AkordActueel 2014 nummer 3 - Akorda Onderwijsdienstverlening

informatiebulletin van akorda onderwijsdienstverlening
Jaargang 2014 /nr. 3
In deze uitgave o.a.
Ontwikkelingen binnen
Akorda
Regeling fusietoets
gewijzigd
Bestuursakkoord: de school
van 2020
Werkkostenregeling
Onderhandelaarsakkoord
CAO PO
Modernisering
Vervangingsfonds
Sluitingsdata UNIT4
Onderwijs geconfronteerd met
wel heel erg veel
Het schoolseizoen 2011veranderingen tegelijkertijd
2012 is al weer afgelopen,
de
achtste
groepers hebben
Terwijl
de schoolbesturen
voluit
bezig zijn om
regelingen
te treffen
afscheid
genomen
met
een
in verband met de opheffing van
musical
en zullen in het
samenwerkingsverbanden WSNS
nieuwe
schooljaar
de
en het maken
van afspraken
over
scholen
voorvan
het
voortgezet
het opstarten
nieuwe
samenwerkingsverbanden
Passend
onderwijs
bestormen als
Onderwijs, werd er landelijk al
brugpiepers.
weer nagedacht over de school in
2020.
De consequentie van de invoering
van Passend Onderwijs in de
praktijk van alle dag kan op dit
moment nog niet worden overzien,
zeker ook omdat binnen de regio’s
verschillende keuzes worden
gemaakt, toch is er een nieuwe
reeks van opdrachten bij de
besturen en de leerkrachten binnen
de scholen neergelegd:
De school in 2020 is volledig
digitaal (alle onderwijsmethoden
worden dus vervangen door
digitale methoden, leerkrachten
worden op dat moment
verondersteld de mogelijkheden
daarvan maximaal te kunnen
benutten). Na taal en rekenen
komen er nieuwe speerpunten in
het onderwijs: techniekonderwijs
en cultuureducatie. Er komt een
verplicht minimum aan
bewegingsonderwijs met de
verplichting deze uren te laten
geven door een bevoegde docent.
Van de verdere professionalisering
van leerkrachten wordt veel
verwacht. Afspraken rond deze
professionalisering zijn niet langer
vrijblijvend maar hebben
consequenties voor de bevordering
maar ook soms voor de vraag of
een ontslagprocedure moet worden
gestart. Ook schoolbesturen
moeten op cursus, aan hen wordt
gevraagd om een
professionaliseringsagenda op te
stellen en uit te voeren.
Voor zover er nog onvoldoende
overleg binnen de scholen werd
ervaren: de discussie over het
taakbeleid (basismodel of
overlegmodel) en
het effect van de regeling
duurzame inzetbaarheid (vervallen
Bapo en afspraken en planning
voor alle leerkrachten met
betrekking tot de inzet van deze
uren) zal de komende maanden de
nodige tongen in beweging zetten,
allereerst worden er op
schoolniveau afspraken gemaakt
en vervolgens zullen er op het
niveau van individuele
leerkrachten afspraken moeten
worden gemaakt en geregistreerd.
Het bestuursakkoord en het CAO
onderhandelaarsakkoord liggen in
het verlengde van elkaar. Veel
elementen van het
bestuursakkoord zullen derhalve
geformaliseerd gaan worden door
middel van de CAO die nog moet
worden bekrachtigd via de
zogenaamde ledenraadplegingen.
Vrouwenlaan 125, 8017 HR Zwolle / T 038 - 465 98 14 / F 038 - 466 08 97 / [email protected] / www.akorda.nl
Inhoudsopgave
Pagina
Algemeen
•
Toelatingsbeleid en verwijderingsbeleid
•
Bureaucratietoets
•
Ontwikkelingen binnen Akorda
•
De Krimp in het onderwijs
•
Regeling fusietoets gewijzigd
•
Machtig WW-plus voor uitvoering bovenwettelijke
sociale zekerheidsregelingen
•
Professioneel inspelen op onderwijsontwikkelingen,
even voorstellen Partners & Van Heun
Onderwijs
•
Bestuursakkoord: De school van 2020
3
3
3
4
4
5
5
7
Financiën
•
Buitenkantonderhoud
•
Werkkostenregeling
10
10
Personeel
•
Onderhandelaarsakkoord CAO PO
•
Boetes ABP
•
Modernisering Vervangingsfonds
•
Wet werk en zekerheid
•
Zieke flexwerker wordt duur
•
Aanpassing bapo-regeling na onderhandelingsakkoord
•
Sluitingsdata UNIT4
12
14
14
15
16
17
19
Jaargang 2014/3
-2-
Algemeen
Toelatingsbeleid en verwijderingsbeleid
Alle schoolbesturen beschikken over beleidsdocumenten die worden gehanteerd bij de
toelating, schorsing en verwijdering van leerlingen. De invoering van de Wet Passend
Onderwijs brengt met zich mee, dat herijking van deze documenten noodzakelijk kan
zijn.
Zo is onlangs door de Landelijke Geschillencommissie passend onderwijs (voorheen:
Landelijke Tijdelijke Geschillencommissie Ontwikkelingsperspectief) een uitspraak
gedaan over het besluit van een schoolbestuur om een leerling met het syndroom van
Down te verwijderen.
Het bevoegd gezag stelde daarbij dat het fysieke gedrag en het leergedrag van de
tienjarige van dien aard waren dat de school zich handelingsverlegen voelde.
De Commissie deelde de opvatting van het schoolbestuur vooralsnog niet.
Volgens de Commissie dient de school in een dergelijke situatie eerst
(1) het ontwikkelings-perspectief van de leerling te onderzoeken en bij te stellen.
(2) Bovendien moet de verwijderingsbeslissing goed gemotiveerd zijn door
duidelijkheid te geven over de ondersteuningsbehoefte en de
begeleidingsmogelijkheden die de school nog heeft en over de vraag welke school
wel geschikt zou zijn voor de opvang van deze leerling. Van de school mag in een
dergelijke situatie worden verwacht dat zij in overleg met de ouders een school gaan
zoeken die beter in staat zal zijn invulling te geven aan de ondersteuningsbehoefte.
Bureaucratietoets
Omdat de meerderheid van de Tweede Kamer vreest dat samenwerkingsverbanden de
oude bureaucratie, veroorzaakt door bijvoorbeeld lange verwijzingstrajecten
(overigens hebben we het hier gewoon over formele regelgeving die destijds door de
Tweede Kamer zelf tot stand is gebracht!), vervangen door nieuwe bureaucratie, heeft
de staatssecretaris toegezegd dat er een “bureaucratietoets” zal plaatsvinden. De POraad zet daar –terecht- vraagtekens bij: alle veranderingen roepen immers
uiteenlopende verwachtingen op zodat het verstandig is daarover juist goede en
duidelijke afspraken te maken.
Ontwikkelingen binnen Akorda
Het besluit van Raet om het onderwijssalarissysteem CASO te beëindigen heeft er toe
geleid dat alle schoolbesturen in Nederland genoodzaakt waren om over te stappen
naar een andere salarisverwerker. Voor alle salarisverwerkers die op de markt
beschikbaar waren gold dat de onderwijs-cao hele specifieke bepalingen kent die flink
verschillen van de in de markt meer gangbare cao’s. Na vergelijking van een aantal
aanbieders in een markt heeft Akorda gekozen voor het personeels-en salarispakket
van Unit4. Dit pakket is gekozen omdat het behoort tot een van de modernste
salarispakketten en omdat daaraan bovendien een aantal andere pakketten is
gekoppeld zoals het personeelsinformatiesysteem On-line en het rapportagepakket
Ultimview. Nu de personeels- en salarisadministratie al weer ruim twee jaar draait,
kinderziektes er uit zijn gehaald en de controleprocessen weer goed kunnen worden
toegepast, is ook begonnen om de financiële administratie te moderniseren met
behoud van de scanfaciliteiten waarover de scholen op dit moment al beschikken.
