Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA

Haarlem, maart 2014
Kwaliteitsbeeld
en nieuwe
opgaven voor het
MRA-landschap
De MRA als watermetropool: het Noordzeekanaal tijdens Sail. Beeld: Jan Tuijp
Inhoudsopgave
I Inleiding
5
II Metropoolgebieden en hun landschappen
9
Metropolen investeren in landschap - voorbeelden Londen/ Madrid
11
III Vijf thematische perspectieven 2040+
13
Perspectief 2040+ Water in het MRA-landschap
15
Perspectief 2040+ Natuur in het MRA-landschap
21
Perspectief 2040+ Stedelijke functies en infrastructuur in het MRA-landschap
25
Perspectief 2040+ Recreatie, toerisme en beleving in het MRA-landschap
31
Perspectief 2040+ Het productieve MRA-landschap: landbouw en energie
37
IV Vijf principes voor de doorontwikkeling van het MRA-landschap
43
principe 1: Capaciteit en bereikbaarheid
45
principe 2: Aantrekkelijkheid en belevingswaarde
49
principe 3: Koesteren en versterken
53
principe 4: ‘Doorwaadbaarheid’
57
principe 5: Ruimte reserveren
61
V De bouwdoos
65
Colofon
67
Omslag: de Amstelscheg dringt als groene trechter diep door in Amsterdam. Beeld: Erwin Voogt
Inventarisatie van lopende en nieuwe projecten voor recreatie, water en natuur in het MRA-landschap
Natuurontwikkeling (al dan niet in combinatie met een wateropgave)
Natuurcompensatie als gevolg van een infrastructuurproject
Wateropgave (ontwikkeling waterberging of verbetering waterkwaliteit)
Ontwikkeling recreatiegroen
Integraal dijkversterkingsproject
Integraal project met woningbouw
Landbouwstructuurversterking
Zoekgebied voor losse woningbouw in Pilot Waterland
Ontwikkeling fort Stelling van Amsterdam
Recreatieve ontwikkeling
I Waarom een
kwaliteitsbeeld?
Het landschap is veel waard
De metropoolregio Amsterdam (MRA) is een gevarieerde en dynamische regio. Het is een gebied met meer dan 2 miljoen inwoners,
met een sterke en diverse economie, met een unieke grachtengordel en schilderachtige Zuiderzeestadjes. Een bruisende metropool
waar economische innovaties tot bloei komen én waar de dynamiek ook is ingebed in een historisch en uniek landschap. Hier
kunnen inwoners ontspannen, beleven en sporten in een groene omgeving. Het MRA-landschap trekt ook veel toeristen uit
binnen- en buitenland en is een van de aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden voor de bedrijven die zich hier willen vestigen. Werken
aan de Zuidas, uitwaaien in de polder, hardlopen aan het strand, varen in de veenweiden: het kan allemaal in de MRA.
Het landschap staat echter onder druk door de grote ontwikkeling van de metropoolregio. De bevolking groeit en blijft voorlopig ook
nog groeien. Bovendien komt er een groeiende stroom toeristen van buitenaf naar de regio. Dit betekent een grotere druk op het
landschap rondom de steden door stedelijke ontwikkeling (woningbouw, meer infrastructuur, groter wordende (agrarische)
bedrijven) en door toename van het recreatief gebruik. Om de MRA dynamisch en divers te houden, is het van belang om
zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit te ontwikkelen.
Werken aan een toekomstbestendig landschap
Tot op heden verloopt sturing van de ontwikkeling van het landschap niet zozeer vanuit een perspectief voor het gehele landschap in
de metropoolregio Amsterdam, maar vooral vanuit lokaal en soms (deel)regionaal perspectief. Daarnaast wordt vaak vanuit een
sectoraal en niet vanuit integraal perspectief aan de MRA-opgaven gewerkt. De kaart op de linker bladzijde geeft een indicatie van
de veelheid aan projecten voor water, recreatie en natuur in het landschap van de MRA. Om trefzeker in uitvoeringsprogramma’s te
kunnen zijn, is het van belang om op het niveau van de MRA een perspectief te hebben waaraan de afzonderlijke (compensatie)
projecten van diverse partijen in de MRA een bijdrage vormen.
De bestuurlijke denktank voor het Metropolitaan Landschap (1) heeft in 2013 de opdracht gegeven de nogal globale bestaande visie
op het Metropolitaan Landschap te concretiseren tot zo’n MRA-perspectief en het te vormen tot een ondersteuningsinstrument. De
brochure ‘Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap’ biedt een set van principes en spelregels om het landschap
aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Te gebruiken door allen, bestuurders, ambtenaren en andere
initiatiefnemers van projecten in het MRA-landschap, om daadwerkelijk aan de slag kunnen gaan met de kwaliteit van het
landschap als belangrijk onderdeel van de leefomgeving.
Van ateliers naar een Kwaliteitsbeeld
Met verschillende partijen is onder leiding van Jandirk Hoekstra, de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit, gewerkt aan een
Kwaliteitsbeeld voor het Metropolitaan Landschap. Daarbij vormden de bestaande visies op het landschap van de MRA het
vertrekpunt. Het Kwaliteitsbeeld is ontwikkeld op basis van een reeks ateliers met thema- en gebiedsspecialisten in oktober en
november van 2013. Vertegenwoordigers van provincie, regio, gemeenten en waterschappen, van belangenorganisaties op gebied
van natuur, (water-)recreatie, cultuurhistorie en ondernemers met initiatieven in het landschap waren daarbij aanwezig. Tijdens de
ateliers was een kleine groep mensen actief met als opdracht de samenhang in de atelierresultaten te stimuleren, de ‘linking
pin-club’. Zij hadden als taak om zoveel mogelijk informatie op te halen tijdens de ateliers en om verbanden te leggen tussen de
verschillende thema’s en opgaven. De conclusies van de linking pin-club zijn verwerkt in het Kwaliteitsbeeld. Op basis van de
ateliers zijn voor een vijftal thema’s perspectieven opgesteld en is een vijftal principes benoemd die als het ware dwars door de
thema’s heen gaan. Ze geven inzicht in de opgaven en kansen bij ruimtelijke ontwikkeling en kunnen bestuurders en
vertegenwoordigers van de overheden, belangenorganisaties en andere initiatiefnemers helpen bij het maken van keuzes. De
perspectieven en principes vormen samen het Kwaliteitsbeeld.
1. De bestuurlijke Denktank Metropolitaan bestond tot maart 2014 uit de wethouders Nobel (Haarlemmermeer), Ossel (Amsterdam), Linnekamp
(Zaanstad), Levie (Amstelveen), Mulder (Haarlem), Grondel (Diemen) en Mulder (Almere) en burgemeester Roest van Laren namens de Gooi en
Vecht regio. Onder leiding van gedeputeerde Bond van de provincie Noord-Holland hebben zij ‘De Kracht van het Landschap 2013’ uitgebracht, een
discussiedocument over organisatie van, sturing op en financiering van het Metropolitaan landschap.
5
Een nieuwe landgoed als voorbeeld van recreatief ondernemerschap in en met het landschap: stadslandgoed De Kemphaan
bij Almere. Beeld: Roel van Norel
Verder werken aan de kwaliteit van het Metropolitaan Landschap: de bouwdoos
Het is de bedoeling om met het Kwaliteitsbeeld in de hand met een brede groep betrokkenen verder te werken aan de verbetering
en versterking van het MRA-landschap. Om het gesprek op gang te helpen en tegelijkertijd het maximale te halen uit de integrale
aanpak heeft de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam een bouwdoos met speelkaarten en een speelbord ontwikkeld. Het
doel van het spel is het formuleren van nieuwe, integrale opgaven voor initiatieven, plannen en projecten in het MRA-landschap.
Het is een instrument dat helpt om dezelfde taal te spreken en grip te krijgen op de verschillende belangen en doelen die in een
gebied aanwezig zijn, zowel op bestuurlijk niveau als op projectinhoudelijk niveau.
Bestuurders uit de MRA hebben tijdens de landschapsconferentie op 13 december 2013 al geoefend met het spel: een mooi
instrument om dilemma’s en kansen zichtbaar en bespreekbaar te maken!
Leeswijzer
De brochure ‘Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap’ start bij wijze van opwarmer met een korte schets van
het belang dat in andere metropoolregio’s aan het landschap wordt gehecht. Daarna volgen de perspectieven voor de vijf thema’s
die voor de doorontwikkeling van het MRA-landschap van belang zijn. Aan het eind van elk perspectief zijn de trends en opgaven
waarmee rekening moet worden gehouden kort samengevat in de vorm van de ‘speelkaarten’ uit de bouwdoos. Op de thema’s
volgen de vijf overkoepelende principes die – wanneer ze bij de uitwerking van beleid en projecten voor het MRA-landschap worden
gehanteerd – ertoe bijdragen om de kwaliteit van het MRA-landschap te borgen. Aan het eind wordt het ‘speelbord’ uit de bouwdoos
gepresenteerd waarmee – samen met de ‘speelkaarten’ uit het eerste deel en de principes uit het tweede deel – tijdens het ‘spel’
met betrokkenen vorm en inhoud kan worden gegeven aan de verdere ontwikkeling van het MRA-landschap. Daarmee is de
bouwdoos voor een krachtig en vitaal MRA-landschap compleet.
Deelnemers tijdens een van de MRA-ateliers
7
Vergelijking van Europese metropoolregio’s. Bron: onderzoek ‘De Groene Metropool’, Philomene van der Vliet, David Kloet (2011)
II Metropoolgebieden
en hun landschappen
Wereldwijd houden metropolen zich steeds meer bezig met het landschap in en rond de stad als onderdeel van hun ontwikkeling.
De verschillende ranking-lijsten, waaronder ‘Greenest Cities’ en ‘Most Livable Cities’, laten zien dat het belang van groene ruimte in
en nabij steden wordt erkend en dat het meedoet in de concurrentie tussen steden. Recent zijn in verschillende Europese steden
grote investeringen in het groen gedaan, zo ook in Londen en Madrid. Daarbij hebben de metropolen ieder een andere benadering
gekozen: veel lokale bottom-up initiatieven in een samenhangend netwerk en één grootse ingreep top-down. Deze voorbeelden
worden op de volgende bladzijden beschreven. Dit heeft een positief effect op hun aantrekkelijkheid voor toeristen, bewoners en
bedrijven.
De MRA blinkt uit in het systeem van groene scheggen die reiken tot in het centrum van Amsterdam. Zij verbinden stad en land met
elkaar. Een mooi voorbeeld is de Amstelscheg, waarbij de Amstel vanuit de grachtengordel de stad uit meandert naar de open en
groene veenpolders.
Het landschap van de MRA is heel divers. Het bestaat uit een aantal uiteenlopende landschappen op korte afstand van elkaar. In de
getoonde reeks is de MRA bij uitstek de watermetropool met een uitgebreid watersysteem dat bestaat uit kanalen, veenrivieren,
trekvaarten, ringvaarten en plassen. Aan de ene zijde door het Noordzeekanaal verbonden met de Noordzee en aan de andere zijde
met het Markermeer. En met op het laagste niveau een uitgebreid netwerk van weteringen en sloten in de veenpolders en
droogmakerijen. De toeristische druk op Amsterdam is groot en neemt nog steeds toe. Amsterdam zou meer ontlast kunnen worden
door het toerisme (trekpleisters en hotels) meer over de regio te spreiden; daar zou het vaarnetwerk een grote rol bij kunnen spelen.
De MRA als watermetropool: waterrijk landschap ten noorden van Amsterdam met recreatiegebied ‘t Twiske.
Beeld: Jan Tuijp
9
Landschapscorridor bij nieuw Olympisch stadion, onderdeel van ‘The Green Grid’ met de Olympische Spelen als aanjager.
Beeld: Philomene van der Vliet, David Kloet
Voorbeeld Londen – Green Grid
In 2005 sprak het stadsbestuur van Londen de ambitie uit om de metropool London, klimaatbestendig te maken. Hiervoor werd een
ontwerpteam ‘Design for London’ in het leven geroepen met architect Richard Rogers aan het hoofd.
Voor Oost-London heeft Design for London een strategisch masterplan, ‘the Green Grid’, gemaakt. Dit systeem van ecologische
verbindingen moet de klimaatverandering en andere ecologische problemen opvangen en het aanbod van betekenisvolle groene
ruimtes in de stad vergroten. Daarnaast dient ze als sterke sociale impuls voor de arme wijken aan de, voorheen sterk
geïndustrialiseerde, oostkant van London.
Design for London hanteert een hechte planningsrelatie tussen stad en landschap en legt verbanden tussen de stad en een reeks
van aangewezen landschapscorridors. Centrale drager in deze ‘Green Grid’ is de Thames. De verschillende corridors, voornamelijk
gebaseerd op bestaande groene en blauwe structuren, worden direct gekoppeld aan de publieke stedelijke ruimtes van de stad.
Aan een van deze landschapscorridors, Lea Valley, is de ‘Olympic Site’ voor 2012 ontwikkeld. Dit ‘Olympic Legacy Plan’ dient als
aanjager en katalysator voor de ontwikkeling van een deel van de Green Grid.
‘The Green Grid’ suggereert een masterplanachtige machtsstructuur boven de planvorming. Design for London gebruikt echter bijna
een makelaarsachtige strategie om grip te krijgen op alle particuliere en private eigendommen en opdrachtgevers. De corridors
bestaan niet uit continue landschappen maar uit een patchwork van verschillende ruimten. Design for London ontwikkelt zowel
ondersteunend beleid als het ruimtelijk kader en werkt met lokale en strategische partners aan meer dan 100 lokale projecten om te
voorzien in een netwerk van open ruimten, natuurlandschappen, riviercorridors en de schakels ertussen. Uitvoering van de strategie
geschiedt door publiek-private partijen. De leden van het Design for London-team zitten aan tafel bij het concretiseren van al deze
opgaven, de planvorming en realisatie ervan en hebben een initiërende, ontwerpende, adviserende en toetsende rol. De
ontwikkeling en invulling van de Green Grid wordt met name gevoed door bottom-up-initiatieven en lokale partners.
