Beheerplan De Gender Eersel

beheerplan de Gender
GEMEENTE EERSEL
Colofon
BEHEERPLAN DE GENDER
Oisterwijk, 5-2-2014
Opdrachtgever:
Gemeente Eersel
Dijk 15
5521 AW Eersel
Postbus 12
5520 AA Eersel
t 0497-531300
e [email protected]
Opgesteld door:
BTL Advies BV.
Parklaan 1
5061 JV Oisterwijk
Postbus 385
5060 AJ OISTERWIJK
t 013 52 99 555
e [email protected]
Projectnummer:
223256
Status:
definitief
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1 Doelstelling
1.2 Gebruikswijzer
6
6
6
2. Beheervisie
2.1 Inrichtingsplan
2.2Toekomstvisie
2.3Communicatie
2.4 Beheer en onderhoud
9
9
10
12
14
3. Beheer landschappelijk groen
3.1 Perceel A Te ontwikkelen
3.2 Perceel B Van der Linden
3.3 Perceel C Van de Broeck
3.4 Perceel D Bosperceel
3.5 Perceel E Bosrand
3.6 Perceel F Luijten
3.7 Perceel G Kuipers
3.8 Perceel H Dorpsrand Steensel
15
18
21
23
27
29
31
35
37
4. Beheer landschappelijk groen
4.1 Uitvoering beheermaatregelen
4.2 Ontwikkeling flora en fauna
41
41
41
Bijlagen
1. BEHEERKAART
2. MONITORINGSFORMULIER ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN 49
49
49
1. Inleiding
1.1 Doelstelling
De herinrichting van de bovenloop van de Gender binnen de grenzen van de gemeente
Eersel is gerealiseerd op basis van een integrale visie op het gebied. Behoud en versterking
van de kwaliteit van het buitengebied van Steensel staat centraal. Fase 1 is in 2013
uitgevoerd, fase 2 wordt op een later moment uitgevoerd. Doelstelling voor beide fasen is:
Binnen de gebruiksfuncties en de randvoorwaarden die binnen het gebied gelden, is
een passend kleinschalig beekdallandschap anno nu vormgegeven.
De herinrichting is mede tot stand gekomen binnen de regeling van het Stimuleringskader
Groen Blauwe Diensten (Stika-regeling). Dit is een subsidieregeling van de provincie
Noord-Brabant, gemeenten en Waterschappen voor de aanleg en het onderhoud van
landschapselementen. Het doel van de regeling is het op duurzame wijze verbeteren
van het landschap. Bewoners van het platteland kunnen een subsidie krijgen als zij
landschapselementen aanleggen en/of beheren op hun terrein. Het gaat hierbij om
bijvoorbeeld houtwallen, poelen, solitaire bomen en bloemrijke perceelsranden. De
particuliere grondeigenaren die hun perceel hebben ingebracht zijn verplicht het onderhoud
uit te voeren conform de geldende richtlijnen van deze regeling. Om deze doelstellingen te realiseren binnen de wensen en mogelijkheden van alle partijen
(zowel perceeleigenaren als betrokkenen uit het gebied) is dit beheerplan opgesteld. Dit
beheerplan is een handvat om het beheer en onderhoud van de aan De Gender grenzende
percelen die zijn ingericht als natuur in goede banen te leiden. Deze percelen leveren
daarmee een belangrijke bijdrage aan de beleefbaarheid van de Gender binnen de grenzen
van de gemeente Eersel.
6
1.2 Gebruikswijzer
Dit handvat richt zich op twee doelgroepen:
1. Perceeleigenaren: hoe gaan zij hun perceel beheren en wat zijn de achterliggende
doelstellingen?
2. Betrokkenen uit het gebied: welke bijdrage kunnen de diverse partijen leveren en wat
willen we daarmee bereiken?
Het onderhoud van het watervoerende deel van De Gender is de verantwoordelijkheid van
Waterschap De Dommel. Deze werkzaamheden zijn niet in dit beheerplan opgenomen.
De volgende onderdelen in dit plan zijn van belang voor de perceeleigenaren:
 De beheervisie altijd als kader hanteren bij de ingrepen die zij op hun perceel
uitvoeren;
 Het beheerfiche in hoofdstuk 3 geeft overzichtelijk weer welke
onderhoudswerkzaamheden jaarlijks / periodiek uitgevoerd moeten worden;
 Door te werken conform de beheerfiche voldoet u aan de eisen gesteld aan de Stikaregeling (indien van toepassing);
 Medewerking verlenen aan de monitoringsactiviteiten die in het monitoringsplan zijn
opgenomen. Daarnaast kunnen specifieke waarnemingen van flora en fauna aan de
diverse betrokken partijen worden gemeld die de betreffende monitoringen uitvoeren. De betrokkenen in het gebied vinden informatie in dit beheerplan over de rol die zij op
diverse terreinen kunnen spelen:
 Gebruik van het gebied conform de beheervisie, zodat alle partijen op een prettige
wijze kunnen samenwerken;
 Toezien op naleving van de uitgangspunten in de beheervisie door perceeleigenaren
en recreanten;
 Communicatie tussen de diverse betrokken partijen enerzijds en de communicatie
met de inwoners van de gemeente Eersel / recreanten anderzijds;
 Toezien op uitvoering beheer door perceeleigenaren conform uitgangspunten;
 Ondersteuning bij uitvoering onderhoudsmaatregelen, waarbij de beheerfiche voor
het betreffende perceel leidend is.
 Monitoring natuurwaarden in het gebied. Het monitoringsplan beschrijft hoe hieraan
invulling gegeven wordt.
7
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
2. Beheervisie
2.1 Inrichtingsplan
In Masterplan De Gender, behoud en versterking kwaliteit buitengebied is de gewenste
inrichting van het gebied beschreven en verbeeld. In het najaar van 2013 is hier
daadwerkelijke invulling aan gegeven met de inrichting van de percelen in fase 1, gelegen
tussen de Hees en de Knegselseweg. Onderstaand zijn uitgangspunten, deeltrajecten en
zonering toegelicht.
Uitgangspunten Masterplan:
 Het oude karakter van een meer natuurlijke Gender herstellen;
 Continuïteit: Het beekdallandschap vormt een doorlopend lint van beek en omgeving en
bestaat uit poelen, natte hooi-/graslanden, broekbossen, houtwallen en singels;
 Kleinschalig beekdallandschap anno 21ste eeuw. Verschillende gebruiksvormen
bedrijfsvoering, recreatie en natuurbeleving gaan samen in een waardevol landschap
voor mens en natuur;
 De natuurontwikkeling voor het beekdallandschap van de Gender is vóór en dóór
Steensel. Dat betekent dat gestreefd wordt naar kleinschalige recreatie ((wandel)routes,
ommetje, natuurbeleving).
Vijf deeltrajecten
Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt voor het gehele stroomgebied van de Gender binnen de
gemeente Eersel. Hierin is de inrichting van vijf deeltrajecten uitgewerkt:
1) Brongebied: kleinschalige landschapselementen als singels en poelen op de flanken van
het beekdal begeleiden de nog smalle beek.
2) Natuurlijke bosrand: De beek slingert langs de bosrand waar een geleidelijke overgang
van gemend bos naar de beek is ontstaat.
3) Natuur & beleving: Vanuit Steensel-Noord kan de Gender worden beleefd, het water is
zichtbaar aanwezig en richting het Haoneven zijn enkele oppervlaktewateren in de vorm
van poelen gerealiseerd.
4) Agrarisch cultuurlandschap: de diep in het landschap ingesneden Gender is meer
zichtbaar in het landschap door natuurlijke akkerranden, beekbegeleidende beplanting in
de vorm van solitaire bomen, lijnvormige beplantingen en kleinschalige struwelen en op
enkele plaatsen een flauwer talud.
5) Broekbos: de beek heeft een glooiende oever in de richting van de golfbaan. Ten
noorden is een ouder broekbos aanwezig waarvan het lagere deel bij hogere
waterstanden wordt bevloeid met beekwater.
9
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Zonering gebruik
Voor alle gebieden geldt dat meerdere functies een plek hebben gekregen. Om realisatie
van de uitgangspunten mogelijk te maken zijn deze functies gezoneerd:
 Particulier gebruik: Diverse particulieren hebben eigen percelen ingebracht. Op deze
(en aangrenzende) particuliere percelen staan de bedrijfsvoering en privégebruik
centraal.
 Recreatief gebruik: Spelende kinderen en bewoners die een ommetje maken, de
Gender biedt uiteenlopende mogelijkheden. Dit recreatieve gebruik wordt gestimuleerd
aan en gestuurd naar de noordzijde van de Gender
 Natuur(beleving): De ingerichte delen met als speerpunt natuur grenzen aan de
aanwezige natuurwaarden in het gebied (bosranden, Hoaneven)
Deze functies hebben geresulteerd in de zonering van de gebruiksintensiteit, welke terug te
vinden is op de beheerkaart in bijlage 1.
2.2Toekomstvisie
De toekomstvisie geeft antwoord op de vraag wat we de komende jaren in het gebied willen
bereiken. Enerzijds willen we een ieder de mogelijkheid geven de kwaliteiten van het gebied
optimaal te benutten. Anderzijds dienen de belangen van de individuele perceeleigenaren
binnen de kaders van de Stika-regeling te worden gewaarborgd, zodat zij hun perceel naar
hun wensen kunnen gebruiken.
