Handreiking tarieven 2014 JB/JR

Stelselwijziging Jeugd
Brochure
Tarieven
2014
Voor Jeugdbescherming
en Jeugdreclassering
2 | Stelselwijziging Jeugd
Tarieven
2014
Voor Jeugdbescherming
en Jeugdreclassering
Inhoudsopgave
Inleiding 5
Samenvatting
6
1
2
Welke jeugdzorg wordt geleverd in gedwongen kader?
7
Hoe worden de bureaus jeugdzorg gefinancierd?
Financiering op basis van p*q
De doeluitkering aan provincies
Van de provincies aan de bureaus jeugdzorg
8
3
4
Van varianten van jeugdbescherming/jeugdreclassering naar tarieven
9
Wat bepaalt de kosten van de gedwongen zorg?
Aantal uur per maatregel
Methoden
Het normenkader
Soort maatregel
10
5
6
Wat zijn de tarieven van de gedwongen maatregelen?
12
Hoe is het tarief opgebouwd?
Urenbesteding voor directe uitvoering
Opslagkosten
Personele overhead kosten
Bijzondere (pupil)kosten
Productieve uren en caseload
12
7
8
Wat is het tarief voor een volledig jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringstraject?
14
Vliegwielprojecten, methodische innovatie en de kosten van de jeugdbescherming
De invoering van de Deltamethode
De ‘vliegwielprojecten’
De trend in het aantal maatregelen OTS (dalende kosten) en decentralisatie
De methodische vernieuwing van de voogdij
De methodische vernieuwing van de jeugdreclassering
Grondslag verdeling doeluitkering naar gemeenten
15
Bijlage 1. toelichting op de tarieven 2014
4 | Stelselwijziging Jeugd
18
Inleiding
Deze brochure is bedoeld voor gemeenteambtenaren en hierin treft u informatie aan over de tarieven die
door het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) worden gehanteerd voor de financiering van de
jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze twee vormen van gedwongen zorg worden in het kader
van de Wet op de jeugdzorg nu nog uitgevoerd door de Bureaus Jeugdzorg. In deze brochure wordt
alleen ingegaan op de tarieven en hoe deze tot stand zijn gekomen. Op de website www.voordejeugd.nl
treft u twee factsheets aan met inhoudelijke informatie over de jeugdbescherming en de
jeugdreclassering.
Op dit moment is de decentralisatie van de jeugdzorg, inclusief de jeugdbescherming en jeugdreclassering, nog in volle gang. Deze brochure is mede op verzoek van enkele gemeenten geschreven, met als
doel inzicht te geven in de huidige tarieven en de wijze waarop deze tarieven tot stand zijn gekomen.
Deze brochure kan ook een leidraad bieden voor de afspraken die gemeenten gaan maken met de
gecertificeerde instellingen, over de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 5
Samenvatting
De tarieven in de jeugdbescherming en de jeugdreclassering zijn veelal gekoppeld aan diverse
maatregelen van jeugdbescherming en jeugdreclassering die zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek
en het Wetboek van Strafrecht. Voor elke cliënt die door Bureau Jeugdzorg begeleid wordt, wordt een
vaststaand tarief vergoed. De bureaus jeugdzorg worden per maatregel gefinancierd op basis van ‘p*q’:
de prijs van een maatregel (p) vermenigvuldigd met het aantal cliënten (q) dat een maatregel krijgt
opgelegd. De financiering op basis van p*q biedt garanties dat, als deze maatregel door de kinderrechter
wordt opgelegd, deze maatregel onverwijld en met een vaststaand kwaliteitsniveau wordt uitgevoerd.
Eind 2013 is een omvangrijk herijkingsonderzoek uitgevoerd naar de tarieven in de jeugdbescherming en
jeugdreclassering. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn de tarieven eind 2013 opnieuw
vastgesteld. Uit de benchmark personele overhead blijkt dat de bureaus jeugdzorg een relatief lage
personele overhead hebben.
In de afgelopen vijf jaar is binnen de jeugdbescherming en jeugdreclassering veel geïnvesteerd in
methodische vernieuwing van de gedwongen hulpverlening. Naast de verbetering van de kwaliteit van
deze hulpverlening, heeft dit ook geleid tot een verkorting van de duur van ondertoezichtstellingen en
uithuisplaatsingen en tot een vermindering van het aantal uithuisplaatsingen. Dit levert aanzienlijke
besparingen op, zowel bij de gedwongen hulp als bij het zorgaanbod. In het licht van de transitie van
de jeugdzorg zijn in 2012 en 2013 ‘vliegwielexperimenten’ gestart. Het doel van deze experimenten is
tweeledig. Enerzijds moet door een preventieve integrale aanpak de uitvoering van de jeugdbescherming
verbeteren. Anderzijds moet worden voorkomen dat een cliënt in de jeugdbescherming terechtkomt.
