 50% van kracht. Nieuw is hier ook de toevoeging van het woord ‘totale’ voor het woord ‘onderwijsaanbod’. Daarnaast zijn de artikelen 14 en 15 gewijzigd. Deze artikelen gaan over significante belemmeringen bij bestuurlijke respectievelijk institutionele fusies in het vo. Om te voorkomen dat voor elke gemeente waar ook maar één leerling vandaan komt moet worden bepaald hoe het zit met het resterende aanbod aan richtingen of variatie aan pedagogisch-didactische aanpak, is er nu een grens gekomen van 10% of meer van het aantal leerlingen. Machtig WW-plus voor uitvoering bovenwettelijke sociale zekerheidsregelingen Bij een brief van 3 juli jl. zijn werkgevers in het primair onderwijs door de PO-Raad verzocht om WWplus te machtigen voor de uitvoering van onder meer de WOPO en ZAPO. We adviseren u - ook als u geen lid bent van de PO-Raad – deze machtiging te tekenen en deze te retourneren. Met de doordecentralisatie van de primaire arbeidsvoorwaarden per 1 januari jl. zijn werkgevers in het primair onderwijs zelf verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de bovenwettelijke sociale zekerheidsregelingen. De voorheen zelfstandige regelingen BBWO en BZA, waarvan de minister zelf verantwoordelijk was voor de uitvoering (en dit uitbesteedde aan een uitvoeringsinstantie), zijn nu integraal onderdeel uit gaan maken van de cao (reformatorisch) PO. De WOPO regelt de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering waarop ex-werknemer in het primair onderwijs onder voorwaarden recht op kunnen hebben. Ook het recht op loonsuppletie bij benoeming in een lager betaalde functie maakt onderdeel uit van deze regeling. Het ZAPO handelt onder meer over de verplichtingen van werkgever en werknemer bij ziekte en re-integratie en voorziet onder voorwaarden in een aanvulling op de ZWuitkering van werknemers die ziek uit dienst zijn getreden. Door het tekenen van de machtiging, draagt u als werkgever de bevoegdheid tot vaststelling en uitvoering van het bovenwettelijke uitkeringsrecht over aan WWplus. Hiermee verandert er aan de taakstelling van WW-plus niets. Verschil voor WWplus is alleen dat niet langer de minister is die de feitelijke opdrachtgever voor de uitvoering van de genoemde regelingen is, maar dat dat nu de individuele schoolbesturen in het primair onderwijs zijn. Daarnaast leidt het tekenen van de machtiging ertoe dat WWplus namens u als werkgever optreedt wanneer ex-werknemer bezwaar maken tegen besluiten van WWplus, en als in aansluiting daarop gerechtelijke procedures volgen. Om te voorkomen dat u als werkgever in het primair onderwijs zelf als uitkeringsinstantie zou moeten optreden, raden we u ten zeerste aan de machtiging te tekenen. Punt van aandacht is wel dat voor werkgevers er geen mogelijkheid bestaat om in bezwaar te gaan tegen beslissingen van WWplus. In de praktijk zal daar ook weinig reden toe zijn, omdat bovenwettelijke uitkeringen alleen dan worden toekgekend wanneer UWV de wettelijke uitkering toekent. Bent u het als werkgever niet eens met de toekenning van een uitkering aan uw exwerknemer, dan kunt u in dat geval bezwaar aantekenen bij UWV. Bij toekenning van loonsuppleties is WWplus zelf beslissingsbevoegd. Indien een werkgever het in een voorkomend geval het niet eens zou zijn met beslissingen van WWplus ten aanzien van loonsuppleties van (ex-)werknemers, ontbreekt het de werkgever aan mogelijkheden om tegen deze beslissingen in bezwaar te gaan. Professioneel inspelen op onderwijsontwikkelingen, even voorstellen: Partners & Van Heun Omdat verschillende schoolbesturen goede ervaringen hebben met Partners & Van Heun hebben we afgesproken dat we Partners & Van Heun in deze Akordactueel onder uw aandacht brengen. Jaargang 2014/3 -5- Wie zijn Partners en Van Heun? Partners en Van Heun werkt met een klein team van betrokken specialisten. ‘Partners’ in de naam staat voor u, als opdrachtgever, en de zelfstandige disciplines uit hun netwerk. Onderstaand model is van de hand van Partners en Van Heun en weerspiegelt hun visie op onderwijs(huisvesting). Hun visie is dat door professioneel, en daarmee efficiënt en effectief, beheer van uw vastgoed c.q. huisvesting, deze als vliegwiel kan acteren voor het grote tandwiel. Met andere woorden, door professioneel beheer kunnen er op organisatorisch vlak voordelen worden gerealiseerd die serieus doorwerken in de totale begroting. Wilt u hier meer over weten, dan kunt u contact opnemen met Partners & Van Heun, mailadres [email protected], telefoonnummer 0548-61 96 06 Jaargang 2014/3 -6- Onderwijs Bestuursakkoord: De school van 2020 Het ministerie van Onderwijs en de PO raad hebben in hun bestuursakkoord afgesproken hoe de school van 2020 er uit moet zien: • De school zorgt voor uitdagend en toekomstgericht onderwijs dat inspeelt op de talenten en leerbehoeften van alle individuele leerlingen. • De school biedt onderwijs van hoge kwaliteit. Dit begint met de basisvaardigheden die alle leerlingen in alle tijden nodig hebben. Ook is er aandacht voor een brede persoonlijke en maatschappelijke vorming. • In de school werken teams van leraren, onderwijsondersteunend personeel en schoolleiders die zich individueel en als collectief ontwikkelen in hun professionaliteit. Deze teams maken de school van 2020 mogelijk. • De school stelt de leerling centraal en draagt bij aan doorgaande leer- en ontwikkellijnen. Het akkoord is opgebouwd langs vier thema’s, de actielijnen: 1. Talentontwikkeling door uitdagend onderwijs; 2. Een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering; 3. Professionele scholen; 4. Doorgaande ontwikkellijnen. Deze actielijnen worden nader uitgewerkt in verschillende hoofdstukken die ieder elementen omvat die binnen dit thema aandacht behoeven. Voor wat betreft de digitalisering wordt het van groot belang geacht om