2.2.1 Gebruik door grondeigenaren, bewoners en recreanten
De gebruikers van het gebied hebben alle hun eigen belangen. Onderstaand is opgenomen
hoe aan deze belangen invulling gegeven wordt, waarbij de diverse belanghebbende
onderling nadrukkelijk rekening met elkaar houden.
Grondeigenaren
De belangen van grondeigenaren zijn tweeledig;
 (agrarisch) bedrijf: De gewijzigde inrichting levert een positieve bijdrage aan de
uitstraling van het bedrijf. De bedrijfsvoering mag echter geen negatieve invloed
ondervinden van de natuur en het recreatieve gebruik.
 privéperceel: de gerealiseerde natuurwaarden maken onderdeel uit van het
privéperceel. In enkele gevallen betreft het de achtertuin, daarnaast zijn het enkele in
het landschap gelegen percelen. Privacy en veiligheid dienen binnen de kaders van
Stika-regeling te worden gewaarborgd.
Bewoners / recreanten
Spelende kinderen en wandelaars zijn de belangrijkste gebruikers, waarop de inrichting van
het gebied is afgestemd. De diversiteit aan landschappelijke elementen en natuurwaarden
zijn bepalend voor de recreatieve waarde.
10
2.2.2.
Betrokkenheid bewoners en belanghebbende
Het masterplan is tot stand gekomen in overleg tussen de gemeente Eersel, particuliere
grondeigenaren en organisaties (Staatsbosbeheer, Waterschap De Dommel, Defensie).
Tevens zijn bewoners/geïnteresseerden uit de directe omgeving van het plangebied
(Dorpsraad Steensel, B-team) betrokken geweest bij de planvorming. Ook in de
onderhoudsfase staat deze betrokkenheid centraal om samen de voorgenomen
streefbeelden te realiseren. De betrokkenheid in de onderhoudsfase is tweeledig:
 Onderhoud: de perceeleigenaren zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van
hun perceel, overeenkomstig de gemaakte afspraken (o.a. Stika-regeling). Bij dit
onderhoud is ook een rol weggelegd voor de betrokkenen uit de omgeving. Met
name bij het onderhoud van de percelen die in eigendom zijn van de gemeente
vervullen zij een nadrukkelijke rol.
 Monitoring: op de eerste plaats is het nodig te beoordelen of de benodigde
maatregelen worden uitgevoerd. Ten tweede worden de effecten van de gewijzigde
inrichting en het uitgevoerde beheer op de aanwezigheid van flora en fauna en de
gewenste ontwikkeling van het gebied getoetst. Op basis van deze resultaten wordt
het beheer waar nodig bijgesteld.
2.2.3 Educatie
De groene randen van het buitengebied grenzen direct aan de dorpsrand van
Steensel. Deze kwaliteit biedt kansen voor educatie en het informeren van de recreant.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de Gender en het omliggende
landschap zijn hierin evenals natuur de dragende elementen.
Doelstelling is in het gebied (op een interactieve wijze) informatie te gaan verstrekken
over uiteenlopende elementen (bijv. vleermuiskelder, poelen). Dit verleidt de bezoekers
verder het gebied in te trekken en actief te kijken naar de aanwezige elementen. De wijze
waarop deze informatievoorziening plaats kan vinden wordt uitgewerkt in samenspraak
met studenten van de NHTV.
Verspreid door het gebied worden in overleg met betrokkenen uit het gebied bordjes
geplaatst. Hierop staan afbeeldingen van nabij het bordje groeiende planten of
foeragerende beestjes. Hiermee wordt informatie aangeboden over zaken die direct
beleefbaar zijn.
De schooljeugd wordt actief betrokken bij het gebied. Zo mogelijk worden activiteiten
opgenomen in het lesprogramma. Ook andere partijen kunnen activiteiten met een
educatieve inslag organiseren in het gebied.
11
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
2.2.4.
Natuurwaarden
Zowel de gewenste ontwikkeling van de vegetatie als de doelsoorten die door de
ontwikkeling van het gebied (waarschijnlijk) aangetrokken worden zijn bij aanvang van het
project bepaald. Door het gebruik van het gebied te zoneren, wordt aan flora en fauna de
benodigde ruimte geboden.
De ultieme streefbeelden die in het masterplan zijn opgenomen:
 Permanent watervoerende bovenloop gevoed door kwel biedt standplaats voor
verschillende soorten fonteinkruiden, sterrekroos, klimopwaterranonkel en waterviolier.
 In de lagere kommen van het beekdal ontwikkelen broekbossen zich. In de ondergroei
en op de overgang naar het omliggend gebied komen diverse kruiden van matig
voedselrijke en zure gronden tot ontwikkeling.
 Vochtige en natte (schraal)graslanden floreren weelderig in het beekdal onder invloed
van zowel beek- als opkwelend grondwater.
 Op de overgang van het beekdal naar de hogere gronden heeft zich een afwisseling
van bloemrijke graslanden, houtwallen en droge eikenberkenbossen van beperkte
omvang ontwikkeld.
Scholen
Particuliere
grondeigenaren
BTeam
en
IVN
Dorpsraad
Steensel
Naarmate het streefbeeld van het kleinschalige beekdallandschap vormt krijgt, biedt
dit steeds meer kansen voor flora en fauna. Verschillende diersoorten profiteren zoals
kamsalamanders, ijsvogel, watervleermuis, steenuil, bosbeekjuffer, beekoeverlibel, bruine
eikenpage en geelsprietdikkopje.
Gemeente
Procesbegeleider
(adviseur
natuur en
landschap)
Waterschap De Dommel
Staatsbosbeheer
Door de genomen maatregelen in fase 1 wordt hier gedeeltelijk invulling aan gegeven.
De volgende fases / aanvullende maatregelen hebben tot doel steeds dichter bij deze
uitgangssituatie te komen.
2.3Communicatie
Om de betrokkenheid te waarborgen, mensen uit te nodigen deel te nemen aan activiteiten
en te helpen bij het onderhoud is het van belang de activiteiten in het gebied regelmatig
onder de aandacht te brengen. Hiervoor zijn onderstaand diverse communicatiemiddelen
opgenomen. Daarnaast is de onderlinge communicatie tussen de betrokken partijen van
belang.
Afstemming betrokken partijen
In het kader van het beheer van het gebied rond de Gender vindt de komende jaren
communicatie plaats tussen de onderstaande partijen:
 Dorpsraad Steensel
 Particuliere beheerders
 B-team en IVN
12
 Basisschool Sint Lucij en middelbare school Rythoviuscollege
 Procesbegeleider
Dorpsraad – perceeleigenaren
De dorpsraad beoordeeld samen met de perceeleigenaren jaarlijks de uitgevoerde
onderhoudsmaatregelen. Dit gebeurt in het voorjaar, nadat alle snoeiwerkzaamheden zijn
afgerond. (nadere toelichting over monitoring in hoofdstuk 4)
Monitoringsteam (Dorpsraad – Bteam – IVN)
Gezamenlijk vullen deze partijen medio maart het monitoringsschema in (nadere
toelichting over monitoring in hoofdstuk 4). Gedurende het jaar vindt contact plaats over
de voortgang.
Monitoringsteam – basisschool Sint Lucij
Het gebied biedt uiteenlopende kansen om kinderen bij de monitoring te betrekken.
Het monitoringsteam stemt medio maart jaarlijks af op welke manier kinderen
betrokken worden. Hierbij wordt afstemming gezocht met de basisschool over de
leeftijdscategorie(en) die betrokken worden, de wijze waarop zij kunnen ondersteunen en
eventuele aanvullende educatieve ondersteuning (presentatie op school).
Procesbegeleiding (adviseur natuur en landschap)
Jaarlijks vindt eenmaal afstemming plaats tussen de coördinator van de dorpsraad, het
B-team en een externe ecoloog. De inventarisatieresultaten van de monitoring worden
nader geïnterpreteerd. Daarbij wordt beoordeeld of bijstelling van de beheermaatregelen
op bepaalde percelen nodig is. De ecoloog brengt hierbij de opgedane kennis uit de
ontwerpfase in en dient als vraagbaak. Door inbreng van de specifieke kennis van de
ecoloog kan het beheer nog beter afgestemd worden op de actuele situatie.
Publicaties
Doelstelling is ieder kwartaal een (kort) bericht te plaatsen in:
 Pierenbode / De Hint
 Website dorpsraad Steensel / gemeente Eersel
 Mailings met korte berichten.
Onderwerpen die hierin opgenomen kunnen worden:
 Resultaten monitoring (bijzondere waarnemingen, betrokkenheid schoolkinderen
 Activiteiten (snoeiochtenden iedere eerste zaterdag van de maand in de
winterperiode, natuurwerkdag)
Op de website van de gemeente Eersel worden op een aparte projectpagina
alle relevante stukken over het project gepubliceerd. Zowel de stukken over de
13
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
voorbereidings- en realisatiefase als de beheerfase zijn hier terug te vinden. Het betreft
onder andere:
 Masterplan
 Beheerplan
 Leidraad Flora- en Faunawet gemeente Eersel
 Verslagen van:
o Monitoring
o Overleggen
In deze stukjes kunnen de verschillende betrokkenen aan het woord gelaten worden. Zo
kunnen bijvoorbeeld ook de schoolkinderen een kort stukje inbrengen.
