B-MOBILITY TRENDS NEW Nummer 3 - Maart 2014 Macro-economische indicatoren van België 1 P.13 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 2 P.23 Evolutie mobiliteit 3 P.37 Financiële kerncijfers van de NMBS-Groep 4 P.39 Duurzaamheid van onze mobiliteit 5 P. 7 Voorwoord In juli 2013 publiceerde de NMBS-Groep de tweede editie van de B-Mobility Trends New. Ondertussen maakten verschillende instanties nieuwe cijfergegevens bekend, wat een update van onze halfjaarlijkse B-Mobility Trends New vereiste. Zoals steeds verwijzen we graag naar de mobiliteitsmonitor 2012 van de NMBS-Groep voor een diepgaande analyse van het gepresenteerde cijfermateriaal. De luchtvaart zat in 2013 duidelijk in de lift. Zowat alle grote Europese luchthavens, alsmede de Belgische luchthavens, mochten in 2013 beduidend meer passagiers verwelkomen. Deze goede resultaten in het reizigersvervoer staan echter in schril contrast met het vrachtvervoer via onze Belgische luchthavens dat een sterke terugval kende in 2013. Het vrachtvervoer via onze havens hield wel stand. De haven van Antwerpen kon zelfs een stijging van de maritieme overslag met 3,7% optekenen, terwijl haar naaste concurrent, de haven van Rotterdam, een lichte terugval kende. Voorwoord In 2012 groeide zowel het wegverkeer als het treinverkeer zeer beperkt aan met respectievelijk 0,3% en 0,1%. Daarnaast zette de verdieselijking van het wagenpark zich in 2012 onverminderd voort en viel het hoge aandeel van bedrijfswagens in de nieuwe inschrijvingen (meer dan 50%) eens te meer op. Opvallend is ook dat de trein een relatief goedkope vervoersmodus blijft. In 2012 betaalde de Belgische reiziger ongeveer 7,5 eurocent per reizigerskilometer. Meer dan vier maal minder dan de autosolist die zich met de wagen verplaatst. Hij/zij betaalt immers 32 eurocent per reizigerskilometer (inclusief vaste kosten). Niet onbelangrijk, daar een gemiddeld Belgisch gezin 12,1% van zijn totale uitgaven besteedt aan verkeer en vervoer volgens het huishoudbudgetonderzoek 2012. Bovendien is de trein ook een zeer veilige transportmodus in vergelijking met het wegvervoer. Op de weg waren er in 2011 nog steeds meer dan 800 doden te betreuren. De Belgische economie blijft het moeilijk hebben. In 2012 daalde het Belgische BBP met 0,1% om vervolgens een lichte groei van 0,2% te realiseren in 2013. De NBB ziet 2014 wel rooskleuriger in en voorspelt een groei van 1,1%. Zwakke economische groei en verhoogde werkloosheidspercentages gaan vaak hand in hand. In het derde kwartaal van 2013 bedroeg het werkloosheidspercentage 8,7% ten opzichte van 7,8% in het derde kwartaal van 2012. Deze tendens zou nog even kunnen aanhouden daar werkgelegenheid doorgaans pas aantrekt nadat er terug enige tijd economische groei wordt gerealiseerd. Verder valt het te vermelden dat de inflatie (HICP) in 2013 beperkt bleef tot 1,2%. Voorwoord 1 Macro-economische indicatoren van België Mobiliteit is geen geïsoleerd fenomeen. Zowel maatschappelijke (culturele, sociale, recreatieve, etc.) als economische trends hebben een directe impact op de vraag naar mobiliteit en vice versa. Dit hoofdstuk gaat dieper in op de tendensen van de Belgische economie en geeft een overzicht van de evolutie van enkele belangrijke economische aggregaten zoals het bruto binnenlands product, de werkgelegenheid, de inflatie, etc. Vervolgens worden de resultaten van de maandelijkse conjunctuur- en consumentenenquête gepresenteerd. 1.1. Het bruto binnenlands product Figuur 1-1 geeft de evolutie weer van het bruto binnenlands product per kwartaal in reële termen (met 1995 als basisjaar). De impact van de financieel-economische crisis is duidelijk zichtbaar: in het eerste en tweede kwartaal van het crisisjaar 2009 kromp het BBP met ruim 4% ten opzichte van dezelfde periode in 2008. Vanaf 2010 kon een duidelijk herstel worden opgetekend, waarbij in het 1ste kwartaal van 2011 het BBP opnieuw het pré-crisis niveau kon bereiken. Na een lichte groei in de rest van 2011 zet de opwaartse trend zich echter niet verder. Integendeel, als gevolg van de Europese staatsschuldencrisis en de daaruit volgende onrust op de financiële markten kon enkel in het 1ste kwartaal van 2012 een groei worden vastgesteld. Voor heel 2012 daalde het BBP met 0,1%1. Sinds het tweede kwartaal van 2013 kon terug worden aangeknoopt met positieve cijfers, en uit de meest recente raming van de Nationale Bank blijkt dat in 2013 wellicht een lichte groei van 0,2% werd gehaald. In 2014 zou de economische activiteit groeien met 1,1%2. Figuur 1-1: Evolutie Belgisch BBP (constante prijzen)3 1995 t.e.m. 4de kwartaal 2013 140 135 125 Index 1995=100 120 115 110 105 100 95 1,2 Bron : Nationale Bank van België, Economische Indicatoren voor België n° 2014-08 3 Bron: OECD.StatExtracts 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 90 Macro-economische indicatoren van België 130 1.2. De arbeidsmarkt De werkgelegenheidsgraad geeft de verhouding weer van het aantal werkenden en de bevolking tussen 15 en 64 jaar. Een evolutie hiervan wordt getoond in figuur 1-2. Uit de figuur blijkt een duidelijk stijgende trend van 2003 tot 2008 (van 59% naar 62,6%). De financieel-economische crisis in 2009 leidde echter tot een afkoeling van de arbeidsmarkt; de werkgelegenheidsgraad schommelt sindsdien rond 62%. De werkloosheidsgraad geeft het aantal werklozen in verhouding tot het totaal aantal arbeidskrachten (werkenden en werklozen). De meest recent beschikbare data geven een werkloosheidsgraad aan van 8,7% voor het 3de kwartaal van 2013. Ter vergelijking: het laatste decennium schommelt de werkloosheidsgraad tussen 6% en 9% (zie figuur 1-3). Naast de relatieve maatstaven in figuren 1-2 en 1-3, geeft figuur 1-4 de evolutie van de totale jaarlijkse tewerkstelling in absolute cijfers weer. Sinds 2003 bestaat een duidelijk opwaartse trend. De werkende bevolking nam toe van ruim 4 miljoen werkenden in 2003 tot bijna 4,5 miljoen werkenden in 2012. Figuur 1-2: Evolutie werkgelegenheidsgraad4 2000 t.e.m. 3de kwartaal 2013 0,64 0,63 0,62 0,61 0,6 0,59 0,58 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 0,57 Figuur 1-3: Evolutie werkloosheidsgraad5 2000 t.e.m. 3de kwartaal 2013 0,1 0,09 0,085 0,08 0,075 0,07 0,065 0,06 0,055 4 - 5 Bron: FOD Economie (Statbel) 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 0,05 1999 Macro-economische indicatoren van België 0,095 Figuur 1-4: Evolutie jaarlijkse totale tewerkstelling6 2000 t.e.m. 2012 4.700.000 4.600.000 4.500.000 4.400.000 4.300.000 4.200.000 4.100.000 4.000.000 3.900.000 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 3.800.000 De evolutie van de tewerkstelling binnen de transportsector wordt weergegeven in onderstaande tabellen. Tabel 1-1 geeft een overzicht van de evolutie bij de verschillende openbare vervoersmaatschappijen, in tabel 1-2 wordt de evolutie van de directe en indirecte werkgelegenheid in de Belgische havens samengevat, en in tabel 1-3 wordt de werkgelegenheid in Brussels Airport gegeven. De evolutie van de werkgelegenheid bij de openbare vervoersmaatschappijen (zie tabel 1-1) is niet éénduidig. Waar de NMBS-Groep een duidelijk neerwaartse trend kent, stelt De Lijn tot 2011 een sterk stijgend aantal medewerkers te werk (merk wel op dat in 2012 het aantal medewerkers bij de Lijn gedaald is). Ook MIVB en SRWT – TEC konden over de laatste 6 jaar positieve