Monitoringsrapport in het kader van de evaluatie van het programma Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen Nulmeting Najaar 2011 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Document Informatie Versie Versie Datum Auteur(s) Wijzigingen 1.0 22-09-2011 Frank Bongers / Irma Borst Eerste rapportage indeling gemaakt 1.2 Rene van Ratingen / Irma Borst Toevoeging hst 1 en 4.2 1.3 Frank Bongers Aanpassing hst 1, toevoegen hst 2 1.4 Frank Bongers Toevoegen hst 3 Rene van Ratingen Toevoegen figuren hoofdstuk 3 en delen data-analyse 1.5 04-11-2011 1.6 07-11-2011 Frank Bongers Toevoegen delen data-analyse in hst 3 + analyse 4 open vragen in kaders 1.8 10-11-2011 Irma Borst Opmerkingen bij versie 1.6 Frank Bongers Opmerkingen Irma Borst verwerkt, paragraaf 4.1 toegevoegd, Bijlage A toegevoegd 1.8 14-11-2011 2.0 7-12-2011 Irma Borst Verwerking feedback Milou Wolters, toevoegen resultaten interviews projectleiders en betrokkenen spoor 2 plus ontbrekende resultaten data analyse 2.1 7-12-2011 Frank Bongers Verwerken interviews projectleiders IDoS en VOS 2.2 12-12-2011 Frank Bongers Verwerken deel van de opmerkingen van Milou Wolters bij versie 2.1 2.4 21-12-2011 Irma Borst Verwerking van de finale opmerkingen van Milou Wolters 2.5 17-01-2012 Irma Borst Finale versie 2.6 27-01-2014 Frank Bongers Finale versie, toevoeging voorwoord pagina 1 van 74 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Goedkeuring Naam Rol Datum Handtekening Milou Wolters Distributie lijst Naam Rol Afdeling pagina 2 van 74 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Voorwoord In 2011 heeft Rijkswaterstaat opdracht verleend om het Impulsprogramma Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen, IDVV, extern te laten monitoren en evalueren. De monitoring van het programma bestaat uit een cyclus van vier metingen (nul-, 1-, 2- en eindmeting) tussen 2011 en 2014. Deze metingen registreren de score op een aantal cruciale indicatoren die voor de afzonderlijke onderdelen van IDVV zijn vastgesteld bij aanvang van het programma. Het gaat om zowel kwantitatieve als kwalitatieve scores. De metingen maken (eventuele) veranderingen in deze scores gedurende de looptijd van het programma inzichtelijk. Veranderingen in de scores kunnen het gevolg zijn van activiteiten in het IDVV programma maar ook van externe factoren. Ten behoeve van de eindevaluatie worden belangrijke externe factoren geïnventariseerd. De monitoringsrapportages doen dus geen uitspraak over de oorzaken van veranderingen in de metingen. Pas in de eindevaluatie (te verschijnen in het eerste kwartaal van 2015) zal een uitspraak worden gedaan over de mate waarin de oorspronkelijke doeleinden van IDVV zijn behaald, in welke mate IDVV aan deze doelbereiking heeft bijgedragen, welke andere (externe) factoren een rol hebben gespeeld en welke flankerende maatregelen binnen het programma zijn genomen om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het programma te vergroten. Uiteraard zijn de vier monitoringsrapportages belangrijke input voor het eindevaluatierapport. Voor u ligt het eerste monitoringsrapport dat verslag doet van de nulmeting. I Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Management samenvatting De evaluatie van het programma Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen (IDVV) moet aantonen of en in hoeverre het programma IDVV de voorafgestelde doelen heeft gerealiseerd. Het gaat daarbij om doelen ten aanzien van (1) duurzaam vervoer; (2) veiligheid; (3) betrouwbare reistijden; (4) beter benutten bestaande infrastructuur; (5) verminderen administratieve lasten; en (6) verbeteren van kwaliteit basisinformatie. De evaluatie van IDVV wordt gebaseerd op vier metingen in 2011, 2012, 2013 en 2014. Dit rapport beschrijft de resultaten van de nulmeting, die in 2011 heeft plaats gevonden. In de periode van de nulmeting zijn de IDVV maatregelen in het algemeen nog niet gerealiseerd aangezien de uitvoering van het programma tot eind 2013 loopt. De resultaten van de nulmeting vormen de referentiewaarden voor de vervolgmetingen. De veranderingen die tijdens de looptijd van IDVV optreden kunnen worden vastgesteld door de resultaten van vervolgmetingen te vergelijken met de nulmeting. Een aanvullende analyse van omgevingsfactoren die mogelijk van invloed zijn op de effecten van het programma is onderdeel van de evaluatie. Hieronder staan de belangrijkste resultaten van de nulmeting. De inzichten uit de nulmetingen zullen ook worden ingezet om, waar nodig, maatregelen binnen IDVV bij te sturen. Belangrijkste resultaten nulmeting in relatie tot IDVV doelstellingen De doelstelling om duurzaamheid van de binnenvaartsector te verhogen, krijgt beperkt aandacht in spoor 1 en 2 van het IDVV programma. Het wordt met één indicator gemeten, namelijk het brandstofgebruik van binnenvaartschepen. In de enquêtes tijdens de nulmeting geven binnenvaartondernemers aan dat zij de snelheid aanpassen indien betrouwbare reisinformatie wordt geleverd. Binnenvaartondernemers verwachten dat aanpassing van de snelheid tot zowel een hoger als een lager brandstofgebruik leidt. Het bereiken van de doelstelling om de veiligheid op de binnenvaarwegen minimaal te handhaven en bij voorkeur te verbeteren, wordt gemeten aan de hand van het aantal scheepsongevallen per jaar. Door de nulmeting zijn de referentiewaarden voor het aantal ongevallen per corridor en het aantal ongevallen met ernstige gevolgen bekend. In 2010 waren 14 doden door scheepsongevallen. Het totale aantal scheepsongevallen met doden, vermisten, gewonden, schade en/of stremming was 333 waarvan de scheepsongevallen met scheepsschade het belangrijkste aandeel hebben (80%). Voor de begeleiding van het scheepvaartverkeer bij het voorkomen van en optreden bij incidenten door verkeersposten, geven de binnenvaartondernemers een ruime voldoende (7,1). Voor de betrouwbaarheid van de reistijden geven binnenvaartondernemers in de nulmeting een onvoldoende. Dat passeertijden niet aan de norm voldoen, wordt bevestigd door de analyse van geregistreerde reistijden. Daarin is te zien dat de passeertijden voor enkele sluizen boven de normtijd liggen. Dit is vooral van toepassing op de corridors Rotterdam – Antwerpen en Rotterdam - Amsterdam. In principe liggen op deze trajecten de grootste mogelijkheden voor verbetering. De vervolgmetingen zullen aantonen of de verbeteringen al dan niet worden gerealiseerd. II Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Over de benutting van de bestaande infrastructuur geven binnenvaartondernemers aan dat op de corridors van en naar Rotterdam in bijna de helft van de gevallen de normwachttijd van 30 minuten wordt overschreden. De ontevredenheid van binnenvaartondernemers over wachttijden op de corridor Rotterdam – Antwerpen (rapportcijfer 4,7) wordt bevestigd in de data-analyse van de wachttijd en de I/C ratio (verhouding Intensiteit/Capaciteit van sluizen). Op het traject Rotterdam – Antwerpen valt dus veel te winnen. De metingen in de komende jaren zullen aantonen of er verbetering in de benutting van de infrastructuur optreedt. Vooral het project Informatiediensten op Schepen (IDoS) en spoor 2 (verbeteren informatie-uitwisseling in de logistieke keten) verwachten bij te dragen aan lastenvermindering door het aantal controles waaruit geen actie volgt te verminderen, papierloos varen te faciliteren en inspecties op elkaar af te stemmen. De nulmeting geeft aan dat het huidige percentage controles waaruit geen actie volgt dicht bij de streefwaarde van 55%, die voor de eindmeting is vastgesteld, ligt. Door de externe onbekendheid van de maatregelen in spoor 2 is nauwelijks informatie gekomen uit de interviews met partners in de logistieke keten over tijdwinst die behaald kan worden door papierloos varen en de afstemming van inspecties. Meerdere maatregelen moeten bijdragen aan de algemene doelstelling om de kwaliteit van basisinformatie te verbeteren: het IDoS project, Single Point Of Contact Nederland (SPOC NL) en de maatregelen in spoor 2. Het IDoS project kan vooral de snelheid van de uitwisseling van basisinformatie verbeteren. Dit geldt tevens voor SPOC NL, waarbij opgemerkt moet worden dat een externe afhankelijkheid van het functioneren van de Europese database van scheepvaartgegevens bestaat. De ketenpartners, die werden geïnterviewd voor de meting van spoor 2 maatregelen, gaven een gedifferentieerd beeld: sommige partijen waren wel tevreden over de beschikbaarheid en snelheid van de benodigde basisinformatie terwijl andere partijen duidelijk ontevreden waren. Wel waren alle geïnterviewde ketenpartners het er over eens dat uitbreiding van de beschikbare informatie tot belangrijke kostenvoordelen en tijdswinst (en daarmee concurrentievoordeel) kan leiden. Opvallende omgevingsfactoren die een invloed uitoefenen op het bereiken van beoogde effecten De voortgang en resultaten van de maatregelen worden beïnvloed door ontwikkelingen binnen RWS, zoals verschuiving van de gestelde doelen, wisseling van projectteams, het ter beschikking krijgen van resources. Gebrek aan voortgang kan leiden tot het niet bereiken van de gewenste effecten. Als dit voor komt, is dit direct terug te zien in scores van de vervolgmetingen. . De belangrijkste exogene factor die een invloed op de effectmeting in het komende jaar zal hebben is het voortduren van de economische crisis. In de eindevaluatie zal de impact van economische (en andere) ontwikkelingen op de programma-effectiviteit worden geduid. Overige exogene factoren die nauwer gerelateerd zijn aan de binnenvaart, zoals stremmingen en andere vaarinitiatieven, hebben in het afgelopen jaar geen omvangrijke effecten op de meetresultaten opgeleverd. III Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Voorwoord Management samenvatting Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 1.1 Programma IDVV 1 1.2 Monitoring en evaluatie 2 1.3 Leeswijzer 3 2 Algemene doelstellingen IDVV 4 2.1 Inleiding 4 2.2 Duurzaam vervoer 5 2.3 Veiligheid 6 2.4 Betrouwbare reistijden 8 2.5 Beter benutten van bestaande infrastructuur 13 2.6 Verminderen van administratieve lasten 20 2.7 Verbeteren kwaliteit van basisinformatie 22 3 Sporen en maatregelen 26 3.1 Inleiding 26 3.2 Spoor 1: Basis op orde Maatregel 1: Verkeersmanagement Ondersteuning Scheepvaart (VOS) Maatregel 2: Informatiediensten op Schepen (IDOS) Maatregel 3: Verkeerscentrale van Morgen (VCM) Maatregel 4: Single Point of Contact (SPOC) 26 27 31 36 36 3.3 Spoor 2: Eén loket voor vervoer over water 39 4 Omgeving 42 4.1 Endogene factoren 42 4.2 Exogene factoren 44 5 Conclusies 48 IV Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Bijlage A Doelenbomen spoor 1 en 2 52 Bijlage B PIN-waarden Hoofdvaarwegennet 64 V Logica – Dialogic 1 Nulmeting IDVV INLEIDING 1.1 Programma IDVV Logica en Dialogic voeren gezamenlijk de monitoring en evaluatie van het Impulsprogramma Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen (IDVV) van Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (verder te noemen RWS) uit. Het IDVV programma werkt tot en met 2013 aan betrouwbare reistijden en een verbeterde doorstroming van de containerbinnenvaart in Nederland. Daarmee stimuleert het programma de binnenvaart als een alternatief voor het vervoer over de weg. Het programma bereidt zo de vinnenvaart voor op de groei van het goederentransport door de aanleg van Maasvlakte 2. Met een vlotte en veilige doorstroming van het scheepvaartverkeer kan Nederland de positie als internationaal logistiek knooppunt behouden. RWS voert het programma in nauwe samenwerking met andere vaarwegbeheerders, vervoerders, verladers, haven en terminals uit. De evaluatie moet aantonen of en in hoeverre het programma IDVV de voorafgestelde doelen heeft gerealiseerd. Het gaat daarbij om doelen ten aanzien van (1) duurzaam vervoer; (2) veiligheid; (3) betrouwbare reistijden; (4) beter benutten bestaande infrastructuur; (5) verminderen administratieve lasten; en (6) verbeteren van kwaliteit basisinformatie. Om deze doelen te bereiken heeft RWS worden in het programma IDVV drie sporen uitgewerkt: 1. Spoor 1: Basis op orde Maatregelen in spoor 1 hebben als doel het vernieuwen en verbeteren van de efficiency van dienstverlening door de vaarwegbeheerders. De maatregelen bestaan uit de ontwikkeling en bouw van een nieuwe informatiedienst informatiediensten ter ondersteuning op schepen van het (iDoS), verkeersmanagement ontwikkeling en (VOS), uitvoering implementatie van de van pilot Verkeersmanagementcentrale van Morgen (VCM) en implementatie van Single Point of Contact NL (SPOC NL). 2. Spoor 2: Eén loket voor vervoer over water De maatregelen in spoor 2 hebben als doel het vereenvoudigen en stroomlijnen van de informatieuitwisseling tussen het private en publieke domein in de logistieke keten. De maatregelen bestaan uit het formeren van nieuwe advies/stuurgroepen en het aansluiten bij bestaande samenwerkingsverbanden (Open ICT Platform, Single Window Handel & Transport, Strategisch Platform Logistiek), het ontwikkelen van een Single Window Binnenvaart (SWB) en het uitvoeren van projecten die een impuls geven aan verkeer- en transportmanagement en de bereikbaarheid van knooppunten verbetert. 3. Spoor 3: Kennisopbouw 1 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Het laatste spoor is gericht op netwerkvernieuwing waarin het perspectief van de integrale logistieke keten centraal staat, inclusief weg, spoor en binnenvaart. In de nulmeting wordt de huidige status van de indicatoren van de maatregelen in spoor 1 en 2 gemeten. Voor spoor 3 wordt een andere aanpak gevolgd, waardoor dit spoor buiten de nulmeting valt. 1.2 Monitoring en evaluatie RWS wil de effecten van het IDVV programma in de periode 2011 tot en met 2014 monitoren en evalueren. De nulmeting is de eerste monitoringsrapportage. In de nulmeting wordt de situatie vastgelegd waarbij in de IDVV maatregelen nog nauwelijks effect hebben opgeleverd. De nulmeting dient dan ook als referentie voor de vervolgmetingen. De nulmeting richt zich vooral op registratie van indicatoren en gaat slechts beperkt in op mogelijke ontwikkelingen en verklaringen. Er volgen twee tussenmetingen in 2012 en 2013. In 2014 wordt een algehele eindevaluatie geleverd. Begin 2012 wordt de aanpak van de nulmeting geëvalueerd en worden zo nodig verbeterpunten benoemd voor de vervolgmetingen. Aangezien de uitvoering van de maatregelen parallel loopt met de evaluatie, worden niet alle indicatoren in de nulmeting meegenomen. Om deze reden groeien vervolgmetingen mee met de ontwikkeling van de maatregelen, ofwel het aantal vragen wordt in de loop van de tijd uitgebreid (zie ook rapport “Doelenboom en meetinstrumentarium; evaluatie IDVV fase 1, september 2011”). In alle metingen, en dus ook in de nulmeting, wordt een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve metingen uit verschillende bronnen of bij verschillende doelgroepen toegepast. De basis voor de nulmeting bestaat uit: De doelenboom met de doelen, doelgroep, indicator en – voor zover bekend – streefwaarde van de verschillende maatregelen binnen de afzonderlijke sporen (zie Bijlage A); De instrumenten die zijn toegepast om de indicatoren uit de doelenboom te meten, zoals: o Webenquêtes onder binnenvaartondernemers en medewerkers van verkeers- en bedienposten en patrouillevaartuigen; o Telefonische en face-to-face interviews met Inspectie Verkeer en Waterstaat, NCA (RWS), het ministerie van I&M en de RWS piketdienst; o Gesprekken met programmaleiding en projectleiders als onderdeel van hoor en wederhoor op basis van het concept rapport nulmeting; o Verzamelen en analyseren van gegevens uit RWS informatiesystemen (in het bijzonder NIS) o Deskstudie van documenten over het IDVV programma en aanverwante marktontwikkelingen. 2 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Voor de exacte inhoud van de meetinstrumenten verwijzen wij naar ons rapport waarin wij gehele aanpak van de monitoring en evaluatie is beschreven.1 1.3 Leeswijzer In dit rapport worden de belangrijkste resultaten van de nulmeting gecategoriseerd naar de beoogde effecten van het IDVV programma zoals in de FES aanvraag zijn beschreven (hoofdstuk 2) en de additionele effecten die nu in de implementatie van de afzonderlijke maatregelen worden voorzien (hoofdstuk 3). Vervolgens wordt de context van de nulmeting (hoofdstuk 4) geschetst, zodat in vervolgmetingen exogene factoren die meetresultaten beïnvloeden, en dus geen effect van de maatregelen zelf zijn, geïdentificeerd kunnen worden. In hoofdstuk 5 worden de belangrijkste conclusies uit de nulmeting gepresenteerd. In de verschillende hoofdstukken zijn verwijzingen opgenomen zoals [VOS2] of [IDOS6]. Deze verwijzingen geven de effecten aan die in de verschillende maatregelen worden beoogd. [VOS2] is het tweede effect dat met het VOS project wordt beoogd, [IDOS6] het zesde effect van het IDOS project. De inhoud van ieder beoogd effect is terug te vinden in bijlage A van dit rapport. Voor een volledige verantwoording van de resultaten van de nulmeting, verwijzen we naar het bijlagenrapport waarbij alle resultaten per doelgroep zijn opgenomen. 