In bovenstaande paragraaf zijn diverse acties benoemd die door de diverse betrokken
partijen worden uitgevoerd. Onderstaand zijn deze acties in een tabel samengebracht.
Actie
Wie
Wanneer
Monitoring onderhoud
Dorpsraad, terreineigenaren
April / mei
publicaties
Dorpsraad, IVN / Bteam
februari, mei, september,
november
Opstartoverleg monitoring
Dorpsraad, IVN / Bteam
maart
Overleg afstemming
monitoring
Dorpsraad, IVN / Bteam en
basisschool
maart
Procesbegeleiding
Dorpsraad, IVN / Bteam en
externe ecoloog
oktober
2.4 Beheer en onderhoud
In deze paragraaf zijn de uitgangspunten voor het beheer opgenomen. In de volgende
hoofdstukken wordt dit op perceelniveau uitgewerkt.
Gefaceerd beheer
(lichtgroen wordt bij de betreffende beurt niet onderhouden)
Ongeacht de beheergroep is van belang dat:
 Gefaseerd beheer plaats vindt: om de diversiteit in het gebied te versterken is het
gewenst niet het gehele perceel in één keer te beheren, maar in een soort mozaïek. Dit
betekent dus dat een perceel maar gedeeltelijk gemaaid wordt of een houtwal voor 50%
wordt afgezet etc.
 Flora en fauna: onderhoud uitvoeren binnen de kaders van de Flora- en faunawet. De
monitoringsgegevens bieden informatie over de aanwezige soorten. De periodes van
uitvoering moeten zo veel mogelijk afgestemd zijn op de minst kwetsbare periodes voor
de betreffende soorten, terug te vinden in de gemeentelijke Leidraad Flora- en faunawet
op de gemeentelijke website.
14
Houtige vegetaties (singels, boomweides e.d.)
Onderhoud van de houtige vegetaties is eens in de drie tot vijf jaar nodig. Het betreft
uitsluitend snoeionderhoud. Bomen kunnen vrij uitgroeien. Begeleidingssnoei vindt
plaats indien onveilige situaties kunnen ontstaan langs (wandel)paden. Singels worden
periodiek gesnoeid / afgezet, waarbij overstaanders (kunnen uitgroeien tot bomen)
behouden worden.
Gras-kruidenvegetaties (bloemrijk grasland en ruigte)
Voor de ontwikkeling en instandhouding van de gras-kruidenvegetaties is maaionderhoud
nodig. Afhankelijk van de rijkdom van de bodem en het gewenste beeld wordt de
maaifrequentie bepaald.
Houtige gewassen in aanplant
Water (poelen)
Door de oevers te maaien wordt de doorstroming gegarandeerd / dichtgroeien van
de poel voorkomen. Schuilmogelijkheden voor de fauna die afhankelijk is van de
watervegetatie dient altijd gegarandeerd te worden.
Het onderhoud van de beek is niet opgenomen in dit beheerplan. Dat is de
verantwoordelijkheid van Waterschap de Dommel, conform de onderhoudsplicht vanuit
de waterwet.
Bloemrijk grasland (andere locatie)
Voorzieningen (o.a. bankjes, hekwerk, infobord)
Om de functionaliteit te waarborgen is periodiek beheer nodig. Dit betreft op de eerste
plaats het schoonmaken van de elementen. Daarnaast kan technisch onderhoud (herstel)
nodig zijn als kwaliteit voorzieningen af neemt.
Waterloop
De waterloop is in beheer bij Waterschap De Dommel. Het flauwe talud dat aan de
noordzijde van de percelen E tot en met H is gerealiseerd behoort gedeeltelijk tot de
watergang. Dit talud dient vrij gehouden te worden van houtige opslag, een gevarieerde
begroeiing van (opgaande) kruiden is de doelstelling.
Poel net aangelegd
Geplaatste bank nabij Knegselseweg
Nieuwe waterloop
15
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
3. Beheer landschappelijk groen
In het najaar van 2013 zijn in de deeltrajecten 1, 2 en 3 (zie afbeelding blz. 7) de
inrichtingswerkzaamheden uitgevoerd. In dit hoofdstuk is per perceel het uit te voeren
onderhoud beschreven. Dit onderhoud dient uitgevoerd te worden als de nazorgplicht bij de
aannemer verantwoordelijk voor de aanleg stopt.
Het onderhoud van de particuliere percelen vindt plaats binnen de kaders van de Stika
-regeling. De particulieren hebben een vergoeding ontvangen voor het bestemmen van hun
gronden als natuur (in plaats van landbouw) en de inrichting hiervan. Tevens ontvangen zij
een jaarlijkse vergoeding voor het onderhoud van
diverse elementen, vastgelegd in pakketten binnen de Stike-regeling. Aandachtspunten die
voor al het beheer binnen Stika-regeling gelden zijn:
 Chemische middelen zijn niet toegestaan, uitgezonderd de pleksgewijze bestrijding van
ongewenste soorten (bijv. Japanse duizendknoop, Amerikaanse vogelkers)
 Indien aangrenzende percelen beweid worden, dienen de elementen binnen de Stikaregeling uitgerasterd te worden, zodat schade door vraat en betreding van het element
wordt voorkomen. Het raster mag niet bevestigt zijn aan stammen van het element zelf;
 Bij versnipperen van het takhout mogen de snippers niet in het element worden
verwerkt;
Praktische uitgangspunten om invulling te geven aan de beheervisie zijn onderstaand
opgenomen:
Om de belangen van particuliere grondeigenaren te warborgen :
 Schade aan hun eigendommen wordt voorkomen. Daartoe kunnen (delen van) percelen
uit gerasterd worden.
 Honden zijn aangelijnd. Hondenbezitters worden erop gewezen dat uitwerpselen
opgeruimd moeten worden.
Om bewoners en recreanten de mogelijkheid te bieden het gebied optimaal te beleven:
 wordt een netwerk van ommetjes in stand gehouden in het gebied. Recreanten worden
door de routing gestuurd, zodat verstoring van natuurwaarden wordt beperkt.
 vindt onderhoud plaats in overleg / samenwerking met de dorpsraad. Voor de
gemeentelijke percelen is aangeven aan welke werkzaamheden bewoners een bijdrage
kunnen leveren
17
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Om de betrokkenheid van bewoners en belangstellende te versterken:
 Zijn per perceel de werkzaamheden zichtbaar gemaakt waar de bewoners bij kunnen
helpen;
 Zijn in het monitoringsplan duidelijk de benodigde acties opgenomen. Op basis van dit
monitoringsplan wordt de taakverdeling bepaald;
Om invulling te geven aan de doestellingen voor educatie:
 Krijgt de jeugd (basisschool Sint Lucij Steensel, Rythoviuscollege Eersel) een rol in het
monitoringsplan;
 Wordt bekeken in hoeverre kinderen een bijdrage kunnen leveren aan het onderhoud;
 Op plekken met een verhaal informatiebordjes plaatsen met informatie
en uitleg over het betreffende perceel / element.
 Jaarlijks activiteiten organiseren in het gebied, waarbij men
daadwerkelijk in het gebied aan de slag is. Bijvoorbeeld
tijdens een jaarlijkse natuurwerkdag, vlindertelling
of vleermuiswandeling. Om binnen de kaders van Stika-regeling
het beheer optimaal uit te voeren:
 Worden passende beheerpakketen opgesteld
voor alle percelen.
18
3.1
Perceel A Te ontwikkelen
Naam eigenaar
Beheerder
Datum inrichting
Datum ingang beheer
Oppervlakte
Stika-regeling
- n.v.t.
- n.v.t.
ja / nee
Dit perceel is in fase 1 niet uitgevoerd.
19
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
20
3.2 Perceel B Van der Linden
Naam eigenaar
Beheerder
Datum inrichting
Datum ingang beheer
Oppervlakte
Stika-regeling
Fam. Van der Linden
Fam. Van der Linden
september – december 2016
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
ja / nee
Direct grenzend aan de beek is een poel gerealiseerd, omringd door twee korte rijen
knotbomen (els). Tevens is een aanwezige singel verlengd door aanplant van een
elzensingel langs de perceelgrens in de richting van de beek. Rondom de poel is bloemrijk
grasland gerealiseerd. Voor de exacte ligging van de elementen, zie kaart bijlage 1.
maatregel
La.
pakket
breedte
(m)
lengte
(m)
oppervlak
(are)
aantal
(stuk)
amfibieënpoel
elzensingel
bloemrijke rand
knotboom
L11
L2
R1
L9
25.00
-
3.00
-
3.91
9.29
-
10
bijzonderheden
els; Alnus glutinosa
Elzensingel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De diameter van de stammen (uitgezonderd de overstaanders) is maximaal 20 cm
op 1,30 meter boven de hakhoutstoven. Per 100 meter element mogen gemiddeld
maximaal 10 overstaanders gehandhaafd worden;
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart. Bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden.
Onderhoudsmaatregelen:
 Iedere 5 jaar de hakhoutstoven afzetten;
 Takhout op rillen stapelen.
Elzensingel
21
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Knotboom
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De boom wordt periodiek geknot; knotwilgen en knotpopulieren minimaal 1 maal per 5
jaar en andere knotbomen minimaal 1 maal per 8 jaar.
