Een goede buur! Versterking van relatie van thuiszorg met informele zorg Dit project werd mede mogelijk gemaakt dankzij subsidie van de Provincie Gelderland. Een goede buur! Versterking van relatie van thuiszorg met informele zorg Cecil Scholten, Vilans Wendy van Lier, Vilans Lucie Goris, STMG Utrecht, 2014 Inhoud 1. Inleiding ......................................................................................................4 2. Achtergrond .................................................................................................6 3. Het project ..................................................................................................8 4. De context ................................................................................................. 11 5. Aanbevelingen............................................................................................. 14 © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 3 1. Inleiding Er gaat veel veranderen in zorg en welzijn. Taken worden overgeheveld, budgetten gekort. Burgers moeten meer zelf- en samenredzaam worden. Naar verwachting zal het beroep op mantelzorgers, buren, vrienden en vrijwilligers toenemen. Dat geldt zowel voor mensen met een zorgvraag in de thuissituatie als in een instelling. Het draait allemaal om een nieuwe participatiemaatschappij. Organisaties en gemeenten zijn volop bezig zich hierop voor te bereiden. 1.1 Kanteling Rode draad in dit verhaal is de kanteling van arbeidsintensieve en daardoor dure, individuele zorgverlening naar eigen kracht, inzet vanuit het sociale netwerk en collectieve dienstverlening. Het vraagt om nieuwe maatschappelijke en individuele zorg- en ondersteuningsarrangementen. Daarbij spelen ook andere transities in de jeugdzorg en op het gebied van (arbeids)participatie een rol. Waar mogelijk vullen de transities elkaar aan en worden met elkaar verbonden. Een belangrijk aspect bij de kanteling is de verschuiving van het primaat van de formele zorg naar een aanvullende, faciliterende en coachende rol. Zorg en ondersteuning wordt zoveel mogelijk door cliënten, hun netwerk en vrijwilligers zelf geregeld. Als dat hen niet (meer) lukt, kunnen ze uiteindelijk een beroep doen op de formele zorg. De grotere nadruk op zelfredzaamheid en samenredzaamheid vraagt een grote omslag in het denken en handelen zowel aan de kant van cliënten, mantelzorgers en het sociale netwerk als bij zorgmedewerkers en hun organisaties. Zorgmedewerkers krijgen een meer faciliterende en ondersteunende rol in de zorg voor mensen met een hulpvraag: van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 4 1.2 Focus op thuiszorg en relatie met informele zorg Stichting Thuiszorg Midden Gelderland vindt het belangrijk dat medewerkers de cliënt en zijn netwerk actief ondersteunen in het versterken van hun zelfmanagement, en draagt dit ook uit in haar zorgvisie. In 2013 hebben Stichting Thuiszorg Midden Gelderland (STMG) en Vilans, kenniscentrum voor de langdurende zorg, gezamenlijk de pilot ‘Een goede buur’ opgezet en uitgevoerd. Het doel van de pilot was te verkennen welke rol thuiszorgmedewerkers1 kunnen vervullen in het versterken van het netwerk van hun cliënten en welke instrumenten en tips hierbij waardevol zijn. (Wijk)verpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden van STMG hebben in het project ‘Een goede Buur’ een aantal trainingsbijeenkomsten gevolgd en met de kennis en instrumenten in de praktijk geoefend. Ook zijn er twee bijeenkomsten geweest voor verzorgenden om hen mee te nemen in de zorgvisie en de nieuwe