De eerste resultaten zijn veelbelovend en laten zien dat door gerichte investeringen een aanzienlijke
daling van het aantal cliënten in de jeugdbescherming is te realiseren.
6 | Stelselwijziging Jeugd
1 Welke jeugdzorg wordt geleverd in gedwongen kader?
De gedwongen jeugdzorg die door bureau jeugdzorg wordt uitgevoerd, kent zowel voor de
jeugdbescherming als voor de jeugdreclassering verschillende varianten. Hieronder treft u
een opsomming van deze varianten aan, voorzien van hun wettelijke basis.
Een maatregel voor jeugdbescherming wordt opgelegd door de kinderrechter op basis van een rekest
door de Raad voor de Kinderbescherming. In de jeugdbescherming worden de volgende maatregelen
uitgevoerd:
Maatregel
Afkorting
Burgerlijk wetboek
A
Ondertoezichtstelling, al dan niet met een uithuisplaatsing
OTS
Art. 1:254 BW
Art. 1:261 BW
B
Voorlopige ondertoezichtstelling
VOTS
Art. 1:255 BW
C
Ontheffing/Ontzetting uit ouderlijk gezag
Voogdij
Art. 1:266 BW
Art. 1:269 BW
D
Spoedeisende maatregelen/voorlopige voogdij
Vovo
Art. 1:272 BW
Toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering wordt op verschillende momenten in het strafrecht
ingezet. In het vrijwillige kader voorafgaand aan de zitting (opdracht door de Raad voor de
Kinderbescherming). Op beslissing van de officier van justitie als onderdeel van een strafbeschikking, of
op beslissing van de rechter in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis en als voorwaarde
bij een voorwaardelijk opgelegde sanctie. Als de rechter een zogenaamde ‘gedragsbeïnvloedende
maatregel’ oplegt, wordt deze begeleid door de jeugdreclassering.
De jeugdreclassering speelt ook een grote rol bij de terugkeer van cliënten in de samenleving na verblijf in
een justitiële jeugdinrichting. Denk hierbij aan scholings- en trainingsprogramma’s en verplichte nazorg.
Jeugdreclassering kan worden uitgevoerd in een reguliere variant en een intensieve variant.
1
2
Maatregel
Afkorting
WvSr1
A
Reguliere jeugdreclassering
JR
Art. 493 WvSv en
art. 77z wvSr
A1
Toezicht en begeleiding (op last van de Raad voor de
Kinderbescherming en het OM)
Art. 77hh, tweede lid WvSr
A2
Toezicht en begeleiding (op last van de Kinderrechter)
Art. 493 WvSv en
art. 77z WvSr
B
Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern
ITB Harde
Kern
Art. 493 WvSv en art. 77z en
77w, lid 10 WvSr
C
Intensieve Trajectbegeleiding Criem
ITB Criem
Art. 493 WvSv en art. 77z en
77w, lid 10 WvSr
D
Scholing- en Trainingsprogramma
STP
Art.3 Bjj2
E
Gedragsbeïnvloedende Maatregel
GBM
Art.77w, lid 10 WvSr
WvSr - wetboek van strafrecht.
Bij - Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 7
2 Hoe worden de bureaus jeugdzorg gefinancierd?
Financiering op basis van p*q
DDe bureaus jeugdzorg worden per variant gefinancierd op basis van ‘p*q’: de prijs van een variant van
jeugdbescherming of jeugdreclassering (p) vermenigvuldigd met het aantal cliënten (q) dat een maatregel
krijgt opgelegd. De financiering op basis van p*q biedt de beste garanties dat, als jeugdbescherming of
jeugdreclassering door de Kinderrechter (of in geval van jeugdreclassering, door de officier van justitie of
de Raad voor de Kinderbescherming) wordt opgelegd, deze onverwijld en met een vaststaand kwaliteitsniveau (rechtsgelijkheid) wordt uitgevoerd. Er dient immers direct ingegrepen te worden als de veiligheid
van een kind in het geding is, dan wel om te voorkomen dat de jeugdige verder afglijd in de criminaliteit.
De doeluitkering aan provincies
VenJ verstrekt een doeluitkering voor de gedwongen hulp aan de provincies en de drie stadsregio’s.
Wettelijk is vastgelegd dat de doeluitkering voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugd-
reclassering wordt bepaald op basis van p*q. Daarbij wordt het aantal cliënten bepaald op basis van
de realisatie van het aantal cliënten in het jaar voorafgaande aan het te financieren jaar;
de zogenaamde ‘t-1 financiering’ (p*q(t-1). Op de verlening van de doeluitkering vindt géén nacalculatie
plaats. De doeluitkering wordt direct bij de verlening vastgesteld en wordt op basis van een maandelijks
voorschot verstrekt aan de provincies..
Van de provincies aan de bureaus jeugdzorg
De provincies zijn wettelijk gezien vrij om te bepalen op welke wijze zij de bureaus jeugdzorg subsidiëren.