1 Logica en Dialogic (2011), Evaluatie IDVV programma. Doelenboom en meetinstrumentarium, Rijswijk/Utrecht. 3 Logica – Dialogic 2 2.1 Nulmeting IDVV ALGEMENE DOELSTELLINGEN IDVV Inleiding Het IDVV programma streeft zes algemene doelstellingen na, namelijk: (1) duurzaam vervoer; (2) veiligheid; (3) betrouwbare reistijden; (4) beter benutten bestaande infrastructuur; (5) verminderen administratieve lasten; en (6) verbeteren van kwaliteit basisinformatie. Per maatregel is vastgesteld op welke wijze aan de zes centrale doelen wordt bijgedragen en welke indicatoren gebruikt kunnen worden om de effecten te meten. Onderstaande figuur geeft aan hoe de sporen 1 en 2 bij gaan dragen aan de algemene doelstellingen. Naarmate de lijn tussen een spoor en de centrale doelstelling dikker gedrukt is, zijn er een groter aantal indicatoren die het bereiken van de doelstelling meten. Figuur 1. Bijdragen aan de zes algemene doelstellingen van het IDVV programma vanuit de sporen 1 en 2 In dit hoofdstuk worden alle relevante indicatoren voor het bereiken van de zes algemene doelstellingen besproken (zie onderstaande tabel; voor de inhoud van de effecten per maatregel zie bijlage A). 4 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Algemene doelstellingen Duurzaam vervoer VOS Veiligheid Betrouwbare reistijden VOS1 IDoS IDoS3 IDoS5 VCM VCM1 VCM2 VCM2a SPOC spoor 2 SPOC4 11 Betere benutting bestaande infra/binnenvaart Verminderen (administratieve) lasten Verbeteren kwaliteit basisinformatie VCM1 VOS9 VOS10 IDoS4 IDoS1 IDoS7 IDoS9 1,15,16,17,19 3 SPOC3 SPOC5 SPOC6 2, 4, 10 Tabel 1. Bijdragen van de maatregelen aan de centrale doelstellingen In hoofdstuk 3 worden indicatoren van overige effecten of die de voortgang van de implementatie van een maatregel weergeven besproken. 2.2 Duurzaam vervoer Duurzaam vervoer betreft de verschuiving van transport over wegen naar het meer milieuvriendelijke transport over water. Duurzaam vervoer over water gaat over vaarbewegingen die minder belastend zijn voor het milieu, bijvoorbeeld doordat de binnenvaart zuiniger met brandstof omgaat. Dit thema is in één indicator over brandstofgebruik door binnenvaarschepen uitgewerkt. Aan de binnenvaartondernemers is gevraagd of hun brandstofgebruik wijzigt naarmate zij hun vaarroute beter kunnen plannen vanwege meer betrouwbare reis- en aankomsttijden [VOS2] [VCM1].2 In de volgende figuur staat of binnenvaartondernemers die hun planning aanpassen ook meer (of minder) brandstof verbruiken. 2 De inhoud van deze indicatoren kan terug worden gevonden in Bijlage A van dit rapport. 5 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Figuur 2. Relatie aanpassing vaarplanning en brandstofverbruik Uit het figuur blijkt dat meer betrouwbare informatie over reis- en aankomsttijden twee verschillende effecten kan hebben. Ongeveer een derde van de binnenvaartondernemers meldt dat aanpassingen van hun planning leidt tot minder brandstofgebruik, terwijl een iets groter deel zegt dat aanpassingen juist leiden tot meer brandstofgebruik. Mogelijke oorzaak is dat aanpassingen niet alleen leiden tot langzamer varen (omdat de schipper toch moet wachten), maar ook tot sneller varen (bijvoorbeeld om nog net een schutting te kunnen halen). Wanneer schepen door verkeersbegeleiding op basis van VOS een doorvaartijdstip ontvangen, heeft dat effect op hun brandstofgebruik, omdat ze dan kunnen anticiperen op dit tijdstip. 2.3 Veiligheid De ambitie van IDVV is om de veiligheid op het water minimaal gelijk te houden of te verbeteren. Door adequaat te reageren op onveilige omstandigheden als gevolg van incidenten wordt aan deze doelstelling bijgedragen. Sneller en betrouwbaarder incidentmanagement (door direct actiever, doelgerichter en efficiënter handelen van patrouillevaartuigen en het doorgeven van actuele positie en ladinggegevens) is daarbij een goede ondersteuning. Met betrekking tot veiligheid worden de volgende indicatoren gemeten: (1) het aantal incidenten/scheepsongevallen; (2) kwaliteit van voorkomen en begeleiden van incidenten; en (3) informatievoorziening bij incidenten. Aantal scheepsongevallen In de SOS database registreert RWS het aantal scheepsongevallen per jaar. De streefwaarde is dat het aantal scheepsongevallen per jaar afneemt. In het jaar 2010 waren er 1.411 scheepsongevallen. Bij deze ongevallen zijn 88 gewonden en 14 doden gevallen. In de onderstaande tabel staan de aantallen gewonden en doden per corridor weergegeven. 6 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Aantallen 2010 Zwaar gewonden Licht gewonden Corridor 1 Rotterdam - Duitsland Gewonden overig Doden 6 4 18 2 Corridor 3 Westerschelde - Rijn 7 5 1 Corridor 4 Westerschelde 3 Corridor 5 Amsterdam – Noord Nederland 4 3 5 Corridor 2 Amsterdam - Rijn 1 4 3 Corridor 6 Rijn – Oost Nederland 2 Corridor 7 Maasroute 2 Corridor 8 Kustcorridor 2 2 1 17 3 2 Niet toegewezen aan een corridor 5 Tabel 2. Aantallen gewonden en doden per corridor - 2010 In de volgende tabel staan de aantallen scheepsongevallen weergegeven waarbij doden/ zwaargewonden/vermisten, schade of stremmingen zijn veroorzaakt. Aantal scheepsongevallen - doden, vermisten of zwaargewonden 14 Aantal scheepsongevallen - vaarwegschade 25 Aantal scheepsongevallen - scheepsschade 268 Aantal scheepsongevallen - ladingschade 1 Aantal scheepsongevallen - milieuschade 0 Aantal scheepsongevallen - stremming 25 Tabel 3. Aantallen scheepsongevallen met doden/vermisten/gewonden, schade en stremming 2010 7 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Dit zijn de referentiecijfers voor de vervolgmetingen. Het aantal scheepsongevallen wordt in de vervolgmetingen gerelateerd aan de verkeersintensiteit. Als maat hiervoor wordt het jaarlijks aantal passerende schepen (en eventueel het gepasseerd laadvermogen) aangehouden [VCM2a]. Kwaliteit van begeleiding bij incidenten Wanneer zich een onveilige situatie of een incident voordoet, zorgen verkeersposten ondermeer voor het begeleiden of omleiden van scheepvaartverkeer. Verkeersposten krijgen van binnenvaartondernemers (n=247) een gemiddeld rapportcijfer van 7,2 voor hun rol bij het voorkomen van incidenten op vaarwegen binnen hun radardekkingsgebieden [VCM2a]. Ongeveer één op zeven binnenvaartondernemers geeft hier een onvoldoende. Binnenvaartondernemers (n=246) geven een gemiddeld rapportcijfer 7,1 voor de rol van de verkeersposten en patrouillevaartuigen in Nederland bij het begeleiden van het scheepvaartverkeer bij incidenten op vaarwegen. Ongeveer één op acht binnenvaartondernemers geeft een onvoldoende [VOS1/IDOS5]. Informatievoorziening bij incidenten Uit de enquête onder verkeers- en bedienposten blijkt dat bijna 85% van de verkeersposten en 67% van de bedienposten informatie over incidenten aan binnenvaartondernemers verstrekt [beiden VCM1]. Aangezien Informatiediensten op Schepen (IDoS) nog niet beschikbaar waren tijdens deze nulmeting, zijn aan de verkeersleiders geen vragen voorgelegd over de kwaliteit van informatievoorziening bij incidenten dankzij IDoS. Dat zal in latere metingen wel gebeuren. Het Single Point of Contact Nederland (SPOC NL) moet de benodigde tijd om incidentgegevens op te vragen, verkleinen. SPOC NL zorgt ervoor dat de SafeSeaNet gegevens automatisch in de EMSA database terecht komen. Vervolgens worden de onveilige situaties vanuit de EMSA database aan de piketdienst gemeld. De EMSA kan SPOC NL verzoeken om detailgegevens (lading) te verstrekken aan SSN. Gegevens betreffen schip, aankomst- en vertrektijd (ETA, ETD), reis (herkomst-bestemming), lading en aantal personen aan boord (bemanning en passagiers). De streefwaarde voor het leveren van de informatie is maximaal vijf minuten. Hoewel SPOC NL nog niet in alle havens operationeel is, wordt deze norm dankzij een noodoplossing in de havens die nog niet op SPOC NL zijn aangesloten, bijna altijd gehaald [SPOC4]. 2.4 Betrouwbare reistijden Betrouwbare reistijden kunnen binnenvaartondernemers en andere partijen in de logistieke keten helpen meer efficiënt te werken, omdat de verschillende partijen hierdoor een betere planning kunnen maken. Door de toename van het scheepvaartverkeer (en het gemiddelde laadvermogen van de schepen) kunnen wachttijden oplopen en neemt de betrouwbaarheid van de reistijd mogelijk af. Tegelijkertijd zorgt de grotere capaciteit van schepen voor langere laad- en lostijden bij terminals. Informatie met betrekking tot de actuele schuttijden zorgt ervoor dat de binnenvaartondernemer beter zijn reis kan plannen en die 8 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV informatie kan delen met andere partijen in de keten, zoals de terminals. Omgekeerd draagt de reisinformatie van de binnenvaartondernemer en zijn verwachte aankomsttijd bij sluizen bij aan het maken van een betere sluisplanning. Eén van de kernindicatoren voor betrouwbare reistijden is de betrouwbaarheid van het vervoer over water volgens de binnenvaartondernemers. Deze indicator [VOS3]3 is voor vier trajecten gemeten aan de hand van een rapportcijfer (zie de volgende tabel). Hoe tevreden bent u over de voorspelbaarheid van reis- en aankomsttijden van Rapportcijfer 2011 vervoer over water? (gemeten per corridor) Rotterdam – Antwerpen (n=234) 4,9 Rotterdam – Amsterdam (n=216) 5,7 Amsterdam – Delfzijl (n=130) 6,4 Amsterdam – Duitsland (Tiel/Waal) (n=177) 6,6 Tabel 4. Tevredenheid over voorspelbaarheid reis- en aankomsttijden (binnenvaartondernemers) Twee trajecten van en naar Rotterdam krijgen een onvoldoende, terwijl twee andere trajecten een voldoende krijgen. In vervolgmetingen zal blijken of hier verandering optreedt. Uit de data analyse blijkt dat de passeertijden en wachttijden van sluizen op de corridor Rotterdam – Antwerpen [VOS2] niet allemaal aan de normen voldoen. Met name de Volkeraksluizen hebben op bijna alle uren van de dag een hogere passeertijd dan de norm passeertijd. Dit is niet uitsluitend het geval tijdens de drukste 10 dagen van het jaar, maar ook indien de jaargemiddelden worden berekend (zie Figuur 3). 3 In de doelenboom (Bijlage A) staat dat VOS niet zal bijdragen aan dit effect. 9 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Passeertijd in minuten - Volkeraksluis 80 70 Aantal minuten 60 50 Norm passeertijd 40 Gemiddelde passeertijd - hele jaar 30 Gemiddelde passeertijd - drukste dagen 20 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Uur van de dag Figuur 3. Passeertijd in minuten – Volkeraksluizen Bij de Krammersluis ligt de gemiddelde passeertijd per uur van de dag onder de normpasseertijd, indien naar het jaargemiddelde wordt gekeken. Indien de drukste dagen per jaar worden beschouwd, wordt bij enkele uren de norm wel overschreden (zie onderstaande figuur). 10 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Passeertijd in minuten - Krammersluis 80 70 Aantal minuten 60 50 Norm passeertijd 40 Gemiddelde passeertijd - hele jaar 30 Gemiddelde passeertijd - drukste dagen 20 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Uur van de dag Figuur 4. Passeertijd in minuten – Krammersluis Bij de Sluis Hansweert is de gemiddelde passeertijd altijd onder de norm, ook tijdens de drukste dagen. Passeertijd in minuten - Sluis Hansweert 50 45 40 Aantal minuten 35 30 Norm passeertijd 25 Gemiddelde passeertijd - hele jaar 20 Gemiddelde passeertijd - drukste dagen 15 10 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Uur van de dag Figuur 5. Passeertijd in minuten – Sluis Hansweert 11 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV De minimale en maximale passeertijden vertonen geen extreem grote verschillen, ’s nachts zijn de passeertijden niet beduidend lager dan overdag. Verwacht wordt dan ook dat een betere spreiding van passages over de dag niet tot substantieel lagere passeertijden gaat leiden. Hoewel de passeertijden tijdens de drukke dagen hoger zijn vergeleken met het jaargemiddelde, valt het verschil mee: het verschil tussen de drukste dagen en het jaar-gemiddelde is bij de onderzochte sluizen niet meer dan 10% tot 15%. Tot slot wordt de betrouwbaarheid van reistijden gemeten door de gemiddelde reistijd van schepen op het traject Rotterdam – Antwerpen te bepalen [VOS3]. Deze reistijden zijn gebaseerd op AIS informatie. Om verstoring door wachttijden in havens of bij ligplaatsen te voorkomen. Volkeraksluizen – Kreekraksluizen Volkeraksluizen – – Noordkant haven Antwerpen Krammersluizen (afstand 82 km) Hansweert – Noordkant haven – Sluis Antwerpen (afstand 114 km) Aantal gevolgde schepen 64 (93%) 5 (7%) Gemiddelde reistijd 4:57 6: 31 Minimale – maximale reistijd 3:59 – 7:58 5:34 – 7:51 Gemiddelde snelheid 16,9 km per uur 17,7 km per uur Minimale – maximale snelheid 10,3 – 20,6 km per uur 14,5 – 20,5 km per uur Tabel 5. Gemiddelde reistijden en snelheden Het is niet verrassend dat de reistijd van Volkeraksluizen tot Noord Antwerpen via de Kreekraksluizen korter is dan de reistijd via de Krammersluizen en de Sluis Hansweert aangezien de eerste route 30 kilometers korter is. Het verschil in gemiddelde snelheid kan mogelijkerwijs worden verklaard doordat op de route via de Krammersluizen en Sluis Hansweert twee sluizen in plaats van een sluis gepasseerd moeten worden. De reistijd is immers inclusief wachttijd bij de sluizen. Belangrijker dan de absolute reistijden en snelheden, zijn de variaties die optreden. De route langs de Kreekraksluizen is minder betrouwbaar aangezien de variatie in reistijden en snelheden groter is. Opgemerkt dient te worden dat de vergelijking op een klein aantal reizen is gebaseerd - op de route via Krammer en Hansweert zijn maar 5 schepen gevolgd – hetgeen de representativiteit nadelig beïnvloedt. 12 Logica – Dialogic 2.5 Nulmeting IDVV Beter benutten van bestaande infrastructuur Het beter benutten van de bestaande infrastructuur (vooral de sluizen) kan helpen om met de bestaande infrastructuur het verkeer toch beter af te wikkelen. Zo kan de groei van de scheepvaart in de komende jaren toch nog opgevangen worden, terwijl er geen nieuwe infrastructuur wordt aangelegd. Middels actuele verkeersinformatie kan het scheepvaartverkeer bijvoorbeeld voor reistijden kiezen op momenten dat de wachttijd bij sluizen laag is. Hierdoor kan de capaciteit van sluizen beter wordt benut. Voor sluizen op de Rijksvaarwegen wordt gestreefd naar een gemiddelde wachttijd van maximaal 30 minuten.4 Indien het vervoer via de binnenvaart toeneemt, conform de doelstellingen van het IDVV programma, zal het beter benutten van de bestaande infrastructuur nog belangrijker worden. Want normaal gesproken zal een toename van verkeer leiden tot een minimaal evenredige toename van de piekbelasting bij sluizen. De gemiddelde wachttijden bij sluizen is een kernindicator in dit onderzoek en wordt op twee manieren gemeten. Ten eerste de wachttijd zoals binnenvaartondernemers deze ervaren op uiteenlopende trajecten en ten tweede middels analyse van gegevens uit informatiesystemen van RWS (NIS, met brongegevens van IVS90). Hierdoor kunnen belevingswaarden en feitelijke meetwaarden aan elkaar getoetst worden. Verder kan de benutting gemeten worden aan de hand van de spreiding van schepen over de dag en de intensiteit/capaciteit (IC) ratio.5 Wachttijd (exclusief schuttijd) volgens binnenvaartondernemers RWS heeft een prestatie indicator (PIN) vastgesteld voor passeer- en wachttijden. Volgens deze PIN mag de norm passeertijd per sluis in een klein aantal gevallen overschreden worden. Voor 2011 moet in 70% tot 80% van de gevallen de werkelijke passeertijd binnen de norm vallen, zie bijlage B. Aangezien de schuttijden per sluis als redelijk vaste waarde beschouwd kunnen worden (conform PIN2), zijn deze overschrijdingspercentages ook van toepassing zijn op de norm wachttijd van 30 minuten. Volgens binnenvaartondernemers wordt deze norm in vele gevallen niet gehaald, maar varieert het per traject [VOS4]. Zie onderstaande figuur. 4 Nota Mobiliteit 2005. 5 Feitelijk geeft de IC ratio geen inzicht in piekbelasting, maar uitsluitend in de gemiddelde belasting. 