werkwijze. Het project werd financieel mede mogelijk gemaakt door de Provincie Gelderland. Het project sluit aan bij de ontwikkeling van de functie van wijkverpleegkundige als ‘Zichtbare schakel’ in de wijk, die ondersteuning biedt op het gebied van wonen, zorg en welzijn en is de schakel tussen cliënten, instanties en netwerken. In dit project draait het ook om collega (wijk)verpleegkundigen en verzorgenden en hun rol in relatie tot informele zorg. 1 Tot de thuiszorg behoren de volgende werkzaamheden die overgeheveld worden (of al zijn): - verpleging (AWBZ -> ZW) - persoonlijke verzorging (AWBZ->ZW) - begeleiding (AWBZ->Wmo) - huishoudelijke hulp (sinds 2007 onderdeel van Wmo) © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 5 2. Achtergrond In de thuiszorg is de zorgverlening gekoppeld aan het welbevinden van cliënten. En dan gaat het niet alleen om directe zorg en ondersteuning, maar ook om wat de cliënt verder nog te doen heeft, welke sociale contacten en activiteiten hij of zij nog kan en wil ondernemen. “We zijn er niet alleen om te zorgen voor, maar ook om te zorgen dat een cliënt de dag doorkomt”, aldus een thuiszorgmedewerker. “Tenslotte zijn wij er maar een paar uurtjes per week en telt de week nog vele uren waarin de cliënt zich moet zien te redden.” Het is meer en meer aan de cliënt om zichzelf te redden, ook op sociaal gebied. Thuiszorgmedewerkers kunnen daar een steentje aan bijdragen. Niet door alles over te nemen en te regelen, maar vooral door te luisteren, te stimuleren en te ondersteunen. 2.1 Informele zorg in beeld Informele zorg is meer dan alleen mantelzorg en inzet van vrijwilligers. De focus is ook meer te richten op het sociale netwerk van de cliënt. Oftewel de buren, vrienden en familie die zich in de ‘tweede lijn’ bevinden. Die zijn niet als een mantelzorger zeer intensief betrokken bij de zorg en ondersteuning van hun naaste, maar dikwijls wel bereid een helpende hand te bieden. Een deel van dat netwerk is soms al actief, een deel ook nog niet of nauwelijks. Ook mensen in de buurt zouden meer kunnen betekenen voor cliënten, zowel zelfstandig wonend als in een woonvoorziening. Cliënten moeten dat zelf of samen met hun mantelzorger(s) zien te regelen. In feite gaat het om het versterken van de eigen kracht samen met het informele netwerk. Vraagverlegenheid van cliënten en mantelzorgers belemmert de bijdrage vanuit het netwerk. Maar ook aanbod’angst’ speelt een rol. Want als je toezegt om te helpen, zit je eraan vast. Moet je keer op keer op komen draven en wordt er steeds meer van je gevraagd. Daar zijn veel informele zorgverleners althans bang voor. Of ze weten zich geen raad met de situatie. Of ze voelen zich niet zeker als ze hulp bieden. Eigen kracht is niet altijd voldoende. Soms heeft het informele netwerk een duwtje nodig of een veilige achterwacht. Soms is het nodig om het een en ander te leren. En soms ook om (een deel van) de zorg (tijdelijk) over te nemen. Dan komt beroepsmatige ondersteuning in beeld. Overzicht van informele zorg en ondersteuning © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 6 2.2 Thuiszorg in relatie tot informele zorg Thuiszorg is in principe gericht op zorg en ondersteuning van cliënten. Daarbij komt ook het sociaal, maatschappelijk en psychisch welbevinden aan bod. Op dit terrein wordt de ondersteuning ingegeven door de langdurige contacten tussen thuiszorgmedewerker(s) en cliënt(en). Daardoor ontstaat er vaak een vertrouwensband en vangen thuiszorgmedewerkers vele signalen op die niet alleen betrekking hebben op de zorg, maar ook op het