onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 1 Inhoudsopgave Anatomie urinewegstelsel.................................................................................................................................. 1 Bladderscan....................................................................................................................................................... 4 Doel van en indicatie voor een bladderscan ..................................................................................................... 5 Blaaskatheterisatie ............................................................................................................................................ 7 Katheterisatie via urethra................................................................................................................................. 10 Suprapubische katheterisatie .......................................................................................................................... 13 Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie ....................................................................................... 15 Zelfkatheterisatie ............................................................................................................................................. 20 Urethrastrictuur - urethravernauwing............................................................................................................... 22 Opvangen van urine voor onderzoek .............................................................................................................. 23 Spoelen van de katheter en/of blaas ............................................................................................................... 26 Blaasinstillatie .................................................................................................................................................. 30 Nefrostomiekatheter ........................................................................................................................................ 32 Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen ........................................................................................ 35 Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD) .......................................................................................... 39 Complicaties CAPD ......................................................................................................................................... 43 Glijmiddel ......................................................................................................................................................... 48 Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter).............................................................................. 50 Blaaskatheters ................................................................................................................................................. 53 Frequentie verwisselen blaaskatheter ............................................................................................................. 57 Urineopvangzak............................................................................................................................................... 58 Katheterstopje/Katheterventiel/FlipFlo............................................................................................................. 63 Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor®-injectiespuit............................................................................ 65 Physioneal ....................................................................................................................................................... 67 Harmonica flacon............................................................................................................................................. 70 © Vilans 18-03-2014 onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 1 Anatomie van het urinewegstelsel Het urinewegstelsel bestaat gewoonlijk uit twee nieren met ieder een nierbekken, de urineleiders (ureters), de blaas en de plasbuis (urethra). In het nierbekken wordt urine opgevangen. Vanaf ieder nierbekken loopt een urineleider (ureter). De ureters lopen naar de blaas waar ze onder een schuine hoek een uitmonding in de blaas hebben. Door deze schuine hoek wordt de uretermonding door vulling van de blaas dichtgeknepen met behulp van een spier (uretero-vesicale-klep). Deze spier zorgt er onder normale omstandigheden voor dat er geen urine uit de blaas terugstroomt naar de nier. Transport van urine van de nier richting blaas vindt plaats door peristaltiek in de ureters. De urine wordt door dit klepmechanisme richting blaas geknepen. De plaats waar de ureters uitmonden noemt men de blaasbodem. Hier bevinden zich spieren die het terugstromen tegengaan, maar ook blaasvulling registreren en mictie (het plassen) op gang brengen. In de blaasbodem gaat de blaaswand via de blaashals over in de urethra, waarlangs de urine afgevoerd wordt naar buiten. Een spiermechanisme zorgt ervoor dat de mictie willekeurig plaats kan vinden. Bij mannen is de urethra ongeveer 20 tot 25 cm lang en maakt een s-vormige bocht. De sluitspieren van de blaas van de man worden omringd door de prostaat. Bij een vergrote prostaat kan de urethra vernauwd zijn. Bij de vrouw is de urethra aanzienlijk korter dan bij de man, slechts 3 tot 5 cm lang en loopt recht naar beneden. Bij de vrouw is het risico dan ook groter dat bacteriën, die van nature in de endeldarm leven, in de urethra terecht komen. © Vilans 12-07-2013 Inleiding Anatomie urinewegstelsel: 1 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 2 Functie van de nieren De functie van de nieren is: het reguleren van de water- en elektrolytenhuishouding; het zuiveren van het bloed van: – overtollige stofwisselingsproducten, zoals ureum, galkleurstoffen, kreatinine en urinezuur; – medicamenten of de afbraakproducten hiervan en andere lichaamsvreemde stoffen; – hormonen of afbraakproducten hiervan; – allerlei stoffen, zoals calcium, zouten, vitaminen, enzymen enzovoort; handhaving van het zuurbase-evenwicht in het lichaam; regulering van de bloeddruk; productie van erytropoëtine, het hormoon dat de vorming van rode bloedlichaampjes bevordert. Functie van de blaas De urine, die door de nieren wordt geproduceerd, wordt via de urineleiders naar de blaas getransporteerd om daar tijdelijk te worden opgeslagen totdat de blaas na zich te hebben gevuld geleegd wordt. De functie van de blaas is: Reservoir Uitdrijven van de opgeslagen urine (door samentrekken door een spierlaag en ontspannen van de sluitspier). Aandoeningen aan het urinewegstelsel Aandoeningen aan het urinewegstelsel zijn te verdelen in een aantal categorieën: Ziekten met betrekking tot de bloedaanvoer naar de nier. De zuiverende functie werkt onvoldoende omdat de aanvoer van 'verontreinigd' bloed stagneert, bijvoorbeeld door kalkafzetting in de aderen. © Vilans 12-07-2013 Ziekten aan het nierweefsel zelf door verschillende oorzaken, zoals: – herhaalde infecties, – gebruik van bepaalde medicijnen of – door toxische reacties, kan het nierweefsel beschadigd raken – de reinigende werking verslechtert of waardevolle stoffen gaan verloren. Ziekten met betrekking tot de afvoer van urine. De vele kleine buisjes in het nierweefsel kunnen verstopt raken, maar meestal zit de verstopping in het nierbekken of in de urineleider (ureter), bijvoorbeeld een nier- of uretersteen. Deze verhindert de zuiverende werking van de nier. De andere nier moet de functie overnemen. Kanker aan de nier: verschillende typen komen voor. Anatomische afwijkingen. Deze zijn veelal aangeboren. Voorbeelden zijn: verdubbeling van de urineleider, beide nieren liggen aan één kant van het lichaam of een nier is in twee delen gesplitst. Deze afwijkingen hoeven geen klachten te geven, behalve wanneer door de afwijking afvoerproblemen ontstaan. Afvoerbelemmeringen zijn vernauwing van de ureter of een reflux. Hierbij stroomt de urine uit de ureter terug naar de nier, wat de nier kan beschadigen. Blaaskanker. Inleiding Anatomie urinewegstelsel: 2 (van 3) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 3 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Blaasontsteking. Een ontsteking van de blaas behoort tot de meest voorkomende infecties bij de mens. Bacteriën komen gemakkelijk via de urethra in de blaas, vooral bij de vrouw (die een kortere urethra heeft). Als een man blaasontsteking krijgt, is er vaak meer aan de hand, bijvoorbeeld blaasstenen of prostaatvergroting. Blaasstenen zijn vaak nierstenen die via de urineleider in de blaas terecht gekomen zijn. Urineverlies bij zeer gevoelige blaas met erg vaak plassen of niet kunnen ophouden van de urine. Urineverlies door slappe sluitspier. Vergrote prostaat waardoor er een vernauwing van de urethra optreedt (alleen bij de man). Definities en begrippen De volgende definities en begrippen worden gebruikt 1 . Blaasresidu de hoeveelheid urine die in de blaas achterblijft na mictie (postmictioneel residu). Blaasretentie het onvermogen om de blaas op natuurlijke wijze te ledigen. Blaaskatheter of katheter flexibele buis die ingebracht wordt in de blaas om urine af te laten vloeien en/of om stoffen in de urinewegen te brengen. Blaasspoelen het aanbrengen van medicatie aan de blaaswand (blaasinstillatie). Encrustratie het tot een korst neerslaan van sediment ook wel verkalking of korstvorming genoemd. Katheteriseren een katheter inbrengen bij iemand. Katheterspoelen het frequent reinigen en dus onderhouden van de blaaskatheter met een kleine hoeveelheid veelal zure spoelvloeistof om bijvoorbeeld encrustratie, te voorkomen. Mictie spontane afvoer van urine (vocht geproduceerd door de nier) uit het lichaam. Bron Website Urolog (juni, 2010). Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). 1 © Vilans 12-07-2013 Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011. Inleiding Anatomie urinewegstelsel: 3 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 4 Bladderscan Met behulp van ultrageluidsgolven van een BladderScan kan het blaasvolume worden gemeten. Als de sensor met geluidsgolven op de blaas wordt gericht zal het gevonden vloeistofvolume, onder normale omstandigheden de blaasinhoud zijn, omdat de blaasinhoud het enige vloeistofdepot is dat daar te vinden is. In de richtlijn urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen geven de experts aan dat het meten van het residu door middel van de blaasscan het minst ingrijpend is en minder nadelige bijwerkingen heeft dan het residu meten door middel van katheterisatie. Een blaasscan mag alleen worden uitgevoerd door getrainde professionals. Contra indicaties Bij ascites (vochtophoping in de vrije buikholte) mag er geen blaasscan worden uitgevoerd. Type Bladderscan In Nederland worden momenteel drie types bladderscan gebruikt: Bladderscan BVI 9400: informatie fabrikant: BladderScan_BVI9400.html (externe link) BladderScan BVI 6100: informatie fabrikant: BladderScan_BVI6100.html (externe link) BladderScan BVI 3000 Quick reference: informatie fabrikant: BladderScan_BVI3000.html (externe link) De resultaten van de BVI 3000 en de BVI 9400 kunnen afgedrukt worden door middel van een printer die zich in het instrument bevindt. De BVI 6100 kan aangesloten worden op een computer om een print te maken. De resultaten van de meting kunnen bij alle bladderscans afgelezen worden in de display. Gebruik van de bladderscan Voor een goede scan dient (aquasonic) gel op de huid te worden aangebracht. De gel zorgt ervoor dat de geluidsgolven ongehinderd de huid passeren en na terugkaatsing weer opgevangen worden. De metingen worden bij voorkeur liggend uitgevoerd. Om de blaas te scannen wordt de sensor 2 a 3 centimeter boven het schaambeen geplaatst en op het staartbeen gericht. Door middel van de positie-icoon / pijl kan worden nagegaan of de scan goed wordt uitgevoerd. Het resultaat van de scan kan op papier worden geprint. Het wordt geadviseerd om drie goede scans te maken en de hoogste waarde van deze drie aan te houden. Reinig na gebruik de sensor met alcohol 70%. E-learning Voor alle types BladderScan is een gratis e-learning beschikbaar. Met deze e-learning wordt de werking van het instrument en enige medische achtergronden uitgelegd. Alle modules zijn te vinden op http://www.care4learning.com/NL/e-learning/ Bron V&VN, LEVV. Richtlijn urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen. September 2010 Controle protocol door Verathon Medical Europe B.V. © Vilans 27-02-2013 Achtergrondinformatie Bladderscan: 1 (van 1) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 5 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Doel van en indicatie voor een bladderscan Door middel van een bladderscan wordt het blaasvolume gemeten. Er zijn meerdere redenen om een scan van de blaas uit te voeren, ondermeer: het meten van het residu (het blaasvolume dat achterblijft als de cliënt spontaan geürineerd heeft); het meten van de urineretentie (urine dat achterblijft in de blaas door onvermogen om spontaan te kunnen urineren als de blaas gevuld is); het controleren van het aandranggevoel; het controleren van het opgang komen van de natuurlijke blaaslediging na bijvoorbeeld verwijderen van een verblijfskatheter of suprapubische katheter; vermoeden van overloopblaas of druppelincontinentie. De volgende situaties kunnen aanleiding zijn om een bladderscan uit te voeren: de cliënt heeft een verblijfskatheter (katheter à demeure) maar: – heeft al enige uren niet of heel weinig urine geproduceerd, terwijl wel vocht wordt ingenomen; – er lekt urine langs de katheter; – heeft ondanks katheter aandrang. Indien uit de bladderscan blijkt dat er een blaasinhoud is van: - meer dan 100 ml: de verblijfskatheter is verstopt en moet vervangen worden - minder dan 100 ml: oorzaak onduidelijk: overleg met de arts. de cliënt is normaal gesproken continent en verliest sinds kort druppelsgewijs urine en plast niet. Een overloopblaas of druppelincontinentie door urineretentie moet worden uitgesloten. Indicaties voor acties na de scan bij een blaasinhoud van (tenzij de cliënt spontaan gaat plassen) 1 : – meer dan 400 ml: Er is sprake van urineretentie. In overleg met en in opdracht van de arts eenmalig katheteriseren of inbrengen van een verblijfskatheter en in totaal 4 x dgs blaasscan maken; – tussen 300-400 ml: scan binnen 6 uur herhalen en in totaal 3 x dgs een blaasscan maken; – tussen 200-300 ml: scan binnen 12 uur herhalen en in totaal 2 x dgs blaasscan maken; – tussen 100-200 ml: 1 x daags een blaasscan maken en interpreteren of dit een klinische betekenis heeft; – tussen 0-100 ml: na tweemaal achter elkaar vastgesteld; blaasscan stoppen; Met arts wordt vervolgbeleid afgesproken. de cliënt is continent of incontinent en: – heeft aandrang, maar plast niet of nauwelijks. Urineretentie dient uitgesloten te worden. Indien na de scan blijkt dat er een blaasinhoud is van meer dan 400 cc zal er in overleg met en na opdracht van de arts eenmalige katheterisatie toegepast worden of een verblijfskatheter geplaatst worden. Na plaatsing van de katheter wordt de urineafloop geobserveerd en vermeld in het dossier. – heeft krampende pijn in de onderbuik. Urineretentie dient uitgesloten te worden. Indien na de scan blijkt dat er een blaasinhoud is van meer dan 400 cc zal er in overleg met en in opdracht van de arts een verblijfskatheter geplaatst worden. – heeft normaal gedronken, is niet uitgedroogd en heeft al meer dan 16 uur niet geplast. Urineretentie dient uitgesloten te worden of onvoldoende blaasvulling aangetoond. Zie indicaties bij tweede punt. 1 © Vilans 27-02-2013 Als urineresidu bepaald moet worden. Vervolg acties bij residu bepaling zijn 2 : Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 Achtergrondinformatie Doel van en indicatie voor een bladderscan: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 6 – minder dan 100 ml: geen actie, in overleg met arts; – 200-400 ml: nogmaals residu bepalen na volgende spontane mictie, in overleg met arts; – meer dan 400 ml: in overleg met arts langdurige blaaskatheterisatie of 4 x dgs intermitterend kathteriseren 2 © Vilans 27-02-2013 Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 Achtergrondinformatie Doel van en indicatie voor een bladderscan: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 7 Blaaskatheterisatie Onder blaaskatheterisatie wordt verstaan: het inbrengen van een flexibele buis (de blaaskatheter) in de blaas, zodat