13 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Figuur 6. Gemiddelde wachttijd bij sluizen volgens inschatting van binnenvaartondernemers Op de route Rotterdam – Antwerpen en de route Rotterdam – Amsterdam overschrijdt de gemiddelde wachttijd bij sluizen volgens ongeveer 57% resp. 40% van de binnenvaartondernemers de norm van 30 minuten. Op de andere twee genoemde routes zijn de gemiddeld wachttijden korter (minder dan 20% overschrijdt de norm van 30 minuten). Er is een heel duidelijk verband tussen de langere gemiddelde wachttijd en de tevredenheid van de schippers: binnenvaartondernemers zijn het minst tevreden over gemiddelde wachttijden bij sluizen op de trajecten Rotterdam – Antwerpen en Rotterdam - Amsterdam [VOS4]. Hoe tevreden bent u over de wachttijden bij sluizen op de volgende trajecten? Rapportcijfer 2011 Rotterdam – Antwerpen (n=233) 4,7 Rotterdam – Amsterdam (n=218) 5,8 Amsterdam – Delfzijl (n=132) 6,7 Amsterdam – Duitsland (Tiel/Waal) (n=177) 6,6 Tabel 6. Tevredenheid over wachttijden bij sluizen (binnenvaartondernemers) 14 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Duidelijk is dat twee trajecten een onvoldoende krijgen en dat zijn dezelfde trajecten als bij de vraag over de voorspelbaarheid van reistijd. De binnenvaartondernemers noemen specifiek langere wachttijden bij de Krammersluizen, de Volkeraksluizen en Sluis Eefde. Wachttijden (exclusief schuttijd) volgens de informatiesystemen Op de drukste corridor (Rotterdam – Antwerpen) zijn de wachttijden bij een drietal sluizen geanalyseerd. Uit de informatiesystemen zijn data beschikbaar over de gemiddelde wachttijden bij Krammersluizen, Volkeraksluizen en Sluis Hansweert [VOS4]. Bij de Volkeraksluizen wordt de norm wachttijd gedurende een groot deel van de dag overschreden. Alleen in de nachtelijke uren (tussen 1 en 6 uur ’s ochtends) is de wachttijd lager dan het criterium van 30 minuten. Opvallend is dat de wachttijden een minder sterke fluctuaties over de dag kennen dan het aantal passages. De minimale en maximale wachttijden bij de Volkerak sluizen verschillen 80% terwijl het laagste en hoggste aantal passages meer dan 160% verschillen. In de nachtelijke uren waarin het aantal passages terugloopt, blijven de wachttijden relatief hoog. 15 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Overzicht wachttijden per sluis 50 45 40 Aantal minuten 35 Norm wachttijd 30 Gemiddelde wachttijd Volkeraksluizen 25 20 15 Gemiddelde wachttijden Krammersluizen 10 Gemiddelde wachttijd Hansweertsluis 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Uur van de dag Figuur 7. Overzicht wachttijden per sluis, per uur van de dag – jaargemiddelde De wachttijden tijdens de tien drukste dagen van het jaar zijn uiteraard hoger dan gemiddeld. Bij de Volkeraksluizen nemen op sommige uren de wachttijd flink toe (van 45 minuten naar 57 minuten, een toename van circa 25%) en wordt op de drukste dagen alleen tussen 2 en 4 uur ’s nachts de norm wachttijd van 30 minuten niet overschreden. Bij de Sluis Hansweert wordt de norm op een beperkt aantal uren van de dag overschreden. 16 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Figuur 8. Overzicht wachttijden per sluis, per uur van de dag – drukste 10 dagen Uit de data analyse blijkt dat de ontevredenheid van de binnenvaartondernemers over de wachttijden op de corridor Rotterdam – Antwerpen begrijpelijk is, aangezien hier altijd de Volkeraksluizen gepasseerd moeten worden waar de wachttijden structureel boven de norm zijn. Spreiding van aantal schepen over de dag [VOS4] Voor een aantal verschillende corridors zijn de aantallen passages per sluis geanalyseerd. Tevens is gekeken in hoeverre het aantal passages per uur van de dag verschilt6. Deze analyses zijn gebaseerd op data uit IVS90 en NIS. De volgende sluizen zijn in de analyses meegenomen: Volkerak, Kreekrak, Krammer en Sluis Hansweert (traject Rotterdam – Antwerpen) Beatrixsluis en Koninginnesluis(traject Rotterdam – Amsterdam) Prinses Margriet sluis (traject Amsterdam – Delfzijl) 6 Als tijdstip van de passages is gekozen voor het toekennen van de toerbeurt en niet voor het tijdstip waarop de schepen de sluis binnen varen aangezien dit een beter beeld geeft van het variatie in tijdstippen van aanbod van passages. Immers als het tijdstip voor invaren van een sluis is voor schepen in dezelfde schutting gelijk, terwijl zij op verschillende tijdstippen bij de sluis arriveren. 17 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Prins Bernard sluis (traject Amsterdam – Duitsland (Tiel/Waal)) De Volkeraksluizen, op de corridor Rotterdam – Antwerpen, hebben de meeste passages te verwerken (zie Figuur 10). De Koninginnesluis heeft het kleinste aantal passages te verwerken, maar deze sluis ligt dan ook op een nevenroute van de hoofdcorridor (Amsterdam – Rotterdam). Opgemerkt dient te worden dat in het getoonde aantal passages uitsluitend de binnenvaartschepen zijn meegenomen. Voor de meeste sluizen is het aandeel van de recreatievaart in het totale aantal passages beperkt (minder dan 10%). Er zijn twee uitzonderingen: Bij de Koninginnensluis is het aandeel van de recreatievaart 92% van het totaal aantal passages. Recreatievaart heeft hier de voorkeur om de drukke hoofdvaarweg (via het Lekkanaal en de Beatrixsluis) te vermijden en kiest hier voor de rustigere nevenroute. Bij de Margrietsluis is het aandeel recreatievaart ook zeer hoog (56%). Hier moeten zowel beroeps- als recreatievaart door dezelfde sluis. De recreatievaart verhoogt het aantal passages tijdens de piek in grote mate, zie onderstaande figuur. Aantal passages per dag Margrietsluis Aantal passages 5.000 4.000 Jaargemiddelde inclusief recreatievaart 3.000 2.000 Jaargemiddelde exclusief recreatievaart 1.000 0 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 Uur van de dag Figuur 9. Aantal passages per dag Margrietsluis (incl. en excl. recreatievaart) 18 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Totaal aantal passages 1 sept 2010 - 31 aug 2011 7.000 Hansweert sluis Aantal passages 6.000 Krammersluizen 5.000 4.000 Volkeraksluizen 3.000 Kreekraksluizen 2.000 Beatrixsluis 1.000 Bernardsluis 0 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 Koninginnensluis Uur van de dag Margrietsluis Figuur 10. Totaal aantal passages De geanalyseerde sluizen hebben eenzelfde patroon in spreiding van de passages over de dag: een dal tijdens de nachtelijke uren (3 – 5 uur) en een piek rond 17 uur. Tijdens de tien drukste dagen neemt de piekbelasting van de Krammersluizen en Sluis Hansweert 70% toe ten opzichte van het jaargemiddelde. Bij de Volkeraksluizen neemt de piekbelasting op de tien drukste dagen met ruim 30% toe. Bij de andere sluizen is de piekbelasting aanzienlijk hoger dan het jaargemiddelde. Bij bijvoorbeeld de Beatrixsluizen neemt de piekbelasting 100% tot 200% toe, zie Figuur 11. De Koninginnensluis die normaal gesproken een laag aantal passages heeft (gemiddelde piekbelasting 0,2) heeft tijdens een drukke dag een piekbelasting van 13 passages per uur te verwerken. Passages per dag Beatrixsluizen 30 Aantal passages 25 20 Passages per uur per dag - drukste dag 15 10 Passages per uur per dag - jaargemiddelde 5 0 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 Uur van de dag Figuur 11. Passages per dag Beatrixsluizen 19 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Intensiteit/capaciteit ratio [VOS4] De I/C ratio geeft de verhouding weer tussen de intensiteit van het scheepvaartverkeer (vraag naar capaciteit) en de schutcapaciteit van een sluis. Deze verhouding geeft dus aan hoe ‘druk’ het gemiddeld is bij een sluis. De I/C-ratio is een indicator voor de ‘hinder’ (reistijd vertraging) die een sluis veroorzaakt voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer. De I/C ratio is berekend voor drie sluizencomplexen die op drie verschillende corridors liggen, namelijk: Kreekraksluizen (Zeeland; corridor Rotterdam - Antwerpen), Prinses Margrietsluis (Friesland; corridor Amsterdam - Delfzijl) en Weurt (ligt in Gelderland, maar wordt beheerd door RWS Limburg; corridor Amsterdam / Rotterdam - Duitsland). In de volgende tabel staan de resultaten. De maximale waarde voor deze I/C ratio is 0,5. Intensiteit Theoretische I/C ratio o.b.v. (afgerond in capaciteit (in theoretische miljoenen ton miljoenen ton) capaciteit laadvermogen per jaar) Kreekraksluizen 182 310 0,58 Prinses Margrietsluis 27 65 0,41 Sluis Weurt 54 139 0,39 Tabel 7. I/C ratio bij drie sluizen Uit bovenstaande tabel blijkt dat de Kreekraksluizen de hoogste intensiteit kent. De I/C ratio van de Kreekraksluizen op basis van theoretische capaciteit overstijgt de streefwaarde van 0,50. De Margrietsluis heeft een I/C ratio die onder de maximale waarde ligt. Tijdens de zomermaanden heeft deze sluis veel recreatievaart te verwerken, hetgeen niet in de I/C ratio terug is te zien aangezien de ratio alleen binnenvaarschepen en zeeschepen mee neemt. De benutting van deze sluis zou dus alsnog een probleem kunnen zijn. 2.6 Verminderen van administratieve lasten Administratieve lasten betreffen de tijd en middelen die organisaties in de logistieke keten moeten investeren om te voldoen aan wet- en regelgeving en om te voldoen aan informatieverzoeken van derden. De ambitie van IDVV is om middels het opzetten van één loket voor zee- en binnenvaart efficiëntiewinsten te boeken en de kwaliteit van informatie te verbeteren. 20 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Om de effecten op administratieve taken in de keten te kunnen beoordelen, zijn de volgende aspecten gemeten: (1) controles van binnenvaartschepen [IDOS4]; en (2) effecten papierloos varen [spoor 2, maatregel 5]; en (3) betere afstemming tussen inspecties [spoor 2, maatregel 5]. Controles van binnenvaartschepen Rijkswaterstaat heeft een aantal handhavingstaken op het water. Binnenvaartschepen worden daarom regelmatig gecontroleerd door Rijkswaterstaat. De ambitie is om het aantal zogenaamde ‘onnodige controles’ te doen afnemen. Dat zijn controles waar geen actie uit volgt in de vorm van een boete, waarschuwing of aanwijzing. De streefwaarde is dat uit meer dan 55% van de controles een actie volgt. Dit moet behaald worden door meer gerichte controles uit te voeren ofwel controles die gebaseerd zijn op aanwijzingen dat handhaving nodig is. Hier kan een onderscheid worden gemaakt tussen beeldvorming bij de binnenvaartondernemers en gegevens die uit de informatiesystemen van RWS komen (Digitaal Journaal). Ongeveer 64% van de binnenvaartondernemers (n=243) zegt dat hun schip in de afgelopen 12 maanden (oktober 2010 –oktober 2011) gecontroleerd is door een RWS patrouillevaartuig. Op de vraag of uit deze controle een actie volgde, antwoordt bijna 27% van binnenvaartondernemers positief. De grootste groep binnenvaartondernemers is van mening dat het aantal controles in de afgelopen maanden gelijk is gebleven (50%). Ongeveer 20% vindt dat het aantal controles is toegenomen, terwijl ongeveer 5% stelt dat het aantal controles is afgenomen. [alles IDOS4] Deze percentages zijn vergelijkbaar met gegevens uit Digitaal Journaal van Rijkswaterstaat. In dit informatiesysteem worden alle controles geregistreerd. Tussen 1 september 2010 en 31 augustus 2011 vonden er 14.292 controles plaats door RWS patrouillevaartuigen.7 Van deze controles hadden er 8.541 ofwel 59,8% geen gevolgen en 40,2% wel gevolgen. Het aandeel controles met gevolg is dus ruim 13 procentpunten hoger dan uit de webenquête onder binnenvaartondernemers blijkt. Er is geen heldere verklaring voor dit verschil. De resultaten van de webenquête berusten op herinnering en beeldvorming, terwijl de resultaten uit Digitaal Journaal voortkomen uit feitelijke rapportages en (beperkt) een afwijkende periode bestrijken. Een verklaring kan zijn dat een binnenvaartschipper vaker gecontroleerd is en mogelijk meer dan één keer een actie opgelegd krijgt. Een andere verklaring kan een bias zijn in de achtergrond van de deelnemers aan de webenquête. Misschien dat binnenvaartondernemers die relatief vaker boetes en waarschuwingen van Rijkswaterstaat krijgen minder geneigd zijn deel te nemen aan een RWS onderzoek. De vervolgmetingen zullen uitwijzen of het percentage verandert. In de nulmeting is de streefwaarde van 55% nog niet gehaald. Dit aantal ligt waarschijnlijk iets hoger, omdat de gegevens voor twee van de 14 districten (Westerschelde en Zeeuwse Delta ) ontbreken in Digitaal Journaal. 7 21 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Papiervermindering Lastenvermindering kan ook bereikt worden door het digitaliseren van de informatiestroom in de logistieke keten. Aan spelers in de logistieke keten is gevraagd of welke effecten zij merken door invoering van het elektronisch berichtenverkeer (e-manifest) waardoor het aantal (papieren) vrachtbrieven vermindert. Zoals gemeld zijn de indicatoren voor Spoor 2 nog beperkt gemeten voor de nulmeting. Wel is duidelijk dat grote bedrijven in de logistieke keten voor een belangrijk deel onderling al werken met digitale informatieuitwisseling. Alleen de binnenvaartondernemers blijken in mindere mate digitaal informatie aan te leveren. Bij deze doelgroep is dan ook de grootste meerwaarde te behalen. Afstemming van inspecties Tot slot kan lastenvermindering bereikt worden door inspecties van verschillende overheden op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld door inspecties samen op te laten trekken. Hierover zijn vragen gesteld aan enkele spelers in de logistieke keten, bijvoorbeeld Heineken, Inland Terminal Veghel en Havenbedrijf Rotterdam. Vooral commerciële partijen klagen dat onverwachte inspecties het werk stil leggen en dat resulteert in economische schade. Verschillende en onderling niet afgestemde inspecties lijken weinig knelpunten op te leveren voor de partijen die geïnspecteerd worden. 2.7 Verbeteren kwaliteit van basisinformatie Veel verschillende partijen zijn betrokken bij vervoer over water. Deze partijen beschikken over informatie die zij soms wel en soms niet delen met andere partijen. Het beter op elkaar afstemmen en organiseren van uiteenlopende informatiestromen kan tot betere informatie leiden: actueel, volledig en eenduidig. Het gaat daarbij zowel om operationele en tactische als om strategische informatie. Strategische informatie-uitwisseling vindt plaats tussen partners die in de logistieke keten moeten samenwerken. Dit wordt vooral gestimuleerd via spoor 2 (één loket voor vervoer over water). Tactische en operationele informatie-uitwisseling komt tot stand via maatregen in het kader van spoor 1. In het kader van spoor 2 is gesproken met enkele spelers uit de logistieke keten, namelijk een vervoerder, inland terminal en deepsea terminal en het Havenbedrijf Rotterdam. Dit aantal is beperkt dus dat betekent dat de bevindingen voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. De geïnterviewde ketenpartners voor de meting van spoor 2 maatregelen, gaven een gemengd oordeel over de beschikbaarheid en snelheid van de benodigde basisinformatie: sommige partijen waren wel tevreden (rapportcijfer 8) over de beschikbaarheid en snelheid van de benodigde basisinformatie terwijl andere partijen duidelijk ontevreden waren en een onvoldoende rapportcijfer (4-5) gaven. Opvallend is dat type informatie die voor de ene partner van goede kwaliteit is, bij een andere ketenpartner juist als slechte kwaliteit informatie wordt bestempeld (bijvoorbeeld de informatie van importcontainers). Wat betreft het delen van informatie schetsen zij het beeld dat de bereidheid tot het delen van informatie beperkt wordt door commerciële belangen. Informatiedeling krijgt wel een positieve impuls wanneer partijen, bijvoorbeeld inland terminals, samen gaan werken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de provincie 22 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Noord-Brabant waar Oosterhout Container Terminal B.V. (OCT), Barge Terminal Tilburg B.V. (BTT), Regionaal Overslag Centrum Waalwijk B.V. (ROC) en Inland Terminal Veghel B.V. (ITV) een gemeenschappelijke dochteronderneming hebben opgericht: Brabant InterModal. Door een geïnterviewde werd opgemerkt dat het delen van alle beschikbare informatie met alle ketenpartners niet zinvol is: extra informatie dan dat je nodig hebt voor de operationele activiteiten of strategische beslissingen leidt namelijk tot extra werk. Iedere partij moet dan zelf de voor haar van toepassing zijnde informatie uit de bulk informatie destilleren, hetgeen tijd kost en extra fouten op kan leveren. Indien informatie gedeeld wordt met ketenpartners bestaat dit voornamelijk uit planningsinformatie. Het ontbreekt nog aan het bijstellen van deze informatie aan de actualiteit. Indien hierin voorzien wordt, kunnen meerdere partners hun operationele werkzaamheden efficiënter uitvoeren en kunnen kosten worden bespaard en kortere levertijden worden gerealiseerd. Daarnaast heeft de kwaliteit van informatie-uitwisseling in spoor 1 de aandacht, bijvoorbeeld de informatieuitwisseling tussen verkeersposten (collega’s aan de wal) en patrouillevaartuigen: snellere, betrouwbaardere informatie-uitwisseling tussen verkeerspost, hulpverlenende instanties en schepen en tussen de schepen onderling wordt o.a. door VOS en iDOS gefaciliteerd. Over de aspecten snelheid en betrouwbaarheid zijn twee vragen voorgelegd aan mobiele verkeersleiders (zie de volgende tabel [IDOS1]). Geef een rapportcijfer voor de: Rapportcijfer 2011 Snelheid waarmee u belangrijke en actuele informatie via de computer aan boord krijgt8. (n=62) 5,2 Betrouwbaarheid van de informatie die u via de computer aan boord krijgt. (n=62) 6,2 Tabel 8. Snelheid en betrouwbaarheid van informatie-uitwisseling (verkeersleiders, n=62) In het volgend hoofdstuk worden de achterliggende gegevens per maatregel behandeld. [IDOS7] [IDOS9] Het Single Point of Contact Nederland (SPOC NL) moet ook bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van basisinformatie, o.a.: 8 Verbeteren beschikbaarheid van gegevens voor monitoring zeescheepvaart [SPOC3] Aan boord van patrouillevaartuigen hebben