Inkijken - 258 kb

DE MAN DIE
DE WERELD
IN BRAND
MOEST STEKEN
Sarajevo, 28 juni 1914
HILDE EYNIKEL
De man die de wereld binnen.indd 3
3/07/14 14:59
Eynikel, Hilde
De man die de wereld in brand moest steken. Sarajevo, 28 juni 1914
© 2014, Hilde Eynikel en Davidsfonds Uitgeverij nv
Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven
www.davidsfonds.be
www.twitter.com/davidsfonds
www.facebook.com/davidsfondsuitgeverij
Vormgeving binnenwerk: Sin Aerts
Omslagontwerp: Davidsfonds Uitgeverij
D/2014/0240/21
ISBN 978-90-5908-545-9
NUR 681, 689
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand
en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere
manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
4
De man die de wereld binnen.indd 4
3/07/14 14:59
INHOUD
Inleiding6
Een voorbeeldige jeugd
6
Studentenjaren6
De Servische militaire samenzweerders
6
De Bosnische ondergrondse genootschappen
6
De georganiseerde ondergrond
6
De zelfmoordterrorist
6
Radicalisering6
Gezocht: wapens en terroristen
6
De aanslag
6
De overlevenden
6
De bibliografie en verantwoording van dit boek vind je terug op ****www…….
be***
5
De man die de wereld binnen.indd 5
3/07/14 14:59
6
De man die de wereld binnen.indd 6
3/07/14 14:59
Inleiding
Vanaf half oktober tot eind december 1972 dronk ik in het Nationaal Museum van
Sarajevo in het vroegere Joegoslavië eens per week thee met Cvjetko Popović. Hij
was een van de zeven terroristen die klaarstonden langs het parcours dat de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn echtgenote Sophie op 28
juni 1914 zouden afleggen. Hun opdracht was de toekomstige keizer te vermoorden.
Onze gesprekken vonden plaats in zijn kantoor in het museum of ergens in een
van de zalen van het etnologische paviljoen. Na de aanslag werd de would-be terrorist tot dertien jaar opsluiting onder het strengste regime veroordeeld. Hij heeft
er vier en half jaar van uitgezeten. Op 11 november 1914 werd hij gefotografeerd in
plunje en met kaalgeschoren hoofd in de gevangenis van Zenica, een 70 kilometer
ten noorden van Sarajevo. Zijn nummer was 2265. Zijn ogen stonden wat vreemd,
maar dat is begrijpelijk. Hij werd zeker niet met fluwelen handschoenen aangepakt.
Na zijn vrijlating heeft hij eerst zijn studies voor leraar afgewerkt en daarna heeft hij
in diverse scholen verspreid over Bosnië les gegeven. Hij is getrouwd met Jelena,
een turnlerares, en is vader geworden van drie dochters en een zoon. Na de Tweede
Wereldoorlog werd hij tot curator van het Nationaal Museum in Sarajevo benoemd
en na zijn pensionering bleef hij aan als erecurator van de etnologische afdeling.
Toen ik bij Cvjetko Popović op de thee ging, was hij midden zeventig en ik was
er 23. Hij gedroeg zich tegenover mij als een belerende en betuttelende oude man,
maar meer nog bleef hij de terrorist, die geen grein spijt over zijn daden had. ‘Wat
goed voor Servië is, is goed’, was de slagzin die hij regelmatig herhaalde. Hij zou
de aanslag zo meteen overdoen. Maar hij had er de leeftijd niet meer voor. Erg vond
hij dat niet want zijn droom, een verenigd Joegoslavië, was al meer dan een halve
eeuw verwezenlijkt.
Ik neem aan dat ik voor hem een verwend westers wicht was, dat een jaar in
Sarajevo kwam studeren en dan naar het knusse Belgische nest zou terugkeren.
Hij wilde mij zijn land en cultuur op hun eigen specifieke waarde leren inschatten
en ik, ik stond voor een levensechte terrorist, die de Eerste Wereldoorlog niet had
veroorzaakt, maar wel een van de kerels was die de aanleiding hadden gecreëerd
voor het geweld dat zou losbarsten.