de urine kan aflopen of om stoffen in de blaas te brengen (blaasspoelen of blaasinstillatie). Indicaties voor blaaskatheterisatie Indicaties voor blaaskatheterisatie zijn enerzijds het onvermogen om de blaas op natuurlijke wijze te ledigen (retentie) en anderzijds het onvermogen om urine vast te houden (incontinentie). Mogelijke oorzaken van een blaasretentie: afvloedbelemmering door obstructie, bijvoorbeeld door: – obstipatie, – tumor in de blaas, prostaat of cervix, – vergroting van de prostaat (prostaathypertrofie), – vernauwing van de blaashals (blaashalsstenose), – vernauwing van de urethra (urethrastrictuur), – stolsel bij bloedingen (bijvoorbeeld na operatie) neurologische oorzaak (bijvoorbeeld bij diabetische neuropathie, multiple sclerose, dwarslaesie) medicatie (blaasspoelen). Incontinentie is alleen dan een indicatie voor katheterisatie wanneer het gepaard gaat met ernstige huidschade bij een bedlegerige cliënt of wanneer de cliënt daar nadrukkelijk om vraagt in verband met ongemak. Geef de cliënt, die vraagt om een blaaskatheter, altijd informatie over risico’s en andere oplossingen. Ook wordt geadviseerd om zo weinig mogelijk een blaaskatheter te gebruiken voor diagnostische redenen. Gebruik bij voorkeur een blaasscan om een residu te bepalen. Alleen als deze niet aanwezig is wordt bij een vergrote blaasinhoud overgegaan tot een eerste katheterisatie. Contra-indicaties voor urethrale katheterisatie Acute prostatitis (bacteriële ontsteking van de prostaat) Verdenking van letsel aan de urethra Vormen van blaaskatheterisatie Bij katheterisatie is een onderscheid te maken in: blaaskatheterisatie via de plasbuis (urethra): – intermitterende (of eenmalige) katheterisatie; – het inbrengen van een verblijfskatheter (katheter à demeure: CAD); blaaskatherisatie via een kunstmatige opening in de buikwand, net boven het schaambeen (suprapubische katheter). Voor het goed uitvoeren van blaaskatheterisatie via de urethra is het van belang om goede informatie te hebben over: de indicatie; de mogelijke complicaties die bij de katheterisatie op kunnen treden. © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Blaaskatheterisatie: 1 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 8 Intermitterende blaaskatheterisatie Bij intermitterende katheterisatie of eenmalige katheterisatie wordt de katheter weer verwijderd zodra de blaas leeg is. Intermitterende katheterisatie (= het herhaaldelijk, dus met tussenpozen, legen van de blaas met behulp van een katheter) of eenmalige katheterisatie vindt plaats via de urethra. Indien mogelijk verdient intermitterende katheterisatie de voorkeur boven een verblijfskatheter. Intermitterende katheterisatie is een veilige en effectieve manier om de blaas te legen. Intermitterende katheterisatie wordt overwogen bij een verstopte blaaskatheter en aanhoudende lekkage langs de verblijfskatheter of bloedingen (veroorzaakt door langdurige blaaskatheterisatie). Intermitterende blaaskatheterisatie kan door de meeste cliënten zelf worden geleerd. Katheterisatie met (suprapubische) verblijfskatheter Gezien het infectierisico dient het gebruik van een verblijfskatheter zoveel mogelijk te worden beperkt. Een verblijfskatheter kan het slijmvlies van de urethra en de blaas beschadigen en is één van de grootste oorzaken voor het ontstaan van een urineweginfectie. Een verblijfskatheter wordt alleen ingebracht als het absoluut noodzakelijk is en dan dient de katheter steriel ingebracht worden. Ter voorkoming van urineweginfectie ten gevolge van de verblijfskatheter, is hygiënische werken en goede vochtinname van belang. De vochtinname dient zodanig te zijn dat de urineproductie tenminste 1½-2 liter bedraagt. Levensduur van een katheter De levensduur (het blijven zitten) van de katheter, waarbij altijd wat verkalking of debrisvorming (weefselvorming) aan de binnenkant van de katheter optreedt, kan verlengd worden door: katheterspoelingen met de juiste spoelvloeistoffen goede voeding voldoende vochtinname. Het is goed om de datum van de inbreng en datum en de reden van het verwijderen van de katheter in het zorgleefplan van de client op te schrijven. Hierdoor is na drie tot vijf katheters een duidelijk overzicht van de levensduur van de katheter bij betreffende cliënt te zien 1 .Door het openknippen van de katheter na verwijderen, kan de oorzaak voor de verstopping worden achterhaald (debris of verkalking). Aansluiten van de urineopvangzak Een nieuwe urine-opvangzak wordt vóór het inbrengen van een katheter al aan de katheter aangesloten; het systeem is dan gesloten vanaf het moment van inbrengen. Dit verkleint de kans op morsen. In dit geval is het ook niet nodig om de aansluitpunten van de urine-opvangzak en de katheter te desinfecteren. Wanneer eerst de katheter wordt ingebracht en daarna pas de urine-opvangzak wordt aangesloten, moet het aansluitpunt van de katheter wél eerst gedesinfecteerd worden (voordat het wordt aangesloten). Een conus (aansluitpunt) van de urine-opvangzak, die op een niet gereinigde katheter wordt gezet, sluit als het ware de urine op, die blijft hangen aan de binnenkant van de katheter: een bron voor micro-organismen die urineweginfecties veroorzaken. Daarom moet de katheter eerst goed worden gedesinfecteerd. 1 © Vilans 12-07-2013 Bron: Braun, Uro-tainer katheteronderhoud. Gids naar het juiste behandelplan. Achtergrondinformatie Blaaskatheterisatie: 2 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 9 Vermijd zoveel mogelijk het loskoppelen van urineopvangzak en katheter. Maar als dit wel nodig is (bijvoorbeeld voor het katheterspoelen of blaasspoelen) desinfecteer dan de aansluitpunten van de katheter en urine-opvangzakken met alcohol. Ook bij het verwisselen van de urine-opvangzak moet het aansluitpunt van de katheter gedesinfecteerd. Hang de urine-opvangzak onder het niveau van de blaas van de cliënt. De zak mag nooit boven het niveau van de blaas worden gebracht. Om terugslag van de urine te voorkomen kan, bijvoorbeeld bij het overtillen van de cliënt, de katheter tijdelijk worden afgeklemd. Urineopvangzak en aftapkraan moeten voldoende hoog van de vloer hangen, dat wil zeggen dat zij noch de vloer, noch de voeten van verzorgers mogen raken, ook niet wanneer een hooglaagbed in de laagste stand wordt geplaatst. Bron Verenso (2011). Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Werkgroep Infectiepreventie. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra, juli 2010. Ziekenhuizen. (www.wip.nl, externe link, gezien nov 2010) European Association of Urology Nurses (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de urologische gezondheidszorg. 2012. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Blaaskatheterisatie: 3 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 10 Katheterisatie via urethra Voor het goed uitvoeren van blaaskatheterisatie via de urethra is het van belang om goede informatie te hebben over: de indicatie; de mogelijke complicaties die bij de katheterisatie op kunnen treden. Vooral bij aandoeningen of vernauwingen van de urethra (bijvoorbeeld tumorgroei of vergrote prostaat) kan het inbrengen van een urethrale blaaskatheter voor problemen zorgen. Overleg met de behandelend arts over het risico van complicaties en of de katheter veilig kan worden ingebracht. In dergelijke situaties wordt de katheter altijd eerst door een arts ingebracht (in aanwezigheid van degene die daarna de handeling overneemt). Het inbrengen van een katheter is een voorbehouden handeling; de arts bepaalt of katheterisatie verantwoord is. Infectiepreventie Voorkom infecties door er altijd voor te zorgen dat er geen bacteriën in de blaas of urinewegen komen. Het inbrengen van een eenmalige of verblijfskatheter gebeurt op dezelfde wijze (aseptisch). Katheterset Het gebruik van een katheterset verdient aanbeveling, hierin bevinden zich alle benodigdheden. Er is echter niet aangetoond dat het werken met een katheterset een meerwaarde heeft boven het verzamelen van de materialen afzonderlijk. Wattenbollen/gazen voor het reinigen van de urethraopening hoeven niet steriel te zijn, wel schoon 1 . Reden is dat ze niet in aanraking komen met een steriel gebied. Reinigen bij mannen Trek de voorhuid, indien aanwezig, terug. Maak de glanspenis schoon met een wattenbol/gaas die in water uit een flink stromende kraan is gedrenkt 2 . Gebruik elke wattenbol/gaas maar één keer. Leg onder de penis een gaasje. Schuif de voorhuid na het katheteriseren weer terug. Dit moet zorgvuldig gebeuren, omdat anders een zogenaamde paraphimosis (Spaanse kraag = insnoering van de penis door achter de eikelrand teruggeschoven en daarna opgezwollen voorhuid) kan ontstaan, waarbij de teruggetrokken voorhuid strak om de glanspenis spant Reinigen bij vrouwen Maak de urethraopening en de vulva (schaamlippen), schoon met een wattenbol/gaas gedrenkt in water uit een flink stromende kraan. Reinig vijf keer van boven naar beneden in de richting van het perineum. Eerst de grote schaamlippen, daarna de kleine schaampliggen en daarna de urethraopening. Elke wattenbol/gaas maar één keer gebruiken. 1 2 © Vilans 12-07-2013 Gazen en wattenbollen in een katheterset zijn wel steriel omdat ze samen met materialen die steriel moeten zijn gesteriliseerd worden. Indien geen water uit flink stromende kraan voor handen is wordt steriel water gebruikt. Achtergrondinformatie Katheterisatie via urethra: 1 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 11 Vullen van de blaas bij het verwisselen van een verblijfskatheter Wanneer het verwisselen van een verblijfskatheter lastig gaat wordt in overleg met de arts de blaas soms eerst via de ‘oude’ katheter gevuld met ongeveer 50 ml zoutoplossing. Daarna wordt bij een enigszins gevulde blaas een nieuwe katheter ingebracht 3 . Gebruik van glijmiddel Bij mannen en bij vrouwen wordt de urethra eerst ingespoten met een glijmiddel met anestheticum (verdovend middel). Het is belangrijk om de gehele inhoud van het spuitje in te brengen. Hierdoor glijdt de katheter beter naar binnen en voorkomt beschadiging van de urethrawand. De verdovende werking begint 3 - 5 minuten na inspuiting en duurt ongeveer 1,5 uur (zie voor de juiste termijn de bijsluiter). Steriel inbrengen van de katheter Draag steriele handschoenen bij het, met de hand, inbrengen van de katheter. Wanneer de katheter met een pincet of gebruikmaking van de verpakkingshoes wordt ingebracht, voldoen niet-steriele handschoenen. Sommige katheters zijn zodanig dubbel verpakt dat de katheter kan worden ingebracht vanuit de steriele binnenverpakking. Bij het inbrengen mag de kathetertip niet in contact komen met de omgeving. Gebeurt dit wel, dan een nieuwe katheter nemen. Vullen katheterballon bij verblijfskatheter en aansluiten urineopvangzak De katheterballon zorgt ervoor dat een verblijfskatheter op zijn plaats blijft. Schuif de katheter, op het moment dat urine afloopt, nog iets op (nog 2 cm bij een vrouw en tot 5 cm bij een man om er voor te zorgen dat de ballon in de blaas en niet in het laatste deel van de urethra ligt). Vul daarna de ballon met de voorgeschreven hoeveelheid gedestilleerd water (aquadest) 4 . Tekening: een katheter in blaas bij een man. (bron: kiesbeter.nl) Fixeren van de urethrale katheter Het is belangrijk om de katheter vast te maken nadat deze is ingebracht zodat er geen verschuiving en trekkrachten kunnen optreden. 3 4 © Vilans 12-07-2013 Informatie van Dr. J.W. Noordzij en Dr. B.Y.M. Zeijlemaker, urologen. Redactie: www.urolog.nl (externe link). Sommige fabrikanten raden aan de ontplooibaarheid van de ballon te controleren alvorens de katheter in te brengen. Soms krijgt de ballon niet helemaal een ronde vorm. Achtergrondinformatie Katheterisatie via urethra: 2 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 12 Als de katheter niet op de juiste wijze gefixeerd is kan hij van zijn plaats raken en/of decubitus, (weefsel)schade of ontsteking veroorzaken. Als de urineopvangzak zo veel urine bevat dat hij zwaar wordt, kan de zak aan de katheter gaan trekken. Behalve het schuiven van de katheter, kan dit irritatie en ongemak voor de cliënt opleveren. Fixeer de urethrale katheter bij de man op de buik om te voorkomen dat er necrose ontstaat in de urethra als gevolg van langdurige druk door de katheter. Buig de katheter met een lichte bocht richting het dijbeen en fixeer hem met een hulpmiddel, tape, klitteband of zak. Fixeer de katheter bij vrouwen op het bovenbeen. Verzorgen van de urethrale verblijfskatheter Een volwassene met een urethrakatheter moet een dusdanig vochtinname hebben dat de urineproductie bij voorkeur tenminste 1,5 tot 2 liter per dag bedraagt. Een ruime vochtinname zorgt namelijk voor een ruime diurese (urineproductie) waardoor het spoelmechanisme om bacteriën uit de blaas te verwijderen zo optimaal mogelijk functioneert. De geslachtsdelen en het gebied rondom de katheter worden dagelijks gewassen met water 5 . Ophoping van secreet rond de urethramonding bevordert kolonisatie met bacteriën. Onderzoek toont niet aan dat bij meerdere malen per dag wassen van het geslachtstgebied de kans op infecties afneemt 6 . Verzorging van de uitwendige genitaliën met een desinfecterende vloeistof of zalf is niet effectief. Verwijderen van de verblijfskatheter Laat voor het verwijderen van de verblijfskatheter de ballon leeglopen. Sluit hiervoor een spuit aan op het lumen naar de ballon. Controleer de hoeveelheid teruggelopen vloeistof in de spuit met de hoeveelheid die ingespoten is. Zuig de ballon niet leeg, want dan kunnen ribbels ontstaan die de urethra kunnen beschadigen. Mocht de ballon niet zelf leeglopen in de spuit, zuig de vloeistof dan wel terug, controleer de hoeveelheid met de ingebrachte hoeveelheid en spuit 1 ml terug. Trek de katheter langzaam door de urethra naar buiten. De eerste 8-24 uur na het verwijderen van de katheter is het belangrijk te controleren of de mictie weer op gang komt. Bron Werkgroep Infectie Preventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis- woonen thuiszorg. September 2004, revisie: september 2009. www.wip.nl (externe link) Werkgroep Infectie Preventie. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. www.wip.nl (externe link) Richtlijn Blaaskatheterisatie, Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011. EAUN. Catheterisation indwelling catheters in adults. Evidence-based Guidelines for Best Practice in Urological Health Care. Februari 2012 VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). 5 6 © Vilans 12-07-2013 WIP richtlijn: water en eventueel zeep Artikel in Nursing maart 2012: Is bij blaaskatheter tweemaal daags een onderwassing nodig? (externe link) Achtergrondinformatie Katheterisatie via urethra: 3 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 13 Suprapubische katheterisatie Als een verblijfskatheter noodzakelijk is, wordt steeds vaker gekozen voor de suprapubische methode 1 . Voordelen van een suprapubische katheter ten opzichte van een urethrale verblijfskatheter zijn: minder kans op het ontstaan van urineweginfecties en urosepsis (blaasontsteking); minder kans op het optreden van blaaskrampen en blaasstenen; geen irritatie/beschadiging van het urethrale slijmvlies; minder belemmering van het seksuele contact; het weer zelf leren urineren (indien van toepassing) is eenvoudiger. Een nadeel van een suprapubische katheter ten opzichte van een urethrale katheter is dat deze de eerste keer door een uroloog ingebracht moet worden. Inbrengen van de suprapubische verblijfskatheter De suprapubische verblijfskatheter wordt de eerste keer steriel ingebracht door een arts (veelal door een uroloog). De huid boven het schaambeen wordt verdoofd en gedesinfecteerd. De volle blaas, die boven het schaambeen te voelen is, wordt aangeprikt met een holle naald en vervolgens wordt de katheter met behulp van een troicart (een soort holle voerdraad) in de blaas geplaatst. Na een aantal weken (6 - 8 weken) vormt zich rond de katheter een fistel (een onnatuurlijke verbinding van een lichaamsholte met de huid) van de blaas naar de buikwand. Verzorgen van de suprapubische verblijfskatheter De insteekopening wordt de eerste 5 dagen, dus als er nog sprake is van een wond en wanneer deze geïrriteerd is, beschermd door een steriel splitkompres. Het steriele gaasje wordt tenminste eenmaal per dag en bij iedere verontreiniging vervangen. Desinfecterende zalf, zoals betadinezalf, wordt alleen gebruikt op indicatie van de arts (Betadinezalf kan het materiaal van de katheter aantasten). Draag er zorg voor dat een volle urineopvangzak niet aan de katheter gaat trekken. Een katheter onder spanning kan weefselschade, ontsteking of necrose veroorzaken. Fixeer daarom de suprapubische katheter met op de buik en buig de katheter met een lichte bocht naar het dijbeen en fixeer de katheter daar met een hulpmiddel, tape, klittenband of zak. De verzorging is verder gelijk aan de verzorging van de via de urethra ingebrachte katheter. Het gebied rond de suprapubische katheter wordt dagelijks gewassen met water en zeep 2 . Draaien en/of dompelen In de richtlijnen voor suprapubische katheters wordt niet meer gesproken over het draaien van de suprapubische katheter voor het vormen van een goede fistel. Er zijn echter artsen die dit (en zelfs het dompelen van de katheter) nog voorschrijven. Overleg dus altijd met de arts of de suprapubische katheter ook gedraaid moet worden en zo ja, hoe vaak. 1 2 © Vilans 12-03-2014 Gebaseerd op richtlijnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP): Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Evidence base richtlijn voor best Practice in de urologische gezondheidszorg. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. 2012 Achtergrondinformatie Suprapubische katheterisatie: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 14 Verwisselen van de suprapubische verblijfskatheter Zolang de fistel nog niet goed is gevormd (meestal de eerste 6 weken), wordt de suprapubische verblijfskatheter door een arts verwisseld (meestal poliklinisch). Na het verwijderen van de suprapubische katheter uit de blaas sluit de fistel binnen 1 tot 6 uur. Een nieuwe suprapubische katheter moet dus altijd zo snel mogelijk worden ingebracht. De cliënt dient thuis een reservekatheter te hebben. Laat voor het verwijderen van de suprapubische katheter de ballon leeglopen. Sluit hiervoor een spuit aan op het lumen naar de ballon. Controleer de hoeveelheid teruggelopen vloeistof in de spuit met de hoeveelheid die ingespoten is. Zuig de ballon niet leeg, want dan kunnen ribbels ontstaan die de fistel kunnen beschadigen. Mocht de ballon niet zelf leeglopen in de spuit, zuig de vloeistof dan wel terug, controleer de hoeveelheid met de ingebrachte hoeveelheid en spuit 1 ml terug. Trek de katheter langzaam door de fistel naar buiten. Een suprapubische verblijfskatheter wordt altijd met steriele handschoenen aan of met een steriel pincet ingebracht 3 . Voordat de suprapubische katheter wordt ingebracht wordt katheterglijstof met een anestheticum in de fistel gebracht. Het is aan te bevelen de handeling met twee personen uit te voeren 4 . Vullen van de blaas voordat de katheter wordt ingebracht NB In de richtlijn van Verenso en EAUN wordt de blaas niet gevuld of wordt de katheter niet een paar uur afgeklemd voordat de katheter wordt verwisseld. Soms wordt het echter nog voorgeschreven: Het vullen van de blaas met 100 ml blaasspoelvloeistof of het twee uur van te voren afklemmen van de katheter heeft de volgende redenen: een nieuwe suprapubische katheter kan gemakkelijker ingebracht worden in een gevulde blaas; na het inbrengen kan direct worden vastgesteld dat de katheter goed zit. Het vullen van de blaas dient langzaam te gebeuren. Vooral bij cliënten die langere tijd een suprapubische verblijfskatheter hebben, kunnen blaasspasmen optreden ten gevolge van een verminderde blaascapaciteit. Katheter verwijderen zonder terugplaatsing Als een suprapubische katheter blijvend wordt verwijderd sluit de fistel zich normaal gesproken spontaan tussen 1 – 6 uur. Behandel het wondje, dat ontstaat als de fistel zich niet sluit als een rode of gele wond 5 . Bron VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). 3 4 5 © Vilans 12-03-2014 Gebaseerd op richtlijnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP): Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009 Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 WCS wondenboek. Achtergrondinformatie Suprapubische katheterisatie: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 15 Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie Aandachtspunten bij de voorbereidingen en tijdens de blaaskatheterisatie De voorbereiding en inbrengen van een eenmalige of intermitterende katheter gebeuren op dezelfde wijze als voor de verblijfskatheter. De katheter wordt ingebracht met steriele handschoenen of steriele pincet. Voor elke katheterisatie bij een cliënt wordt een nieuwe katheter gebruikt. Indien de cliënt zichzelf katheteriseert kan, bij een aantal merken, de katheter onder de kraan worden gereinigd en worden hergebruikt 1 . In het ziekenhuis wordt dit niet toegepast en gebruikt de cliënt steeds een nieuwe steriele katheter. Te snelle lediging van de blaas kan eventueel een collaps (flauwte) van de cliënt veroorzaken doordat de grote vaten in de omgeving van de blaas open gaan staan. Dit is afhankelijk van de leeftijd en conditie van de cliënt en de conditie van de nieren 2 . Observeer de cliënt tijdens het legen van de blaas. Wanneer de cliënt zich niet goed voelt: – Klem de katheter af totdat de cliënt herstelt. – Leg de cliënt zo mogelijk in trendelenburg. – Overleg met de arts als de cliënt niet herstelt. Na herstel: – Adviseer de cliënt zo mogelijk (veel) te drinken. Een katheter moet voorzichtig worden ingebracht. Forceer het inbrengen niet. Een obstructie kan het gevolg zijn van spasmen van de sluitspier of een vernauwing daarvan. Laat de cliënt hoesten of rustig zuchten wanneer bij het inbrengen weerstand wordt ondervonden. Als de katheter daarna nog steeds niet in te brengen is, dient de arts daarover te worden ingelicht. Beëindig bij een bloeding uit de blaas (urethra) de handeling en licht de arts in. Observatiepunten bij verblijfskatheters Let op de volgende punten: de hoeveelheid urine Zeker wanneer de katheter pas is ingebracht dient de urineproductie gecontroleerd te worden. Per 24 uur is de urineproductie ongeveer 1500 ml. Dit betekent ongeveer 60 ml per uur. Onrust of verwardheid van de cliënt Psychische onrust en verwardheid kan het risico op het zelf verwijderen van de katheter vergroten. De volgende observatie punten kunnen wijzen op een blaasontsteking: bestanddelen in de urine Controleer de urine op aanwezigheid van slierten, vlokken, gruis of bloed. 1 2 © Vilans 12-07-2013 Penetrante geur Een penetrante geur kan worden waargenomen tijdens het legen van de urinezak. Let tdaarom ijdens het legen op de geur. De Werkgroep Infectie Preventie doet hierover geen uitspraak. Vaak wordt alertheid gevraagd bij een afloop van 500 ml of meer, maar ook bij geringere hoeveelheden kan dit voorkomen. Achtergrondinformatie Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 1 (van 5) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 16 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Pijn in de onderbuik Pijn kan wijzen op een blaasontsteking. Blaaskrampen echter wijzen meestal niet op een blaasontsteking. Het is een natuurlijke reactie op de aanwezigheid van een vreemd voorwerp. Door blaaskrampen kan de urine langs de katheter lekken. Het terugbrengen van de hoeveelheid vloeistof in de ballon tot 5 ml kan de krampen en het lekken verminderen. De krampen kunnen ook ontstaan doordat de katheter verstopt of afgekneld is. Temperatuur Verhoging op koorts in combinatie met één van de bovengenoemde punten kan een aanwijzing zijn voor een blaasontsteking. Probleemoplossing bij verblijfskatheters Probleem Oorzaak Beschadigd slijmvlies van urethra. Verkeerde maat of plaatsing Breng nieuwe katheter in met juiste van de katheter. Gebrekkige maat. inbrengtechniek. Controleer de bevestiging van de Katheter is niet goed katheter en fixeer de katheter (opnieuw) gefixeerd, waardoor zoals het hoort. trekkracht ontstaat. Irritatie van het slijmvlies Gebruik een bandje ter ondersteuning van de urethra of blaas. van de katheter om onnodige trekkracht te voorkomen. Bespreek het geven van een anticholinergicum met de medische staf. Overweeg het gebruik van een 100% siliconen katheter bij verdenking van overgevoeligheid voor latex . Invloed op zelfbeeld van de Geef uitleg over de noodzaak en de cliënt. functie van de katheter. Stel de cliënt gerust en bied ondersteuning. Bespreek alternatieve behandelmethoden met het multidisciplinaire team. Knik in de slang. Zorg dat urine vrij kan lopen. Cliënt verdraagt de verblijfskatheter niet. Gebrekkige urineafvoer. Voorstel actie Verstopte slang, bijv. door bloedstolsels, bezinking. Als er een driewegkatheter geplaatst is, begin dan met blaasspoelen. Is er een standaard verblijfskatheter in gebruik, spoel dan de katheter. Spoel de blaaskatheter met een fysiologische zoutoplossing om de doorgankelijkehid na te gaan. Verwissel de blaaskatheter verkort bij een cliënt die geregeld een verstopte blaaskatheter heeft, stapsgewijs het tijdsinterval tussen de katheterwisselingen, tot de voorstopping wordt voorkomen. Zorg voor een ruime vochtinname van 1,5 tot 2 liter per dag. Overweeg bij een verstopte blaaskatheter intermitterende © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 2 (van 5) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 17 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen katheterisatie. Verkeerde plaatsing van een katheter, bijv. in de blaashals. Urinelekkage rond katheter Blaasirritatie. (langs de katheter). Irritatie door de katheterballon. Onjuiste kathetermaat. Heamaturie Herplaats de katheter. Zorg dat de katheter/het opvangsysteem goed zijn ondersteund. Overweeg bij aanhoudende lekkage intermitterende katheterisatie Controleer of er 10 ml in de ballon zit (standaard) Verwissel de katheter voor eentje met de juiste maat, meestal 2 Ch kleiner. Ga na of er een kleinere maat blaaskatheter mogelijk is en evalueer het effect op de heamaturie Vul de katheterballon pas nadat de urine is afgevloed en schuif de blaaskatheter daarna nog 2 cm bij vrouwen en 5 cm bij mannen op en evalueer het effect op de heamaturie Urineweginfectie Overweeg bij heamaturie (veroorzaakt door langdurige blaaskatheterisatie) intermitterende katheterisatie Onvoldoende aseptische Verwissel de blaaskatheter binnen 24 werkwijze en/of reiniging uur na de start van een van de urethra. Besmetting antibioticabehandeling. van de kathetertip. Antibiotica krijgt de bacterie niet weg uit de Verkeerde omgang met de blaaskatheter. De katheter moet worden materialen. Doorbreken van verwisseld, omdat de katheter anders een bron vormt voor een nieuwe het gesloten systeem. infectie3. Blaaskrampen Verlies van de katheter. 3 © Vilans 12-07-2013 Ga na of er een kleinere maat blaaskatheter mogelijk is en evalueer het effect op de blaaskramp Ballon is niet goed gevuld. Verminder de inhoud van de katheterballon en evalueer het effect op de blaaskramp Controleer of de hoeveelheid water in de ballon voldoende is. Onjuiste fixatie van een katheter zonder ballon. Controleer fixatie van de katheter Katheterballon kan leeggelopen zijn, toevallig letsel. Katheter moet zo snel mogelijk vervangen worden omdat het suprapubische kanaal dicht kan gaan. Neem direct contact op met de verpleegkundige of andere professional die gespecialiseerd is in katheters om de katheter opnieuw in te brengen. Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 Achtergrondinformatie Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 3 (van 5) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 18 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Mogelijke problemen tijdens het verwijderen van de katheter Probleem Oorzaak Ballon legen lukt niet. Beschadigde of defecte klep Controleer de klep op beschadigingen. in het kanaal van de ballon. Probeer 2-3 ml steriel water in het ballonkanaal te spuiten om de verstopping los te maken. Als dit niet lukt, gebruik dan een spuit met naald om de vloeistof uit het ballonkanaal te zuigen (boven de klep) Obstructie in het kanaal. Bevestig een spuit op het vulkanaal van de katheter en laat deze gedurende 20-40 minuten erop zitten. Het effect van de zwaartekracht zal het leeglopen bevorderen. Als geen van bovenstaande acties succes heeft, raadpleeg de arts. Plooien in de ballon na het leeglopen, met als gevolg daarvan de vorming van een verdikking. Pijn Voorstel actie Nadat de katheter verwijderd is, moet de ballon worden geïnspecteerd om er zeker van te zijn dat deze intact is en er geen resten in de blaas zijn achtergebleven . Ballon kan niet terugkomen Trek de katheter voorzichtig terug nadat de in dezelfde vorm als vóór ballon geleegd is, maar stop zodra u het opblazen, hetgeen een weerstand voelt. Gebruik een spuit om 1-2 verdikte rand veroorzaakt. ml NaCl in de ballon te spuiten; deze actie zal ervoor zorgen dat de scherpe randen vervlakken. Het terugtrekken van de katheter moet nu eenvoudiger zijn en het ongemak voor de clënt en de kans op letsel aan de urethra kleiner. Verdikking (zoals Het inbrengen van een anesthetische gel hierboven), of gevoeligheid (lignocaïne/lidocaïne) in de afvoeropening bij de blaashals of in de van de katheter 3-5 minuten vooraf aan het urethra door de katheter. verwijderen, kan de gevoeligheid bij de blaashals verminderen. Let op dat er meer dan 2-3 ml moet worden gebruikt, aangezien deze hoeveelheid in de katheter achterblijft . Let op: Als er fouten of problemen met het product zijn, is het van belang om contact op te nemen met de fabrikant om hem op de hoogte te brengen van het probleem. Mogelijke problemen na het verwijderen van de katheter Probleem Oorzaak Voorstel actie Frequent urineren en dysurie. Ontsteking van het urethraslijmvlies. Zorg voor een vochtinname van 2-3 liter per dag (30 ml/kg/dag). Informeer de cliënt dat veel plassen en pijn bij het plassen veel voorkomen, maar meestal verdwijnen als iemand drie keer heeft geplast. Informeer de arts als het probleem blijft bestaan. © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 4 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Urineretentie. Kleine hoeveelheden bloed aan het begin, tijdens of aan het einde van de urinestroom van de cliënt. Aandrang om te urineren en niet op tijd bij het urinaal/toilet komen. Kleine hoeveelheden (druppels of scheutjes) urineverlies. Dit probleem moet binnen enkele dagen minder worden. Nier- en blaaskatheterisatie 19 Blaas kan zich niet legen. Stimuleer de cliënt om meer vocht in te Angst bij de cliënt. nemen. Bied de cliënt een warm bad of warme douche om de ontspanning te bevorderen. Als dit niet helpt, palpeer de blaas dan met de hand of doe een bladderscan (indien mogelijk). Informeer de arts als het probleem aanhoudt, want dan moet de client mogelijk opnieuw gekatheteriseerd worden. Kleine beschadiging van Stimuleer de cliënt om meer vocht in te het weefsel in de urethra. nemen. Stel de cliënt gerust dat dit probleem geen kwaad kan. Leg aan de cliënt uit dat dit meestal over gaat binnen 24-48 uur. Zo niet: urinekweek om urineweginfectie uit te sluiten. Geef de cliënt incontinentiemateriaal. Leg uit dat dit meestal een kortdurende complicatie is van katheterisatie. Bronnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP): Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009 Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 European Association of Urology Nursus (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de urologische gezondheidszorg. 2012. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 5 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 20 Zelfkatheterisatie Intermitterende katheterisatie verdient de voorkeur boven een urethrale of suprapubische verblijfskatheter. Met zelfkatheterisatie wordt ernaar gestreefd dat de cliënt een zo onafhankelijk en normaal mogelijk leven kan leiden ondanks problemen aan het urinewegstelsel. Bij het zelf inbrengen van een katheter volstaat een schone techniek, waarbij een goede handhygiëne en wassen van de genitaliën met water volstaat. Indien de cliënt zichzelf katheteriseert kan, bij een aantal merken, de katheter onder de kraan worden gereinigd en worden hergebruikt 1 . In het ziekenhuis wordt altijd een nieuwe steriele katheter gebruikt en ook niet op deze wijze aangeleerd. Bij het aanleren van zelfkatheterisatie is het zinvol om verschillende soorten katheters op voorraad te hebben. Als een cliënt niet uit de voeten kan met het ene product kan een ander uitgeprobeerd worden. Zelfkatheterisatie kan zowel liggend op bed of staand toegepast worden. De meest succesvolle positie om te katheteriseren is op het toilet, zittend op de toiletzitting of staande boven het toilet waarbij de urine direct het toilet in loopt. Dit is alleen mogelijk met cliënten die een goede rompbalans hebben en het geldt niet voor cliënten in een rolstoel. Een mannelijk cliënt leert zelfkatheterisatie bij voorkeur staand. Zorg er bij de eerste instructie voor dat er een bed aanwezig is zodat hij kan gaan liggen als dat nodig is. De meeste vrouwelijke cliënten leren zelfkatheterisatie op bed. Met behulp van een spiegel kan de opening van de urethra worden gezien. Vrouwen die moeite hebben met het spreiden van hun benen kunnen gebruik maken van beenspreiders, ook kan kleding eventueel worden aangepast. Bij rolstoelgebruiker is het belangrijk om de handeling zittend aan te leren in de rolstoel. Gebruik een kleine onderlegger of maandverband om kleine lekkages op te vangen. Als het niet mogelijk is om de urine direct weg te laten lopen in het toilet, maak dan gebruik van urine-opvangzakken, katheterhouders en opvangbakjes. Wijze van inbrengen bij de vrouw Er zijn twee manieren om zelfkatheterisatie uit te voeren. 