medewerkers momenteel alleen toegang tot een webversie van Digitaal Journaal, internet en e-mail. 23 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Verbeteren van beschikbaarstelling van gegevens aan andere EU lidstaten [SPOC5] Verbeteren van beschikbaarheid van gegevens voor uitvoering van inspecties i.h.k.v. Port State Control [SPOC6] In de gesprekken met personen betrokken bij SPOC NL is gevraagd naar de tevredenheid over de snelheid en volledigheid van de gegevens die ontsloten worden. Hieruit ontstaat het beeld dat Inspectie Verkeer en Waterstaat de voordelen wat betreft kwaliteit van informatie ervaart, maar de snelheid van informatieuitwisseling nog niet zo zeer. De Inspectie krijgt informatie regelmatig te laat en kan daardoor niet meer inspecteren (het schip is al vertrokken). Hierdoor is ook de Inspectie niet in staat haar eigen prestatienorm ten aanzien van het aantal verplichte inspecties te halen. De National Competent Authority – verantwoordelijk voor de implementatie van SPOC NL – geeft aan dat de vertraging voornamelijk door de EMSA wordt veroorzaakt. De piketdienst RWS meldt dat zij SPOC NL nog niet gebruiken en dus ook geen oordeel kunnen geven. Verder zijn inmiddels drie van de zeven Nederlandse zeehavens aangesloten op SPOC NL. Tot slot moet spoor 2 een positieve bijdrage leveren aan de beschikbaarheid en tijdigheid van informatie in de logistieke keten. Om deze reden zijn een aantal partijen uit de logistieke keten (Heineken, Inland Terminal Veghel, Havenbedrijf Rotterdam) geïnterviewd om onder meer hun mening over de beschikbaarheid en tijdigheid van informatie te geven. Opgemerkt dient te worden dat het aantal geïnterviewden niet heel erg groot is (6) en daarmee dus ook niet een representatief beeld van de gehele logistieke keten geleverd kan worden. In de interviews met ketenpartners betrokken bij spoor 2 activiteiten (met name de selectie van projecten voor de prijsvraag, maatregelen 8 en 9), bleek dat met name de grote marktpartijen tevreden zijn over de beschikbaarheid van informatie voor de eigen operationele processen. Wel wordt door deze grote partijen opgemerkt dat als de informatie – bijvoorbeeld vervolgbestemming van een container en de modaliteit – uitgebreid zal worden, processen efficiënter ingericht kunnen worden en zal leiden tot kortere transporttijden en kostenverlaging door het verkleinen van de voorraden. Tevens wordt opgemerkt dat er sprake is van vrij statische informatie: eenmalig wordt de planningsinformatie afgegeven zonder dat er updates van actuele veranderingen worden doorgegeven. Kleine partijen herkennen dit laatste sterk en moeten veel werk verrichten om de informatie zelf te actualiseren. Om deze reden geven kleine partijen voor de beschikbaarheid van informatie een dikke onvoldoende. Beschikbare informatie wordt niet altijd digitaal aangeleverd: binnenvaartondernemers leveren nog veel ladings- en planningsinformatie op papier, per mail of telefoon aan. Hierdoor is een aanzienlijk aantal medewerkers voor databeheer noodzakelijk. Digitaliseren van de informatie zal tot kostenbesparingen leiden. Over de snelheid van de informatielevering bestaat ook een dubbel beeld: kleine partijen en het Havenbedrijf Rotterdam geven voor tijdigheid van informatie een dikke onvoldoende terwijl grote partijen tevreden zijn. Het vermoeden bestaat dat grote partijen een dusdanige positie hebben, dat zij tijdigheid van benodigde informatie kunnen afdwingen. Het aantal interviews is echter beperkt waardoor we dit niet met zekerheid kunnen concluderen. 24 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV 25 Logica – Dialogic 3 Nulmeting IDVV SPOREN EN MAATREGELEN 3.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is het meten van indicatoren relevant voor de zes algemene programma doelstellingen van IDVV gemeten. Naast deze doelstellingen worden andere effecten voorzien die in dit hoofdstuk worden besproken, zie hiervoor onderstaande tabel. Overige doelen VOS Efficiëntieverbetering IDoS IDoS2 IDoS6 VCM VCM3 VCM3a Voldoen aan wettelijke verplichtingen SPOC spoor 2 SPOC1 SPOC2 Verbeteren ketenintegratie 6, 7 Indicatoren gerelateerd aan voortgang project VOS7 VOS8 IDoS8 VCM4 VCM5 VCM6 VCM7 VCM8 VCM9 SPOC7 SPOC8 SPOC9 SPOC10 SPOC11 5, 8, 9, 13, 14, 18 Tabel 9. Bijdragen van de maatregelen aan overige doelstellingen Voorts wordt de voortgang van de afzonderlijke sporen en maatregelen geschetst, die van belang zijn voor het bereiken van de doelstellingen in de komende jaren. Hierdoor wordt een duiding van de resultaten van de afzonderlijke sporen en maatregelen geleverd. De beschrijving is geordend naar de afzonderlijke maatregel van de sporen. In de volgende paragrafen komen sporen 1 en 2 aan de orde. Zoals gesteld in de inleiding valt spoor 3 niet binnen de scope van deze nulmeting. 3.2 Spoor 1: Basis op orde De maatregelen in dit spoor zijn gericht op het vernieuwen en verbeteren van de efficiency van de dienstverlening door de vaarwegbeheerders. Spoor 1 bestaat uit vier maatregelen: 26 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV 1. Verkeersmanagement Ondersteuning Scheepvaart (VOS) 2. Informatiediensten op Schepen (IDoS) 3. Verkeersmanagementcentrale van Morgen (VCM) 4. Single Point of Contact (SPOC) In de komende vier subparagrafen wordt de voortgang van deze maatregelen besproken. Maatregel 1: Verkeersmanagement Ondersteuning Scheepvaart (VOS) VOS betreft de ontwikkeling en bouw van een nieuwe informatiedienst ter ondersteuning van het verkeersmanagement. In juli 2011 is een herziening van de scope van het VOS project door RWS goedgekeurd. De minimale functionaliteit van VOS omvat: (1) weten welk schip met welke lading en welke bemanning waar zit; (2) sluis- en kolkplanning; (3) en koppeling met AIS.9 VOS wordt modulair naast het bestaande IVS90 systeem gerealiseerd. Beide systemen worden wel gesynchroniseerd. De herziening heeft ertoe geleid dat enkele effecten niet in de evaluatieperiode 2011 – 2014 op gaan treden. De projectleider van VOS heeft aangegeven dat de effecten VOS2, VOS3 en VOS4 (zie bijlage A) niet bereikt gaan worden. De indicatoren behorende bij deze effecten worden echter wel in het meetinstrumentarium meegenomen. Het doel van de metingen is dan niet langer het toetsen of beoogde effecten optreden, maar het verkrijgen van beter inzicht in factoren die benutting binnenvaartinfrastructuur bepalen. Om deze reden zijn reacties van ondervraagde doelgroepen (de binnenvaartondernemers, operators van verkeers- en bedienposten en de mobiele verkeersleiders) weergegeven. Deze reacties dragen niet direct bij aan effectmeting maar leveren informatie over de grootste knelpunten die door de doelgroepen worden ervaren en suggesties voor verbeteringen; hetgeen nuttige informatie voor de projectleiders levert. In de beoordeling van de kwaliteit van de begeleiding van het scheepvaartverkeer bij incidenten [VOS1] door binnenvaartondernemers, zien we overwegend positieve reacties. Dit is in lijn met het rapportcijfer zoals in paragraaf 2.3 wordt beschreven. Tegelijkertijd geven respondenten ondanks de voldoende toch verbetervoorstellen (open vraag in de enquête). Deze zijn onderstaand beschreven. 9 In september 2011 is het voorstel gedaan om de doelen, afbakening en planning van het project VOS aan te passen. De besluitvorming hierover is nog niet afgerond (waarschijnlijk wel rond 1 januari 2012). 27 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Verbetersuggesties: binnenvaartondernemers aan het woord Positief: Ruime meerderheid is positief, zeker wanneer men de Nederlandse situatie vergelijkt met Antwerpen en Duitsland. Verstrekte informatie draagt er aan bij dat de scheepvaart vlot en veilig verloopt. De verkeersposten coördineren de communicatie tussen binnenvaartschepen op de belangrijke kruisingen, waardoor het voor iedereen helder is waar andere schepen zich bevinden, wat hun bestemming is, enz. Een schipper omschrijft het als een tweede paar ogen en oren waarmee je net iets meer ziet en hoort. Binnenvaartondernemers zijn individualisten en communiceren nauwelijks zonder tussenkomst van een bedienpost. Met name bij drukke verkeerskruisingen hebben de posten vaak een beter overzicht en zijn hun aanwijzingen onmisbaar. Voorwaarde is wel dat binnenvaartondernemers met marifoon op juiste post afstemmen dan wel überhaupt meeluisteren. Neutraal: Veel respondenten nuanceren dat het slechts een advies blijft en dat het voorkomen van incidenten veel meer afhangt van het (instinctief) handelen van een schipper (verkeersposten leveren informatie, dat is niet hetzelfde als voorkomen daarvoor zijn binnenvaartondernemers nodig die de informatie toepassen). Verder geeft men aan dat de ene post beter functioneert dan de ander: de ene post maakt paniek om niks, terwijl de andere post op het juiste moment de juiste adviezen geeft. Negatief: Negatieve geluiden hangen samen met communicatie, namelijk overbelasting / bereikbaarheid post (soms drukker dan luchtverkeersleiding Schiphol), onnodig veel communicatie (ethervervuiling) of juist zwijgen (ineens geen gehoor) bij bijna-incidenten. Verder geeft men hierbij aan dat de taalvaardigheid dan wel niet de juiste opleiding (of maritieme achtergrond) van de operators hier ook debet aan is. Tot slot meldt men enkele negatieve persoonlijke ervaringen waarbij men geen waarschuwing kreeg over diepgang of juist onderdoorvaarthoogte. De binnenvaartondernemers vinden dat de begeleiding bij het voorkomen van incidenten verbeterd kan worden door adviezen om te zetten in aanwijzingen die opgevolgd moeten worden en een betere stroomlijning van de werkprocessen van verkeersposten zodat eenduidig is wanneer en hoe een verkeerspost in moet grijpen. Volgens de binnenvaartondernemers kan tevens de communicatie rond (bijna)incidenten worden verbeterd. VOS omvat minimaal: (1) weten welk schip met welke lading en welke bemanning waar zit; (2) sluis en kolkplanning; en (3) koppeling met AIS. [VOS7] De streefwaarde is dat op 31 december 2013 IVS90 gedeeltelijk is vervangen door VOS modules en in beheer genomen.10 10 De verandering van scope leidt waarschijnlijk ook tot een andere planning, waarbij op 31 december 2013 eerder sprake is van een tussentijdse mijlpaal. 28 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Verkeersleiders, brugwachters en sluismeesters zijn opgeleid in het gebruik van VOS voor zover functies van direct invloed zijn op het dagelijks gebruik [VOS8] De streefwaarde is dat eind 2013 alle verkeersleiders, brugwachters, sluismeesters en andere vaarwegbeheerders (RWS) zijn opgeleid. Aangezien VOS nog niet beschikbaar is, vervalt deze vraag voor verkeersleiders en bedienposten in deze nulmeting. De stand is nu dus logischerwijs nul procent.11 Actuele positie (wanneer AIS transponder aan boord is) en gegevens casco worden bijgehouden [VOS9] Dit doel geldt alleen voor schepen die hiertoe de verplichting hebben of die vrijwillig AIS gebruiken. Een randvoorwaarde hierbij is dat het AIS walinfrastructuur project is voltooid. De streefwaarde is 100% doorgifte van de informatie van varende AIS gebruikers in scheepvaart (lengte >20m) voor de gebieden binnen bereik van de AIS walinfrastructuur. Aan bedienposten is gevraagd of zij AIS informatie nodig hebben voor een beter overzicht van de scheepsbewegingen in hun gebied. Deze noodzaak is aanwezig wanneer hun radarbeelden niet het volledige beheergebied dekken. Noodzaak AIS voor verkrijgen van beter overzicht scheepsbewegingen 38,5% 24,2% Ja, AIS is noodzakelijk voor de uitvoering van mijn werk 22,0% Ja, ik gebruik AIS ter ondersteuning van mijn eigen radarbeelden Nee 15,4% Weet niet / geen antwoord Figuur 12. Noodzaak AIS voor bedienposten (n=91) Uit de bovenstaande figuur blijkt dat bijna een kwart van de operators AIS noodzakelijk vindt voor hun werk en nog eens bijna 40 procent gebruikt AIS ter ondersteuning van hun radarbeelden. Beheerders hebben een volledige en actueel verkeersbeeld op regionaal /corridor / landelijk niveau van schepen die zijn uitgerust met AIS. Plus een aanbodslijst van sluizen en bruggen [VOS10]. 11 Zie ook voetnoot 9. De verandering van scope leidt waarschijnlijk ook tot een andere planning, waarbij op 31 december 2014 alle RWS medewerkers zijn opgeleid om VOS te gebruiken. Dit is ook nodig, omdat in de nieuwe plannen VOS uitgebreider wordt. 29 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Bij deze doelstelling geldt dezelfde afhankelijkheid als bij de vorige doelstelling: Landelijke AIS dekking pas bij (volledige) dekking en realisatie van het project walinfrastructuur AIS. De vragen over dit onderwerp komen hiermee te vervallen in de nulmeting. Wel is aan binnenvaartondernemers ook de vraag voorgelegd welke informatie verkeersposten delen. Dat staat in de volgende figuur. Figuur 13. Informatieverstrekking door bedienposten De informatie die verkeersposten doorgeven aan binnenvaartschippers betreft vooral informatie over werkzaamheden en incidenten. Minder vaak wordt informatie over de beschikbaarheid van ligplaatsen, het weer en waterstanden doorgegeven. Verbetersuggesties Ruim de helft van de ondervraagde operators heeft op de open vraag voor verbetersuggesties geantwoord. Onderstaand is een korte samenvatting van de meest genoemde antwoorden beschreven. Verbetersuggesties: operators aan het woord Ten aanzien van informatiebehoeften signaleren operators dat het ‘just in time’ varen bemoeilijkt wordt door de huidige toedeling van de toerbeurten. Men zou het liefst de kolkindeling afstemmen op de behoefte van de gebruiker. Ongeveer een derde van de operators heeft verzoeken over AIS, bijvoorbeeld voor een koppeling met IVS-90 of de bestaande radar (of zelfs vervanging daarvan). Het VOS project voorziet in het realiseren van een koppeling met AIS waardoor aan de wensen van gebruikers tegemoet gekomen wordt. Indien het proces van kolkindeling wordt gewijzigd, kan dit consequenties hebben voor het ondersteunende VOS systeem. 30 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Ruim de helft van de ondervraagde binnenvaartondernemers heeft op de open vraag voor verbetersuggesties geantwoord. Onderstaand is een korte samenvatting van de meest genoemde antwoorden beschreven. Verbetersuggesties: Binnenvaartondernemers aan het woord In antwoord op de vraag of binnenvaartondernemers nog opmerkingen / suggesties hebben om de doorstroming en betrouwbaarheid van reistijden te verbeteren, noemt de meerderheid van de binnenvaartondernemers extra sluiscapaciteit (m.n. Beatrixsluizen, Volkrak, Krammer en Kreekkrak) en ruimere bedieningstijden. Verder signaleert men dat vertraging bij de sluis ontstaat doordat schepen groter (m.n. lengte) zijn geworden (sluis sneller vol en meer manoeuvre tijd met in / uitvaren) of doordat soms wordt gewacht op schepen totdat een kolk helemaal vol ligt. Andere suggesties zijn meer wachtplaatsen bij de sluis en meer overnachtinghavens / ligplaatsen (bijv. bij Lobith). Veel opmerkingen gaan over sluisplanning en de mogelijkheden van AIS. Een groep respondenten geeft aan dat zij graag via internet inzicht zou hebben van actuele wachttijden en eventuele stremmingen bij een sluis. Andere bronnen die men noemt zijn Twitter, SMS en Teletekst. Andere informatiebehoeften die men noemt zijn het verstrekken van een adviesvaarsnelheid tot het bereiken van de sluis, op basis van AIS i.v.m. gasolieverbruik. Ook heeft men behoefte aan inzicht in beschikbaarheid van ligplaatsen. Verder wenst men de mogelijkheid tot voormelding via internet of AIS. Tegelijkertijd wil een andere groep het huidige tourbeurt systeem handhaven en geen schutvolgorde van RWS toegewezen krijgen. Het IDVV programma is niet gericht op het uitbreiden van sluizen of faciliteiten zoals ligplaatsen maar op een betere benutting van bestaande infrastructuur. Suggesties om kolkplanning aan te laten sluiten op veranderde behoeften (zoals een toenemend aantal grote schepen) zijn wel relevant. Daarnaast kan het projectteam bepalen of gebruik van meerdere media de informatievoorziening aan binnenvaartondernemers verbetert. Maatregel 2: Informatiediensten op Schepen (IDOS) Informatiediensten op Schepen betreft de ontwikkeling en bouw van informatiediensten op schepen van de Rijksrederij, die in gebruik zijn als patrouillevaartuig. De ambitie is om actuele verkeers- en vervoersinformatie beschikbaar te maken ter ondersteuning van de taken aan boord van de schepen. Denk aan incidentmanagement, mobiele verkeersbegeleiding, uitvoeren van metingen en handhaving. Verder moet IDoS helpen de informatie-uitwisseling tussen verkeerspost, hulpverlenende instanties en schip en tussen de schepen onderling te verbeteren. Hieronder worden de resultaten voor de IDOS doelen weergegeven, voor zover deze niet in het voorgaande hoofdstuk zijn besproken. 