Indertijd is gekozen voor het scanpakket 20/20 Vision omdat dit pakket als enige de
mogelijkheid bood om maatwerkafspraken te maken met de verschillende besturen
over het autoriseren en controleren van de facturen. Omdat alle scholen en besturen
gewend zijn aan dit pakket en omdat dit pakket volledig individueel is ingeregeld,
heeft Akorda besloten om dit pakket te handhaven zodat er aan de “voorkant” voor de
scholen en de besturen niets zal veranderen. Aan de “achterkant” zal er gekoppeld
worden met een ander pakket. Wij hebben gekozen voor het financieel pakket van
AFAS dat heel gebruiksvriendelijk is en van waaruit direct uit het pakket rapportages
kunnen worden gemaakt evenals maatwerkrapportages. De koppeling tussen 20/20
Vision en AFAS heeft de afgelopen maanden de nodige voeten in de aarde gehad tot
hij stabiel was. Inmiddels is na een periode van trial and error stabiliteit in de
koppeling bereikt en zullen schoolbesturen gaandeweg worden “overgehaald” naar het
nieuwe systeem. Het overzetten van alle administraties zal nog voor het einde van het
jaar moeten zijn geëffectueerd. Het is op dat moment ook de bedoeling om individuele
afspraken te maken met de besturen over de rapportages, de wijze van aanleveren, de
mogelijkheden om zelf rapportages op te stellen enzovoorts.
Ook voor de kinderopvang hebben we gekozen voor een nieuw pakket, Flexkids,
omdat dit pakket veel meer mogelijkheden biedt om de diverse elementen van de
administratie rond kinderopvang binnen één pakket toe te passen.
Jaargang 2014/3
-3-
De inrichting en implementatie van dit pakket is min of meer onder “stoom en kokend
water” tot stand gekomen omdat enige schoolbesturen vlak voor de zomervakantie
hebben besloten failliete organisaties voor kinderopvang door te starten. Het
samenvallen van de faillissementen, de opstartstress en de zomervakantie was heel
veel tegelijk. Zoals op dit moment kan worden beoordeeld voldoet het pakket aan de
verwachtingen die we er van hadden.
Zoals bekend zijn er ten aanzien van payroll nog steeds ontwikkelingen gaande, onder
meer ten aanzien van de BTW afdracht. Akorda heeft bezwaar gemaakt tegen het
besluit van de belastingdienst dat voor deze activiteiten BTW in rekening dient te
worden gebracht. Inmiddels komen over vergelijkbare dossiers uitspraken binnen van
bijvoorbeeld de Hoge Raad. Deze uitspraken hebben ons doen besluiten onze
bezwaren te handhaven. Over de BTW kwestie vindt frequent overleg plaats met een
fiscaal jurist.
De krimp in het onderwijs
De krimp in het onderwijs heeft een lijvige notitie van staatssecretaris Dekker
opgeleverd die echter nog weinig concreet is. Uit de notitie blijkt dat veranderingen
mogen worden verwacht vanaf 2016 waarbij formele/informele samenwerkingsvormen
tot bestrijding van de krimp moeten leiden.
Zoals eerder al viel waar te nemen blijft de kleine scholentoeslag behouden.
Aangekondigd is dat fuserende scholen zes jaar lang een volledige (100%)
compensatie ontvangen van het bekostigingsverlies na de fusie. Deze maatregel gaat
al vanaf 1 augustus 2014 in. Voor scholen die in 2012 en 2013 zijn gefuseerd wordt
met terugwerkende kracht nog facilitering voorzien (van respectievelijk 3 jaar en 4
jaar vanaf 1 augustus 2015).
De regeling fusietoets wordt versimpeld: leerlingdaling wordt expliciet opgenomen als
rechtvaardigheidsgrond voor een fusie. Bij een leerlingdaling van 15% of meer wordt
geen advies meer aangevraagd bij de Commissie Fusietoets Onderwijs tenzij een heel
groot schoolbestuur ontstaat met een omvang vanaf 2500 leerlingen in het primair
onderwijs en 5000 leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Vanaf 1 augustus 2016 zal het naar verwachting gemakkelijker zijn om een
samenwerkingsschool en een samenwerkingsbestuur te vormen. De stichtingsnorm
wordt geschrapt als voorwaarde bij verplaatsing/verandering van denominatie.
Regeling fusietoets gewijzigd
Zeer recentelijk verscheen in de Staatscourant een wijziging op de regeling fusietoets.
Hiermee wordt het in bepaalde situaties mogelijk om zonder advies van de Commissie
Fusietoets (CFTO) een fusie te realiseren. De gewijzigde regeling geldt vanaf 11
september 2014.
Aanleiding voor de wijziging
De aanleiding om de regeling fusietoets te wijzigen zijn de ‘krimpbrieven’ van
staatssecretaris Dekker van 29 mei 2013 en 23 mei 2014. In deze brieven worden
diverse maatregelen aangekondigd, waaronder de versoepeling van de regeling
fusietoets.
Wat is er gewijzigd?
Met name het vierde artikel van de regeling is fors uitgebreid. In dit artikel, met als
kop ‘Noodzaak tot advisering’, staat vermeld wanneer de noodzaak tot advisering door
de CFTO ontbreekt. Er worden 6 uitzonderingen (a t/m e) benoemd. In grote lijnen
gaat het dan:
1. om een dreigende beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school
of opheffing van een openbare school;
2. om een bestuurlijke fusie in een gebied met meer dan 15% leerlingendaling in
een tijdvak van 5 jaar (wel met een maximum van 2499 leerlingen in het po
of 4999 in het vo);
3. om een institutionele fusie in een situatie waarbij meer dan 15%
leerlingendaling wordt verwacht.
Ook artikel 10 van de regeling is gewijzigd. In dit artikel gaat het om een significante
belemmering van een bestuurlijke fusie in het basisonderwijs. Er wordt nu onderscheid
gemaakt tussen sterk stedelijk gebied, zeer sterk stedelijk gebied en overige
gemeenten.
Jaargang 2014/3
-4-
Voor de sterk stedelijke en zeer sterk stedelijke gebieden geldt al een significante
belemmering als er sprake is van een marktaandeel meer dan 35% van het totale
onderwijsaanbod. Voor de overige gebieden blijft het aandeel van 50% van kracht.
Nieuw is hier ook de toevoeging van het woord ‘totale’ voor het woord
‘onderwijsaanbod’.
Daarnaast zijn de artikelen 14 en 15 gewijzigd. Deze artikelen gaan over significante
belemmeringen bij bestuurlijke respectievelijk institutionele fusies in het vo. Om te
voorkomen dat voor elke gemeente waar ook maar één leerling vandaan komt moet
worden bepaald hoe het zit met het resterende aanbod aan richtingen of variatie aan
pedagogisch-didactische aanpak, is er nu een grens gekomen van 10% of meer van
het aantal leerlingen.
Machtig WW-plus voor uitvoering bovenwettelijke sociale
zekerheidsregelingen
Bij een brief van 3 juli jl. zijn werkgevers in het primair onderwijs door de PO-Raad
verzocht om WWplus te machtigen voor de uitvoering van onder meer de WOPO en
ZAPO. We adviseren u - ook als u geen lid bent van de PO-Raad – deze machtiging te
tekenen en deze te retourneren.
Met de doordecentralisatie van de primaire arbeidsvoorwaarden per 1 januari jl. zijn
werkgevers in het primair onderwijs zelf verantwoordelijk geworden voor de uitvoering
van de bovenwettelijke sociale zekerheidsregelingen. De voorheen zelfstandige
regelingen BBWO en BZA, waarvan de minister zelf verantwoordelijk was voor de
uitvoering (en dit uitbesteedde aan een uitvoeringsinstantie), zijn nu integraal
onderdeel uit gaan maken van de cao (reformatorisch) PO. De WOPO regelt de
bovenwettelijke werkloosheidsuitkering waarop ex-werknemer in het primair onderwijs
onder voorwaarden recht op kunnen hebben. Ook het recht op loonsuppletie bij
benoeming in een lager betaalde functie maakt onderdeel uit van deze regeling. Het
ZAPO handelt onder meer over de verplichtingen van werkgever en werknemer bij
ziekte en re-integratie en voorziet onder voorwaarden in een aanvulling op de ZWuitkering van werknemers die ziek uit dienst zijn getreden.
Door het tekenen van de machtiging, draagt u als werkgever de bevoegdheid tot
vaststelling en uitvoering van het bovenwettelijke uitkeringsrecht over aan WWplus.