1 © Vilans 01-08-2013 De katheter wordt vastgehouden bij de trechter en met gebruik van een spiegel in de urethra gebracht. Het voordeel van deze werkwijze is dat het stukje katheter dat in de urethra komt niet wordt aangeraakt. Het beperkt wel het aantal plaatsen waar katheterisatie kan worden uitgevoerd. Op den duur heeft men meestal geen spiegel meer nodig. De katheter wordt “op gevoel” in gebracht (zoals bij tampongebruik). Het voordeel van deze techniek is dat de handeling op elk willekeurig toilet uitgevoerd kan worden en ook met een beperkte oogfunctie. De Werkgroep Infectie Preventie doet hierover geen uitspraak. Achtergrondinformatie Zelfkatheterisatie: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 21 Specifieke hulpmiddelen bij zelfkatheterisatie Klem of knijper om katheter mee vast te houden; ook te gebruiken als ‘verlenging’ van de arm; Meatus dilatatie ‘staafje’ een kort staafje bedoeld om de urethraopening open te houden; Spiegeltje (met klittenband) kleine spiegeltje voor beter zicht bij vrouwen, eventueel met klittenband waarme het bevestigd wordt om het been (houd wel er wel rekening mee, dat de cliënt de handeling in spiegelbeeld moet doen); Ready-to-use katheter gecoate katheter die al geactiveerd is, doordat er vloeistof is toegevoegd; Broekafhouder hulpmiddel voor rolstoelgebruikers om hun broek en ondergoed weg te houden van plaats van handeling; Beenspreider hulpmiddel voor rolstoelgebruikers die ervoor zorgt dat tijdens het katheteriseren de benen uit elkaar blijven staan. Lofric Primo katheterset set met katheter, geïntegreerde inbrengset, water en een ophangsysteem. Bron Protocol zelfkatheterisatie van de V&VN-continentieverpleegkundigen, 2006.(september 2008) Patiëntinformatie ‘zelfkatheterisatie’ (Flevoziekenhuis) Juni, 2010. © Vilans 01-08-2013 Achtergrondinformatie Zelfkatheterisatie: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 22 Urethrastrictuur - plasbuisvernauwing Een vernauwing van de plasbuis (urethra) wordt een urethrastrictuur genoemd. Die ontstaat door beschadiging van het slijmvlies waarmee de plasbuis is bedekt. Dit kan op allerlei manieren gebeuren. Bijvoorbeeld door een val. Een val, als kind op de stang van de fiets, kan een beschadiging aan het slijmvlies van de plasbuis tot gevolg hebben. Littekenweefsel hierdoor op latere leeftijd vernauwt de plasbuis en vormt een zogenaamde ‘strictuur’. Andere oorzaken van vernauwingen van de plasbuis zijn: beschadigingen van het slijmvlies door het plaatsen van een katheter voor een operatie; ontstekingen aan de penis; een prostaatoperatie. De plasbuisvernauwing begint meestal als kleine ringetjes en kan langzaam verergeren en daarmee de plasbuis zelfs volledig blokkeren. Dit geeft plasproblemen. Vaak is de oorzaak niet bekend. Een strictuur geeft een verhoogde weerstand in de plasbuis. Naarmate de strictuur verergert neemt de weerstand toe. Urine kan er dus minder gemakkelijk langs. Om toch een goede urinestraal te houden gaat de blaas harder samentrekken. Dit geeft pijnklachten. Door de dagelijkse training van de blaas groeit de blaasspier. Na jaren wordt deze dikker en ontstaan er uitstulpingen. Hierin blijft urine achter zodat er een verhoogd risico op blaasontstekingen ontstaat. Uiteindelijk functioneert de blaas niet meer en wordt plassen onmogelijk. Behandeling van plasbuisvernauwing De behandeling is afhankelijk van de plaats, lengte en de oorzaak van de strictuur. Elke plasbuisvernauwing is anders. Een volledig onderzoek is nodig om tot een goed behandeladvies te komen. De volgende behandelingen zijn mogelijk: Oprekken van de vernauwing d.m.v. een dilatatiekatheter (dilatatie). Dilateren betekent ‘oprekken’ en houdt in dat een katheter (met een steeds breder wordende diameter) regelmatig langs het nauwe gedeelte van de plasbuis moet gaan. Deze handeling dient regelmatig te worden gedaan, omdat de vernauwingen steeds terugkeren. Bij voorkeur leert de cliënt het zelf om de plasbuis op te rekken, ook wel ‘intermitterende zelfdilatatie’ genoemd. Insnijden van de vernauwing (sachse interne urethrotomie). Herstellen van de plasbuis (urethraplastiek). Reconstructieve techniek bij lange vernauwing of vernauwing uiteinde plasbuis. Bron Website Slingeland Ziekenhuis (november, 2009). Martinez-Pineiro, J.A., Carcamo, P., and Garcia Matres, M.J. et al (1997). Excision and Anastomotic Repair for Urethral Stricture Disease: experience with 150 cases, European Urology, vol.32, no.4, pp.433-41 © Vilans 27-08-2012 Achtergrondinformatie Urethrastrictuur - urethravernauwing: 1 (van 1) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 23 Opvangen van urine voor onderzoek Urine kan worden opgevangen voor diverse onderzoeken. Dit kan op verschillende manieren worden gedaan, afhankelijk van het onderzoek. Methodes urine opvangen Voor het opvangen van urine worden hieronder twee methodes beschreven. Spontane urine De term 'spontaan' verwijst naar urine die zonder speciale maatregelen wordt opgevangen tijdens de normale mictie. De urine kan in een onsteriel monsterpotje of opvangbuisje worden opgevangen. Deze methode wordt gehanteerd bij onderzoek op bijvoorbeeld glucose, eiwit, kreatinine. Gewassen middenplas Bij een gewassen middenplas worden de genitaliën eerst gewassen. Vervolgens wordt 'midstreamurine' opgevangen in een po en/of monsterpotje of opvangbuisje. Midstream betekent dat de cliënt eerst begint met plassen en dit vervolgens onderbreekt. Het vervolg van de plas wordt opgevangen. Dit is de zogenaamde midstreamurine. Nadat de 'midstreamurine' is opgevangen, plast de cliënt helemaal uit. Katheterurine Urine voor het nemen van een monster katheterurine voor laboratoriumonderzoek (bijvoorbeeld kweek) mag niet uit de urinezak worden afgenomen 1 . De urine wordt met een spuit uit de katheter of slang van de katheterzak afgenomen via het (naaldvrije) monsterafnamepunt. Het systeem moet gesloten blijven. Het verbreken van het drainagesysteem kan bacteriën de gelegenheid geven in het systeem te komen, een eerste stap op weg naar een urineweginfectie 2 . De techniek voor het afnemen van katheterurine verschilt voor: 1 2 © Vilans 06-01-2014 Katheter of slang van katheterzak met (naaldvrije) monsterafnamepunt (deze methode heeft de voorkeur) Voor afnemen van urine hebben deze katheters of katheterzakken de voorkeur. Klem de verblijfskatheter of slang van katheterzak gedurende 15-30 minuten af onder monsterafnamepunt. Desinfecteer het monsterafnamepunt met een gaasje met alcohol 70%, om te voorkomen dat bacteriën in het drainagesysteem worden gebracht. Zuig met een spuit de benodigde (meestal ongeveer 10 ml) urine via het monsterafnamepunt op1 Alleen grote hoeveelheden urine voor speciaal onderzoek (geen kweek) kunnen a-septisch uit de urineopvangzak genomen worden. Werkgroep Infectiepreventie: Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009 Achtergrondinformatie Opvangen van urine voor onderzoek: 1 (van 3) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 24 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Foto katheterzak met afnamepunt in slang katheter zonder (naaldvrije) monsterafnamepunt (deze methode heeft zeker niet de voorkeur) Prik een katheter zelf aan (ga na of de katheter niet gaat lekken na het aanprikken). Klem de katheter af gedurende 15-30 minuten. Desinfecteer de katheter net boven het punt waar hij op de afvoerslang is aangesloten. Steek de naald onder een hoek van 45° door de katheter en zuig een monster urine op. Prik de schacht van de katheter niet aan, omdat dan het kanaal waardoor de ballon gevuld wordt, kapot kan gaan. Urinekweek Bij verdenking van een urineweginfectie waarvoor gerichte antibiotische behandeling nodig wordt geacht, wordt een urinekweek afgenomen 3 . Wanneer urine moet worden gekweekt, wordt de gewassen middenplas opgevangen in een steriel monsterpotje. Bij aanwezigheid van een katheter wordt de urine met een steriele spuit uit de katheter afgenomen (zie katheterurine). Na het opzuigen van de urine wordt de urine overgebracht in een steriel urinepotje. Bij aanwezigheid van een externe katheter wordt deze verwijderd voordat een urinekweek wordt afgenomen. Voor het verzamelen van de urine wordt de glanspenis schoongemaakt met een wattenbol, gedrenkt in water uit een flink stromende kraan1. Materialen voor opvangen van urine De urine kan worden opgevangen in speciale urineopvangpotjes of buisjes. Voor kinderen bestaan er opvangzakjes. Opvangpotjes of buisjes Naast urineopvangpotjes/monsterpotjes bestaan er ook opvangbuisjes. Bijvoorbeeld de Monovette van Sarstedt. Zie voor tekening: http://www.adltests.com/assets/files/pdf/Monovette_CINS_Letter.pdf (engels talig) In het buisje wordt de urine opgezogen met behulp van een pijpje. Door na het opzuigen de opzuigpijpje en de zuiger te verwijderen blijft er een afgesloten buisje over. In dit buisje gaat de urine naar het laboratorium. Urinocol of plaszakje Een urinocol is een (steriel) opvangzakje voor zuigelingen of kinderen die nog niet zindelijk zijn. Het bestaat uit een transparant zakje met een huidplaat, de flexibele huidplaat zorgt voor een goede aansluiting op de huid rond de vagina of penis. De zakjes zijn voorzien van een aftap. Met behulp van een spuit kan gemakkelijk een urinemonster afgenomen worden voor onderzoek. 3 © Vilans 06-01-2014 Werkgroep Infectiepreventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woonen thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009 (www.wip.nl). Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. www.wip.nl Achtergrondinformatie Opvangen van urine voor onderzoek: 2 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 25 Testen van urine met behulp van urinesticks Beoordeel de urine met behulp van een urinestick op bijvoorbeeld (de aanwezigheid van): zuurgraad; glucose; ketonen; leukocyten; nitriet; eiwit; bloed. Een urinestick wordt ook wel teststrip of teststrook genoemd. Op een urinestick zitten meerdere testvelden met stoffen die reageren/verkleuren als ze in aanraking komen met bijvoorbeeld leukocyten of rode bloedcellen in de urine, of die reageren op de zuurgraad van de urine. De verkleuringen op de testvelden worden vergeleken met de kleurenschaal op het label van de verpakking (zie afbeelding). Foto van verpakking van teststrips met kleurenschaal Het testen van urine gebeurt op indicatie van de arts. Overleg met de behandelend arts hoe gehandeld moet worden op de uitslag van een urinetest. Testen op urineweginfectie De voornaamste indicatoren voor een urineweginfectie zijn leukocyten, nitriet en bloed. Als de urinestick voor de test op nitriet en leukocyten reageert (een positieve uitslag geeft) dan is een urineweginfectie waarschijnlijk. Indien urine wordt getest uit een verblijfskatheter slaat de stick vrijwel altijd positief uit. Alleen als er sprake is van specifieke klachten die wijzen in de richting van een urineweginfectie wordt er actie ondernomen. Overleg met behandelend arts als er sprake is van koorts, onrust, verwardheid of als de cliënt veel moet plassen. © Vilans 06-01-2014 Achtergrondinformatie Opvangen van urine voor onderzoek: 3 (van 3) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 26 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Spoelen van de katheter en/of de blaas Ook al lijken de handelingen - op het eerste gezicht - veel op elkaar, er zit een groot verschil tussen het doel van het spoelen van de blaas en het spoelen van de katheter: Het spoelen van de katheter heeft als doel de katheter doorgankelijk te houden door encrustratie (letterlijk ‘korstvorming’, oftewel aanslag/verkalking aan de binnenkant van de katheter) en debrisvorming (weefselvorming) te voorkomen en te verwijderen. Katheterspoelen is zinvol bij cliënten die snel een verstopte blaaskatheter hebben. Katheterspoelen gebeurt altijd met een kleine hoeveelheid spoelvloeistof. Het spoelen van de blaas heeft als doel medicatie aan te brengen aan de blaaswand (blaasinstillatie) of om bloedstolsels of debris (bezinksel) uit de blaas te verwijderen. Spoelen om debris weg te halen, gebeurt altijd met een ruime hoeveelheid spoelvloeistof 1 . Oorzaken van en oplossingen voor verstopte katheter Mogelijke oorzaken van een verstopte katheter Oorzaken dat een katheter niet doorloopt kunnen zijn: knik in de slang of afgeknelde slang; urine-opvangzak hangt hoger dan het blaasniveau; katheter ligt tegen de blaaswand waardoor de afvoeropeningen worden afgesloten, bijvoorbeeld door zuigkrachten; verkalking in de katheter; debrisvorming (weefselvorming) in de katheter; te weinig gedronken constipatie Elke oorzaak heeft een andere behandeling nodig. Het is dan ook van belang om de oorzaak van de blokkade te achterhalen. Het regelmatig wisselen van de verblijfskatheters moet namelijk worden voorkomen, het geeft een verhoogd risico op een infectie en ongemak voor de client. Verkalking /encrustratie Bij vermoeden van verkalking/encrustratie is het goed dit, na het verwijderen van de katheter, te controleren door de katheter in de lengte open te snijden en te bestuderen. Wat is er te zien? Bij kalkvorming vormen zich kristallen rond de uitstroomopeningen, op de ballon en in het interne lumen van de katheter. foto: verkalking van de katheter¹ 1 © Vilans 12-07-2013 Verenso. Richtlijn Blaaskatheters (2011). Achtergrondinformatie Spoelen van de katheter en/of blaas: 1 (van 4) onbewaakte kopie Nier- en blaaskatheterisatie 27 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Om verkalking/encrustratie en dus het regelmatig verstoppen van de katheter te voorkomen, wordt de katheter gespoeld met een zure spoelvloeistoef (bijvoorbeeld Solutio G/Suby G). De zure spoelvloeistoef lost de aanslag op en houdt de katheter open. Let op: Twee keer achter elkaar spoelen met kleinere hoeveelheden zure spoelvloeistof (2 x 10 50 ml) is effectiever dan een keer spoelen met een grote hoeveelheid (100 ml) en is minder irriterend voor de blaas. Wanneer spoelen met de spoelvloeistof Solutio G/Suby G niet voldoende effect heeft, is het mogelijk om een korte periode met Solutio R te spoelen. De fabrikanten adviseren zowel bij Solutio G/Suby G als bij Solutio R, 2 a 3 keer per week te spoelen. Solutio R is een spoelvoeistof met een hogere zuurgraad dan Solutio G/Suby G. Spoel hiermee niet langer dan twee weken 2 , omdat de hoge zuurgraad van Solutio R de blaaswand kan irriteren. Weefelvorming/debris Als de katheter niet is verstopt door verkalking en er is wel weefselvorming (debris) waarneembaar, dan is het heel goed mogelijk dat dit de oorzaak is van de verstopping. Een verstopping door weefselvorming kan worden voorkomen, door de katheter regelmatig met NaCl 0,9% te spoelen. Deze mechanische reiniging (door beweging, spoeling) met NaCl 0,9% moet passief (zwaartekracht) gebeuren: Breng NaCl 0,9% in en laat de vloeistof direct weer terugvloeien. Het direkt terugvloeien irriteert de blaaswand zo min mogelijk. Katheterspoelen met een blaasspoelzakje of blaasspuit Het spoelen van de katheter kan worden uitgevoerd met spoelvloeistof die uit een blaasspoelzakje, uro-tainer twin bag (twee zakjes spoelvloeistof aan elkaar) of eventueel met een blaasspuit (van 50 ml) wordt toegediend. Bij het spoelen met blaasspoelzakjes is het risico op infectie geringer. Daarom verdient dit de voorkeur boven het spoelen met een spuit. Voer het spoelen met of zonder katheterventiel altijd op aseptische wijze (vrij van ziektekiemen) uit. Spoel de katheter nooit als een ‘standaard preventieve maatregel’ omdat het loskoppelen van de urine-opvangzak van de katheter iedere keer een infectierisico met zich meebrengt. Spoel daarom alleen op voorschrift van de arts. Maak afspraken met de arts over de soort en de hoeveelheid spoelvloeistof, de frequentie van het spoelen en de periode van het spoelen. Breng de spoelvloeistof op lichaamstemperatuur in om blaasspasmen zoveel mogelijk te voorkomen. Haal de spoelvloistof tijdig uit de koelkast en verwarm de spoelvloeistof indien nodig door de verpakte zak in lauwwarm water te dompelen. Laat - bij het toedienen - de spoelvloeistof inlopen door het spoelzakje of de spuit boven het niveau van de blaas te houden. Als de spoelvloeistof niet spontaan inloopt, knijp dan licht in het zakje of oefen met de stamper van de spuit lichte druk uit. Doe dit abslouut niet te hard. Blaasspoelen Bij blaasspoelen wordt een vloeistof via een (urethrale of suprapubische) verblijfskatheter in de blaas gebracht. Blaasspoelen vindt plaats om: vlokken, gruis en/of stolsels te verwijderen; met antibiotica ontstekingen te bestrijden (medicinale spoeling); om met BCG of cytostatica kwaadaardige ontaarding van blaaspoliepen te voorkomen of terug te dringen (medicinale spoeling). 