Metropolen investeren
in landschap
Voorbeeld Madrid – Rio
Een goed voorbeeld van een metropolitaan park als verbinding tussen stad en ommeland is het project ‘Rio’ van Bureau West 8 en
MRIO Arquitectos in Madrid. Tot 2004 belemmerde een snelweg de verbindingen tussen stad, rivier en ommeland. De relatie tussen
het Casa del campo, de voormalige jachtvelden van de koning en het paleis van de koning aan de stadskant was doorgesneden, de
rivier, die parallel liep aan de snelweg was nauwelijks zichtbaar. Vanaf 2004 werd gestart met een ambitieus plan met enorme
invloed op de ontwikkeling van zowel stad als de Spaanse metropoolregio.
De belangrijke ingreep van het Rio Manzares project is de ondertunneling van 2 x vierbaanssnelweg langs de rivier ‘Manzanares’, de
drukke verkeersader die het hart van de stad doorsnijdt. In totaal werden 43 km snelweg en afslagen in een tunnel gelegd. Op het
dak werd een parkachtige promenade ontwikkeld, Salón de Pinos, als link tussen bestaande en nieuwe stedelijke ruimtes en als
verbinding tussen stad en land, met de bergen richting het noorden en de bosachtige gebieden richting het zuiden. De corridor
voegt een lommerrijke, schaduwrijke groenstructuur toe aan de stad; Een welkome verkoeling in het extreme klimaat van de
hoofdstad. De enorme drukte van het park bewijst dat de toevoeging aan het leefklimaat van de stad zeer geslaagd is. Bovendien
herstelt het ‘superstadspark’ de relatie tussen stad en landschap. Het ontwerp en de beplanting verwijst naar de omliggende
landschappen, waardoor het gebied als één entiteit wordt gelezen. Het superstadspark is een volledig ontworpen plan en valt in de
categorie topdown-plannen. In slechts 6 à 7 jaar tijd is het plan ontworpen en uitgevoerd.
Project ‘Rio Manzanares’: metropilitaan park op ondertunneling van een 43 km lange snelweg.
Beeld: Philomene van der Vliet, David Kloet
11
III Vijf thematische
perspectieven 2040+
In dit deel van het Kwaliteitsbeeld worden perspectieven geboden op de kwaliteiten, knelpunten, trends en
opgaven voor een vijftal thema’s die voor de ontwikkeling van het MRA-landschap belangrijk zijn. Als tijdshorizon
is daarbij 2040 gekozen. Dat wil zeggen ver genoeg om een aantal structurele trends die op de thema’s
inwerken (zoals klimaatverandering) in de beschouwing te betrekken, maar ook weer zo dichtbij dat er urgentie
wordt gevoeld om nu al met bepaalde ontwikkelingen rekening te houden. De toevoeging 2040+ geeft aan dat
verwacht kan worden dat een aantal van de gesignaleerde opgaven en ontwikkelingen ook na 2040 nog valide
zullen zijn. Voor de perspectieven is geput uit de bijdragen van themaspecialisten die aan het begin van elk van
de atelierbijeenkomsten een korte aftrap hebben gegeven en uit de gedachtewisseling en het schetswerk met de
atelierdeelnemers dat daarop volgde. Achtereenvolgens passeren de revue:
- Perspectief 2040+: water in het MRA-landschap
- Perspectief 2040+: natuur in het MRA-landschap
- Perspectief 2040+: stedelijke functies en infrastructuur in het MRA-landschap
- Perspectief 2040+: recreatie, toerisme en beleving in het MRA-landschap
- Perspectief 2040+: het productieve MRA-landschap: landbouw en energie
Bij elk thema staan een of meer perspectiefkaarten. Deze kaarten geven de belangrijkste conclusies voor het
thema weer die relevant zijn voor het landschap. Dit is vaak een mix van een agenda gebaseerd op bestaand
beleid en kansen voor de toekomst. Deze concluderende kaarten vormen de inbreng vanuit de thematische
perspectieven voor de principes in het volgende hoofdstuk.
13
Stelsel van boezemwater en dijken
Boezemstelsel
Open water in directe verbinding met boezemstelsel
Primaire waterkering
Secundaire waterkering
Opgaven door wateroverlast en veenoxidatie
Droogmakerijen: extra waterbergingsruimte nodig m.n. om wateroverlast in de stedelijk gebied te beperken
Flevopolder: extra waterbergingsruimte nodig na 2050 door bodemdaling
Veenweidegebied: in delen flexibel peilbeheer invoeren voor instandhouding van het veen
Waterbergend vermogen MRA-landschap is nodig om wateroverlast binnen de ring A10 te beperken
Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB): beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen
Boezemstelsel
Perspectief 2040+ water: vergroten van het waterbergend vermogen in het regionale watersysteem met
name in de droogmakerijen en in de boezems, en het toepassen van flexibel peil in delen van het
veenweidegebied
2040+: water in het
MRA-landschap
In het Deltaprogramma wordt gewerkt aan een strategie voor het veilig houden van Nederland tegen overstromingen en voor het
beschikbaar houden van voldoende zoetwater, ook bij verandering van het klimaat. In de regio Amsterdam komen de opgaven van
waterveiligheid en zoetwater en de klimaatbestendige stad samen in een sterk verstedelijkt gebied. De verschillende thematische
benaderingen van het Deltaprogramma moeten in deze regio met elkaar worden verbonden. Daarom is vanuit de regio de
‘Deltastrategie regio Amsterdam’ opgesteld waarin wordt nagegaan wat de verschillende opgaven voor de regio betekenen en welke
oplossingsrichtingen daarvoor in beeld zijn. Het resultaat wordt meegenomen in de keuzen die in het Deltaprogramma gemaakt
gaan worden.
De uitgangspunten van de Deltastrategie zijn meegenomen in de ateliers. Op basis van de uitkomsten van de ateliers is een
perspectief geformuleerd waarbij het accent ligt op de bijdrage die het MRA-landschap kan leveren aan een duurzaam en
veerkrachtig watersysteem voor de regio en aan het oplossen van de watervraagstukken als gevolg van klimaatverandering.
Als start voor de gedachtevorming hierover is het goed te bedenken dat het water (Noordzee en voormalige Zuiderzee niet
meegerekend) vroeger ongeveer 50% van het oppervlak van het huidige MRA-gebied besloeg. Dat percentage is steeds verder
gekrompen tot zo’n 8% nu. En dat terwijl klimaatverandering (meer en langere aanhoudende buien, langere en intensere droogte),
bodemdaling (harder pompen in verband met ontwateringseisen) en toename van het verstedelijkt gebied (toename verharding en
pieken in de waterafvoer) het watersysteem juist onder druk zetten. Er vanuit gaande dat het wateroppervlak van het hoofdsysteem
(Noordzee, Noordzeekanaal, IJmeer/ Markermeer en Amsterdam-Rijnkanaal) niet kan worden vergroot zou meer waterbergend
vermogen in het regionale systeem (droogmakerijen, veenweidegebieden en boezems in het MRA-landschap) uitkomst bieden.
Zeker als het systeem flexibel peilbeheer toelaat. Maar de druk op het grondgebruik (verstedelijking, infrastructuur, landbouw) in
een metropoolregio en allerhande beperkingen (bijvoorbeeld geen open water in het gebied rond Schiphol in verband met
vogelaantrekkende werking) zet daar een rem op.
Extra bergingsruimte in de MRA-landschappen nodig
Het is een gegeven dat in een groot deel van de MRA het landschap blijvend moet worden ingezet om de wateroverlast in stedelijke
gebieden te beperken. Het waterbergend vermogen van de MRA-landschappen, en daarbinnen de droogmakerijen en het
boezemsysteem, moet (naast het benutten en zo nodig opvoeren van de pompcapaciteit van de gemalen tussen boezems en
hoofdsysteem) worden ingezet om in natte tijden droge voeten te kunnen houden in de stedelijke gebieden. Vertraging van de
waterafvoer door de capaciteit van parken, pleinen en daken als tijdelijke waterberging te gebruiken en het meenemen van de
wateropgave bij stedelijke nieuwbouw (waterrobuuste inrichting) helpt daarbij wel, maar in een dichtbebouwd gebied zoals het
gebied binnen de ring van Amsterdam is er gewoon te weinig ruimte om het overtallig water te stallen. Het ziet ernaar uit dat tot
2040 via beheersmaatregelen en optimalisatie van het huidig systeem de wateropgave kan worden opgelost. Maar na 2040 ontstaat
er vanwege klimaatverandering, bodemdaling en/ of verdere intensivering van het grondgebruik in het stedelijk gebied behoefte aan
extra bergingsruimte voor water, met name in de droogmakerijen. In Flevoland bijvoorbeeld zijn er door het hoogheemraadschap
aandachtsgebieden benoemd voor wateroverlast na 2050 op plekken met de meeste bodemdaling. Het gaat dan met name om
gebieden rond Almere. Op die ruimtereservering moet nu alvast worden voorgesorteerd door afspraken over ruimtegebruik en
(tijdelijke) inrichting met betrokken partijen te maken.
Flexibel peilbeheer in delen van het veenweidegebied
De veenweidegebieden beslaan een groot deel van het MRA-landschap ten noorden en zuiden van het Noordzeekanaal. Veen vormt
een soort spons die tot 90% van zijn volume aan water kan bevatten. Door bemaling en verbranding van het veen is de dikte van het
veenpakket met gemiddeld een meter per eeuw afgenomen. Het komt steeds lager te liggen en de ontwateringseisen die de
melkveehouderij stelt belasten het watersysteem in natte perioden steeds zwaarder. Om (een deel van het) veen in stand te houden
en de afvoer van het overtollige water te vertragen, moet er naar worden gestreefd een deel van het veen (bijvoorbeeld zo’n 10%) af
te koppelen en zo te beheren dat daar in natte tijden het waterpeil tot in het maaiveld kan stijgen. Via flexibel peilbeheer in deze
gebieden kan de afwatering van het veengebied op het systeem substantieel worden teruggebracht.
15
Langzaamverkeernetwerk
Indicatie dikte veenpakket
Veengronden >120cm
Veengronden 40-120cm
Moerige gronden 5-40 cm
bron: Alterra Wageningen UR
Opgaven door langere en hevigere tijden van droogte
Mogelijke verzilting door zoute kwel in droogmakerijen
Zout water dringt via sluizen en Noordzeekanaal dieper naar binnen
Experimenteren met het inlaten van zilt water in veenweidegebieden
Boezemstelsel: op sterkte houden van de kaden
IJsselmeergebied: invoer flexibel peilbeheer voor voldoende zoet water
Perspectief 2040+ water: voorsorteren op en kansen benutten van verzilting met name door te
experimenteren met het inlaten van zilt water in veenweidegebieden, en invoeren van flexibel peilbeheer
in het IJsselmeergebied
2040+: water in het
MRA-landschap
Tijden van droogte: voorsorteren op en kansen benutten van verzilting
Ook tijden van droogte, die zowel langer als droger zullen worden, hebben gevolgen voor het MRA-landschap. Hier is het vooral het
verziltingsvraagstuk dat aandacht vraagt. Hoe dieper de droogmakerij en hoe meer die richting kust ligt des te sterker de zoute kwel
vanuit de ondergrond. In Flevopolder is dit dus minder aan de orde dan bijvoorbeeld in de Haarlemmermeerpolder. De zoute kwel
wordt doorgaans bestreden door grote hoeveelheden zoet water in te laten via de boezem. Om een idee te geven: voor elke m3 zout
kwelwater is 10 m3 zoet water nodig om de verzilting tegen te gaan. Met name voor de landbouwproductie is dit van belang. Omdat
in lange droge perioden minder zoet water beschikbaar is en omdat die geringere voorraad prioritair voor bijvoorbeeld drinkwater en
irrigatie wordt ingezet, lijkt voorsorteren op verzilting waar de zoute kweldruk hoog is op termijn een betere strategie. En door dan
vervolgens het verzilte water te isoleren op de plek waar de kwel optreedt in plaats van het door het systeem te verspreiden kan de
veerkracht van het systeem worden vergroot.
In droge tijden zal een deel van het water in het systeem sowieso wat zilter worden. Het zoute water uit de Noordzee dringt onder
meer door stijging van de zeespiegel via de sluizen en het Noordzeekanaal dieper naar binnen. Dat geeft beperkingen met name
voor bepaalde vormen van grondgebruik, maar ook kansen bijvoorbeeld voor natuurontwikkeling langs de randen van het
watersysteem door de brakke omstandigheden. Daarnaast kan geëxperimenteerd worden met het inlaten van zilt water in het
omliggende veenweidegebied; dit biedt kansen voor ontwikkeling van zilte natuur. Bovendien vertraagt zilt water ook de verbranding
van het veen door ontwatering.
Naast beschikbaarheid van water voor drinkwaterwinning en irrigatie is er nog een belangrijke watervrager in droge tijden: het op
peil houden van het grondwater van de delen van het stedelijke gebied waarvan de bebouwing op houten palen staat. Wanneer dit
niet gebeurt treedt rot op in de paalkoppen en worden funderingen aangetast.