groeicijfers voorleggen. In de Belgische havens (zie tabel 1-2) is de laatste jaren de werkgelegenheid in dalende lijn: de directe werkgelegenheid nam in de periode 2006-2011 af met bijna 1% per jaar. Enkel de haven van Oostende kon in dezelfde periode een duidelijk positieve groei voorleggen van 1,5% per jaar. Brussels Airport (zie tabel 1-3) telde in 2010 minder werknemers dan in 2009. Vervoersbedrijf NMBS-Groep 1998 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 40.019 37.734 38.240 38.390 38.741 38.569 37.552 36.596 Gem. % % 1998/2012 2011/2012 -0,6% -2,5% De Lijn 5.425 7.528 7.979 8.246 8.561 8.397 8.565 8.307 +3,1% -3,0% MIVB 5.583 6.393 6.498 6.563 6.810 6.828 6.933 7.093 +1,7% +2,3% SRWT-TEC (op 31/12) 4.396 4.822 4.861 4.901 5.060 4.969 4.958 5.020 +1,0% +1,3% 55.423 56.477 57.578 58.100 59.172 58.763 58.008 57.016 +0,2% -1,7% Totaal 6 Bron: FOD Economie (Statbel) 7 Bron: Openbare vervoersmaatschappijen en NMBS Macro-economische indicatoren van België Tabel 1-1: Openbaar vervoer - Evolutie werkgelegenheid (aantal medewerkers, jaargemiddelde)7 Tabel 1-2: Havens - Evolutie werkgelegenheid (VTE)8 Haven 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Gem. % % 2006/2011 2010/2011 Antwerpen 63.270 64.516 64.366 63.213 61.474 60.010 -1,1% -2,4% Gent 27.117 27.370 27.785 26.870 26.000 26.638 -0,4% +2,5% 4.546 4.755 4.933 5.043 4.989 4.887 +1,5% -2,1% Zeebrugge 10.376 10.578 11.053 10.723 10.176 9.943 -0,8% -2,3% Luik 10.829 11.123 11.208 10.456 9.703 9.771 -2,0% +0,7% 4.526 4.564 4.606 4.406 4.303 4.351 -0,8% +1,1% Totaal direct 120.665 122.906 123.950 120.712 116.645 115.600 -0,9% -0,9% Totaal indirect 141.156 146.440 150.170 141.291 140.851 140.782 -0,1% -0,0% 261.822 269.345 274.120 262.003 257.496 256.382 -0,4% -0,4% Oostende Brussel Totaal direct + indirect Tabel 1-3: Brussels Airport - Evolutie werkgelegenheid9 Brussels Airport 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal 19.513 19.891 20.222 20.962 19.905 19.973 19.871 Gem. % % 2009/2010 2004/2010 +0,3% -0,5% 1.3. Inflatie 90 Consumptieprijsindex Aankoop van voertuigen Gebruik van privé-voertuigen Brandstoffen en smeermiddelen Personenvervoer per spoor 8 Bron: Nationale Bank van België, Economic Importance of the Belgian Ports, juli 2013, n° 242 9 Bron: Brussels Airport 10, 11 Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie 2014 90 2013 100 2012 100 2011 110 2010 110 2009 120 2008 120 2007 130 2014 130 2013 140 2012 140 2011 150 2010 150 2009 160 2008 160 2007 170 2006 170 2006 Figuur 1-6: Consumptieprijsindex – vervoer11 2005 t.e.m. januari 2014 2005 Figuur 1-5: Nationale consumptieprijsindex10 2005 t.e.m. januari 2014 2005 Macro-economische indicatoren van België 10 Met prijsinflatie wordt aanduiding gegeven van een stijging van het algemeen prijspeil. Door de zgn. loon- en prijsspiraal vindt een waardevermindering plaats van het geld, die wordt gemeten door het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit indexcijfer wordt maandelijks bepaald aan de hand van de waarde van een ‘korf’ met de belangrijkste consumptiegoederen en diensten. Naast de nationale consumptieprijsindex (figuur 1-4), stelt de Nationale Bank van België ook de evolutie van de prijzen per productgroep ter beschikking. Figuur 1-5 geeft de index van de productgroep “transport” weer, onderverdeeld in verschillende categorieën. Het blijkt dat de aankoopprijzen van privé-voertuigen en de prijs van het personenvervoer per spoor aanzienlijk minder sterk zijn gestegen dan de gebruikskosten van privé-voertuigen (zoals bv. de prijs van brandstoffen en smeermiddelen die sinds 2005 met bijna 55% is toegenomen). 1.4. Vooruitzichten Sinds 1954 houdt de Nationale Bank van België een maandelijkse enquête bij bedrijfsleiders naar de appreciatie van de huidige economische toestand en de verwachtingen voor de komende drie maanden. Eenzelfde representatief staal van ondernemingen die actief zijn in de industrie, de bouw, de handel en de dienstverlening aan de ondernemingen wordt elke maand schriftelijk bevraagd. Uitgaande van de antwoorden van elke onderneming, wordt voor elke vraag het percentage van ondernemers berekend dat een verbetering ofwel een verslechtering ofwel een status quo heeft gemeld. Wanneer de conjunctuurcurve (weergegeven in figuur 1-7) op een bepaald ogenblik gelijk is aan -10, betekent dat het saldo van de negatieve antwoorden 10 procentpunt talrijker is dan de positieve antwoorden. Deze conjunctuurenquête biedt interessante info over de economische situatie voorafgaand aan de beschikbaarheid van de traditionele economische statistieken. De conjunctuurreeks is duidelijk erg volatiel: na een duidelijk dieptepunt in 2009 herstelde de appreciatie van de bedrijfsleiders zich zodat begin 2011 terug kon aangeknoopt worden met positieve cijfers. Wellicht door de Europese staatsschuldencrisis en de onzekerheid op de financiële markten is sinds midden 2011 de balans van de conjunctuurenquête echter terug negatief. Het voorbije half jaar kon wel een voorzichtig herstel opgetekend worden. Figuur 1-7: Gezamenlijke synthetische curve, seizoensgezuiverde reeks12 2005 t.e.m. februari 2014 15 10 5 0 -5 -10 -15 11 -20 -25 2014 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 -35 Naast de bevraging van bedrijfsleiders, peilt de Nationale Bank ook bij consumenten naar hun verwachtingen. Zowel op macro-economisch als op persoonlijk financieel vlak spreken 1.600 ondervraagde consumenten zich uit of ze de volgende 12 maanden een negatieve evolutie, een status quo, dan wel een positieve evolutie verwachten. 12 Bron: Nationale Bank van België Macro-economische indicatoren van België -30 Uit figuur 1-8 blijkt dat de trends die konden worden opgemerkt bij de conjunctuurenquête, ook bij de consumentenenquête terug te vinden zijn. Het valt echter wel op dat terwijl tijdens de eerste helft van 2013 de consument de economische toekomst een stuk somberder inzag dan de bedrijfsleiders, deze achterstand in de tweede helft van 2013 volledig werd weggewerkt. Figuur 1-8: Consumentenenquête, seizoensgezuiverde reeks13 2005 t.e.m. februari 2014 5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 Macro-economische indicatoren van België 13 Bron: Nationale Bank van België 2014 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 12 2005 -35 2 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport De vraag naar transport is verschillend van een klassieke vraag naar goederen of diensten, daar een vraag naar transport “an sich” immers zelden voorkomt. Meestal ontstaat de transportvraag vanuit een behoefte aan goederen en diensten. In wat volgt gaan we dieper in op de factoren die de transportvraag beïnvloeden. 