Onderhoudsmaatregelen:
 Om de ontwikkeling van de boom en de knot in het bijzonder te stimuleren, adviseren wij
de bomen iedere 2 jaar te knotten (bomen om en om knotten, zodat ieder jaar 50% over
blijft staan).
 Takhout op rillen stapelen.
Door gefaseerd afzetten knotwilgen behoud men altijd nest- en schuilruimte voor vogels.
Bloemrijke rand (en aangrenzend bloemrijk grasland)
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De rand heeft een breedte van tenminste 3 en ten hoogste 6 meter en een lengte van
tenminste 25 meter
 De rand wordt maximaal 2 en minimaal 1 maal per jaar gemaaid en het maaisel wordt
binnen 15 dagen na het maaien afgevoerd; tussen 1 april en 1 juli is maaien niet
toegestaan. De periode tussen twee maaibeurten is minimaal 3 maanden;
 De rand wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De rand wordt niet beweid en bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De rand wordt niet gebruikt als pad behoudens het incidentele gebruik als
onderhoudspad voor het schouwen van de aanliggende sloot of het uitvoeren van
onderhoud aan het element zelf.
Onderhoudsmaatregelen:
 Rand 2 keer per jaar maaien, in juli en oktober. Bij beide maaibeurten 25% van de rand
niet maaien (schuillocatie / overwinteringsplek fauna);
 Overige bloemrijk grasland op vergelijkbare wijze onderhouden.
Gevarieerde begroeiing rond poel: houtige vegetatie,
overjarige kruiden en gras (riet), kruiden en gemaaide
stukken.
Amfibieënpoel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met houtige gewassen;
 De oever van de poel is begroeid met inheemse plantensoorten met een bedekking van
minimaal 75%.
 Schoningswerkzaamheden verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
Onderhoudsmaatregelen:
 Gefaseerd maaien van de oevers / schonen van de poel.
22
3.3
Perceel C Van de Broeck
Naam eigenaar
Fam. Van de Broeck
Beheerder
Fam. Van de Broeck
Datum inrichting
september – december 2013
Datum ingang beheer
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
Oppervlakte
Stika-regeling
ja / nee (specifieke afspraak met
gemeente Eersel)
Direct grenzend aan de beek ligt een kleine laagte met daarin een poel. Daarbij staan enkele
solitaire bomen (wintereik en zwarte els) en kan een klein hakhoutbosje zich spontaan
ontwikkelen. Het volwassen bos grenzend aan het perceel is door jonge aanplant op het
perceel uitgebreid. Voor de exacte ligging van de elementen, zie kaart bijlage 1.
maatregel
La.
pakket
breedte
(m)
lengte
(m)
oppervlak (are)
aantal
(stuk)
amfibieënpoel
natuuroever nat
L11
L14
-
-
8.80
3.45
-
grasland
hakhoutbosje
hakhoutsingel
L3
6
45.00
12.33
2.70
-
bloemrijke rand
landschapsboom
R1
L8A
-
-
23.81
3.45
13
als solitair
knotboom
L9
-
-
50
7
bijzonderheden
talud tussen 1:5 en 1:20
hoogteverschil ongeveer 1m
bosje bij poel
els; Alnus glutinosa
Hakhoutbosje
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Minimaal 80% van de oppervlakte van het element wordt als hakhout beheerd en
periodiek éénmaal in de 10-20 jaar- vlaksgewijs en bij voorkeur gefaseerd afgezet.
 De diameter van het hakhout (uitgezonderd de overstaanders) is maximaal 20 cm
op 1,30 meter boven de hakhoutstoof. Per are mogen maximaal 2 overstaanders
gehandhaafd worden;
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart.; bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden.
23
Takkenril
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Onderhoudsmaatregelen:
 Afzetten 50% beplanting na 10 jaar
 Afzetten overige 50% na 15-20 jaar
 Vervolgens met gelijke periodes afzetten herhalen
 Takhout op rillen stapelen
Hakhoutsingel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Tenminste 90% van de stobbes van het element wordt als hakhout beheerd en de
diameter van het hakhout (uitgezonderd de overstaanders) is maximaal 20 cm op 1,30
meter boven de hakhoutstoof;
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart.; bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden.
Takkenril
Onderhoudsmaatregelen:
 Afzetten 50% beplanting na 10 jaar
 Afzetten overige 50% na 15-20 jaar
 Vervolgens met gelijke periodes afzetten herhalen
 Takhout op rillen stapelen
Landschapsboom als solitair
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De bomen kunnen periodiek worden gesnoeid, waarbij de kroon (onderste dikke tak
tot de top) na het snoeien altijd meer dan 50% van de lengte van het takvrij stamstuk
bedraagt;
 Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15
maart..
Onderhoudsmaatregelen:
 1 keer per 5 jaar snoeionderhoud uitvoeren. Snoeionderhoud zo mogelijk beperken,
zodat bomen vrij uit kunnen groeien tot volwaardige landschappelijke bomen;
 Takhout op rillen stapelen.
Door gefaseerd afzetten knotwilgen behoud men altijd nest- en schuilruimte voor vogels.
Knotboom
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De boom wordt periodiek geknot; knotwilgen en knotpopulieren minimaal 1 maal per 5
jaar en andere knotbomen minimaal 1 maal per 8 jaar.
Onderhoudsmaatregelen:
 Om de ontwikkeling van de boom en de knot in het bijzonder adviseren wij de bomen
24
iedere 2 jaar te knotten (bomen om en om knotten, zodat ieder jaar 50% over blijft
staan).
 Takhout op rillen stapelen.
Bloemrijke rand (en aangrenzend bloemrijk grasland)
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De rand heeft een breedte van tenminste 3 en ten hoogste 6 meter en een lengte van
tenminste 25 meter
 De rand wordt maximaal 2 en minimaal 1 maal per jaar gemaaid en het maaisel wordt
binnen 15 dagen na het maaien afgevoerd; tussen 1 april en 1 juli is maaien niet
toegestaan. De periode tussen twee maaibeurten is minimaal 3 maanden;
 De rand wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De rand wordt niet beweid en bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De rand wordt niet gebruikt als pad behoudens het incidentele gebruik als
onderhoudspad voor het schouwen van de aanliggende sloot of het uitvoeren van
onderhoud aan het element zelf.
Onderhoudsmaatregelen:
 Rand 2 keer per jaar maaien, in juli en oktober. Bij beide maaibeurten 25% van de rand
niet maaien (schuillocatie / overwinteringsplek fauna);
 Overige bloemrijk grasland op vergelijkbare wijze onderhouden.
Amfibieënpoel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met houtige gewassen;
 De oever van de poel is begroeid met inheemse plantensoorten met een bedekking van
minimaal 75%.
 Schoningswerkzaamheden verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
Gevarieerde begroeiing rond poel: houtige vegetatie, overjarige kruiden
en gras (riet), kruiden en gemaaide stukken.
Onderhoudsmaatregelen:
 Gefaseerd maaien van de oevers / schonen van de poel. Jaarlijks 50% van de
oeverbegroeiing maaien
25
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Natuuroever nat grasland
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De oever wordt niet beweiden bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De oever wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De oever wordt 1 maal per jaar na 16 juni gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd.
Onderhoudsmaatregelen:
 50% van de oever maaien in juli
 50% van de oever maaien in oktober / november
Natuurlijke oever
26
3.4
Perceel D Bosperceel
Naam eigenaar Beheerder
Datum inrichting
Datum ingang beheer
Oppervlakte
Stika-regeling
Defensie
Gemeente Eersel
september – december 2013
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
ja / nee
Door het ontgraven van de toplaag is een ruime laagte ontstaan, waarin centraal een
poel ligt. Enkele bomen en een zich spontaan ontwikkelend bosje omgeven de poel. De
aangrenzende bosjes vormen de golvende rand van het perceel.
Bos en spontaan bos
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart, bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15maart plaats vinden.
Onderhoudsmaatregelen:
 Snoei randen bos 1 keer in de 10 jaar om een gevarieerde rand te behouden met een
gelaagde opbouw (mantel, kern, zoom).
Landschapsboom als solitair
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De bomen kunnen eens in de 3 tot 5 jaar worden gesnoeid, waarbij de kroon (onderste
dikke tak tot de top) na het snoeien altijd meer dan 50% van de lengte van het takvrij
stamstuk bedraagt;
 Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15
maart..
Onderhoudsmaatregelen:
 1 keer per 5 jaar snoeionderhoud uitvoeren. Snoeionderhoud zo mogelijk beperken,
zodat bomen vrij uit kunnen groeien tot volwaardige landschappelijke bomen;
 Takhout op rillen stapelen.
27
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Kruidenrijke zoom
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De rand wordt 1 maal per 2 jaar gemaaid waarbij niet meer dan de helft van de
oppervlakte wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Maaien is niet toegestaan
tussen 1 april en 1 september;
 De rand wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De rand wordt niet beweid en bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De rand wordt niet gebruikt als pad behoudens het incidentele gebruik als onderhoudspad
voor het schouwen van de aanliggende sloot of het uitvoeren van onderhoud aan het
element zelf.
Onderhoudsmaatregelen:
 1 keer per 2 jaar maaien gefaseerd maaien (ieder jaar 50% maaien)
Bloemrijk grasland
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Deel waar de toplaag ontgraven is extensief beheer. Maaisel afvoeren om verrijking te
voorkomen.