31 Logica – Dialogic Een effectievere Nulmeting IDVV en efficiëntere manier van werken aan boord van doelgroepschepen (ihb patrouillevaartuigen) [IDOS2] Deze doelstelling wordt gemeten aan de hand van twee indicatoren, namelijk (1) de tijd die benodigd is voor administratieve taken aan boord van patrouillevaartuigen (werkprocessen zijn efficiënter en effectiever uit te voeren); en (2) de inzet van iDoS leidt tot verschuiving van uitvoering van administratieve werkzaamheden aan de wal naar aan boord. Vragen hierover zijn gesteld aan de mobiele verkeersleiders (waarvan 60% bekend is met IDoS). Ten eerste is gevraagd welk aandeel van de administratieve taken aan boord worden uitgevoerd (zie de volgende figuur). Figuur 14. Aandeel administratieve taken aan boord. Uit de figuur blijkt dat iets meer dan de helft van de mobiele verkeersleiders meldt dat meer dan driekwart van de administratieve taken, bijvoorbeeld het opstellen van een proces-verbaal of het invullen van het Digitaal Journaal, aan boord gebeurt. De percentages zeggen nu nog niet zo heel veel., omdat er geen referentie is. De veronderstelling is dat met de introductie van IDoS het aandeel mobiele verkeersleiders dat meer administratieve taken aan boord uitvoert verder zal stijgen (zodat minder administratieve taken aan de wal uitgevoerd hoeven worden). De volgende metingen zullen dat uitwijzen. Aanvullend is de stelling voorgelegd dat door gebruik van de huidige ICT-systemen aan boord de mobiele verkeersleider zijn taken aan boord efficiënter kan uitvoeren. Bijna 63% (n=59) van de mobiele verkeersleiders is het (helemaal) eens met deze stelling. Ook hier geldt de ambitie dat dit aandeel de komende jaren zal stijgen door invoering van IDoS. 32 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Figuur 15. Rol van informatiesystemen Voor langere duur patrouillevaartuigen effectief kunnen inzetten [IDOS3] Naarmate meer (administratieve) taken aan boord kunnen worden uitgevoerd en de informatievoorziening aan boord van patrouillevaartuigen verbetert, kan de effectieve vaartijd tijdens een dienst van acht uur toenemen. De streefwaarde is om het aantal effectieve vaaruren per dienst te laten stijgen tot acht uur. Op dat punt is er blijkens de volgende figuur de rek er al bijna uit. Ruim 53% van de verkeersleiders kent gemiddeld al een vaartijd van 7 à 8 uur, terwijl nog eens ruim 37% een gemiddelde vaartijd kent van 6 à 7 uur. Figuur 16. Vaartijd patrouillevaartuigen 33 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Sneller & betrouwbaarder incidentmanagement (door direct actiever, doelgerichter en efficiënter handelen van patrouillevaartuigen en het doorgeven van actuele positie en ladinggegevens [IDOS5] Het gaat hier om de vraag of dankzij IDoS bij incidenten gegevens over gevaarlijke stoffen sneller bekend zijn, of de locatie van het incident exacter bekend is, of de aanvaartijd tot het incident korter is en of gerichter handelen mogelijk is. Over deze onderwerpen worden pas vragen gesteld wanneer IDoS daadwerkelijk uitgerold en gebruikt wordt op patrouillevaartuigen; dus niet in deze nulmeting. Door langere netto vaartijd is het mogelijk om het bereik van patrouillevaartuigen te verhogen (per patrouille hogere actieradius hebben) [IDOS6] Door meer effectieve vaartijd kunnen vaarplannen in de toekomst aangepast worden, met een grotere actieradius. Hier zijn niet veel effecten te verwachten, omdat eerder al bleek dat de meeste patrouillevaartuigen al minimaal zes uur varen per dienst van acht uur. 12 Aanwezigheid van informatie aan boord m.b.t. casco-, reis- en ladinggegevens, gevaarlijke stoffen data, beschikbaarheid van vaartuigen in de omgeving en areaalgegevens [IDOS7] Het gaat hier om het aantal patrouillevaartuigen dat de juiste informatie heeft. Dit moet gebeuren door synchronisatie van bestaande informatiebronnen voor afvaart en tijdens de vaart. Aan de verkeersleiders is gevraagd over welke informatie zij nu al beschikken via computer aan boord van hun vaartuig. Zie de onderstaande figuur. Figuur 17. Informatie aan boord van patrouillevaartuigen13 12 Patrouillevaartuigen voeren zonder IDoS waarschijnlijk meer inspecties uit, omdat ze over onvoldoende gerichte informatie beschikken om te kunnen bepalen of een inspectie noodzakelijk is. Met IDoS aan boord kan door gerichte informatie beter ingeschat worden of een inspectie echt nodig is. Minder inspecties tijdens een dienst zullen hier het gevolg van zijn. Tevens kan de patrouilleboot meer kilometers varen, hetgeen nog geen indicatie is van verandering in effectiviteit. 34 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Uit het figuur blijkt dat de verkeersleiders vooral gegevens over areaal, locatie van voertuigen in de omgeving en casco tot hun beschikking hebben. Dat geldt in mindere mate voor reis, lading en gevaarlijke stoffen. Het aantal personen dat getraind is in gebruik van IDOS [IDOS8] Uiteindelijk moeten alle gebruikers van IDoS getraind worden om het te gebruiken. De ambitie is dus 100%. Aangezien IDoS nog niet uitgerold is, staat de stand op nul procent. Latere metingen komen op deze vraag terug. Doorzending van informatie aan derden via Digitaal Journaal (aan derden) [IDOS9] Er wordt via Digitaal Journaal naar drie systemen informatie verzonden, namelijk HAVIK, Infraweb en IVB. Verbetersuggesties Iets minder dan de helft van de mobiele verkeersleiders heeft de open vraag voor verbetersuggesties beantwoord. Onderstaand is een korte samenvatting van de meest genoemde antwoorden beschreven. Verbetersuggesties: Mobiele verkeersleiders aan het woord Een deel van de mobiele verkeersleiders zou in plaats van in IDoS liever geld in andere zaken investeren. Hierbij kan gedacht worden aan (het voorkomen van) achterstallig onderhoud. Deze groep mobiele verkeersleiders zou i.h.k.v. bevordering van doorstroom liever in het onderhouden van de huidige sluizen en bruggen willen investeren dan in nieuwe ‘prestige’ projecten. Ook is er een aantal mobiele verkeersbegeleiders die een tweede werkplek aan boord noodzakelijker achten (inclusief een snelle verbinding). Andere zouden liever de huidige database verbeteren. Ook is een real-time verbinding met IDoS volgens sommige niet noodzakelijk, maar volstaat aan boord een actuele database waarbij op de dag enkel mutaties worden aangeboden.14 Ten aanzien van informatiesystemen (zowel wal als water) heeft men behoefte aan een hogere snelheid (verbinding) en betrouwbaarheid van de huidige systemen. De verkeersleiders vragen om actuele gegevens (bijv. vaarbewegingen) en willen die zelf ook kunnen verstrekken naar vaarweggebruikers (bijv. 13 Informatie over casco, reis, lading en gevaarlijke stoffen worden thans niet door RWS systemen aan boord verstrekt. Ook niet via IVS90. Dat patrouillevaartuigen toch deze informatie aan boord hebben, komt waarschijnlijk omdat men via internet (Griekse) sites bezoekt die deze informatie voor een deel verstrekken of men verwart de informatie met wat bedienposten geven (dus niet via de computer). Dat locatie van vaartuigen en areaalgegevens wel aan boord beschikbaar zijn, klopt. Zo heeft 50% van de patrouillevaartuigen inmiddels een AIS responder. 14 Dit gaat IDoS juist regelen. Mogelijk is hier sprake van verwarring met ICTOS. 35 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV stremmingen). Men geeft aan dat de huidige beschikbare informatiediensten erg traag zijn. Met de huidige dataverbinding kan men bestanden vaak niet openen. Verder wenst men aan boord een elektronische kaart met AIS en/of IVS90. De mobiele operators zijn duidelijk niet allemaal overtuigd van het nut van het IDVV programma, communicatie over het IDVV programma en het IDoS project kan hier een positieve bijdrage aan leveren. Door de snelheid en betrouwbaarheid van informatie te verbeteren, wordt tegemoet gekomen aan de wensen van de mobiele operators. Maatregel 3: Verkeerscentrale van Morgen (VCM) VCM gaat de verkeersmanagementcentrale voor verkeersmanagement op trajectniveau realiseren, inclusief regelscenario’s gericht op het voorkomen van schaarste in geval van verkeersaanbodspieken bij sluizen en bruggen en hinder na een incident en anticiperen op toekomstige verkeerssituaties. De nulmeting van de voortgang van de VCM is vervallen, omdat er niet voldoende relevante informatie verzameld kon worden. De vragen aan de toetsgroep VCM in de nulmeting en latere metingen hebben betrekking op de blauwdruk, de pilot en het transitieplan die in het VCM-project worden opgeleverd. Als eerste wordt de blauwdruk opgeleverd, namelijk in juni 2012. Vragen over de blauwdruk hebben in de nulmeting geen zin omdat er nog geen concept versies zijn. Daarnaast wordt de toetsgroep VCM pas in oktober 2011 geïnstalleerd; op dit moment is nog niet exact bekend welke personen in de toetsgroep zitting zullen nemen. Kortom, de voortgang, resultaten en effecten van VCM gaan pas in latere metingen bijgehouden worden middels enquêtering in het veld. Maatregel 4: Single Point of Contact (SPOC) Het Single Point of Contact (SPOC) richt zich op het realiseren van één meldpunt ten behoeve van de haven- en vaarwegbeheerders; ook in EU-verband. Concreet betekent dat (1) het bouwen van één meldpunt om informatie van de scheepvaart te bundelen; (2) eenduidige en gestandaardiseerde informatie conform internationale afspraken; en (3) minder meldingen, kleinere kansen op fouten en informatie digitaal beschikbaar. Het aanleveren van deze gegevens is verplicht volgens de richtlijn 2002/59/EG. Met de aanscherping van de richtlijn in 2009 (via richtlijn 2009/17) is voorgeschreven dat de uitwisseling van deze gegevens verloopt via SPOC. Direct betrokken bij SPOC NL zijn beleidsmakers van het ministerie van I&M, RWS, Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), de piketdienst RWS, de National Competent Authority (NCA) voor Nederland15 en de European Maritime Safety Agency (EMSA). Uitwisseling gegevens tussen zeehavens en het Europese SafeSeaNet via SPOC NL [SPOC1] 15 In Nederland is Rijkswaterstaat aangewezen als de National Competent Authority. 36 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV SPOC NL had op 30 november 2010 in gebruik moeten worden genomen. Deze datum heeft Nederland niet gehaald.16 Daarom heeft RWS een noodoplossing voorgesteld in overleg met de Europese Commissie en de EMSA waardoor wel voldaan werd aan de meldingsplicht, maar niet aan de wijze waarop meldingen moeten plaatsvinden. De ambitie is om volledig aan de wettelijke verplichting te voldoen. Sinds augustus 2011 is SPOC NL (increment 1) operationeel. De havens van Rotterdam, Amsterdam en Scheveningen zijn aangesloten. De andere vier havens sluiten uiterlijk in het eerste kwartaal van 2012 aan.17 Nederland voldoet dus nog niet aan alle verplichtingen, maar de Europese Commissie waardeert dat in een noodoplossing is voorzien. Nederland is gevraagd om de noodoplossing voor andere EU-landen beschikbaar te stellen. NCA verwacht daarmee ook niet dat de EMSA Nederland een onvoldoende zou toekennen aan Nederland; ondanks de achterstand van ons land op lidstaten die SPOC volledig hebben ingevoerd. Zeven EU lidstaten zijn op de vingers getikt door de EMSA vanwege het in gebreke blijven met de invoering van SPOC. Nederland behoorde niet tot deze groep. De mate waarin SPOC NL bijdraagt aan het uitvoeren van de taken van de NCA [SPOC2] Het gaat hier om de snelheid waarmee informatie beschikbaar komt (streefwaarde: maximaal vijf minuten) en de kwaliteit van deze informatie (streefwaarde: voldoende rapportcijfer). Deze indicatoren zijn gemeten bij de instanties die afhankelijk zijn van deze informatie voor hun dagelijks werk, zoals IVW en de Piketdienst RWS.18 Voor de snelheid voor het beschikbaar komen van de informatie geeft IVW het rapportcijfer 5. Er zijn momenteel technische problemen die ertoe leiden dat 15 tot 20 procent van de informatieverzoeken vertraagt. De oorzaak is dat bij het doorzetten van informatie vanuit SPOC NL naar Thetis19 vertragingen optreden. Door de vertraging is IVW niet in staat haar eigen prestatienormen te behalen. Voor de kwaliteit van de beschikbare informatie geeft IVW het rapportcijfer 7. Soms zijn er dubbele informatieverzoeken of zogenaamde spookschepen. Daarnaast zijn Belgische binnenvaartschepen met IMO nummers niet te onderscheiden van zeevaartschepen en worden deze er niet uitgefilterd. Dit wordt als hinderlijk ervaren. De ligplaatscodes van schepen en agentinformatie ontbreken ook. Hoewel dit geen 16 Redenen voor de vertraagde realisatie van SPOC NL is budgettair organisatorische en technische redenen. Budgettaire problemen zijn opgelost nadat er vanuit IDVV geld beschikbaar gekomen voor realisatie van SPOC. Dat zijn havens van Den Helder, Groningen, Harlingen en Zeeland. NCA wil SPOC NL ook in Nijmegen invoeren, omdat daar ook zeeschepen komen. 17 Vijf medewerkers van de RWS Piketdienst meldden dat zij SPOC NL nog niet gebruiken. Beide indicatoren zijn voor hun dus nog niet van toepassing. 18 IVW gebruikt Thetis, een informatiesysteem van EMSA, dat gegevens overneemt uit SafeSeanet dat op haar beurt gegevens overneemt uit SPOC NL. Thetis maakt selectie en verrijking van informatie mogelijk en is tevens een planningsinstrument voor IVW. 19 37 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV wettelijk verplichte informatie betreft, is zij wel nodig voor het uitvoeren van inspecties. Nu moet IVW deze informatie op een andere manier verkrijgen. Ondanks de wensen voor verbetering, kent IVW een ruim voldoende score aan de kwaliteit van informatie toe. Verbeteren beschikbaarheid van gegevens voor monitoring scheepvaart [SPOC3] en afhandelen van incidenten [SPOC4] Het gaat hier over (snelheid van) de beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens voor inspectiedoeleinden en oplossen van incidenten. Deze gegevens betreffen schip, aankomst- en vertrektijd, reis, lading en aantal personen aan boord. Beschikbaarheid en kwaliteit worden idealiter gemeten door een rapportcijfer aan de EMSA te vragen, maar dat was niet mogelijk. De snelheid waarmee informatie beschikbaar komt, wordt gemeten in minuten (streefwaarde is maximaal vijf minuten). De eis van de EMSA voor snelheid van het doorsturen van informatie is maximaal vier minuten. Voor het actief leveren van informatie op verzoek geldt een maximale tijd van vijf minuten. Deze laatste functie is nog niet geïmplementeerd in SPOC NL. De norm van vier minuten wordt bijna altijd gehaald, maar NCA vindt vier minuten nog te lang. Soms loopt een vertraging bij het versturen van informatie op tot 10 à 15 minuten, maar dat is sporadisch het geval. Nederland levert zoals eerder gesteld via een noodoplossing de verplichte informatie conform EU-richtlijn 2009/16 maar deze informatie is niet van de havenautoriteiten maar van AIS afkomstig. De AIS informatie is niet door de havenautoriteiten gevalideerd. De gegevens betreffende scheepsbezoeken en aan boord zijnde gevaarlijke lading wordt vooralsnog voor een aantal havens rechtstreeks door de havenautoriteiten aan de EMSA geleverd. Twee andere bronnen betreffen periodieke EMSA statusrapportages en gegevens uit SPOC NL. Op basis van de laatste EMSA-rapportage stellen we vast dat Nederlandse havens inderdaad de gewenste informatie beschikbaar stellen, maar dat nog niet via SPOC doen. Wat betreft de kwaliteit van de aangeleverde gegevens scoort Nederland voor de meeste typen informatie gunstig ten opzichte van het EU gemiddelde20. Verbeteren van beschikbaarstelling van gegevens aan andere EU lidstaten [SPOC5] Dit betreft het door een andere lidstaat via SSN opvragen van gegevens. Het opvragen betekent dat er aan SPOC NL een verzoek wordt gedaan om detailgegevens (lading) te verstrekken aan SSN. NCA is het eens met de stelling dat SPOC NL de snelheid van het beschikbaar stellen van gegevens door EMSA aan andere lidstaten verbetert. Het is niet duidelijk of de streefwaarde (maximaal vijf minuten) ook altijd gehaald wordt. Verbeteren van beschikbaarheid van gegevens voor uitvoering van inspecties i.h.k.v. Port State Control [SPOC6] 20 EMSA (2011), SSN Status SSN Data Quality Report, 18/19 oktober 2011, Lissabon. 