een goed gebruik van digitale leermiddelen te bevorderen en tevens een goede infrastructuur op landelijke niveau te ontwikkelen. De PO-Raad heeft een sectoraal leermiddelenbeleid ontwikkeld, dat als een soort ‘programma van eisen’ aan de educatieve uitgevers is voorgelegd. Het “Doorbraakproject” heeft aandacht voor de noodzakelijke randvoorwaarden zoals digitaal leermateriaal en de toegang daartoe, inzicht en informatie, infrastructuur en connectiviteit, privacybescherming en prijsmodellen. De uitgaven voor schoolboeken die de scholen in de afgelopen jaren hebben gedaan, kennen een afschrijvingstermijn van tien jaar. Scholen die op dit moment de overstap willen maken van analoog naar digitaal hebben de eerste jaren te maken met afschrijvingskosten op de schoolboeken, terwijl er tegelijkertijd geïnvesteerd wordt in ICT. Binnen het Doorbraakproject Onderwijs en ICT wordt gezocht naar oplossingen voor dit probleem waarbij grootschalig moet worden geïnvesteerd terwijl gelijktijdig bekend is dat de schoolbesturen feitelijk niet beschikken over deze financiële ruimte. Daarbij wordt gedacht aan het creëren van een investeringsfonds waaruit schoolbesturen tegen gunstige voorwaarden kunnen lenen om de noodzakelijke investeringen mogelijk te maken. Op grond van het bestuursakkoord wordt van de schoolbesturen verwacht dat zij in 2015 de beschikking hebben over een implementatie- en investeringsplan voor onderwijs en ICT, gebaseerd op hun visie op onderwijs. Verwacht wordt dat in 2020 door 90% van de scholen dagelijks gebruik wordt gemaakt van digitaal leermateriaal in het primair proces en dat de leerkrachten daarmee om kunnen gaan in de dagelijkse praktijk. De bekostiging is voorzien via de prestatiebox. Talentontwikkeling (ook toptalenten) voor elk kind en brede vorming voor alle leerlingen maken eveneens deel uit van actielijn 1. Scholen leggen hun eigen accenten met betrekking tot de brede vorming van leerlingen zoals met betrekking tot burgerschap, cultuur- en techniekonderwijs en ‘gezond schoolplein’. Om deze brede vorming van alle leerlingen te bevorderen wordt in het akkoord, naast taal en rekenen, de komende periode ook ingezet op techniekonderwijs en cultuureducatie. Een rijk aanbod in wetenschap en technologie op school stimuleert bovendien een onderzoekende houding van leerlingen. Digitale leermiddelen bieden volgens de samenstellers van het bestuursakkoord bij uitstek de mogelijkheid voor leerlingen om onderzoekend en ontdekkend te leren, waardoor zij ook leren hun creativiteit aan te wenden om problemen op te lossen. Het programma Cultuureducatie van 2012 wordt voortgezet zodat de kwaliteit van het cultuuronderwijs zal worden bevorderd en creativiteit bij leerlingen wordt aangewakkerd. Jaargang 2014/3 -7- Het ministerie van Onderwijs geeft opdracht aan het Platform Bèta Techniek voor een actieplan om het behalen van de ambities uit het Techniekpact te bevorderen. Op weg naar de school van 2020 zal een herbezinning op de huidige kerndoelen plaatsvinden zodat een toekomstgericht en samenhangend onderwijsaanbod gewaarborgd wordt. Om met succes het onderwijs daadwerkelijk te verbeteren zijn er volgens de samenstellers van het bestuursakkoord drie factoren nodig die er toe doen: - scholen en hun bestuur werken met een planmatige cyclus van kwaliteitszorg, - het systematisch organiseren van een ‘kritische vriend’ van binnen of buiten de instelling, - een goed personeelsbeleid waarbij alle leraren en schoolleiders zich professioneel kunnen ontwikkelen. Om die reden is afgesproken dat alle scholen en besturen in 2017 werken op basis van een planmatige cyclus van kwaliteitszorg, waarin een jaarlijkse zelfevaluatie is opgenomen. Alle scholen voldoen in 2017 aan de minimumnormen voor kwaliteit. Zeer zwakke of zwakke scholen, verbeteren zich binnen een schooljaar onder meer door deelname aan het verbeterprogramma (Goed Worden en Goed Blijven). Voor scholen met het predicaat ‘basisarrangement’ die over veel verbeterpotentieel beschikken, start in 2015 een pilot met 100 scholen. De scholen die deelnemen aan deze pilot kunnen gebruikmaken van een effectief verbeterprogramma. In 2010 heeft de Algemene Ledenvergadering van de PO-Raad de Code Goed Bestuur in het primair onderwijs vastgesteld. De sector po heeft in juni 2014 enkele volgende stappen gezet door de noodzaak van permanente professionalisering van het bestuur op te nemen in de Code Goed Bestuur po. Van elk bestuur wordt verwacht dat deze zijn eigen professionaliseringsagenda zal opstellen, waarin het bestuur zijn bestuurlijke opgave beschrijft en tevens aangeeft of zijn bestuurlijk vermogen voldoende is om de bestuurlijke opgave te volbrengen. Een helder geformuleerde bestuurlijke opgave kan ook een centraal ijkpunt zijn in het gesprek tussen het bestuur en de intern toezichthouder. Op sectorniveau zal een monitorcommissie worden ingesteld die monitort hoe de professionalisering van het bestuur in het po zich ontwikkelt en hoe het gaat met de naleving van de Code binnen de sector. Het visitatiestelsel binnen de sector zal worden doorontwikkeld. De professionalisering moet de besturen in staat stellen om in 2017 integraal beleid te voeren, waarin ze sturen op onderwijskwaliteit en waar ze het financieel management en het HRM-beleid op afstemmen. Zowel door middel van Vensters PO als via andere communicatiemiddelen (eigen website, jaarverslag, nieuwsbrieven) maken schoolbesturen aan hun omgeving duidelijk wat hun visie op onderwijs is. Alle scholen zullen in 2017 een samenhangende set van centrale en decentrale indicatoren presenteren. Elke school plaatst de uitkomsten met een eigen toelichting in de lokale context. In het kader van verdere uitbouw van de professionaliteit is afgesproken dat alle leraren in 2020 de differentiatievaardigheden