Hiermee verandert er aan de taakstelling van WW-plus niets. Verschil voor WWplus is
alleen dat niet langer de minister is die de feitelijke opdrachtgever voor de uitvoering
van de genoemde regelingen is, maar dat dat nu de individuele schoolbesturen in het
primair onderwijs zijn. Daarnaast leidt het tekenen van de machtiging ertoe dat
WWplus namens u als werkgever optreedt wanneer ex-werknemer bezwaar maken
tegen besluiten van WWplus, en als in aansluiting daarop gerechtelijke procedures
volgen. Om te voorkomen dat u als werkgever in het primair onderwijs zelf als
uitkeringsinstantie zou moeten optreden, raden we u ten zeerste aan de machtiging te
tekenen.
Punt van aandacht is wel dat voor werkgevers er geen mogelijkheid bestaat om in
bezwaar te gaan tegen beslissingen van WWplus. In de praktijk zal daar ook weinig
reden toe zijn, omdat bovenwettelijke uitkeringen alleen dan worden toekgekend
wanneer UWV de wettelijke uitkering toekent.
Bent u het als werkgever niet eens met de toekenning van een uitkering aan uw exwerknemer, dan kunt u in dat geval bezwaar aantekenen bij UWV. Bij toekenning van
loonsuppleties is WWplus zelf beslissingsbevoegd. Indien een werkgever het in een
voorkomend geval het niet eens zou zijn met beslissingen van WWplus ten aanzien
van loonsuppleties van (ex-)werknemers, ontbreekt het de werkgever aan
mogelijkheden om tegen deze beslissingen in bezwaar te gaan.
Professioneel inspelen op onderwijsontwikkelingen, even
voorstellen: Partners & Van Heun
Omdat verschillende schoolbesturen goede ervaringen hebben met Partners & Van
Heun hebben we afgesproken dat we Partners & Van Heun in deze Akordactueel onder
uw aandacht brengen.
Jaargang 2014/3
-5-
Wie zijn Partners en Van Heun? Partners en Van Heun werkt met een klein team van
betrokken specialisten. ‘Partners’ in de naam staat voor u, als opdrachtgever, en de
zelfstandige disciplines uit hun netwerk.
Onderstaand model is van de hand van Partners en Van Heun en weerspiegelt hun
visie op onderwijs(huisvesting). Hun visie is dat door professioneel, en daarmee
efficiënt en effectief, beheer van uw vastgoed c.q. huisvesting, deze als vliegwiel kan
acteren voor het grote tandwiel.
Met andere woorden, door professioneel beheer kunnen er op organisatorisch vlak
voordelen worden gerealiseerd die serieus doorwerken in de totale begroting.
Wilt u hier meer over weten, dan kunt u contact opnemen met Partners & Van Heun,
mailadres [email protected], telefoonnummer 0548-61 96 06
Jaargang 2014/3
-6-
Onderwijs
Bestuursakkoord: De school van 2020
Het ministerie van Onderwijs en de PO raad hebben in hun bestuursakkoord
afgesproken hoe de school van 2020 er uit moet zien:
•
De school zorgt voor uitdagend en toekomstgericht onderwijs dat inspeelt op
de talenten en leerbehoeften van alle individuele leerlingen.
•
De school biedt onderwijs van hoge kwaliteit. Dit begint met de
basisvaardigheden die alle leerlingen in alle tijden nodig hebben. Ook is er
aandacht voor een brede persoonlijke en maatschappelijke vorming.
•
In de school werken teams van leraren, onderwijsondersteunend personeel en
schoolleiders die zich individueel en als collectief ontwikkelen in hun
professionaliteit. Deze teams maken de school van 2020 mogelijk.
•
De school stelt de leerling centraal en draagt bij aan doorgaande leer- en
ontwikkellijnen.
Het akkoord is opgebouwd langs vier thema’s, de actielijnen:
1. Talentontwikkeling door uitdagend onderwijs;
2. Een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering;
3. Professionele scholen;
4. Doorgaande ontwikkellijnen.
Deze actielijnen worden nader uitgewerkt in verschillende hoofdstukken die ieder
elementen omvat die binnen dit thema aandacht behoeven.
Voor wat betreft de digitalisering wordt het van groot belang geacht om een goed
gebruik van digitale leermiddelen te bevorderen en tevens een goede infrastructuur op
landelijke niveau te ontwikkelen. De PO-Raad heeft een sectoraal leermiddelenbeleid
ontwikkeld, dat als een soort ‘programma van eisen’ aan de educatieve uitgevers is
voorgelegd.
Het “Doorbraakproject” heeft aandacht voor de noodzakelijke randvoorwaarden zoals
digitaal leermateriaal en de toegang daartoe, inzicht en informatie, infrastructuur en
connectiviteit, privacybescherming en prijsmodellen.
De uitgaven voor schoolboeken die de scholen in de afgelopen jaren hebben gedaan,
kennen een afschrijvingstermijn van tien jaar. Scholen die op dit moment de overstap
willen maken van analoog naar digitaal hebben de eerste jaren te maken met
afschrijvingskosten op de schoolboeken, terwijl er tegelijkertijd geïnvesteerd wordt in
ICT. Binnen het Doorbraakproject Onderwijs en ICT wordt gezocht naar oplossingen
voor dit probleem waarbij grootschalig moet worden geïnvesteerd terwijl gelijktijdig
bekend is dat de schoolbesturen feitelijk niet beschikken over deze financiële ruimte.
Daarbij wordt gedacht aan het creëren van een investeringsfonds waaruit
schoolbesturen tegen gunstige voorwaarden kunnen lenen om de noodzakelijke
investeringen mogelijk te maken.
Op grond van het bestuursakkoord wordt van de schoolbesturen verwacht dat zij
in 2015 de beschikking hebben over een implementatie- en investeringsplan
voor onderwijs en ICT, gebaseerd op hun visie op onderwijs. Verwacht wordt
dat in 2020 door 90% van de scholen dagelijks gebruik wordt gemaakt van digitaal
leermateriaal in het primair proces en dat de leerkrachten daarmee om kunnen gaan in
de dagelijkse praktijk. De bekostiging is voorzien via de prestatiebox.
Talentontwikkeling (ook toptalenten) voor elk kind en brede vorming voor alle
leerlingen maken eveneens deel uit van actielijn 1.
Scholen leggen hun eigen accenten met betrekking tot de brede vorming van
leerlingen zoals met betrekking tot burgerschap, cultuur- en techniekonderwijs en
‘gezond schoolplein’.
Om deze brede vorming van alle leerlingen te bevorderen wordt in het akkoord, naast
taal en rekenen, de komende periode ook ingezet op techniekonderwijs en
cultuureducatie.
Een rijk aanbod in wetenschap en technologie op school stimuleert bovendien een
onderzoekende houding van leerlingen. Digitale leermiddelen bieden volgens de
samenstellers van het bestuursakkoord bij uitstek de mogelijkheid voor leerlingen om
onderzoekend en ontdekkend te leren, waardoor zij ook leren hun creativiteit aan te
wenden om problemen op te lossen.
Het programma Cultuureducatie van 2012 wordt voortgezet zodat de kwaliteit van het
cultuuronderwijs zal worden bevorderd en creativiteit bij leerlingen wordt
aangewakkerd.
Jaargang 2014/3
-7-
Het ministerie van Onderwijs geeft opdracht aan het Platform Bèta Techniek voor een
actieplan om het behalen van de ambities uit het Techniekpact te bevorderen.
Op weg naar de school van 2020 zal een herbezinning op de huidige kerndoelen
plaatsvinden zodat een toekomstgericht en samenhangend onderwijsaanbod
gewaarborgd wordt.
Om met succes het onderwijs daadwerkelijk te verbeteren zijn er volgens de
samenstellers van het bestuursakkoord drie factoren nodig die er toe doen:
- scholen en hun bestuur werken met een planmatige cyclus van kwaliteitszorg,
- het systematisch organiseren van een ‘kritische vriend’ van binnen of buiten de
instelling,
- een goed personeelsbeleid waarbij alle leraren en schoolleiders zich professioneel
kunnen ontwikkelen.