Een laatste opgave die vooral in tijden van droogte speelt vormt de robuustheid van het boezemstelsel. Als de grondwaterstanden te
laag worden ontstaat het risico van het wegglijden van de kaden van het systeem. Naast het versterken van de primaire dijken (Lek-,
IJmeer- en Gooimeerdijk) is het op sterkte houden van de kaden een belangrijke opgave. Dit is een ingewikkeld en langdurig (en
kostbaar!) proces ook omdat de kaden vaak zijn bebouwd. Waar bij het verstevigen van de boezemkades de capaciteit, de
‘doorstroombaarheid’ en de flexibiliteit van het boezemsysteem kunnen worden vergroot, is dat mooi meegenomen.
Deltaprogramma IJsselmeergebied
Het IJsselmeergebied (IJsselmeer, IJmeer/ Markermeer en Randmeren) is een belangrijk zoetwaterresevoir en speelt een belangrijke
rol bij de afvoer van overtollig water vanuit de grote rivieren naar de Waddenzee. Om deze functie ook in de toekomst te borgen is
het deelprogramma Deltaprogramma IJsselmeergebied in het leven geroepen. Het programma is gericht op twee hoofddoelen: het
borgen van de waterveiligheid en het voorzien in voldoende zoetwater. Om deze doelen te behalen, zijn verschillende strategieën
ontwikkeld.
Om aan de normen voor de waterveiligheid te blijven voldoen worden extra pompen geïnstalleerd in de afsluitdijk en wordt er ruimte
gezocht voor adaptief watermanagement voor de periode na 2050.
Voor voldoende zoetwater wordt flexibel peilbeheer ingevoerd als eerste stap. Deze stap dient meerdere belangen: voldoende water
in dit zoetwaterbekken beschikbaar hebben aan de vooravond van een droge periode (voor stabiliteit dijken, drinkwaterwinning en
verziltingsbestrijding), kansen voor natuur optimaliseren (door het natuurlijk peilverloop zo dicht mogelijk te benaderen) en
mogelijkheden voor recreatie verbeteren (voldoende vaardiepte).
Realisering van waterbergingsproject ‘Over ‘t Hek’ bij bergen. In tijden van extreme regenval loopt de
berging onder water. Beeld: HHNK
17
Boezemkade Purmerringvaart. Beeld: Oceano, Fotoo.nl
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat boezemkaden in tijden van droogte niet wegglijden, maar op sterkte worden gehouden.
Ilperveld: veenweidenatuur. Beeld: Jan Tuijp
Door de bestemming natuur zijn hoge grondwaterstanden mogelijk, waardoor het veen behouden blijft.
Trends en opgaven water
19
Areaal beschermde natuur in de MRA
EHS
Weidevogelleefgebied
Natura 2000
Natuurontwikkeling inclusief ecologische verbindingen
Natuur (Natura 2000, EHS inclusief ecologische verbindingszones, weidevogelleefgebieden)
Nog te verwerven en/ of in te richten EHS (Natuurbeheerplan 2014)
Project Marker Wadden (Natuurmonumenten e.a.)
Natuurontwikkeling door initiatieven vanuit het gebied ipv Oostvaarderswoldverbinding
Ecologische verbindingen van belang voor de veiligstelling van internationaal kwetsbare populaties
Perspectief 2040+ natuur: voltooien van de EHS inclusief een aantal goede ecologische verbindingen,
natuur benutten voor recreatie met name door een goede bereikbaarheid en diversiteit
2040+: natuur in het
MRA-landschap
In de MRA zijn veel beschermde natuurgebieden te vinden: Natura2000, Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en
Weidevogelleefgebieden. De natuurgebieden zijn heel verschillend van karakter: duingebieden aan de Noordzeekust, open
veenweidepolders in Waterland, heidevelden op de Utrechtse heuvelrug, moerasnatuur in het Oostvaardersplassengebied, het
weidse water van het IJmeer/ Markermeer en beboste recreatiegebieden rondom de stad zoals Spaarnwoude. Met zoveel natuur
dichtbij de steden heeft de metropoolregio een unieke troef in handen. Niet alleen zijn de natuurwaarden hoog, door de diversiteit
zijn de gebieden ook recreatief aantrekkelijk. Daarnaast heeft de beschermende werking van de natuurstatus er mede voor gezorgd
dat de MRA nog steeds een groene metropoolregio is.
Voltooien van de EHS inclusief ecologische verbindingen
De EHS in de MRA is nog niet af. Een aantal gebieden moeten nog worden aangekocht en/ of als natuur worden ontwikkeld. Met
name ten noorden en zuidoosten van Amsterdam ligt een grote opgave voor realisatie van EHS. De komende jaren zal hier door de
verantwoordelijke overheden en natuurbeherende organisaties verder aan gewerkt worden.
De EHS bestaat niet alleen uit gebieden, juist ook de verbinding tussen de natuurgebieden (ecologische verbindingszone) is
belangrijk voor het instant houden en voor de migratie van planten- en dierenpopulaties. In de metropoolregio zijn een aantal
verbindingszones benoemd die van belang zijn voor de veiligstelling van internationaal kwetsbare populaties. Het gaat dan om de
‘Groene AS’ aan de zuidwestkant van Amsterdam en verbindingszones aan de noord-, oost- en zuidkant van Amsterdam.
Ecologische verbindingszones staan op dit moment niet prominent op de agenda, terwijl ze een essentieel onderdeel uitmaken van
een robuust natuurnetwerk in de MRA. Zeker ook met het oog op de voortschrijdende opdeling en versnippering van het MRAlandschap door infrastructuur. Het is daarom ook van belang om aandacht te houden voor het maken en behouden van ecologische
verbindingen, zoals de vier genoemde verbindingszones. En daarbij eerder te gaan voor een paar goede verbindingen op essentiële
plekken dan voor meer kleinere, minder waardevolle verbindingen.
In Flevoland ligt er een natuuropgave met betrekking Oostvaarderswold. De verbindingsfunctie van het Oostvaarderswold is als
provinciale inzet losgelaten. In het programma ‘Nieuwe Natuur Flevoland’ ligt de nadruk op natuurontwikkeling dichtbij grotere
stedelijke concentraties. Waar bij het project Oostvaarderswold werd gewerkt vanuit de visie die Rijk en provincie hadden, is het nu
de bedoeling om te komen tot een regiospecifiek programma. Initiatieven zullen vanuit het gebied zelf komen. Het Oostvaarderswold
was bedoeld als robuuste verbinding tussen Oostvaardersplassen en Horsterwold, maar ook van recreatieve betekenis voor de sterk
groeiende stad Almere. Het ligt daarom voor de hand dat in het programma Nieuwe Natuur een sterk accent op de stedelijke
ontwikkeling van Almere inclusief recreatief uitloopgebied blijft liggen.
Recreatieve waarde van MRA-natuur benutten: bereikbaar en divers
Door de nabijheid van de stad kent de natuur in de metropoolregio ook altijd een recreatieve component. Natuur is er niet alleen
voor de natuur, maar ook om van te genieten. Om de recreatieve waarde te verbeteren, moeten de natuurgebieden aantrekkelijk zijn
ingericht en goed bereikbaar zijn. De belevingswaarde van natuurgebieden kan versterkt worden door bestaande contrasten tussen
gebieden te versterken. Daarmee kan worden voldaan aan de diverser wordende vraag van recreanten, maar ook aan een verhoging
van de biodiversiteit.
In de MRA bestaat een netwerk van natuurgebieden en verbindingen van binnen naar buiten de stad: kleinere eenheden
stadsnatuur in parken, grotere recreatieve groengebieden in de stadsranden en grote natuurgebieden, soms direct aan en soms
verder weg van de stad. Deze natuurgebieden zijn, zeker in de veenweidegebieden, vaak in beheer bij agrariërs. De natuurgebieden
buiten de stad zijn niet altijd even goed bereikbaar. Om natuurgebieden beter te kunnen benutten voor recreatief (mede)gebruik, en
zo de recreatiemogelijkheden in de MRA te vergroten, moeten er aantrekkelijke verbindingen vanuit de woongebieden naar de
natuurgebieden gemaakt worden. Zeker waar de natuurgebieden grenzen aan het stedelijk gebied (hetgeen op een groot aantal
plekken in de MRA het geval is) liggen er kansen.
De veenweidegebieden in de MRA zijn zeer kwetsbaar, er bestaat geen stabiel evenwicht tussen de verschillende functies. Voor het
instant houden van de natuurwaarden (de weidevogelpopulatie en het veen) is een hoog waterpeil nodig, terwijl voor het agrarisch
gebruik juist een lager waterpeil gewenst is. In veel veenweidegebieden wordt het lage waterpeil gehanteerd met als gevolg een
steeds dunner worden veenpakket en afname van de weidevogelpopulaties (heeft meerder oorzaken). Het is een langzaam en
sluipend proces waarover in beleid nog geen duidelijke koers is bepaald. Om het veenpakket in een aantal gebieden te behouden, is
dergelijk beleid wel nodig.
Ook waar gebieden nog voor natuur moeten worden ingericht liggen er kansen om, de belevingskwaliteit en de toegankelijkheid
optimaal af te stemmen op de ecologische kwaliteiten. Dit geldt bij voorbeeld voor de (compensatie)natuur die langs de te versterken
dijk Amsterdam-Hoorn wordt gerealiseerd en voor de Marker Wadden, een groot moerasnatuurcomplex aan de Houtribdijk bij
Lelystad.
21
Natuurpark Lelystad. Beeld: Jan Tuijp
Door tekort aan financiering ontstaat een beheeropgave van natuur rond steden.
De nieuwe natuurverbinding bij de N236 in aanbouw. Beeld: Geurt Besselink
Goede ecologische verbindingen zijn essentieel voor een robuuste EHS.
Trends en opgaven natuur
23
Recreatieve en ecologische verbinding vanuit nieuwe wijk Weidevenne bij Purmerend. Beeld: Bert Muller
Status woningbouwplannen
Status woningbouwplannen
Onherroepelijk (uit te werken)
Vastgesteld
In voorbereiding
Potentieel plan
Status onbekend
bron: woningbouwmonitor 2013
Status bedrijventerreinplannen
Status bedrijventerreinplannen
Vastgesteld en nog 10 of meer ha uitgeefbaar
Ontwerpbestemmingsplan
Zacht plan (studiefase/ gemeentelijke structuurvisie)
Strategische reserve
Mogelijke uitbreidingslocatie haven
Status onbekend
Plannen beoordeeld in de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO), 2012
Nadruk woningbouwopgave MRA tot 2040 (herstructurering/ transformatie en uitbreiding)
Perspectief 2040+ stedelijke functies: zorgen voor een zorgvuldige inpassing van
verstedelijkingsprojecten en aantrekkelijke recreatieve verbindingen de stad uit (o.a. bij buitenpoorten)
2040+: stedelijke functies
en infrastructuur in het MRAlandschap
Het aantal inwoners in de MRA blijft naar verwachting tot na 2040 groeien, de komende drie decennia (2010-2040) mogelijk met
270.000 huishoudens. Die groei komt voor het grootste deel van binnenuit: natuurlijke aanwas (een combinatie van relatief hoge
geboortecijfers en lage sterftecijfers) en individualisering (minder mensen per huishouden). Een kleiner deel, ongeveer een derde,
komt van buiten: instroom vanuit andere delen van Nederland en vanuit het buitenland. Om in de toekomst aan de woningvraag te
kunnen blijven voldoen moeten er, rekening houdend met de bouwachterstand die er nu is, tot 2040 in totaal 300.000 woningen
worden bijgebouwd. Daarbij ligt de nadruk zoveel mogelijk op transformatie en verdichting van bestaand stedelijk gebied. Daarnaast
zijn een aantal uitleglocaties aangewezen, geconcentreerd op de as Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere-Lelystad.
Toevoeging van kwaliteit bij stedelijke ontwikkelingen en aantrekkelijke stad-landverbindingen
In een aantal stadsranden zijn nu onaantrekkelijke plekken te vinden; mede daardoor zijn de verbindingen voor fietsers en
wandelaars tussen stedelijk en landelijk gebied niet altijd uitnodigend. Nieuwe verstedelijkingsprojecten in stadranden bieden
kansen om deze onaantrekkelijke plekken en de relatie met het landschap te verbeteren door een zorgvuldige inpassing en door te
zorgen voor aantrekkelijke recreatieve verbindingen de stad uit. Met name ov-knooppunten (treinstations en grotere busstations) die
op de rand van stad en land liggen (‘buitenpoorten’ genoemd in het programma ov-knooppunten) kunnen op zo’n manier worden
ingericht dat ze in deze uitwisseling voorzien.
In het landelijk gebied is de groei van de MRA ook zichtbaar. Aan veel oude dorpslinten worden nieuwe kleinschalige woonlocaties
gerealiseerd en (agrarische) bedrijven uitgebreid. Het is de opgave om hier door vormgeving en inrichting meerwaarde in het
landschap te creëren. En ervoor te waken dat ze qua maat, transportbewegingen en hindercontouren te groot worden voor een plek
binnen het lint of in het landschap.