In de praktijk kiezen provincies en stadsregio’s ervoor om de bureaus jeugdzorg te subsidiëren op basis
van p*q. In de subsidieregeling van de provincies is vastgelegd op welke wijze zij de bureaus jeugdzorg
financieren voor het uitvoeren van de gedwongen hulp. Daarbij zal altijd sprake zijn van een subsidieverlening en een subsidievaststelling. In de praktijk stellen de meeste provincies de subsidie vast op
basis van de realisatie in het jaar t..
8 | Stelselwijziging Jeugd
3 Van varianten van jeugdbescherming/
jeugdreclassering naar tarieven
De tarieven die door VenJ gehanteerd worden, volgen in principe de verschillende varianten van
jeugdbescherming en jeugdreclassering, zoals deze hierboven beschreven zijn. Elke variant kent zijn eigen
activiteiten die voortkomen uit de doelstellingen, wet- en regelgeving, protocollen en methodieken.
Enkele varianten kennen echter geen eigen tarief. Dit heeft ermee te maken dat deze varianten in de
praktijk vaak sterk verweven zijn met andere varianten. Zo wordt een voorlopige ondertoezichtstelling
(VOTS) in de regel gevolgd door een ondertoezichtstelling (OTS) en wordt een voorlopige voogdij (Vovo)
veelal gevolgd door een voogdij.
In onderstaande tabel is schematisch weergegeven op welke wijze de tarieven aan de verschillende
varianten gekoppeld zijn. Daar waar nodig is een nadere toelichting opgenomen.
Varianten
Financiering op basis van een tarief per:
OTS
• Aantal OTS eerste jaar in begeleiding (< 1 jr)
VOTS
• Aantal OTS vervolg jaren in begeleiding (> 1 jr)
Voogdij
• Aantal voogdij cliënten.
Vovo
Reguliere JR
• Aantal reguliere JR cliënten
ITB-Harde Kern
• Aantal gerealiseerde begeleidingsmaanden ITB- HK
ITB-Criem
• Aantal gerealiseerde begeleidingsmaanden ITB- Criem
STP
• Aantal gerealiseerde begeleidingsmaanden STP
GBM
• Aantal gerealiseerde adviezen GBM
• Aantal GBM-begeleidingen
Samenloop
• Aantal samenloopmaatregelen
Toelichting:
• OTS/VOTS. De VOTS wordt veelal gevolgd door een OTS. Daarom is ervoor gekozen om hiervoor één
tarief te hanteren. Wel wordt onderscheid gemaakt in een tarief voor het eerste jaar van een OTS en
een tarief voor de vervolgjaren van de OTS. In het eerste jaar van de OTS moet uiteraard de grootste
investering plaatsvinden om de ontwikkelingsbedreiging van het kind weg te nemen. Dit uit zich in een
hogere ureninvestering en dus een hoger tarief in het eerste jaar.
• Voogdij/Vovo. De Vovo wordt veelal gevolgd door een voogdij. Daarom is ervoor gekozen om hiervoor
één tarief te hanteren.
• GBM: de uitvoering van de Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) wordt gefinancierd op basis van
twee tarieven. Eén tarief voor het opstellen van een GBM-advies (aan de Raad voor de
Kinderbescherming) over de haalbaarheid van de maatregel en één tarief voor de begeleiding van een
jeugdreclasseringscliënt, als deze maatregel daadwerkelijk door de kinderrechter wordt opgelegd
(GBM-begeleiding).
• Samenloop: ‘Samenloop’ heeft betrekking op het samengaan van jeugdbescherming en jeugd-
reclassering. Dit betreft circa 5 % van de jeugdbescherming en 12 % van de jeugdreclassering. Omdat een deel van de activiteiten voor beide maatregelen sterk overlappen, wordt een aangepast
(lager) tarief gehanteerd voor de uitvoering van de jeugdreclassering; ‘de samenloop’. Naast het tarief
voor de jeugdbescherming wordt dan het samenloop tarief gehanteerd.
Als echter sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel én een individuele trajectbegeleiding (ITB),
dan worden beide tarieven afzonderlijk gehanteerd en is géén sprake van een lager samenlooptarief.
Hier is voor gekozen omdat het ITB een kortdurend traject is met eigen specifieke aanpak en daardoor
in veel mindere mate overlap vertoont.
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 9
4 Wat bepaalt de kosten van de gedwongen zorg?
Aantal uur per maatregel
De belangrijkste factor voor de hoogte van een tarief is de tijdsinvestering in uren, per variant van
jeugdbescherming en jeugdreclassering. De tijdsinvestering per variant wordt bepaald door het doel van
de desbetreffende variant, de wettelijke vereisten, protocollen, methodieken, eisen van de Inspectie, etc.
De wettelijke vereisten zijn opgenomen in de jeugdwet (incl. AMVB en ministeriele regelingen), maar
bijvoorbeeld ook in de Kinderbeschermingswetgeving (BW), het Wetboek van Strafrecht en de
Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen.