2.1 Het BBP en de internationale handel De vraag naar transport wordt in de eerste plaats beïnvloed door de economische activiteit in een land of regio. Hoe beter de economische situatie in een land, hoe groter de vraag naar transport. Het Belgische BBP bedroeg 361,68 miljard euro in 201214 en groeide met gemiddeld 1,75% per jaar tussen 1995 en 2012. Daarnaast kende ook de internationale handel een enorme groei over de laatste 17 jaar: de uitvoer van België nam met 50% toe en de invoer met 70%15. Figuur 2-1: Belgische BBP, internationale handel en totale vervoer van goederen en reizigers16 200 180 1995=100 160 140 100 Reëel BBP Reizigersvervoer (rkm) Uitvoer (constante prijzen) Invoer (constante prijzen) 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 80 Goederenvervoer(tkm) 14 Bron : NBB 15 Bron : NBB. In constante prijzen 16 Bron: NBB, NMBS, Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013, FOD Mobiliteit en Vervoer Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 13 120 2.2 De bevolking De omvang, de samenstelling, de verplaatsingsmotieven en de ruimtelijke spreiding van de bevolking zijn belangrijke determinanten van de vraag naar transport en van de wijze waarop deze vraag zich manifesteert. Onderstaande figuren illustreren de vergrijzing van de Belgische bevolking en het dalende aantal personen per gezin. Figuur 2-2: Evolutie Belgische bevolking (situatie op 1/1)17 11500 11000 10500 in 1000 10000 9500 9000 8500 2013 2011 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 1995 1993 1991 1989 1987 1985 1983 1981 1979 1977 1975 1973 1971 1969 1967 1965 1963 1961 1959 1957 1955 8000 Figuur 2-3: Aantal en gemiddelde grootte van de Belgische huishoudens18 2,55 4,8 aantal personen/huishouden (linkerschaal) miljoen huishoudens (rechterschaal) 2,5 4,6 2,45 4,4 2,4 14 4,2 2,35 4 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 2,3 3,8 2,25 2,2 3,6 1991 17, 18 Bron: Statbel 1998 2000 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Figuur 2-4: Leeftijdspiramide Belgische bevolking (op 01/01/2010)19 16,17% 24,13% <21 21-40 41-65 >65 33,68% 26,02% Een toename van het aantal gezinnen zal bij gelijkblijvend autobezit per gezin het aantal wagens doen toenemen. Bovendien kan een daling van het aantal personen per gezin plausibel leiden tot een lagere bezettingsgraad van de wagen. Daarnaast zal er een heroriëntering van de verplaatsingsmotieven plaatsgrijpen wanneer de bevolking vergrijst. 2.3 De monetaire kost Uiteraard speelt de monetaire kost van transport een belangrijke rol bij het bepalen van de transportvraag. In wat volgt wordt een overzicht geboden van de samenstelling en de evolutie van de prijs van het reizigersvervoer over de weg en het spoor. 2.3.1 De monetaire kost van het Belgische reizigersvervoer over de weg 2,4% 3,7% 2,6% 4,7% BTW BTW Accijnzenopopbrandstoffen brandstoffen Accijnzen 9,6% Verskeersbelasting Verkeersbelasting 48,6% Verplichte bijdrageopop Verplichte bijdrage verzekeringspremies verzekeringspremies BIV BIV 28,5% Verkeersboetes Verkeersboetes Andere Andere 19 Bron : Statbel 20 Bron : FEBIAC in lopende prijzen 21 Bron : FEBIAC Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport Figuur 2-5: Verdeling fiscale opbrengst personenwagens België (2012)21 15 Onderstaande figuren illustreren de fiscale kosten van reizigersvervoer over de weg en gaan dieper in op de samenstelling van de brandstofprijzen en de evolutie ervan. In 2012 ontvingen de federale en gewestelijke overheden 15,799 miljard euro aan fiscale opbrengsten van personenwagens. In 2011 bedroeg dit nog 15, 86 miljard euro20. Het merendeel van de fiscale opbrengsten van de personenwagens is dus afkomstig van de BTW (waarbij de meeste BTW wordt verdiend op de verkoop van brandstoffen). Onderstaande figuren illustreren de samenstelling van de maximale brandstofprijs en de evolutie van de Belgische brandstofprijzen. Merk de lagere accijnzen op diesel op. Bovendien impliceren deze resultaten niet dat het reizigersvervoer met de wagen duurder is geworden, daar het gemiddelde brandstofverbruik ook sterk afnam gedurende de laatste decennia. Figuur 2-6: Samenstelling Belgische maximale brandstofprijs (23/01/2014)22 1,8 1,6 1,4 1,2 BTW (21 %) euro 1 Accijnzen + energiebijdrage Bijdrage APETRA en BOFAS 0,8 Prijs (excl. taksen) 0,6 0,4 0,2 0 Benzine 98 Diesel LPG Figuur 2-7: Evolutie Belgische brandstofprijzen (euro 2013)23 2 1,8 1,6 1,4 euro2013/liter 16 1,2 1 0,6 0,4 0,2 0 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 0,8 Super (constante prijzen) 22, 23 Bron : Belgische Petroleum Federatie Euro 95 (constante prijzen) Diesel (constante prijzen) 2.3.2 De monetaire kost van het Belgische reizigersvervoer per spoor De vraag naar het reizigersvervoer per spoor wordt uiteraard ook in belangrijke mate bepaald door de tarieven die door de spoorwegmaatschappij worden gehanteerd. Uit figuur 2-8 blijkt echter dat de gemiddelde Belgische treinreiziger vandaag min of meer evenveel betaalt voor zijn/haar vervoersbewijs dan 40 jaar geleden. Bovendien betaalt een treinreiziger (7,5 eurocent per rkm) aanzienlijk minder per reizigerskilometer dan iemand die zich met een modale wagen verplaatst (32 eurocent per rkm). Figuur 2-8: Evolutie opbrengst per rkm (NMBS) in constante prijzen24 9 8 7 eurocent (2009) 6 5 4 3 2 1 2009 2006 2003 2000 1997 1994 1991 1988 1985 1982 1979 1976 1973 1970 0 Figuur 2-9: Vergelijking prijs trein en dieselwagen25 0,350 0,300 0,250 0,200 0,215 vaste kost 0,150 variabele kost 17 0,154 0,100 0,072 0,095 0,072 0,068 0,032 0,000 1 passagier per wagen 1,4 passagiers per wagen 3 passagiers per wagen trein 2.3.3 Het transportbudget van de Belgische gezinnen IIn 2012 besteedde een gemiddeld Belgische gezin 4.288 euro aan verkeer en vervoer of ongeveer 12,1% van de totale uitgaven. 24 Bron : NMBS 25 Bron : NMBS en Autogids. Berekening wagen is gebaseerd op Volkswagen Golf, 5-deurs, bouwjaar 2012 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 0,050 Figuur 2-10: Jaarlijkse consumptie-uitgaven van een gemiddeld Belgisch gezin (2012)26 Voeding,dranken drankenen en tabak tabak voeding, 0,5% 10,9% kleding Kledingen enschoeisel schoeisel 15,2% woning Woning, water, elektriciteit en gas meubelen en Meubelen en huishoudtoestellen huishoudtoestellen Gezondheid gezondheid 5,0% 14,3% Vervoer vervoer 2,9% Communicatie communicatie 28,7% 12,1% 4,2% cultuur enhoreca ontspanning Cultuur, en vrije tijd onderwijs Onderwijs andere Andere 6,4% 2.4 Infrastructuur Ook de transportinfrastructuur is een belangrijke determinant van de vraag naar transport, daar een goed uitgerust transportsysteem de mensen zal aanzetten zich te verplaatsen. Deze verplaatsingen kunnen nu immers sneller en comfortabeler gebeuren. Onderstaande tabellen geven de evolutie van de lengte en de dichtheid van het Belgische transportnetwerk weer, terwijl figuren 2-11 en 2-12 de Belgische infrastructuur in een Europese context plaatsen. Hierbij valt op dat België over het dichtste spoorwegnetwerk van de EU-15 beschikt en dat ook het Belgische autosnelwegnet een grote dichtheid kent. Tabel 2-1: Evolutie van de lengte van de Belgische transportinfrastructuur (km)27 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 18 1970 1980 1990 2000 2008 2009 2010 1970-2010 GJG28 Autosnelwegen 411 1203 1631 1726 1763 1763 1763 328,95% 3,80% Gewest- en provinciewegen 11.539 13.108 14.245 13.899 13.962 14.109 13.943 20,83% 0,49% Gemeentelijke wegen 82.000 109.837 123.200 131.520 137.870 138.000 138.869 68,13% 1,36% Totaal wegen 93.950 124.148 139.076 147.145 153.595 153.872 154.575 63,49% 1,28% Totaal spoorwegen 4.165 3.971 3.479 3.471 3.513 3.578 3.582 -15,65% -0,39% Totaal waterwegen 1.553 1.510 1.513 1.534 1.516 1.516 1.516 -2,38% -0,06% Totaal pijpleidingen 52 458 301 294 294 294 294 465,38% 4,54% Tabel 2-2: Evolutie van de dichtheid van de Belgische transportinfrastructuur (m/km²)29 Totaal wegen 1970 1980 1990 2000 2008 2009 2010 1970-2010 GJG 3.077,5 4.066,7 4.555,7 4.820,0 5.031,3 5.040,4 5.063,4 64,5% 