Verdikking van een lintdorp door uitbreidende bedrijvigheid. Beeld: Jan Tuijp
25
Landschapskamers, ontstaan door doorsnijdingen met infrastrutuur
Doorsnijding met infrastructuur
Binnenduinrand
Droogmakerijenlandschap
Jonge duinlandschap
Stuwwallenlandschap
Veenpolderlandschap
Veenrivierenlandschap
Rijks- en provinciale infrastructuurprojecten: het infastructuurnetwerk wordt steeds zwaarder
Rijksweg
Provinciale weg
Rijksweg - ingrijpende reconstructie (Structuurvisie Provincie Noord-Holland)
Rijksweg - nieuw (Structuurvisie Provincie Noord-Holland)
Studie/ plan weg (PMI 2013-2017 en PMIRT 2013-2014)
Toekomstige weg (PMI 2013-2017)/ mogelijke toekomstige weg
Kans tot ‘downgraden’ weg (uitkomst ateliers)
Studie/ realisatie hoogwaardig openbaar vervoer (PMI 2013-2017)
Project kruispunt (PMI 2013-2017 en PMIRT 2013-2014)
Project bruggen/ sluizen (PMI 2013-2017 en PMIRT 2013-2014)
Perspectief 2040+ infrastructuur: borgen van de doorwaadbaarheid van het MRA-landschap voor
langzaam verkeer, natuur en water
2040+: stedelijke functies
en infrastructuur in het MRAlandschap
Doorwaadbaarheid van het MRA-landschap borgen
Waar meer mensen wonen, werken en recreëren zijn ook meer verplaatsingen. Het infrastructuurnetwerk moet meegroeien met de
ontwikkeling van de MRA. Dit gebeurt onder andere door het maken van nieuwe wegverbindingen en door het opdikken van de
bestaande infrastructuur middels extra rijbanen en de aanleg van vrije busbanen voor een snel HOV-systeem. Als gevolg hiervan
wordt het landschap van de MRA steeds meer doorsneden door infrastructuur en wordt het steeds meer gefragmenteerd. Dit is
onder andere goed te zien in het gebied tussen Haarlem en Amsterdam langs het tracé van de voormalige trekvaart. Door de
decennia heen is de infrastructuurbundel steeds dikker geworden (trekvaart, spoor, snelweg). Erlangs zijn woonwijken en
bedrijventerreinen ontwikkeld. De noord-zuidverbinding door het landschap voor recreanten en natuur is hierdoor enorm
verslechterd. Om ervoor te zorgen dat de ‘doorwaadbaarheid’ van het MRA-landschap voor langzaam verkeer, water en natuur
gewaarborgd blijft, is het van belang goed vormgegeven en ingerichte kruisende verbindingen vanaf de start van een
infrastructuurproject als voorwaarde mee te nemen. Een aantrekkelijke vormgeving en inrichting is niet alleen van belang voor de
passages, maar voor de hele infrastructuurbundel als onderdeel van het MRA-landschap. Dit ten behoeve van de beleving van de
weg vanuit het landschap, maar ook voor de beleving van het landschap vanaf de weg. Het landschap kan gezien worden als het
visitekaartje van de MRA.
Bij infrastructuurprojecten vindt vaak natuurcompensatie plaats door natuurontwikkeling direct aan het wegtracé. Dit is niet altijd de
meest gunstige plek vanuit natuur- en belevingswaarden gezien. Misschien zou de investering op een andere plek in de MRA beter
tot zijn recht komen. Hier kan op ingespeeld worden door compensatieprojecten vanuit een breder MRA-perspectief te benaderen.
Het opdikken van een bepaald wegtracé kan betekenen dat een ander wegdeel juist ‘verdund’ kan worden. Als bijvoorbeeld de
verbinding tussen de A8 en A9 wordt aangelegd, kan het betekenen dat de N203 afgewaardeerd kan worden. Hier kan bewuster
aan ontworpen worden om te kijken of de nieuwe verbinding en het afgewaardeerde wegvak kansen bieden voor met name
recreatie, natuur en landschap.
Recreatief profijt
Het verstedelijkingsproces in de MRA kent niet alleen een direct fysieke component doordat verstedelijking de plaats inneemt van
landschap. Er is ook een onzichtbare invloed: de groeiende hindercontouren van bedrijven, industrie en Schiphol hebben effect op
de gebruiksmogelijkheden in het MRA-landschap, niet alleen in negatieve zin. De 20 Ke-geluidscontour van Schiphol heeft ervoor
gezorgd dat binnen deze contour de verstedelijking beperkt is gebleven. Mede hierdoor is een groot gebied tussen Haarlem en
Amsterdam en in de Haarlemmermeerpolder in agrarisch gebruik gebleven of ontwikkeld tot groen recreatiegebied.
Sommigen van deze werklandschappen trekken ook een bepaalde vorm van recreatief medegebruik aan. Zo zijn havenfietsen en
havensafari’s de laatste jaren in opkomst en is ook vliegtuigspotten een populaire bezigheid. Het ‘recreatief doorwaadbaar/
beleefbaar’ maken van dergelijke grote complexen biedt een nieuwe interessante vorm van recreatie.
Aanleg Westrandweg, bouw viaduct over spoor en Haarlemmerweg, N200. https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat
27
Veenweidepark de Trickel aan de stadsrand bij de Zaancorridor. Beeld: Your Captain Luchtfotografie
De kwaliteit van het landschap is hier gebruikt voor het maken van een betekenisvol uitloopgebied.
Trends en opgaven stedelijke
functies en infrastructuur
29
Cultuurhistorische structuren in het MRA-landschap
Boezemstelsel (o.a. ringvaarten, trekvaarten, veenrivieren)
Historisch tracé trekvaart
Primaire waterkering en/ of historische dijken
Secundaire waterkering
Stelling van Amsterdam
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Landgoederenzone
Lintdorp
Tracé historische spoorlijn
Structuurlijn (Leidraad
Landschap en Cultuurhistorie)
Perspectief 2040+ recreatie, toerisme en beleving: koesteren en versterken van landschappelijke
structuren als onderdeel van de recreatieve belevingswaarde
Divers aanbod aan recreatielandschappen, geschikt voor hogere bezoekersintensiteiten
Bosgebieden
Recreatiegebied
Plassen en meren
Noordzeekust (strand en duinen)
Kust IJsselmeergebied
Perspectief 2040+ recreatie, toerisme en beleving: inzetten op diversiteit en een betere benutting van
(recreatie)landschappen om aan de groeiende en diverser wordende vraag te kunnen blijven voldoen
2040+: recreatie, toerisme
en beleving in het
MRA-landschap
De bevolking van de metropoolregio Amsterdam groeit en blijft voorlopig ook nog groeien. Bovendien komt er een groeiende stroom
toeristen van buitenaf naar de regio. Dit betekent een grotere druk op het landschap rondom de steden door stedelijke ontwikkeling
en door toename van het recreatief gebruik. Ook wordt er vanuit de MRA naar gestreefd om het toeristisch aanbod meer over de
regio te spreiden, onder andere door het aanbieden van arrangementen in het landelijk gebied, om de grote toeristische druk op
Amsterdam te verlichten. Om dit in goede banen te leiden en te kunnen blijven voldoen aan de recreatieve vraag, is het van belang
om bestaande kwaliteiten te behouden en tegelijk het landschap verder te ontwikkelen, zodat het tegemoet komt aan de groeiende
en veranderende recreatiebehoefte en het groeiende belang van de toeristisch-recreatieve sector voor de economie in de MRA.
Landschappelijke structuren koesteren en versterken
Beleving wordt steeds belangrijker, mensen willen in hun vrijetijd iets unieks ervaren. Het gaat daarbij niet alleen om durf- en
doesporten, maar bijvoorbeeld ook om de beleving van de geschiedenis van een gebied. Het landschap van de MRA vertelt de
geschiedenis van de ontwikkeling van de regio. Het is te lezen in de verschillende landschappen van veenpolders en
droogmakerijen en in de lijnvormige structuren, zoals dijken, dorpen en waterlopen. Specifieke landschappelijke structuren voor de
metropoolregio zijn onder meer de Stelling van Amsterdam, de Noorder en Zuider IJ- en Zeedijken, de buitenplaatsen in de
binnenduinrand en het Gooi, de oude dorpslinten in de veenweidegebieden en het boezemsysteem met ring- en trekvaarten en
veenplassen en -rivieren. Om het verhaal van de geschiedenis te kunnen blijven vertellen, is het van belang om de landschappelijke
structuren in deze regio te koesteren en te versterken. Lijnstructuren als de Zuider IJ- en Zeedijken of de Ringvaart van de
Haarlemmermeer kunnen vaak heel goed ingezet worden als recreatieve routes doordat ze vaak de tand des tijds doorstaan hebben
en bovendien aantrekkelijke combinaties van routes, monumenten en groene structuren door het landschap vormen.
Een aparte plek in de recreatiemogelijkheden bieden de buitenplaatsen in de MRA. Ze vormen de oorsprong van de recreatieve
activiteiten en vertegenwoordigen een rijke geschiedenis. De buitenplaatsen in de binnenduinrand en langs de stuwwal van het Gooi
bij ’s Graveland zijn geliefde en druk bezochte bestemmingen, waar cultuur- en natuurbeleving hand in hand gaan. Juist ook
vanwege hun monumentale boscomplexen, tuinen en bebouwing (al dan niet met museale functie) zijn het belangrijke brandpunten
van het recreatielandschap van de MRA. Het koesteren en onderhouden hiervan verdient de broodnodige steun, ook vanuit
MRA-verband.
Inzetten op landschappelijke diversiteit
Een andere unieke troef van de MRA voor recreanten is de verscheidenheid aan landschappen op korte afstand van elkaar. Er
bestaat een grote afwisseling van kleinschalige en historische veenweidepolders, zoals de Ronde Hoep en Waterland, van
grootschalige en open productielandshappen, zoals de Flevopolder en de Haarlemmermeer, van reliëfrijke natuurgebieden onder
meer de duinen en de Utrechtse Heuvelrug, en van bosrijke recreatiegebieden als Spaarnwoude en het Almeerderhout. De vraag
aan recreatiemogelijkheden wordt steeds diverser door een samenleving, die uit steeds meer culturen en lifestyles is samengesteld
en doordat recreanten als individu meer verschillende activiteiten willen ondernemen, afhankelijk van waar ze op dat moment zin in
hebben, de recreant ‘zapt’, ook door het landschap. Om tegemoet te komen aan deze steeds diverser wordende recreatievraag, is
het van belang de uiteenlopende karakters van de landschappen te behouden en verder te versterken. Elk landschap biedt andere
mogelijkheden en een ander decor voor recreatieve activiteit en belevenissen.
Betere benutting van recreatielandschappen: meer capaciteit
De toename van het aantal recreanten en toeristen in de MRA betekent dat er meer ruimte moet komen om te recreëren. Dit
betekent dat de bestaande recreatielandschappen beter benut moeten worden en dat de opnamecapaciteit van die landschappen
omhoog moet door bijvoorbeeld aanpassing van de inrichting en een verbreding van het aanbod van recreatieve voorzieningen en
activiteiten. Sommige landschappen lenen zich meer voor hogere bezoekersintensiteiten dan andere. Nederlanders gaan in hun
vrije tijd graag naar het bos. Juist bosgebieden kunnen door het beperkte zicht en veelheid aan ruimtes veel recreanten opnemen
zonder dat dit als te druk ervaren wordt en afbreuk doet aan de kwaliteit. Naast bossen, zoals in de binnenduinrand en in de
geplande recreatiegebieden (bijvoorbeeld het Amsterdamse bos), trekken de kusten (Noordzee, IJmeer/ Markermeer) en grote
wateren en plassen, onder andere de Westeinderplassen, ook veel bezoekers. Nieuwkomer in deze categorie in de regio is Park21
in de Haarlemmermeer. Het is de bedoeling dit gebied te ontwikkelen tot grote recreatieve trekker. Recreatieve ontwikkelingen op
grote en kleine schaal kunnen tegelijk ook nieuwe verdienmodellen opleveren voor het beheer van het MRA-landschap.
31
Snelle verbindingen de stad uit via fietssnelwegen en OV-knooppunten
Snelfietsroute/ fietssnelweg: gerealiseerd
Snelfietsroute/ fietssnelweg: indicatief
Radiale structuur van fietsroutes Almere
Landelijke fietsroutes/ fietsknooppuntennetwerk
(Boven)regionale wandelroutes (LAW, Noordhollandpad, Stellingroute)
OV-knooppunt grenzend aan MRA-landschap; buitenpoort genoemd
in programma OV-knooppunten provincie Noord-Holland
Perspectief 2040+ recreatie, toerisme en beleving: verbeteren van de bereikbaarheid van het landschap
door het maken van aantrekkelijke (en snelle) recreatieve routes de stad uit en door het benutten van
‘buitenpoorten’ als toegang naar het landschap
Het vaarnetwerk op 3 niveaus: Staande Mastroutes, bevaarbaar boezemstelsel en waterlopen in veenweidegebied
Staande Mastroute
Boezemstelsel: bevaarbaar
Boezemstelsel: alleen kleine pleziervaart
Boezemstelsel: doodlopende vaart
Polderstelsel (overwegend kleine recreatievaart)
Grote plassen en meren
Havens
Begrenzing MRA
Perspectief 2040+ recreatie, toerisme en beleving: optimaliseren van het vaarnetwerk op drie niveaus als
karakteristiek van de watermetropoolregio
2040+: recreatie, toerisme
en beleving in het
MRA-landschap
Bereikbaarheid van het landschap verbeteren
Om te zorgen dat landschappen beter benut kunnen worden voor recreatie is een goede bereikbaarheid vanuit de woongebieden
nodig. De meest populaire recreatieve vormen van verplaatsing zijn wandelen, fietsen en varen. Voor fietsen en wandelen kan
onderscheid gemaakt worden in drie niveaus: vanuit huis een ommetje met de hond, een dag(deel) fietsen in de regio of een
meerdaagse tocht over een langeafstandspad. Er bestaat al een uitgebreid fiets- en wandelnetwerk, toch is vanuit verschillende
stadsranden de verbinding naar het buitengebied afwezig of weinig aanlokkelijk omdat eerst de weg moet worden ‘uitgehakt’ door
een jungle gevormd door onaantrekkelijk randgebied of bedrijventerrein. Er kan gedacht worden aan het maken van aantrekkelijke
(en snelle) routes als de Natuurboulevard en de bestaande snelfietsroutes tussen Amsterdam en Haarlem, alsmede tussen
Amsterdam en Almere. Ook al zijn de snelfietsroutes in eerste instantie bedoeld voor woon-werkverkeer, ze kunnen ook heel goed
worden gebruikt voor fietsverkeer tussen stad en landschap.