Beiden hadden we een missie en meestal bracht ons dat regelrecht tegenover
elkaar. Maar we bleven wel altijd formeel en beleefd, al waren we heel verschil7
De man die de wereld binnen.indd 7
3/07/14 14:59
lend. Hij met zijn communistische partijkaart scheen mij een extreme nationalist,
en ik die me nauwelijks met politiek inliet, kreeg door hem etiketten opgekleefd
van bourgeois over pro-Amerikaans, want mijn beste vrienden in Sarajevo waren
Amerikaanse gaststudenten, tot imperialist.
Popović en ik waren niet voor elkaar gemaakt en het leeftijdsverschil had daar
niets mee te maken (zien?). Maar ik geef toe, ik was geïntrigeerd door de man, die
lang geleden had klaargestaan om op ijskoude manier een politieke moord te plegen. Hij was toen vijf jaar jonger dan ik die herfst van 1972 was. Hij bood zich aan
als vrijwilliger voor de terreurdaad toen hij nog maar een zich volwassen wanende
puber van 18 jaar was. De prijs die hij heeft moeten betalen was hoog, want hij heeft
vier en half jaar onder het strengste regime in Oostenrijkse bajessen gezeten. Dat
moet vreselijk geweest zijn, maar hij heeft me nooit een teken gegeven dat hij een
grein spijt heeft gehad over zijn medewerking aan een dubbele politieke moord,
die niet de oorzaak maar wel de aanleiding was tot een ongemeen bloedige en
helse wereldoorlog. Hij ging er zelfs prat op. Dat intrigeerde me. Tenslotte was ik
de dochter van een man die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Duitse kamp
Colditz had gezeten. Alleen heeft mijn vader daar nooit een woord over gerept.
Na zijn dood heeft mijn moeder me zijn brieven toevertrouwd en zij vertelde me
vooral hoe mijn vader na zijn gevangenschap als een haast vreemde man terug was
gekeerd. Een man die haar o zo nodig had.
Popović was trots op zijn verleden en dat viel mij het meeste op. Natuurlijk
hoorde hij tot de winnende partij en heeft hij voor zijn terreurdaad vierenhalf jaar
beroerdigheid gekregen. Ik heb hem ooit gevraagd of hij nu meer of minder ellende
had gekend dan de twee broers over wie hij net gesproken had. De ene had de
frontoorlog overleefd, de andere was gesneuveld.
Die dag eindigde ons gesprek abrupt. Eigenlijk was ik opgelucht om afscheid te
kunnen nemen. Vreemd genoeg begon het volgende gesprek of er geen vuiltje aan
de lucht was. Zo zie je maar.
Hij was niet groot voor een man en scheen me mager. Zijn pak slobberde wat.
Ik vermoed dat hij de maanden voor onze kennismaking vermagerd was, maar de
broek had nog een rechte plooi vooraan en zijn hemden waren net gestreken. Hij
droeg altijd een das, wat een erecurator toen ook hoorde te doen. Zijn truitje onder
het pak was onopvallend saai. Hij kamde zijn dunnende haren achteruit en hield ze
glad met een kwak pommade. Dat was een slecht plan, want zo zag je iets te veel
huid. Hij droeg een bril met hoornen montuur en dikke glazen. Hij had donker
bruine ogen, denk ik toch.
Maar als hij op dreef kwam, vlamden die ogen en zijn lichaamstaal sprak nog
luider dan zijn woorden. Ik zag haat, teleurstelling, woede en heel veel nationalisme in hem. Ergens zocht hij mijn goedkeuring en dat vond ik bevreemdend, want
wie was ik. Een licentiate geschiedenis die werkte aan een tweede diploma in de
8
De man die de wereld binnen.indd 8
3/07/14 14:59
Slavische filologie. Voor hem was ik vooral een verwende westerse, die alles had!
Ik heb ook nooit begrepen waarom hij mij wou overtuigen van zijn gelijk wat de
aanslag betrof, tenzij ik nog de enige was die een tweetal maanden lang thee met
hem wilde drinken, en dat maar een keer per week.
En wat mijn vragen betreft, zo goed waren die ook niet. Ik viel gewild regelmatig
in herhaling. Mijn hoofdvraag was: ‘Was het het waard om die aanslag te plegen?
U hebt er toch vier en half jaar voor in de bajes gezeten? Dat was vast geen pretje!’
‘Wat goed is voor Servië is goed’, was steevast zijn antwoord en ik had telkens
een déjà vu, want hij zei het als een automaat.
‘Bedoelt u niet Joegoslavië?’ vroeg ik dan, want in 1972 was Servië een van de
zes deelstaten van de toenmalige Zuid-Slavische staat.