beheersen (vakbekwaam). In 2017 wordt gebruik gemaakt van een gevalideerd instrument waarmee de didactische vaardigheden van de leraar in beeld gebracht worden. Startende leraren zijn in maximaal drie jaar basis bekwaam. Vanaf uiterlijk 2017 is sprake van planmatige begeleiding van elke startende leraar, op basis van een jaarlijkse vaardigheidsmeting. Het lerarenregister wordt verbonden aan het school- en werkgeversperspectief en door werkgevers betekenisvol ingebed binnen het strategisch HRM-beleid. Het is goed om een universitaire lerarenopleiding voor het basisonderwijs in te richten, naast de academische pabo’s. Via de universitaire studenten komt er een directe koppeling tussen het primair onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Diversiteit in schoolteams leidt tot een betere verdeling van taken en als mensen beter zijn toegerust voor die specifieke taak, ook tot een kwaliteitsverbetering. Door meer diversiteit in de schoolteams ontwikkelen scholen zich tot leergemeenschappen en tot professionelere organisaties. Bij diversiteit kunnen sommige leraren zich richten op het benutten van onderzoekende vaardigheden, anderen zetten hun specialisme in zoals in de taal- of rekendidactiek, cultuureducatie, techniek, gezonde leefstijl, of ICT, of in het omgaan met zorgleerlingen, enzovoort. Jaargang 2014/3 -8- Diversiteit in taken en verantwoordelijkheden biedt aanknopingspunten voor verdere functiedifferentiatie. Met een onderwijsgerichte master- of vakdidactische opleiding krijgen leraren kennis en vaardigheden aangereikt die passen bij opbrengstgericht werken in het onderwijs, het omgaan met verschillen en het versterken van de innovatiekracht van het onderwijs. Schoolbesturen bevorderen dat personeelsleden onderzoekende vaardigheden verkrijgen. Er wordt naar gestreefd dat in 2020 30% van de leraren een wo-bachelor of een hbo-/ universitaire master heeft afgerond. Dit maakt deel uit van het opleidingsbeleid van de besturen. Het gebruik van de Lerarenbeurs voor een master zal daarvoor aantrekkelijker worden gemaakt door extra vervangingsvergoeding en versoepeling van de voorwaarden. Het ministerie van OCW faciliteert verschillende routes om het aantal masters te verhogen, waaronder een leerwerktraject voor talentvolle afgestudeerde masters en academici en maatwerktrajecten voor zijinstromers. Het belang van goede schooleider wordt onderstreept door de verplichte inschrijving in het Schoolleidersregister. Op dit moment zijn al bijna 6000 schoolleiders ingeschreven in het schoolleidersregister PO. In de cao PO is de verplichting tot registratie opgenomen, evenals het recht op een professionaliseringsbudget van € 2.000 per schoolleider per jaar. Op grond van het bestuursakkoord werken in 2018 alle schoolleiders aan het onderhoud van hun bekwaamheid en registreren zich in het schoolleidersregister PO en voldoen zij aan de registratie-eisen: een afgeronde schoolleidersopleiding of een vergelijkbaar kennis- en vaardigheidsniveau. Onderdeel van de activiteiten vormt een programma voor collegiale visitatie door schoolleiders. Ten behoeve van de doorgaande ontwikkellijnen zal het ministerie van onderwijs samen met het ministerie van sociale zaken één integraal kwaliteitskader ontwikkelen voor integrale kindcentra, zodat er minder toezicht nodig is. Ook de partners van de Gezonde School en het Nationale Preventie Programma zullen worden betrokken bij het maken van afspraken om de ambitie te realiseren. In principe dient iedere school vanaf 2017 minimaal twee lesuren per week bewegingsonderwijs te bieden en waar mogelijk drie lesuren. Alle lesuren worden dan gegeven door een bevoegde leerkracht (ALO of PABO met LO-bevoegdheid). De Lerarenbeurs wordt opengesteld voor leraren om een brede bevoegdheid gym te behalen, zonder dat hun recht op vergoeding van een bachelor- of masteropleiding vervalt. Met ingang van schooljaar 2015/2016 rapporteert de verplichte eindtoets voor alle leerlingen in het basisonderwijs over hun vaardigheid ten opzichte van de referentieniveaus. Deze gegevens worden in het kader van de Overstapservice Onderwijs (OSO) tussen primair en voortgezet onderwijs uitgewisseld. Het schooladvies zal leidend zijn binnen de regionale afspraken over de overgang povo. Er zal een wetgevingstraject worden gestart dat zich richt op de ontvlechting van het so en het vso. De uitwerking van de ontvlechting (bijvoorbeeld met betrekking tot de bevoegdheid van leerkrachten zal dit najaar nog worden opgestart). Periodiek zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering van de afspraken. Jaargang 2014/3 -9- Financiën Buitenkantonderhoud Er zal tot overheveling van het zogenaamde “buitenkant onderhoud” worden overgegaan per 1 januari 2015. Aanvankelijk zou € 256 miljoen uit het Gemeentefonds wordt overgeheveld naar de scholen ten behoeve van de huisvesting. Volgens de meest recente publicaties gaat het echter om een uitname van 158,8 miljoen euro uit het gemeentefonds. De wetgever gaat ervan uit dat van ‘achterstallig’ onderhoud geen sprake behoeft te zijn (!) Schoolbesturen met relatief veel oudere, onderhoudsgevoelige gebouwen en schoolbesturen met een beperkte omvang zouden relatief grote problemen kunnen ondervinden door de overheveling zodat het voornemen bestaat om voor deze besturen in drie jaar een overgangsbudget van in totaal 30 miljoen euro beschikbaar te stellen. Dit budget wordt rechtstreeks uitbetaald aan het schoolbestuur. De overgangsregeling biedt mogelijkheden tot het verkrijgen van extra budget voor de volgende schoolbesturen: • Schoolbesturen met een MI-inkomst van: < € 750.000,- en gebouw(en) van 15 jaar of ouder. • Schoolbesturen met een MI-inkomst van: > € 750.000,waarvan 70% van de gebouwen ouder is dan 40 jaar. Schoolbesturen die binnen één van deze groepen