Om die reden is afgesproken dat alle scholen en besturen in 2017 werken op basis
van een planmatige cyclus van kwaliteitszorg, waarin een jaarlijkse
zelfevaluatie is opgenomen. Alle scholen voldoen in 2017 aan de
minimumnormen voor kwaliteit. Zeer zwakke of zwakke scholen, verbeteren zich
binnen een schooljaar onder meer door deelname aan het verbeterprogramma (Goed
Worden en Goed Blijven). Voor scholen met het predicaat ‘basisarrangement’ die over
veel verbeterpotentieel beschikken, start in 2015 een pilot met 100 scholen. De
scholen die deelnemen aan deze pilot kunnen gebruikmaken van een effectief
verbeterprogramma.
In 2010 heeft de Algemene Ledenvergadering van de PO-Raad de Code Goed Bestuur
in het primair onderwijs vastgesteld. De sector po heeft in juni 2014 enkele volgende
stappen gezet door de noodzaak van permanente professionalisering van het
bestuur op te nemen in de Code Goed Bestuur po.
Van elk bestuur wordt verwacht dat deze zijn eigen professionaliseringsagenda zal
opstellen, waarin het bestuur zijn bestuurlijke opgave beschrijft en tevens aangeeft of
zijn bestuurlijk vermogen voldoende is om de bestuurlijke opgave te volbrengen.
Een helder geformuleerde bestuurlijke opgave kan ook een centraal ijkpunt zijn in het
gesprek tussen het bestuur en de intern toezichthouder.
Op sectorniveau zal een monitorcommissie worden ingesteld die monitort hoe de
professionalisering van het bestuur in het po zich ontwikkelt en hoe het gaat met de
naleving van de Code binnen de sector.
Het visitatiestelsel binnen de sector zal worden doorontwikkeld.
De professionalisering moet de besturen in staat stellen om in 2017 integraal beleid te
voeren, waarin ze sturen op onderwijskwaliteit en waar ze het financieel management
en het HRM-beleid op afstemmen.
Zowel door middel van Vensters PO als via andere communicatiemiddelen (eigen
website, jaarverslag, nieuwsbrieven) maken schoolbesturen aan hun omgeving
duidelijk wat hun visie op onderwijs is.
Alle scholen zullen in 2017 een samenhangende set van centrale en
decentrale indicatoren presenteren. Elke school plaatst de uitkomsten met een
eigen toelichting in de lokale context.
In het kader van verdere uitbouw van de professionaliteit is afgesproken dat alle
leraren in 2020 de differentiatievaardigheden beheersen (vakbekwaam).
In 2017 wordt gebruik gemaakt van een gevalideerd instrument waarmee de
didactische vaardigheden van de leraar in beeld gebracht worden. Startende leraren
zijn in maximaal drie jaar basis bekwaam. Vanaf uiterlijk 2017 is sprake van
planmatige begeleiding van elke startende leraar, op basis van een jaarlijkse
vaardigheidsmeting.
Het lerarenregister wordt verbonden aan het school- en werkgeversperspectief en
door werkgevers betekenisvol ingebed binnen het strategisch HRM-beleid.
Het is goed om een universitaire lerarenopleiding voor het basisonderwijs in te richten,
naast de academische pabo’s. Via de universitaire studenten komt er een directe
koppeling tussen het primair onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Diversiteit in schoolteams leidt tot een betere verdeling van taken en als mensen
beter zijn toegerust voor die specifieke taak, ook tot een kwaliteitsverbetering. Door
meer diversiteit in de schoolteams ontwikkelen scholen zich tot leergemeenschappen
en tot professionelere organisaties. Bij diversiteit kunnen sommige leraren zich richten
op het benutten van onderzoekende vaardigheden, anderen zetten hun specialisme in
zoals in de taal- of rekendidactiek, cultuureducatie, techniek, gezonde leefstijl, of ICT,
of in het omgaan met zorgleerlingen, enzovoort.
Jaargang 2014/3
-8-
Diversiteit in taken en verantwoordelijkheden biedt aanknopingspunten voor verdere
functiedifferentiatie. Met een onderwijsgerichte master- of vakdidactische opleiding
krijgen leraren kennis en vaardigheden aangereikt die passen bij opbrengstgericht
werken in het onderwijs, het omgaan met verschillen en het versterken van de
innovatiekracht van het onderwijs.
Schoolbesturen bevorderen dat personeelsleden onderzoekende vaardigheden
verkrijgen. Er wordt naar gestreefd dat in 2020 30% van de leraren een wo-bachelor
of een hbo-/ universitaire master heeft afgerond. Dit maakt deel uit van het
opleidingsbeleid van de besturen. Het gebruik van de Lerarenbeurs voor een master
zal daarvoor aantrekkelijker worden gemaakt door extra vervangingsvergoeding en
versoepeling van de voorwaarden. Het ministerie van OCW faciliteert verschillende
routes om het aantal masters te verhogen, waaronder een leerwerktraject voor
talentvolle afgestudeerde masters en academici en maatwerktrajecten voor zijinstromers.
Het belang van goede schooleider wordt onderstreept door de verplichte inschrijving in
het Schoolleidersregister.
Op dit moment zijn al bijna 6000 schoolleiders ingeschreven in het
schoolleidersregister PO. In de cao PO is de verplichting tot registratie opgenomen,
evenals het recht op een professionaliseringsbudget van € 2.000 per schoolleider per
jaar.
Op grond van het bestuursakkoord werken in 2018 alle schoolleiders aan het
onderhoud van hun bekwaamheid en registreren zich in het schoolleidersregister PO en
voldoen zij aan de registratie-eisen: een afgeronde schoolleidersopleiding of een
vergelijkbaar kennis- en vaardigheidsniveau. Onderdeel van de activiteiten vormt een
programma voor collegiale visitatie door schoolleiders.
Ten behoeve van de doorgaande ontwikkellijnen zal het ministerie van onderwijs
samen met het ministerie van sociale zaken één integraal kwaliteitskader ontwikkelen
voor integrale kindcentra, zodat er minder toezicht nodig is. Ook de partners van de
Gezonde School en het Nationale Preventie Programma zullen worden betrokken bij
het maken van afspraken om de ambitie te realiseren.
In principe dient iedere school vanaf 2017 minimaal twee lesuren per week
bewegingsonderwijs te bieden en waar mogelijk drie lesuren. Alle lesuren worden
dan gegeven door een bevoegde leerkracht (ALO of PABO met LO-bevoegdheid).
De Lerarenbeurs wordt opengesteld voor leraren om een brede bevoegdheid gym te
behalen, zonder dat hun recht op vergoeding van een bachelor- of masteropleiding
vervalt.
Met ingang van schooljaar 2015/2016 rapporteert de verplichte eindtoets voor alle
leerlingen in het basisonderwijs over hun vaardigheid ten opzichte van de
referentieniveaus. Deze gegevens worden in het kader van de Overstapservice
Onderwijs (OSO) tussen primair en voortgezet onderwijs uitgewisseld. Het
schooladvies zal leidend zijn binnen de regionale afspraken over de overgang povo.
Er zal een wetgevingstraject worden gestart dat zich richt op de ontvlechting van
het so en het vso. De uitwerking van de ontvlechting (bijvoorbeeld met betrekking
tot de bevoegdheid van leerkrachten zal dit najaar nog worden opgestart).
Periodiek zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de voortgang in de
uitvoering van de afspraken.
Jaargang 2014/3
-9-
Financiën
Buitenkantonderhoud
Er zal tot overheveling van het zogenaamde “buitenkant onderhoud” worden
overgegaan per 1 januari 2015.
Aanvankelijk zou € 256 miljoen uit het Gemeentefonds wordt overgeheveld naar de
scholen ten behoeve van de huisvesting. Volgens de meest recente publicaties gaat
het echter om een uitname van 158,8 miljoen euro uit het gemeentefonds. De
wetgever gaat ervan uit dat van ‘achterstallig’ onderhoud geen sprake behoeft te zijn
(!)
Schoolbesturen met relatief veel oudere, onderhoudsgevoelige gebouwen en
schoolbesturen met een beperkte omvang zouden relatief grote problemen kunnen
ondervinden door de overheveling zodat het voornemen bestaat om voor
deze besturen in drie jaar een overgangsbudget van in totaal 30 miljoen euro
beschikbaar te stellen. Dit budget wordt rechtstreeks uitbetaald aan het schoolbestuur.