‘To je isto!’ zei hij kortweg in het Servisch. ‘Dat is hetzelfde.’
Voor hem was Servië nog altijd het hart, de bakermat van alle Zuid-Slavische
volkeren. Zijn jeugdideaal.
Ik wist toen al dat de Kroaten, de Slovenen, de Dalmatiërs, de Montenegrijnen
en waarschijnlijk ook de Macedoniërs en zeker de Kosovaren daar anders over
dachten. Verschillende niet-Servische Bosniërs hadden tegen mij al gefluisterd over
hun droom en ambitie. Kort samengevat was dat de dag waarop ze bevrijd zouden
zijn van het Servische juk. Een islamitische kerel had me een wapenopslagplaats in
een moskee getoond. Hij stond er alvast klaar voor.
Maar dat vertelde ik Cvjetko Popović uiteraard niet. Joegoslavië was een politiestaat en zwijgen was er het duurste goud. Waarschijnlijk wist Popović ook dat de
staat die maarschalk Josip Broz Tito had gecreëerd na de Tweede Wereldoorlog, naar
dictatuur rook en dat vele mensen ongeduldig Tito’s dood aan het afwachten waren,
want dat zou bevrijding kunnen brengen. En zo is het ook gebeurd. Tito is zeven jaar
later in mei 1980, op de gezegende leeftijd van 88 jaar gestorven. De daaropvolgende
jaren vervielen de zes repulieken, die toen nog deel uitmaakten van de Socialistische
Federale Republiek van Joegoslavië, van de ene politieke crisis in de andere.
Het gehakketak tussen de zes lidstaten van het toenmalige Joegoslavië leidde
noodzakelijkerwijze tot een breuk. Slovenië, Kroatië en Macedonië scheurden zich
af en werden onafhankelijke staten, wat ze ook nu nog zijn. Bosnië-Herzegovina
kon zich pas in 1992 losrukken. Die eenzijdige onafhankelijksverklaring resulteerde
in een bloedige burgeroorlog die die provincie met als hoofdstad Sarajevo tot 1995
heeft verscheurd. Ik heb toen het ondenkbare geweld en menselijke lijden gezien,
toen ik met het Internationale Comité van het Rode Kruis een deel van Bosnië, maar
ook Servië heb bezocht.
Twaalf jaar eerder, in 1973, wilde ik ook al het Joegoslavische marasme begrijpen
en trachtte daarom de conversatie gaande te houden met de man met dat loodzware
geschiedkundige verleden. Op cruciale momenten liet ik hem gewoon doorvertellen.
Zijn statements klonken meestal heldhaftig en uitdagend. Ze klonken zoiets als:
9
De man die de wereld binnen.indd 9
3/07/14 14:59
Op Vidovdan, onze nationale feestdag, gedenken we ons verzet tegen legers die ons
willen onderwerpen. Begrijp goed! Dit moet je onthouden! Franz Ferdinand koos
uitgerekend die dag voor zijn bezoek. Hij had een dag eerder of een dag later kunnen komen, maar hij koos Vidovdan! Hij, de troonopvolger, heeft ons geprovoceerd.
Met praal en pracht reed hij door de stad, terwijl in de orthodoxe kathedraal een
gedenkdienst voor Vidovdan gehouden werd. We konden dat niet zomaar voorbij
laten gaan. We moesten wel toeslaan. Het was zijn eigen schuld.
Daarop viel er een van die vervelende stiltes.
Die kwamen vaker voor.
En ik, ik durfde hem niet te zeggen dat ik geen idee had wat Vidovdan wel betekende. Dat ben ik pas later te weten gekomen. Maar toen betekende de feestdag
van de Heilige Vitus, die op 28 juni gevierd werd, voor mij alleen maar de dag van
de aanslag op aartshertog Franz-Ferdinand, de troonsopvolger van het OostenrijksHongaarse rijk.
Popović haalde diep adem en ging plots heel rustig verder. Hij vertelde dat enkele dagen voor Vidovdan zijn twee kamergenoten al op zomerverlof uit Sarajevo
waren vertrokken. Hij had de kamer voor zichzelf en dat was goed, want zo kon
hij zich rustig op de aanslag voorbereiden. Hij noemde zich bereid om te sterven.