1,28% Totaal spoorwegen 136,4 130,1 114 113,1 115,1 117,1 117,3 -14,0% -0,39% Totaal waterwegen 50,9 49,5 49,6 50 49,7 49,7 49,7 -2,4% -0,06% Totaal pijpleidingen 1,7 15 9,9 9,6 9,6 9,6 9,6 466,4% 4,54% 26 27 28 29 Statbel: huishoudbudgetonderzoek 2012 Bron: FOD Economie – databanken transport; Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 GJG staat voor gemiddelde jaarlijkse groeivoet en heeft hier betrekking op de periode 1970-2010. Bron: FOD Economie – databanken transport; Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Figuur 2-11: Benchmark van de dichtheid van de Europese snelwegen (2010)30 70,0 63,8 58,8 60,0 57,8 m/Km² 50,0 40,0 35,9 34,1 29,7 30,0 28,3 26,2 22,1 20,0 20,7 20,5 19,7 15,0 12,9 9,0 10,0 4,3 2,3 Finland Zweden Griekenland Ierland Verenigd Koninkrijk EU-15 Oostenrijk Frankrijk Italië Denemarken Spanje Portugal Zwitserland Duitsland België Luxemburg Nederland 0,0 Figuur 2-12: Benchmark van de dichtheid van de Europese spoorwegnetten (2011)31 140,0 120,0 116,5 106,3 94,1 86,6 80,0 72,6 65,9 60,0 61,4 59,9 56,6 56,2 31,6 30,3 27,4 25,1 20,0 19,4 17,6 Finland 47,1 40,0 Griekenland m/km² 100,0 Zweden Ierland Portugal Spanje EU-15 Frankrijk Italië Oostenrijk Denemarken Verenigd Koninkrijk Nederland Zwitserland Duitsland Luxemburg België 0,0 30 - 31 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport In wat volgt nemen we het Belgische voertuigenpark onder de loep. Een groeiend voertuigenpark is immers een belangrijke indicator van de vraag naar transport. Onderstaande figuren geven aan dat personenwagens nog steeds het merendeel van de voertuigen op de Belgische wegen uitmaken en dat de motorisatiegraad in België is toegenomen maar wel lager ligt dan het Europese gemiddelde. Daarnaast is ook het aantal voertuigen op de weg sneller toegenomen dan het wegennetwerk, wat congestie in de hand werkt. Verder valt ook de toename van het aantal bedrijfswagens in de nieuwe inschrijvingen (51% van de nieuwe inschrijvingen in 2012) en de verdieselijking van het Belgische wagenpark, op. 19 2.5 Het voertuigenpark Figuur 2-13: Samenstelling van het Belgische voertuigenpark (31/12/2012)32 2,1% 2,6% 5,9% Motoren motorfietsenpark 11,2% 0,2% Personenwagens personenwagens Autobussen autobussen-en -encars cars Vrachtwagen, vrachtwagen,bestelwagen, trekker bestelwagens, trekker Landbouwtractoren landbouwtrekkers Andere andere 78,0% Figuur 2-14: Evolutie van het Belgische voertuigenpark en het wegennet33 300 250 1980=100 200 personenwagens en motorfietsen autobussen -en cars 150 vrachtwagen, bestelwagen, trekker wegennetwerk 100 50 0 1980 1990 2000 2010 20 Figuur 2-15: Motorisatiegraad (personenwagens/1000 inwoners)34 600 500 België Duitsland 450 Nederland Frankrijk EU-15 400 350 32 Bron: Febiac 33 Bron: FOD Economie – databanken transport 34 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 300 1990 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 550 Figuur 2-16: Aandeel bedrijfswagens in het jaarlijks aantal nieuwe inschrijvingen35 100% 90% 80% 70% 60% 50% rest bedrijfswagens 40% 30% 20% 10% 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 0% Figuur 2-17: Evolutie van het personenwagenpark per brandstoftype36 6 5 miljoen wagens 4 Andere 3 Diesel Benzine 2 1 Naast het kwantitatieve aspect is het ook belangrijk dat de aangeboden diensten voldoende kwalitatief zijn en bovendien afgestemd zijn op de noden van de reiziger. De NMBS-Groep houdt regelmatig enquêtes om de klantentevredenheid na te gaan (de kwalititeitsbarometer). Onderstaande figuur geeft de evolutie van de algemene klantentevredenheid en de tevredenheid over de stiptheid weer voor de periode 1998 tot het derde kwartaal van 2013. Hieruit blijkt duidelijk dat de algemene tevredenheid afnam sinds 2005. Bovendien kan men enige correlatie vaststellen tussen de tevredenheid over de stiptheid en de algemene klantentevredenheid. Het mag dus duidelijk zijn dat treinreizigers stiptheid hoog in het vaandel dragen en dat hun algemene tevredenheid afhangt van de prestaties op het vlak van stiptheid. 35 - 36 Bron: Febiac Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 2.6 Kwaliteit dienstverlening van de NMBS 21 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1990 1985 0 Figuur 2-18: Evolutie algemene tevredenheid en beoordeling van de stiptheid37 8 7,5 7 score op 10 6,5 6 5,5 5 4,5 4 3,5 3 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Determinanten en indicatoren van de vraag naar transport 22 algemene tevredenheid 37 Bron: NMBS: kwaliteitsbarometer 2006 2007 2008 score op punctualiteit 2009 2010 2011 2012 2013 3 Evolutie mobiliteit In wat volgt wordt dieper ingegaan op de evolutie van het Belgische reizigers- en goederenvervoer. Verder hebben we ook aandacht voor de modal split en tenslotte wordt de Belgische evolutie in een Europees kader geplaatst. 3.1 Het reizigersvervoer 3.1.1 Algemene evolutie van het Belgische reizigersvervoer De economische activiteit is het laatste decennium in ons land sterk gestegen en daardoor ook de vraag naar transport. Reizigers dienen daarnaast ook een keuze te maken welke transportmodus hun behoeften het beste dient. Tabel 3-1 vat samen en figuur 3-1 illustreert. Tabel 3-1: Evolutie Belgisch reizigersvervoer (in miljard rkm)38 2000 2005 2010 2011 2012 Groei 19952011 Groei 20112012 GJG39 98,45 106,54 109,45 115,43 116,81 117,16 18,65% 0,30,% 1,15% Autosnelweg 31,32 35,18 36,96 42,35 42,77 42,45 36,56% -0,75% 2,10% Gewest- en provinciewegen 43,71 46,34 47 47,01 47,33 47,99 8,28% 1,39% 0,53% Gemeentewegen 23,42 25,02 25,49 26,07 26,71 26,72 14,05% 0,04% 0,88% Transportmodus 1995 Weg40 Trein 6,76 7,61 9 10,47 10,85 10,86 60,53% 0,09% 3,21% 13,92 14,17 18,45 20 20,1 - 44,43% - 2,48% 119,12 128,32 136,9 145,9 147,76 - 24,04% - 1,45% 41 Bus, tram en metro (BTM) TOTAAL 23 Figuur 3-1: Evolutie van het Belgische reizigersvervoer (in rkm) 170 160 150 1995 = 100 140 130 120 100 Trein Personenauto + bestelwagen + motor Bus, tram en metro 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 90 Totaal 38 Bron: wegvervoer: FOD Mobiliteit en Vervoer; trein: NMBS; BTM: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 39 Gemiddelde jaarlijkse groeivoet voor de periode 1995-2011 40 Gedefinieerd als de reizigerskilometers afgelegd door personenwagens, bestelwagens en motoren 41 Zowel nationaal als internationaal reizigersvervoer Evolutie mobiliteit 110 Figuur 3-2: Evolutie Belgische modale verdeling (in rkm) 100,00% 90,00% 5,67% 5,93% 11,68% 11,04% 82,65% 6,58% 7,17% 7,34% 13,47% 13,71% 13,60% 83,03% 79,95% 79,12% 79,06% 2000 2005 2010 2011 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00% 1995 Personenwagen, motor en bestelwagen Bus,tram en metro Trein Analyse van bovenstaande figuren leert dat het Belgische openbare vervoer sterker groeide dan het wegvervoer (zie figuur 3-3 ter illustratie). Deze evolutie vertaalde zich in een stijging van het modale aandeel van zowel bus, tram en metro als de trein. Ondanks deze inhaalbeweging behoudt de weg nog steeds een dominante positie in het Belgische reizigersvervoer, wat eenvoudigweg kan worden verklaard door de initieel zwakke positie van het openbare vervoer vóór 1995. Figuur 3-3: Totaal aantal vervoerde reizigers42 (+groeipercentage) via de trein en BTM43 1600 1400 +1,58% +4,07% +4,36% +5,52% +9,23% +8,65% +2,46% 1998 +4,75% +0,11% 1997 +11,48% +0,04% 1996 +8,84% -1,7% 400 +3,21% 600 +1,27% 24 800 +6,51% 1000 +5,10% 1200 2010 2011 2012 200 0 Evolutie mobiliteit 1995 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 3.1.2 Het Belgische reizigersvervoer over de weg Het aantal reizigerskilometer dat op de Belgische wegen wordt afgelegd is de laatste 40 jaar dus sterk gestegen. Daarnaast is het opmerkelijk dat het aantal voertuigkilometer sneller steeg dan het aantal reizigerskilometer, wat alles te maken heeft met een dalende bezettingsgraad van de gemiddelde wagen. Aangezien congestie veroorzaakt wordt door het aantal voertuigkilometer is dit geen onbelangrijke evolutie. 