De overgangsregeling biedt mogelijkheden tot het verkrijgen van extra budget voor de
volgende schoolbesturen:
• Schoolbesturen met een MI-inkomst van: < € 750.000,- en
gebouw(en) van 15 jaar of ouder.
• Schoolbesturen met een MI-inkomst van: > € 750.000,waarvan 70% van de gebouwen ouder is dan 40 jaar.
Schoolbesturen die binnen één van deze groepen vallen, zullen verspreid over 2 of 3
jaar een aanvullende vergoeding per ‘oud’ schoolgebouw ontvangen. Vooralsnog
spreekt men hierbij over een bedrag van € 23.000,- afgestemd op een gebouw voor
een gemiddelde school (dus ongeveer 220 leerlingen). Een grotere school ontvangt
een ruimere vergoeding en een kleinere school een lagere vergoeding.
Er worden een aantal voorwaarden verbonden aan de overgangsregeling:
• Voor het bepalen van de leeftijd van het gebouw wordt als
peildatum 1 januari 2015 en het oorspronkelijke bouwjaar gehanteerd.
• Het te ontvangen budget wordt uitgedrukt in termen van de bekostiging, ofwel een
maximale vergoeding voor materiele instandhouding (MI).
• Het bouwjaar van de (hoofd)vestiging is bepalend voor de aanvullende bekostiging.
In het wetsvoorstel is in het overgangsrecht bepaald dat de aanvragen die in 2014 zijn
ingediend voor onderhoud en aanpassing in 2015 niet meer voor een gemeentelijke
vergoeding in aanmerking komen wanneer de wet per 1 januari 2015 wordt ingevoerd.
Werkkostenregeling
Per 1 januari 2015 zal de werkkostenregeling verplicht voor alle werkgevers worden
ingevoerd. Wanneer de werkkostenregeling nog niet toegepast wordt, dient u vóór
deze datum een aantal keuzes te maken.
De regeling in het kort
De werkkostenregeling vervangt de diverse bestaande fiscale regelingen van
belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. In plaats daarvan
worden alle vergoedingen en verstrekkingen tot het loon van de werknemer gerekend.
De werkgever heeft hierbij de keuze een vergoeding/verstrekking bij de werknemer te
belasten of dit als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen. Voor de werkgever geldt
hierbij een vrije ruimte van 1,2% (2015) van de totale fiscale loonsom van het
betreffende kalenderjaar. Wanneer de vergoedingen/verstrekkingen in een
kalenderjaar boven deze vrije ruimte uitkomen, dient over het meerdere 80%
eindheffing te worden betaald.
Gerichte vrijstellingen
Voor verschillende vergoedingen/verstrekkingen bestaat een gerichte vrijstelling, deze
vallen niet binnen de vrije ruimte en mogen onbelast aan de werknemer vergoed
worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om reiskosten openbaar vervoer en dienstreizen tot
€ 0,19 per kilometer.
Jaargang 2014/3
- 10 -
Nihilwaardering
Naast de gerichte vrijstellingen vallen ook de nihil waarderingen buiten de vrije ruimte.
Alleen voorzieningen op de werkplek mogen op nihil gewaardeerd worden, bijvoorbeeld
arbo-voorzieningen en apparatuur op de werkplek.
Keuzes maken
Voor 1 januari 2015 dient u als werkgever te bepalen welke
vergoedingen/verstrekkingen in de vrije ruimte worden ondergebracht en welke bij de
werknemer worden belast. Tevens dient een methode gekozen te worden voor het
bepalen van de vrije ruimte en het toetsen van de vergoedingen/verstrekkingen aan
die vrije ruimte. De Belastingdienst heeft hier 3 methodes voor vastgelegd. Tijdens de
begrotingsbespreking zal bekeken worden hoe groot de vrije ruimte is en welke
betalingen hier onder kunnen vallen. Wij zullen de regeling met u bespreken en
bekijken welke keuzes gemaakt kunnen worden.
Jaargang 2014/3
- 11 -
Personeel
Onderhandelaarsakkoord CAO PO
De PO-Raad heeft op 2 juli een onderhandelaarsakkoord bereikt met de
onderwijsvakbonden over een cao voor het primair onderwijs. De nieuwe CAO PO
2014-2015 loopt van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015. Voor het eerst in jaren is
er een salarisverhoging voorzien en wel van 1,2% dat in principe wordt toegepast
vanaf 1 september 2014. Omdat de achterbannen van de vakbonden en de PO-raad
nog moeten instemmen met het onderhandelaarsakkoord zal de salarisverhoging
feitelijk vanaf oktober 2014 met terugwerkende kracht worden uitbetaald……tenminste
als de achterbannen instemmen met het onderhandelaarsakkoord.
Omdat met de loonstijgingen geen rekening is gehouden zullen veel besturen aandacht
dienen te besteden aan de begrotingsconsequenties, zeker nu over de dekking van
deze extra kosten nog geen volledige duidelijkheid bestaat.
In algemene zin kan vastgesteld worden dat de extra kosten macro economisch gezien
worden gedekt door nieuwe en vrijvallende middelen, maar dat zegt niets over het
werkelijke effect voor de individuele schoolbesturen. Zo wordt een opbrengst berekend
vanuit de hogere bijdrage van de baporegeling, maar die zal niet behaald worden bij
scholen waar relatief jong personeel is benoemd.
Het akkoord behoeft op onderdelen nog een verdere uitwerking. Zoveel is wel
duidelijk: de afspraken rond de Bapo zijn uiterst complex en worden op dit moment
nog wat verschillend uitgelegd.
Schoolbesturen zullen de komende periode veel intern overleg moeten voeren over het
toekomstige taakbeleid binnen de scholen en de eventuele individuele afspraken die
dat met zich meebrengt. Vergeet daarbij niet de medezeggenschapsraden ook te
betrekken omdat de veranderingen hun schaduwen vooruit zullen werpen op diverse
beleidsterreinen.
In de lijn van de afspraken in het bestuursakkoord zal in de nieuwe cao de nodige
aandacht worden besteed aan de professionalisering. Voorzien is een loopbaan die
bestaat uit 3 fasen: startbekwaam (3 jaar), basisbekwaam (4 jaar) en
vakbekwaam.
Een leerkracht die de PABO-opleiding heeft afgerond wordt gekwalificeerd als
“startbekwaam” maar iedere leerkracht moet uiteindelijk “basisbekwaam” worden.
Deze niveaus worden teruggevonden in de bezoldiging van de leerkrachten.
Voor startende leerkrachten wordt een extra budget toegekend van 40 uur per jaar die
besteed kunnen worden aan professionalisering. De startende leerkracht heeft recht op
begeleiding door een coach (niet zijnde de direct leidinggevende). De startende
leerkracht en de werkgever leggen de afspraken over hoe tot basisbekwaamheid te
komen, vast in een persoonlijk ontwikkelingsplan. De focus van de startende
leerkracht voor lesgeven, voor- en nawerk en professionalisering in deze fase van
diens loopbaan ligt voor de hand. Indien de basisbekwaamheid eerder wordt bereikt
dan na drie jaar wordt de leraar ingepast in de vierde periodiek van zijn salarisschaal
(bv. LA4). Zodra de vierde periodiek wordt toegekend, bestaat er geen recht meer op
de extra 40 uur voor de startende leerkracht. Het niet behalen van de
basisbekwaamheid kan na drie jaar rechtspositionele gevolgen hebben.
Zodra de leerkracht basisbekwaam is, worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan
afspraken gemaakt om te komen tot vakbekwaamheid. Ook hier geldt dat de
leerkracht op de gebruikelijke wijze de periodieke verhogingen ontvangt. Indien de
vakbekwaamheid eerder wordt bereikt dan er volgens het huidige periodiekensysteem
recht is op de achtste periodiek van de bij de functie behorende salarisschaal (bv. LA8)
wordt de leraar ingeschaald in die achtste periodiek.
Alle werknemers (met uitzondering van schoolleiders) hebben recht op 2 klokuren per
werkweek (deeltijders naar rato) voor hun professionele ontwikkeling naast eventuele
opgedragen scholing. Op schoolniveau (brinnummer) is per FTE gemiddeld € 500,00
beschikbaar ten behoeve van professionalisering. De werknemer verantwoordt zich
(achteraf) over zijn professionaliseringsactiviteiten.