vallen, zullen verspreid over 2 of 3 jaar een aanvullende vergoeding per ‘oud’ schoolgebouw ontvangen. Vooralsnog spreekt men hierbij over een bedrag van € 23.000,- afgestemd op een gebouw voor een gemiddelde school (dus ongeveer 220 leerlingen). Een grotere school ontvangt een ruimere vergoeding en een kleinere school een lagere vergoeding. Er worden een aantal voorwaarden verbonden aan de overgangsregeling: • Voor het bepalen van de leeftijd van het gebouw wordt als peildatum 1 januari 2015 en het oorspronkelijke bouwjaar gehanteerd. • Het te ontvangen budget wordt uitgedrukt in termen van de bekostiging, ofwel een maximale vergoeding voor materiele instandhouding (MI). • Het bouwjaar van de (hoofd)vestiging is bepalend voor de aanvullende bekostiging. In het wetsvoorstel is in het overgangsrecht bepaald dat de aanvragen die in 2014 zijn ingediend voor onderhoud en aanpassing in 2015 niet meer voor een gemeentelijke vergoeding in aanmerking komen wanneer de wet per 1 januari 2015 wordt ingevoerd. Werkkostenregeling Per 1 januari 2015 zal de werkkostenregeling verplicht voor alle werkgevers worden ingevoerd. Wanneer de werkkostenregeling nog niet toegepast wordt, dient u vóór deze datum een aantal keuzes te maken. De regeling in het kort De werkkostenregeling vervangt de diverse bestaande fiscale regelingen van belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. In plaats daarvan worden alle vergoedingen en verstrekkingen tot het loon van de werknemer gerekend. De werkgever heeft hierbij de keuze een vergoeding/verstrekking bij de werknemer te belasten of dit als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen. Voor de werkgever geldt hierbij een vrije ruimte van 1,2% (2015) van de totale fiscale loonsom van het betreffende kalenderjaar. Wanneer de vergoedingen/verstrekkingen in een kalenderjaar boven deze vrije ruimte uitkomen, dient over het meerdere 80% eindheffing te worden betaald. Gerichte vrijstellingen Voor verschillende vergoedingen/verstrekkingen bestaat een gerichte vrijstelling, deze vallen niet binnen de vrije ruimte en mogen onbelast aan de werknemer vergoed worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om reiskosten openbaar vervoer en dienstreizen tot € 0,19 per kilometer. Jaargang 2014/3 - 10 - Nihilwaardering Naast de gerichte vrijstellingen vallen ook de nihil waarderingen buiten de vrije ruimte. Alleen voorzieningen op de werkplek mogen op nihil gewaardeerd worden, bijvoorbeeld arbo-voorzieningen en apparatuur op de werkplek. Keuzes maken Voor 1 januari 2015 dient u als werkgever te bepalen welke vergoedingen/verstrekkingen in de vrije ruimte worden ondergebracht en welke bij de werknemer worden belast. Tevens dient een methode gekozen te worden voor het bepalen van de vrije ruimte en het toetsen van de vergoedingen/verstrekkingen aan die vrije ruimte. De Belastingdienst heeft hier 3 methodes voor vastgelegd. Tijdens de begrotingsbespreking zal bekeken worden hoe groot de vrije ruimte is en welke betalingen hier onder kunnen vallen. Wij zullen de regeling met u bespreken en bekijken welke keuzes gemaakt kunnen worden. Jaargang 2014/3 - 11 - Personeel Onderhandelaarsakkoord CAO PO De PO-Raad heeft op 2 juli een onderhandelaarsakkoord bereikt met de onderwijsvakbonden over een cao voor het primair onderwijs. De nieuwe CAO PO 2014-2015 loopt van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015. Voor het eerst in jaren is er een salarisverhoging voorzien en wel van 1,2% dat in principe wordt toegepast vanaf 1 september 2014. Omdat de achterbannen van de vakbonden en de PO-raad nog moeten instemmen met het onderhandelaarsakkoord zal de salarisverhoging feitelijk vanaf oktober 2014 met terugwerkende kracht worden uitbetaald……tenminste als de achterbannen instemmen met het onderhandelaarsakkoord. Omdat met de loonstijgingen geen rekening is gehouden zullen veel besturen aandacht dienen te besteden aan de begrotingsconsequenties, zeker nu over de dekking van deze extra kosten nog geen volledige duidelijkheid bestaat. In algemene zin kan vastgesteld worden dat de extra kosten macro economisch gezien worden gedekt door nieuwe en vrijvallende middelen, maar dat zegt niets over het werkelijke effect voor de individuele schoolbesturen. Zo wordt een opbrengst berekend vanuit de hogere bijdrage van de baporegeling, maar die zal niet behaald worden bij scholen waar relatief jong personeel is benoemd. Het akkoord behoeft op onderdelen nog een verdere uitwerking. Zoveel is wel duidelijk: de afspraken rond de Bapo zijn uiterst complex en worden op dit moment nog wat verschillend uitgelegd. Schoolbesturen zullen de komende periode veel intern overleg moeten voeren over het toekomstige taakbeleid binnen de scholen en de eventuele individuele afspraken die dat met zich meebrengt. Vergeet daarbij niet de medezeggenschapsraden ook te betrekken omdat de veranderingen hun schaduwen vooruit zullen werpen op diverse beleidsterreinen. In de lijn van de afspraken in het bestuursakkoord zal in de nieuwe cao de nodige aandacht worden besteed aan de professionalisering. Voorzien is een loopbaan die bestaat uit 3 fasen: startbekwaam (3 jaar), basisbekwaam (4 jaar) en vakbekwaam. Een leerkracht die de PABO-opleiding heeft afgerond wordt gekwalificeerd als “startbekwaam” maar iedere leerkracht moet uiteindelijk “basisbekwaam” worden. Deze niveaus worden teruggevonden in de bezoldiging van de leerkrachten. Voor startende leerkrachten wordt een extra budget toegekend van 40 uur per jaar die besteed kunnen worden aan professionalisering. De startende leerkracht heeft recht op begeleiding door een coach (niet zijnde de direct leidinggevende). De startende leerkracht en de werkgever leggen de afspraken over hoe tot basisbekwaamheid te komen, vast in een persoonlijk ontwikkelingsplan. De