Kruidenrijke zoom
Onderhoudsmaatregelen:
 2 keer per jaar maaien, in juli en oktober. Bij beide maaibeurten 25% van de rand niet
maaien (schuillocatie / overwinteringsplek fauna).
 Beweiding is ook mogelijk om de diversiteit te vergroten.
Amfibieënpoel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met houtige gewassen;
 De oever van de poel is begroeid met inheemse plantensoorten met een bedekking van
minimaal 75%.
 Schoningswerkzaamheden verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
Onderhoudsmaatregelen:
 Gefaseerd maaien van de oevers / schonen van de poel.
 Houtige vegetatie aan zonzijde jaarlijks
Verwijderen.
Gevarieerde begroeiing rond poel: houtige vegetatie,
overjarige kruiden en gras (riet), kruiden en gemaaide
stukken.
28
3.5
Perceel E Bosrand
Naam eigenaar
Beheerder
Datum inrichting
Datum ingang beheer
Oppervlakte
Stika-regeling
Gemeente Eersel
Gemeente Eersel
september – december 2013
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
ja / nee
Dit perceel heeft een beperkte omvang. De oever van De Gender is aan de noordzijde
flauwer gemaakt.
Bos en spontaan bos
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart, bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15maart plaats vinden.
 In verband met de achterliggende snelweg is het van belang het bos voldoende dicht
te houden om overlast van licht en geluid langs de Gender te voorkomen.
Onderhoudsmaatregelen:
 Snoei randen bos 1 keer in de 5 jaar om een gevarieerde rand te behouden met een
gelaagde opbouw (mantel, kern, zoom)
Mantel, zoom vegetatie
29
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
30
3.6
Perceel F Luijten
Naam eigenaar
Beheerder
Datum inrichting
Datum ingang beheer
Oppervlakte
Stika-regeling
Fam. Luijten
Fam. Luijten
september – december 2013
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
westelijk deelgebied bos oostelijke boomweide met poel
ja / nee
ja / nee
De beek is verlegd, direct grenzend aan de bosrand en de aanwezige bomenrij. Voorbij
de weide voor de alpaca’s ligt een boomweide. Centraal in de boomweide is een poel
gesitueerd.
maatregel
La.
pakket
breedte
(m)
lengte
(m)
oppervlak (are)
aantal
(stuk)
bijzonderheden
amfibieënpoel
L11
-
-
9.25
-
vrijgekomen grond
verwerken op hoger deel
natuuroever nat
L14
-
27.38
van het perceel
talud tussen 1:5 en 1:20
-
grasland
hoogteverschil ongeveer
1m
bloemrijke rand
R1
-
-
41.64
-
hakhoutbosje
landschapsboom
L3
L8A
-
-
4.90
17.92
28
bosje in weide
Eik, Quercus robur
als solitair
(zomereik)
Westelijk deelgebied
Bos en spontaan bos
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart, bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15maart plaats vinden.
 In verband met de achterliggende snelweg is het van belang het bos voldoende dicht te
houden om overlast van licht en geluid langs de Gender te voorkomen.
31
Mantel, zoom vegetatie
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Onderhoudsmaatregelen:
 Snoei randen bos 1 keer in de 5 jaar om een gevarieerde rand te behouden met een
gelaagde opbouw (kern, mantel, zoom)
Oostelijke boomweide met amfibieënpoel
Bloemrijke rand (en aangrenzend bloemrijk grasland)
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De rand heeft een breedte van tenminste 3 en ten hoogste 6 meter en een lengte van
tenminste 25 meter
 De rand wordt maximaal 2 en minimaal 1 maal per jaar gemaaid en het maaisel wordt
binnen 15 dagen na het maaien afgevoerd; tussen 1 april en 1 juli is maaien niet
toegestaan. De periode tussen twee maaibeurten is minimaal 3 maanden;
 De rand wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De rand wordt niet beweid en bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De rand wordt niet gebruikt als pad behoudens het incidentele gebruik als onderhoudspad
voor het schouwen van de aanliggende sloot of het uitvoeren van onderhoud aan het
element zelf.
Onderhoudsmaatregelen:
 Rand 2 keer per jaar maaien, in juli en oktober. Bij beide maaibeurten 25% van de rand
niet maaien (schuillocatie / overwinteringsplek fauna);
 Overige bloemrijk grasland op vergelijkbare wijze onderhouden.
Takkenril
Hakhoutbosje
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Minimaal 80% van de oppervlakte van het element wordt als hakhout beheerd en periodiek
éénmaal in de 10-20 jaar- vlaksgewijs en bij voorkeur gefaseerd afgezet.
 De diameter van het hakhout (uitgezonderd de overstaanders) is maximaal 20 cm op 1,30
meter boven de hakhoutstoof. Per are mogen maximaal 2 overstaanders gehandhaafd
worden;
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1 november
en 15 maart.; bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode tussen 15 juli en
15 maart plaats vinden.
Onderhoudsmaatregelen:
 Afzetten 50% beplanting na 10 jaar
 Afzetten overige 50% na 15-20 jaar
 Vervolgens met gelijke periodes afzetten herhalen
 Takhout op rillen stapelen
32
Landschapsboom als solitair
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De bomen kunnen periodiek worden gesnoeid, waarbij de kroon (onderste dikke tak
tot de top) na het snoeien altijd meer dan 50% van de lengte van het takvrij stamstuk
bedraagt;
 De stammen van de bomen mogen niet of in zeer beperkte mate beschadigd worden
door vraat door vee. Jonge bomen moet beschermt zijn door een boomkorf. De
boomkorf mag niet bevestigt zijn aan stammen van het element zelf;
 Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15
maart.
Onderhoudsmaatregelen:
 1 keer per 5 jaar snoeionderhoud uitvoeren. Snoeionderhoud zo mogelijk beperken,
Gevarieerde begroeiing rond poel: houtige vegetatie,
overjarige kruiden en gras (riet), kruiden en gemaaide
stukken.
zodat bomen vrij uit kunnen groeien tot volwaardige landschappelijke bomen;
 Takhout op rillen stapelen.
Amfibieënpoel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met houtige gewassen;
 De oever van de poel is begroeid met inheemse plantensoorten met een bedekking van
minimaal 75%.
 Schoningswerkzaamheden verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
Onderhoudsmaatregelen:
 Gefaseerd maaien van de oevers / schonen van de poel.
Natuuroever nat grasland
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De oever wordt niet beweiden bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De oever wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De oever wordt 1 maal per jaar na 16 juni gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd.
Onderhoudsmaatregelen:
Natuurlijke wateroever
 50% van de oever maaien in juli
 50% van de oever maaien in oktober / november
33
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
34
3.7
Perceel G Kuipers
Naam eigenaar
Fam. Kuipers
Beheerder
Fam. Kuipers
Datum inrichting
september – december 2013
Datum ingang beheer
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
Oppervlakte
Stika-regeling
ja / nee
Het perceel bevindt zich volledig ten noorden van de beek. Het is volledig ingeplant,
waarvan een klein deel uit een boomweide bestaat. Onder de hoogspanningsleiding moet
de bosbegroeiing lager blijven.
maatregel
La.
pakket
breedte
(m)
lengte
(m)
oppervlak (are)
aantal
(stuk)
bloemrijke rand
R1
-
-
15.00
-
hakhoutbosje
L3
-
-
45.90
-
Mantel-zoomvegetatie bij
landschapsboom
L8A
-
-
12.00
12
bosrand
els; Alnus glutinosa
bijzonderheden
als solitair
Hakhoutbosje
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Minimaal 80% van de oppervlakte van het element wordt als hakhout beheerd en
periodiek éénmaal in de 10-20 jaar- vlaksgewijs en bij voorkeur gefaseerd afgezet.
 De diameter van het hakhout (uitgezonderd de overstaanders) is maximaal 20 cm
op 1,30 meter boven de hakhoutstoof. Per are mogen maximaal 2 overstaanders
gehandhaafd worden;
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart.; bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden.
Onderhoudsmaatregelen:
Afzetten 50% beplanting na 10 jaar
Afzetten overige 50% na 15-20 jaar
Vervolgens met gelijke periodes afzetten herhalen
Takhout op rillen stapelen




35
Takkenril
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Landschapsboom in bomenrij of boomgroep in grasland
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De onderbegroeiing bestaat uit grasland en het grasland mag in landbouwkundig gebruik
zijn.;
 De bomen kunnen periodiek worden gesnoeid, waarbij de kroon (onderste dikke tak tot de
top) na het snoeien altijd meer dan 50% van de lengte van het takvrij stamstuk bedraagt;
 De stammen van de bomen mogen niet of in zeer beperkte mate beschadigd worden door
vraat door vee. Jonge bomen moet beschermt zijn door een boomkorf. De boomkorf mag
niet bevestigt zijn aan stammen van het element zelf;
 Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15
maart..
Onderhoudsmaatregelen:
 1 keer per 5 jaar snoeionderhoud uitvoeren. Snoeionderhoud zo mogelijk beperken, zodat
bomen vrij uit kunnen groeien tot volwaardige landschappelijke bomen;
 Takhout op rillen stapelen.