2 © Vilans 12-07-2013 Bron: Kappert. Zorg voor een vlotte doorstroming’ Achtergrondinformatie Spoelen van de katheter en/of blaas: 2 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 28 Spoelen van de blaas gebeurt alleen op indicatie van de arts. Voor het voorkomen van urineweginfecties is routinematig blaasspoelen met antibiotica of desinfecterend middel niet effectief¹. Wel is er bij het gebruik van chloorhexidine tijdens het spoelen kans op het ontstaan van chloorhexidineresistente bacteriën 3 . Blaasspoelen met blaasspoelzakje of blaasspuit Blaasspoelingen kunnen uitgevoerd worden met een spoelzakje of blaasspuit. Ook is het mogelijk om de spoeling doorlopend/continue te laten plaatsvinden met een spoelzak en afloopzak.. Bij medicinale spoelingen is het van belang dat de medicatie de blaaswand overal goed bereikt. De cliënt wordt daarom aangeraden om regelmatig van houding te wisselen. Voor alle vormen van blaasspoelen geldt dat het belangrijk is om de hoeveelheid uitgescheiden vocht nauwkeurig bij te houden. Het vochtverlies via de katheter moet gelijk zijn aan of iets meer zijn dan de ingebrachte hoeveelheid spoelvloeistof. Wanneer er meer vloeistof is ingebracht dan de hoeveelheid uitgescheiden vocht, kan sprake zijn van een nierbeschadiging of een blaasruptuur langs de hechtingen. Controleer de inhoud van de urineopvangzak op hoeveelheid, bloedstolsels en veranderingen in kleur. Dit verdient vooral aandacht wanneer gespoeld wordt tegen bloedingen. De handeling van het spoelen van de blaas of het spoelen van de katheter komt overeen. Dus ook bij het blaasspoelen geldt het volgende: Het handmatig spoelen van de blaas kan worden uitgevoerd met spoelvloeistof die via een blaasspoelzakje (50 of 100 ml) of eventueel met een blaasspuit (van 50 ml) wordt toegediend. Bij het spoelen met een blaasspoelzakje is het risico op infectie geringer. Daarom verdient dit de voorkeur boven het spoelen met een spuit. Voer het spoelen met of zonder katheterventiel altijd op aseptische wijze (vrij van ziektekiemen) uit. Spoel de katheter nooit als een ‘standaard preventieve maatregel” omdat het loskoppelen van de urine-opvangzak van de katheter iedere keer een infectierisico met zich meebrengt. Spoel daarom alleen op voorschrift van de arts. Maak afspraken met de arts over de soort en de hoeveelheid spoelvloeistof, de frequentie van het spoelen en de periode van het spoelen. Breng de spoelvloeistof op lichaamstemperatuur 4 in om blaasspasmen zoveel mogelijk te voorkomen. Haal de spoelvloistof tijdig uit de koelkast en verwarm de spoelvloeistof indien nodig door de verpakte zak in lauwwarm water te dompelen. Laat - bij het toedienen - de spoelvloeistof inlopen door het spoelzakje of de spuit boven het niveau van de blaas te houden. Als de spoelvloeistof niet spontaan inloopt, knijp dan licht in het zakje of oefen met de stamper van de spuit lichte druk uit. Doe dit abslouut niet te hard. Blaasspoelen met gesloten systeem Blaasspoelen met een gesloten systeem houdt in dat er continue spoeling plaatsvindt via een speciaal druppelsysteem, een drielumenspoelkatheter en een urineopvangzak. Door de blaas te spoelen met een gesloten systeem kan voorkomen worden dat de katheter verstopt raakt met bloedstolsels die zich vormen in de blaas. Ook kan blaasspoeling met gesloten systeem worden verricht om een geïrriteerde of ontstoken blaaswand te behandelen. Het lichte tamponade-effect van het ononderbroken inbrengen van spoelvloeistof door een derde katheterkanaal, kan tevens helpen een veneuze bloeding te voorkomen. 3 Werkgroep Infectiepreventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. Maart 2004. Revisie: september 2009. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. 4 V&VN Urologie Verpleegkundigen, protocollen, blaasspoelen, http://www.urologie.venvn.nl/ (externe link). © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Spoelen van de katheter en/of blaas: 3 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 29 Meestal wordt de katheter direct na de operatie door de arts ingebracht. Na een blaas- of prostaatoperatie wordt vaak gespoeld met een fysiologische zoutoplossing. Een oplossing met antibioticum wordt gebruikt om een infectie te behandelen. Aandachts- en observatiepunten bij katheter- en/of blaasspoelen De spoelvloeistof moet gemakkelijk, zonder tegendruk of weerstand in lopen. Blaaskrampen Meestal ontstaan blaaskrampen door het te snel toedienen of door te koude spoelvloeistof. Breng daarom de spoelvloeistof rustig en op lichaamstemperatuur (37 graden Celcius) in. Vraag de cliënt te zuchten tijdens het inlopen van de spoelvloeistof. Urineweginfectie of blaasontsteking Doordat er iedere keer een open verbinding met de buitenlucht ontstaat, kunnen bacteriën gemakkelijk naar binnen gebracht worden en een infectie veroorzaken. Preventieve maatregelen en oplossingen: – aseptisch werken – desinfecteer het uiteinde van de katheter aan de binnenkant en het uiteinde van de urineopvangzak aan de buitenkant – het uiteinde van de katheter én het uiteinde van het spoelzakje mogen niet met de handen aangeraakt worden. Beschadigingen van de blaaswand Doordat met kracht de spoelvloeistof wordt ingebracht of door de prikkelende werking van de vloeistof kan de blaaswand geïrriteerd raken. Preventieve maatregel: Laat de spoelvloeistof langzaam inlopen. Bron Kappert, M. (2010). Zorg voor een vlotte doorstroming Zorg voor een vlotte doorstroming (externe link) 21-02-2011 Informatie van W. Morrison, productspecialist BARD-n.v., mei 2008. Protocol ‘Het reinigen van de blaas, waarbij stolsels uit de blaas worden gespoeld en/of het doorgankelijk houden van de verblijfskatheter. http://www.urologie.venvn.nl/ (externe link) Verenso (2011). Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011. Braun (2011). Uro-Tainer katheteronderhoud. Gids naar het juiste behandelplan. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). © Vilans 12-07-2013 Achtergrondinformatie Spoelen van de katheter en/of blaas: 4 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 30 Blaasinstillatie Blaasinstillatie 1 of blaasspoeling houdt in dat via een eenmalig ingebrachte katheter cytostatica (chemotherapie), BCG-vloeistof (immunotherapie) of andere medicatie in de blaas wordt gebracht, nadat de blaas eerst geleegd is. Als de blaas goed leeg blijft kunnen de medicijnen de hele blaaswand bereiken en hebben daardoor een beter effect. Vooraf en tijdens de spoeling moet daarom zo weinig mogelijk gedronken worden. Blaasinstillatie met cytostatica kan onder bepaalde voorwaarden ook thuis worden uitgevoerd. Goede afspraken en afstemming met de apotheker over de levering van het cytostaticum of ander medicatie, met de specialist en de cliënt over de voorwaarden waaronder de thuisbehandeling kan plaatsvinden en de juiste beschermende maatregelen voor degene die de medicatie toedient, zijn van belang voor het veilig en verantwoord uitvoeren. De afspraken zijn veelal in samenwerkingsprotocollen vastgelegd. De eerste behandeling vindt altijd in het ziekenhuis plaats. Methodes van blaasinstillatie Om blaasinstillatie veilig en verantwoord plaats te laten vinden, is speciale aandacht nodig voor het te gebruiken materiaal en de wijze van toediening. Uitgangspunt hierbij is dat het risico van morsen van instillatievloeistof en aantal handelingen met betrekking tot de bereiding en toediening tot een minimum worden beperkt. Voor het toedienen van cytostatica wordt veelal eenmalig een speciale katheter ingebracht met een male luerlockaansluiting. Vervolgens kan cytostatica worden toegediend door middel van een: Perfusor-injectiespuit: een spuit met terugslagventiel, dat ervoor zorgt dat de cytostatica slechts in een richting kan stromen; van spuit naar katheter; blaasspoelzakje met Connectset: aan het blaasspoelzakje zit een speciaal aanprikpunt waarin de Connectset kan worden aangesloten. Met behulp van de Connectset wordt een gesloten systeem gecreëerd. In de geprotocolleerde werkinstructies is de blaasinstillatie met behulp van de Perfusor-spuit uitgewerkt. Aandachtspunten bij blaasinstillatie met cytostatica Bij blaasinstillatie met cytostatica zijn de volgende aandachtspunten van belang: De frequentie van blaasinstillatie is volgens voorschrift van de arts. Degene die de blaasinstillatie uitvoert, dient ervoor te zorgen dat hij/zij niet in contact komt met het cytostaticum. Tref daarvoor beschermende maatregelen. Er dient een calamiteitenset klaar te staan om maatregelen te treffen wanneer er cytostatica wordt gemorst. De apotheek vult de spuit met cytostaticum. De gevulde spuit wordt in een goed sluitende verpakking in de koelkast bewaard. Leg hem 2 uur voor gebruik buiten de koelkast. De ingebrachte katheter wordt gefixeerd om te voorkomen dat die uit de blaas glijdt. Na toediening van het cytostaticum wordt lucht in de blaas gespoten, om het cytostaticum dat zich in de katheter bevindt ook in de blaas terecht te laten komen. De katheter dient na toediening van de cytostatica voorzichtig te worden verwijderd. Voorkom dat er cytostaticum uit de katheter druppelt. Vouw de katether niet dubbel. 1 © Vilans 28-08-2012 Voor blaasinstillatie geldt dat de algemene Richtlijnen Cytostatica gelden. Achtergrondinformatie Blaasinstillatie: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen © Vilans 28-08-2012 Nier- en blaaskatheterisatie 31 Na het verwijderen van de katheter moet de cliënt proberen de urine twee uur op te houden. Gedurende deze periode heeft het de voorkeur dat de cliënt loopt of draait, zodat de cytostatica zo goed mogelijk wordt verspreid in de blaas. Bij (risico voor) urineverlies kan de cliënt opvangmateriaal in het ondergoed dragen. Mannen wordt geadviseerd om de eerste 6 uren na instillatie zittend te urineren en twee keer door te trekken met het deksel van het toilet gesloten, of terwijl hij nog op het toilet zit (zie Randvoorwaarden; Omgaan met excreta na cytostaticabehandeling). De eerst 2-3 dagen na de blaasinstillatie dienen de genitaliën na iedere keer urineren te worden gewassen. Ook dient het toilet na gebruik te worden gereinigd. Tijdens deze 2-3 dagen wordt geadviseerd geen geslachtsgemeenschap te hebben. Achtergrondinformatie Blaasinstillatie: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 32 Nefrostomiekatheter De nieren zorgen voor de productie van urine, die vervolgens via de ureters naar de blaas wordt afgevoerd. Deze afvoer naar de blaas kan om verschillende redenen belemmerd zijn. Een nefrostomiekatheter, een katheter die via de huid (percutaan) in de nier is ingebracht, kan deze afvoerbelemmering opheffen. Een andere mogelijkheid om een afvoerbelemmering op te heffen is het inbrengen van een ureterkatheter (katheter in de afvoerbuis van de nier naar de blaas). Deze wordt hier niet verder uitgewerkt. Indicaties nefrostomiekatheter Een nefrostomiekatheter wordt ingebracht wanneer de afvoer van urine naar de blaas belemmerd is. Dit kan zijn door: stuwing van de nier, met of zonder infectie; stenen in nier of ureter; vernauwing van de ureter (strictuur of stenose); tumorgroei in ureter, blaas of prostaat. Een nefrostomiekatheter kan voor korte of langere tijd zijn ingebracht, afhankelijk van de indicatie en conditie van de patiënt. Soms is een nefrostomiekatheter nodig voorafgaand aan een operatie, zodat de overbelaste nier en/of ureter eerst tot rust kan komen, waarna vervolgens het eigenlijke probleem wordt verholpen. Postoperatief kan een nefrostomiekatheter nodig zijn totdat de normale mictie weer is hersteld. Inbrengen van een nefrostomiekatheter Een nefrostomiekatheter wordt ingebracht onder steriele omstandigheden, onder plaatselijke verdoving. Ook kan de nefrostomiekatheter worden ingebracht tijdens een operatie. Het inbrengen gebeurt onder geleide van echografie of onder geleide van röntgendoorlichting met gebruik van contrastvloeistof. De nier wordt aangeprikt met een holle naald, wat pijnlijk kan zijn. Vervolgens wordt een voerdraad opgevoerd en wordt het nefrostomiekanaal gedilateerd (=verwijd). Hoever gedilateerd wordt, hangt af van de diameter van de in te brengen nefrostomiekatheter. Na het dilateren wordt de katheter ingebracht. De katheter wordt inwendig gefixeerd door middel van een ballon of krul aan de katheter. Aan de buitenzijde wordt de katheter meestal gefixeerd met een hechting of een drainfix. De hechting wordt later wel of niet verwijderd, altijd in overleg met de arts. Aan de katheter wordt een adapter bevestigd, waarmee vervolgens de katheter op de urineopvangzak kan worden aangesloten. Verzorgen van een nefrostomiekatheter De insteekopening van de nefrostomiekatheter wordt de eerste 5 dagen, wanneer er nog sprake is van een wond, dagelijks verzorgd 1 . De katheter wordt beschermd met een steriel splitcompres. Het steriele gaasje wordt ten minste eenmaal per dag en bij iedere verontreiniging vervangen. 1 De Werkgroep Infectiepreventie heeft in de richtlijnen voor verpleeghuis-, woon- en thuiszorg en ziekeknhuizen geen informatie opgenomen over omgaan met een nefrostomiekatheter. T.a.v. de verzorging van de nefrostomiekatheter is de richtlijn m.b.t. de suprapubische katheter gevolgd. © Vilans 07-06-2013 Achtergrondinformatie Nefrostomiekatheter: 1 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 33 Er zijn kant-en-klaarsystemen voor het afplakken van een drain/katheter, bijvoorbeeld DrainFix®-fixatiepleister. De pleister bevat hydrocolloïd, dat vocht uit de insteekopening absorbeert. De pleister kan tot een ongeveer een week blijven zitten. Met de pleister kan worden gedoucht. Desinfecterende zalf wordt alleen gebruikt op indicatie van de arts. Wanneer de insteekopening droog is, kan worden volstaan met wassen met water. Douchen met een nefrostomiekatheter is geen bezwaar. Verwisselen van een nefrostomiekatheter Wanneer de nefrostomiekatheter voor langere tijd of permanent in situ blijft, dient deze regelmatig, meestal om de 6 weken, te worden verwisseld. Doordat een fistel is gevormd, kan deze wisseling gemakkelijk plaatsvinden. Controle van de ligging vindt plaats door middel van röntgendoorlichting of echografie. Verwijderen van een nefrostomiekatheter Een nefrostomiekatheter blijft in de nier totdat urine weer op een normale wijze geloosd kan worden en de nier niet meer bedreigd wordt. Het moment en de wijze waarop vindt plaats in overleg met de behandelend arts. In het geval dat een nefrostomiekatheter blijvend wordt verwijderd sluit de fistel zich normaal gesproken spontaan tussen 1 – 6 uur. Als de fistel zich niet sluit kan het wondje verzorgd worden als een rode of gele wond 2 . Spoelen van een nefrostomiekatheter Om te voorkomen dat de nefrostomiekatheter verstopt raakt, wordt de katheter gespoeld, op voorschrift van de arts. De katheter wordt gespoeld met NaCl 0,9%. De hoeveelheid NaCl 0,9% samen met de arts vastgesteld. Teveel NaCl 0,9% kan de druk in de nieren verhogen en beschadigingen veroorzaken. Tussen de katheter en de urineopvangzak kan een driewegkraantje zijn geplaatst om het spoelen mogelijk te maken en het systeem zo gesloten mogelijk te houden. Aandachtspunten en complicaties nefrostomiekatheter De volgende aandachtspunten zijn van belang. Fixatie van de nefrostomiekatheter. De nefrostomiekatheter dient stevig te zijn gefixeerd met een drainfix of met gaas en pleister. Let bij de fixatie ook op een vrije afloop van urine, voorkom knikken in de slang. Zorg er tevens voor dat geen tractie op de katheter wordt uitgeoefend. Observatie van de urineafvoer. Pijnklachten kunnen wijzen op stuwing in de nier. Let op een vrije afvoer van urine, zie ook hierboven. Indien de katheter nergens afgeknikt is, maar de urineafvoer toch stagneert, kan in overleg met de arts worden besloten de nefrostomiekatheter te spoelen. Complicaties nefrostomiekatheter De volgende complicaties kunnen optreden bij een nefrostomiekatheter: nabloeding; infectie; lekkage; verschuiven of uitvallen van de katheter. 