Methoden
In de afgelopen tien jaar is de gedwongen hulp in Nederland methodisch doorontwikkeld en kent elke
maatregel zijn eigen op wetenschappelijke uitgangspunten gestoelde methodiek. Al deze methodieken
zijn geïmplementeerd, waarna door middel van tijdschrijven is bepaald wat de gemiddelde ureninvestering is voor deze methode (en gebaseerd op de wettelijke eisen, protocollen, eisen van de inspectie, etc.).
Een belangrijk gegeven hierbij is dat met deze methode en gemiddelde ureninvestering het mogelijk is
om verantwoorde zorg te verlenen. De Inspectie Jeugdzorg heeft onder andere als taak om toezicht te
houden met de betrekking tot de vraag of door de instellingen verantwoorde zorg wordt verleend.
Het normenkader
Onder de nieuwe jeugdwet dienen organisaties die uitvoering geven aan de jeugdbescherming en
jeugdreclassering gecertificeerd te zijn op basis van het normenkader. Het normenkader beschrijft de
eisen gericht op het borgen van kwaliteit van de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering
waaraan minimaal moet worden voldaan. Het normenkader bevat de eisen op het gebied van
organisatie, methode, professionals en ketensamenwerking (inclusief ICT) vanuit de geldende en
nieuwste inzichten op het gebied van kwaliteitsmanagement en –borging voor uitvoerende instellingen.
Het normenkader is daarmee mede gebaseerd op de werkwijzen, protocollen en andere vereisten die
nodig zijn om een minimale kwaliteit te realiseren voor de uitvoering van de jeugdbescherming en
jeugdreclassering in Nederland. Dit niveau van uitvoering is onder gelijkblijvende condities haalbaar
voor de jeugdbescherming en -reclassering binnen de uren en financiering zoals afgesproken in het
tariefsakkoord van eind 2013. Verlaging van de kostprijs kan leiden tot een lager kwaliteitsniveau en
het risico dat niet meer kan worden voldaan aan het normenkader.
Soort maatregel
Ook de mate waarin een kind bijvoorbeeld thuis woont of uit huis is geplaatst heeft invloed op de
urenbesteding. In de regel hoeft minder tijd besteed te worden aan cliënten die in een pleeggezin of
in een tehuis wonen dan aan kinderen die nog thuis wonen. Ook de vraag of nog gewerkt wordt aan
het herstel van de opvoedings-/gezinssituatie (OTS) of dat sprake is van een voogdij (structurele
opvoedsituatie buiten het gezin) is bijvoorbeeld van invloed op de ureninvestering. De gemiddelde
tijdsinvestering bij een voogdijmaatregel (in de regel voorgoed uithuisgeplaatst) is dan ook lager dan
die van een OTS (een tijdelijke maatregel om naar herstel van de opvoed-/gezinssituatie te werken en
waarbij het kind in 55% van de gevallen thuis woont).
10 | Stelselwijziging Jeugd
Hieronder treft u per maatregel een overzicht aan van de gebruikte methodiek en de gemiddelde
ureninvestering
Methodiek
OTS
VOTS
Voogdij
Deltamethode
Gemiddelde
uren
Eenheid
Caseload
OTS < 1 jr
95,7 uur
Per jaar
13,4
OTS > 1 jr
79,2 uur
Per jaar
16,2
Per jaar
23
Methode voogdij
54,0 uur
Reguliere JR
Handboek JR
73,0 uur
Per jaar
17,5
ITB-Harde Kern
Handboek ITB
13,0 uur
Per maand
8,2
ITB-Criem
Handboek ITB
17,3 uur
Per maand
6,2
STP
Handboek JR
17,3 uur
Per maand
6,2
GBM advies
Handboek JR
18,0 uur
Per advies
nvt
GBM begeleiding
Handboek JR
72,9 uur
Per traject
17,6
Samenloop
Handboek JR: module samenloop
20,7 uur
Per jaar
62
Vovo
19
NB: Een kinderrechter kan ook een ‘maatregel voor uithuisplaatsing’ opleggen. Deze maatregel kent geen
separaat tarief. De uren die door een gezinsvoogdijmedewerker of een jeugdreclasseringsmedewerker
geïnvesteerd worden om te komen tot een uithuisplaatsing, maken (net als het zorgdragen voor ambulante of
daghulp) onderdeel uit van de gemiddelde uren zoals die per maatregel zijn bepaald. De kosten van de zorg bij
uithuisplaatsing (pleegzorg, instelling), ambulante en/of daghulp worden gefinancierd uit de doeluitkering die
door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt verstrekt, en maken dus géén onderdeel uit van
het tarief van de gedwongen hulp.
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 11
5 Wat zijn de tarieven van de gedwongen maatregelen?
In onderstaande tabel zijn de tarieven opgenomen zoals die door het Ministerie van Veiligheid en Justitie
worden gehanteerd bij de vaststelling van de doeluitkering.