Buitenpoorten zijn ov-knooppunten (gebaseerd op het programma ov-knooppunten van de provincie Noord-Holland) die gunstig
gelegen zijn ten opzichte van het landschap. Zij bieden een kans om grote aantallen mensen per openbaar vervoer naar recreatieve
bestemmingen te brengen. Voorbeelden van buitenpoorten zijn station Halfweg-Zwanenburg, dé uitstaphalte tijdens dancefestival
Awakenings in Spaarnwoude, en Zandvoort, MRA-badplaats aan zee. Buitenpoorten zijn niet alleen geschikt voor grote
bezoekersaantallen, ze zijn ook handig voor mensen die wat verder weg van de directe woonomgeving een wandeling of fietstocht
willen maken.
Optimaliseren van het vaarnetwerk op drie niveaus
De MRA is de watermetropool bij uitstek. Het omvat twee grote kustlijnen (Noordzee en het IJmeer/ Markermeer) die met elkaar
verbonden zijn door het Noordzeekanaal. Eens in de vijf jaar is dit brede verbindingswater decor van Sail Amsterdam, waarbij
honderden historische en moderne schepen de haven van Amsterdam binnenvaren. Dit nautische evenement trekt
honderdduizenden bezoekers, ook uit het buitenland. Daarnaast bestaat er nog een uitgebreid watersysteem van kanalen,
veenrivieren, grachten en andere waterlopen. Er zijn drie niveaus te onderscheiden in het gebruik van het vaarnetwerk. De breedste
en diepste waterlopen maken samen het netwerk van de Staande Mastroutes. Deze zijn geschikt voor de grootste zeil- en
motorjachten en bedoeld om lange afstanden af te leggen, kilometers te maken. Dit netwerk is ook (deels) bevaarbaar voor
cruiseschepen. Vanaf het water kan het karakteristieke MRA-landschap beleefd worden en kunnen unieke bestemmingen bezocht
worden, zoals de Hollandse veenweidegebieden, de Oostvaardersplassen en het gemaal de Blocq van Kuffeler in Flevoland.
Vervolgens zijn er de plassen, onderling overwegend verbonden door het systeem van boezems, meest in het zuidelijk deel van de
MRA. Dit is de plek voor de kleinere zeilboten en sloepen. Mensen varen een korte afstand om vervolgens een tijdje op een plek/
plas te verblijven en varen dan weer naar huis. Tot slot het netwerk van de kleine recreatievaart. Geschikt voor sloepen en kano’s die
hier uit de voeten kunnen in een fijn netwerk van sloten, weteringen, grachten en vaarten. Dit netwerk is vooral te vinden in het
polderstelsel van het veenweidegebied ten noorden van Amsterdam. Elk niveau in het gebruik van het waternetwerk kan verbeterd
worden door het realiseren van ontbrekende vaarverbindingen en/ of sluizen, meer zelfbediening van sluizen en de ontwikkeling van
meer voorzieningen. Op de kaart onderaan de bladzijde zijn indicatief een aantal verbindings- en toegankelijkheidsprojecten
aangeduid, variërend van projecten die op de korte termijn mogelijk zijn tot wensen die meegenomen kunnen worden bij ruimtelijke
ontwikkelingen op langere termijn. Tenslotte kan het vaarnetwerk ook worden benut voor (snelle) verbindingen over water voor het
vervoer van personen en goederen in de MRA. Stel je voor: van Schiphol per boot naar de IJ-oevers in twintig minuten!
Kansenkaart waterrecreatie
33
Tijdelijke horeca op vuurtoreneiland.
Samenwerking met ondernemers biedt de kans voor het ontwikkelen van bijzondere ervaringen.
Het Markermeer bij Enkhuizen, kijkrichting Amsterdam. Beeld: Jan Tuijp
Recreatie op het water neemt toe: het is belangrijk om een passend voorzieningenpakket aan te bieden.
Trends en opgaven recreatie,
toerisme en beleving
35
Grootschalige landbouw in het MRA-landschap
Agrarisch bedrijf > 500 NGE (bron: PROSU)
Agrarisch bedrijf > 250 NGE (bron: PROSU)
Kassen
Grasland
Akkerland
Agrarisch bedrijf > 500 NGE (bron: PROSU)
Agrarisch bedrijf > 250 NGE (bron: PROSU)
Kassen
Grasland
Akkerland
Woongebied grenzend aan agrarisch gebied
Stedelijk gebied
Grasland
Akkerland
Mix-landbouw in het MRA-landschap
Kamperen bij de boer (indicatief, van internet)
Streekproducten/ boerderijwinkel (indicatief, van internet)
Zorgboerderij (zorgboeren.nl)
Langzaamverkeernetwerk
Grasland
Akkerland
Woongebied grenzend aan agrarisch gebied
Stedelijk gebied
Grasland
Akkerland
Kamperen bij de boer (indicatief, van internet)
Streekproducten/ boerderijwinkel (indicatief, van internet)
Zorgboerderij (zorgboeren.nl)
Langzaamverkeernetwerk
Grasland
Akkerland
Veengronden >120cm
Veengronden 40-120cm
Moerige gronden (5-40 cm)
bron: Alterra Wageningen UR
Veengronden >120cm
Veengronden 40-120cm
Moerige gronden (5-40 cm)
bron: Alterra Wageningen UR
Agrarisch bedrijf > 500 NGE (bron: PROSU)
Agrarisch bedrijf > 250 NGE (bron: PROSU)
Kassen
Grasland
Akkerland
Stadstuinbouw in het MRA-landschap
Woongebied grenzend aan agrarisch gebied
Stedelijk gebied
Grasland
Akkerland
Kamperen bij de boer (indicatief, van internet)
Streekproducten/ boerderijwinkel (indicatief, van internet)
Zorgboerderij (zorgboeren.nl)
Langzaamverkeernetwerk
Grasland
Akkerland
Perspectief 2040+ landbouw: drie landbouwlagen vullen elkaar in het MRA-landschap aan: grootschalige
Veengronden >120cm
landbouw voor de wereldmarkt, mix-landbouw en stadstuinbouw
Veengronden 40-120cm
2040+: het productieve
MRA landschap: landbouw
en energie
Landbouw blijft een dominant grondgebruik in het MRA-landschap
De agrarische productie is een economisch belangrijke factor en een beeldbepalend grondgebruik in het MRA-landschap. Er zijn
ruim 2000 agrarische bedrijven en de landbouw is goed voor 3% van het Bruto Regionaal Product van de MRA. De droogmakerijen,
het nieuwe land van de Flevopolder, de bollenstreek en de melkveehouderij in het veenweidegebied, vormen allemaal vitale
productielandschappen. De landbouw in de MRA heeft een grote afzetmarkt in de buurt – gevormd door de MRA en de Randstad
– maar ook is het gebied via de mainports perfect aangesloten op de Europese en mondiale markten. Naast een belangrijk
exportproduct vormen de bloembollen ook nog eens een belangrijke toeristische trekker die bussen vol internationale bezoekers
trekt. Het lijkt erop dat voedsel en voedselproductie de komende jaren als belangrijk maatschappelijk en economisch item nog
terrein gaan winnen. En met Amsterdam als foodport kunnen de regio en de landbouw aan positie en wervende kracht winnen: de
MRA als showcase voor een nieuwe voedselstrategie. Vanwege het ‘gevecht’ om de ruimte met claims vanuit stedelijke ontwikkeling
en infrastructuur, waterberging, natuur en recreatie, staat de landbouw ook onder druk. Maar vanwege de prima condities ligt het in
de verwachting dat de landbouw een dominant grondgebruik in het MRA-landschap zal blijven. En daar kan het zijn voordeel mee
doen, want de agrarische productie levert een belangrijk bijproduct: een open landschappelijke karakteristiek en het onderhoud
daarvan. Als het gaat om het perspectief richting 2040 zijn er grosso modo drie ‘lagen’ in het landbouwkundig gebruik te
onderscheiden, elk met eigen kansen en bijdragen. De lagen, die hieronder worden beschreven liggen als het ware over elkaar heen
en door elkaar in het MRA-landschap.
Laag 1: grootschalige landbouw voor de wereldmarkt
De eerste laag is die van de grootschalige landbouw voor de wereldmarkt. Grote glastuinbouw-, bollen-, akkerbouw- en
melkveehouderijbedrijven zijn hier gezichtsbepalend. Productieverhoging, de inzet van nieuwe technologieën, nieuwe afzetmarkten
en organisatie van de keten zijn hier aan de orde. Vanwege stoppende boeren daalt het aantal bedrijven, maar de groeiende boeren
voegen de vrijkomende grond toe aan hun bedrijfsvoering. De leegkomende erven transformeren naar andere functies. Ook kan de
ontwikkeling van een ‘biobased economy’ de kansen voor dit segment van de sector vergroten; daarin vervangen
landbouwproducten kunststoffen en producten van de chemische industrie. Bovendien is het voorhanden zijn van allerlei
reststromen in de MRA zoals warmte en CO2 uit de industrie in het Noordzeekanaalgebied en het slim koppelen van het
kassengebied daaraan een grote kans.
Het nieuwe Europese landbouwbeleid kent onder meer een regeling die ondernemers ondersteunt, die ‘groene diensten’ leveren.
Afhankelijk van de invulling van die regeling kan het landschap als gevolg van dit nieuwe beleid aan kwaliteit winnen. Het kan
betekenen, dat landschappelijk goed ingepaste bedrijven, landschapselementen, extensieve randen voor natuur en waterberging op
deze manier gefinancierd worden.
Laag 2: Mix-landbouw
De tweede laag is die van de verbrede landbouw. Hiertoe behoren agrarische ondernemers die neveninkomsten genereren door
bijvoorbeeld zorgfaciliteiten op hun bedrijf aan te bieden of verblijfsaccommodatie, al dan niet in combinatie met horeca, of door
hun (streek)producten op het bedrijf te koop aan te bieden. In het MRA-landschap, met zijn grote afzetmogelijkheden en zijn
diversiteit aan gevraagde producten, is deze laag goed vertegenwoordigd. Ook de ondernemers in deze laag zijn belangrijk voor het
onderhouden van kwaliteiten in het MRA-landschap. Kwaliteit van zorg, van verblijf en van product vormen een belangrijk
bijproduct van hun onderneming, die aansluit op de wensen van een (leefomgevings)bewuste klandizie. De agrarische
ondernemers zorgen voor een aantrekkelijk netwerk van voorzieningen gekoppeld aan landbouwbedrijven, dat de routes en de
tochten door het MRA-landschap veraangenaamt. In deze tweede laag komen vaak ook allianties voor: bijvoorbeeld tussen boeren
en natuurbeschermingsorganisaties om gezamenlijk het landschap te beheren en te onderhouden. Dit type verbanden is van belang
mede omdat er naar slimme arrangementen gezocht moet worden om de financiering van beheer en onderhoud van het landschap
te garanderen.
Laag 3: stadstuinbouw
De derde laag is die van de stadstuinbouw. Aan de randen van de stedelijke gebieden – net als daarbinnen – is er een sterke
tendens tot zelf verbouwen en telen van tuinbouwproducten door inwoners van de regio. Individuele of collectieve initiatieven, al dan
niet ondersteund door professionele agrarische ondernemers, zijn de afgelopen periode ontwikkeld. Ook deze tendens lijkt nog niet
ten einde. Zelfredzaamheid, bewuste omgang met de omgeving en controle op de kwaliteit van de geteelde producten vormen de
achtergrond voor deze manier van omgang met en gebruik van het landschap. Wellicht bieden (deels) leegstaande
bedrijventerreinen in stadsranden mogelijkheden om te experimenteren met (tijdelijk) gebruik van deze terreinen voor verschillende
vormen van stadstuinbouw. Tijdens de Floriade van 2022 in Almere toont de Nederlandse tuinbouwsector zijn kunnen. De Floriade
biedt een uitgelezen kans de rol van de landbouw in de MRA in de etalage te zetten voor een groot geïnteresseerd publiek.
37
Biovergisting op een boerenerf. Beeld: Dagblad van het Noorden
Energieproductie in het MRA-landschap
Stedelijk gebied: potentiële gebruiker reststromen
Bedrijventerreinen/ industrie: producenten en potentiële gebruikers van reststromen
Ondergrondse leidingen en leidingstroken: mogelijkheden voor energietransport
(bronnen: Gasunie, 2008 en Provincie Noord-Holland, 2004)
Nadruk woningbouwopgave MRA tot 2040: mogelijkheden voor energieneutraal bouwen
Grootschalige landbouwbedrijven: o.a. mogelijkheden voor biovergisting
Grootschalige windparken (indicatief)
Perspectief 2040+ energie: opwekken van windenergie op grote schaal aan de flanken van het MRAlandschap en het toepassen van smart grids met name in de stadsranden
2040+: het productieve
MRA landschap: landbouw
en energie
39
Energielandschap in transitie
Vanuit energieperspectief voltrekt zich in het landschap een derde transitie. De eerste verandering op grote schaal was het gevolg
van de turfwinning in de veengebieden, de tweede transitie was het gevolg van de elektriciteitsvoorziening met zijn
hoogspanningsnetten en inmiddels is een derde periode aangebroken, waarin het landschap boven- en ondergronds wordt ingezet
voor de productie van duurzame energie. Windenergie, energie uit zonnecellen, warmte- koude pompen, geothermie, biomassa en
biovergisting veranderen het aanzien van het landschap. Allerlei objecten, installaties en ondergrondse netten horen bij deze
vormen van productie en transport. De ruimtelijke impact van de verduurzaming van de energie is groot. En ook het plaatsen en
inrichten van installaties roept spanningen op, waarbij het stellen van ruimtelijke randvoorwaarden door overheden nodig is. Welke
functies en verschijningsvormen in het landschap het gevolg zullen zijn van de transitie in verband met duurzame energie en hoe de
maatschappelijke acceptatie en weerstand zullen verlopen is nog niet helemaal duidelijk. Op dit gebied is nog veel kennis- en
beleidsontwikkeling nodig alsmede ruimte voor onderzoek en experiment.