Bloemrijke rand (en aangrenzend bloemrijk grasland)
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De rand heeft een breedte van tenminste 3 en ten hoogste 6 meter en een lengte van
tenminste 25 meter
 De rand wordt maximaal 2 en minimaal 1 maal per jaar gemaaid en het maaisel wordt
binnen 15 dagen na het maaien afgevoerd; tussen 1 april en 1 juli is maaien niet
toegestaan. De periode tussen twee maaibeurten is minimaal 3 maanden;
 De rand wordt niet bemest en er wordt geen slootveegsel en/of – bagger opgebracht;
 De rand wordt niet beweid en bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster
aanwezig dat zich op de grens van het element met het aanliggende landbouwperceel
bevindt;
 De rand wordt niet gebruikt als pad behoudens het incidentele gebruik als onderhoudspad
voor het schouwen van de aanliggende sloot of het uitvoeren van onderhoud aan het
element zelf.
Onderhoudsmaatregelen:
 Rand 2 keer per jaar maaien, in juli en oktober. Bij beide maaibeurten 25% van de rand
niet maaien (schuillocatie / overwinteringsplek fauna);
 Overige bloemrijk grasland op vergelijkbare wijze onderhouden.
36
3.8
Perceel H Dorpsrand Steensel
Naam eigenaar
Beheerder
Datum inrichting
Datum ingang beheer
Oppervlakte
Stika-regeling
Gemeente Eersel
Gemeente Eersel
september – december 2013
1 januari 2016 (voordien nazorg aannemer)
ja / nee
De Gender heeft een slingert verloop over het perceel aan de dorpsrand van Steensel.
Een doorwaadbare plaats legt een connectie met de brink van Steensel en maakt
de gerealiseerde boomgaard toegankelijk. Hierin staan diverse fruitsoorten. Nabij de
slingerende Gender liggen drie poelen. Verder is het perceel voorzien van enkele bosjes
en singels. Door het realiseren van een vleermuizenkast en het plaatsen van een
steenuilenkast krijgen fauna extra kansen.
Bos en spontaan bos
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart, bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15maart plaats vinden.
Onderhoudsmaatregelen:
 Snoei randen bos 1 keer in de 5 jaar om een gevarieerde rand te behouden met een
gelaagde opbouw (mantel, kern, zoom).
Elzensingel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De diameter van de stammen (uitgezonderd de overstaanders) is maximaal 20 cm
op 1,30 meter boven de hakhoutstoven. Per 100 meter element mogen gemiddeld
maximaal 10 overstaanders gehandhaafd worden;
 Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1
november en 15 maart. Bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode
tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden.
Elzensingel
Onderhoudsmaatregelen:
 Iedere 5 jaar de hakhoutstoven afzetten.
 Takhout op rillen stapelen.
37
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Landschapsboom in bomenrij of boomgroep in grasland
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De onderbegroeiing bestaat uit grasland en het grasland mag in landbouwkundig gebruik
zijn.;
 De bomen kunnen periodiek worden gesnoeid, waarbij de kroon (onderste dikke tak tot de
top) na het snoeien altijd meer dan 50% van de lengte van het takvrij stamstuk bedraagt;
 Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15
maart..
Onderhoudsmaatregelen:
 1 keer per 5 jaar snoeionderhoud uitvoeren. Snoeionderhoud zo mogelijk beperken, zodat
bomen vrij uit kunnen groeien tot volwaardige landschappelijke bomen;
 Takhout op rillen stapelen.
Hoogstamfruitboomgaard
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 De onderbegroeiing wordt als grasland beheerd;
 Indien het appel of peer betreft wordt de boom tenminste éénmaal per 2 jaar gesnoeid.
 Andere soorten enkel vormsnoei indien nodig;
 Schade aan stammen van bomen door vraat wordt voorkomen;
 Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15 maart
(nadat vruchten zijn geplukt.
Onderhoudsmaatregelen:
 De fruitbomen worden iedere 2 jaar gesnoeid (gefaseerde snoei is niet noodzakelijk;
 Indien men de productie van de bomen wil stimuleren is jaarlijkse snoei een pre;
 Takhout op rillen stapelen.
Bloemrijk grasland
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Deel waar de toplaag ontgraven is extensief beheer. Maaisel afvoeren om verrijking te
voorkomen.
Onderhoudsmaatregelen:
 2 keer per jaar maaien, in juli en oktober. Bij beide maaibeurten 25% van de rand niet
maaien (schuillocatie / overwinteringsplek fauna).
 Beweiding is ook mogelijk om de diversiteit te vergroten.
38
Poel
Eisen aan inrichting / onderhoud:
 Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met houtige gewassen;
 De oever van de poel is begroeid met inheemse plantensoorten met een bedekking
van minimaal 75%.
 Schoningswerkzaamheden verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
Onderhoudsmaatregelen:
Gefaseerd maaien van de oevers / schonen van de poel.
Vleermuiskelder
Onderhoud van de vleermuiskelder bestaat hoofdzakelijk uit controle. Met name in het
najaar / de winter dient regelmatig gecontroleerd te worden of de vleermuiskelder nog
volledig gesloten is. De binnenzijde van de vleermuiskelder vraagt geen onderhoud.
Gevarieerde begroeiing rond poel: houtige vegetatie,
overjarige kruiden en gras (riet), kruiden en gemaaide
stukken.
Steenuilenkast
De Steenuilenkast wordt jaarlijks geschoond.
Steenuilenkast (bron: Brabants Landschap)
39
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
4. Beheer landschappelijk groen
4.1
Uitvoering beheermaatregelen
Jaarlijks vindt een monitoring plaats van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden. Dit
betreft:
1. Een overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden
2. De invloed van de werkzaamheden op de ontwikkeling van de elementen
3. Ongewenste ontwikkelingen / gevolgen van het onderhoud
1. uitgevoerde werkzaamheden
In de beheerpaketten zijn per beheertype de onderhoudsmaatregelen inclusief frequenties
opgenomen. Jaarlijks wordt bekeken welke maatregelen zijn uitgevoerd.
2. invloed werkzaamheden
Voor ieder element wordt beknopt de ontwikkeling beschreven.
3. ongewenste neveneffecten
Door de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden, weersomstandigheden, vandalisme
e.d. kunnen zich ongewenste situaties voordoen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan insporing,
ongewenste snoeiwonden e.d. Maar ook de aanwezigheid van invasieve soorten,
stormschade of vernielingen aan de vleermuiskelder dienen opgenomen te worden.
Het formulier voor de monitoring is opgenomen in bijlage 2.
4.2
Ontwikkeling flora en fauna
Tijdens de planvorming zijn uiteenlopende biotopen in het masterplan opgenomen om de
diversiteit te stimuleren en daarmee uiteenlopende soortgroepen kansen te bieden. Om te
bekijken of zij het gebied ook daadwerkelijk weten te vinden gaan we jaarlijks monitoren.
Deze monitoring richt zich specifiek op enkele soortgroepen:
1. libellen
2. vlinders
3. amfibieën en reptielen
4. vleermuizen
5. vegetatie
41
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
1. Libellen
Doelsoorten zijn de bosbeekjuffer en de beekoeverlibel. De heringerichte Gender biedt
voor de bosbeekjuffer ruimte zich te vestigen daar waar de beek de bosrand toucheert. De
beekoeverlibel geeft de voorkeur aan begroeide oevers. Tijdens hun vliegperiode is deze
libel ook te vinden op de heidevelden en andere beschutte plekken, bijvoorbeeld omgeving
Hoaneven.
De monitoring vindt plaats in de periode juni – augustus. De looproute voert langs de
Gender en enkele poelen. Deze dient drie keer per jaar gelopen te worden, bij voorkeur in
de namiddag van een zonnige dag.
Waarnemingen worden genoteerd op het inventarisatieformulier. De volgende
waarnemingen duiden erop dat de vooraf gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd.
Bosbeekjuffer
Soort
Aantal
Locatie waarneming
Activiteit (vliegend,
voortplanting)
beekoeverlibel
bosbeekjuffer
1
1
Bosrand
Broekbos
voorbijvliegend
voortplanting
Voor nadere informatie over de monitoring van vlinders verwijzen zij naar de Handleiding
Landelijk Meetnet Libellen.
2. Vlinders
Voor het monitoren van vlinders wordt een vaste looproute door het gebied gehanteerd, die
jaarlijks in de periode half juni / augustus 3 keer wordt gelopen. Dit gebeurd het best in de
namiddag van een zonnige dag. De waargenomen vlinders worden genoteerd.
Geelsprietdikkopje
Doelsoorten die bij aanvang van het project zijn bruine eikenpage en het geelsprietdikkopje.
Op de aanwezigheid van de biotoopeisen van deze soorten en de daadwerkelijke
aanwezigheid wordt extra gelet. Tips daarvoor:
 De eikenpage vliegt in juli / augustus vaak tot laat in de avond rond de kruinen van
eiken.
 De eikenpage voedt zich vooral met honingdauw; soms met nectar van sporkehout,
boerenwormkruid, braam of distels.
 Waardsoorten van het geelsprietdikkopje zijn grassoorten die al in het voorjaar
voedzame scheuten hebben, zoals geknikte vossestaart, gestreepte witbol, gladde
witbol, timoteegras en pijpenstrootje.
 Het geelsprietdikkopje zijn vaak nectardrinkend te zien op akkerdistel, gewone
braam en gewone rolklaver.