Prijs (p)3
Prijseenheid
Aantallen (q)
€ 8.758
per cliënt per jaar
12-maandsgemiddelde5
OTS > 1 jaar
€ 7.323
per cliënt per jaar
12-maandsgemiddelde
OTS < 1 jaar4
Voogdij
€ 5.130
per cliënt per jaar
12-maandsgemiddelde
Reguliere JR
€ 6.528
per cliënt per jaar
12-maandsgemiddelde
ITB-Harde Kern
€ 1.242
begeleidingsmaand per cliënt
Aantal gerealiseerde maanden
ITB-Criem
€ 1.647
begeleidingsmaand per cliënt
Aantal gerealiseerde maanden
STP
€ 1.647
begeleidingsmaand per cliënt
Aantal gerealiseerde maanden
6
GBM-advies
€ 1.460
Per afgerond GBM-advies
Aantal afgeronde adviezen
GBM-begeleiding7
€ 6.516
per cliënt per jaar
12-maandsgemiddelde
Samenloop
€ 1.638
per cliënt per jaar
12-maandsgemiddelde
34567
Omdat de duur van een individuele trajectbegeleiding en een scholings- en trainingsprogramma
(ITB/STP) veelal maar enkele maanden tot een half jaar in beslag neemt en het veelal om een beperkt
aantal cliënten gaat, is bij ITB/STP niet gekozen voor het ’12-maandsgemiddelde’ maar voor het aantal
‘gerealiseerde begeleidingsmaanden’ (het aantal maanden dat een cliënt daadwerkelijk begeleid wordt).
6 Hoe is het tarief opgebouwd?
Eind 2013 is door EY in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie onderzoek gedaan naar de
kosten en de bedrijfsvoering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering in Nederland. Dit
onderzoek heeft in december 2013 geleid tot de vaststelling van nieuwe tarieven door VenJ. In deze
nieuwe tarieven zijn alle laatste ontwikkelingen op het gebied van de kosten meegenomen en heeft ook
benchmarking plaatsgevonden, om te bezien of de kosten vergelijkbaar zijn met andere (vergelijkbare)
organisaties.
Urenbesteding voor directe uitvoering
Zoals hierboven is beschreven, worden de kosten van het tarief vooral bepaald door de ureninvestering
bij de uitvoering van de maatregel. Deze ureninvestering heeft betrekking op de uren van de (gezins-)
voogdijmedewerkers en jeugdreclasseringsmedewerkers, maar ook op de uren van de inzet van gedragsdeskundigen, secretariaatsmedewerkers en teamleiders die de desbetreffende medewerker
ondersteunen bij het uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden. Voor deze laatste functies gelden
zogenaamde ‘uitvoeringsafspraken’. In deze afspraken zijn normeringen opgenomen, over de inzet van deze medewerkers in de vorm van een ‘span of control’. Deze is 1 op 9 voor gedragsdeskundigen, 1 op 12 voor teamleiders en 1 op 6 voor secretariaatsmedewerkers.
3
4
5
6
7
Prijspeil 2013.
Ook de VOTS-en worden hier meegeteld.
Het gemiddeld aantal cliënten per jaar op basis van gemiddelde van het aantal cliënten op elke 1e van de maand (‘aantal cliënten op peildatum’).
Ook de voorlopige voogdijen worden volgens dit tarief afgerekend.
Wanneer GBM-begeleiding wordt gegeven i.c.m. een ITB-traject, geldt het tarief voor het ITB-traject
12 | Stelselwijziging Jeugd
Opslagkosten
Naast de kosten voor de inzet van personeel (salarissen, sociale lasten, inhuur) is in het tarief ook een
vergoeding opgenomen voor bijkomende kosten als:
• Overige personeelskosten, waaronder: arbo, vergoeding reiskosten woon-werk, kinderopvang, etc.
• Huisvestingskosten, waaronder: huur en leasing, afschrijvingen, energie, etc.
• ICT-kosten, waaronder: huur en leasing software en hardware, afschrijvingen, etc.
• Apparaatskosten kosten: externe adviezen, accountant, porti, telefoon, etc
Personele overhead kosten
In het tarief is ook een component opgenomen voor de vergoeding van personele overhead. De
personele overhead bedraagt 15,75 % van de totale fte (14,0% van de totale kosten). In de benchmark
van het bureau Berenschot over de personele overhead, realiseren de bureaus jeugdzorg een laag
overheadpercentage, vergelijkbaar met de personele overhead die in de gehandicaptenzorg,
ziekenhuizen en kinderopvang wordt gerealiseerd en lager dan de GGZ sector, de welzijnssector en
de universitair medische centra (UMC).
Bijzondere (pupil)kosten
Een apart onderdeel van het tarief zijn de bijzondere kosten. Het gaat hierbij om specifieke kosten,
die voor de kinderen in de jeugdbescherming gemaakt worden:
• Bijzondere uitgaven: kleed- en zakgeld voor kinderen die in een tehuis wonen, paspoort, etc.