Grootschalige windenergie in de flanken en toepassing van smart grids
Het lijkt erop dat de grootschalige productie van windenergie vooral aan de flanken van het MRA-landschap (wind op zee,
windmolens in de Flevopolder) gelokaliseerd blijft. De ruimtedruk in het MRA-landschap en de beperkingen (bijvoorbeeld als gevolg
van Schipholcontouren voor hoge obstakels) zijn simpelweg te groot. Maar door de verscheidenheid en de intensiteit van het
grondgebruik zijn de kansen voor het uitwisselen van allerlei vormen van energie en reststromen via ‘smart grids’ in het MRAlandschap des te groter. Restwarmte uit het havengebied benutten voor de glastuinbouw, idem voor CO2 en de mogelijkheden van
kassen om energie uit de omgeving te gebruiken zijn voorbeelden van het slim omspringen met reststromen. Ook kan het grote
potentieel aan accu’s – bijvoorbeeld in elektrische auto’s – in een stedelijk gebied met hoge dichtheden huishoudens als de MRA
uitkomst bieden bij het tijdelijk opslaan van energie uit zon en wind in perioden waarin de zon uitbundig schijnt of waarin het hard
waait.
Tijdens de ateliers zijn ook nog andere mogelijke tendensen in het energielandschap geopperd. Zo passeerde de grootschalige teelt
van biomassa in het MRA-landschap, bijvoorbeeld Olifantsgras in het geluidslandschap van Schiphol (trekt geen ganzen aan) of riet
en wilgenopslag in de veenlandschappen, de revue. Maar vanwege de rol van het MRA-landschap in de productie van
voedselproducten en siergewassen voor de verre en nabije markten lijken de kansen voor biomassateelt op dit moment nog onzeker.
Mestvergister.
Beeld: opgewekt.nu
Zoeken
naar slimme
uitwisseling van energie en reststromen in Smart Grids
39
Windmolens in Flevoland. Beeld: Jan Tuijp
Opwekking van grootschalige windenergie op de flanken van het MRA-landschap.
Bloembollenteelt naast de duinen bij Egmond. Beeld: Jan Tuijp
De bollenvelden zijn een groot exportproduct en een toeristische trekpleister
Trends en opgaven landbouw en
energie
41
IV Vijf principes voor de
doorontwikkeling van het
MRA-landschap
Op basis van de discussie tijdens de ateliers en de perspectieven die voor de thema’s voor het MRA-landschap zijn
geformuleerd, is er een vijftal principes onderscheiden. Plannen en projecten in het MRA-landschap zouden hierop
moeten worden gebaseerd, willen ze een kwaliteit toevoegen aan het MRA-landschap als geheel. De principes
dienen als input bij het vorm en inhoud geven aan (en aanscherpen van!) projecten die in het MRA-landschap door
betrokken partijen (gemeenten, waterschappen, particuliere initiatiefnemers, recreatieschappen,
natuurbeschermingsorganisaties) op de rails worden gezet. Of het nu om de realisatie van EHS gaat of om
compensatieprojecten voor nieuwe infrastructuur: aan de hand van de principes van dit hoofdstuk kunnen projecten
zo worden ingevuld en uitgewerkt dat ze bijdragen aan de kracht en de robuustheid van het MRA-landschap als
geheel.
De principes zijn overkoepelend van karakter; ze zijn geboren uit het combineren van elementen uit de
perspectieven voor de verschillende thema’s. De kaarten zijn schematisch van opzet. De lijnen, vlakken en locaties
zijn indicatief aangeduid. Het gaat immers om principes en niet om een plan- of een structuurvisiekaart.
De vijf principes zijn achtereenvolgens:
- Capaciteit en bereikbaarheid van een aantal landschappen van de MRA vergroten respectievelijk verbeteren;
- Aantrekkelijkheid, belevingswaarde van de MRA-landschappen verhogen en verschillen in karakter, gebruik en
geschiedenis uitgesprokener maken;
- Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen, die uniek of ‘outstanding’ zijn;
- ‘Doorwaadbaarheid’ van de MRA-landschappen vergroten door in te zetten op passages voor fietsers, wandelaars
en vaarverkeer daar waar dragende, landschappelijke structuren infrastructuurbundels kruisen;
- Ruimte reserveren voor waterberging, natuur, landschapsontwikkeling en verstedelijking.
Bij elk principe worden in een paar zinnen de belangrijkste opgaven/ acties benoemd voor op de agenda van de
MRA. Het accent ligt daarbij op de opgaven waar nu nog te weinig aandacht naar uitgaat.
43
Noordzeekust
Kust IJsselmeergebied
Landgoederen-, bos- (en heide)complexen van de
binnenduinrand en het Gooi
Woongebied grenzend aan EHS en RodS: betere
verbinding stad-land voor langzaam verkeer
Recreatie om de Stad (RodS) en bosgebieden: de grote
recreatielandschappen
Snelfietsroutes/ fietssnelwegen (indicatief)
OV-knooppunt grenzend aan MRA-landschap; buitenpoort
genoemd in programma OV-knooppunten provincie Noord-Holland
Grote plassen en meren (vaar- en zwemwater
IJmeer
Principe 1: capaciteit en bereikbaarheid
van een aantal landschappen van de MRA
vergroten respectievelijk verbeteren
Voor op de MRA-agenda: impulsen geven aan het
inrichten van bestaande en nieuwe
recreatielandschappen (Park21!) en landschappelijke
trekpleisters voor grote aantallen recreanten van
binnen en buiten de MRA. Stimuleren van
aantrekkelijke verbindingen tussen de stedelijke
gebieden en de recreatieve bestemmingen middels
snelle fietsverbindingen, vaarroutes en ‘buitenpoorten’
45
Principe 1: capaciteit en bereikbaarheid
van een aantal landschappen van de MRA
vergroten respectievelijk verbeteren
Recreatie en toerisme vormen een belangrijke pijler in de economie van de MRA. Bereikbare en aantrekkelijke landschappen zijn
daarom van economische betekenis voor de regio. De grote aantallen recreanten en toeristen die op de MRA-landschappen
afkomen moeten via snelle en aantrekkelijke verbindingen (OV, ook over water (!), langzaam verkeer) op hun bestemming kunnen
komen.
Capaciteit van een aantal landschappen vergroten
Een aantal landschappen in de MRA zijn bedoeld of geschikt voor het accommoderen van grote aantallen recreanten (uit de MRA
zelf) en/ of toeristen (van buiten de MRA). Daartoe behoren:
- de grote recreatielandschappen (Spaarnwoude, het Twiske, Diemerscheg en toekomstig Park21)
- de landgoederen-, bos- en heidecomplexen van het Gooi
- de kustlandschappen van de MRA (zee, strand en duinen van Zandvoort, IJmuiden en Wijk aan Zee en de bossen en
landgoederen in de binnenduinrand van Vogelenzang tot Heemskerk)
- het grote vaar- en zwemwater van IJmeer, Markermeer en Noordzee alsmede de plassengebieden aan de randen van de MRA
(Alkmaardermeer, Westeinderplassen, Vinkeveense, Ankeveensche en Loosdrechtse plassen)
Dit zijn allemaal landschappen die door hun opbouw (bos) en voorzieningenniveau (horeca, themaparken, evenementen,
verblijfsaccommodatie) grote aantallen bezoekers kunnen herbergen zonder dat ze daarbij hun kwaliteit of aantrekkingskracht
verliezen. Door de grote bezoekersaantallen hebben of krijgen deze landschappen voldoende kritische massa voor een breder palet
aan evenementen en recreatieve voorzieningen.
Mysteryland op het voormalig Floriadeterrein in de Haarlemmermeerpolder. Beeld: Kees van der Veer
Station Halfweg-Zwanenburg ligt direct aan recreatiegebied Spaarnwoude; buitenpoort programma OV-knooppunten.
Beeld: United Photo’s
Binnen zekere grenzen – zoals het respecteren van de natuurlijke kwaliteiten vanwege hun rol in de EHS en de openbare
toegankelijkheid – zouden nieuwe initiatieven en vormen van ondernemerschap in de recreatielandschappen moeten worden
verwelkomd in plaats van afgeschrikt. Honoreren van initiatieven en ondernemerschap binnen de recreatielandschappen kan
bijdragen aan het vergroten van het recreatief aanbod en een verbeterde exploitatie en beheer van de recreatielandschappen. Een
mooi voorbeeld is het ontstaan van nieuwe landgoederen, zoals landgoed De Olmenhorst in de Haarlemmermeer en stadslandgoed
De Kemphaan bij Almere.
Niet alleen een verbreding van het aanbod van recreatieve voorzieningen en activiteiten is van belang voor het vergroten/ beter
benutten van de recreatielandschappen, ook een goede toegankelijkheid (aantrekkelijke interne routestructuur) van deze gebieden
is cruciaal voor het aantrekken van recreanten en toeristen.
Ook de natuurlandschappen die grenzen aan het stedelijk gebied maken onderdeel uit van het recreatieve palet in de MRA. Dat de
natuur op veel plekken vlakbij is, is een grote kwaliteit van het MRA-landschap. Het creëren van aantrekkelijke en toegankelijke
natuur bij (en in!) de stad vormt een belangrijk onderdeel van dit principe. Een heldere zonering en een robuuste inrichting van de
natuur bij de stad horen hier bij.
Bereikbaarheid van recreatieve bestemmingen verbeteren
Voor de bereikbaarheid van de grote recreatielandschappen zijn comfortabele en aantrekkelijke fietsverbindingen (zoals de
‘snelfietsroutes’ tussen de grote stedelijke gebieden en de woonkernen, die in delen van de MRA zijn gerealiseerd of op de agenda
staan) belangrijk. Een aantal vaarwegen Noordzeekanaal, Noord-Hollandskanaal, Zaan, Spaarne, ring- en trekvaarten, grachten en
kanalen kunnen in de toekomst een belangrijk netwerk vormen voor personenvervoer over water tussen diverse stedelijke
bestemmingen en stedelijk gebied en landschap. Te midden van zijn Europese evenbeelden is de MRA toch echt de water- en de
fietsmetropool; waar het om grote aantallen verplaatsingen gaat horen snelle bootverbindingen en fietssnelwegen op de agenda en
boven aan de verlanglijst.
De ‘Buitenpoorten’, OV-knooppunten die geheel of gedeeltelijk in het MRA-landschap liggen, kunnen een belangrijke rol vervullen
bij het ontsluiten van de recreatielandschappen. Dat betekent voor deze buitenpoorten dan wel een inrichtingsopgave: de route en
de toegang vanuit de buitenpoorten naar de recreatielandschappen moeten aantrekkelijk worden ingericht en verleidelijk worden
gemaakt.
Voor intensief bezochte gebieden is ook een goede bereikbaarheid van voorzieningen per auto essentieel. Om het (overige)
recreatieve gebruik zo min mogelijk te verstoren, is het wenselijk het autoverkeer zo veel mogelijk te concentreren en voorzieningen
bereikbaar te maken vanuit de randen van het MRA-landschap door middel van ‘inprikkers’ (afslagen). Daarbij kan ook het
parkeren worden geconcentreerd.
47
Noordzeekust (strand en duinen)
Binnenduinrand
Stuwwallandschap
Veenpolderlandschap
Veenrivierenlandschap
Droogmakerijen
Nieuwe Zuiderpolders
Scheggenstructuur Amsterdam
Recreatie om de Stad; recreatiegebieden
Polderbos
Bos binnenduinrand
Bos stuwwal
Grootschalige natte natuurgebieden (in ontwikkeling)
Differentiatie kustplaatsen
Principe 2: aantrekkelijkheid,
belevingswaarde van de MRAlandschappen verhogen en verschillen
in karakter, gebruik en geschiedenis
uitgesprokener maken
Voor op de MRA-agenda: de landschappen beter
geschikt maken voor recreatie door in te spelen op de
behoefte naar interessante beleving en ervaringen.
Daarbij gaan voor onderscheidende kwaliteit door
karakterverschillen en verschillen in
gebruiksmogelijkheden van de MRA-landschappen te
behouden en te versterken. Verdienmogelijkheden
stimuleren voor doorontwikkeling, beheer en onderhoud
van de recreatieve landschappen in de MRA.
49
Principe 2: aantrekkelijkheid,
belevingswaarde van de MRAlandschappen verhogen en verschillen
in karakter, gebruik en geschiedenis
uitgesprokener maken
Verscheidenheid aan landschappen als kwaliteit van de MRA
Het palet van landschappen binnen de MRA is rijk. Weinig andere metropoolregio’s hebben op korte afstand zoveel verschillen in
beleving en gebruiksmogelijkheden binnen handbereik. De grote en robuuste zee- en kustlandschappen van de Noordzee en het
IJsselmeer zorgen voor verte en een rijk aanbod aan strand- en waterrecreatiemogelijkheden. Op de flanken van de metropool
liggen aan de ene kant de duinen en aan de andere kant het stuwwalcomplex van het Gooi; beide met hun rijke randzones
(binnenduinrand, ’s Graveland) met landgoederen en buitenplaatsen, voorzieningen voor verblijf en attracties. Deze laatste vormen
eigenlijk de recreatielandschappen avant la lettre. Tussen deze flanken bevindt zich een uitgestrekt areaal van veenlandschap met
weides, boezems, vaarten, diepen en ruige natuur. Ook de parels van de watermetropool, de veenplassen, horen bij dit landschap.