42
Waarnemingen worden genoteerd op het inventarisatieformulier. De volgende waarnemingen
duiden erop dat de vooraf gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd.
Soort
Aantal
Locatie waarneming
Activiteit (vliegend,
voortplanting)
Eikenpage
Geelsprietdikkopje
2
2
Houtwal Kerkdijkje
Laagte poel perceel D
Vliegend rond kroon eik
Zittend op braam zoom
Voor nadere informatie over de monitoring van vlinders verwijzen zij naar de Handleiding
waarneming vlinders van de Vlinderstichting.
3. Amfibieën en reptielen
In het plangebied zijn 6 poelen aangelegd. Doelstelling is dat amfibieën en reptielen uit de
omliggende wateren (beek, vennen en poelen) zich in deze nieuwe poelen gaan vestigen.
Doelsoort is de kamsalamander, maar ook padden, kikkers en salamanders zijn uiteraard
waardevol.
Eikenpage
De monitoring vindt plaats in de periode april - mei. De looproute voert langs de Gender en
enkele poelen. Alle poelen dienen 2 keer bekeken te worden. Enkele lentedagen en een
hoge luchtvochtigheid stimuleert de amfibieën actief te worden.
Bij de monitoring kunnen kinderen nadrukkelijk betrokken worden. Met name de poel ten
zuiden van de beek, nabij de dorpsrand van Steensel, leent zich hiervoor. De kinderen
kunnen met hun schepnet helpen de beestjes te vangen en determineren (bepalen welke
soort het betreft). Gevangen beestjes worden na determinatie uiteraard teruggezet.
Waarnemingen worden genoteerd op het inventarisatieformulier, waarop naast de algemene
gegevens datum, tijdsduur en naam inspecteur de volgende gegevens worden vermeld:
Soort
Aantal
Locatie waarneming
Activiteit (kooractiviteit,
Alpenwatersalamander
Kamsalamander
1
1
Poel westelijk Kerkdijkje
Poel nabij Hoaneven
Ei afzetting
Larves in poel
voortplanting)
Voor nadere informatie over de monitoring van vlinders verwijzen zij naar de Handleiding
voor het monitoren van amfibieën.
4. Vleermuizen
Ten noorden van Steensel is een vleermuizenkelder gerealiseerd. Hierin kunnen
vleermuizen overwinteren. Om te beoordelen of vleermuizen de kelder weten te vinden, vindt
jaarlijks eenmalig een telling plaats. Dit gebeurd in de winterperiode (januari / februari). Het
43
Kamsalamander
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
betreft een eenmalig bezoek van maximaal 15 minuten. Maximaal 3 personen betreden de
vleermuiskelder, waaronder minimaal 1 vleermuiskenner.
Het is goed mogelijk dat het eerste jaar / de eerste jaren geen vleermuizen worden
aangetroffen. Desondanks dient jaarlijks gemonitoord te worden. De kans is zeer groot dat
vleermuizen de kelder uiteindelijk weten te vinden.
5. Vegetatie
Het terrein is nu kaal. De komende jaren gaat de vegetatie zich ontwikkelen, waarbij
onderscheid te maken is tussen de volgende deelgebieden:
1. Poelen;
2. Waterloop;
3. graslanden (afgegraven) laagtes
4. de bloemrijke graslanden.
Tijdens de monitoring worden de graslandtype (3 en 4) beoordeeld op:
 kensoorten: soorten die tot het streefbeeld van dit beheertype behoren
 indicatiesoorten: soorten die aantonen dat de ontwikkeling richting het gewenste
beheertype is ingezet
Aanleg vleermuiskelder
Door jaarlijks te monitoren ontstaat een beeld van de ontwikkeling van de vegetatie.
Eventueel kan bijsturing plaats vinden door het maaibeheer aan te passen om zo de
ontwikkeling van de gewenste soorten te stimuleren.
Poelen
De poelen fungeren langs de Gender als stapstenen. Ze zijn voornamelijk gelegen in de
vochtige graslanden grenzend aan de Gender. In de poelen is zowel een rijke oever- als
watervegetatie aanwezig. De oevers mogen voor 75% dichtgroeien met vegetatie hoger dan
1 meter, de poel zelf
mag maximaal voor 25% dichtgroeien. Het biedt een leefgebied voor amfibieën en diverse
insecten. Vissen zijn niet gewenst in de poelen omdat de poelen in droge perioden geen
water bevatten. De poelen hebben een variabele diepte tussen de 1,25 en 1,75 meter
beneden maaiveld.
Aanleg van poel
De poelen staan niet onder invloed van ander oppervlaktewater maar wordt gevoed door
grond- en regenwater. Hierdoor ontstaat een enigszins zwak gebufferd milieu. Omdat
de gradiënt van droog naar nat heel geleidelijk verloopt, zullen verschillende soorten
in het water en op de oever aanwezig zijn. Er zijn drijvende waterplanten aanwezig
zoals watergentiaan en drijvende fonteinkruid en half ondergedoken waterplanten zoals
klimopwaterranonkel en sterrenkroos. Onder water groeien soorten zoals vederkruid,
gekroesd fonteinkruid en waterviolier.
44
In de oeverzone op de overgang in de geleidelijke gradiënt van nat naar droog zijn weer
andere soorten aanwezig, zoals de soorten grote egelskop, liesgras en grote en kleine
lisdodde. In het water is een rijke macrofaunagemeenschap aanwezig bestaande uit
wantsen, libellen, waterkevers, vedermuggen en kokerjuffers. Boven het water foerageren
libellen zoals watersnuffel en gewone oeverlibel. De poel dient ook als leefgebied voor
amfibieën naast meer algemeen voorkomende soorten zoals groene kikker spec. en kleine
watersalamander komt de kamsalamander voor.
Voor de recreant zijn de poelen een plaats waar amfibieën en libellen van dichtbij
waargenomen kunnen worden. Door de afwijkende oever- en waterplanten vallen de poelen
extra op in het landschap. Door monitoring van de ontwikkeling voor dit streefbeeld kan
bekeken worden welke invloed grondwater en regenwater hebben op de ontwikkeling van de
vegetatie.
Waterloop
De waterloop heeft een dubbele functie. Op piekmomenten moet de waterloop in staat zijn
voldoende water af te voeren. Het merendeel van de tijd moet de waterloop het water echter
zo lang mogelijk vasthouden, zodat de aangrenzende percelen niet verdrogen.
Op de oevers van de Gender komen verschillende plantensoorten voor zoals lisdodde,
liesgras en wolfspoot. De bosbeekjuffer en vlindersoorten vinden hun habitat op de oevers en
de omliggende bloemrijke graslanden. Door de relatie tussen alle beheerelementen is er voor
de verschillende doelsoorten een compleet habitat gerealiseerd.
Aanleg van poel
Graslanden (afgegraven) laagtes
Droge en vochtige graslanden komen naast elkaar voor.
Het vochtige bloemrijke grasland loopt over vanuit de oevervegetatie. Het vochtige bloemrijke
grasland heeft in vergelijking met de andere vegetatietypen veel grassoorten. Het heeft
daardoor een grazig karakter en wordt gekenmerkt door met name het voorkomen van grote
vossenstaart en trosdravik. Door het grazige karakter is de grote pimpernel een opvallende
aanwezigheid. Het vochtige bloemrijke grasland is belangrijk voor meer watergebonden
insecten en amfibieën die langs de beek migreren en zich daar kunnen voortplanten. Voor de
recreant biedt dit vochtige bloemrijke grasland een wisselend beeld van grazige delen met
bloemen en de overgangen naar de drogere en nattere graslandtypen. Het is een grasland
dat karakteristiek is voor beekbegeleidende gronden
Aanleg van watergang
45
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Bij een goede ontwikkeling van het droge bloemrijke grasland moeten 3 van de 5 kensoorten
aanwezig zijn in bovenstaande bedekking of aantal. Op dat moment kan een extensiever
beheer worden gevoerd.
 Grote vossenstaart 10%
 Gewone smeerwortel 5 st
 Rietgras 5 st
 Grote pimpernel 10 st
 Scherpe zegge 10 st
Om inzicht te hebben in de ontwikkeling van het vegetatietype zijn onderstaande soorten
indicatief voor een goede ontwikkeling richting het gewenste natuurdoeltype:
o gewone hoornbloem;
o beemdlangbloem;
o reukgras;
o roodzwenkgras;
o ruw beemdgras;
o fioringras.
Groot streepzaad
De drogere bloemrijke graslanden ontstaan in de laagtes iets verder van de beek. De
graslanden zijn te herkennen door het veelvuldig voorkomen van glanshaver die het grasland
een typische glans geeft. Tussen dit gras staan verschillende geelbloeiende kruiden zoals
groot streepzaad en gele morgenster. Witte accenten zijn aanwezig door kruiden zoals glad
walstro. Dit type grasland kent veel verschillen in uiterlijk, deze ontstaan door plaatselijk
nattere en drogere delen. Dit wordt versterkt door het toepassen van verschillende methoden
van beheer zoals maaien en begrazen. Op percelen waar begraasd wordt, zullen meer
tredplanten en planten met een rozet voorkomen zoals witte klaver en gewoon biggenkruid.