welbevinden van de cliënten. Sabina de Vree komt al langere tijd bij mevrouw Bender. Ze heeft de wond aan het been van mevrouw verzorgd en helpt haar bij het aankleden. Sabina vraagt of mevrouw Bender nog niets leuks gaat doen vandaag. Mevrouw Bender geeft aan dat nu ze zo slecht ter been is, ze nauwelijks meer de deur uitkomt. Als Sabina oppert dat ze misschien een keer in de rolstoel met de buurvrouw op pad kan, kijkt mevrouw Bender bedenkelijk. Hoe moet de buurvrouw haar in de rolstoel krijgen? Alleen kan ze dat niet. En de buurvrouw weet ook niet goed hoe ze een rolstoel moet duwen. Zonder een professionele kracht is dat toch veel te gevaarlijk. Het bovenstaande verhaal geeft een voorbeeld van een situatie waar een thuiszorgmedewerker mee te maken kan krijgen. Het gaat niet alleen om de directe zorgverlening, maar ook om het dagelijkse, sociale leven waar de cliënt mee worstelt. Wat kan en wil de cliënt nog doen? Hoe krijgt de cliënt dat georganiseerd? Wat is daarvoor nodig en wat kan de thuiszorgmedewerker daarbij betekenen? Door samen op zoek te gaan naar mogelijkheden pakken zowel de thuiszorgmedewerker als de cliënt (en de mantelzorger) hun rol in het kantelingsproces. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 7 3. Het project Over de rol van de wijkverpleegkundige is al veel gezegd, geschreven en geëxperimenteerd. Het gaat om een functie die een ‘zichtbare schakel’ moet worden in de wijk. Maar hoe verhoudt de wijkverpleegkundige zich tot de mantelzorg, het netwerk en de vrijwilligers rondom een cliënt? Zijn er contacten die bijdragen aan versterking van dit informele netwerk? Hoe zouden de wijkverpleegkundige en haar zorgcollega’s daar aan kunnen bijdragen? Wat pakken zij op en wat zou het welzijnswerk of andere beroepsmatige en vrijwillige ondersteuning kunnen betekenen? Deze en andere vragen kwamen aan bod in het project. 3.1 Werkwijze STMG en Vilans gaan samen aan de slag om deze en andere vragen te beantwoorden. Dat hebben we in een pilotproject op de volgende wijze gedaan. Stap 1. Visie en aanpak Doel: gezamenlijke visie en aanpak ontwikkelen over samenspel, in eerste instantie vanuit thuiszorg en dan ook breder in de wijk met welzijns- en vrijwilligersorganisaties en met gemeente. Stap 2. Voorbereiding implementatie Doel: thuiszorgmedewerkers (wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden) handvatten geven om samenspel met informele zorg op te zetten in rol van coach/stimulator, achterwacht, delen van kennis en kunde. Stap 3. Implementatie Doel: visie en aanpak implementeren door thuiszorg. Stimuleren van aanpak rond samenspel door andere organisaties. Stap 4. Evalueren, borgen en verspreiden Doel: evalueren en zonodig bijstellen van aanpak plus borgen en verspreiden in eerste instantie bij STMG en daarna ook bij andere organisaties. 3.2 Rol in relatie tot informele zorg Het gaat niet alleen om zorg, maar ook om het welzijn en welbevinden van cliënten. Dat kan de thuiszorg niet alleen doen, maar thuiszorgmedewerkers kunnen er wel een steentje aan bijdragen in hun samenspel met en verwijzing naar informele zorg. Deelnemers van het project beschouwen netwerkversterking en verwijzing naar (welzijns)voorzieningen als onderdeel van hun werk als (wijk)verpleegkundige en wijkziekenverzorgende. “Het hoort bij je beroep. Je komt als thuiszorg voor een deel van het geheel. Maar als je kunt bijdragen aan het geheel is dat wel goed.” “Ja, het is wel een stukje dat er bij hoort. Als iemand zich daardoor prettiger kan voelen. Het hebben van een verzetje kan de dingen ook verzachten