2 © Vilans 07-06-2013 WCS wondenboek. Achtergrondinformatie Nefrostomiekatheter: 2 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 34 Nabloeding bij nefrostomiekatheter Een nabloeding kan kort na het inbrengen van de nefrostomiekatheter optreden, als gevolg van het dilateren. Meestal houdt de bloeding vanzelf op. Indien niet, dan arts waarschuwen. Infectie bij nefrostomiekatheter Uit oogpunt van infectiepreventie is aseptisch werken van belang. Hier gelden dezelfde voorzorgsmaatregelen als bij een blaaskatheter. Er kan infectie optreden van de insteekopening. Ook kan een nierbekkenontsteking ontstaan doordat bacteriën via de nefrostomiekatheter naar binnen zijn gedrongen. Roodheid of pus rondom de insteekopening, pijn en koorts kunnen wijzen op infectie van de insteekopening. Verschijnselen van nierbekkenontsteking zijn koorts met koude rillingen en hevige pijn in de rug. Waarschuw de arts bij tekenen van infectie. Lekkage rond de insteekopening nefrostomiekatheter Ten gevolge van de punctie kan lekkage van urine optreden. Lekkage is te merken doordat verband en kleding nat worden. Controleer ook of de katheter goed afloopt. Een knik in de katheterslang kan de afvoer zodanig belemmeren dat urine langs de insteekopening lekt. Waarschuw de arts wanneer lekkage blijft bestaan. Verschuiven of uitvallen van de nefrostomiekatheter De nefrostomiekatheter kan verschuiven of uitvallen, ondanks fixatie. Waarschuw dan meteen de arts. De nefrostomiekatheter moet opnieuw worden ingebracht. Wanneer de katheter er langer dan 10 dagen zit, kan deze gemakkelijk opnieuw worden ingebracht omdat inmiddels een fistel is gevormd. Indien de katheter eerder uitvalt, dient de katheter opnieuw te worden ingebracht zoals de eerste keer. In geval van verschuiven: niet aan de drain trekken of duwen, maar zo strak mogelijk op de huid verbinden. Bron Boele H, Riemens-Vuik E. Urologische chirurgie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2002. Nederlandse Vereniging voor urologie. Patiëntenfolder Nier. (www.urolog.nl, externe link). Nederlandse Vereniging voor urologie. Patiëntenfolder Nefrostomiekatheter. (www.urolog.nl , externe link). Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Protocol verzorgen van nefrostomiekatheter. © Vilans 07-06-2013 Achtergrondinformatie Nefrostomiekatheter: 3 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 35 Urinestoma, urinereservoir, deviatie urinewegen, Mitrofanoff Een urinestoma is een kunstmatige uitgang van de urinewegen. Een urinestoma wordt aangelegd wanneer de urine het lichaam niet meer via de natuurlijk weg (blaas en urinewegen) kan verlaten. Het verwijderen van de blaas (cystectomie) wordt veelal uitgevoerd vanwege blaaskanker of ernstige functiebeperkingen van de blaas. Er wordt een onderscheid gemaakt in een incontinent en een continent urinestoma. Incontinent urinestoma (deviatie volgens Bricker) Voor een incontinent urinestoma wordt een stukje dunne darm van ongeveer 10 tot 15 centimeter gebruikt. De twee urineleiders worden aan een zijde van dit stukje darm gehecht en de andere zijde wordt door de buikwand gehaald en ingehecht. Het stukje darm behoudt zijn samentrekkende beweging, waardoor de urine naar buiten wordt geperst. De stoma bevat geen kringspier en een reservoir ontbreekt, waardoor de urine constant en direct in het opvangzakje op de buik loopt. In de meeste gevallen is de plaats van de stoma rechts op de onderbuik. Continent urinestoma (bijvoorbeeld Indiana pouch) Bij een continent urinestoma wordt de urine opgevangen in een nieuw reservoir in het lichaam. Dit reservoir is gemaakt van een stuk darm of de blaas van de cliënt. Het reservoir moet op bepaalde tijden worden geleegd door katheteriseren. Hierbij gaat een slangetje via een gaatje in de buikwand (de stoma) naar binnen. De stoma wordt eventueel afgedekt met een pleister of een gaasje. Het is niet nodig opvangzakjes te dragen. De volgende omleidingen worden in dit hoofdstuk beschreven: Incontinent urinestoma – Bricker Continent urinestoma – Indiana Pouch – Neoblaas – Mitrofanoff stoma Bricker De deviatie volgens Bricker is een omleiding van de urinewegen via een nieuwe uitgang (incontinent stoma). Er wordt een klein stuk darm losgemaakt uit het darmstelsel, hierin worden de urineleiders geïmplanteerd. De darm wordt vervolgens via een stoma in de buik naar buiten geleid en vastgehecht aan de buikwand. In een voortdurende stroom loopt de urine vanuit de nieren door de urineleiders en de nieuw gevormde stoma naar buiten in een urinestomazakje. Tekening urinestoma © Vilans 15-08-2013 Achtergrondinformatie Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 1 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 36 Normaal is urine helder, bij een urinestoma is de urine vermengd met wat slijm uit de darm. Deze slijmafscheiding is blijven. De voorkeursplaats van de urinestoma is de rechterhelft van de onderbuik, onder de broek of rok. Een goed passende huidplaat voorkomt irritatie direct rondom de urinestoma. Cliënt met een deviatie volgens Bricker: kan niet meer via de natuurlijke weg urineren; heeft geen controle meer over het urineren; moet een urinestomazakje dragen om de urine op te vangen. Dit zakje kan overdag geleegd worden en ’s nachts aangesloten worden op een nachtopvangzak. Indiana Pouch Tekening Indiana Pouch Een Indiana Pouch is een omleiding via een nieuwe uitgang naar buiten door middel van een inwendig reservoir (continent stoma). De urineleiders worden van de blaas losgemaakt en geïmplanteerd op een stuk geïsoleerde darm (overgang dunne in dikke darm). Op de overgang van de dunne- naar de dikke darm bevindt zich een klep (klep van Bauhini) die het terugstromen van de ontlasting naar de dunne darm voorkomt. Deze natuurlijk klep wordt gebruikt om lekkage vanuit het reservoir te voorkomen. Het ene deel van het stuk darm (meestal stuk dikke darm) dient als reservoir. Het uiteinde van het stukje darm (meestel stuk dunne darm) wordt via een opening naar buiten geleid en vastgehecht aan de buikwand (grootte van een 5 eurocent munt). Op deze wijze loopt een voortdurende stroom urine vanuit de nieren naar het reservoir. Het reservoir dient regelmatig (4-6x daags) geleegd te worden met behulp van een katheter, dat het klepmechanisme gemakkelijk kan passeren. De voorkeursplaats van de uitgang van de urinepouch is in de navel of in de rechter helft van de onderbuik, onder de rok of broek. Cliënt met een Indiana Pouch: kan niet meer via de natuurlijke weg urineren; heeft het urineren door het legen van het reservoir met behulp van de katheter zelf onder controle; dient rekening te houden met het tijdig legen van het reservoir; voelt geen aandrang; moet eventueel (zeker in het begin) het reservoir ook ’s nachts legen; moet het reservoir mogelijk spoelen in verband met slijmophoping; heeft op termijn kans op infecties of steenvorming; dient altijd een katheter bij zich te hebben; hoeft in principe geen stomazakje te dragen; draagt over de uitgang een pleister ter bescherming van de kleding; heeft normale bewegingsvrijheid. © Vilans 15-08-2013 Achtergrondinformatie Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 2 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 37 Neoblaas Een neoblaas is een urinereservoir, gemaakt van stuk darm, dat rechtstreeks is aangesloten op de natuurlijke plasbuis (urethra). Er wordt dus geen stoma aangelegd. De urineleiders worden van de blaas losgemaakt en na het verwijderen van de blaas aangesloten op een nieuw Tekening: neoblaas gevormd reservoir (neoblaas). Dit reservoir wordt met een vrijgemaakt stuk darm van ongeveer 40-60 cm zodanig geconstrueerd, dat het een nieuwe blaas vormt. Op deze wijze loopt een voortdurende stroom urine vanuit de nieren naar de neoblaas. De intact gebleven kringspier zorg voor de natuurlijke controle over het urineren. De neoblaas bezit niet de eigenschap van een normale blaas om tijdens het plassen samen te trekken. Het legen van de neoblaas gebeurt door het ontspannen van de kringspier en de druk van de buikpers. Cliënt met Neoblaas: kan via de natuurlijke weg urineren; heeft, als de neoblaas en spieren goed functioneren, het urineren zelf onder controle. De kans bestaat dat, bij nog onvoldoende krachtbeheersing van de bekkenbodemspieren, tijdelijk onvoldoende controle over het urineren mogelijk is; heeft de kans dat bij onvoldoende vermogen om de neoblaas goed te legen, de achtergebleven urine met behulp van een katheter moet aflopen; heeft op termijn kans op infecties of steenvorming; heeft normale bewegingsvrijheid. Mitrofanoff stoma Bij een Mitrofanoff stoma (continent stoma) wordt er een verbinding gemaakt tussen buikwand en de blaas. De verbindingsbuis wordt gemaakt van een stukje blindedarm. De verbinding komt bovenin de blaas binnen. In het meest ideaal geval wordt de uitgang in de navel gehecht. Er is dan van de buitenkant bijna niets te zien. Of er komt een kleine opening op de buikwand en dat lijkt dan ook op een ‘naveltje’. Via een katheter kan de blaas worden geleegd op momenten dat de blaas vol zit of op basis van een bepaald schema. In de ‘verbindingsbuis’ die uiteindelijk in de navel uitkomt zit geen klepje dat de urine moet tegenhouden. De buis wordt dichtgedrukt door de druk in de blaas. Pas bij het katheteriseren wordt de verbinding geopend en kan de urine naar buiten komen. Deze techniek wordt vooral aangelegd bij kinderen met spina bifida (open ruggetje). Kinderen die hierdoor geen gevoel in hun bekkengebied hebben en waarbij de zenuwfuncties zijn verstoord, hebben altijd problemen met plassen en de ontlasting. Jongens zijn gemakkelijker te katheteriseren dan meisjes. Zit een meisje in een rolstoel, dan kan het nóg lastiger zijn om de katheter in de plasbuis aan te brengen. Het is na verloop van tijd niet alleen de vader of de moeder die het kind daarbij helpt, maar er komen allerlei hulpverleners aan te pas. Dat kan nogal ingrijpend zijn. Vanwege de privacy, en soms ook het gemak, wordt dan gekozen voor een Mitrofanoff stoma. © Vilans 15-08-2013 Achtergrondinformatie Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 3 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 38 Cliënt met een Mitrofanoff stoma: kan niet meer via de natuurlijke weg urineren; dient rekening te houden met het tijdig legen van de blaas; moet de blaas zoveel mogelijk spoelen; heeft op termijn kans op infecties of steenvorming; dient altijd een katheter bij zich te hebben; hoeft geen stomazakje te dragen; draagt zo nodig over de uitgang een stomapleister ter bescherming van de kleding; heeft normale bewegingsvrijheid. Bronnen: Nij Smellinghe, ziekenhuis Drachten. Als uw blaas moet worden weggenomen. Patiëntenvoorlichting. juli 2004. AMC. Blaasverwijdering via een buikoperatie. Patiëntenfolder. April 2006. ‘Een elegante oplossing’ (maart 2009). Bladzijde 24-25. Tijdschrift De praktijk www.stomaatje.nl (externe link, januari 2010) UMC St. Radboud. Patiëntenfolder ‘Continent urinestoma: Mitrofanoff en Monti procedure’. www.erasmusmc.nl (externe link, januari 2010) www.umcg.nl (externe link, januari 2010) © Vilans 15-08-2013 Achtergrondinformatie Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 4 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 39 Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD) CAPD is een nierfunctievervangende therapie waarbij het bloed van de cliënt wordt gezuiverd en gefilterd via buikholte en buikvlies. De cliënt kan de behandeling thuis uitvoeren zonder afhankelijk te zijn van ingewikkelde apparatuur. Behandeling bij functiestoornis van de nieren Als de nieren, door welke oorzaak dan ook, hun functie niet meer kunnen vervullen, zijn er drie soorten behandelingen mogelijk: Hemodialyse (= kunstnierbehandeling) Aan het lichaam wordt bloed onttrokken, dit wordt met behulp van een kunstnier gereinigd. Peritoneaal dialyse (= spoeling via het buikvlies) – Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD) Afhankelijk van lichaamsgewicht en buikomvang van de cliënt wordt 1,5-2,5 liter spoelvloeistof in de buik van de cliënt gebracht. Deze vloeistof wordt 3 - 6 maal per dag vervangen. Het wisselen van een zak duurt ongeveer 30 minuten. De eerste vervanging vindt ’s morgens vroeg plaats en de laatste vervanging ’s avonds voordat de cliënt gaat slapen. Continu wijst erop dat de behandeling doorlopend geschiedt, dus elke dag en 7 dagen per week. De behandeling kan door de cliënt of door zijn/haar partner worden uitgevoerd. Voor de behandeling is de cliënt niet gebonden aan een bepaalde plaats (ambulant). – Continue Cyclische Peritoneaal Dialyse (CCPD) of automatische Peritoneaal Dialyse (APD) Deze techniek berust op hetzelfde principe zij het dat gebruik wordt gemaakt van een machine (cycler), die de vloeistof in de buik automatisch vervangt, wanneer de cliënt er ’s nachts op aangesloten is. Na de laatste wisseling kan met een volle of een lege buik worden afgesloten. Dit is afhankelijk van het behandelplan dat de arts bepaalt. De cycler regelt de verwarming, de inloop, de hoeveelheid, de verblijfsduur en de uitloop van de vloeistof. Het voordeel van CCPD is dat het risico op infectie (peritonitis) kleiner is omdat de spoelvloeistof minder vaak gewisseld hoeft te worden dan bij CAPD. Ook geeft CCPD overdag meer bewegingsvrijheid. CAPD geeft minder beperkingen ’s nachts zoals meer bewegingsvrijheid en een betere nachtrust. Het nadeel is dat men altijd met de behandeling bezig is. Niertransplantatie De functie van de nier die niet meer functioneert, wordt overgenomen door een donornier, die in de lies geplaatst wordt. De oude nier blijft op de huidige plek. Uitvoering CAPD Het doel van CAPD Het doel van CAPD is het bloed van de cliënt te ontdoen van afvalstoffen, water en overtollige zouten. Er worden zouten toegevoegd en de zuurgraad (pH) van het bloed wordt geregeld. Hiervoor wordt een vloeistof, dialysaat genoemd, in de buik gebracht, via het buikvlies is er een uitwisseling van afvalstoffen vanuit het bloed naar de vloeistof 1 2 . 1 2 © Vilans 28-08-2012 Peritoneale dialyse, Patiënteninformatie en opleiding, AZ Sint-Lucas, 2006 www.azstlucas.be (externe link) C.F.H. Versluijs et al., dialyse verpleegkunde, 1995 Achtergrondinformatie Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 1 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 40 Indicaties CAPD nierfunctievervangende behandeling bij cliënten met ernstige nierinsufficiëntie; overbrugging van de tijdelijke nierfunctiestoornis na een niertransplantatie. De laatste jaren zijn suikerziekte en hart- en vaatziekten de meest voorkomende oorzaak van chronische nierinsufficiëntie waardoor cliënten uiteindelijk nierfunctievervangende therapie nodig hebben 1 . Contra-indicaties CAPD Contra-indicaties voor Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse in het algemeen zijn: onvoldoende functie van het peritoneum; diverticulitis of andere chronische darmziekten. Verder zijn contra-indicaties voor Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse in de thuissituatie: onvoldoende zelfdiscipline om de dagelijkse spoelingen te kunnen (laten) uitvoeren; onvoldoende hygiënische omstandigheden thuis. Werking van CAPD Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse gebeurt in het lichaam zelf. Het bloed wordt gezuiverd door het laten inlopen van een speciale vloeistof (= dialysaat) in de buikholte. Overtollig vocht en afvalstoffen uit het bloed van de cliënt kunnen/gaan door het buikvlies naar de vloeistof in de buikholte. Het buikvlies (=peritoneum) is een halfdoorlaatbaar vlies dat de buikorganen omgeeft. Het heeft een oppervlakte van ongeveer 2 m² en bevat veel kleine bloedvaatjes, capillairen. Deze vormen een scheidingsmembraan tussen bloed en buikholte. Het membraan heeft de eigenschap dat het sommige stoffen wel en andere niet doorlaat; water, overtollige zouten en afvalstoffen zoals ureum wel, maar eiwitten (bouwstoffen voor het lichaam) veel minder of niet. Via het buikvlies worden overtollig vocht en afvalstoffen uit het lichaam afgegeven aan de spoelvloeistof. Na enkele uren is de spoelvloeistof verzadigd met overtollig vocht en afvalstoffen. De verzadigde spoelvloeistof wordt afgetapt en verse spoelvloeistof wordt ingebracht. Om het buikvlies voor dialyse te kunnen gebruiken, is een toegangsweg naar de buikholte nodig. Hiervoor wordt een dialysekatheter in de buik ingebracht tijdens een kleine ingreep. Een deel van de katheter ligt tussen de huid en het buikvlies en hecht zich vast aan het onderhuids weefsel. Door de katheter kan dan de dialysevloeistof in- en uitlopen. Dialysaat (spoelvloeistof) Bij de dialyse wordt de buikholte gevuld met een verwarmde spoelvloeistof (dialysaat). In dit dialysaat kunnen diverse stoffen in een verschillende concentratie aanwezig zijn. In de spoelvloeistof zit onder andere glucose, waardoor deze een aanzuigende werking heeft. Hierdoor zal vanuit het bloed vocht met zouten, zuren en afvalstoffen aan de spoelvloeistof worden afgegeven. De laagste concentratie glucose (1,36%-1,5 %) onttrekt relatief weinig vocht, de middelste concentratie (2,27% en 2,3%) onttrekt meer vocht en de hoogste concentratie glucose (3,36% en 4,25%) onttrekt veel vocht. Zonder dat de darmen of de maag worden samengedrukt, kan 1,5-2,5 liter vocht (spoelvloeistof) via een katheter in de buikholte worden gebracht. De voortdurende aanwezigheid van 2 liter vocht in de buikholte veroorzaakt soms onaangename buiksensaties (vooral in het begin van de CAPD-behandeling). 