focus van de startende leerkracht voor lesgeven, voor- en nawerk en professionalisering in deze fase van diens loopbaan ligt voor de hand. Indien de basisbekwaamheid eerder wordt bereikt dan na drie jaar wordt de leraar ingepast in de vierde periodiek van zijn salarisschaal (bv. LA4). Zodra de vierde periodiek wordt toegekend, bestaat er geen recht meer op de extra 40 uur voor de startende leerkracht. Het niet behalen van de basisbekwaamheid kan na drie jaar rechtspositionele gevolgen hebben. Zodra de leerkracht basisbekwaam is, worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan afspraken gemaakt om te komen tot vakbekwaamheid. Ook hier geldt dat de leerkracht op de gebruikelijke wijze de periodieke verhogingen ontvangt. Indien de vakbekwaamheid eerder wordt bereikt dan er volgens het huidige periodiekensysteem recht is op de achtste periodiek van de bij de functie behorende salarisschaal (bv. LA8) wordt de leraar ingeschaald in die achtste periodiek. Alle werknemers (met uitzondering van schoolleiders) hebben recht op 2 klokuren per werkweek (deeltijders naar rato) voor hun professionele ontwikkeling naast eventuele opgedragen scholing. Op schoolniveau (brinnummer) is per FTE gemiddeld € 500,00 beschikbaar ten behoeve van professionalisering. De werknemer verantwoordt zich (achteraf) over zijn professionaliseringsactiviteiten. De bepalingen rondom de 10 % deskundigheidsbevordering komen te vervallen. De maximale werktijd per jaar blijft 1659 uur. Het huidige systeem van de jaartaak wordt omgezet naar een 40-urige werkweek (=WTF 1). De pauze wordt in de cao gedefinieerd. De arbeidsduur wordt omgezet in een benoeming in uren per week. Zittende personeelsleden krijgen door de omrekening van de werktijdfactoren een benoeming in uren en minuten per week, nieuwe personeelsleden uitsluitend in hele uren met een minimale betrekkingsomvang van 8 uur (0,2 FTE/WTF, nog niet duidelijk is of het begrip WTF zal worden vervangen door het oude begrip FTE). Jaargang 2014/3 - 12 - Bij een 40-urige werkweek heeft een werknemer recht op 428 klokuren vakantieverlof (inclusief feestdagen) (deeltijders naar rato). Het vakantieverlof wordt opgenomen tijdens de schoolvakanties. Bij de vaststelling van het bestuursformatieplan door het bestuur met instemming van de PGMR vindt verantwoording plaats van de verhouding tussen het aantal leerlingen en leraren per school (brinnummer). Taakbeleid: basismodel en overlegmodel Het basismodel met betrekking tot het taakbeleid verschilt niet wezenlijk van de “oude” CAO bepalingen: er is sprake van maximaal 930 uur per jaar aan lessentaken of behandeltaken. In onderling overleg tussen werkgever en werknemer kan per jaar op schriftelijk verzoek van de werknemer een hoger maximum dan 930 uur worden overeengekomen (dit geldt niet voor startende leerkrachten). De kern van het overlegmodel is dat niet langer sprake is van een maximale lessentaak van 930 uur, maar dat op schoolniveau afspraken worden gemaakt over de verdeling van de verschillende taken. Aan het geven van les is voor- en nawerk verbonden. Deze uren worden uitgedrukt in een opslagfactor. De opslagfactor wordt vastgesteld tussen de 35 en 45% van de lesuren en de lesgebonden en/of behandeltaken. De keuze voor het overlegmodel dient iedere drie jaar opnieuw ter instemming aan PMR en het personeel van die school voorgelegd te worden. Voor de zomervakantie worden individuele afspraken gemaakt tussen werkgever en werknemer over de taken, de werkdagen en worden afspraken gemaakt over de dagen waarop de werknemer lesgeeft. Op basis van het geformuleerde beleid wordt de individuele opslagfactor bepaald. Voor de uitvoering van alle modellen en alle nieuwe afspraken geldt dat de veranderingen niet mogen leiden tot verlies van werkgelegenheid. Er vervallen twee regelingen: - De BAPO - De leeftijdsuren OOP (art. 6.35 cao) De nieuwe regeling voor duurzame inzetbaarheid bestaat uit drie elementen: • Een budget van 40 uren voor iedereen (naar rato); • Een bijzonder budget voor startende leraren; • Een bijzonder budget voor oudere werknemers. Met ingang van 1 oktober 2014 geldt voor alle werknemers een budget van 40 uur per jaar voor duurzame inzetbaarheid (deeltijders naar rato van hun deeltijdfactor) voor zaken als studieverlof, coaching (tijd en geld), oriëntatie op mobiliteit (‘stage’ bij andere werkgever of andere school), niet-plaats- en tijdgebonden werkzaamheden. Het gaat hierbij niet om vrij opneembaar verlof. In overleg kan worden afgesproken dat het budget drie jaar wordt gespaard voor een vooraf afgesproken doel. Als de uren van deze regeling na een jaar (of bij sparen na drie jaar) niet zijn gebruikt, dan overleggen werknemer en werkgever of en hoe de uren alsnog worden gebruikt. Bij ontslag op initiatief van de werkgever vindt uitbetaling plaats van volgens afspraak gespaard studieverlof. In het kader van het bijzonder budget voor oudere werknemers bestaat de mogelijkheid een langere spaarperiode overeen te komen. Een werknemer heeft vanaf 57 jaar recht op een bijzonder budget in tijd van 130 uur per jaar (deeltijders naar rato) naast het duurzame inzetbaarheidsbudget van 40 uur. Oudere werknemers kunnen deze uren ook inzetten voor verlof. Ook het duurzame inzetbaarheidsbudget van 40 uur kan dan voor verlof worden ingezet. Bij gebruik voor verlof is een eigen bijdrage van toepassing van 50% over het salaris van maximaal 130 uur verlof en 40% voor de werknemer die benoemd is in een functie met schaal 8 of lager. De oudere werknemer heeft recht op het bijzondere budget indien voor hem sprake is van een recht van minimaal 45 uur op jaarbasis. Het totale budget kan op basis van een vooraf ingediend plan maximaal 5 jaar worden gespaard. De opname van dit gespaarde budget kan nooit meer bedragen dan 340 uur per jaar. In