De diversiteit van het grasland biedt een leefomgeving voor verschillende
insecten door een veelzijdigheid aan nectar- en waardplanten. In het bloemrijke grasland
kunnen ook verschillende (weide)vogels voedsel en broedgelegenheid vinden. De diversiteit
biedt voor de recreant een veelzijdig en natuurlijk beeld. Door de verschillende bloeiperioden
van kruiden is het beeld door het jaar heen ook veranderlijk. Dit maakt het voor de recreant
aantrekkelijker frequenter in het gebied te vertoeven.
Bij een goede ontwikkeling van het droge bloemrijke grasland moeten 3 van de 5 kensoorten
aanwezig zijn in bovenstaande bedekking of aantal. Op dat moment kan een extensiever
beheer worden gevoerd.
 Glanshaver 25%
 Groot streepzaad 10 st
 Glad walstro 10 st
 Gele morgenster 5 st
 Beemdkroon 5 st
46
Om inzicht te hebben in de ontwikkeling van het vegetatietype zijn onderstaande soorten
indicatief voor een goede ontwikkeling richting het gewenste natuurdoeltype:
o veldlathyrus;
o smeerwortel;
o wilde peen;
o vogelwikke;
o kleine klaver.
Bloemrijk grasland
Bloemrijk grasland komt voor op de voedselrijkere, droge delen. Doelstelling binnen dit
beheertype is het realiseren van een grote diversiteit en structuurvariatie tussen grassen
en opgaande kruiden. Het toepassen van verschillende methoden van beheer zoals
maaien en begrazen versterkt de diversiteit. Distelhaarden en braamstruwelen aan de
randen die ontstaan zijn voorbeelden van de opgaande beplantingen die voor de gewenste
structuurvariatie zorgen. Deze overgang moet dus gespaard worden tijdens het beheer.
Strak maaiwerk is daarom niet gewenst. Rafelige randen en overstaande vegetatie dragen
bij aan de gewenste diversiteit.
Beplantingen en bomen
De beplanting in dit gebied bestaat uit struweelvormige ruigtes, bomen en kleine stukjes
bos. De ruigtes zorgen voor een schuilplaats en foerageergebied voor de aanwezige fauna.
De ruigtes
hebben een maximale hoogte van 3 meter, waarin enkelstammige beplanting niet voorkomt.
In de ruigtes is op verschillende plaatsen zowel liggend als staand dood hout aanwezig.
Dit beeld vinden we ook terug in de kleine bosjes en boomgroepen. Dit bevordert
het insectenleven, wat weer als voedsel dient voor ander soorten fauna hoger in de
voedselketen.
De solitaire bomen en boomgroepen mogen vrijuit groeien. Enkel takken of gehele bomen
die een gevaar vormen of voor overlast zorgen voor de recreanten worden verwijderd.
Er wordt geen onderhoud uitgevoerd aan bomen in bosjes, enkel incidentele ingrepen
in het kader van de wettelijke zorgplicht (bijv. het verwijderen van dode takken boven
wandelpaden) worden uitgevoerd.
Monitoringsschema
De monitoring van de diverse soortgroepen wordt uitgevoerd in verschillende perioden
en door verschillende personen. Om dit duidelijk af te bakenen kan onderstaand
monitoringsschema worden ingevuld. De organisatie is nu indicatief ingevuld. De betreffende
organisatie heeft de initiatiefrol. Andere partijen kunnen zich hierbij aansluiten. Coördinatie
ligt bij de dorpsraad.
47
Wilde peen
Vogelwikke
Doelsoort
Activiteit
Periode
Organisatie
Libellen
Looproute 1ste
keer
Week 24-27
B-team
Libellen
Looproute 2de
keer
Week 28-31
B-team
Libellen
Looproute 3de
keer
Week 32-35
B-team
Vlinders
Looproute 1ste
keer
Week 24-27
B-team,
schoolkinderen
Vlinders
Looproute 2de
keer
Week 28-31
B-team
Vlinders
Looproute 3de
keer
Week 32-35
B-team
Amfibieën en
reptielen
Bemonstering
poelen
Mei - augustus
Dorpsraad,
schoolkinderen
Vleermuiskelder
Eenmalig
bezoek kelder
Januari /
februari
Dorpsraad,
onder
begeleiding van
vleermuiskenner
Mei, juni,
september
B-team
Flora
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
Overige
Contact-
organisaties
persoon
Bijlagen
49
1. BEHEERKAART
2. MONITORINGSFORMULIER ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L
1beheerkaart
7
A6
Legenda
7
heide
9
14
13 15
17 21
37
41
19
25
23
school
2
4
1
5
29 27 25A
2
4
10
M
ole
15
np
ad
14
6
15 19 23
9 11
15
17
33B
2
26
28
30
16
17
35
4 2
8 6
0
12 1
3
4
5
16 1
7
9
20
13
2
2
24
25 23 21
19
9
1
Doo 1 13
rnb
och
t
7
18
grasland
0
81
16
5
4 6
bos
15
Hees
42
akkerland
3
31 33
9 11
34
open water
3
fase 1
Code
4-2-2014
Datum
opstellen beheertekening
Wijziging
32
46
bos
48
es
He
d
Gen
1
62
onderwerp
projectnummer
bladnummer
bos
56
Gemeente Eersel
Beheerplan De Gender
Beheerkaart percelen A tot en met H
223256
1
schaal
1 : 1.700
datum
05 februari 2014
formaat
A0
BTL Advies B.V.
Parklaan 1
Postbus 385
5060 AJ Oisterwijk
T: 013 - 52 99 555
F: 013 - 52 99 550
E: [email protected]
www.btladvies.nl
52
s
ee
H
s
Hee
project
60
A
22
A
60
eg
erw
24A
58
24
54
AH
Gec.
eg
rw
bos
opdrachtgever
es
He
BG
Get.
de
30
Voorde
n
Ge
Hees
Onderhoudspad
1
42
86 4
2
40 38 36 34 3
Struweel met ruigte
11
28
Bos en spontaan bos
(boom)kwekerij
44
1 35 7
13
17 15
17
13
5
14
23 19
14
10
7A
7
68
17
24
de
9
19
36
n
Ge
4
2
42
40
12
eg
rw
18 14 8
22
21
23
14
8
en
v
ho
39
6
d
Ein
A
16
45
3
91
.
.
..
55
5
2
.
2.
2 .
2
.
2
.
50
61
63
35
13
B
g
we
se
20 18
28 26
34 32
Flauwe oever en laagte (noord talud Gender)
bebouwd gebied
23 25
17 19
5
29 2
25
2 40
46 4
38
32 36
26
20 24
13 15
57 9 11
1 1A 3
56
34
33
1
3
Bloemrijke rand / Bloemrijk grasland
43A
7A
1A
54 t
a
60
tra
62 vers
We
2
22
2
21
A
2
bos
222
22
22
.
.
6
8
Bloemrijke rand
37
57
4
4
C
2
..
20
15
18
eg A
16
1
w
14
se 9 1
en
v
2
7
1 dho
Ein
3C
3D
12 16
Bloemrijke grasland
Vleermuiskelder
13
19
1
2
bos
..
1
15
19
Amfibieënpoel
1A
3
we
67
ks
gA
Rij
we
ks
Rij
7
21
8
9
25
23
14
12
..
.
67
gA
6
4
A
24
extensief gebruik
78
2
24
22
26
perceelscheidingen
39 43
27
68
2
24 2
35
werkgrens
78
74
6A
50A 2 54 5
0 5
48 5
44
1
D
23
31
routing
Elzensingel
24
..
12
10
27
1
bos
14
42
3
len
30
86 42
86
bos
9
9A
3
pe
Kop
len
10
we
ks
Rij
e
pp
Ko
raster
Hakhoutbosje
40
38
eg
34
A
ew
s
35
en 35
ov
32
dh 33
Ein
9
we
ks
Rij
67
gA
18
67
gA
poort
48
5
11
1
3
picknickset
$
..
.k.'
.
42
2
12
16
23
21
19
29
15
6
11
7
97
28
1
2
8 2
26
14 1
27
22
68
3
6
4
2
2
1
19
12
8
13
2 46
11
Infobord
D
54
27
10
3
72
r
D
grenspaal
k
D
.
1
3
5
jkje
Kerkdi
E
..
.
$... ..
..
.
...
..
... .
. $ .. ..
..
........
.
Landschapsboom
'
58
F
.
.
..
. .
Knotboom
$
17 15
Gende
D
..
H
2
.
19
2
.
6
64
68
we
ks
Rij
bos
..
.
67
gA
.
51 45 41
bos
4
..
.
.
.
.D
.
.
..
..
.. .
.. .
... .
.. .
. .. 5 . .
.F. . . .
..
.
.
...
.
.
....
.
..
..
G
$
33 31
k
Rij
.
. ..
kapel
35
67
gA
7
we
ks
A6
Rij
eg
w
ks
Rij
6 A67
eg
sw
bos
g
we
ks
Rij
Kerkdijkje
5
4
1
7
A6
37
g
we
ks
Rij
es
He
50
2
MONITORINGSFORMULIER ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Monitoringsformulier onderhoud
Datum:
Inspecteur:
Perceel:
Aanwezige eigenaar
Uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
Ontwikkeling per element
Afwijkingen / bijzonderheden
51
M A S T E R P L A N
D E
G E N D E R
-
G E M E E N T E
E E R S E L