• Zelfstandig kamerbewoning: bedoeld voor kosten die voogdijkinderen maken die zelfstandig wonen.
• Ziektekosten: hebben betrekking op de vergoeding van de aanvullende ziektekostenverzekering.
• Kosten externe forensisch deskundigen8: Dit betreft door de jeugdbescherming aangevraagde
forensische diagnostiek, ten behoeve van een justitiële beslissing van een rechtelijke instantie.
Het totale tarief dat voor de bijzondere kosten gehanteerd wordt, bedraagt € 255,- per maatregel
van jeugdbescherming. Voor cliënten van de William Schrikker Groep (WSG) wordt een bedrag van
€ 462,- gehanteerd. De gemiddelde kosten bij de doelgroep van de WSG (lichamelijk en verstandelijk
gehandicapten) zijn namelijk hoger dan de kosten van de andere bureaus.
Productieve uren en caseload
Één van de belangrijkste elementen die de kostprijs bepaalt, is het aantal productieve uren per fte per
jaar. Deze uren worden bepaald door het aantal beschikbare uren op jaarbasis te verminderen met
verlofdagen, ziekteverzuim en met de niet productieve uren (beleidsvergaderingen, opleidingen, etc.).
In de gedwongen jeugdzorg wordt uitgegaan van 1.279,4 productieve uren op jaarbasis.
De hierboven opgenomen caseload (gemiddeld aantal cliënten in begeleiding per fte) wordt bepaald
door het aantal productieve uren per jaar te delen door de gemiddelde ureninvestering per maatregel
per jaar. De caseload van een 1e-jaars OTS is dan ook 13,4 (= 1.279,4/95,7).
8
Voor een uitgebreide toelichting op de forensische diagnostiek jeugd wordt verwezen naar ‘Landelijk Kader Forensische
Diagnostiek in de Jeugdzorg’ (2002).
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 13
7 Wat is het tarief voor een volledig jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringstraject?
Hiervoor werd beschreven wat de tarieven in de gedwongen jeugdzorg zijn. Deze tarieven zijn veelal
tarieven per jaar of per begeleidingsmaand. Door deze tarieven te vermenigvuldigen met de duur van de
betreffende variant kan de kostprijs verkregen worden van een geheel jeugdbeschermings- c.q.
jeugdreclasseringstraject.
In de onderstaande tabel is opgenomen wat de gemiddelde duur 9 van elke variant is. De gegevens
hebben betrekking op het jaar 2012.
Prijs
Gemiddelde
duur
(in dagen)10
Tarief totaal
traject
Opmerkingen
OTS < 1 jaar
OTS > 1 jaar
€ 8.758
1.018
€ 21.859
Wordt voor duur van max. 1 jaar
uitgesproken, en daarna verlengd
Voogdij
€ 5.130
1.813
€ 25.481
Reguliere JR
€ 6.528
612
€ 10.946
Betreft de duur van het totale traject
van Toezicht en begeleiding
ITB-Harde Kern
€ 1.242
175
€ 7.146
Duurt max 6 maanden en kan met
6 maanden verlengd worden
ITB-Criem
€ 1.647
90
€ 4.873
Duurt max 3 maanden en kan met
3 maanden verlengd worden
STP
€ 1.647
24
€ 1.300
Duurt max 6 maanden en kan met
6 maanden verlengd worden
GBM-begeleiding
€ 6.516
180
€ 3.213
Duurt max 6 maanden en kan met
6 maanden verlengd worden
Samenloop
€ 1.638
-11
€ 7.323
10 11
NB: een totaal tarief voor een individueel cliënttraject kan ook een combinatie van de bovenstaande trajecten omvatten.
De gemiddelde duur kan afwijken per regio als gevolg van b.v. verschillen in zwaarte van de problematiek per regio of
beleidskeuzen.
10
Op basis van de beleidsinformatie in de eerste 3 kwartalen van 2013.
11
Geen gegevens over beschikbaar.
9
14 | Stelselwijziging Jeugd
8 Vliegwielprojecten, methodische innovatie en de kosten van de jeugdbescherming
De invoering van de Deltamethode
In 2008 is gestart met de invoering van de zogenaamde ‘Deltamethode’ voor de uitvoering van de OTS.
Deze methode biedt de gezinsvoogdijwerker methodische handvatten om meer kindgericht en planmatig te werken, met als doel de hulp aan OTS-kinderen te verbeteren. De Deltamethode heeft ook als
doel de duur van de OTS te verkorten en het aantal en de duur van de uithuisplaatsingen terug te
dringen.
Onderzoek van het WODC 12 llaat zien dat het werken volgens de Deltamethode een positief effect
heeft op de duur van de OTS, dat de kans op een uithuisplaatsing afneemt en dat de duur van een
uithuisplaatsing wordt verkort. Deze effecten hebben ook minder kosten tot gevolg:
• Een afname van de duur van de OTS, leidt tot lagere kosten voor een geheel OTS-traject (zie onderdeel
8). De kosten per jaar blijven gelijk, maar er hoeven minder jaren gefinancierd te worden.