Het veenweidelandschap aan de zuidzijde van de MRA dringt in de vorm van scheggen (Westeinderplassen – Nieuwe Meer,
Amstelscheg, Diemerscheg) diep in de stedelijke gebieden door. Aan de noordzijde (Waterland, Zaanstreek) liggen de stedelijke
gebieden meer tegen het veenweidelandschap aan of er middenin. De droogmakerijen (enkele heel grote, en veel kleine) met hun
grote diversiteit aan gebruiksvormen liggen als brede kommen en plooien in dit veenweidecomplex.
Troef van het MRA-landschap: de Noordzeekust. Beeld: Jan Tuijp
Troef van het MRA-landschap: de Markermeerkust. Beeld: Jan Tuijp
Aan de oostflank van de MRA ligt de Flevopolder met zijn grote landbouw-, energie- en natuurlandschappen. Als laatste laag zijn er
de grote nieuwe recreatielandschappen die sinds het begin van de vorige eeuw zijn ontwikkeld: Amsterdamse Bos, Spaarnwoude,
Twiske, Diemerscheg, stadsbossen van Almere, Haarlemmermeerse Bos en omstreken, aangevuld met Park21 in wording.
Verdienmogelijkheden onder voorwaarden stimuleren
Al deze lagen van het MRA-landschap hebben eigen ontwikkelingsmogelijkheden en opgaven. Een tweetal zaken hebben ze
gemeen. Ten eerste staan – vanwege slinkende overheidsbudgetten – beheer en onderhoud van de landschappen en dan vooral
van de als recreatieve voorziening ingerichte onderdelen onder druk. Voor de recreatielandschappen is een opgave aan de orde om
ze beheer- en onderhoudsarmer (en daarmee tegelijk robuuster) te maken. Maar ook om naar exploitatiemogelijkheden en
exploitanten te zoeken: de recreatielandschappen zullen meer en meer dragers worden van nieuwe ontwikkelingen, voorzieningen
en evenementen. Kwaliteitscriteria (verhouding bos – open ruimte; bebouwd – onbebouwd; toegankelijk – ontoegankelijk) zullen
ervoor moeten zorgen dat er een basiskwaliteit in deze landschappen als publieke voorzieningen gegarandeerd blijft.
Diverser wordende recreatieve vraag en aanbod
Ten tweede is er een brede en – naar het lijkt – robuuste maatschappelijke trend gaande waarin het spectrum van recreatieve,
sportieve en culturele behoeften die middels activiteiten in ‘het landschap’ worden bevredigd steeds breder wordt. Die trend heeft te
maken met internationalisering (alles wordt overal gedaan), met differentiatie van lifestyles en subculturen (elke leeftijdsgroep,
subcultuur of lifestyle heeft zijn eigen favoriete activiteiten) en met een bloeiende ‘leisure’-industrie die inspeelt op deze verlangens.
Van informeel tot formeel, van ruig tot chique, van laagdrempelig tot exclusief, activiteiten en evenementen kunnend allerlei
gedaanten aannemen. De MRA-landschappen passen zich aan dit verbredende spectrum aan en zullen dat in toenemende mate
ook verder moeten doen om aan de recreatiebehoefte te kunnen blijven voldoen. Het zou goed zijn als de verschillende onderdelen
van het MRA-landschap zich krachtig afficheren: het strand en de zee voor een brede waaier aan strand- en zeesporten, het
waternetwerk voor heel veel verschillende doelgroepen waterrecreanten, Spaarnwoude als grootschalig evenementenlandschap, het
metropolitane Park21 met zijn omvangrijke leisureprogramma (the Flower of Holland), Twiske als superpark voor het stedelijk gebied
aan de noordzijde van de MRA. De druk gebruikte MRA-landschappen zouden het verbredende spectrum aan activiteiten moeten
verwelkomen en zich er in inrichting, gebruik en karakter op moeten voorbereiden. Ze zouden aan kleur en karakter kunnen
verdiepen en zich als ‘merk’ presenteren. Daar horen ondernemerschap en een overheid die daar ruimte voor geeft bij.
51
Beschermd dorps- en stadsgezicht
Historische spoorlijn
Stelling van Amsterdam
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Bijzondere natte natuur
Beemster (UNESCO-werelderfgoed)
Landgoederenzone en buitenplaats
Veenweidegebied
Bufferzones en scheggen
Strand, duinen en strandwallen
Boezemstelsel
Historisch tracé trekvaart
Primaire waterkering
Secundaire waterkering
Forten Stelling van Amsterdam
Forten Nieuwe Hollandse Waterlinie
Principe 3: koesteren en versterken
van een aantal structuurlijnen en
landschappen, die uniek of ‘outstanding’
zijn
Voor op de MRA-agenda: werk maken van een actief
behoud en revitalisering van de dragende
cultuurhistorische en landschappelijke structuren in
het MRA-landschap. Verschillende
veenweidelandschappen in de MRA als combi-opgave
aanpakken: op basis van de dikte van het veen een
zonering in gebieden voor agrarische productie en
gebieden voor natuurontwikkeling al dan niet met
agrarisch medegebruik, gekoppeld aan een duurzaam
waterperspectief voor het veen.
53
Principe 3: koesteren en versterken
van een aantal structuurlijnen en
landschappen, die uniek of ‘outstanding’
zijn
Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen
Een aantal landschappelijke structuren en landschappen in de MRA gelden als beeldbepalend en het beschermen meer dan
waard. Dit zijn vanzelfsprekend de UNESCO-monumenten (Stelling van Amsterdam, Beemster, Grachtengordel), maar ook de
landschappelijke structuren die in de ‘Leidraad landschap en cultuurhistorie’ van de Provincie Noord-Holland zijn vastgelegd, zoals
de Noorder en Zuider IJ- en Zeedijken, de trekvaarten, het Noord-Hollandskanaal en de landgoederenzones van de binnenduinrand
en het Gooi, en een aantal beschermde stads- en dorpsgezichten. Een groot aantal van de te behouden structuren zijn lineair van
karakter en hebben een hoge belevingswaarde die goed kunnen worden ingezet voor de fiets-, voet- en vaarroutes van het MRAlandschap. Koesteren en benutten van deze structuren als routes voor langzaam verkeer (over weg en water) is een effectieve
strategie: ze geven de structuren nieuwe betekenis en ze bieden een basisnetwerk voor de ontsluiting van de MRA-landschappen
met een grote attractiviteit.
Omdat het landschap van de MRA per definitie een levend landschap is met een hoge ruimtelijke dynamiek die nou eenmaal bij
een metropolitane regio hoort, gaat het hier om een vorm van dynamisch behoud. Het is zaak de overgeleverde structuren vitaal te
houden door ze nieuw leven in te blazen en er nieuwe functies, betekenis en belevingsmogelijkheden aan te geven. Daarom hebben
we dit principe ‘koesteren’ genoemd. Aan dat koesteren zit een ontwikkel-kant maar ook een behoud- en beschermingskant.
Subliem landschap: Uitdam balanceert tussen Waterland en het Markermeer. Beeld: Jan Tuijp
55
Landgoed Elswout: een van de mooiste en best bewaarde buitenplaatsen van ons land. Beeld: Roel van Norel
Het gaat op een aantal punten om breekbare structuren (bij voorbeeld een smal lint, dat om zeep wordt geholpen door er een iets te
grote bouwlocatie aan te koppelen) of nu-of-nooit kansen die moeten worden verzilverd (de Ringvaart van de Haarlemmermeer, die
een sterke groen-blauwe drager kan vormen in een omgeving waar de infrastructuur grote impact en die door ontwikkelen van
bedrijventerreinen of woningbouwlocaties zijn continue karakter zou kunnen verliezen). In die gevallen is zorgvuldigheid van
ontwerp, functietoekenning en inpassing geboden.
Veenweidelandschappen als combi-opgave
Ook het voor de MRA zo kenmerkende veenweidelandschap hebben we op het ‘koesteren’-kaartbeeld opgenomen. De openheid, de
horizon en verte, de waterrijkheid (met het water hoog in de sloten), de dorpslinten met de agrarische bedrijven van waaruit dit
landschap wordt onderhouden, de vogelrijkheid (en het karakteristieke geluid) van de veenweidelandschappen zijn kenmerkend en
beroemd. Ze dragen het archetypische beeld van het MRA-landschap. Natuurlijk horen de grote oude en nieuwe droogmakerijen
ook bij het karakteristieke beeld van de MRA, net als de bollengebieden en de kassencomplexen. Maar het veenweidegebied staat
onder druk. Aan de ene kant is er de economische levensvatbaarheid van de melkveehouderijbedrijven – waarvan er een aantal
grote in het veenweidelandschap zitten – die eisen stelt aan de ontwateringsdiepte van het veen en de toegankelijkheid van de
bedrijven voor vrachtwagens en landbouwmachines. En aan de andere kant is er de noodzaak om de verder inklinking van het
veenweidegebied tegen te gaan. Dit laatste om twee redenen: het veen verbrandt simpelweg door het te ontwateren en dat
verbranden zorgt voor een niet onaanzienlijke uitstoot van CO2. De spanning tussen beide polen zal moeten worden opgelost in een
zonering en concept voor de toekomst van het veenweidelandschap waar partijen een tijd mee vooruit kunnen.
55
Kathedralen; passages over of onder infrastructuurbundels
voor fietsers, wandelaars en vaarverkeer, daar waar ze
dragende landschappelijke structuren kruisen
(locaties zijn indicatief)
Principe 4: ‘doorwaadbaarheid’ van
de MRA-landschappen vergroten door
in te zetten op passages voor fietsers,
wandelaars en vaarverkeer daar waar
dragende, landschappelijke structuren
infrastructuurbundels kruisen
Voor op de MRA-agenda: een concept voor de locaties
voor gecombineerde over- en/ of onderdoorgangen over
en/ of onder de infrastructuurbundels van de MRA voor
fietsers, wandelaars, watersporters daar waar
dragende, landschappelijke structuren worden gekruist
en die bovendien een ecologische verbindende functie
kunnen hebben. Infrastructuur als ontwerpopgave: een
veilige en mooie weg in een soeverein landschap.
57
Principe 4: ‘doorwaadbaarheid’ van
de MRA-landschappen vergroten door
in te zetten op passages voor fietsers,
wandelaars en vaarverkeer daar waar
dragende, landschappelijke structuren
infrastructuurbundels kruisen
Doorwaadbaarheid van de MRA-landschappen als gecombineerde opgave
Spoorlijnen, metrolijnen, snelwegen, provinciale wegen, start- en landingsbanen maken de metropoolregio bereikbaar en
levensvatbaar. In alle windrichtingen lopen er infrastructuurlijnen van en naar de stedelijke gebieden van de MRA. De
(economische) doorontwikkeling van de metropoolregio en de verdere doorsnijding van de landschappen van de MRA door
infrastructuurbundels (alsmede de verdere verbreding ervan) horen bij elkaar. In die zin is het opknippen van de landschappen in
de MRA in grotere en kleinere brokken een gegeven. Het is de kunst om ervoor te zorgen dat de nieuwe infrastructuur het
landschap niet in te kleine fragmenten opdeelt en dat niet door doorsnijding en verbreding te kleine snippers restplekken
overblijven.
Voorbeeld van een ‘Kathedraal’
Tijdelijk restaurant
Belangrijke
recreatieve
op een bijzondere
verbinding
plek:van
Vuurtoreneiland
IJburg naar(stelling
Amsterdam
van Amsterdam)
over het Amsterdamrijnkanaal. Beeld: M. Carstens
Om de continuïteit en vooral de beleefbaarheid van de landschappen en de structuren, die de landschappen dragen, te garanderen
is het van belang om niet zozeer in te zetten op het aantal als wel op de kwaliteit van overbruggingen en onderdoorgangen over en
onder de infrastructuurbundels voor fietsers, voetgangers en boten. Als dat gebeurt op de plekken waar dragende structuren van de
MRA-landschappen (zie principe 3: de veenrivieren, de ringvaarten, de trekvaarten, de dijken, de oude linten en landschappelijke
verbindingen) de infrastructuurbundels kruisen, slaan we twee vliegen in een klap: er komt een verbinding tot stand en de
continuïteit van een waardevolle landschappelijke structuur blijft gegarandeerd. Het kaartbeeld (indicatief) toont een aantal plekken
waar dragende structuren de infrabundels kruisen en waar royaal ruimte kan worden gecreëerd voor veilige en aantrekkelijke
verbindingen. Op dergelijke plekken kunnen ook verbindingen voor verschillende functies worden gecombineerd: vaarverbindingen,
ecologische verbindingen en langzaam verkeersverbindingen kunnen worden gebundeld in royale passages met een hoge
inrichtingskwaliteit. Dergelijke ruimtes werden tijdens de ateliers ‘kathedralen’ genoemd. Die term geeft het ambitieniveau dat hoort
bij dit principe goed weer. De voorbeelden die in de marge van het kaartbeeld worden gepresenteerd laten zien hoe dergelijke
ruimtes eruit zouden kunnen zien.