38 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Zie hiervoor de resultaten bij indicatoren bij SPOC2 en SPOC3. In de volgende tabel volgen tot slot nog de scores voor vijf output indicatoren van SPOC. Output Ja / Nee/Gedeeltelijk Toelichting Eén meldpunt om informatie van de Gedeeltelijk Dit meldpunt betreft SPOC NL en zoals eerder scheepvaart te bundelen [SPOC7] aangegeven zijn drie van de zeven (= streefwaarde) zeehavens (technisch) aangesloten op SPOC NL (stand oktober 2011). Een nieuw systeem SPOC NL voor een Gedeeltelijk periode van 5 jaar is gereed [SPOC8] In maart 2012 zal SPOC NL volledig operationeel zijn en aan de Europese verplichtingen worden voldaan. Informatie-uitwisseling tussen PCS en Geen uitsluitsel van projectleider SPOC NL SPOC NL (via Digipoort) [SPOC9] gekregen Informatie-uitwisseling via Nee elektronische koppeling tussen Begin 2012 wordt dit naar verwachting gerealiseerd. Groningen Seaports (NHIS), Den Helder (POS) en SPOC NL (via Digipoort) [SPOC10] Informatie-uitwisseling vindt plaats via Geen uitsluitsel van projectleider SPOC NL een koppeling van het nationale SPOC gekregen met SSN [SPOC11] Tabel 10: Scores op vijf output indicatoren SPOC 3.3 Spoor 2: Eén loket voor vervoer over water Het overkoepelende doel van de maatregelen binnen spoor 2 is het stroomlijnen van informatieuitwisseling tussen partijen in de logistieke keten. Maatregel 5 bestaat uit de ontwikkeling van de Single Window Binnenvaart (SBW) die de informatieuitwisseling tussen publieke en private partijen (B2G) moet vereenvoudigen. De activiteiten in maatregel 5 worden gepland zijn: Uitvoering van twee quick scans door BTB en Cap Gemini in 2011 39 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV De implementatie van een berichtendienstserver. Deze wordt nog in 2011 aanbesteed. Op 24 oktober is de pilot papierloos varen gestart. In de eerste fase gaat het om het toetsen van de (organisatorische) haalbaarheid van dit concept. In latere fasen zullen binnenvaartschippers en andere betrokkenen deelnemen. De eerste fase wordt uitgevoerd door BTB en Portbase. RWS heeft de opdracht van de Minister van I&M gekregen om de Single Window Maritiem uit te voeren. Deel van de uitvoering wordt vanuit het IDVV project gefinancierd. In samenwerking met Duitse collega’s zullen de mogelijkheden voor elektronisch aanmelden van schepen worden onderzocht. Dit project wordt in december 2011 voorbereid. Maatregel 6 is gericht op het vormen van samenwerkingsverbanden tussen overheden en marktpartijen. In 2011 zijn samenwerkingsverbanden gevormd of aansluiting bij bestaande regiegroepen gezocht. Het Open ICT platform is geformeerd en bestaat uit vertegenwoordigers van de Ministeries I&M, EL&I en Financiën en het bedrijfsleven waaronder HBR, Schiphol Group, verladers, terminals, reders en expediteurs. Er is aansluiting gezocht bij het Strategisch Platform Logistiek (SPL) bestaande uit personen werkzaam in het bedrijfsleven (KLM, ECT, Flora Holland, Philips) overheid (Ministerie I&M) en kennisinstellingen/universiteiten (VU, TUe, TNO). SPL heeft een adviserende rol in spoor 2 van het IDVV project. Het Open ICT platform zal inhoudelijk en technische activiteiten verrichten en heeft hiermee de verantwoordelijkheid voor de resultaten van maatregel 6. Maatregel 7 heeft als taak het publieke deel van het Port Community Systeem tot een nationaal logistiek platform te verbreden. In 2011 is het Nationaal Logistiek Platform omgevormd tot Single Window Handel & Transport (SW H&T). In de regiegroep SW H&T participeren voornamelijk overheidspartijen. Maatregel 8 en 9 moeten een impuls aan Verkeer en Transport Management geven door real time verkeersinformatie te regelen (8) en de bereikbaarheid van logistieke knooppunten verbeteren door bijvoorbeeld vervoer over de A15 te ontlasten. Voor de twee maatregelen zijn prijsvragen georganiseerd. Er zijn 36 projecten ingediend waarvan 7 projecten zijn geselecteerd die gezamenlijk een budget van euro 2 miljoen toegekend hebben gekregen. Het totaal beschikbare budget was euro 7 miljoen. Voor het eind van 2011 wordt een 2e prijsvraag uitgezet en volgend jaar zullen nog nieuwe prijsvragen volgen. Bij de selectie van de beste inzendingen voor de prijsvragen was een klein aantal ketenpartners betrokken, waaronder het Havenbedrijf Rotterdam, Provincie Noord Brabant, een vervoerder en inland en deep sea terminal. De geïnterviewden gaven aan dat de tijd om een inzending voor de prijsvraag voor te bereiden kort was en bovendien midden in de zomerperiode/zomervakantie viel. Misschien als gevolg daarvan heeft de prijsvraag een groot aantal reeds geplande projecten opgeleverd. Resultaten zijn ook redelijk 40 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV voorspelbaar, in vervolg prijsvragen zouden deelnemers aangespoord moeten worden om meer out-of-the box te denken. Een deel van de geïnterviewden vroeg zich af of bedrijven die meedoen aan een of meerdere inzendingen, wel bij de selectie betrokken moeten worden aangezien het de objectiviteit aantast. De geïnterviewden die een betrokkenheid hadden bij de selectie van de inzendingen voor de prijsvraag waren niet of nauwelijks op de hoogte van de overige maatregelen in spoor 2. Evenmin zijn zij op de hoogte over het vervolg van de in de prijsvraag geselecteerde projecten. 41 Logica – Dialogic 4 Nulmeting IDVV OMGEVING Dit hoofdstuk behandelt de endogene en exogene factoren die de doelbereiking van IDVV (kunnen) beïnvloeden. Endogene factoren zijn ontwikkelingen binnen RWS zelf. Exogene factoren zijn hoofdzakelijk economische, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen buiten Rijkswaterstaat die de werking en effectiviteit van IDVV raken. In zijn algemeenheid zijn endogene factoren niet of nauwelijks door RWS te beïnvloeden Het doel van de identificatie van endogene en exogene factoren is om duidelijk te maken dat doelbereiking niet alleen afhankelijk is van de inspanning binnen een programma, maar ook van factoren die vanuit RWS of het IDVV programmamanagement niet stuurbaar zijn. In de eindevaluatie pogen we te duiden of deze endogene en exogene factoren uiteindelijk een grote of kleine impact hebben gehad op de doelbereiking van IDVV. 4.1 Endogene factoren De endogene factoren baseren we op de voortgangsinformatie over Spoor 1 zoals deze door Rijkswaterstaat is aangeleverd (stand 13 oktober 2011) en aanvullingen van de projectleiders. Verkeersmanagement Ondersteuning Scheepvaart (VOS) De ambitie van VOS is in 2011 aangepast waardoor in 2014 minder functionaliteiten worden opgeleverd.21 In 2011 is het projectleiderschap van VOS drie keer gewijzigd. Voor de technische realisatie van VOS is nog geen aannemer gecontracteerd. Door deze factoren is de werkelijke uitvoering van het VOS project onder druk komen te staan. Onbekend is nog of dit tot een vertraging in de oplevering van het systeem gaat leiden. Informatiediensten op Schepen (IDoS) De knelpunten rondom de installatie en onderhoud van AIS-transponders aan boord van schepen is nog niet opgelost. De kwestie spitst zich toe op de beheerkosten van de units. AIS installatie aan boord van schepen is vertraagd, maar dit heeft geen gevolgen voor de totale planning. De AIS installatie vindt in het eerste kwartaal van 2012 plaats. 21 Zie in dit verband ook voetnoot 9. 42 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Juridische en privacy kwesties belemmeren het gebruik van sommige gegevens aan boord. Commerciële partijen willen niet dat informatie over bijvoorbeeld scheepsladingen of de benodigde vaartijd om van A naar B te komen via IDoS in de handen kan komen van derden. Europese aanbesteding van de ontwikkeling van IDoS en het bijbehorende applicatiebeheer loopt (16 november 2011 was de deadline voor het inleveren van de offertes). Bij toekomstige eindgebruikers lijken uiteenlopende beelden te bestaan over wat IDoS betekent voor het dagelijks werk. Communicatie over het project kan hier positief aan bijdragen. Eind 2011 is besloten om het hele projectteam van IDoS te vervangen. Dit heeft te maken met het politieke besluit om externe adviseurs niet te lang in te huren. Een nieuw (extern) team wordt het komend half jaar ingewerkt. Verkeerscentrale van Morgen (VCM) Het VCM project is in 2011 zo goed als volgens planning uitgevoerd: De aanbesteding van de blauwdrukfase is inmiddels gegund aan Arcadis die inmiddels met de uitwerking ervan is gestart. De VCM toetsgroep is geformeerd en er is een workshop met vertegenwoordigers uit de sector gehouden om de gewenste planningsinformatie die VCM moet gaan leveren, te inventariseren. Volgens de projectleider zijn er een aantal factoren die het behalen van de planning in de komende jaren zullen beïnvloeden: Het IDVV programmabureau moet voldoende RWS regionale diensten kunnen mobiliseren om input te geven aan het VCM project, terwijl betrokkenheid essentieel is voor acceptatie van de op te leveren blauwdruk. Het VCM project is afhankelijk van de resultaten van het VOS project. In juli-aug 2013 moet VOS klaar zijn zodat het VCM haar resultaten in de pilot kan gebruiken. Indien VOS niet tijdig of niet volledig opgeleverd wordt, zal dit negatief uitwerken op het VCM project. Het VCM is bezig een bypass te ontwikkelen: een scenario die uitgaat van het voortbestaan van IVS90. Door capaciteitsproblemen bij de Dienst Zuid Holland is de inzet van de afdeling Realisatie Infrastructuur (RI) niet zeker. Om vertraging te voorkomen, is de pilot in 2 fasen geknipt: fase 1 vindt plaats in het testcentrum in Delft, fase 2 wordt alsnog in Dordrecht uitgevoerd. Het testcentrum is een locatie die gedeeld wordt met de droge infrastructuur. Hierdoor kan geput worden uit ervaringen die reeds opgedaan zijn in het oplossen van problemen bij Verkeersmanagementcentrales voor het wegverkeer. Mogelijkerwijs wordt het testcentrum een permanente voorziening voor de natte infrastructuur. De centralisatieslag die RWS doorvoert (OP 2015), zal een gunstige invloed hebben op het VCM project aangezien het project ook een verschuiving van regionale centrales naar centrale verkeercentrale beoogt. 43 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Single Point of Contact NL (SPOC NL) Het SPOC NL project verloopt volgens planning en verwacht dat maart 2012 de implementatie is voltooid. SafeSeaNet specificaties (van EMSA) wijken af van SafeSeaNet systeem (van EMSA) waardoor RWS extra kosten moeten maken met mogelijke gevolgen voor de doorlooptijd. Bepaalde havens zullen begin 2012 aan sluiten op SPOC NL. 4.2 Exogene factoren Conjunctuur Alvorens in te gaan op de branche specifieke cijfers zal eerst de algehele staat van de Nederlandse en wereldeconomie in aanloop tot de nulmeting in ogenschouw worden genomen om een juist beeld te scheppen over de economische omstandigheden waarin de meting heeft plaats gevonden. De mondiale bankencrisis van 2008 en de daaropvolgende recessie zijn in Nederland gevolgd door een voorzichtig economisch herstel. Echter, dit broos herstel van de economie lijkt te worden verstoord door de schuldencrisis in met name Europa en de Verenigde Staten. De zomermaanden van 2011 zijn gekenmerkt door sterk dalende beurskoersen en economische groeiprognoses zijn neerwaarts bijgesteld. Bron: www.cpb.nl/cijfer/kortetermijnraming-september-2011 Figuur 18. Economische groei in Nederland Deze economische ontwikkeling heeft een direct effect gehad op de Rotterdamse haven, cijfers van Rotterdamse havenbedrijf bevestigen dit. In deze cijfers zijn de recessie van 2008/2009 en het daaropvolgende herstel duidelijk terug te zien (zie Figuur 19). In 2010 is het volume vervoer over water gestegen met 4,5%. Hiermee is in 2010 het volumeniveau 4% lager dan in 2008. Wanneer de concurrentie positie t.o.v. andere omringende Europese zeehavens (Hamburg - Le Havre range) wordt gemeten is te zien dat deze positie de laatste jaren sterker is geworden. In 2010 bedroeg het marktaandeel 37,8%. De Rotterdamse haven herstelt relatief dus sneller van de recessie dan zijn directe concurrenten. (zie Figuur 3). Normaal gesproken stijgt de vervoersvraag in de binnenvaart in het kielzog 44 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV van zeehavens met een dominante rol. Voor Rotterdam geldt echter dat de binnenvaart niet geheel profiteert van groei in overslag. Een belangrijk deel (%) van de overslag wordt namelijk weer via zee verder getransporteerd. Bron: Jaarverslag 2010 Havenbedrijf Rotterdam Bron: Jaarverslag 2010 Havenbedrijf Rotterdam Figuur 19. Verloop overslag en marktaandeel haven Rotterdam Binnenvaart in Nederland Er zijn door verschillende instanties onderzoeken (bijv. door de grote Nederlandse banken) uitgevoerd naar de huidige staat van de binnenvaart in Nederland. De constateringen zijn in grote lijnen consistent. Toename in capaciteit en daling in volume zorgt voor overcapaciteit hetgeen de prijzen drukt In de jaren voorafgaand aan de economische crisis van 2008, zijn door de binnenvaartsector een groot aantal nieuwe schepen besteld. De nieuwe schepen zijn rond de crisis geleverd, waardoor een overcapaciteit in 2009 van bijna 20% ontstond. Er zijn nu 6.750 binnenvaartschepen die een gezamenlijke capaciteit van 8,52 miljoen ton hebben22. De verwachting is dat deze overcapaciteit geleidelijk af zal nemen en rond 2014 – 2015 weer in balans zal zijn, indien de economische situatie zich herstelt. De tankvaart kent de grootste overcapaciteit en dan met name bij de grotere tankschepen. 22 Visie op Transport en Logistiek; sectorupdate 2011. ABN AMRO, pagina 10 45 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Vaarwegbenutting Een laag waterpeil in de rivier heeft een invloed op de maximale belading van de schepen. Het gevolg is dat er meer vaarbewegingen zullen zijn. Eind 2010 bleef een laag waterpeil uit, terwijl dit een normaal seizoensinvloed is. In het 2e kwartaal van 2011 was het waterpeil lager dan gebruikelijk hetgeen volgens CBS berekeningen resulteerde in een omzetstijging van 20% voor de binnenvaart23. Een lager waterpeil betekent ook dat er meer verkeer is geweest, aangezien meer schepen ingezet moesten worden om dezelfde lading te vervoeren. Meer verkeer kan leiden tot langere wachttijden bij sluizen. Een gekapseisde Duitse tanker op de Rijn vlakbij de Lorelei heeft aan het begin van 2011 voor een langdurige stremming gezorgd. Onderzoeksbureau NEA heeft berekend dat de binnenvaartsector een schade van ruim 50 miljoen heeft opgelopen24. Uitgaande van een jaarlijkse omzet van circa 2 miljard van de binnenvaartsector25, leidt deze stremming tot een omzetdaling van enkele procenten. Hoewel met enige regelmaat stremmingen worden gerapporteerd, is de duur daarvan beperkt. In de data analyse van de wachttijden blijkt het aantal hele lange wachttijden klein in aantal te zijn en niet geclusterd (dat wil zeggen: optreden op eenzelfde dag en tijdstip). Effecten van stremmingen op wachttijden zijn in de nulmeting dus niet terug te vinden. Binnenvaart en duurzaamheid Er zijn meerdere initiatieven om vervoer over water te bevorderen en zo te werken aan duurzame transport. Voorbeelden zijn: In augustus 2011 is een initiatief voor vervoer van containers met geïmporteerde groenten en fruit naar het kassengebied Westland gestart26. Het initiatief is onderdeel van het project Fresh Corridor. Door te kiezen voor vervoer over water wordt het aantal kilometer per vrachtwagen verminderd (van 100 km naar 20 km) en hiermee een lagere kostprijs en lagere CO2 uitstoot (circa factor 4,6 lager27) gerealiseerd. De marketing campagne Blue Road28promoot het duurzame karakter van de binnenvaartsector. Het merk is begin 2011 gelanceerd. 23 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/Economie/article/detail/2921200/2011/09/21/Omzet-binnenvaartstijgt-door-laag-water.dhtml. Dezelfde conclusie gaat waarschijnlijk ook gelden voor het 4e kwartaal van 2011. 24 http://www.blikopnieuws.nl/bericht/135367/Ruim_50_miljoen_schade_door_blokkade_Lorelei.html 25 Binnenvaart in de greep van overbrugging, ondanks de opgelopen averij is de toekomst kansrijk. ING Economisch bureau, januari 2011, pagina 6 26 http://www.transportzone.nl/binnenvaart/nieuws/2011/augustus/nieuwe-vaarweg-groente-en-fruit.html 27 Visie op Transport en Logistiek, sector update 2011. ABN AMRO, pagina 17 28 http://www.bureauvoorlichtingbinnenvaart.nl/voor/theblueroad 46 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Gezien het feit dat de initiatieven van recente datum zijn en ook nog beperkt in omvang, zullen ze nog geen meetbaar effect op de nulmeting hebben. 47 Logica – Dialogic 5 Nulmeting IDVV CONCLUSIES Dit rapport beschrijft de resultaten van de nulmeting van de evaluatie van het IDVV programma. In het rapport worden de resultaten van het meten van indicatoren die bijdragen aan de centrale doelstellingen van het IDVV programma en additionele doelstellingen van de afzonderlijke maatregelen beschreven. Deze resultaten leveren de referentiewaarden voor de vervolgmetingen: door de resultaten van vervolgmetingen te vergelijken met de nulmeting kan worden vastgesteld of er veranderingen zijn en of deze positief of negatief zijn. Algemene conclusies Het geniet de voorkeur om de gemeten effecten, zoals die na de eindmeting zullen blijken, af te zetten tegen streefwaarden. Hierbij kan namelijk het meest duidelijk getoond worden of en in hoeverre de gestelde doelen gehaald zijn. Streefwaarden zijn een kwantificering van de beoogde effecten. We hebben de projectleiders van de afzonderlijke projecten tijdens de ontwikkeling van het meetinstrumentarium en tijdens de nulmeting gevraagd om streefwaarden van de meest belangrijke indicatoren vast te stellen. Het was niet mogelijk om voor alle indicatoren een streefwaarde te benoemen. We constateren dat een aantal projecten binnen het IDVV programma wat betreft de scope en ambitie nog behoorlijk in beweging zijn: de scope van het VOS project is nog niet vastgesteld en de uitwerking van de maatregelen in spoor 2 is pas na september 2011 geconcretiseerd. Dit kan consequenties hebben voor de relevantie van indicatoren die in de nulmeting zijn meegenomen. Daarnaast was het niet mogelijk om alle indicatoren in de nulmeting te betrekken. Bijvoorbeeld door de onbekendheid bij partners in de logistieke keten met de maatregel van spoor 2 of het ontbreken van te evalueren producten zoals de blauwdruk in het VCM project. Meting indicatoren relevant voor zes centrale doelstellingen De doelstelling om duurzaamheid van de binnenvaartsector te verhogen, krijgt weinig aandacht in het IDVV programma. De projecten hebben één indicator gedefinieerd (brandstofgebruik door binnenvaartschepen) waarvoor in de webenquête een referentiewaarde is verkregen. Het bereiken van de doelstelling om de veiligheidsniveau op de binnenvaarwegen minimaal te handhaven en liefst te verbeteren, wordt gemeten aan de hand van het aantal scheepsongevallen per jaar. Door de nulmeting zijn de referentiewaarden voor het aantal ongevallen per corridor en het aantal ongevallen met ernstige gevolgen bekend. De komende jaren zal worden gemeten of er een daling of een stijging van deze aantallen optreedt. De dalingen of stijgingen zullen worden gecorrigeerd voor de toename of afname van het aantal vervoersbewegingen op de binnenvaarwegen. 