voor mensen.” Elementen die zij in de versterking van het netwerk vooral tot hun taken rekenen zijn: © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 8 met cliënten spreken over wensen of vragen die hij/zij heeft; cliënten verwijzen naar (vrijwilligers)organisaties die (misschien) kunnen voorzien in de behoefte van de cliënt; en mensen uit het netwerk van de cliënt voorzien van benodigde informatie en vaardigheden. Sinds het project ‘Een goede buur’ geven medewerkers aan zich bewuster te zijn geworden van hun rol en benoemen zij ook nieuwe taken in de versterking van het netwerk als onderdeel van hun werk, zoals: cliënten attenderen op de mogelijkheid om het netwerk in te schakelen; met cliënten meedenken over hoe ze hun netwerk kunnen inschakelen; cliënten stimuleren en soms een duwtje in de rug geven om hun netwerk te benaderen met hun vraag; iemand uit het netwerk van een cliënt vragen om activiteiten te ondernemen; contact opnemen met (vrijwilligers)organisaties voor de cliënt en zo het eerste contact leggen. Voor de laatste twee punten geldt dat ze dit alleen als hun taak zien wanneer de cliënt hier niet toe in staat is, of het te spannend vindt om contact te leggen. Medewerkers zetten dan de eerste stap, zodat cliënten het hierna verder zelf kunnen oppakken. De deelnemers van het project geven aan dat ook voor de verzorgenden een belangrijke rol is weggelegd in het helpen versterken van het netwerk van de cliënt. Hoewel medewerkers en cliënten het belang van een stevig netwerk en de meerwaarde van de rol van de thuiszorg hierin erkennen, ervaren medewerkers ook enige terughoudendheid. Uit de enquête en de interviews wordt duidelijk dat de (nieuwe) rol en taken ook een grens kennen. Voor medewerkers houdt het stimuleren van het netwerk op, op het moment dat een cliënt aangeeft dat hij of zij niet wil. “Als cliënten aangeven hun netwerk niet uit te kunnen breiden, omdat ze te weinig mensen kennen, of niets te willen vragen, ligt hier voor mij de grens.” 3.3 Onderdelen van de training Zicht op sociale kaart en ondersteuningsmogelijkheden Het in beeld brengen van de verwijsmogelijkheden heeft alle deelnemers meer inzicht gegeven. Veel medewerkers geven aan dat ze door de sociale wegwijzer en de voorlichting van Meldpunt Vrijwillige Thuishulp nu weten dat er meer aanbod is dan zij in eerste instantie dachten. Netwerkkaart Het in kaart brengen van het netwerk wordt door medewerkers als waardevol ervaren. Hierdoor hebben de medewerkers (én cliënten) geleerd dat iemand vaak meer mogelijke hulpbronnen heeft dan in eerste instantie wordt aangenomen. Daarnaast vinden ze dit een goede manier om een cliënt beter te leren kennen. Stappenplan en motiverende gespreksvaardigheden Het stappenplan en de motiverende gespreksvaardigheden worden door de deelnemers positief geëvalueerd. Het stappenplan geeft hen houvast. Tegelijkertijd geven ze aan dat ze wel flexibel met het stappenplan willen omgaan. Bij het toepassen van het stappenplan is het van belang om het tempo op peil te houden. Als er te veel tijd tussen de verschillende stappen zit, is het lastig er weer bij de cliënt op terug te komen. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 9 De tips over motiverende gespreksvaardigheden, hoewel voor sommigen niet nieuw, worden eveneens door bijna alle deelnemers ervaren als nuttige en bruikbare tips. Vrijwel iedere medewerker heeft gebruikgemaakt van de tips. ‘Veel medewerkers zijn nog van het oude denken. Zij doen het vaak zelf, nemen het van de cliënt over. ‘Een goede buur’ vraagt een hele omslag in het denken en handelen van medewerkers.’ ‘Het is de toon die de muziek maakt’ In het begin had ik er moeite mee om er echt voor te gaan zitten bij de cliënt. Maar eenmaal aan het gesprek begonnen, ging het steeds beter. Na verloop van tijd gaat het steeds gemakkelijker, merk je dat je gemakkelijker over het sociale netwerk van de cliënt gaat praten.” 3.4 Resultaten De meerderheid van de medewerkers vult door het project hun rol in het ondersteunen van cliënten anders in. Het gaat hierbij met name om: Groter bewustzijn van de eigen rol Grotere alertheid tijdens gesprekken met cliënten (tussen ‘de regels door lezen’) Cliënten stimuleren en met hen meedenken hoe ze hulp kunnen vragen, in plaats van het voor hen te regelen Meer doorverwijzen vanwege de grotere kennis van instanties. “Je denkt nu meer door van hoe je iemand kan stimuleren meer hulp te vragen en te gaan vragen aan vrijwilligers of familie bijvoorbeeld.” De gesprekken zelf leidden ook tot concrete oplossingen en acties. Zo noemden drie deelnemers dat het hen was gelukt om vrijwilligers succesvol in te schakelen. Ook noemde een medewerker dat de cliënt naar aanleiding van de gesprekken zelf de buurman heeft gevraagd om te rijden. Tools die in het kader van het project ontwikkeld en door de thuiszorgmedewerkers gebruikt zijn: Sociale netwerkkaart – middel om eigen sociale netwerk in kaart te brengen en te koppelen aan wensen en behoeften. Stappenplan - om sociale netwerk te versterken. Motiverende gespreksvoering – tips om gesprek aan te gaan met cliënten (en mantelzorgers) over leggen van contact in eigen omgeving dan wel op zoek te gaan naar ondersteuning van (vrijwilligers)diensten en aansluiting bij welzijnsactiviteiten. Sociale wegwijzer – overzicht van ondersteuningsvragen van cliënten (en mantelzorgers) en mogelijkheden om door te verwijzen naar diensten en activiteiten vanuit het welzijnswerk en vrijwilligersorganisaties in de gemeente. 3.5 Borging resultaten STMG zorgt voor borging van het project op de volgende wijze: De ontwikkelde tools worden opgenomen in de e-learning module Zichtbare Schakel; Ambassadeurs nemen de handreiking mee als tool in de kanteling van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’; Vragen over het sociale domein worden opgenomen in het Elektronisch Cliënt dossier (ECD). © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 10 4. De context Diverse organisaties op gebied van zorg, welzijn, maatschappelijk werk en vrijwilligerswerk zijn actief op het terrein van sociaal welbevinden van kwetsbare burgers. Al deze organisaties zoeken naar mogelijkheden om het leven van deze burgers zo aangenaam mogelijk te laten zijn en blijven, ook op het sociale vlak. Om dit efficiënt en effectief te laten verlopen, betekent het een goede samenwerking tussen de organisaties in zorg en welzijn met inbreng vanuit ieders rol. Casus thuiszorg en Vrijwillige Thuishulp Voor medewerkers van de thuiszorg is het goed om het aanbod vanuit de Vrijwillige Thuishulp te kennen en cliënten (en mantelzorgers) daarnaar te kunnen verwijzen. De Vrijwillige Thuishulp bekijkt of cliënten hulp en ondersteuning kunnen krijgen vanuit hun eigen netwerk. Als het gaat om cliënten die zijn doorverwezen door de thuiszorg, die werkt volgens de methode Versterking Zelfredzaamheid en Sociaal Netwerk, zou dat niet meer hoeven. De Vrijwillige Thuishulp kan dan direct op zoek gaan naar een vrijwilliger, die aan het verzoek kan voldoen. 