dat geval wordt de eigen bijdrage gebaseerd op maximaal 260 uur. Het recht op het bijzonder budget voor oudere werknemers bestaat tot aan de pensioendatum, maximaal tot aan de AOW-leeftijd. Elders in deze Akorda-actueel aandacht voor de overgangsregelingen met betrekking tot de Bapo. Personeelsleden die zitting hebben in de ondersteuningsplanraad (OPR) hebben recht op 60 klokuren per jaar. Aan de faciliteiten voor de voorzitter van de MR worden, indien dit een werknemer is, 20 klokuren toegevoegd. Indien de voorzitter een ouder is, worden de 20 uur toegekend aan de secretaris indien deze een werknemer is. Jaargang 2014/3 - 13 - De herregistratie-eisen voor het schoolleidersregister, zoals opgesteld door het bestuur van het schoolleidersregister, worden opgenomen in de cao. De rechtspositionele gevolgen van niet-herregistratie van schoolleiders worden vastgelegd in de cao. Een schoolleider die niet voldoet aan de eisen van herregistratie en zodoende niet meer opgenomen is in het schoolleidersregister, kan zijn functie niet meer uitoefenen. Het ontbreken van de herregistratie is een ontslaggrond, omdat de schoolleider niet meer inzetbaar is in zijn functie. De werkgever zal de schoolleider een andere functie aanbieden, mits hij daarvoor gekwalificeerd is en zo’n functie beschikbaar is. Er komt een Werkgroep Sociale Zekerheid die voor 1 januari 2015 voorstellen moet doen over: (1) WW, (2) de WOPO (bovenwettelijke ontslaguitkering) waarbij ook de verschuiving van de AOW-leeftijd in de WOPO kan worden opgenomen (3) de gevolgen van de WWZ voor de cao, het werkgelegenheids- en/of ontslagbeleid, de rol van het DGO en de rechtsbescherming van het personeel en de aanpassing van de cao aan de ketenbepaling het tegengaan van misbruik van payroll- en draaideurconstructies. Boetes ABP Ook het ABP beschikt over een nieuw geautomatiseerd systeem. De afgelopen maanden was dat in de gegevensuitwisseling zo nu en dan merkbaar omdat uitgewisselde gegevens niet geheel klopten (verliep niet geheel vlekkeloos zoals het ABP dat zelf omschrijft). Alle besturen hebben enige tijd geleden een brief ontvangen van het ABP over de voorwaarden voor de gegevensaanlevering. In deze brief laat het ABP weten dat de aanlevertermijnen worden bekort. Vanaf 1 mei 2014 worden extra kosten in rekening gebracht indien gegevens niet tijdig worden aangeleverd. In een 7 stappenplan heeft het ABP informatie verstrekt over de zogenaamde “rappelcyclus” die wordt gehanteerd. Inmiddels constateren we dat de terugwerkende kracht mutaties en ook opgestarte – incomplete- dossiers (bijvoorbeeld omdat er nog verklaringen of diploma’s ontbreken) worden beschouwd als gegevens waarop de extra kosten van het ABP in rekening worden gebracht. Om deze kosten te voorkomen is het zaak om dossiers tijdig aan te leveren en de terugwerkende kracht mutaties zo veel mogelijk te beperken! Modernisering Vervangingsfonds Terwijl de CAO partners gesprekken voeren over de beëindiging van het Vervangingsfonds, zijn het Vervangingsfonds en het Participatiefonds zelf volop bezig met vernieuwing en modernisering. Er is een reeks van maatregelen aangekondigd. Voor de korte termijn zijn daarbij de volgende punten van belang: (1) Er komen meer mogelijkheden voor de verruiming van het eigenrisicodragerschap. Per 1 januari 2015 kunnen schoolbesturen die goede resultaten boeken op het gebied van bijvoorbeeld verzuim, kiezen voor het eigenrisicodragerschap. De specifieke voorwaarden daarvoor zullen nog bekend worden gemaakt. (2) De kosten van vervanging van rechtspositioneel verlof (betreft cao PO artikel: 8.2, lid 8, 8.6, 8.7, 8.8 en 8.18) worden niet langer vergoed met ingang van 1 januari 2015. Bij rechtspositioneel verlof moet u denken aan verlof bij verhuizing, huwelijk etc. Schorsing behoort niet tot het rechtspositionele verlof en wordt ook na 1 januari 2015 nog vergoed. (3) De invoering van de normvergoeding zal voor veel besturen wel consequenties hebben: de vergoeding bij ziekteverzuim zal worden vergoed op basis van verschillende klasses. Dus: de werkelijke kosten van de vervanging zullen niet langer worden vergoed maar er wordt een genormeerde vergoeding uitgekeerd. De hoogte van deze tabellen zal nog bekend worden gemaakt. Vooral bij schoolbesturen waarbij gebruik wordt gemaakt van vervangingspools waarin de wat oudere (en dus duurdere) leerkrachten worden geplaatst zal dit financiële consequenties hebben (en dus effect op de begroting). Jaargang 2014/3 - 14 - Wet werk en zekerheid In nummer 2 van Akorda Actueel van dit jaar schreven wij over de Wet Werk en Zekerheid en de daaruit voortvloeiende veranderingen wat betreft veranderingen m.b.t. ketenregeling en proeftijd, veranderingen m.b.t. opzegtermijn en nieuwe wetgeving en payroll. Dit keer zal ons focus liggen bij de wijzigingen in de WW alsmede, de mogelijke wijzigingen voor de WOPO (het voormalige BBWO), de rol van de Commissies van Beroep, het belang van personeelsdossiers en de kwestie van de bedenktijd van de werknemer die een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten. Wat verandert er in de WW? De periode van een werkloosheidsuitkering (WW) wordt vanaf 1 januari 2016 tot 2019 verkort van 38 naar 24 maanden. In cao’s kunnen werkgevers en vakbonden afspraken maken over de aanvulling na de 24 maanden. Hierover zijn in het sociaal akkoord in 2013 harde afspraken gemaakt. De bedoeling is dat mensen zo goed en snel als mogelijk naar een ander werk worden begeleid. Na een half jaar WW zullen werkzoekenden met ingang van 1 juni 2015 alle aan hen aangeboden werk moeten aanvaarden. De hoogte van de WW blijft in principe gelijk. Wel wordt de WW vanaf 2016 anders gefinancierd. De overheid gaat hier minder aan betalen en sociale partners nemen de rest voor eigen rekening door middel van cao-afspraken. Veranderingen