48 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Voor de betrouwbaarheid van de reistijden worden in de nulmeting lage scores gemeten. Dit is met name van toepassing op de corridors van en naar Rotterdam (corridor Rotterdam – Antwerpen en corridor Rotterdam – Amsterdam). In principe liggen op deze trajecten de grootste mogelijkheden voor verbetering. De komende metingen zullen aantonen of en in hoeverre de verbeteringen worden gerealiseerd. Over de wachttijden bij sluizen (die een indicator zijn van de benutting van de bestaande infrastructuur) worden lage scores gemeten, vooral voor de corridors van en naar Rotterdam. De wachttijden op de corridor Rotterdam – Antwerpen vormen een probleem, hetgeen bevestigd wordt in de data-analyse die toont dat m.n. de wachttijd bij de Volkeraksluizen boven de norm wachttijd liggen (de norm wachttijd is 30 minuten). Ook de I/C ratio van de Kreekraksluizen ligt boven de norm. Op het traject Rotterdam – Antwerpen valt dus veel te winnen. De metingen in de komende jaren zullen aantonen of er verbetering in de benutting van de infrastructuur optreedt. Vooral IDoS en spoor 2 verwachten bij te dragen aan lastenvermindering. Dit gebeurt door het aantal controles waaruit geen actie volgt, te verminderen, papierloos varen te faciliteren en inspecties op elkaar af te stemmen. De nulmeting geeft aan dat het huidige percentage controles waaruit geen actie volgt dicht bij de streefwaarde van 55% ligt. Door onbekendheid met de maatregelen in spoor 2 is nauwelijks informatie gekomen uit de interviews met partners in de logistieke keten over tijdwinst die behaald kan worden door papierloos varen en de afstemming van inspecties. Meerdere maatregelen moeten bijdragen aan de algemene doelstelling om de kwaliteit van basisinformatie te verbeteren: het IDoS project, SPOC NL en de maatregelen in spoor 2. Het IDoS project kan vooral de snelheid van de basisinformatie verbeteren. Dit geldt tevens voor SPOC NL, waarbij opgemerkt moet worden dat een afhankelijkheid bestaat van de EMSA die de informatie tijdig moet verwerken en beschikbaar maken. De geïnterviewde ketenpartners voor de meting van spoor 2 maatregelen, gaven een gemengd beeld: sommige partijen waren wel tevreden over de beschikbaarheid en snelheid van de benodigde basisinformatie terwijl andere partijen duidelijk ontevreden waren. Gezien het beperkte aantal interviews, kunnen er geen harde conclusies aan worden verbonden. Wel waren alle geïnterviewde ketenpartners het er over eens dat uitbreiding van de beschikbare informatie tot belangrijke kostenvoordelen en tijdswinst (en daarmee concurrentievoordeel) kunnen leiden. Maatregelen in spoor 1 Onderstaande conclusies gaan gedetailleerder in op de afzonderlijke maatregelen. Ze geven inzicht in de voortgang van de projecten en de feedback die doelgroepen op de maatregelen hebben gegeven. We constateren dat het VOS project sterk in beweging is en dat eigenlijk nog onduidelijk is wat de exacte scope en planning van het project wordt. Vertraging in het VOS project wordt aannemelijk als dit jaar de besluitvorming rond de scope van VOS niet rond komt. In de meting van de indicatoren relevant voor het IDoS project blijkt dat al veel administratieve taken aan boord worden uitgevoerd en het percentage controles waaruit geen actie voortvloeit lager is dan initieel aangegeven. De effecten die door implementatie van IDoS bereikt kunnen worden, zijn dus beperkter dan voorzien. Uit de feedback van de mobiele verkeersleiders blijkt dat de perceptie over het IDVV programma 49 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV niet geheel positief is. Communicatie over het nut en inhoud van het programma zou hier een positieve bijdrage kunnen leveren. Het VCM project is niet in de nulmeting betrokken aangezien de deliverables die beoordeeld moeten worden nog niet beschikbaar zijn. Het project heeft wel de geplande voortgang geboekt en de regiegroep die in de evaluatie wordt betrokken is geformeerd. Wel zijn door de projectleider een aantal omstandigheden geïdentificeerd die in de komende jaren tot vertraging in de uitvoering kunnen leiden, bijvoorbeeld door een afhankelijkheid van de resultaten van het VOS project. In de vervolgmeting zal naast de geplande metingen van indicatoren ook aandacht worden geschonken aan de geïdentificeerde afhankelijkheden. SPOC NL ligt op schema en zal naar verwachting in maart 2012 gereed zijn met de implementatie. De vervolg metingen kunnen als gepland worden uitgevoerd. Maatregelen in spoor 2 In 2011 is voortgang in spoor 2 bereikt doordat de inhoud van de maatregelen binnen spoor 2 zijn geconcretiseerd. In de nulmeting zijn een aantal partners uit de logistieke keten geïnterviewd, deze personen waren betrokken bij de selectie van projecten ingezonden voor de prijsvraag. Het aantal personen betrokken bij deze selectie beperkt. Daarbij nemen zij een verschillende positie in de keten in. Vandaar dat de interviews niet een volledig representatief beeld van de mening van ketenpartners over de betrouwbaarheid van informatie en lastenverlichting geeft. Tevens bleken de contactpersonen onbekend te zijn met de andere maatregelen – anders dan de prijsvragen – binnen spoor 2. Aangezien spoor 2 gericht is op ketensamenwerking is een brede inbedding en uitgebreide communicatie essentieel voor het bereiken van de doelen. In 2011 zijn hier nog geen aanwijzingen voor gevonden. In de vervolgmetingen zullen we vaststellen of dit al dan niet verbeterd is. Endogene en exogene factoren Endogene en exogene factoren kunnen positief of negatief aan het bereiken van de doelstellingen bijdragen. We hebben factoren geïdentificeerd die zowel de nulmeting en/of vervolgmetingen kunnen beïnvloeden. Bij de identificatie van de endogene factoren zien we dat interne organisatorische zaken zoals verschuivende doelen, wisseling van projectteams, het ter beschikking krijgen van resources in de komende tijd tot vertraging in de projecten kunnen gaan leiden. Dit heeft dan ook gevolgen voor de vervolgmetingen aangezien het ontbreken van systemen consequenties heeft voor het optreden van effecten. De belangrijkste exogene factor die een invloed op de effectmeting in het komende jaar zal hebben is het voortduren van de economische crisis. In de vervolgmetingen zal het economisch klimaat en de consequenties voor de binnenvaart expliciet worden geadresseerd. Daarnaast hebben lage waterstanden in het voorjaar van 2011 geleid tot een toename in het binnenvaartverkeer. In de vergelijking met vervolgmetingen, moet hiermee rekening worden gehouden. 50 Logica – Dialogic Nulmeting IDVV Overige exogene factoren die nauwer gerelateerd zijn aan de binnenvaart - zoals vaarinitiatieven (Blue Road en Fresh Corridor) en stremmingen, hebben in het afgelopen jaar geen significante effecten op de metingen opgeleverd. Voor het komende jaar zullen deze factoren worden gevolgd om vast te stellen of hun invloed toeneemt. Overige bevindingen/conclusies In de nulmeting is de medewerking in het veld zeer goed geweest. Voor de websurvey onder de binnenvaartondernemers hebben we niet alleen een zeer snelle en effectieve feedback van de brancheorganisaties BTB en CBTB gehad, maar is ook de respons onder de binnenvaartondernemers zelf hoog gebleken. Om partijen te motiveren aan de vervolgmetingen mee te werken, willen we RWS adviseren om de resultaten van de enquêtes officieel te communiceren. In de analyse van de resultaten zijn een aantal mogelijkheden voor verbetering van de meetinstrumenten naar voren gekomen. Deze zullen in een apart rapport worden gepresenteerd (fase 3 van de evaluatie). 51 Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 BIJLAGE A DOELENBOMEN SPOOR 1 EN 2 Figuur 20 Doelenboom maatregel 1, spoor 1 (VOS) Hiërarchisch niveau doelstelling Maatregel 1 Ontwikkeling en bouw van een nieuwe informatiedienst ter ondersteuning van het verkeersmanagement Doel Doelgroep (indien van toepassing) Indicator Score 2011 Overgenomen uit centrale doelen [VOS1] In geval van een incident wordt op de gehele route is de kwaliteit van de begeleiding van het scheepvaartverkeer goed (VOS levert nauwkeuriger informatie positie; voorwaarde is dat AIS functionaliteit tijdig beschikbaar komt) Binnenvaartondernemers Betere begeleiding door verkeerscentrale Binnenvaartondernemers geven rapportcijfer 7,3 overgenomen uit centrale doelen [VOS2] het scheepvaartverkeer anticipeert op drukte en verwachte sluis- en brugopeningen (Geen wijziging verwacht ten opzichte van IVS90) Binnenvaartondernemers 1. Spreiding wachttijd over de dag o.b.v. IVS 90 2. Snelheid van de schepen wordt aangepast overgenomen uit centrale doelen overgenomen uit centrale doelen [VOS3]de betrouwbaarheid van het vervoer over water neemt toe (geen bijdrage vanwege aangepaste ambitie VOS) Binnenvaartondernemers gemiddelde reistijd +spreiding (variatie in reistijden) bij geselecteerde trajecten 1. bepaald voor een 3tal sluizen 2. Meer dan 85% van de schippers past snelheid aan o.b.v. reisinformatie. Ongeveer 1/3 gebruikt meer brandstof, ongeveer 1/3 gebruikt minder brandstof. Binnenvaartondernemers geven rapportcijfer 4,9 (R’dam – A’werpen), 5,7 (R’dam – A’dam), 6,4 (A’dam – Delfzijl) en 6,6 (A’dam – Duitsland) [VOS4] Capaciteit van sluizen wordt beter benut (binnen IDVV geen bijdrage vanwege minder grote ambitie VOS; wordt na 2014 functionaliteit in VOS) Bedienposten, binnenvaartondernemers gemiddelde passeertijd bij sluizen; intensiteit/capaciteit verhouding (rekening houden met gepasseerde aantallen/volumes) Binnenvaartondernemers melden dat norm 30 minuten wachttijd R’dam – A’werpen en R’dam – Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 A’dam in 57 resp. 40% niet gehaald wordt De I/C ratio voor Kreekraksluizen overstijgt de norm van 0,5 Output [VOS7] VOS zal minimaal: (1) weten welk schip met welke lading en welke bemanning waar zit; (2) sluis en kolk planning; en (3) koppeling met AIS. Dat is wat anders dan vervangen! De overige onderdelen die niet gerealiseerd worden door het project Realisatie VOS, zullen in IVS90 beschikbaar blijven tbv het werkproces. Deze combinatie dient werkbaar te zijn voor gebruikers, met marginale opleidingsinspanning. [VOS8] Verkeersleiders, brugwachters en sluismeesters zijn opgeleid in het gebruik van VOS voor zover functies van direct invloed zijn op het dagelijks gebruik Verkeersposten en bedienposten Op 31 december 2013 is IVS90 gedeeltelijk vervangen door VOS modules en in beheer genomen. p.m. Verkeersposten en bedienposten (RWS en niet-RWS) 100% van de verkeersleiders, brugwachters, sluismeesters en andere vaarwegbeheerders (RWS) is eind 2013 opgeleid 0% [VOS9] Actuele positie (o.b.v. AIS, indien AIS transponder aan boord is) en gegevens casco worden bijgehouden. Dit geldt alleen voor schepen die hiertoe de verplichting hebben of die vrijwillig AIS gebruiken. En het AIS wal infrastructuur project is voltooid. Verkeersposten en bedienposten (RWS en niet-RWS) Niet gemeten in nulmeting [VOS10] Beheerders hebben een volledige en actueel verkeersbeeld op regionaal /corridor / landelijk niveau van schepen die zijn uitgerust met AIS. Plus een aanbodslijst van sluizen en bruggen. Met daarbij dezelfde afhankelijkheid als (VOS9]: landelijke AIS dekking pas bij (volledige) dekking/realisatie wal-infra AIS Verkeersposten en bedienposten (RWS en niet-RWS) Output van IVS (0-meting) en VOS (1-meting) 2. resultaten audits vanuit SVC, 3. % AIS (%) onder totale scheepvaart; 4 Van welke % AISgebruikers is actuele positie bekend en correct Streefwaarde: 100% doorgifte van de informatie van varende AIS gebruikers in scheepvaart (lengte >20m)voor de gebieden binnen bereik van de AIS walinfra Op schermen bij verkeers- en bedienposten verschijnt een overzicht van de aanwezige schepen. De frequentie van schermupdate is maximaal x minuten. Niet gemeten in nulmeting, wel verstrekken verkeersposten info over incidenten (85%), werkzaamheden (86%), ligplaatsen (61%), weer (56%) en waterstanden (56%) Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 In juli 2011 is een herziening van het VOS programma goedgekeurd. De herziening heeft ertoe geleid dat enkele effecten niet in de evaluatieperiode 2011 – 2014 op gaan treden. De projectleider van VOS heeft aangegeven dat de effecten VOS2, VOS3 en VOS4 niet bereikt gaan worden. De indicatoren behorende bij deze effecten worden echter wel in het meetinstrumentarium meegenomen. Het doel van de metingen is dan niet langer het toetsen of beoogde effecten optreden, maar het verkrijgen van beter inzicht in factoren die benutting binnenvaartinfrastructuur bepalen. Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 Figuur 21 Hiërarchisch niveau Maatregel 2 Informatiediensten op Schepen (IDoS) Resultaten Doelenboom maatregel 2, spoor 1 (IDoS) Doel Doelgroep Indicator Score [IDOS1] Betere kwaliteit informatieuitwisseling: Sneller, betrouwbaardere informatie-uitwisseling tussen verkeerspost, hulpverlenende instanties en schepen en tussen de schepen onderling. Verkeerspost, gebruikers aan boord patrouillevaartuigen 1. Rapportcijfer voor snelheid en betrouwbaarheid is 5,2 resp. 6,2 (verkeersleiders) 2.Zeer brede range van aantal contactmomenten, variërend van 3 keer per maand tot 10 keer per dienst [IDOS2] Een effectievere en efficiëntere manier van werken aan boord van doelgroepschepen (ihb patrouillevaartuigen) gebruikers aan boord patrouillevaartuigen [IDOS3] Voor langere duur patrouillevaartuigen kunnen inzetten gebruikers aan boord patrouillevaartuigen 1) Snelheid en betrouwbaarheid van verkrijgen van (belangrijke & urgente) actuele informatie aan boord van patrouillevaartuigen: Vindt u dat u de benodigde informatie sneller krijgt? Is de ontvangen informatie betrouwbaarder? 2) Hoe vaak per uur is er contact met de verkeerspost (verschuiving verbale communicatie naar digitale communicatie) 1) Tijd die benodigd is voor administratieve taken aan boord van patrouillevaartuigen; Werkprocessen zijn efficiënter en effectiever uit te voeren. 2) De inzet van iDoS leidt tot verschuiving van uitvoering van administratieve werkzaamheden aan de wal naar aan boord. Kernindicator aantal effectieve vaaruren per patrouillevaartuig streefwaarde richting 8 uur per shift [IDOS4] Minder onnodige controles (controles zonder vervolgactie) Binnenvaartondernemers en gebruikers aan boord patrouillevaartuigen Kernindicator 1) Aantal acties (actie: boete, waarschuwing, aanwijzing etc.) i.r.t. aantal controles streefwaarde >55%; 2) meer gerichte controles o.b.v. aanwijzingen dat handhaving nodig is 3) perceptie binnenvaartondernemers 1. Uit 40,2% van de 14.292 controles volgde een actie. De streefwaarde is 55% 2. Geen informatie 3. 64% binnenvaartondernemers is gecontroleerd en uit 27% controles volgde een actie [IDOS5] Sneller & betrouwbaarder incidentmanagement (door direct actiever, doelgerichter en efficiënter handelen van patrouillevaartuigen en het doorgeven van actuele positie en ladinggegevens gebruikers aan boord patrouillevaartuigen, binnenvaartondernemers Zijn bij incidenten gegevens m.b.t. gevaarlijke stoffen sneller bekend? Is de locatie van het incident exacter bekend? Is de aanvaartijd tot het incident korter? Is gerichter handelen mogelijk? Bijna 85% van de verkeersposten en 67% van de bedienposten verstrekt informatie over incidenten aan binnenvaartondernemers 1. 63% verkeersleiders meldt dat ICT werk aan bood efficiënter en effectiever maakt 2. 