42 Uitgezonderd Eurostar 43 Bron: NMBS; jaarverslagen De Lijn, MIVB en TEC Figuur 3-4: Evolutie Belgisch reizigersvervoer over de weg44 400 350 300 1970=100 250 200 150 100 50 0 1970 1975 1980 1985 Voertuigkilometer 1990 Reizigerskilometer 1995 2000 2005 2010 2012 Bezettinsgraad personenwagen Figuur 3-5: Gemiddelde bezettingsgraad personenwagens (België)45 1,80 1,60 1,70 1,59 1,40 reizigers/wagen 1,20 1,49 1,42 1,38 2000 2005 1,00 1,39 1,39 1,39 2010 2011 2012 0,80 0,60 0,40 0,20 1980 1990 3.1.3 Het Belgische reizigersvervoer per spoor Na 1963 is het aantal vervoerde reizigers per spoor sterk gedaald tot een dieptepunt in 1986 werd bereikt. Het toenemend autogebruik en de uitbouw van het wegennet zijn hier zeker niet vreemd aan. Pas vanaf de jaren ’90 is door de toenemende congestie op de wegen het besef gegroeid dat de stijgende vraag naar transport niet kan opgevangen worden indien geen modal shift gerealiseerd wordt. Het duurt dan nog tot het jaar 2000 vooraleer het spoor aan een steile opmars begint. Bovendien is het aantal treinkilometer minder sterk gestegen dan het aantal reizigerskilometer, wat wijst op een toenemende bezettingsgraad van de gemiddelde trein. Onderstaande figuren illustreren. 44, 45 Bron: FOD Mobiliteit en Vervoer Evolutie mobiliteit 1970 25 0,00 Figuur 3-6: Evolutie van het totale Belgische reizigersvervoer per spoor46 260 240 miljoen reizigers 220 200 180 160 140 Figuur 3-7: Evolutie Belgische reizigersvervoer per spoor47 in detail48 170 160 150 1995 = 100 140 reizigers reizigers-km 130 trein-km reizigers/trein 120 110 100 90 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 26 Figuur 3-8: Evolutie gemiddelde bezettingsgraad Belgische reizigerstreinen49 128 127 126 125 124 122 120 Evolutie mobiliteit 118 119 118 118 2008 2009 116 114 112 2010 2011 46 48 49 Bron: NMBS 47 Nationaal en internationaal (exclusief Eurostar) reizigersvervoer op het Belgische net. 2012 2012 2008 2004 2000 1996 1992 1988 1984 1980 1976 1972 1968 1964 1960 120 Vervolgens verdelen onderstaande tabellen de evolutie van het reizigersvervoer per spoor nog eens onder in meer detail. De verschillende vervoerbewijzen worden onder de loep genomen, alsmede wordt een onderscheid gemaakt tussen nationaal en internationaal vervoer. Tabel 3-2: Nationaal reizigersvervoer per spoor (in miljoen)50 2005 2010 2011 2012 Groei 2005-2012 Groei 2011-2012 GJG Reizigers 177,6 215,1 221,3 223,3 25,73% 0,90% 3,89% Reizigerskm 7.262 9.540,9 9.889,9 9.905,6 36,40% 0,16% 5,31% Tabel 3-3: Nationaal reizigersvervoer (in rkm) per spoor51 volgens type vervoersbewijs 2005 Biljetten Rittenkaarten Treinkaarten 2010 2011 2012 Groei 2005-2012 Groei 2011-2012 GJG 2.633 2.661 2.729 2.695 2,35% -1,21% 0,39% 922 1.120 1.165 1.135 23,10% -2,58% 3,52% 3.707 5.759 5.996 6.076 63,91% 1,33% 8,58% Tabel 3-4: Internationaal reizigersvervoer per spoor (in miljoen)52 2005 2010 2011 2012 Groei 2005-2012 Groei 2011-2012 GJG Reizigers 7,69 7,61 7,9 7,9 2,73% 0,00% 0,45% Reizigerskm 890 926,8 958,2 951,2 6,88% -0,72% 1,11% Tabel 3-5: Internationaal reizigersvervoer per spoor volgens type vervoersbewijs (in miljoen rkm)53 2005 2010 2011 2012 Groei 2005-2012 Groei 2011-2012 GJG Klassiek 86,0 54,2 53,4 47,6 -44,65% -10,86% -9,39% HST BrusselFrankrijk + ICE 56,0 71,5 80,3 89,7 60,18% 11,71% 8,17% 748,0 801,1 824,5 808,5 8,09% -1,94% 1,30% 0 0 0 5,4 - - - Thalys Fyra Zoals eerder aangegeven nam het totaal aantal vervoerde reizigers via BTM sterk toe over de periode 1995-2010 in België. De Lijn kende de sterkste stijging met maar liefst 152%, gevolgd door de MIVB-STIB met 91,75%. 27 3.1.4 Het Belgische reizigersvervoer met BTM Tabel 3-6: Totaal aantal vervoerde reizigers via BTM (miljoen reizigers)54 1995 2000 2005 2010 2011 2012 Groei 1995-2012 Groei 2011-2012 GJG55 VVM - De Lijn 218,7 238,4 448,7 551,2 549,1 544,0 148,74% -0,93% 5,86% MIVB/STIB 162,5 170,1 254,8 311,6 329,9 348,8 114,65% 5,73% 4,89% SRWT - TEC 160,1 144,4 191,8 277,8 288,7 295,0 84,26% 2,18% 3,89% TOTAAL 541,3 552,9 703,5 1.140,6 1.167,7 1.187,8 119,43% 1,72% 5,03% 50 - 51 Bron: NMBS: inclusief het klassieke internationale vervoer uitgevoerd door NMBS Mobility 52 Bron: NMBS: uitgezonderd Eurostar 53 Bron: NMBS 54 Bron: FOD Economie - Federaal Planbureau: databanken transport; Jaarverslagen De Lijn, MIVB en TEC 55 Gemiddelde jaarlijkse groeivoet voor de periode 1995-2012 Evolutie mobiliteit Vervoersbedrijf 3.1.5 Reizigerstrafiek luchthavens Tabel 3-7 geeft het totaal aantal vervoerde reizigers weer voor een selectie van belangrijke Noord-Europese luchthavens. Tabel 3-7: Vervoerde passagiers voor selectie West-Europese luchthavens (miljoen reizigers)56 Groei 2000-2012 Groei 2011-2012 19,13 -11,4% 0,9% -1,0% 6,79 2.162,3% 4,4% 29,7% 72,30 11,9% 3,3% 0,9% 2000 2005 2011 2012 2013 21,60 16,20 18,79 18,97 0,30 1,90 5,88 6,50 London Heathrow 64,61 67,92 69,44 70,00 Paris Ch. de Gaulle 48,20 53,80 61,10 61,60 - - - - Amsterdam Schiphol 39,61 44,16 49,75 51,04 52,57 32,7% 3,0% 2,4% Frankfurt Rhein-Main 49,36 52,22 56,44 57,53 58,04 17,6% 0,9% 1,4% Brussels Airport Charleroi (Br. South) GJG 3.1.6 Een Europese benchmark voor het reizigersvervoer Onderstaande figuren gaan na hoe het Belgische reizigersvervoer zich verhoudt tot dat van de andere Europese lidstaten. Als benchmark werden de landen van de EU-15 en Zwitserland57 geselecteerd. Verder werd steeds het aantal reizigerskilometer per capita gebruikt om te controleren voor verschillen in bevolkingsgrootte. Deze analyse wordt afzonderlijk gemaakt voor het reizigersvervoer met de wagen, met BTM en met de trein. Figuur 3-9: Reizigerskilometer wagen per capita58 14000 12000 10000 8000 6000 4000 Spanje Portugal Nederland Griekenland Oostenrijk Denemarken Ierland België VK Zwitserland Duitsland Italië Zweden 28 Finland 2011 Frankrijk 1995 0 Luxemburg 2000 Figuur 3-10: Reizigerskilometer BTM per capita59 2500 2000 1500 1000 1995 2011 Nederland Zwitserland VK Duitsland Frankrijk Portugal Zweden Denemarken Spanje Finland Ierland Oostenrijk België Italië Luxemburg 0 Griekenland Evolutie mobiliteit 500 56 Bron: Airports International Council; jaarverslagen en persberichten respectieve luchthavens 57 Zwitserland wordt opgenomen daar haar zeer performante spoorsector vaak als referentie wordt gebruikt. 