Thematische wetsevaluatie gedwongen zorg: onderzoeksrapport aangeboden aan Tweede Kamer. 1. Inleiding De ministeries van VWS en VenJ hebben aan ZonMw verzocht zorg te dragen voor een “thematische wetsevaluatie gedwongen zorg”. Achtergrond van dit verzoek was dat vanuit verschillende hoeken is aangedrongen op vergelijking en indien mogelijk harmonisatie van de rechtspositie bij gedwongen zorg; onder de huidige en voorgenomen wetgeving hebben zowel jeugdigen als volwassenen verschillende rechtsposities terwijl de problematiek vaak vergelijkbaar is. Eind oktober 2014 is het onderzoeksrapport, opgesteld door een consortium van UvA, EUR en Pro Facto (en met als primaire penvoerder Johan Legemaate), openbaar geworden. Het rapport bevat belangrijke aanbevelingen en de verwachting is dat deze met name ook een rol gaan spelen bij de parlementaire gedachtewisseling over de beoogde opvolgsters van de Wet Bopz: de Wet verplichte ggz en de Wet zorg en dwang. 2. Reikwijdte en aard van het onderzoek De evaluatie bestrijkt de sectoren psychiatrie, psychogeriatrie, verstandelijk gehandicaptenzorg, forensische zorg en gesloten jeugdhulp. Het rapport biedt analyses van de Wet Bopz, het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), het wetsvoorstel Zorg en Dwang (WZD), de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden (Bvt), het wetsvoorstel forensische zorg (Wfz), de Jeugdwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Er is aandacht voor internationaalrechtelijke normen en er is empirisch onderzoek gedaan naar effecten van geldende wetgeving. 3. Algemeen beeld: onwenselijke verschillen en moeilijke harmonisatieopdracht Uit de analyses komen tal van verschillen in rechtspositie naar voren. Er zijn verschillen in uitgangspunten en concepten van rechtsbescherming tussen de bestaande wettelijke regelingen en die verschillen nemen schijnbaar alleen maar toe, mede door verschillen tussen de Wvggz en WZD. De verschillen zijn ten dele verklaarbaar en te rechtvaardigen. De onderzoekers geven aan dat een vervolgstap naar harmonisatie van wetgeving geen eenvoudige operatie is. De moeilijkheid ervan vloeit voort uit wezenlijke verschillen tussen de betreffende sectoren en doordat harmoniseren niet tot uitgangspunt van wetgeving en wetgevingsregie is genomen. 4. Vele aanbevelingen over een divers aantal onderwerpen Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn 62 aanbevelingen geformuleerd. De aanbevelingen hebben betrekking op zowel de onderscheiden sectoren als op specifieke thema’s die binnen alle sectoren aan de orde zijn. Specifieke thema’s zijn onder meer bijzondere interventies als dwangbehandeling, fixatie, afzondering/separatie, urinecontrole, onderzoek in het lichaam, cameraobservatie en beperking van briefverkeer. Specifieke thema’s zijn ook rechtsbescherming in het kader van rechterlijke besluitvorming, klachtrecht en (intern en extern) toezicht. Diverse aanbevelingen betreffen het vertrouwenswerk. 5. Aanbeveling 1: hanteer één wet voor ggz én pg/vg … De allereerste aanbeveling heeft wellicht aanmerkelijke impact op de voortgang van de huidige wetstrajecten Wvggz en WZD. Aanbeveling 1 luidt: “Het verdient vanuit een oogpunt van overzichtelijkheid, toegankelijkheid en consistentie van wetgeving de voorkeur één wettelijke regeling te hanteren voor zowel de GGZ- als de PG/VGsector, binnen welke regeling enige differentiatie tussen sectoren mogelijk is”. Dat is een opmerkelijke aanbeveling in een fase waarin er al één zo’n wet is (de huidige Wet Bopz), maar het voornemen bestaat om daarvoor in de plaats juist twee afzonderlijke wetten te ontwikkelen. De aanbeveling heeft overigens mede van doen met forse kritiek op met name het huidige wetsontwerp WZD; een groot aantal vervolgaanbevelingen betreft aanpassingsvoorstellen voor juist die WZD. 6. Consequentie van aanbeveling 1 De onderzoekers zijn zich bewust van bovengenoemde mogelijke impact van die eerste aanbeveling. Ze bieden met het oog daarop enkele praktische varianten. “Gelet op de huidige stand van de parlementaire behandeling van de Wvggz en de WZD komt de vraag op hoe aanbeveling 1 het beste kan worden gerealiseerd. Dit is mogelijk door de WZD in te trekken en de Wvggz aan te passen op de wijze zoals hiervoor genoemd, maar ook door beide wetten enige jaren naast elkaar te laten functioneren, en deze vervolgens te integreren. Denkbaar is ook dat de Wvggz voor de psychiatrie alvast in werking treedt, en dat voor de PG/VG de Wet Bopz blijft gelden tot het moment waarop de Wvggz is aangepast zoals in aanbeveling 1 wordt bepleit. Aldus kan voorkomen worden dat invoering van de Wvggz voor de psychiatrie onnodig wordt vertraagd. Dit onderzoek levert geen dwingende argumenten op voor een van de genoemde opties: die keuze moet worden gemaakt door de regering en het parlement. Wordt gekozen voor de optie om de Wvggz en de WZD enige tijd naast elkaar te laten functioneren, dan is een betere afstemming tussen beide wetsvoorstellen zeer gewenst”. Het is afwachten hoe kabinet en parlement met deze handreiking om gaan. 7. Aanbevelingen aangaande de Wvggz De Wvggz komt er in vergelijking met de WZD