Hij had die middag een bom en een revolver gekregen en had die toen alleen op
zijn kamer nauwkeurig bestudeerd. Alles was klaar voor de belangrijke dag. Hij
hoefde niets anders te doen. Beide wapens waren al schiet- of ontplofklaar. Vijf
kogels zaten in de kamer. De zesde was bij de oefening eerder op de dag in een tunnel afgeschoten. Het pistool was van Belgische makelij. Maar daarover later meer.
Ik vroeg wie die organisatoren waren, maar dat, aldus Popović, kwam niet te
pas. Hij wilde er toen niet over praten. Mogelijk wist hij het niet, mogelijk schaamde
hij er zich over, mogelijk wist hij het toch, maar wilde hij de mythe van de zeven onschuldige jonge mannen, die een troonopvolger gingen vermoorden, in ere houden.
Hij keek me aan en klonk plots trots. ‘Dit was mijn laatste avond’, zei hij duidelijk articulerend. ‘De volgende dag zou ik als een held sterven.’
Hij had cyaankali gekregen en hij zou eerst de troonopvolger doden en dan zichzelf, want dat is wat martelaren nu eenmaal doen.
Het was niet het plan om de vrouw van de troonopvolger te doden. Zij had, wat
hem betrof, mogen blijven leven.
Het had de dagen voor Vidovdan fel geregend, maar op 28 juni scheen de zon. Het
beloofde een bloedhete dag te worden.
Cvjetko wilde zich met zorg kleden, want dit zou de belangrijkste, de allerbelangrijkste dag worden, zijn allerlaatste dag. Die dag wilde hij zijn leven voor Servië geven. Hij stak de revolver in de rechterzak van zijn vestje en de bom in de
10
De man die de wereld binnen.indd 10
3/07/14 14:59
linkerzak. Maar de tuigen tekenden zich duidelijk af in zijn kleding.
Popović zag maar een enkele oplossing. Hij moest of zijn overjas over zijn jasje
aantrekken of zijn pelerine, zijn kapjas, aandoen. Geen van beide scheen hem een
goed idee, want de dag beloofde bloedheet te worden. Uiteindelijk koos hij voor
de pelerine. Dat zei hij toch tegen mij, maar tien jaar tevoren had hij in zijn boek
geschreven dat hij de overjas koos. Geen belang.
Ik heb hem toen wel onderbroken om te zeggen dat een pelerine eigenlijk een
bedevaardersjas is. Hij vond het een mooi beeld. Zijn deelname aan de aanslag was
inderdaad een vorm van pelgrimstocht. Ja, hij was die dag een pelgrim voor de
Servische zaak.
De organisatoren van de aanslag, die zich op de achtergrond hielden, hadden
Popović en zijn zes kompanen ieder een bepaalde plaats toegewezen, waar ze zich
moesten opstellen. Voor Popović was dat voor het Prosvjeta-gebouw, een groots
pand met bovenaan een gigantisch bas-reliëf met uitstekende armen en benen en
gedrapeerde doeken. Er waren ook balkons. Het Prosvjeta-gebouw straalde macht
en rijkdom uit.
Popović vond het een schitterende locatie om de moord op de troonopvolger
te plegen. Prosvjeta was de vereniging van nationalistische Serviërs en Popović
hoorde tot die groep. Hij gebruikte soms de leeszaal om er te studeren, maar aan
de grootse feesten kon hij als arme student niet deelnemen. Binnen Prosvjeta fungeerde een extreme groep nationalisten die zich sokols, haviken, noemden. Ook zij
kwamen in dat gebouw samen. Popović beschouwde hen niet als extreem, maar
wel als ware vaderlanders. Hij keek naar die kerels op. Velen, zo niet de meerderheid waren afgetraind, want de lichaamscultuur was heel belangrijk in die panslavische beweging. Er waren afdelingen in Tsjechië, Servië, Slovakije en andere
Slavische landen en gebieden.
Zijn opstelling voor het verenigingshuis scheen Popović een goed voorteken.
Dat heeft hij me herhaaldelijk verteld.
De morgen van de aanslag was Cvjetko bang, onzeker en honderd procent gespannen. Goed op tijd stelde hij zich op voor het prachtige Prosvjeta-gebouw met
de pelerine over de schouders – of misschien toch de overjas mooi dichtgeknoopt.