58 - 59 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Figuur 3-11: Reizigerskilometer trein per capita60 2500 2000 1500 1000 500 1995 0 Griekenland Ierland Portugal Spanje Luxemburg Italië Finland VK Nederland België Duitsland Denemarken Zweden Frankrijk Oostenrijk Zwitserland 2011 Analyse van bovenstaande figuren leert dat België in de middenmoot van het Europese peloton zit qua reizigerskilometer per capita met de wagen en met de trein. Het treinvervoer steeg wel sterk gedurende de laatste 15 jaar. Het Belgische BTM-vervoer kende eveneens een sterke stijging en het aantal Belgische reizigerskilometer per capita met BTM behoort ondertussen tot het hoogste van Europa. Tenslotte kan ook de benuttingsgraad van de Belgische spoorinfrastructuur vergeleken worden met de andere landen van de EU-15. Hieruit blijkt dat Nederland en Zwitserland de hoogste benuttingsgraad hebben en dat België zich bij de betere leerlingen van de Europese klas bevindt. Figuur 3-12: Benuttingsgraad reizigersvervoer (in rkm) Europese spoornetten (2011)61 6,00 5,42 5,21 4,00 29 miljoen rkm/km spoorlijn 5,00 3,51 3,04 3,00 2,88 2,59 2,54 2,53 2,51 2,00 1,47 1,43 1,09 1,00 1,02 0,83 0,66 0,39 Finland Ierland Griekenland Evolutie mobiliteit 60 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 61 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Zweden Luxemburg Spanje Portugal Denemarken Duitsland Italië Oostenrijk Frankrijk België Verenigd Koninkrijk Nederland Zwitserland 0,00 3.2 Het goederenvervoer 3.2.1 Algemene evolutie van het Belgische goederenvervoer Het goederenvervoer vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de totale trafiek (18,7% in 200962) op de Belgische wegen door de aanwezigheid van enkele belangrijke havens en door het feit dat België een belangrijk doorvoerland is. Onderstaande figuren illustreren de evolutie van het Belgische goederenvervoer en de daarbijhorende modale verdeling. Figuur 3-13: Evolutie Belgisch goederenvervoer per transportmodus63 (in tonkm) 160,00 150,00 140,00 130,00 2000=100 120,00 weg binnenvaart 110,00 spoorweg 100,00 totaal 90,00 80,00 70,00 60,00 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Figuur 3-14: Evolutie Belgisch goederenvervoer per transportmodus (in tonkm) 100% 90% 80% 12,78% 11,25% 12,01% 11,85% 8,88% 9,50% 10,26% 9,87% 11,53% 12,49% 70% 60% spoorweg 30 50% 40% binnenvaart 75,21% 76,90% 2000 2005 81,25% 78,97% 77,25% 2009 2010 2011 weg 30% 20% 10% Evolutie mobiliteit 0% 62 Cijfers in voertuigkilometer en afkomstig van de FOD Mobiliteit en Vervoer 63 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 en FOD Mobiliteit en Vervoer: evolutie van het goederenvervoer in België (2011) Analyse van figuur 3-13 leert dat het vrachtvervoer over de weg sterk steeg in de periode 2006-2007. Dit was hoofdzakelijk te wijten aan een sterke toename van het vrachtvervoer met niet EU-nummerplaten en transitnummerplaten. Tijdens de crisis van 2008/2009 verloren zowel de binnenvaart als de spoorwegen marktaandeel ten opzichte van de weg. Vooral de Belgische metaalnijverheid werd hard getroffen door de crisis en daar de inputs/outputs van deze sector hoofdzakelijk via het spoor worden vervoerd werd het vrachtvervoer per spoor op disproportionele wijze getroffen. In de periode 2010-2011 verloor de weg dit gewonnen marktaandeel echter deels terug aan het spoor en de binnenvaart. De binnenvaart slaagde er trouwens in om haar trafiek terug op te krikken tot boven het pre-crisis niveau. Daarnaast analyseren volgende tabellen de goederenstromen die jaarlijks via de West-Europese havens en luchthavens worden vervoerd. Tabel 3-8: Totale maritieme overslag havens van de Hamburg-Le Havre range (in 1000 ton)64, 65 Groei 2000-2013 Groei 2012-2013 190.849 46,21% 3,65% 3,22% 26.300 25.956 7,97% -1,31% 0,64% 34.591 43.544 42.900 20,93% -1,48% 1,60% 322.072 370.240 442.130 440.500 36,77% -0,37% 2,64% Amsterdam 44.624 53.817 77.000 78.500 75,91% 1,95% 4,82% Hamburg 85.093 125.743 130.938 - - - - Bremen 44.968 54.340 84.028 - - - - Le Havre 68.005 75.200 63.516 - - - - Duinkerke 45.283 53.440 47.200 43.600 -3,72% -7,63% -0,32% 800.090 949.648 1.098.791 - - - - 2000 2005 2012 130.531 160.054 184.135 Gent 24.039 22.223 Zeebrugge 35.475 Rotterdam Antwerpen TOTAAL 2013 GJG66 Tabel 3-9: Totale vervoerde vracht via enkele West-Europese luchthavens (in miljoen ton)67 2000 2005 2011 2012 2013 Groei 20002013 Groei 20122013 Brussels Airport 0,687 0,703 0,475 0,459 0,430 -37,5% -6,4% -3,8% Oostende (Ostend Airport) 0,094 0,108 0,057 0,053 0,045 -51,4% -14,5% -5,8% Luik-Bierset 0,270 0,327 0,674 0,577 0,561 107,6% -2,7% 6,3% London Heathrow 1,402 1,390 1,480 1,460 - - - - Paris Ch. de Gaulle 1,610 2,010 2,353 2,2 - - - - Amsterdam Schiphol 1,267 1,496 1,549 1,483 1,531 20,8% 3,2% 1,6% Frankfurt Rhein-Main 1,710 1,963 2,169 2,049 2,049 19,8% 1,4% 1,5% Evolutie mobiliteit 64 Bron: Vlaamse Havencommissie; jaarverslagen en persberichten respectieve havens 65 De Hamburg-Le Havre range behelst alle zeehavens tussen Hamburg en Le Havre waarbij de haven van Oostende niet wordt meegerekend omwille van haar beperkte grootte. 66 Gemiddelde jaarlijkse groeivoet voor de periode 2000-2013 67 Bron: Airports International Council; jaarverslagen en persberichten respectieve luchthavens 31 GJG Verder is een goede ontsluiting van de havens een belangrijk concurrentiële troef geworden. Gegeven de toenemende congestie op de wegen van het hinterland van de Hamburg-Le Havre range is het realiseren van een modal shift ten voordele van spoorweg en binnenvaart een belangrijk aandachtspunt voor de respectieve havenautoriteiten geworden. Zo streeft de Antwerpse havenautoriteit de volgende modal split na voor het transport van containers tegen 2020: weg (40%), binnenvaart (40%) en spoorvervoer (20%). Onderstaande figuren illustreren de modale verdeling van de havens van Antwerpen en Zeebrugge. Figuur 3-15: Modal split (in tkm) haven van Antwerpen (2010)68 56% weg 39% 10% containers spoor 10% totale trafiek 34% barge en binnenvaart 51% -10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Figuur 3-16: Modal split (in tkm) haven van Zeebrugge (2012)69 59,5% 32 73,4% 34,6% containers 19,1% totale trafiek 5,9% Evolutie mobiliteit 7,6% 0,0% 10,0% 20,0% 30,0% 40,0% 68 Jaarverslag 2010 haven van Antwerpen. Exclusief transhipment. 69 Jaarverslag 2012 haven van Zeebrugge. Exclusief transhipment 50,0% 60,0% 70,0% 80,0% 3.2.2 Een Europese benchmark voor het goederenvervoer Ten slotte kan de evolutie van het vrachtvervoer in de hele Europese Unie, de EU-27, worden nagegaan70 . Figuren 3-17 en 3-18 illustreren dat er in de laatste vijftien jaar geen modal shift in de EU-27 heeft plaatsgevonden. Integendeel, het wegvervoer won nog aan belang wat betreft het vervoer van goederen en dit ondanks de liberalisering van het goederenvervoer per spoor sinds 2007. Merk op dat de crisis van 2008/2009 het spoor ook in Europese context het hardst heeft getroffen. Sinds 2010 is het spoor wel aan een remonte begonnen op Europees vlak, wat resulteerde in winst in marktaandeel. Opvallend is dat het spoor ook in 2011 een toename van de trafiekvolumes kon optekenen en dit in tegenstelling tot de binnenvaart en de weg. De binnenvaart herstelde in 2010 wel vlot van de crisis. Figuur 3-17: Evolutie vrachtvervoer in de EU-27 (tkm)71 160 150 140 1990=100 130 weg 120 trein binnenvaart 110 totaal 100 90 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 80 Figuur 3-18: Evolutie vrachtvervoer in de EU-27 (tkm) 100% 6,8% 6,5% 5,9% 6,5% 6,1% 21,5% 19,6% 17,6% 17,0% 18,3% 80% 33 90% 70% 60% binnenvaart 50% trein 40% 71,7% 73,9% 76,5% 76,5% 75,6% 1995 2000 2005 2010 2011 weg 30% 10% 0% 70 Er kan geen zinvolle tijdreeks worden gemaakt over de evolutie van de modale verdeling van het vrachtvervoer voor de verschillende Europese landen afzonderlijk, daar de beschikbare gegevens voor het vrachtvervoer over de weg niet voor territorialiteit worden gecorrigeerd. Eurostat deed dit enkel voor 2008 en 2009 in haar “statistics in focus” nr.13/2012. De Europese Commissie, Transport en Mobiliteit hanteert deze werkwijze echter niet in haar jaarlijks “Statistical Pocketbook”. . 