4.1 Gezamenlijk kantelen In het kader van de kanteling is het goed als organisaties een visie delen op wat dat inhoudt en hoe de weg ernaar toe moet verlopen. Dat betekent dat de verschillende aspecten van de kanteling helder in beeld moeten zijn. Het is lastig om samen te werken als de ene organisatie wel werkt volgens de nieuwe opzet, maar de andere niet. Vaak staan bij de kanteling de financiële en organisatorische aspecten voorop. Die zorgen niet altijd voor een ‘zorgzame’ kanteling, waar de cliënt en mantelzorger bij gebaat zijn. Ze vormen de top van het pyramidemodel (zie p. 4) en niet de basis. Andere aspecten die van belang zijn voor de samenwerking en ondersteuning van cliënten en mantelzorgers: Signaleren Afstemmen Informeren Doorverwijzen Samenwerken Adviseren Faciliteren Instrueren Begeleiden Ondersteunen Zorg (tijdelijk) overnemen De aspecten zijn door de diverse medewerkers van zorg- en welzijnsorganisaties uit te voeren. Bij sommige aspecten is het prima als iedereen ze uitvoert, zoals signaleren, afstemmen, informeren en doorverwijzen. Die taken passen zowel bij de eerstelijnszorg (onder andere huisartsen), thuiszorg, welzijns-, maatschappelijk en vrijwilligerswerk en Wmo-loket. De wijze van adviseren hangt af van het type dienstverlening van de organisatie die het betreft. Dat geldt ook voor faciliteren, instrueren, begeleiden en ondersteunen. Een zorgorganisaties zal hierin anders opereren dan een welzijns- of vrijwilligersorganisatie of het maatschappelijk werk. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 11 De diverse organisaties hebben elkaar nodig om deze aspecten zodanig vorm te geven dat het de cliënten en hun mantelzorgers daadwerkelijk helpt. Zo kan een zorgorganisatie een vrijwilliger en ook een cliënt, mantelzorger en andere bekenden uit het netwerk instrueren om bepaalde zorghandelingen uit te voeren. Het welzijns- of maatschappelijk werk kan een cliënt met een complexe zorgvraag beter adviseren over en begeleiden bij de mogelijkheden om diens netwerk op te bouwen of uit te breiden. Het verbindingsaspect is dan ook samenwerken. 4.2 Onderscheid type hulpvragen Om de samenwerking effectief te laten verlopen, helpt het ook als er een onderscheid gemaakt wordt in type hulpvragen. Enkelvoudige hulpvragen zijn het meest gebaat bij eenvoudige antwoorden. Enkelvoudige vragen zijn niet altijd eenvoudige vragen. Vaak is het nodig om door te vragen wat de cliënt precies wil. Eenvoudige antwoorden zijn ook niet altijd positieve antwoorden. Soms moet je nee verkopen of het antwoord schuldig blijven. Soms is dat juist nodig om de cliënt zelf aan het werk te zetten en op zoek te laten gaan naar het antwoord. Meer complexe hulpvragen vereisen een gedoseerd antwoord. Met een complex antwoord kan de cliënt niet direct uit de voeten. Dan is het zinvol om in stapjes te kijken wat er kan en moet gebeuren om tot de juiste oplossing te komen. Dat kan ook door te verwijzen naar een andere organisatie. Of als dat niet voldoende is, de vraag voor te leggen in een wijkteam. Die zou juist met complexe casussen aan de slag kunnen gaan om te kijken of ze gezamenlijk tot een oplossing kunnen komen. Deze werkwijze is te vergelijken met die van het sociaal kernteam Overbetuwe als het gaat om Oriëntatie op de aanmelding. Werkwijze sociaal kernteam Overbetuwe bij Oriëntatie op de aanmelding: Wanneer iemand een aanmelding doet zal, aan de hand van enkele vragen, duidelijk moeten worden of het Sociaal kernteam de aanmelding zal behandelen. Globaal zijn er drie mogelijkheden: 1. eenvoudige vragen kunnen op eenvoudige wijze afgehandeld worden bijvoorbeeld met een doorverwijzing naar het meldpunt Mantelzorg; 2. bij een tweede categorie