Hij stond in de blakerende zon. Het was zelfs ’s morgens al bloedheet en de wouldbe terrorist was opgezweept, had stress, wat ook al doet zweten, maar hij was vooral bang en onzeker. Tenminste dat maakte ik op uit zijn woorden gecombineerd
met zijn lichaamstaal, tijdens dit zo belangrijke gesprek. Hij ergerde zich aan het
feit dat er op de stoepen een menigte stond, zowel voor het Prosvjeta-gebouw als
aan de overkant van de straat, het Prosvjeta-gebouw stond immers op een hoek.
Het brede voetpad langs de kade die de rivier Miljacka kanaliseerde, was leeg,
want daar stond je in de blakke zon. Mensen drumden rond hem. Veel moeders
met kinderen. Konden die vrouwen niet thuis blijven? Het was of ze naar een feest
11
De man die de wereld binnen.indd 11
3/07/14 14:59
gingen! Het bezoek van Franz Ferdinand was verre van dat. Wisten ze dan niet dat
dit een grootscheepse provocatie was en dat als je iemand platweg uitdaagt, je een
antwoord, een actie kan verwachten?
Popović was bijziend. Erg bijziend zelfs. Hij had een bril, maar volgens zijn
memoires was hij die verloren en een andere terrorist, de Kroaat Ivo Kranjčević,
had hem zijn pince-nez aangeboden. Nog volgens zijn memoires had Popović die
geweigerd, maar dat klopte niet, want tegen mij had hij het alsmaar over de pincenez, die aandampte en dat is een detail dat je niet uitvindt. Hij zag volstrekt niets.
Een dikke mist. Alles was dikke mist. Dat deed hem zweten. Nog meer wasem op
de knijpbril. Hij nam het ding af. Maar hij was bijziend en zag dan ook weer niets.
In het museum deed Popović de bewegingen na. Hij toonde met zijn eigen hoornen bril hoe hij de glazen schoonmaakte, zette hem opnieuw op maar, zo vertelde
hij, de bril dampte onmiddellijk weer aan. Hoe kon hij zijn bom gooien of de revolver richten als hij gewoon mist zag?
Hij hoorde in de verte het volk juichen. Er was wat geduw en getrek. Lachende
gezichten rondom hem. Het gejuich werd sterker. Er waren veel kinderen in het
publiek. Het pistool kon hij niet gebruiken, want hij zag te weinig en hij wilde geen
kind raken, zeker geen kind raken. Hij moest dus de bom gooien. Maar door het
geduw en getrek zou de bom de verkeerde richting uit kunnen gaan en er waren
zoveel mensen, zoveel kinderen en hij was bijziend. Hij had zijn bril nodig.
Het zweet liep langs zijn rug, want hij droeg een hemd, een vestje en een pelerine of dan toch de overjas. En het was zo warm. Paniek verlamde hem.
Hij hoorde motoren. De wagens waren vlakbij en hij zag niet waar hij de bom
naartoe moest gooien, want – en zo ratelde hij op zijn kantoor alsmaar verder –
zweten, hitte, veel mensen, bijziend, bedampte glazen.
Toch was hij er echt klaar voor. Hij was de zijstraat , de ‘ulica Čumurija’, overgestoken en en stond voor de muur van een tabakswinkel. Hij had een muur nodig,
want hij moest eerst de pin uit de bom trekken en dan het tuig tegen iets hards slaan
om zo het oorlogstuig te activeren en dan het ding heel snel naar het doel smijten.
Dat was de routine die hem de dag te voren was uitgelegd, of eerder voorgerateld.
‘En dan,’ kreunde Popović meer dan een halve eeuw na de feiten, ‘ik wilde dan
toch de bom gooien, maar de pin zat vast.’
In het museum maakte hij met zijn oude handen de wrikbeweging. Hij imiteerde
iets dat leek op het losrukken van een moeilijk slot. En dan zag hij plots nog minder.
De zon. Hij was verblind. Hij kon die bom toch zomaar niet gooien. Hij zou goede
mensen kunnen kwetsen, zelfs doden. Kinderen, vrouwen…
Hij had ook een pistool. Een Belgisch pistool, zei hij telkens weer. Toen het beste
ter wereld, maar hoe kun je door een waas mikken. Dat gaat niet. En mikken? Hij
had de dag te voren een schot met dat pistool gelost. Eén schot in zijn hele leven.
Dat maakt je geen schietheld.
12
De man die de wereld binnen.indd 12
3/07/14 14:59
Hij voelde zich duidelijk de kluns.