71 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Evolutie mobiliteit 20% Verder kan ook de evolutie van het vrachtvervoer per spoor in een Europese context worden geplaatst. Onderstaande figuur illustreert: Figuur 3-19: Evolutie Europees goederenvervoer per spoor (in tkm)72 250 200 BE 1995=100 DE FR 150 NL VK IT 100 EU-15 EU-27 50 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 0 34 Op bovenstaande grafiek zien we dat in een aantal landen de trafiekvolumes sterker zijn toegenomen dan de EU-trend, meer bepaald in Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. België volgt de trend van de EU-15 en de EU-27 redelijk goed. De economische crisis sloeg echter harder toe in België dan in het geheel van de EU. De sterke groei in Duitsland en Nederland is het gevolg van het succes van DB Schenker Benelux. Verder heeft de indienstname van de Betuweroute in Nederland (2007) ongetwijfeld ook een positief effect teweeggebracht. Daarnaast spelen de lage trafiekvolumes van voor 2002 ook een belangrijke rol bij het verklaren van de sterke Nederlandse prestatie. Hetzelfde geldt voor het Verenigd Koninkrijk. In Frankrijk daarentegen heeft men geopteerd voor een drastische sanering van het goederenvervoer per spoor dat ertoe geleid heeft dat heel wat verlieslatende trafieken versneld afgebouwd of afgeschaft werden. Bovendien kampt men in Frankrijk met een onvoldoend kwaliteitsniveau van de dienstverlening. Dit heeft geleid tot een belangrijke overstap naar concurrerende modi. Evolutie mobiliteit Tenslotte kan ook de benuttingsgraad van de Belgische spoorinfrastructuur voor het vrachtvervoer vergeleken worden met de andere landen van de EU-15. Hieruit blijkt dat Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland de hoogste benuttingsgraad hebben. België bevindt zich boven het Europese gemiddelde. 72 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Figuur 3-20: Benuttingsgraad vrachtvervoer (in tkm) Europese spoornetten (2011)73 4,50 4,05 4,00 3,37 3,50 3,20 3,00 2,50 2,13 2,11 2,00 2,04 1,77 1,58 1,50 1,30 1,16 1,11 1,05 1,00 0,99 0,83 0,14 0,05 Griekenland Ierland 0,61 0,50 73 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Evolutie mobiliteit 35 Spanje Portugal Denemarken Luxemburg Frankrijk Italië VK Finland EU-15 Zweden Nederland België Zwitserland Duitsland Oostenrijk 0,00 Evolutie mobiliteit 36 4 Financiële kerncijfers van de NMBS-Groep In 2012 bedroeg het gemiddelde tarief per reizigerskilometer met de trein ongeveer 0,075€ 74 (tegenover 0,32€ per voertuigkilometer voor een dieselwagen75). De gunstige prijs voor het reizigersvervoer per spoor wordt mogelijk gemaakt door de financiële middelen die de staat ter beschikking stelt van de spoorwegonderneming. In figuur 4-1 wordt de omzet van de NMBS-Groep per activiteit weergegeven waaruit blijkt dat de exploitatiesubsidies inderdaad een belangrijk deel van de omzet uitmaken. Dit geld van de belastingbetaler dient uiteraard efficiënt te worden ingezet. Figuur 4-2 toont het dalende dotatiebedrag per reizigerskilometer over het laatste decennium, wat meteen aanduidt dat de NMBS-Groep erin lukt om steeds meer mensen te vervoeren met een beperkte toename van het beschikbare budget. Figuur 4-1 : Omzet NMBS-Groep volgens activiteit76 (2012: 2,989 miljard €) 21,9% NMBS Mobility NMBS Europe NMBS Mobility 46,4% NMBS Europe NMBS Logistics Andere Andere bedrijfsopbrengsten Dotatie bedrijfsopbrengsten 37 NMBS Logistics 8,0% 12,2% 74 Bron: NMBS 75 Bron: Autogids. De kost is gebaseerd op een Volkswagen Golf 1.6 TDi, met 20.000 jaarlijks verreden kilometers en 5 jaren gebruik. 76 Bron: Beperkte geconsolideerde jaarrekening van de NMBS-Groep 2012. Financiële kerncijfers van de NMBS-Groep Dotatie 11,5% Figuur 4-2 : Evolutie netto-dotaties en binnenlands vervoer77 170 0,22 0,207 160 0,2 0,198 150 0,191 0,185 0,184 140 0,18 0,175 130 0,164 0,161 0,16 0,158 120 0,150 0,150 0,146 0,140 2012 110 0,140 0,14 100 0,12 90 Financiële kerncijfers van de NMBS-Groep 38 netto dotatie NMBS-Groep (€2012) 77 Bron: NMBS rkm (binnenlands vervoer) 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 0,1 1999 80 dotatie per rkm (€2012) 5 Duurzaamheid van onze mobiliteit De consumptie van transport veroorzaakt negatieve externaliteiten in de economie en ecologie. Denk maar aan de opwarming van het klimaat door de verbranding van schaarse grondstoffen, fijn stof, congestie en ongevallen. In wat volgt bespreken we deze externaliteiten en hun relevantie voor de verschillende vervoersmodi. 5.1 Verbruik van schaarse grondstoffen De energiemarkt zal de komende decennia worden geconfronteerd met grote uitdagingen zoals de uitputting van de oliereserves en de verdere ontwikkeling van alternatieve en milieuvriendelijke energiebronnen. Volgende grafieken geven aan dat de transportsector een belangrijke energiegebruiker is en dat de hoofdmoot van deze energie door het vervoer over de weg wordt verbruikt. Logischerwijs is het wegvervoer dus ook verantwoordelijk voor het merendeel van het petroleumgebruik in de transportsector. Daarnaast valt op dat een auto in de spits tot zeven maal meer energie verbruikt per reizigerskilometer dan een elektrische trein. Vliegtuigen, maar ook vrachtwagens zijn echte energievreters voor het vrachtvervoer in vergelijking met elektrische treinen. Figuur 5-1: Sectorieel energieverbruik in België (2011)78 Industrie 17,2% Transport Huishoudelijk Verbruik Landbouw 39 34,2% Diensten En Andere 19,0% 27,5% 78 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Duurzaamheid van onze mobiliteit 2,1% Figuur 5-2: Energieverbruik per transportmodus in België (2011)79 Weg 13,80% 1,55% 1,78% Spoor Binnenvaart Luchtvaart 82,87% Figuur 5-3: Petroleumgebruik per transportmodus in België (2010)80 Weg 16,0% 1,7% 0,4% Spoor Binnenvaart Luchtvaart 81,8% 40 Figuur 5-4: Specifiek primair energieverbruik reizigersverkeer in België (2010)81 3000 2500 2371 2032 kJ/rkm Duurzaamheid van onze mobiliteit 2000 1500 1197 1000 698 500 342 0 Trein in de spits (bezetting 100%) HST (bezetting 70%) Gemiddelde trein Auto (7l/100km; 1,4 p/wagen) 79 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 80 Bron: FOD Economie – databanken transport 81 Bron: Duurzaamheidsverslag 2010 NMBS-Holding Auto in de spits (7l/100km; 1,2 p/wagen) Figuur 5-5: Specifiek primair energieverbruik goederenvervoer in België (2010)82 10000 9036 9000 8000 7000 Kj/tkm 6000 5000 4000 3000 2000 972 1000 396 450 540 Elektrische trein Dieseltrein Binnenschip 0 Vrachtwagen Vliegtuig 5.2 Milieu- en klimaatverontreiniging Economische activiteiten veroorzaken negatieve externaliteiten op ons klimaat en milieu. Deze externaliteiten komen tot uiting wanneer personen en bedrijven de lasten die hun activiteit aan anderen opleggen niet in overweging nemen. In het geval van klimaatverontreiniging betreft het bovendien niet enkel intra-generationele, maar ook inter-generationele externaliteiten. Inderdaad, onomkeerbare schade aan het milieu die vandaag wordt aangericht, zal ook