De bepalingen rondom de 10 % deskundigheidsbevordering komen te vervallen.
De maximale werktijd per jaar blijft 1659 uur. Het huidige systeem van de jaartaak
wordt omgezet naar een 40-urige werkweek (=WTF 1).
De pauze wordt in de cao gedefinieerd.
De arbeidsduur wordt omgezet in een benoeming in uren per week. Zittende
personeelsleden krijgen door de omrekening van de werktijdfactoren een benoeming in
uren en minuten per week, nieuwe personeelsleden uitsluitend in hele uren met een
minimale betrekkingsomvang van 8 uur (0,2 FTE/WTF, nog niet duidelijk is of het
begrip WTF zal worden vervangen door het oude begrip FTE).
Jaargang 2014/3
- 12 -
Bij een 40-urige werkweek heeft een werknemer recht op 428 klokuren
vakantieverlof (inclusief feestdagen) (deeltijders naar rato). Het vakantieverlof wordt
opgenomen tijdens de schoolvakanties.
Bij de vaststelling van het bestuursformatieplan door het bestuur met instemming van
de PGMR vindt verantwoording plaats van de verhouding tussen het aantal leerlingen
en leraren per school (brinnummer).
Taakbeleid: basismodel en overlegmodel
Het basismodel met betrekking tot het taakbeleid verschilt niet wezenlijk van de
“oude” CAO bepalingen: er is sprake van maximaal 930 uur per jaar aan lessentaken
of behandeltaken. In onderling overleg tussen werkgever en werknemer kan per jaar
op schriftelijk verzoek van de werknemer een hoger maximum dan 930 uur worden
overeengekomen (dit geldt niet voor startende leerkrachten).
De kern van het overlegmodel is dat niet langer sprake is van een maximale
lessentaak van 930 uur, maar dat op schoolniveau afspraken worden gemaakt over
de verdeling van de verschillende taken.
Aan het geven van les is voor- en nawerk verbonden. Deze uren worden uitgedrukt in
een opslagfactor. De opslagfactor wordt vastgesteld tussen de 35 en 45% van
de lesuren en de lesgebonden en/of behandeltaken.
De keuze voor het overlegmodel dient iedere drie jaar opnieuw ter instemming aan
PMR en het personeel van die school voorgelegd te worden. Voor de zomervakantie
worden individuele afspraken gemaakt tussen werkgever en werknemer over de taken,
de werkdagen en worden afspraken gemaakt over de dagen waarop de werknemer
lesgeeft. Op basis van het geformuleerde beleid wordt de individuele opslagfactor
bepaald.
Voor de uitvoering van alle modellen en alle nieuwe afspraken geldt dat de
veranderingen niet mogen leiden tot verlies van werkgelegenheid.
Er vervallen twee regelingen:
- De BAPO
- De leeftijdsuren OOP (art. 6.35 cao)
De nieuwe regeling voor duurzame inzetbaarheid bestaat uit drie elementen:
•
Een budget van 40 uren voor iedereen (naar rato);
•
Een bijzonder budget voor startende leraren;
•
Een bijzonder budget voor oudere werknemers.
Met ingang van 1 oktober 2014 geldt voor alle werknemers een budget van 40 uur per
jaar voor duurzame inzetbaarheid (deeltijders naar rato van hun deeltijdfactor) voor
zaken als studieverlof, coaching (tijd en geld), oriëntatie op mobiliteit (‘stage’ bij
andere werkgever of andere school), niet-plaats- en tijdgebonden werkzaamheden.
Het gaat hierbij niet om vrij opneembaar verlof.
In overleg kan worden afgesproken dat het budget drie jaar wordt gespaard voor een
vooraf afgesproken doel. Als de uren van deze regeling na een jaar (of bij sparen na
drie jaar) niet zijn gebruikt, dan overleggen werknemer en werkgever of en hoe de
uren alsnog worden gebruikt. Bij ontslag op initiatief van de werkgever vindt
uitbetaling plaats van volgens afspraak gespaard studieverlof. In het kader van het
bijzonder budget voor oudere werknemers bestaat de mogelijkheid een langere
spaarperiode overeen te komen.
Een werknemer heeft vanaf 57 jaar recht op een bijzonder budget in tijd van 130 uur
per jaar (deeltijders naar rato) naast het duurzame inzetbaarheidsbudget van 40 uur.
Oudere werknemers kunnen deze uren ook inzetten voor verlof. Ook het duurzame
inzetbaarheidsbudget van 40 uur kan dan voor verlof worden ingezet. Bij gebruik voor
verlof is een eigen bijdrage van toepassing van 50% over het salaris van maximaal
130 uur verlof en 40% voor de werknemer die benoemd is in een functie met schaal 8
of lager. De oudere werknemer heeft recht op het bijzondere budget indien voor hem
sprake is van een recht van minimaal 45 uur op jaarbasis.
Het totale budget kan op basis van een vooraf ingediend plan maximaal 5 jaar worden
gespaard. De opname van dit gespaarde budget kan nooit meer bedragen dan 340 uur
per jaar. In dat geval wordt de eigen bijdrage gebaseerd op maximaal 260 uur.
Het recht op het bijzonder budget voor oudere werknemers bestaat tot aan de
pensioendatum, maximaal tot aan de AOW-leeftijd.
Elders in deze Akorda-actueel aandacht voor de overgangsregelingen met betrekking
tot de Bapo.
Personeelsleden die zitting hebben in de ondersteuningsplanraad (OPR) hebben recht
op 60 klokuren per jaar.
Aan de faciliteiten voor de voorzitter van de MR worden, indien dit een werknemer is,
20 klokuren toegevoegd. Indien de voorzitter een ouder is, worden de 20 uur
toegekend aan de secretaris indien deze een werknemer is.
Jaargang 2014/3
- 13 -
De herregistratie-eisen voor het schoolleidersregister, zoals opgesteld door het
bestuur van het schoolleidersregister, worden opgenomen in de cao.
De rechtspositionele gevolgen van niet-herregistratie van schoolleiders worden
vastgelegd in de cao. Een schoolleider die niet voldoet aan de eisen van herregistratie
en zodoende niet meer opgenomen is in het schoolleidersregister, kan zijn functie niet
meer uitoefenen. Het ontbreken van de herregistratie is een ontslaggrond, omdat de
schoolleider niet meer inzetbaar is in zijn functie. De werkgever zal de schoolleider een
andere functie aanbieden, mits hij daarvoor gekwalificeerd is en zo’n functie
beschikbaar is.
Er komt een Werkgroep Sociale Zekerheid die voor 1 januari 2015 voorstellen moet
doen over: (1) WW, (2) de WOPO (bovenwettelijke ontslaguitkering) waarbij ook de
verschuiving van de AOW-leeftijd in de WOPO kan worden opgenomen (3) de gevolgen
van de WWZ voor de cao, het werkgelegenheids- en/of ontslagbeleid, de rol van het
DGO en de rechtsbescherming van het personeel en de aanpassing van de cao aan de
ketenbepaling het tegengaan van misbruik van payroll- en draaideurconstructies.
Boetes ABP
Ook het ABP beschikt over een nieuw geautomatiseerd systeem. De afgelopen
maanden was dat in de gegevensuitwisseling zo nu en dan merkbaar omdat
uitgewisselde gegevens niet geheel klopten (verliep niet geheel vlekkeloos zoals het
ABP dat zelf omschrijft).
Alle besturen hebben enige tijd geleden een brief ontvangen van het ABP over de
voorwaarden voor de gegevensaanlevering. In deze brief laat het ABP weten dat de
aanlevertermijnen worden bekort. Vanaf 1 mei 2014 worden extra kosten in rekening
gebracht indien gegevens niet tijdig worden aangeleverd. In een 7 stappenplan heeft
het ABP informatie verstrekt over de zogenaamde “rappelcyclus” die wordt
gehanteerd.
Inmiddels constateren we dat de terugwerkende kracht mutaties en ook opgestarte –
incomplete- dossiers (bijvoorbeeld omdat er nog verklaringen of diploma’s ontbreken)
worden beschouwd als gegevens waarop de extra kosten van het ABP in rekening
worden gebracht. Om deze kosten te voorkomen is het zaak om dossiers tijdig aan te
leveren en de terugwerkende kracht mutaties zo veel mogelijk te beperken!