in de WOPO De vermindering van de WW-duur heeft direct een beperking tot gevolg van de WWuitkeringslasten die in de diverse onderwijssectoren veelal geheel of gedeeltelijk voor rekening van de werkgever komen. Daarnaast heeft de vermindering van de WW-duur mogelijk ook effecten op de lasten die voor de werkgevers verbonden zijn aan de bovenwettelijke werkloosheidsregelingen in het onderwijs. In aanvulling op de WW kan bij cao de WW-periode met maximaal 14 maanden worden verlengd. Hierover is nog niets bekend. Onduidelijk is nu ook nog hoe de WOPO-uitkering (de technische aanpassing van de BBWO-uitkering) voor het PO zich daarmee kan verenigen. De PO-Raad heeft aangegeven deze bovenwettelijke WW aan te willen gaan scherpen en te beperken. In het Onderhandelingsakkoord voor de CAO-PO 2014 is de WOPO echter nog niet aangepast. Over de WOPO zal later nog wel worden gesproken met de vakbonden, aldus de PO-Raad. Welke effecten dit heeft voor WOPO gebruikers kunnen wij u nu nog niet vertellen. Commissies van Beroep Wat zijn nu de gevolgen van het wetsvoorstel voor de Commissie van Beroep? Allereerst is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer een amendement aanvaard dat voor het bijzonder onderwijs de mogelijkheid creëert om bij een identiteitsgebonden ontslag de preventieve ontslagtoets door de kantonrechter uit te schakelen. De voorwaarde daarvoor is wel dat voor een dergelijk ontslag dan toestemming wordt verleend door een onafhankelijke commissie. Bij een dergelijk ontslag kunnen de Commissies van Beroep dus een rol houden. Dergelijke ontslagen komen overigens niet veelvuldig voor. Ook voor andere besluiten dan ontslag, te denken valt aan disciplinaire maatregelen of de schorsing als ordemaatregel kan de commissie een rol houden. Er moet hierbij wel rekening worden gehouden met het feit dat de verplichte aansluiting van schoolbesturen uit de WPO en WVO verdwijnt. CAO partners zullen hier dus afspraken over moeten maken. Bedrijfseconomisch ontslag: Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid een onafhankelijke commissie aan te wijzen die de verplichte preventieve toets bij bedrijfseconomische ontslagen van het UWV overneemt. Ook hierin zouden de commissies een rol kunnen spelen. Voordeel daarvan is bijv. dat rekening gehouden kan worden met de specifieke situatie in het onderwijs. Het UWV beoordeelt een bedrijfseconomisch ontslag per instelling, d.w.z. per school en past het afspiegelingsbeginsel toe. Als er geen onafhankelijke commissie wordt aangewezen die de preventieve toets bij bedrijfseconomische ontslagen overneemt van het UWV zal dit tot problemen leiden voor scholen die ontslagbeleid hanteren. Als een schoolbestuur ontslagbeleid voert en diensttijd in het onderwijs als afvloeiingscriterium gebruikt zal het UWV (die het Jaargang 2014/3 - 15 - afspiegelingscriterium hanteert) als toestemming wordt gevraagd voor het ontslag van mening zijn dat de verkeerde mensen worden ontslagen. Arbitrage: Een geheel andere optie kan zijn dat de commissies van beroep omgevormd gaan worden tot geschillencommissies die een arbitraal vonnis kunnen wijzen. Er is een werkgroep Verbetering van de positie van de Commissie van Beroep ingesteld die pleit voor een dergelijke rol van de commissies. De bevoegdheid van de commissies zou dan verder moeten gaan dan nu het geval is en zich moeten uitstrekken tot alle zaken betreffende de arbeidsovereenkomst. Ze zouden in dat opzicht dus de rol van de kantonrechter overnemen en kunnen dan ook vergoedingen toewijzen. De gang naar de burgerlijke rechter wordt dan voor zowel werkgever als werknemer afgesloten. Er wordt hierover op dit moment nog druk overlegd. De CAO partners zullen hierover een beslissing moeten nemen. Het belang van personeelsdossiers Nog meer dan voorheen wordt het door de Wet Werk en Zekerheid van groot belang om het personeelsdossier zo volledig mogelijk te vullen. Eén van de maatregelen uit de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) is de hervorming per 1 juli 2015 van het ontslagrecht. Vanaf 1 juli 2015 zal de rechter het ontslag beoordelen aan de hand van een aantal strikte criteria. Omdat er minder ruimte is om af te wijken van de ontslagvergoeding zal de rechter eerder besluiten om het dienstverband niet te beëindigen als de dossieropbouw niet in orde is. Met de invoering van de wettelijke scholingsplicht in het kader van de WWZ per 1 juli 2015 is het ook belangrijk om het personeelsdossier goed op orde te hebben. De scholingsplicht houdt in dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen om scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. De werkgever mag dan bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst met de werknemer pas opzeggen als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in een andere functie, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is. Wat moet in het personeelsdossier staan? Zaken die in het personeelsdossier tenminste aanwezig moeten zijn: • een arbeidsovereenkomst en eventueel aanvullende bepalingen/afspraken welke door beide partijen getekend zijn; • een duidelijke functiebeschrijving; • een overzicht van gevolgde opleidingen; • ondertekende verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken; • correspondentie tussen werkgever en werknemer inzake de dienstbetrekking; • indien gehouden, verslagen van verbetertrajecten. Bedenktijd na ontslag Sluit uw schoolbestuur een vaststellingsovereenkomst met een werknemer, dan krijgt deze werknemer per 1 juli 2015 een bedenktijd van twee weken. Hij kan in die periode, zonder opgave van redenen, terugkomen op zijn ontslaginstemming. Dit mag hij echter doen slechts 1 keer per zes maanden. Zieke flexwerker wordt duur Werkgevers die zich niet tijdig voorbereiden op de nieuwe Ziektewet (BeZaVa) krijgen binnenkort de rekening gepresenteerd. Zieke (ex-)werknemers in 2014 zijn bepalend voor de premie van werkgevers in 2016. Een werkgever betaalt voor een flexwerker die tijdens of kort na afloop van het contract in de Ziektewet en vervolgens in de WGA belandt. Werkgevers beseffen dit onvoldoende, zo blijkt uit navraag bij een aantal arbodienstverleners. Dit terwijl met tijdige en adequate acties de kosten kunnen worden beheerst. Actief verzuimbeleid Het inrichten van goed preventie-, verzuim- en re-integratiebeleid is van belang. Arbodienstverleners zien dat een preventieve en proactieve aanpak, waarin ook aandacht is voor tijdelijke krachten en flexwerkers, vruchten afwerpt. Snel reageren, Jaargang 2014/3 - 16 - actief kijken naar mogelijkheden en een stimulerende re-integratieaanpak helpen om verzuim te beheersen– dat is de sleutel tot succes. Werk blijkt in veel gevallen de beste stimulans voor herstel. Dat vraagt om een intensieve en persoonlijke aanpak met interventie van specialisten. Werkgeversrisico's De Modernisering Ziektewet betekent een forse toename van de werkgeversrisico's. Sinds 1 januari 2014 betaalt een werkgever met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 een individuele Ziektewetpremie die stijgt wanneer een tijdelijke kracht ziek uit dienst gaat. Komt zo'n ex-werknemer vervolgens in de WGA terecht, dan volgt ook nog eens een hogere premie voor de WGA-flex. De financiële verplichting die daaruit voortkomt voor werkgevers kan tot twaalf jaar na beëindiging van het tijdelijke contract doorlopen. Iemand met een jaarinkomen van € 30.000 kan bij een maximale duur van de WGA een werkgever € 200.000 kosten. Jaargang 2014/3 - 17 - Aanpassing bapo-regeling na onderhandelingsakkoord Begin juli 2014 is er een onderhandelaarsakkoord bereikt omtrent de nieuwe CAO. Een belangrijke wijziging betreft de baporegeling: Oude regeling seniorenverlof/bapo (bij fulltime baan): Indien tenminste 5 jaar in het onderwijs werkzaam: • Vanaf 52 jaar bapoverlof 170 klokuren, bij de bepaling van het bapoverlof is de verhouding 104 lesuren/170 klokuren gebruikt. • Vanaf 56 jaar bapoverlof 340 klokuren, bij de bepaling van het bapoverlof is de verhouding 208 lesuren/340 klokuren gebruikt. • De eigen bijdrage is 35% voor onderwijzend personeel en 25% voor onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8. Bij een deeltijdbaan worden de uren naar rato omgerekend (verlofuren x wtf). Nieuwe regeling bijzonder verlof/duurzame inzetbaarheid (bij fulltime baan) per 1-10-2014: • Vanaf 57 jaar (is tien jaar voor AOW-leeftijd) 130 klokuren bijzonder verlof met een eigen bijdrage van 50% voor onderwijzend personeel en 40% voor onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8. • Daarnaast is het mogelijk de 40 klokuren voor duurzame inzetbaarheid op te nemen, zodat het verlof totaal 170 klokuren wordt. Over deze 40 uren wordt geen eigen bijdrage berekend. • Eventueel kunnen de uren van het bijzonder verlof en de uren voor duurzame inzetbaarheid worden gespaard om zo de laatste 5 jaar voor het bereiken van de AOW-leeftijd (67 jaar) alsnog gebruik te maken van maximaal 340 klokuren verlof. Bij een deeltijdbaan worden de uren naar rato omgerekend (verlofuren x wtf). Overgangsregelingen: Voor personeel dat op 30-9-2014 (uiterste ingangsdatum bapo-verlof is dan 1-9-2014) gebruik maakt van bapo zijn overgangsregelingen mogelijk: • Personeelsleden van 52 jaar tot en met 55 jaar kunnen daarvan gebruik maken: verlof oude regeling wordt omgezet in overgangsregeling voor 130 klokuren plus 40 klokuren duurzame inzetbaarheid, waarna bij 57 jaar automatisch de nieuwe regeling geldt. • Voor personeelsleden van 56 jaar en ouder is in aanvulling daarop nog een bijzondere overgangsregeling getroffen. Naast eerder genoemde uren worden 170 klokuren extra toegevoegd, waardoor het verlof maximaal 300 klokuren plus 40 klokuren duurzame inzetbaarheid wordt. Voor deze 170 klokuren geldt eveneens een eigen bijdrage van 50% voor onderwijzend personeel en 40% voor onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8. • Voor personeelsleden van 52 jaar en ouder worden eventueel gespaarde verlofuren vanuit de oude regeling beschikbaar gehouden om later op te nemen in overleg met de werkgever. Voor opname van deze gespaarde uren geldt een eigen bijdrage van 35% voor onderwijzend personeel en 25% voor onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8. • Personeelsleden van 52 jaar tot en met 55 jaar, die tot en met 30-9-2014 méér bapo opnemen dan hun jaarrecht en die eveneens vanaf 1-10-2014 willen blijven opnemen bovenop de toegekende 170 uren(130+40), kunnen desgewenst hun (extra) verlof financieren uit gespaarde bapo-uren, mits het spaarsaldo dit toelaat. • Personeelsleden van 56 jaar en ouder kunnen kiezen, naast de 170 klokuren (130 + 40), uitsluitend gespaarde verlofuren op te nemen en af te zien van de 170 uur extra overgangsrecht (i.v.m. lager kortingspercentage). Daarmee verliezen zij echter hun aanspraken op het extra overgangsrecht. De regeling zal nog worden verwerkt in de cao PO, die zal gelden tot en met 30-6-2015. Eind september wordt bekend of de CAO ook definitief wordt vastgesteld en in werking treedt. Jaargang 2014/3 - 18 - Jaargang 2014/3 - 19 - Jaargang 2014/3 - 20 - Sluitingsdata UNIT4 Wij verzoeken u vriendelijk de mutaties voor de salarisadministratie tijdig, regelmatig en gespreid naar ons kantoor te zenden. Hiervoor kunt u tot nader bericht onze mutatietool blijven gebruiken. September 2014 Betaaldatum 25 sept 2014 Oktober 2014 Uiterste inleverdatum Betaaldatum 10 okt 2014 24 okt 2014 November 2014 Uiterste inleverdatum Betaaldatum 12 nov 2014 25 nov 2014 December 2014 Uiterste inleverdatum Betaaldatum 10 dec 2014 22 dec 2014 Jaargang 2014/3 - 21 -
© Copyright 2025 ExpyDoc