aanmeldingen volgt na de oriëntatie op de aanmelding een gesprek. Dat kan zijn met één van de teamleden als het gaat om toeleiding naar algemene, collectieve voorzieningen. Of met het teamlid én een gemeentelijke consulent als de verwachting is dat er een arrangement gemaakt moet worden. Dan volgt een keukentafelgesprek. De contactpersoon van het Sociaal kernteam schakelt het Loket Samenleven in; 3. een derde categorie aanmeldingen, de zeer complexe situaties, worden direct doorgeleid naar de gespecialiseerde casemanagers van het Loket Samenleven. Ook relevant voor de samenwerking is het onderscheid in directe en latente vragen. Directe vragen zijn eenvoudig ‘op te halen’. De cliënt en/of de mantelzorger weten duidelijk wat ze willen en kunnen hun vraag of vragen eenvoudig verwoorden. Bij latente vragen is het nodig om door te vragen. Soms kan dat pas als er sprake is van een zekere vertrouwensband alvorens de cliënt (of mantelzorger) er meer over kwijt wil. Het kost tijd om een vertrouwensband op te bouwen. Thuiszorgmedewerkers die geregeld bij een cliënt over de vloer komen, zijn hier vaak heel goed toe in staat. Zij kunnen de latente vraag of vragen naar boven halen en bekijken of ze die vragen eenvoudig kunnen beantwoorden dan wel op zoek moeten gaan in samenwerking met andere partijen naar een passende oplossing. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 12 4.3 Verbinding tussen zorg en welzijn Hoe beter medewerkers en vrijwilligers van zorg- en welzijnsorganisaties elkaar kennen, weten wat ze te bieden hebben, hoe effectiever de samenwerking zal verlopen in het belang van de cliënten en mantelzorgers. Dit zal uiteindelijk de definitieve overname van zorg zo lang mogelijk helpen uitstellen. Een verbinding tussen het sociale en medische domein helpt daarbij. Deze verbinding is niet vanzelfsprekend. Beide werelden verschillen of verschilden sterk van elkaar. De ‘softe’ wereld van welzijn en de meer ‘zakelijke’ benadering in de zorg. Voor beide partijen is het goed om over de eigen grenzen heen te kijken en te bezien waar ze elkaar kunnen aanvullen en versterken. Dat hebben we ook in de klankborgroep opgepakt. In de klankborgroep namen gemeente Overbetuwe (beleidsmedewerker), welzijnsorganisatie STUW (bestuurder), Meldpunt Vrijwillige Thuishulp/Steunpunt Mantelzorg (coördinator), participatieraad Overbetuwe (lid), Vilans (projectleider) en STMG (manager en intern projectleider) deel. In de eerste bijeenkomst lag het onderwerp van gesprek gelijk op tafel: waarom voert STMG dit project uit? Het versterken van sociale netwerk behoort (ook) tot het welzijnsdomein. Samen hebben we doorgepraat over het delen van een visie en aanpak. Over het gezamenlijk kantelen naar ontzorgen en elkaar daarbij betrekken en inschakelen. De eerste stappen zijn gezet. De werkwijze die STMG voorstaat met het versterken van sociale netwerken sluit goed aan bij de werkwijze in het welzijnsdomein. Waar mogelijk verwijzen thuiszorgmedewerkers door naar welzijns- en vrijwilligersorganisaties of het mantelzorgsteunpunten. Het helpt daarbij als je elkaar kent en verbinding zoekt. Over grenzen van domeinen heen. Belangrijk is ervoor te waken om werkzaamheden dubbel uit te voeren. Nu nog is het voor veel cliënten nieuw dat ze hun netwerk kunnen versterken. Als dat meer gebruikelijk is, kan de thuiszorg de basisstappen overslaan. Wel blijft ook hun inspanning op dit terrein gewenst, aangezien er altijd cliënten zullen zijn die pas na verloop van tijd laten blijken waar ze behoefte aan hebben. Of waarbij na verloop van tijd de