Modernisering Vervangingsfonds
Terwijl de CAO partners gesprekken voeren over de beëindiging van het
Vervangingsfonds, zijn het Vervangingsfonds en het Participatiefonds zelf volop bezig
met vernieuwing en modernisering.
Er is een reeks van maatregelen aangekondigd. Voor de korte termijn zijn daarbij de
volgende punten van belang:
(1) Er komen meer mogelijkheden voor de verruiming van het
eigenrisicodragerschap. Per 1 januari 2015 kunnen schoolbesturen die goede
resultaten boeken op het gebied van bijvoorbeeld verzuim, kiezen voor het
eigenrisicodragerschap. De specifieke voorwaarden daarvoor zullen nog
bekend worden gemaakt.
(2) De kosten van vervanging van rechtspositioneel verlof (betreft cao PO artikel:
8.2, lid 8, 8.6, 8.7, 8.8 en 8.18) worden niet langer vergoed met ingang van
1 januari 2015. Bij rechtspositioneel verlof moet u denken aan verlof bij
verhuizing, huwelijk etc. Schorsing behoort niet tot het rechtspositionele
verlof en wordt ook na 1 januari 2015 nog vergoed.
(3) De invoering van de normvergoeding zal voor veel besturen wel
consequenties hebben: de vergoeding bij ziekteverzuim zal worden vergoed
op basis van verschillende klasses. Dus: de werkelijke kosten van de
vervanging zullen niet langer worden vergoed maar er wordt een
genormeerde vergoeding uitgekeerd. De hoogte van deze tabellen zal nog
bekend worden gemaakt. Vooral bij schoolbesturen waarbij gebruik wordt
gemaakt van vervangingspools waarin de wat oudere (en dus duurdere)
leerkrachten worden geplaatst zal dit financiële consequenties hebben (en dus
effect op de begroting).
Jaargang 2014/3
- 14 -
Wet werk en zekerheid
In nummer 2 van Akorda Actueel van dit jaar schreven wij over de Wet Werk en
Zekerheid en de daaruit voortvloeiende veranderingen wat betreft veranderingen
m.b.t. ketenregeling en proeftijd, veranderingen m.b.t. opzegtermijn en nieuwe
wetgeving en payroll. Dit keer zal ons focus liggen bij de wijzigingen in de WW
alsmede, de mogelijke wijzigingen voor de WOPO (het voormalige BBWO), de rol van
de Commissies van Beroep, het belang van personeelsdossiers en de kwestie van de
bedenktijd van de werknemer die een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten.
Wat verandert er in de WW?
De periode van een werkloosheidsuitkering (WW) wordt vanaf 1 januari 2016 tot 2019
verkort van 38 naar 24 maanden. In cao’s kunnen werkgevers en vakbonden
afspraken maken over de aanvulling na de 24 maanden. Hierover zijn in het sociaal
akkoord in 2013 harde afspraken gemaakt.
De bedoeling is dat mensen zo goed en snel als mogelijk naar een ander werk worden
begeleid. Na een half jaar WW zullen werkzoekenden met ingang van 1 juni 2015 alle
aan hen aangeboden werk moeten aanvaarden. De hoogte van de WW blijft in principe
gelijk. Wel wordt de WW vanaf 2016 anders gefinancierd. De overheid gaat hier
minder aan betalen en sociale partners nemen de rest voor eigen rekening door middel
van cao-afspraken.
Veranderingen in de WOPO
De vermindering van de WW-duur heeft direct een beperking tot gevolg van de WWuitkeringslasten die in de diverse onderwijssectoren veelal geheel of gedeeltelijk voor
rekening van de werkgever komen. Daarnaast heeft de vermindering van de WW-duur
mogelijk ook effecten op de lasten die voor de werkgevers verbonden zijn aan de
bovenwettelijke werkloosheidsregelingen in het onderwijs.
In aanvulling op de WW kan bij cao de WW-periode met maximaal 14 maanden
worden verlengd. Hierover is nog niets bekend. Onduidelijk is nu ook nog hoe de
WOPO-uitkering (de technische aanpassing van de BBWO-uitkering) voor het PO zich
daarmee kan verenigen.
De PO-Raad heeft aangegeven deze bovenwettelijke WW aan te willen gaan scherpen
en te beperken. In het Onderhandelingsakkoord voor de CAO-PO 2014 is de WOPO
echter nog niet aangepast. Over de WOPO zal later nog wel worden gesproken met de
vakbonden, aldus de PO-Raad. Welke effecten dit heeft voor WOPO gebruikers kunnen
wij u nu nog niet vertellen.
Commissies van Beroep
Wat zijn nu de gevolgen van het wetsvoorstel voor de Commissie van Beroep?
Allereerst is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer een
amendement aanvaard dat voor het bijzonder onderwijs de mogelijkheid creëert om
bij een identiteitsgebonden ontslag de preventieve ontslagtoets door de kantonrechter
uit te schakelen. De voorwaarde daarvoor is wel dat voor een dergelijk ontslag dan
toestemming wordt verleend door een onafhankelijke commissie. Bij een dergelijk
ontslag kunnen de Commissies van Beroep dus een rol houden. Dergelijke ontslagen
komen overigens niet veelvuldig voor.
Ook voor andere besluiten dan ontslag, te denken valt aan disciplinaire maatregelen of
de schorsing als ordemaatregel kan de commissie een rol houden.
Er moet hierbij wel rekening worden gehouden met het feit dat de verplichte
aansluiting van schoolbesturen uit de WPO en WVO verdwijnt. CAO partners zullen hier
dus afspraken over moeten maken.
Bedrijfseconomisch ontslag: Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid een onafhankelijke
commissie aan te wijzen die de verplichte preventieve toets bij bedrijfseconomische
ontslagen van het UWV overneemt. Ook hierin zouden de commissies een rol kunnen
spelen. Voordeel daarvan is bijv. dat rekening gehouden kan worden met de specifieke
situatie in het onderwijs. Het UWV beoordeelt een bedrijfseconomisch ontslag per
instelling, d.w.z. per school en past het afspiegelingsbeginsel toe. Als er geen
onafhankelijke commissie wordt aangewezen die de preventieve toets bij
bedrijfseconomische ontslagen overneemt van het UWV zal dit tot problemen leiden
voor scholen die ontslagbeleid hanteren. Als een schoolbestuur ontslagbeleid voert en
diensttijd in het onderwijs als afvloeiingscriterium gebruikt zal het UWV (die het
Jaargang 2014/3
- 15 -
afspiegelingscriterium hanteert) als toestemming wordt gevraagd voor het ontslag van
mening zijn dat de verkeerde mensen worden ontslagen.
Arbitrage: Een geheel andere optie kan zijn dat de commissies van beroep omgevormd
gaan worden tot geschillencommissies die een arbitraal vonnis kunnen wijzen. Er is
een werkgroep Verbetering van de positie van de Commissie van Beroep ingesteld die
pleit voor een dergelijke rol van de commissies. De bevoegdheid van de commissies
zou dan verder moeten gaan dan nu het geval is en zich moeten uitstrekken tot alle
zaken betreffende de arbeidsovereenkomst. Ze zouden in dat opzicht dus de rol van de
kantonrechter overnemen en kunnen dan ook vergoedingen toewijzen. De gang naar
de burgerlijke rechter wordt dan voor zowel werkgever als werknemer afgesloten.
Er wordt hierover op dit moment nog druk overlegd. De CAO partners zullen hierover
een beslissing moeten nemen.
Het belang van personeelsdossiers
Nog meer dan voorheen wordt het door de Wet Werk en Zekerheid van groot belang
om het personeelsdossier zo volledig mogelijk te vullen.
Eén van de maatregelen uit de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) is de hervorming per 1
juli 2015 van het ontslagrecht. Vanaf 1 juli 2015 zal de rechter het ontslag beoordelen
aan de hand van een aantal strikte criteria. Omdat er minder ruimte is om af te wijken
van de ontslagvergoeding zal de rechter eerder besluiten om het dienstverband niet te
beëindigen als de dossieropbouw niet in orde is.