Het Infrastructuurlandschap als ontwerpopgave
Naast dit alles is het ook een gegeven dat de infrastructuurlandschap zelf (de geluidwerende voorzieningen, de taluds, de sloten, de
verzorgingsplaatsen, de begeleidende beplanting) ook deel uitmaakt van het MRA-landschap. Een aantrekkelijke vormgeving en
inrichting van dit infralandschap zelf leidt ook tot verbetering van de kwaliteit van de aangrenzende landschappen. De bijdrage aan
de kwaliteit van de aangrenzende landschappen is een belangrijke opgave bij het opstellen van de plannen voor de toevoeging en/
of verbreding van infrastructuur in het MRA-landschap. En dit is een kwestie van tweerichtingsverkeer: het landschap is ook het
visitekaartje van de MRA: vanaf de weg moeten de landschappen van de MRA ook gezien kunnen en mogen worden. Het
oversteken van de Amstel, het rijden langs het IJmeer, een blik op Waterland, de rit door het Naardermeer zijn en blijven belangrijke
markeringen die de automobilist en de treinpassagier attenderen op de kwaliteiten van de MRA.
59
Extra ruimte reserveren voor waterberging
Geplande grootschalige waterberging of calamiteitenberging
Nog te realiseren en/ of in te richten EHS (Natuurbeheerplan 2014)
of zoekgebied voor natuur (Flevoland )
Nadruk woningbouwopgave MRA tot 2040 (herstructurering/
transformatie en uitbreiding)
20 Ke-contour Schiphol
Principe 5: ruimte reserveren
voor waterberging, natuur,
landschapsontwikkeling en verstedelijking
Op de agenda van de MRA: het aanwijzen van
reserveringsgebieden voor waterberging in de
droogmakerijen. Het ontwikkelen van (tijdelijke)
inrichtingsconcepten voor de strategische reserves in
het MRA-landschap inclusief het geluidslandschap rond
de mainport Schiphol.
61
Principe 5: ruimte reserveren
voor waterberging, natuur,
landschapsontwikkeling en verstedelijking
Ruimte serveren in het MRA-landschap
Het MRA-landschap biedt ruimte en vormt een strategische reserve voor alle (mogelijke) toekomstige ontwikkelingen. In het
perspectief van 2040 is er sprake van een drietal ruimtevragen in het MRA-landschap. Ten eerste is het nodig om ruimte te
reserveren voor het bergen van water tijdens periodes met zware regenval. Tot 2040 kunnen we toe met de huidige
bergingsmogelijkheden van het watersysteem, maar tijdens de ateliers bleek het noodzakelijk om voor de periode daarna ruimte te
reserveren voor het (tijdelijk) bergen van water. De laaggelegen droogmakerijen in het MRA-landschap komen daar het beste voor in
aanmerking (mits ook technisch uitvoerbaar). De stedelijke gebieden, die qua bebouwing in de komende periode nog zullen
intensiveren, hebben – ondanks de ambitie om daar ook tijdelijk water in pleinen en op daken te bergen en klimaatbestendig te
bouwen bij stedelijke vernieuwing – het open landschap erbuiten nodig. Dat geldt zeker ook voor de Zaanstreek waar door de
bodemgesteldheid sprake is van sterke bodemdaling, waardoor er dieper bemalen moet worden, waardoor de bodem weer verder
klinkt et cetera. De ruimtereserveringen voor waterberging hebben de verschijningsvorm van open landschap voor extensief
agrarisch gebruik, dan wel die van begraasde natuur.
Op de tweede plaats zijn er de plekken waar nieuwe natuur tot stand moet komen. Deze reservering geldt in Noord-Holland voor
gebieden die al begrensd zijn als EHS, maar nog niet als dusdanig zijn gerealiseerd.
Combinatie van waterberging en bijzonder wonen bij uitbreidingslocatie de Warande in Lelystad.
Waterbergingsproject ‘Over ‘t Hek’ bij Bergen. Hier is een optimale balans gevonden tussen de wateropgave, landbouwfunctie
en de natuurdoelstelling. Bron: HHNK
De plekken voor natuurontwikkeling zijn dus al bekend. In Flevoland zijn de locaties voor natuurontwikkeling nog niet bekend, maar
wordt in plaats van de voormalig geplande Oostvaarderswoldverbinding gezocht naar deze locaties via een regiospecifiek programma
gebaseerd op initiatieven vanuit het gebied. Daarnaast zijn er in de MRA ook gebieden waar de effecten van stedelijke en
infrastructuurontwikkeling op bestaande natuurgebieden moeten worden gemitigeerd middels de aanleg van nieuwe natuur
(natuurcompensatie).
Ten derde zijn er de locaties in het MRA-landschap waar – al naar gelang de ontwikkeling van de vraag – vroeger of later nieuw
stedelijk gebied ten behoeve van wonen en/ of werken zal worden gerealiseerd. De westrand van de Haarlemmermeer, een
volgende fase IJburg, de Bloemendalerpolder, Almere Pampus en Oosterwold en Lelystad Warande vormen de strategische reserves
voor verstedelijking in het MRA-landschap.
Het ontwikkelen van (tijdelijke) inrichtingsconcepten
Het ontwikkelen van inrichtingsconcepten voor reserveringen in het MRA-landschap kan een stimulans betekenen voor het
landschap. Vooruitlopend op toekomstige verstedelijking zouden alvast dragende landschappelijke structuren en een structuur voor
waterberging kunnen worden gerealiseerd. Voor de strategische reserves voor waterberging kunnen inrichtingsconcepten of vormen
van tijdelijk gebruik ook opportuun zijn.
De 20 Ke-contour rond Schiphol Airport zou ook als een ‘reserve’ beschouwd kunnen worden. Niet zozeer omdat daar in de
toekomst verstedelijking of waterberging aan de orde is, maar wel omdat het een groot landschap vormt met gebruiksbeperkingen
(vanwege lawaai, maar ook vanwege allerlei niet met de luchthavenactiviteiten combineerbare vormen van grondgebruik).
Bovendien is het interessant om dit landschap, of eigenlijk deze uitsnede uit verschillende landschappen, te onderzoeken op zijn
mogelijkheden voor optimaal grondgebruik en landschappelijke inrichting. Waterzuivering, energievoorziening, warmte-opslag en
transport, CO2-opslag en transport, kortom een landschap als een duurzame machinerie voor alle (rest)stromen tussen het haven
en industriecomplex langs het Noordzeekanaal en de mainport Schiphol. Resulterend in een stoer open landschap met tal van
medegebruiksmogelijkheden voor recreatie en toerisme.
63
V De bouwdoos
De bouwdoos met speelkaarten en speelbord zijn bedoeld als praktisch handvat om de initiatieven,
plannen en projecten die in de MRA-landschappen op de rol staan in een vroeg stadium te toetsen
op hun bijdrage aan de kwaliteit van het grotere geheel en zo nodig bij te stellen en te verbeteren.
Uiteindelijk is het doel van het ‘spel’ om te komen tot nieuwe integrale opgaven. Het speelbord
wordt hier gepresenteerd. De speelkaarten zijn te vinden aan het eind van elk perspectief in
hoofdstuk III.
Water
Korte handleiding
Rondom een initiatief, plan of project in een bepaald gebied van de regio wordt een groep
betrokkenen samengebracht. Deze groep doorloopt de volgende stappen:
1) Analyseren van de landschapsvormende krachten binnen het gebied. De landschapsvormende
krachten (trends en opgaven) die momenteel zichtbaar zijn, zijn door DRO benoemd en geordend
volgens de thema’s: water, ecologie, verstedelijking en infrastructuur, beleving (recreatie en
toerisme) en productie (landbouw en energie). Ze zijn als speelkaarten opgenomen in hoofdstuk III
bij de perspectieven per thema. De groep bepaald welke landschapsvormende krachten in dit geval
aan de orde zijn. Natuurlijk is er ook ruimte voor aanvullingen op de bestaande speelkaarten.
2) Bepalen van de ambities voor het betreffende gebied. Deze worden door de groep bepaald
tijdens het spelen van het spel.
3) Inzichtelijk maken van de randvoorwaarden. Als de randvoorwaarden niet vervuld zijn, kunnen
de ambities niet altijd worden omgezet in daden. De groep bepaald welke randvoorwaarden niet
vervuld zijn. De randvoorwaarden staan beschreven bij het speelbord voor het spel.
4) Formuleren van een integrale opgave voor het initiatief, plan of project. Deze wordt door de
groep geformuleerd op basis van stap 1 t/m 3.
Natuur
Stedelijke functies en infrastructuur
Tijdens een workshop van het MRA-regiodebat ‘Een toekomstbestendig metropolitaan landschap’ op
13 december 2013 zijn in verschillende groepen stappen 1 t/m 3 getest. Daarbij bleek de bouwdoos
een effectieve manier om in gesprek te komen over een gebied in het MRA-landschap. Het is de
bedoeling om de werking en bruikbaarheid van het instrument in het komende jaar te testen door
het daadwerkelijk in de samenwerking in MRA-verband en in projecten toe te passen.
Recreatie, toerisme en beleving
D
d
d
s
1
z
(l
is
2
3
b
4
Productie: landbouw en energie
Randvoorwaarden
€€
€
€
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
€
Belangentegenstellingen
Financiering
Institutionele
versnippering
Maatschappelijk
draagvlak
Normen
65
Colofon
Initiatief van de Jandirk Hoekstra, Provinciaal Adviseur
Ruimtelijke Kwaliteit (PARK)
Provincie Noord-Holland
Maart 2014
Tekst/ betoog, kaartbeelden en vormgeving
Jandirk Hoekstra – PARK
Anne Könst – provincie Noord-Holland
Marijne Beenhakker – provincie Noord-Holland
Conceptvorming en uitwerking bouwdoos:
Ed Buijs – DRO Amsterdam
Miriam Verrijdt – DRO Amsterdam
Kaartbeelden, atelierverslag en betooglijn:
Philomene van der Vliet - BOOM Landscape
David Kloet – Rijnboutt
In samenwerking met de projectgroep Metropolitaan Landschap,
Projectleiding en advies:
Mathea Mevissen – provincie Noord-Holland
Jelle Blaauwbroek – provincie Noord-Holland
Jacqueline Bouwmans – provincie Noord-Holland
Atelierdeelnemers:
Linking pin-club
Joop van der Does – Waternet
Geert Timmermans – DRO Amsterdam
Ton Verheijden – Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan
Waterland
Rien Wezenberg – provincie Noord-Holland
Constance Winnips – Stadsregio Amsterdam
Sprekers
André Smit – provincie Noord_Holland
Harma Horlings - Staatsbosbeheer
Arjen Grent - Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Jarno Deen - Hoogheemraadschap Rijnland
Joop van der Does – Waternet
Marleen Maarleveld – Stichting Recreatietoervaart Nederland
Mark Eker – provincie Noord-Holland
Bart Witteman – provincie Noord-Holland
Wiebe Oosterhoff - gemeente Almere
Marijn Bos – provincie Noord-Holland
Philomene van der Vliet - BOOM Landscape
David Kloet – immergrun landscapes
Susan Albers – provincie Noord-Holland
Danielle Lieuwen – provincie Noord-Holland
Fleur Meijer – provincie Noord-Holland
Overige deelnemers
Annemarie Lodder - gemeente Haarlemmermeer
Niels Esterik - gemeente Haarlem
Martijn Dekker - gemeente Haarlem
Auke Blok - gemeente Amstelveen
Mireille Dosker - Landschap Noord-Holland
Jan Heijink - gemeente Zaanstad
Henk Nijenhuis - gemeente Haarlemmermeer
Frans Lansink - KNWV regio Noord-Holland
Willem Kerkhoven - KNWV regio Noord-Holland
Leon Rutten - Watersportverbond
Herman van der Steen - Watersportverbond
Marijke Ruitenbeek – provincie Noord-Holland
Erna Krommendijk - Milieufederatie Noord-Holland
Els Lenting - gemeente Zaanstad
Bastiaan Tiegelaar - Waterschap Zuiderzeeland
Sacha Maarschall – provincie Noord-Holland
Hester Kersten - gemeente Almere
Jacinta Peerlkamp-Steltenpool - gemeente Haarlemmermeer
René Dessing - Stichting Buitenplaatsen
Pieter Scholten - gemeente De Ronde Venen
Rimmer de Vries - gemeente De Ronde Venen
Rutger Oppenraaij - gemeente Haarlem
Jaap Brouwer - Stichting Recreatie Toervaartnet
Miriam Brouwer - Recreatieschap Noord-Holland
Alex Rohof - Recreatieschap Noord-Holland
Hans van der Zwan - K plus V
Ton Belderok - gemeente Amstelveen
Auke Blok - gemeente Amstelveen
Hester Kersten - gemeente Almere
Paul de Ron – provincie Noord-Holland
Wouter van der Schraaf - gemeente Amstelveen
Annebet van Duinen – provincie Noord-Holland
Joris Pieter Neuteboom – provincie Noord-Holland
Siemon Top - Grontmij
Marja van Nieuwkoop - Stadsdeel Amsterdam Noord
Alex Jansen - gemeente Haarlemmermeer
Erna van Gils - gemeente Zaanstad
Petra Kort - gemeente Haarlemmermeer
Henk den Hartog - Vereniging Stadsboeren
Erwin van den Berg - Stivas
Jeroen Kok - Eneco
Louis van der Leij - gemeente Amstelveen
Job Wittens - Vereniging Stadsboeren
Roy Nijboer - provincie Flevoland
Geert Haenen – provincie Noord-Holland
Yolande Koot – provincie Noord-Holland
Carla Jong - Havenbedrijf Amsterdam
67
Gemeente
Amsterdam
LABOR AT OR Y FO R LANDS C APE ARCHITECTUR
E