• Een afname van de kans op en de duur van de uithuisplaatsing leidt tot minder kosten bij instellingen/
residentiële voorzieningen die uit de doeluitkering van VWS gefinancierd worden.
De ‘vliegwielprojecten’
In het licht van de transitie zijn in 2012 de ‘vliegwielprojecten’ van start gegaan, om te experimenteren
met een meer preventieve en integrale aanpak van de jeugdproblematiek, zoals beoogd met de
Jeugdwet. Deze vliegwielprojecten hebben, in het verlengde van de resultaten bij de Deltamethode, als
doel om door middel van methodische innovatie te zorgen voor betere resultaten in de
jeugdbescherming.
Naast de doelstellingen zoals die genoemd zijn bij de Deltamethode (kortere duur van OTS-en, en minder
en kortere uithuisplaatsingen) hebben de vliegwielprojecten ook als doel om de instroom in de OTS te
voorkomen. Nieuwe OTS-en kunnen worden voorkomen door in een vroeger stadium hulpverlening
te bieden aan een gezin. Zo kan escalatie in een gezin worden voorkomen en daarmee de eventuele inzet
van gedwongen jeugdzorg. Geen escalatie is uiteraard het beste voor een jeugdige, omdat de impact van
een jeugdbeschermingsmaatregel op zowel het kind als de ouders groot is.
De investering in een preventief aanbod kan gefinancierd worden uit de opbrengsten van de
Deltamethode, maar ook uit de opbrengsten die de methodische innovatie van de vliegwielprojecten
oplevert (kortere OTS-en, minder uithuisplaatsingen en minder ambulante en andere vormen van (jeugd)
zorg). Daarmee worden de opbrengsten van methodische vernieuwing in de jeugdbescherming gebruikt
om de instroom in de jeugdbescherming met een preventief aanbod te voorkomen, wat op zichzelf ook
weer tot besparingen leidt. Daarmee wordt als het ware een vliegwiel op gang gebracht.
De stelselwijziging in de jeugdzorg geeft gemeenten de regie op de inzet van de jeugdzorg. Deze regie
maakt het voorkomen van een jeugdbeschermingsmaatregel beter mogelijk, doordat lokaal bijvoorbeeld
kan worden ingezet op een effectiever preventietraject voor risicogezinnen en een betere samenwerking
tussen hulpverleners.
12
Stams, e.a. (2010). Implementatie en doelmatigheid van de deltamethode gezinsvoogdij)
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 15
De trend in het aantal maatregelen OTS en decentralisatie
In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal OTS-en in de periode 2008 tot en met 2013
opgenomen. Het betreft telkens het aantal cliënten op 31 december van het desbetreffende jaar.
Jeugdbeschermers passen de Deltamethode toe in hun werk. De invoering en toepassing hiervan wordt
als één van de belangrijkste redenen gezien voor de afname van de aantallen OTS. In 2012 en 2013 zette
de daling van het aantal OTS-en zich versterkt door. Naast een generieke daling, doet de daling zich met
name voor bij enkele regio’s waarin vliegwielprojecten werden uitgevoerd
De methodische vernieuwing van de voogdij
In 2012 is in Nederland een methodische vernieuwing gestart in de uitvoering van de voogdij. Met deze
methodische vernieuwing wordt beoogd om waar mogelijk en gewenst de voogdij van een kind over te
dragen van een voogdijmedewerker naar pleegouders of naar zogenaamde ‘burgervoogden’.
Zo wordt gestimuleerd dat juridisch gezag beter gedragen wordt doordat één of twee volwassene(n)
zich langdurig aan de opvoeding en verzorging van een jeugdige committeren, in plaats van door
(wisselende) beroepskrachten van Bureau Jeugdzorg. Het gevolg van de overdracht van de voogdij naar
pleegouders is dat de voogdij korter duurt en dat de voogdijmedewerker het desbetreffende kind minder
lang hoeft te begeleiden. Hierdoor zullen de kosten voor de voogdij in Nederland in de toekomst naar
alle waarschijnlijkheid dalen. De pleegouders blijven als pleegoudervoogden wel recht houden op
pleegzorgbegeleiding. In 2014 worden de eerste resultaten van deze nieuwe aanpak verwacht.
De methodische vernieuwing van de jeugdreclassering
In het kader van de inwerkingtreding van de Jeugdwet wordt het Handboek methode jeugdreclassering
doorgelicht en aangevuld. Het normenkader voor de certificering ten behoeve van jeugdreclassering is
hierbij het uitgangspunt. Daarin komt terug dat er door middel van het RNR-model (Risk, Needs and
Responsivity) gewerkt moet worden aan criminogene factoren. Doelen die bereikt moeten worden,
worden samen met de jeugdige, de ouders en het (sociale) netwerk rondom de jeugdige opgesteld.