beduidend beter vanaf, maar ook voor dit wetsvoorstel worden er diverse verbetervoorstellen gedaan. Meerdere van die voorstellen corresponderen met de reacties die de Stichting PVP eerder kenbaar heeft gemaakt. Genoemd kunnen worden aanbeveling 6 over een betere verankering van de onafhankelijkheid van de geneesheer-directeur, aanbeveling 10 over het respecteren van wilsbekwaam verzet in geval enkel schade voor de patiënt zelf dreigt, en aanbeveling 61 over het aanscherpen van de wettelijke inspectietaak. Andere aanbevelingen hebben van doen met een vergelijking van de waarborgen in de Wvggz met waarborgen in wetgeving in strafrechtelijke sfeer. Zo luidt aanbeveling 40: “Pas de Wvggz zodanig aan, dat de rechtswaarborgen met betrekking tot besluitvorming over langerdurende gedwongen zorg worden uitgebreid (onder meer waar het gaat om de frequentie van rechterlijke herbeoordeling en om de mate van onafhankelijke informatie over de noodzaak van continuering van gedwongen zorg)”. Inspiratiebron voor deze aanbeveling is de regeling van de tbs, waarbij na zes jaar een extra toetsing wordt ingezet, waarbij twee gedragsdeskundigen van buiten de instelling naar de noodzaak van verlenging kijken. Ook aanbeveling 9 waarin wordt opgeroepen de in de Wvggz genoemde vormen van verplichte zorg nauwkeuriger te omschrijven, is ontleend aan de justitiële wetgeving, evenals aanbeveling 50 waarin een regeling wordt bepleit die urinecontrole normeert en aanbeveling 52 die dat doet voor cameraobservatie. 8. Aanbevelingen aangaande het vertrouwenswerk Een algemeen advies over harmonisatie van vertrouwenswerk is te vinden in aanbeveling 59: “Formuleer de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersonen zoals geregeld in de Wvggz, de WZD en de Jeugdwet zoveel mogelijk op een gelijkluidende manier. Besteed daarbij aandacht aan belangentegenstellingen die kunnen ontstaan als een vertrouwenspersoon niet alleen ondersteuning geeft aan de jeugdige/cliënt, maar ook aan diens (pleeg)ouders/vertegenwoordiger”. Die mogelijke belangentegenstellingen zijn aan de orde in de WZD en de Jeugdwet - de Wvggz positioneert naast de pvp een separate fvp. Opmerkelijk is aanbeveling 57 om een pvp te introduceren in de justitiële tbs-sector en in de justitiële jeugdinrichtingen: “Pas de Bvt en de Bjj zodanig aan, dat verpleegden op grond van deze wet de hulp en bijstand kunnen inroepen van een onafhankelijke patiëntenvertrouwenspersoon”. Als onderbouwing wordt aangegeven dat de forensische sector zijn voordeel zou kunnen doen met het beproefde pvp-model: “Sterk in het GGZ-model is de oriëntatie van de vertrouwenspersoon op de positie en de opvattingen van de cliënt. Dat is een vorm van ‘partisan advocacy’ die zijn waarde in deze sector zonder meer bewezen heeft. Dat model zal naar verwachting ook in de forensische sector een belangrijke rechtsbeschermende betekenis hebben bij het vormgeven van de rechtspositie inzake het inrichten van forensische zorg”. Opmerkelijk is zeker ook aanbeveling 44: “Neem in de Wvggz en de Jeugdwet de bepaling op dat dwangbehandelingen worden gemeld aan de (patiënten)vertrouwenspersoon en dat deze zo spoedig mogelijk betrokkene bezoekt”. Wat dit betreft worden juist de justitiële beginselenwetten als voorbeeld voor de ggz-sector genomen: “de justitiële beginselenwetten [bevatten] belangrijke procedurele bepalingen, zoals het ongevraagde bezoek van de maandcommissaris aan een persoon die onder dwang wordt behandeld. Dit biedt betere mogelijkheden voor de rechtsbescherming van betrokkene dan de enkele informatieplicht zoals deze is geregeld in art. 40a Bopz en art. 8:13 lid 3 Wvggz”. Aangegeven wordt overigens dat de realisatie van deze aanbeveling om de pvp “een minder lijdelijke rol te geven” in de praktijk niet altijd eenvoudig zal zijn, niet alleen omdat de Wvggz ook voorziet in dwang in een ambulante setting, maar ook omdat dwangbehandeling in die wet geen zelfstandige vorm van verplichte zorg is. “Dat vraagt om een goede afbakening van situaties waarin wel en niet een meldplicht richting (patiënten)vertrouwenspersoon geldt”, aldus de onderzoekers. 9. Aanbevelingen aangaande de forensische zorg Diverse aanbevelingen betreffen de relatie tussen de reguliere ggz en de forensische zorg. Geconstateerd wordt in algemene zin dat a) in het gevangeniswezen de kwaliteit van zorg en behandeling nog erg beknot wordt door detentiecultuur, b) in de tbs door de toegenomen nadruk op beveiliging de mogelijkheid tot voortgang in behandeling en verloftrajecten te kort schiet, en c) dat de (forensische) GGZ qua beveiliging nog te weinig berekend lijkt op de verwachte instroom vanuit het strafrecht. Mede met het oog op dat laatste wordt als aanbeveling 16 meegeven om “te overwegen om in aangewezen gevallen mogelijk te maken de plaatsing op basis van de Wvggz in een FPC, inclusief gelding van de interne rechtspositie van de Bvt, in de zorgmachtiging op te nemen”. Een alleszins opmerkelijke aanbeveling die als het ware een brug slaat van de reguliere ggz naar de tbs-verpleging en die maar moeizaam aansluit bij de systematiek van de Wvggz. Ton-Peter Widdershoven
© Copyright 2024 ExpyDoc