toekomstige generaties treffen. Volgende grafieken tonen aan dat het aandeel van de trein in de emissie van CO2 en fijn stof heel beperkt is. Het is vooral de wegsector die het overgrote deel van de milieu- en klimaatverontreiniging veroorzaakt. Figuur 5-6: Broeikasgasemissie per sector in België (2011)83 Landbouw 9,4% Andere 6,4% Energie 18,4% 41 Weg 21,8% Industrie 29,0% Andere 0,2% Binnenvaart 0,5% Spoor 0,1% 82 Bron: Duurzaamheidsverslag 2010 NMBS-Holding 83 Bron: FOD-VVVL: nationale inventaris voor broeikasgasemissies 2013; Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 Duurzaamheid van onze mobiliteit Transport 22,5% Gezinnen 14,2% Figuur 5-7: Evolutie CO2-emissies en afgelegde rkm/tkm van het Belgische spoorvervoer84 180 160 1995=100 140 CO2 emissie spoor spoor(ton) (ton) CO2 emissie 120 reizigersvervoer (rkm) Reizigersvervoer (rkm) goederenvervoer (tkm) Goederenvervoer (tkm) 100 80 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 60 Figuur 5-8: Specifieke CO2-emissie van het spoorvervoer85 60 50 40 30 20 10 Personenvervoer per spoor (g/rkm) 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 1990 0 Goederenvervoer per spoor (g/tkm) 42 Figuur 5-9: Specifieke CO2-emissie goederenvervoer86 Gemiddelde trein Duurzaamheid van onze mobiliteit Binnenvaart Zware vrachtwagen Lichte vrachtwagen 0 100 200 300 84 - 85 Bron: NMBS-Groep: Rapport Duurzaam Ondernemen 2013 86 Bron: NMBS-Holding: Duurzaamheidsverslag 2010 400 500 600 700 Figuur 5-10: Specifieke CO2-emissie reizigersvervoer87 Piekuurtrein HST trein Gemiddelde trein Gemiddelde auto (7l/100, 1,4 pers.) auto in de spits (7l/100, 1,2 pers) Vliegtuig korte afstanden 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Onderstaande tabellen geven vervolgens de uitwerking van enkele case studies weer op basis van EcoTransIT (www.ecotransit.org) en EcoPassenger (www.ecopassenger.org), twee internet tools ontwikkeld om de klimaat- en milieu-impact van de verschillende vervoersmodi te vergelijken op door de gebruiker te definiëren reizigers- en goederentrajecten in Europa. Hieruit blijkt dat dieselwagens vervuilender zijn dan benzinewagens en dat de trein opmerkelijker minder vervuilend is dan personenwagens en vliegtuigen. Ook in het vrachtvervoer presteert het spoor veel beter dan de weg. Onderstaande tabellen beschouwen de reizigerstrajecten Antwerpen - Brussel-Zuid en Brussel-Zuid - Parijs. De resultaten werden afgeleid onder volgende hypothesen: 1,5 personen/wagen, trein met gemiddelde bezettingsgraad, vliegtuig met gemiddelde bezettingsgraad (exclusief vervoer naar en van de luchthaven). Tabel 5-1: Antwerpen - Brussel-Zuid (09u00)88 Dieselwagen (euro 4) Energieverbruik (incl. productie; in liter) 3,3 2,5 2 CO2 (kilogram) 7,0 5,4 1,7 Fijn stof (gram) 0,6 1,2 0,47 NOX (gram) 4,3 20,8 3,5 43 Trein Tabel 5-2: Brussel-Zuid – Parijs (09u00)89 Per passagier Benzinewagen (euro 4) Dieselwagen (euro 4) Trein Vliegtuig Energieverbruik (incl. productie; in liter) 20,1 15,6 9,5 27,1 CO2 (kilogram) 43,5 33,4 5,3 58,5 3,7 7,4 1,5 4,3 26,5 132,2 11,5 205,1 Fijn stof (gram) NOX (gram) 87 Bron: NMBS-Holding: Duurzaamheidsverslag 2009 88 - 89 Bron: EcoPassenger Duurzaamheid van onze mobiliteit Benzinewagen (euro 4) Per passagier Tabel 5-3: Antwerpen – Lyon90, 40.000 ton bulkgoederen91 Totaal (volledig traject) Trein (elektrisch) Trein (diesel) Vrachtwagen (euro III) 12.068.699 11.077.874 27.884.476 184 727 1.826 44 316 393 NOX (kg) 377 10.039 13.913 SO2 (kg) 566 851 2.142 Primair energieverbruik (Mj) CO2 (ton) Fijn stof (kg) 5.3 Congestie Congestie, beter bekend als filevorming, is een externaliteit in die zin dat mensen typisch hun eigen tijdverlies in hun beslissing incalculeren, maar niet het tijdverlies dat zij door hun aanwezigheid op de weg aan andere bestuurders opleggen. Het is een steeds prangender wordend probleem daar het aantal kilometer autosnelweg met een saturatie van meer dan 75% sterk toeneemt. Figuur 5-11: Evolutie aantal km Belgische autosnelweg met >75% saturatie92 800 700 600 500 400 300 200 100 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 1995 1993 1991 1989 1987 1985 0 Duurzaamheid van onze mobiliteit 44 5.4 Ongevallen Ongevallen vormen een negatieve externaliteit voor alle vervoersmodi voor zover er sociale kosten ontstaan die niet door verzekeringspremies worden gedekt. Het aantal doden en zwaargewonden op de Belgische wegen nam de laatste 20 jaar sterk af. Dit is echter een Europees fenomeen en in vergelijking met de andere Europese landen scoort België nog steeds zwak. De trein blijkt bovendien een veel veiligere transportmodus dan de wagen. 90 Volgende assumpties werden gemaakt: vrachtwagen met 26 ton laadcapaciteit met een beladingsgraad van 100% en een “empty trip factor” van 60%; trein met gewicht van 1000 ton met een beladingsgraad van 100% en een “empty trip factor” van 80%. 91 Bron: EcoTransIT 92 Bron: FOD Mobiliteit en Vervoer – verkeerstellingen 2009 Figuur 5-12: Evolutie verkeersslachtoffers Belgische wegen93 100,00 90,00 80,00 70,00 1990=100 60,00 50,00 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 1990 1995 2000 2005 2006 Doden en dodelijk gewonden 2007 2008 Ernstig gewonden 2009 2010 2011 Licht gewonden Figuur 5-13: Verkeersdoden per miljoen inwoners94 200 150 100 50 2011 VK Nederland Zweden Denemarken Ierland Spanje Duitsland Finland Oostenrijk Frankrijk Luxemburg Italië 2000 België Portugal Griekenland 0 Tabel 5-4: Verkeersdoden op het spoor en de weg vergeleken 95 Reizigerskm (*10 ) 9 Doden/(rkm*10 ) 9 Spoorweg Reizigers Overwegen (Reizigers niet inbegrepen) 13.425 53 135 1.331,25 110,21 10,08 0,48 5.5 Externe kosten De externe kost van transport is de in geldtermen uitgedrukte schade veroorzaakt door de externaliteiten van de vraag naar transport. Het Federaal Planbureau berekent de marginale externe congestie en milieu- en klimaatkosten voor het reizigers- en vrachtvervoer. Hieruit blijkt duidelijk dat de milieu-impact van het spoor veel lager is dan deze van het wegvervoer. Verder blijken de externe congestie- en milieukosten van het wegvervoer relatief hoger te liggen in de piekuren en is de absolute waarde van de veroorzaakte schade hoog. Bovendien valt op dat de bestelwagen heel slecht scoort op milieuvlak wegens de geringe beladingsgraad. 93 Bron: Febiac 94 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013 95 Bron: Europese Commissie, Mobiliteit en Transport: statistical pocketbook 2013, NMBS en FOD Mobiliteit en Vervoer 45 Doden Weg Duurzaamheid van onze mobiliteit 2000 tot en met 2011 Tabel 5-5: Marginale externe congestiekosten voor verschillende wegvervoermodi (2008)96 Euro2008/voertuigkm Spits Dal Auto 0,59 0,09 Bus/tram/metro 1,48 0,23 Motor 0,44 0,07 Vrachtwagen 1,18 0,19 Bestelwagen 0,89 0,14 Tabel 5-6: Totale marginale externe milieu- en klimaatkosten voor reizigersvervoer (2008)97 Euro2008 / 1000 reizigerskm Auto Trein Spits Dal 7,2 6,0 0,8 Tabel 5-7: Marginale externe milieu- en klimaatkosten voor vrachtvervoer (2008)98 Euro2010 / 1000 tonkm 52,9 Vrachtwagen 3,2 Binnenvaart 1,1 Spoor 0,5 Duurzaamheid van onze mobiliteit 46 Bestelwagen 96 - 97 - 98 Bron: Federaal Planbureau [email protected] www.b-mobility.eu Verantwoordelijke uitgever: Daniel Derochette, Directeur-Generaal Strategy & Coordination (wnd) NMBS - Fonsnylaan 47b - 1060 Brussel Maart 2014 NMBS
© Copyright 2025 ExpyDoc