1 © Vilans 28-08-2012 J.J.E. van Everdingen, Diagnose en therapie, 2010 Achtergrondinformatie Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 2 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 41 Door een goede keuze van de soort dialysaat kan men bepalen welke afvalstoffen en hoeveel lichaamsvocht verwijderd wordt tijdens de dialyse. Afhankelijk van het huidige gewicht van de cliënt, het streefgewicht en de bloeddruk wordt het dialysaat samengesteld. Bij een hoog gewicht (ten gevolge van overvulling) zal een dialysaat met een hoge glucoseconcentratie worden gebruikt om meer vocht uit het lichaam te onttrekken. Het is de bedoeling dat zowel het gewicht als de bloeddruk zo constant mogelijk worden gehouden. Verwarmen van de spoelvloeistof Vóór gebruik moet de oplossing worden opgewarmd tot lichaamstemperatuur om het onaangename gevoel tijdens de toediening en warmteverlies te verminderen. De oplossing moet worden opgewarmd met droge warmte, met behulp van een speciaal daartoe ontworpen verwarmingsplaat. De zak mag niet in water worden gedrenkt of in een magnetron geplaatst om de oplossing op te warmen 1 . Dieet en CAPD Via de spoelvloeistof treedt soms een aanzienlijk verlies van lichaamseiwitten op. Daarom dienen CAPD-cliënten, in tegenstelling tot kunstniercliënten, veel eiwit te gebruiken (vlees, vis enzovoort). De spoelvloeistof is een glucoseoplossing. Het lichaam zal een gedeelte van de glucose opnemen in de bloedbaan. Hierdoor kan de eetlust verminderen en kan de cliënt in gewicht aankomen. Ook het continu gevuld zijn van de buik kan een vol gevoel geven en tot minder eetlust leiden. De dialyse katheter Huidpoort Voor toediening van het dialysevocht wordt gebruik gemaakt van een operatief in de buik ingebrachte katheter. Zo is een toegang tot de buikholte gemaakt, die huidpoort genoemd wordt. Deze bevindt zich vlak bij de navel. De dialyse katheter wordt, indien nodig, met speciale huidpoort pleister op de huid vastgeplakt. Het uiteinde van de katheter is geperforeerd en ligt in het diepste punt van de peritoneale holte. Naarmate de katheter langer in de buik ligt, groeit hij beter in het weefsel vast. Dat duurt ongeveer twee weken 2 . Het is niet mogelijk dat de katheter naar binnen of naar buiten schiet. Aandachtspunten CAPD wat betreft hygiene De dialysevloeistof bevindt zich in plastic zakken en is steriel. Deze zakken worden op aseptische wijze aan de dialysekatheter van de cliënt gekoppeld. Vóór het aankoppelen van de spoelvloeistof worden de handen gewassen of ingewreven met handalcohol. Vervolgens worden steriele handschoenen aangetrokken en een mondneusmasker voor gedaan. Ook de cliënt draagt een mondneusmasker. Het dialyseren vindt plaats in een goed af te sluiten, zo veel mogelijk stofvrije, ruimte waarin bij voorkeur een harde, en dus goed te reinigen, vloerbedekking is aangebracht. Ook is er een werkblad of tafel met een harde bovenlaag aanwezig, die goed is te reinigen en bestand is tegen de inwerking van desinfecteervloeistoffen. Tijdens het vervangen van de dialysevloeistof of het dialyseren met behulp van de cycler mag niet door andere personen van dezelfde ruimte gebruik worden gemaakt. Er mogen 1 Website van Baxter: producten (externe link) Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en Nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010 2 © Vilans 28-08-2012 Achtergrondinformatie Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 3 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 42 geen dieren in deze ruimte komen. Douche-, toilet- of badruimte zijn voor het dialyseren niet geschikt. Voor het toepassen van CCPD is in de kamer een speciale vuilwaterafvoer met sifon noodzakelijk. De afvoerslang van de dialysemachine mag niet in de wastafel worden gelegd. Wanneer er geen speciale vuilwaterafvoer aanwezig is, moet gebruik gemaakt worden van drainagezakken. Er dient goed te worden opgelet of geen dialysevloeistof langs de huidpoort lekt. Wanneer dialysevloeistof troebel is, dient direct contact te worden opgenomen met het dialysecentrum waar de cliënt in behandeling is. Het is van groot belang dat de katheter goed gefixeerd is. Deze dient met speciale huidpoortpleister op de buik gefixeerd te zijn. Volle vloeistofzakken die voor CAPD zijn gebruikt, dienen in het toilet of slokop te worden geleegd voordat ze bij het huishoudelijk afval worden gedaan. Verzorgen huidpoort CAPD De huid rondom de huidpoort wordt dagelijks gecontroleerd op roodheid, zwelling of pijn. Een rode, gezwollen en pijnlijke huidpoort (en/of tunnel) is een teken van irritatie die mogelijk tot infectie kan leiden. Een huidpoort mag bij aanraking niet pijnlijk zijn. Het is van belang dat er afspraken zijn over wat te doen bij een afwijkende huidpoort. Wanneer moet er een kweek afgenomen worden? Wanneer moet met de arts/ dialyseverpleegkundige overlegd worden? Geen poeder, lotion of zalf gebruiken in de directe omgeving van de huidpoort. Krabben, peuteren, of op andere manier irriteren van de huidpoort moet worden voorkomen. De cliënt mag, in overleg met de dialyseafdeling, douchen en/of baden en mag zwemmen, mits de huidpoort er goed uitziet. De huidpoort wordt voordien zo nodig afgeplakt, volgens instructie dialyseverpleegkundige. Na afloop wordt de huidpoort verbonden. In de richtlijn voor huidpoortverzorging bij peritoneale CAPD-cliënten wordt dagelijks douchen aanbevolen bij chronische huidpoortverzorging. Het moment waarop de cliënt, na het plaatsen van de katheter, mag douchen, wordt vastgesteld in overleg met de arts/ dialyseverpleegkundige. Bron Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en Nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010 Werkgroep Infectiepreventie. Dialyse (CAPD/CCPD). Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004 (ingezien 2010). (www.wip.nl) © Vilans 28-08-2012 Achtergrondinformatie Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 4 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 43 Complicaties CAPD Het infectierisico bij CAPD is groot. Vooral buikvliesontsteking (peritonitis) en huidpoort- en tunnelinfectie (infectie langs de onderhuids getunnelde katheter) komen regelmatig voor. De belangrijkste oorzaak van infectie is onvoldoende hygiëne. Om het infectierisico te beperken, wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van steriel materiaal bij het wisselen van de spoelvloeistof. De verzorging van de huidpoort is afhankelijk van hoe ‘vers’ de huidpoort is en van de conditie van de huidpoort. De meest voorkomende complicaties bij CAPD zijn: 1 2 Problemen met de huidpoort, de huidtunnel of de katheter: – huidpoort of tunnel problemen; – katheterdislocatie; – lekkage langs de katheter. Complicatie ten gevolge van de CAPD: – peritonitis; – ondervulling; – overvulling; – buikpijn; – rode/ roze uitloop. Problemen met het toedienen en met het toedieningsysteem voor CAPD (zie hoofdstuk materialen) NB Over het algemeen spreekt het dialysecentrum waar de cliënt in behandeling is af hoe er gehandeld dient te worden bij complicaties. De behandeling kan per dialysecentrum verschillen. Problemen met de huidpoort, de huidtunnel of de katheter Beoordelen van de huidpoort De conditie van de huidpoort kan ingedeeld worden volgens bepaalde kenmerken 3 : Deze indeling kan helpen om te bepalen of en welke maatregelen genomen moeten worden 4 . 1 2 3 4 © Vilans 28-08-2012 Een twijfelachtige huidpoort: – In de holte (sinus) rondom de insteekplaats van de katheter is wat bloederige of pussige afscheiding aanwezig die vaak zichtbaar is op het verband. Er ontstaat wat overdadig groeiend granulatieweefsel rond de huidpoort en in de sinus. Er is roodheid zichtbaar die kleiner is dan 13 mm in doorsnede. Pijn zwelling en extreme afscheiding zijn afwezig. Acute ontsteking: – Pussige of bloederige afscheiding vanuit de huidpoort, spontaan of na druk op de sinus. Soms is er zwelling en/of roodheid aanwezig die groter is dan 13 mm in doorsnede. Een acute ontsteking herstelt binnen 4 weken en kan gepaard gaan met pijn, groei van granulatieweefsel (wild vlees) rond de huidpoort of in de sinus en de aanwezigheid van een korst. C.F.H. Versluijs et al., dialyse verpleegkunde, 1995 Handboek Dialysecentrum, Flevoziekenhuis, 2010 richtlijn VenVN dialyse verpleegkunde en nefrologie Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010 Achtergrondinformatie Complicaties CAPD: 1 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 44 Chronische ontsteking: – Pussige of bloederige afscheiding vanuit de huidpoort, spontaan of na druk op de sinus en/of overdadig groeiend granulatieweefsel (wild vlees) rond de huidpoort of in de sinus. Het epitheel in de huidpoort is teruggetrokken. Een chronische ontsteking duurt langer dan 4 weken en korsten zijn vaak aanwezig. Twijfelachtige huidpoort, behandeling Wanneer de huidpoort rood, maar droog is, de huid elke dag schoonmaken met wattenstokjes, gedrenkt in huiddesinfectans. Hierbij wordt van de katheter af gewerkt, één streek per wattenstokje. De werkgroep peritoneaal dialyse beveelt aan de cliënt de huidpoort vaker te laten douchen 1 2 . Ontstoken huidpoort, behandeling De behandeling van een ontstoken huidpoort gebeurt altijd in overleg met de arts/ dialysecentrum. De Nederlandse federatie voor Nefrologie beveelt bij ernstige huidpoort ontstekingen behandeling aan met hypertoon NaCl 3% (1 eetlepel zout opgelost in 500 ml steriel water) 3 , één of tweemaal per dag, gaas gedrenkt in deze oplossing, gedurende 15 minuten op de huidpoort leggen. Het gebruik van desinfectantia wordt afgeraden. Een kweek wordt afgenomen in overleg met de arts/ het dialysecentrum. Een kweek wordt altijd afgenomen voor het starten met antibiotica. Tunnelinfectie Een tunnelinfectie hoeft niet altijd duidelijk zichtbare verschijnselen te geven. De ontsteking komt meestal vanuit de huidpoort en verspreidt zich door de gehele tunnel (= tunnelinfectie). Een ernstige tunnelinfectie kan aanleiding geven tot een buikvliesontsteking. Verschijnselen: rode pussende, pijnlijke huidpoort; verdikking rond de huidpoort; pijn onderhuids in de tunnel; koorts. Hoe te handelen: De huidpoort niet schoonmaken; Overleg altijd met de arts/ dialysecentrum. Wild vlees Wild vlees is een gevolg van overmatige groei van granulatieweefsel. Het kenmerkt zich door een glanzend uiterlijk en het bloedt gemakkelijk. Het is ongevaarlijk, maar het belemmert de aanmaak van epitheel wat over het granulatieweefsel heen moet groeien. Hoe te handelen 1 X per week aanstippen met zilvernitraat tot het wild vlees verdwenen is. Bescherm hierbij zo nodig het omliggende weefsel en de katheter met vaseline. Bij per ongeluk morsen kan geneutraliseerd worden met NaCl 0,9% 1 2 3 © Vilans 28-08-2012 Werkgroep Infectiepreventie. Dialyse (CAPD/CCPD). Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004 (ingezien 2010). (www.wip.nl) Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en Nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010 Samenvatting Richtlijnen Peritoneale Dialyse gerelateerde infecties, Nederlandse federatie voor Nefrologie, 2007 Achtergrondinformatie Complicaties CAPD: 2 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 45 Katheterdislocatie Verschijnselen Slechte of houdingsafhankelijke dialysaat uitloop; Langzame gewichtstoename; Soms pijn op de plaats van de kathetertip. Hoe te handelen Overleg met de arts/ dialysecentrum; Volle darmen moeten gelaxeerd worden 1 . Lekkage langs de katheter Lekkage kan plaatsvinden direct na de katheterplaatsing of in een later stadium van de behandeling. Lekkage kan verholpen worden door de katheter een tijdje niet te gebruiken. De lekkage kan dan verholpen zijn doordat de katheter weer goed in de buikwand is vastgegroeid. Hoe te handelen Dialyse moet gestaakt worden; Overleg met de arts/ dialysecentrum. Problemen als gevolg van CAPD Complicatie ten gevolge van de CAPD zijn onder te verdelen in: peritonitis; ondervulling; overvulling; buikpijn; rode/ roze uitloop. Peritonitis (buikvliesontsteking) Verschijnselen troebele uitloopvloeistof; misselijkheid; buikpijn; koorts; afname in ultrafiltratie; loslaatpijn. Hoe te handelen Direct contact opnemen met de arts/ dialysecentrum Maak de wisseling af, bewaar de uitloop. Troebele uitloop meenemen naar het ziekenhuis. Arts/dialysecentrum bepaalt het vervolg, dit kan zijn: controle van de uitloop op bacteriën; starten met antibiotica volgens behandelingsprotocol; Tijdens een peritonitis moet een cliënt intensief gecontroleerd worden door arts/dialysecentrum. Ondervulling Verschijnselen droge huid; dorst; daling van de bloeddruk, lage bloeddruk; duizeligheid; gewichtsafname. 1 © Vilans 28-08-2012 C.F.H. Versluijs et al., dialyse verpleegkunde, 1995 Achtergrondinformatie Complicaties CAPD: 3 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 46 Hoe te handelen/oplossingen gebruik lagere glucoseconcentratie voor de spoeling; laat de cliënt tijdelijk meer drinken; bouillon drinken. Als acties niet helpen contact opnemen met arts/dialysecentrum. Overvulling Verschijnselen oedeem: – ’s ochtends vochtophoping rond de ogen; – ’s avonds in de benen / rond enkels; kortademigheid bij platliggen; stijging bloeddruk, hoge bloeddruk; gewichtstoename. Hoe te handelen vochtinname beperken; controle op urineproductie; tijdelijk spoelen met een hogere glucoseconcentratie; Als beide acties niet helpen contact opnemen met arts/dialysecentrum. Buikpijn Oorzaken Buikpijn kan veroorzaakt worden door peritonitis, maar kan ook andere oorzaken hebben. Hoe te handelen Doe een CAPD wisseling, is de uitloop troebel handel als bij peritonitis. Wanneer klachten aanhouden contact opnemen met arts/dialysecentrum. Roze/rode uitloop Mogelijke oorzaken: menstruatie; eisprong; knappen van een klein bloedvaatje door zwaar tillen of hoesten. Hoe te handelen bij twijfel contact opnemen met de arts/ dialysecentrum; meestal verdwijnen de klachten vanzelf binnen een paar dagen. Medicijngebruik bij CAPD Vele medicijnen worden door de nieren uitgescheiden. Wanneer de nieren niet meer werken, vereist het gebruik van medicijnen extra aandacht. Veel voorkomende medicijnen bij CAPD patiënten zijn: Fosfaatverlagende middelen Deze binden het fosfaat uit het voedsel in de darmen, zodat het via de ontlasting uitgescheiden kan worden. Fosfaat kan namelijk niet voldoende door de dialyse verwijderd worden, en daardoor kan het fosfaatgehalte in het bloed te hoog worden. Een te hoog fosfaatgehalte kan botafwijkingen (ontkalking) veroorzaken. Fosfaatverlagende middelen voor of tijdens de maaltijd innemen. Calciumverhogende middelen Deze houden het calciumgehalte in het bloed op peil, om de botstructuur zo normaal mogelijk te houden. Vitamine-D-tabletten bevorderen opname van calcium uit het voedsel in het bloed. Kaliumverlagende middelen Deze worden gegeven bij een te hoog kaliumgehalte in het bloed. Kalium wordt dan met de ontlasting uitgescheiden. © Vilans 28-08-2012 Achtergrondinformatie Complicaties CAPD: 4 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen © Vilans 28-08-2012 Nier- en blaaskatheterisatie 47 Bloeddrukverlagende middelen Vitamine B-complex en vitamine C Deze wateroplosbare vitaminen worden tijdens de dialyse uitgespoeld en worden daarom in tabletvorm bijgegeven. Foliumzuur (vitamine B 11) Bevordert de aanmaak van rode bloedlichaampjes. IJzerpreparaat Laxantia Erytropoëtine (Eprex) Is een hormoon dat het beenmerg stimuleert bij de aanmaak van rode bloedlichaampjes. De meeste nierpatiënten hebben een tekort aan dit hormoon, waardoor ze chronische bloedarmoede hebben. Dit moet via injectie