Daarnaast wordt de handreiking ‘reclasseren met adolescenten’ betrokken bij de actualisering van het
handboek. Systemisch werken, waarbij familie, school, werkgevers, de wijkagent en vrienden worden
betrokken is daarbij één van de speerpunten. In het kader van de stelselherziening jeugd wordt daarbij
ook de afstemming met de gemeenten gezocht, bijvoorbeeld via het desbetreffende wijkteam of de
gemeentelijk regisseur. Daarnaast neemt het werken met jongeren met een (licht) verstandelijke
beperking een belangrijke rol in bij de doorontwikkeling van het handboek.
16 | Stelselwijziging Jeugd
Grondslag verdeling doeluitkering naar gemeenten
De verdeling van de naar de gemeenten te decentraliseren doeluitkering voor de gedwongen hulp vindt
plaats op basis van het aantal cliënten dat in 2012 gedwongen hulp heeft gekregen. De grondslag voor de
omvang van het totale per 1 januari 2015 over te hevelen bedrag is gebaseerd op het bedrag dat in de
begroting van 2013 is opgenomen voor het jaar 2014.
In 2013 is het aantal cliënten al dermate gedaald (-8%) dat het bedrag dat in 2015 naar gemeenten
overgeheveld wordt al nagenoeg gerealiseerd is. Als de dalende trend van 2013 zich ook in 2014 doorzet,
betekent dit dat in 2015 voor gemeenten al budgettaire ruimte ontstaat, ten opzichte van het over te
dragen financieel kader. Door gerichte verdere investeringen op basis van de succesvolle werkwijzen die
nu in de vliegwielprojecten uitgetest worden, hebben gemeenten mogelijkheden om het aantal cliënten
verder omlaag te brengen. Met deze werkwijze kan aan de decentralisatietaakstelling, die voor de
doeluitkering gedwongen hulp in 2017 ingaat, invulling gegeven worden.
Tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering | 17
Bijlage 1. toelichting op de tarieven 2014
Nr
Onderdeel
Verwerking Toelichting
in tarief
1.
Productieve uren
1.279,4
Voor alle producten wordt uitgegaan van deze
genormeerde productieve uren
2.
Salarisniveau
CAO 2012
Gehanteerd is de CAO Jeugdzorg 2011-2013,
salaristabel mei 2012 vermeerderd met OVA
2012 en 2013.
3.
Schaal/periodiek (incl. TL, secr, GW)
Trede 8
Voor de functies uitvoerend medewerker,
teamleider, secretariaat en gedragswetenschapper is gerekend met trede 8 in de schaal.
De uitvoerend medewerker zit gemiddeld ook
op trede 8. Voor de andere functies (teamleider,
secretariaat en gedragswetenschapper) is dit
genormeerd op trede 8.
4.
Verzuimpercentage
5,5%
Dit percentage past in de dalende ontwikkeling
van het ziekteverzuim. Bovendien is dit
percentage gelijk aan het percentage dat voor
andere door het ministerie van Veiligheid en
Justitie gefinancierde organisaties wordt
gehanteerd.
5.
Span of control voor alle producten
gelijk
- teamleider
1:12
- secretariaat
1:6
De Span of Control is voor alle varianten JB en JR
gelijk getrokken aan de bestaande norm voor
OTS en reguliere jeugdreclassering.
- gedragswetenschapper
1:9
Bijzondere kosten
€ 255
Opslag WSG
€ 207
7.
Personele overheadpercentage
14,0%
De personele overhead bedraagt 14,0% van de
kosten en komt overeen met het rapport van
Berenschot uit 2011.
8.
Overige personeelskosten
7,0%
Apparaatskosten
7,25%
Deze opslagen zijn aangepast aan het gerealiseerde kostenniveau, zoals dat naar voren is
gekomen uit het EY-onderzoek.
Huisvesting
10,25%
Kosten ICT, waaronder:
- dataverkeer/licenties
- informatievoorziening
€ 165
6.
9.
De bijzondere kosten zijn genormeerd op het
gemiddelde realisatieniveau 2012.
(Footnotes)
1 2 3 4 5 WvSr - wetboek van strafrecht.
Bij - Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
Prijspeil 2013.
Ook de VOTS-en worden hier meegeteld.
Het gemiddeld aantal cliënten per jaar op basis van gemiddelde van het aantal cliënten op elke 1e van de maand (‘aantal cliënten op peildatum’).
6 Ook de voorlopige voogdijen worden volgens dit tarief afgerekend.
7
8 9 Wanneer GBM-begeleiding wordt gegeven i.c.m. een ITB-traject, geldt het tarief voor het ITB-traject
Op basis van de beleidsinformatie in de eerste 3 kwartalen van 2013.
Geen gegevens over beschikbaar.
18 | Stelselwijziging Jeugd
Dit is een uitgave van het
www.voordejeugd.nl
Juni 2014