Die dag was voor Popović zijn grote mislukking. Het zat hem na meer dan een
halve eeuw nog altijd bijzonder hoog.
Ik heb toen gedacht dat Popović al bij al zo geen slecht mens was. Hij heeft aan
de slachtoffers gedacht. Intuïtief heeft hij een bloedbad vermeden.
Maar dat wilde hij niet gezegd hebben.
Hij ratelde door. Op de fatale dag, Vidovdan 1914, stond hij daar met bom en
revolver. Hij moest nadenken. Hij had de tijd, want Franz Ferdinand en zijn gevolg
werden op dat ogenblik ontvangen door het stadsbestuur en de Sarajeevse high
society. Ze zouden waarschijnlijk ook iets eten. Dat zou tijd nemen.
Misschien zou hij dat ook best doen.
Hij verborg zijn wapens in de kelder van het Servische Prosvjeta-gebouw.
Dat was alweer een slecht plan, want toen hij terugkeerde om zijn schiettuig op
te halen, zat de deur naar de kelder in het slot.
Hij zocht een andere toegang, maar die was er niet.
Hoe kan een terrorist een aanslag plegen zonder wapens?
Ik trachtte niet te lachen. Dit scheen me een ‘de Dikke en de Dunne’-verhaal. De
Funès in Sarajevo.
Voor Popović was het de mislukking van zijn leven. Hoewel, zo monterde hij
zichzelf op: ze waren met zeven jonge terroristen. De organisatoren van de aanslag
waren al lang uit Sarajevo vertrokken, of stonden misschien ook ergens met een
wapen in de hand langs het parcours. Dat wist hij niet.
Twee van de zeven gekozen terroristen hebben uiteindelijk wel ‘iets gedaan’.
De ene had in de morgen zijn bom gegooid, maar miste de koninklijke wagen. Er
vielen een aantal gewonden, onder wie een Oostenrijks officier.
Popović had de knal gehoord.
In de namiddag schoot Gavrilo Princip zowel Franz Ferdinand als diens vrouw
Sophie van op een korte afstand neer. De 18-jarige teringlijder had een zeer professionele aanslag uitgevoerd. Hij was dan ook uitermate gedreven. Dit zou zijn
heldendaad worden, want hij zou niet lang meer leven.
Princip had dan ook samen met nog twee andere terroristen een doordreven
schietopleiding in het koninkrijk Servië gekregen met het Belgische pistool.
En zo was het moorddadige plan dan toch gelukt.
In dit boek zal ik de daden vertellen van het groepje goed voorbereide en getrainde terroristen, waartoe Gavrilo Princip hoorde, en het groepje snel aangemonsterde nationalistische jonge mannen, zoals Popović, die geen enkele wapentraining hadden, buiten dan dat ene schot in een tunnel de dag voor de aanslag.
De zeven waren maar het voetvolk. Er zat meer achter.
En dat maakt het juist boeiend.
Uiteindelijk zullen we in het toenmalige internationale terrorisme terechtkomen.
13
De man die de wereld binnen.indd 13
3/07/14 14:59
Het verhaal van Popović is de rode draad door het boek. Ik baseer me op wat
hij mij zelf verteld heeft, maar ook op zijn autobiografie Sarajevski Vidovan 1914. In
zijn tweede boek Oko Sarajevskog Atentata (‘Rond de Sarajeevse aanslag’) bespreekt
hij alle boeken en artikels die hij over de aanslag gevonden heeft en verbetert hij de
‘fouten’. Het is een incoherente, saaie, betweterige opsomming. Maar als je elk element dat hij aanhaalt in een database steekt, dan komen daar wel onverwachte en
vooral onbekende resultaten uit. Zijn opmerkingen vertellen ook veel over hemzelf.
Tijdens het onderzoek ben ik op enkele verrassende feiten gestoten, die ik als
historicus natuurlijk ben gaan uitgraven. Zo duiken we in de catacomben van de
geheime organisaties en goed georganiseerde groepen, kortom het terrorisme uit
het begin van de 20ste eeuw. En dat was best boeiend.