Met de invoering van de wettelijke scholingsplicht in het kader van de WWZ per 1 juli
2015 is het ook belangrijk om het personeelsdossier goed op orde te hebben. De
scholingsplicht houdt in dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen om
scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. De
werkgever mag dan bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst met de werknemer pas
opzeggen als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in
een andere functie, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is.
Wat moet in het personeelsdossier staan?
Zaken die in het personeelsdossier tenminste aanwezig moeten zijn:
• een arbeidsovereenkomst en eventueel aanvullende bepalingen/afspraken
welke door beide partijen getekend zijn;
• een duidelijke functiebeschrijving;
• een overzicht van gevolgde opleidingen;
• ondertekende verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken;
• correspondentie tussen werkgever en werknemer inzake de dienstbetrekking;
• indien gehouden, verslagen van verbetertrajecten.
Bedenktijd na ontslag
Sluit uw schoolbestuur een vaststellingsovereenkomst met een werknemer, dan krijgt
deze werknemer per 1 juli 2015 een bedenktijd van twee weken. Hij kan in die
periode, zonder opgave van redenen, terugkomen op zijn ontslaginstemming. Dit mag
hij echter doen slechts 1 keer per zes maanden.
Zieke flexwerker wordt duur
Werkgevers die zich niet tijdig voorbereiden op de nieuwe Ziektewet (BeZaVa) krijgen
binnenkort de rekening gepresenteerd. Zieke (ex-)werknemers in 2014 zijn bepalend
voor de premie van werkgevers in 2016. Een werkgever betaalt voor een flexwerker
die tijdens of kort na afloop van het contract in de Ziektewet en vervolgens in de WGA
belandt.
Werkgevers beseffen dit onvoldoende, zo blijkt uit navraag bij een aantal
arbodienstverleners. Dit terwijl met tijdige en adequate acties de kosten kunnen
worden beheerst.
Actief verzuimbeleid
Het inrichten van goed preventie-, verzuim- en re-integratiebeleid is van belang.
Arbodienstverleners zien dat een preventieve en proactieve aanpak, waarin ook
aandacht is voor tijdelijke krachten en flexwerkers, vruchten afwerpt. Snel reageren,
Jaargang 2014/3
- 16 -
actief kijken naar mogelijkheden en een stimulerende re-integratieaanpak helpen om
verzuim te beheersen– dat is de sleutel tot succes. Werk blijkt in veel gevallen de
beste stimulans voor herstel. Dat vraagt om een intensieve en persoonlijke aanpak
met interventie van specialisten.
Werkgeversrisico's
De Modernisering Ziektewet betekent een forse toename van de werkgeversrisico's.
Sinds 1 januari 2014 betaalt een werkgever met terugwerkende kracht vanaf 1 januari
2012 een individuele Ziektewetpremie die stijgt wanneer een tijdelijke kracht ziek uit
dienst gaat. Komt zo'n ex-werknemer vervolgens in de WGA terecht, dan volgt ook
nog eens een hogere premie voor de WGA-flex. De financiële verplichting die daaruit
voortkomt voor werkgevers kan tot twaalf jaar na beëindiging van het tijdelijke
contract doorlopen. Iemand met een jaarinkomen van € 30.000 kan bij een maximale
duur van de WGA een werkgever € 200.000 kosten.
Jaargang 2014/3
- 17 -
Aanpassing bapo-regeling na onderhandelingsakkoord
Begin juli 2014 is er een onderhandelaarsakkoord bereikt omtrent de nieuwe CAO.
Een belangrijke wijziging betreft de baporegeling:
Oude regeling seniorenverlof/bapo (bij fulltime baan):
Indien tenminste 5 jaar in het onderwijs werkzaam:
•
Vanaf 52 jaar bapoverlof 170 klokuren, bij de bepaling van het bapoverlof is
de verhouding 104 lesuren/170 klokuren gebruikt.
•
Vanaf 56 jaar bapoverlof 340 klokuren, bij de bepaling van het bapoverlof is
de verhouding 208 lesuren/340 klokuren gebruikt.
•
De eigen bijdrage is 35% voor onderwijzend personeel en 25% voor
onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8.
Bij een deeltijdbaan worden de uren naar rato omgerekend (verlofuren x wtf).
Nieuwe regeling bijzonder verlof/duurzame inzetbaarheid (bij fulltime baan)
per 1-10-2014:
•
Vanaf 57 jaar (is tien jaar voor AOW-leeftijd) 130 klokuren bijzonder verlof
met een eigen bijdrage van 50% voor onderwijzend personeel en 40% voor
onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8.
•
Daarnaast is het mogelijk de 40 klokuren voor duurzame inzetbaarheid op te
nemen, zodat het verlof totaal 170 klokuren wordt. Over deze 40 uren wordt
geen eigen bijdrage berekend.
•
Eventueel kunnen de uren van het bijzonder verlof en de uren voor duurzame
inzetbaarheid worden gespaard om zo de laatste 5 jaar voor het bereiken van
de AOW-leeftijd (67 jaar) alsnog gebruik te maken van maximaal 340
klokuren verlof.
Bij een deeltijdbaan worden de uren naar rato omgerekend (verlofuren x wtf).
Overgangsregelingen:
Voor personeel dat op 30-9-2014 (uiterste ingangsdatum bapo-verlof is dan 1-9-2014)
gebruik maakt van bapo zijn overgangsregelingen mogelijk:
•
Personeelsleden van 52 jaar tot en met 55 jaar kunnen daarvan gebruik
maken: verlof oude regeling wordt omgezet in overgangsregeling voor 130
klokuren plus 40 klokuren duurzame inzetbaarheid, waarna bij 57 jaar
automatisch de nieuwe regeling geldt.
•
Voor personeelsleden van 56 jaar en ouder is in aanvulling daarop nog een
bijzondere overgangsregeling getroffen. Naast eerder genoemde uren worden
170 klokuren extra toegevoegd, waardoor het verlof maximaal 300 klokuren
plus 40 klokuren duurzame inzetbaarheid wordt. Voor deze 170 klokuren
geldt eveneens een eigen bijdrage van 50% voor onderwijzend personeel en
40% voor onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8.
•
Voor personeelsleden van 52 jaar en ouder worden eventueel gespaarde
verlofuren vanuit de oude regeling beschikbaar gehouden om later op te
nemen in overleg met de werkgever. Voor opname van deze gespaarde uren
geldt een eigen bijdrage van 35% voor onderwijzend personeel en 25% voor
onderwijs ondersteunend personeel tot en met schaal 8.
•
Personeelsleden van 52 jaar tot en met 55 jaar, die tot en met 30-9-2014
méér bapo opnemen dan hun jaarrecht en die eveneens vanaf 1-10-2014
willen blijven opnemen bovenop de toegekende 170 uren(130+40), kunnen
desgewenst hun (extra) verlof financieren uit gespaarde bapo-uren, mits het
spaarsaldo dit toelaat.
•
Personeelsleden van 56 jaar en ouder kunnen kiezen, naast de 170 klokuren
(130 + 40), uitsluitend gespaarde verlofuren op te nemen en af te zien van
de 170 uur extra overgangsrecht (i.v.m. lager kortingspercentage). Daarmee
verliezen zij echter hun aanspraken op het extra overgangsrecht.
De regeling zal nog worden verwerkt in de cao PO, die zal gelden tot en met
30-6-2015. Eind september wordt bekend of de CAO ook definitief wordt vastgesteld
en in werking treedt.
Jaargang 2014/3
- 18 -
Jaargang 2014/3
- 19 -
Jaargang 2014/3
- 20 -
Sluitingsdata UNIT4
Wij verzoeken u vriendelijk de mutaties voor de salarisadministratie tijdig, regelmatig en
gespreid naar ons kantoor te zenden. Hiervoor kunt u tot nader bericht onze mutatietool
blijven gebruiken.
September 2014
Betaaldatum
25 sept 2014
Oktober 2014
Uiterste inleverdatum
Betaaldatum
10 okt 2014
24 okt 2014
November 2014
Uiterste inleverdatum
Betaaldatum
12 nov 2014
25 nov 2014
December 2014
Uiterste inleverdatum
Betaaldatum
10 dec 2014
22 dec 2014
Jaargang 2014/3
- 21 -