52% van de verkeerleiders voert meer dan 75% van de administratieve taken aan bood uit. 27% voert 50 tot 75% van de administratieve taken aan boord uit. 53% van de verkeersleiders vaart 7 tot 8 uur per shift, 37% 6 tot 7 uur en 10% 5 tot 6 uur. Logica – Dialogic Output Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 [IDOS6] Door langere netto vaartijd is het mogelijk om het bereik van patrouillevaartuigen te verhogen (per patrouille hogere actieradius hebben). [IDOS7]Aanwezigheid van informatie aan boord m.b.t. casco-, reis- en ladinggegevens, gevaarlijke stoffen data, beschikbaarheid van vaartuigen in de omgeving en areaalgegevens gebruikers aan boord patrouillevaartuigen Grotere actieradius zouden we moeten terug zien in de vaarplannen p.m. gebruikers aan boord patrouillevaartuigen Aantal patrouillevaartuigen dat de juiste informatie heeft. Dit moet gebeuren door synchronisatie van bestaande informatiebronnen voor afvaart en tijdens de vaart Areaal, locatie en casco zijn voor respectievelijk 60, 50 en 50% bekend aan boord volgens verkeersleiders [IDOS8]Het aantal personen dat getraind is in gebruik van IDOS gebruikers aan boord patrouillevaartuigen Aantal personen dat training heeft ontvangen 0% [IDOS9] Doorzending van informatie aan derden via Digitaal Journaal (aan derden) gebruikers aan boord patrouillevaartuigen wordt informatie digitaal verzonden? p.m. Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 Figuur 22 Hiërarchisch niveau (planning) Maatregel 3 Pilot Verkeersmanagement van morgen Resultaten Doelenboom maatregel 3, spoor 1 (VCM) Doel [VCM1] Beter doorstroming op vaarwegen en bij sluizen door verkeersmanagement op traject op trajectniveau o.b.v. volledige en actuele verkeersinformatie Doelgroep Indicator Score Toetsgroep VCM inzicht in actueel en verwacht verkeersbeeld leidt tot betere doorstroming op vaarwegen en bij sluizen Niet gemeten in nulmeting Binnenvaartondernemers 1. inzicht in actueel en verwacht verkeersbeeld leidt tot betere doorstroming op vaarwegen en bij sluizen 2. inzicht in actueel en verwacht verkeersbeeld leidt tot aangepaste snelheid Niet gemeten in nulmeting [VCM2] I.g.v. incident wordt op gehele route het scheepvaartverkeer beter begeleid Binnenvaartondernemers toename tevredenheid van binnenbinnenvaartondernemers over rol verkeersmanagementcentrale bij incidenten Niet gemeten in nulmeting [VCM 2a] Verhogen van de veiligheid door verbetering door te anticiperen op potentieel gevaarlijke situaties (voorkomen van incidenten) Toetsgroep VCM 1) Inzicht in actueel en verwacht verkeersbeeld leidt tot beter inzicht in het ontstaan van gevaarlijke situaties 2) geen toenemend aantal incidenten 1 Niet gemeten in nulmeting 2. aantal incidenten is 1.411 [VCM3] Verkeersmanagement van tactisch naar strategisch niveau in de toekomst. Dit houdt grotere mate van zelfsturing door binnenvaartondernemers in, zonder dat het veiligheidsniveau wordt aangetast. Toetsgroep VCM Het soort informatie dat wordt gegeven aan schepen Niet gemeten in nulmeting Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 [VCM3a] Efficiënter verkeersmanagement Output Fase 1 (tot april 2012) [VCM4]Opstellen van een blauwdruk voor toekomstige 'natte' Verkeersmanagement centrales in Nederland [VCM5] Het opstellen van kaders voor verkeersbegeleiding, bediening en regelscenario's Toetsgroep VCM 1. Inzicht in actueel verkeersbeeld maakt werkzaamheden verkeersleider efficiënter 2. Inzicht in verwacht verkeersbeeld maakt werkzaamheden verkeersleider efficiënter 3. nieuwe organisatievorm maakt verkeersmanagement efficiënter Blauwdruk voor Verkeersmanagement centrale is opgesteld en geaccordeerd Niet gemeten in nulmeting De nieuwe kaders worden bij alle verkeerscentrales uitgevoerd Niet gemeten in nulmeting 1) In Dordrecht is de pilot Verkeersmanagement centrale uitgevoerd 2) De verkeerscentrale in Dordrecht is in bezit van de functionele uitrusting van VCM 3) De verkeersleiders in Dordrecht zijn getraind om nieuwe rol uit te voeren 1) de evaluatie van de pilot wordt gebruikt ter toetsing en eventueel verbetering van de kaders voor Integraal Verkeersmanagement 2) Een uniform model van Integraal Verkeersmanagement wordt vastgesteld Niet gemeten in nulmeting Niet gemeten in nulmeting Fase 2 (tot eind 2013) [VCM6] Het realiseren van een pilot Verkeersmanagement Centrale als 'proof of concept' Fase 3 (2014) [VCM7] Uniform model van Integraal Verkeersmanagement op basis van de evaluatie van de pilot Fase 4 [VCM8] Het opstellen van een transitieplan voor een periode van 10 jaar Transitieplanning is gereed Niet gemeten in nulmeting Na 2013 [VCM9] Uitvoeren van de transitieplan 1) Verkeerscentrales maken gebruik van moderne technologie, 2) Er wordt gekozen voor een nieuw organisatiemodel bij alle verkeerscentrales, 3) Verkeersleiders van alle verkeerscentrales worden getraind om nieuwe rol uit te voeren, 4) het functioneel beheer en onderhoud van de centrales is verbeterd. Niet gemeten in nulmeting Niet gemeten in nulmeting Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 Figuur 23 Doelenboom maatregel 4, spoor 1 (SPOC) Hiërarchisch niveau Maatregel 4 Single Point of Contact Nederland (SPOC NL) Resultaten Doel Doelgroep [SPOC1] De uitwisseling van gegevens tussen systemen van zeehavens en het Europese SafeSeaNet (SSN) systeem via een Single Point of Contact (SPOC) EMSA / ministerie van I&M [SPOC2] De mate waarin SPOC bijdraagt aan het uitvoeren van de taken van de National Competent Authority (NCA) NCA [SPOC3] Verbeteren beschikbaarheid van gegevens voor monitoring scheepvaart EMSA / IVW [SPOC4] Verbeteren van beschikbaarheid van gegevens om adequaat op incidenten te kunnen reageren EMSA [SPOC5] Verbeteren van beschikbaarstelling van gegevens aan andere EU lidstaten EMSA Indicator Score Kernindicator tevredenheid van EMSA / I&M (mate waarin aan wetgeving wordt voldaan m.u.v. punten waarbij RWS bij voorbaat heeft gesteld dat zij daar niet aan kan voldoen of interpretatie verschillen bestaan. I&M: voldoet NL aan wetgeving streefwaarde 100% Nederland voldoet aan wetgeving (1) Snelheid waarmee informatie beschikbaar is; streefwaarde < 5 min (2) de kwaliteit van deze informatie 3 op 7 zeehavens is aangesloten, voor niet aangesloten havens geldt een tussentijdse noodoplossing 1) Tevredenheid over beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens voor inspectiedoeleinden en oplossen van incidenten (Gegevens betreffen schip, aankomst- en vertrektijd (ETA, ETD), reis (herkomst-bestemming), lading en aantal personen aan boord (bemanning en passagiers). 2) volledigheid van beschikbare gegevens in SPOC. Benodigde tijd om incidentgegevens op te vragen. Dit betreft het opvragen van gegevens (door EMSA) in SafeSeaNet. Het opvragen kan er toe leiden dat er aan SPOC NL een verzoek wordt gedaan om detailgegevens (lading) te verstrekken aan SSN. (Gegevens betreffen schip, aankomsten vertrektijd (ETA, ETD), reis (herkomstbestemming), lading en aantal personen aan boord (bemanning en passagiers). streefwaarde < 5 minuten snelheid van het beschikbaar stellen van gegevens door EMSA aan andere lidstaten. Dit betreft het door een andere lidstaat via SSN opvragen van gegevens. Het opvragen 1. Gegevens zijn vaak nog te laat beschikbaar voor inspectiedoeleinden 2. Gegevens gedeeltelijk beschikbaar via SPOC NL Ontevredenheid over snelheid, tevredenheid over beschikbaarheid Norm (max. 5) minuten wordt ondanks noodoplossing bijna altijd gehaald. Onduidelijk of streefwaarde (5 minuten) altijd gehaald wordt. Logica – Dialogic Output Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 betekent dat er aan SPOC NL een verzoek wordt gedaan om detailgegevens (lading) te verstrekken aan SSN streefwaarde < 5 minuten 1) Tevredenheid over beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens voor inspectiedoeleinden (Gegevens betreffen schip, aankomst- en vertrektijd (ETA, ETD), reis (herkomst-bestemming), lading en aantal personen aan boord (bemanning en passagiers). 2) volledigheid van beschikbare gegevens in SPOC. gebruik van één meldpunt door 7 zeehavens die daartoe verplicht zijn [SPOC6] Verbeteren van beschikbaarheid van gegevens voor uitvoering van inspecties i.h.k.v. Port State Control IVW Zie SPOC2 en SPOC3 [SPOC7] één meldpunt om informatie van de scheepvaart te bundelen RWS SVC [SPOC8]Een nieuw systeem SPOC NL voor een periode van 5 jaar is gereed RWS SVC, Portbase Is SPOC NL werkend? Gedeeltelijk [SPOC9] Informatie-uitwisseling tussen PCS en SPOC NL (via Digipoort) RWS SVC, Portbase, Logius, zeehavenautoriteiten Werkt de informatie-uitwisseling tussen PCS en SPOC NL? p.m. [SPOC10] Informatie-uitwisseling via elektronische koppelingen tussen Groningen Seaports (NHIS), Den Helder (POS) en SPOC NL (via Digipoort) [SPOC11] Informatie-uitwisseling vindt plaats via een koppeling van het nationale SPOC met SSN RWS SVC, Logius, zeehavenautoriteiten Werkt de informatie-uitwisseling tussen Groningen Seaports (NHIS), Den Helder (POS) en SPOC NL? nee RWS SVC, Logius, EMSA Werkt de informatie-uitwisseling tussen SPOC NL en SSN? p.m. Bijna, alleen Scheveningen moet nog worden aangesloten. Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 Resultaten spoor 2 SPOOR 2 Centrale doelen Doel 1. Bevorderen van vervoer door binnenvaart. Na gereedkoming van Maasvlakte II moet 45% van de goederen via binnenvaart worden vervoerd. IDVV moet bijdragen aan de 45% doelstelling van Maasvlakte II door de juiste randvoorwaarden te creeren. 2. Verbeteren kwaliteit informatie – Verbeteren van beschikbaarheid en tijdigheid van informatie afgestemd op de vraag van partijen in logistieke keten Doelgroep (indien van toepassing) Partijen in de logistieke keten Indicator Toename van modal split Tevredenheid over beschikbaarheid en tijdigheid van informatie voor planning Score Huidige percentage is 33% Enkele partijen duidelijk ontevreden (34) terwijl andere partijen wel tevreden zijn (7-8) Maatregel 5 Ontwikkelen Single Window Binnenvaart (SWB) Resultaten Output 3. Lastenvermindering binnenvaart operators, inland terminals 1) Terugbrengen dubbelingen 2) papiervermindering 3) betere afstemming van inspecties Te weinig informatie 4. Optimaal hergebruik en delen van gegevens binnen de overheid (G2G) projectleider Toename van hergebruik van data Te weinig informatie Gereed Nog niet gereed 5. Binnenvaart Single Window gereed (december 2013) Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 Maatregel 6 Oprichten strategisch samenwerkingberaad Resultaten 6. Verbetering interactie overheid en marktpartijen Output 7. Bundelen van overheid en marktpartijen in regiegroep ‘single window handel en transport’ Activiteiten 8. Gezamenlijke doelstelling/visie vastgesteld 9. Gezamenlijke afspraken standaarden en koppelvlakken vastgesteld Effectiviteit van de regiegroep om overheid en marktpartijen bij elkaar te brengen Aansluiting bij Open ICT Platform I&M, EL&I, min. van Financiën, VNO-NCW, HbR, EVO, Schiphol 1. Formaliseren van besluiten van meerdere partijen door de regiegroep 2. Visie voldoet aan voorwaarden gesteld in SW handel en transport Gereed? Gereed? Aansluiting bij Single Window Handel en Transport en Strategisch Platform Logistiek Te weinig informatie Te weinig informatie 10. Uitwisseling logistieke data (B2G, G2B, B2B) Partijen in de logistieke keten Te weinig informatie 11. Grotere voorspelbaarheid van vervoersbewegingen (containers) op water. Partijen in de logistieke keten 12. Betere invulling dynamisch verkeersmanagement scheepvaart (containers op juiste moment, juiste plaats tegen minimale kosten) Partijen in de logistieke keten Verwachte toename in beschikbaarheid en gebruik logistieke data na gereedkoming platform en applicaties Verwachting dat Logistiek Platform en beschikbare diensten bijdraagt aan grotere voorspelbaarheid van vervoersbewegingen op het water Verwachting dat Logistiek Platform en beschikbare diensten bijdraagt aan betere invulling dynamisch verkeersmanagement voor scheepvaart Gereed? Maatregel 7 Nationaal Logistiek Platform en Maatregel 8 Impuls Verkeer en Transport Management Resultaten Output 13. Technisch randvoorwaarden voor de nieuwe apps en diensten zijn ingevuld (december 2013) 14. Twee diensten gereed voor implementatie en opschaling (december 2013) Gereed? Te weinig informatie Te weinig informatie Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 Maatregel 9 Betere bereikbaarheid logistieke knooppunten Resultaten Output 15. Modal split blijft gehandhaafd bij toenemende groei Marktaandeel binnenvaart 16. Verbetering benuttinggraad binnenvaartschepen, kades en haveninfrastructuur. Dit effect zal alleen optreden indien in de prijsvraag projecten worden voorgesteld die hier een bijdrage aan leveren. 17. Projecten uitgevoerd met een blijvende stimulans gebruik binnenvaart Aantallen ladingen binnenvaartschepen ; aantal schepen dat gebruik maakt van haveninfrastructuur zoals ligplaatsen en kranen Verwachting dat uitgevoerde projecten bijdragen aan groei binnenvaart 18. Modal split maatregelenpakket geïmplementeerd (december 2013) 19. Projecten uitgevoerd die bijdragen aan toename gebruik binnenvaart (december 2013) partijen in logistieke keten Gereed? 1) Gereed? 2) Inschatting bijdrage pilots aan gebruik binnenvaart Huidige model split is 33% Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 BIJLAGE B PIN-WAARDEN HOOFDVAARWEGENNET Servicelevel-agreement Basis Beheer, onderhoud en ontwikkeling Verkeersmanagement RWS Dienstverlening Prestatie indicator Eenheid 1 Uitvoeren van regionaal afgesproken landelijke handhavingsacties, welke contractueel zijn vastgelegd met PCHB en SVC. % van de gevallen Onderhouds niveau* Nader te bepalen Nader te bepalen 2009 2010 2011 2012 2013 e.v. 70 70 70 70 70 80 80 80** 85** 85** 2a De passeertijd voor de binnenvaart per sluis, waarop IVS90 aanwezig is, bedraagt voor een Hoofdtransportas in x% van de passages maximaal de afgesproken passeertijd per sluis. De normtijd wordt per object vastgesteld op basis van wachttijd en schuttijd. % van de gevallen 2b Idem voor Hoofdvaarwegen. % van de gevallen Nader te bepalen 75 75 75** 75** 75** 2c Idem voor overige vaarweg. % van de gevallen Nader te bepalen 70 70 70** 70** 70** 3 X% van de significante scheepsongevallen, door RWS gerapporteerd, is binnen 3 maanden na het ongeval (via evaluatieformulier) geëevalueerd (met aandacht voor gebiedsgerichte verbetervoorstellen). % van de gevallen 80 85 85 85 85 95 95 95 95 95 95 95 95 95 95 Nader te bepalen 4 Van x % van de (gedeeltelijke) stremmingen, langer dan een uur, wordt de verkeersinfo binnen een half uur bij de Waterdienst gemeld. WD zorgt ervoor dat x% van de meldingen binnen een half uur aan Teletekst wordt gemeld. Nader te bepalen % van de gevallen 5a De vaarbak dient qua vaarwegprofiel voor de toegangsgeulen zeehavens te voldoen voor x% aan de afgesproken norm, zowel qua breedte als qua diepte. % van de gevallen 5b Idem voor een Hoofdtransportas. % van de gevallen 95% 75 80 85 90 90 5c Idem voor Hoofdvaarwegen. % van de gevallen 90% 70 70 73** 73** 73** 5d Idem voor overige vaarwegen. % van de gevallen 80% 70 70 70** 70** 70** 95% Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 6 De vaarbak dient in x% van de gevallen qua vaarwegmarkering te voldoen aan de gestelde IALA norm % van de gevallen 7 Het aantal uren stremmingen door gepland onderhoud per jaar op sluizen en bruggen, waarop IVS90 aanwezig is, is conform PLOV. 100% 95 95 95 95 95 Conform PLOV ja ja ja ja ja Ja 8a Het aantal uren stremmingen door ongepland onderhoud op sluizen en bruggen, waarop IVS90 aanwezig is, op de Hoofdtransportas bedraagt maximaal x aantal uren per jaar Aantal uren 30 40 uur 40 uur 35 uur** 30 uur** 30 uur** 8b Idem op Hoofdvaarwegen/overige vaarwegen. Aantal uren 100 uur 100 uur 100 uur** 100 uur** 100 uur** 65 *BON is gebaseerd op een inschatting, daarnaast zijn een aantal PINs pas sinds 2008 in gebruik; met die PINs is nog maar beperkt ervaring opgedaan ** Vanaf 2011 wordt door DVS verwacht dat voor de “door EPK-budget beïnvloede PINS”, te weten “PIN 2a, 2b en 2c, passeertijden”, “PIN 5c en 5d, Bak op orde” en “PIN 8 a en b, stremmingen door ongepland onderhoud” de afspraken uit de “SLA Infraproviding 2008-2012” RWS breed niet gehaald kunnen worden. De mate waarin dit zal gebeuren is echter nog onbekend. RD-en dienen voor de aangegeven PINS onderbouwd een inschatting te maken gedurende de realisatietoets. Hierna zal in samenspraak met DVS en SDG een realistische meerjarige prestatieafspraak per RD vastgelegd worden t.b.v. het MC 2011. Doorvertaling naar de diensten PIN 8b: Het aantal ongeplande uren stremmingen bedraagt voor alle diensten op HVW/OVW 100 uur met uitzondering van dienst LB waar een norm van 200 uur is vastgesteld. In onderstaande tabel staat welke diensten op welke PINs rapporteren in 2010 en later; mogelijk vinden hier komende jaren nog wijzigingen plaats PIN NN ON UT YG NH ZH ZL NB LB x x x x x x x x x x x x x 1 Deelname landelijke acties 2a Passeertijden HTA 2b Passeertijden HVW x x x x 2c Passeertijden OVW x x x x 3 Evaluatie ongevallen x x x x 4 Melding stremmingen x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NZ WD x Logica – Dialogic Evaluatie IDVV Programma – Fase 2 5a Bak op orde: Vaarwegprofiel Toegangsgeulen zeehavens 5b Bak op orde: Vaarwegprofiel HTA 5c Bak op orde: Vaarwegprofiel HVW 5d Bak op orde: Vaarwegprofiel OVW 6 Bak op orde: Vaarwegmarkering geulen zhv / HTA / HVW / OVW 7 Stremmingen: gepland onderhoud 8a Stremmingen: ongepland onderhoud HTA 8b Stremmingen: ongepland onderhoud HVW / OVW x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
© Copyright 2024 ExpyDoc