De bibliografie bevat een lijst met boeken die ik gebruikt heb. Twee van de
overlevende harde kern terroristen hebben een autobiografie geschreven in het
Servo-Kroatisch. De gedreven rondhangers, die wel het hart van de actie misten,
publiceerden op hun beurt in hun moedertaal. Neem daar nog verzamelingen van
brieven bij en van essays en plots zit je met een hoop materiaal. Ik schat dat ongeveer drie kwart van mijn bronnen, misschien zelfs meer, in het Servo-Kroatisch zijn,
zowel in het Cyrillisch als in het ‘Latinica’. Er zijn veel Servo-Kroatische boeken gepubliceerd door mensen die losjes betrokken waren bij de aanslag, maar opnieuw
zijn ook die nooit in een van de Europese hoofdtalen vertaald. Toen ik dit onderzoek aanvatte, lagen er nog hopen stof op mijn Servo-Kroatisch, maar na verloop
van tijd verdween veel, maar niet alle stof.
Ik heb ook de bestaande boeken in Europese talen doorgenomen, maar naar de
Servische kern gaan leverde pas verrassende resultaten op.
Ik zou graag mijn twee mentoren, die me hebben geleerd dat geschiedenis minutieus werken is en dat het vooral om verbanden vinden gaat. Ze hielpen me om
kritisch en nauwkeurig te leren werken. Spijtig genoeg kan ik dit boek niet meer
aan wijlen prof. dr. Reginald De Schryver geven, maar prof. dr. Herman Vanderwee, die me methodisch heeft leren denken, heeft me aangemoedigd om zo diep
mogelijk in het materiaal te graven en verbanden te zoeken. Hem wil ik bij deze
danken. Voor zijn efficiënte hulp bedank ik ook heel graag prof. dr. Edin Radušić
van de afdeling geschiedenis aan de Filosofski Fakultet in Sarajevo.
En ook postuum zou ik de Nobelprijswinnaar Literatuur voor het jaar 1961 willen bedanken. Zijn naam was Ivo Andrić. Hij was degene die me tijdens een feest in
de rechtsfaculteit van Sarajevo aan Cvjetko Popović heeft voorgesteld. Ze kenden
elkaar goed, want ook Andrić had in het orbit van de terreurdaad meegedraaid.
Toen ik in oktober de receptieruimte binnenstapte, had ik geen idee dat ik een Nobelprijswinnaar en een terrorist zou leren kennen en met beiden een tijdlang contact zou houden. Andrić heeft me een paar keer uitgenodigd op fijne dinertjes en ik
leerde door hem voornamelijk kunstenaars kennen. Popović nodigde me uit op de
14
De man die de wereld binnen.indd 14
3/07/14 14:59
thee in het museum. Ik heb hem nooit verteld dat ik eigenlijk niet graag thee drink,
maar het brouwsel alleen gaat nog. Mierzoete thee met veel suiker vind ik akelig en
als er dan nog een kwak melk bij komt, is het voor mij wat mijn Rotterdamse oma
‘een lederen lap’ op de maag noemde.
Maar ik was gefascineerd door de man Popović, die deze negatieve geschiedenis
mee had gecreëerd, want een oorlog kan vermeden worden zolang het eerste schot
nog niet is gevallen.
De Sarajeevse jongelui hebben geen oorlog georganiseerd. De Duits-Oostenrijkse en de Frans-Britse-Russische coalitie stonden als kemphanen klaar voor de aanval. Maar als Franz Ferdinand rustig naar huis was gekeerd om er met vrouw en
kinderen nog vele jaren… Maar dat is niet gebeurd.
Wat als Popović niet zo gezweet had? Misschien had hij dan Franz Ferdinand
kunnen doden. Hij zou naar een nog strengere gevangenis gegaan zijn, want met
zijn 18 jaar kon hij volgens het Oostenrijkse recht geen doodstraf krijgen. Geschiedkundig maakt het niet uit.
De vraag blijft wel waarom hij het mij allemaal vertelde. Daar heb ik nog altijd
geen antwoord op. Door dit boek heen blijft Popović aanwezig. Het is zijn verhaal.
Misschien vertelde hij het me omdat ik gewoon luisterde. Misschien bedankte iedereen, zijn familie, collega’s en buren, ervoor om zijn verhaal nog maar eens te aanhoren. Hij was geen prettige man wiens gezelschap je graag opzocht. Misschien vertelde hij het mij omdat ik bereid was naar hem te luisteren, en dit ondanks de thee.
En Ivo Andrić was ook een man met bagage, dat zal u wel lezen.
15
De man die de wereld binnen.indd 15
3/07/14 14:59