behoeften veranderen. Het is goed om de cliënt centraal te stellen en aan te sluiten bij diens wensen en behoeften, zowel vanuit de zorg als vanuit welzijn. Voorbeeld van Utrecht, wijk Overvecht Uitdaging: hoe kun je mensen buiten hun eigen domein laten handelen en denken zodat het zorg- en welzijnsaanbod (zoveel mogelijk) wijkgericht, op maat en met focus op eigen regie en zelfredzaamheid geleverd wordt. Voorkomen dat er concurrentie ontstaat tussen de poorten sociaal wijkteam en (sociaal)medische zorg. Inzetten op samenwerking, afspraken en uitwisseling; niet overlappen. Het zou niet uit moeten maken of cliënt/burger bij wijkteam of zorgaanbieder (v&v, huisarts) binnenkomt, je kunt (warm) overdragen. Vanuit de samenwerking kun je ook collectief organiseren, o.a. preventie. In Overvecht werken medisch en sociaal domein vanuit een gezamenlijk model: 4 domeinenmodel. Bron: Rapportage onderzoek lokale samenwerkingsvormen, Vilans 2014. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 13 5. Aanbevelingen Naar aanleiding van het project doen we algemene aanbevelingen en specifiek richting thuiszorg en STMG, richting verbinding met welzijn- en vrijwilligersorganisaties en richting gemeente Overbetuwe. Ook andere organisaties en gemeenten kunnen hier hun voordeel mee doen. 5.1 Algemeen 1. Wijkgericht werken en een gedeelde visie op zelf- en samenredzaamheid vormen een goede basis voor verbinding en samenwerking tussen zorg en welzijn. 2. Ook oog voor wat er buiten wijkniveau gebeurt. Vooral het sociaal netwerk kent meestal een groter spreidingsgebied. 3. Niet elke hulpvraag vertalen naar formeel hulp aanbod. Bij voorkeur kijken naar informeel netwerk en vrijwilligers. 4. Ruimte voor professionaliteit van beroepskrachten met eigen beoordelingsvermogen en handelingsbekwaamheid. Ruimte voor creativiteit, er zijn niet altijd standaardoplossingen. 5. Tijd en geduld. De (nieuwe) visie en werkwijze vraagt een omslag van alle actoren, zowel van burger als mantelzorger, vrijwilliger, beroepskracht, zorg- en welzijnsaanbieders en financier. Dit proces vraagt tijd en voortdurende aandacht. 5.2 Thuiszorg / STMG 1. Nieuwe deskundige rol in nieuwe inrichting van zorg en welzijn als mede antwoord op angst voor verlies van baan. 2. (H)erkenning rol thuiszorgmedewerkers naast die van wijkverpleegkundige als Zichtbare Schakel in belang van ‘oplossen’ van eenvoudige hulpvragen. 3. Aandacht voor delen van kennis en kunde en achterwachtfunctie als stimulans voor bijdrage vanuit informele netwerk. 4. Versterken sociaal netwerk oppakken in combinatie met versterken zelf- en samenredzaamheid (inclusief ondersteuning van mantelzorg en samenwerking met vrijwilligers). 5.3 Verbinding met welzijn 1. Inbreng van ieders kwaliteiten, contacten en competenties. 2. Onderscheid in enkelvoudige en complexere vragen met bijpassende oplossingsrichtingen. 3. Duidelijkheid over omgaan met delen van informatie bij samenwerken en doorverwijzen. 4. Ruimte voor flexibiliteit en creativiteit, want niet alles is vooraf te regisseren. 5. Aansluiting bij samenwerkingsverband van Kerngezond. 5.4 Gemeenten 1. Burgers voorlichten over (zorgzame) kanteling. 2. Samenwerking tussen welzijn en zorg versterken vanuit visie en in hele welzijns- en zorgketen dezelfde uitgangspunten hanteren. 3. Ook vanuit visie gesprek aangaan en samenwerking zoeken met zorgverzekeraars. 4. Bekijken hoe je ‘outcome’ meetbaar maakt, ook in relatie tot mantelzorg en bijdrage vanuit sociaal netwerk en informele zorg. © VILANS en STMG, 29-07-2014 / Een goede buur 14
© Copyright 2025 ExpyDoc