toegediend worden. Achtergrondinformatie Complicaties CAPD: 5 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 48 Glijmiddel bij katheterisatie Er kunnen vier soorten glijmiddel worden onderscheiden: wateroplosbare glijmiddelen wateroplosbare glijmiddelen met chloorhexidine (ontsmettingsmiddel) wateroplosbare glijmiddelen met het verdovende lidocaïne wateroplosbare glijmiddelen met het verdovende lidocaïne en het ontsmettingsmiddel chloorhexidine Doel glijmiddel Het glijmiddel heeft de volgende werking: Ontsmettend De meeste glijmiddelen (zoals Instillagel, Endosgel en Xylocaïne) bevatten chloorhexidine. Dit zorgt voor een ontsmettende werking (= antiseptische werking). Openen van de plooien van het weefsel Het glijmiddel opent de plooien van het weefsel. De normaal platte dichtgeklapte plasbuis (urethra) wordt gevuld met het glijmiddel en ontplooid zich zodanig dat de katheter beter ingebracht kan worden en er minder kans is op beschadiging. Verdovend Bepaalde soorten glijmiddel (bijvoorbeel Instillagel, Xylocaïne) bevatten anestheticum (lidocaïne) en hebben daardoor ook een plaatselijk verdovende werking. (Endosgel bevat geen lidocaïne). De lidocaïne blokkeert de prikkelgeleiding via de zenuwbanen, waardoor de gewaarwording van pijn plaatselijk (= lokaal) wordt verminderd of geheel geblokkeerd (= anaesthesie). De verdovende werking begint 3 – 5 minuten na inspuiting (zie hier voor de bijsluiter). Glijmiddel met anestheticum en/of chloorhexidine Glijmiddel met anestheticum (lidocaine) wordt zowel bij de katheterisatie via de urethra als bij suprapubische katheters en zowel bij mannen als vrouwen aanbevolen. Breng 10 tot 15 ml van het glijmiddel direct in de urethra tot deze het gebied rond de sluitspier/blaashals bereikt of 5 tot 10 ml in de fistel van de suprapubische katheter. Wacht 3 tot 5 minuten alvorens met het katheteriseren te beginnen (volg de instructie van de fabrikant). Bij cliënten met een beschadiging aan het slijmvlies, impuls- of geleidingsstoornissen, epilepsie, zwangerschap of die borstvoeding geven, moet men oppassen bij het gebruik van glijmiddel met lidocaïne of chloorhexidine. Onderzoek naar het nut van lidocaïnegel bij blaaskatheterisatie kinderen Uit een onderzoek gepubliceerd in Nursing (2010) kwam naar voren dat het gebruik van lidocaïnegel als pijnstilling bij blaaskatheterisatie bij kinderen niet overtuigend te onderbouwen is en daarom af te raden. De uitkomsten van verschillende onderzoeken spraken elkaar echter wel tegen. Daarom is besloten om deze conclusie nog niet over te nemen in de protocollen. De ontwikkelingen zullen aandachtig worden gevolgd. © Vilans 27-02-2013 Materiaalbeschrijving Glijmiddel: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 49 Levering Instillagel en Endosgel worden geleverd in een wegwerpspuit. Instillagel: 6 ml (voor vrouw) en 11 ml (voor man) Endosgel: 6 ml (voor vrouw) en 20 ml (voor man) Bron EAUN. Catheterisation, Indwelling catheters in adults. Evidence-base Guidelines for Best Practice in Urological Health Care. 2012. Richtlijn blaasktheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patienten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011. Productinformatie van Medeco. http://ebase.medeco.nl (externe link) Dingemans, J., Maaskant, J. Wel of geen lidocaïnegel bij blaaskatheterisatie? Nursing, maart 2010 © Vilans 27-02-2013 Materiaalbeschrijving Glijmiddel: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 50 Externe katheter (uritip, uitwendige of condoomkatheter) Een externe katheter, ook wel uritip, uitwendige of condoomkatheter genoemd, is een hulpmiddel voor mannen voor het afvoeren van urine. Het is een op een condoom lijkende hoes die over de penis wordt geschoven en voorzien is van een afvoerbuisje dat aan de urineopvangzak wordt gekoppeld (zie plaatje). Tekening Condoomkatheter Indicaties voor externe katheter / condoomkatheter Een externe katheter wordt gebruikt bij mannen die: incontinent zijn en/of geen controle meer hebben over de sluitspier; zich moeilijk naar het toilet kunnen bewegen. Bij gebruik van een externe katheter blijft het gevaar van infectie van de urinewegen beperkt. Bij cliënten die nog controle hebben over de sluitspier, kan dit behouden blijven. Bij gebruik van een blaaskatheter gaat de sluitspierfunctie (tijdelijk) verloren. Het gebruik van een externe katheter biedt de mogelijkheid tot blaastraining. Aanbrengen externe katheter / condoomkatheters Voor een goede bevestiging van de externe katheter is het van belang dat de huid van de penis schoon is en geen kleefresten van de vorige externe katheter bevat. Was de penis zonder zeep om een vettig laagje te voorkomen, waardoor de externe katheter minder goed plakt 1 . Knip of scheer overtollig haar weg. Let op. Bij scheren bestaat de kans op wondjes en stoppels die lekkage kunnen veroorzaken. Gebruik eventueel een haarprotector. Dit is een vierkant papiertje (of tissue) met een gaatje in het midden. Schuif dit om de penis. De haren blijven achter de protector. Tekening: Haarprotector 1 © Vilans 29-11-2012 Gebruik bij cliënten met een neoblaas wel weinig zeep, om resten van darmvlokken van penis en eikel te verwijderen. Spoel de penis daarna goed af met warmwater om het vettige zeeplaagje te verwijderen. Materiaalbeschrijving Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter): 1 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 51 Soms is een externe katheter voorzien van een applicator en/of afrolstrip. In de verpakking is de wijze van gebruik vermeld. Bepaal de juiste maat van de externe katheter (eenmalig) met behulp van een maatkaartje of meetlintje. Een juiste maat is erg belangrijk. Bij een te grote maat kan lekkage ontstaan en een te kleine kan irritatie veroorzaken. Neem een kleiner maat, wanneer de externe katheter rimpelt na aanbrengen. NB bij een ingetrokken penis is rimpelen van de externe katheter meestal niet te voorkomen. Een externe katheter wordt aangesloten op een urineopvangzak. Fixatie van de externe katheter Er zijn diverse methoden om een externe katheter te fixeren: zelfklevende externe katheter Deze katheter wordt momenteel het meest gebruikt Andere vormen zijn: dubbelzijdige kleefband; bandje rond de buitenkant van de katheter; Soort en merk katheter bepalen de fixatiemethode. Soorten externe katheters Een externe katheter is stugger en dikker dan een gewoon condoom. Het bestaat uit een schacht die over de penis wordt gerold en een afvoerbuisje. Er bestaan verschillende maten externe katheters, variërend van diameter 20 t/m 40 mm. De meeste gangbare maten zijn diameter 25, 30 en 35 mm. Naast verschillende diameters zijn er ook verschillende lengtematen. Iedere fabrikant heeft hiervoor zijn eigen aanduidingen. Daarbij is ook de plaats en lengte van de kleeflaag variabel. Er zijn externe katheters van siliconen, latex en latexvrije katheters. Om een mogelijke latexallergie te voorkomen, heeft de latexvrije of siliconenkatheter de voorkeur. Een siliconenkatheter is doorzichtig en dat heeft het voordeel dat visuele controle bij het aanbrengen mogelijk is en dat de huid tijdens het dragen kan worden gecontroleerd. Externe katheters worden onderscheiden in: eendelige externe katheter: deze hecht zich zelf aan de penis door middel van een kleeflaag. tweedelige externe katheter: hierbij is een apart fixatiebandje of kleefstrip nodig ter bevestiging aan de penis. Varianten zijn: Anti Reflux katheter met terugslagventiel. Dit terugslagventiel zorgt ervoor dat de urine direct in de afvoerslang terecht komt. © Vilans 29-11-2012 Externe katheter met een harmonicaconstructie: Dit voorkomt dichtknikken van de katheter. Penis Pouch Een reservoir dat met een huidplaat rond de penis op de onderbuik wordt geplakt, waar een urineopvangzak aan kan worden gekoppeld. Dit is aangewezen bij (oudere) mannen bij wie de penis dusdanig teruggetrokken is dat een normale externe katheter niet bevestigd kan worden. Zelfklevene katheter met grote bufferzone Te gebruiken bij meer dan normale urineafvoer. Hierbij wordt het vacuumtrekken voorkomen. Materiaalbeschrijving Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter): 2 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 52 Bron Nederlandse Vereniging voor Urologieverpleegkundigen. De externe katheter. Protocol Aanbrengen externe katheter. (www.urologie.venvn.nl, externe link, gezien juni, 2010) Evean. Protocollen: Aanbrengen condoomkatheter en Verwijderen Condoomkatheter. 2004. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Werkgroep Infectie Preventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. September 2004.. revisie: september 2009. Curion. Externe catheters: www.curion.nl (externe link, gezien juni, 2010). © Vilans 29-11-2012 Materiaalbeschrijving Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter): 3 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 53 Blaaskatheters Blaaskatheters worden gebruikt om de afvloed van urine uit de blaas te waarborgen als urine in de blaas achterblijft. Op een blaaskatheter kan een opvangzak, katheterventiel 1 , blaasspuit of blaasspoelzakje worden aangesloten. Het gebruik van een katheter kan variëren van een eenmalige katheterisatie tot een permanente katheterisatie 2 . Voor de keuze van de juiste blaaskatheter en voor de verzorging van een katheter zijn de volgende punten van belang kathetermaat materiaal blaaskatheter type blaaskatheters toepassing blaaskatheters katheterballon. Kathetermaat De diameter van de katheter wordt uitgedrukt in Charriere (Ch of CH). Kinderen: Volwassenen: maat 6 – 10 maat 10 bij heldere urine, geen vuil, geen gruis (korstvorming) maat 12 – 14 bij heldere urine, geen bezinksel, geen gruis, geen hematurie (bloed in urine) maat 16 bij enigszins troebele urine, lichte hematurie met onf zonder stolsels, geen of weinig gruis, geen of weing bezinksel. maat 18 bij matig tot veel gruis, matig tot veel bezinkesl, bij hematurie met middelgrote stolsel maat 20 – 24 bij ernstige hematurie, als spoelen noodzakelijk is. Kies altijd voor een zo klein mogelijke maat katheter. Dit voorkomt beschadiging van de urethra (urinebuis). Gebruik een dikkere katheter wanneer de urine gruis of bloedstolsels bevat. Dikkere katheters vergroten wel het risico op blaasspasmen en lekkage langs de katheter. De standaard lengte voor een mannelijke katheter van 41 – 45 cm kan voor zowel mannen als vrouwens worden gebruikt, maar een lengte van 25 cm voor vrouwen kunnen vrouwen als prettiger ervaren. Een vrouwelijke katheter van 25 cm kan te kort zijn bij een zware (obese) vrouw. In dat geval wordt een mannelijke katheter gebruikt. Katheters bij kinderen zijn normaal ongeveer 30 cm lang. Materiaal blaaskatheter en toepassing Een blaaskatheter is gemaakt van PVC, latex, silicone of combinaties daarvan. Een PVC katheter is relatief goedkoop, maar niet zo soepel en dat kan storend zijn bij beweging. Ook is het risico op korstvorming groter. De katheter heeft de grootste interne diameter. Kies bij eenmalige of intermitterende blaaskatheterisatie een eenmalige pvc katheter.¹ 1 2 © Vilans 16-08-2013 In het ziekenhuis is het gebruik van katheterventielen niet toegestaan. De tekst is gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen. juli 2005, revisie: juli 2010 Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. september 2004, revisie: september 2009 Materiaalbeschrijving Blaaskatheters: 1 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 54 Een latex katheter is gemaakt van natuurlijk rubber en is zacht en soepel, maar is niet geschikt voor mensen met een latexallergie. Bij langer gebruik dan 7 dagen zijn latexkatheters minder geschikt, omdat urine het latex aantast en er korstvorming kan ontstaan. Een 100% siliconenkatheter heeft de voorkeur bij verblijfskatheterisatie met een verwachte duur van langer dan 2 weken. Deze katheter verstopt minder snel (minder risico op korstvorming), geeft minder vaak aanleiding tot irritatie van het urethraslijmvlies en kan tot 2 maanden blijven zitten. De ballon van een siliconenkatheter kan wat vloeistof verliezen. Siliconen katheters geven een groter risico op de vorming van een verdikking als de ballon wordt geleegd, wat tot een onaangename katheterverwijdering of letsel aan de urinewegen kan leiden. Wanneer verwacht wordt dat een katheterisatie langer duurt dan 2 weken dan dient een katheter gebruikt te worden, die ontwikkeld is voor langdurig gebruik (100% siliconen, siliconen coating of hydrogel coating). Zie hiervoor ook de informatie van de fabrikant. Het materiaal van de blaaskatheter heeft geen invloed op het risico op infecties. Soort Formaat Indicatie (wanner welk materiaal) Voor en/of nadeel Bijzonderheden PVC of plastic katheter groot lumen eenmalige katheterisatie of intermitterende katheterisatie goedkoop, maar neigt snel tot korstvorming Latexkatheter met Polytetrafluorethyleen (PTFE) klein lumen kortdurende katheterisatie, korter dan 7 dagen is zacht en irriteert het slijmvlies minder snel Latexkatheter, gesiliconiseerd klein lumen bij eenmalige katheterisatie of korter dan 7 dagen Siliconenlaag vereenvoudigt ongeschikt voor inbrengen en helpt cliënt met beschadiging binnenwand latexallergie urethra te voorkomen Hydrogel coating op binnen- en buitenzijde klein lumen afhankelijk van materiaal katheter Absorberen vocht en vormen zo een zacht kussentje rondom de katheter. Er hoeft geen glijmiddel te worden gebruikt ElastomeerKatheter met siliconenlaagje op binnen- en buitenzijde klein lumen bij katheterisatie langer dan 2 weken irriteert het slijmvlies minder ongeschikt voor en korstvorming ontstaat cliënten met minder snel, kan langer in latexallergie situ blijven dan PFTE katheter 100% Siliconenkatheter groot lumen bij katheterisatie langer dan 2 weken verstopt minder snel en kan tot 2 maanden in situ blijven. Hypoallergeen. ongeschikt voor cliënten met latexallergie Bij latexkatheter: ongeschikt voor cliënten met latexallergie verdient voorkeur bovenander materiaal. Wel kans dat ballon lucht verliest Tabel: overzicht van de katheters en hun toepassing (richtlijn EAUN) Type blaaskatheters Blaaskatheters zijn te onderscheiden in: blaaskatheters voor eenmalig gebruik; urethrale verblijfskatheters (via de urinebuis) suprapubische verblijfskatheters © Vilans 16-08-2013 Materiaalbeschrijving Blaaskatheters: 2 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 55 Katheter voor eenmalig gebruik Kies bij eenmalige of intermitterende blaaskatheterisatie een PVC katheter voor eenmalig gebruik (bron: richtlijn blaaskatheterisatie)¹. Verblijfskatheter (urethraal) Urehtrale verblijfskatheters zijn er in verschillende varianten: verblijfskatheters van latex, siliconen of van latex bedekt met een siliconenlaag, hydrofiel of hydrogel coating. verblijfskatheters met een rechte flexibele tip (Nelaton en Foley katheter) of gebogen stuggere tip (Tiemannkatheter). De licht gebogen stuggere katheter (Tiemannkatheter) wordt gebruikt bij mannen met prostaathypertrofie. De gebogen vorm zorgt ervoor dat de prostaat makkelijker gepasseerd kan worden¹. eenwegkatheters, tweewegkatheters, of driewegkatheters dit zijn katheters met meerdere kanalen (= lumen). Verblijfskatheters worden met behulp van een katheterballon op de plaats gehouden. Via een aparte kanaal wordt de ballon gevuld). Er zijn katheter met een voorgevuld vloeistofreservoir waarmee de ballon na inbrengen gevuld wordt . Voor blaasspoelen kan een driewegkatheter (= drie lumen katheter) gebruikt worden. Deze katheters hebben een kanaal om de spoelvloeistof in te brengen, een kanaal om de ballon te vullen en een kanaal voor de afvloed van de urine. Een tweewegkatheter met ballon verdient bij blaaskatheterisatie de voorkeur. Kies altijd eerst een siliconen gecoate latex katheter bij blaaskatherisatie, tenzij er sprake is van een latexallergie. Kies bij clienten die snel verstopte katheters of een latexallergie hebben een 100% siliconen katheter. Verblijfskatheter (suprapubisch) De suprapubische katheter is een alternatief voor de urethrale katheter en wordt operatief ingebracht, vaak onder lokale verdoving. Suprapubische katheters zijn door de buikhuid in de blaas ingebracht. Suprapubische katehters kunnen in verschillende soorten worden onderverdeeld: Foley-ballonkatheter, die lijkt op de Foley-katheter voor urethrale kathetersiatie katheter zonder ballon, die een hechting nodig heeft om op zijn plaats te worden gehouden Foley-ballonkatheter met een open uiteinde. Voor suprapubische katheterisatie wordt bij voorkeur siliconen katheter gebruikt of een latexkatheter met hydrogel coating; zowel bij vrouwen als bij mannen volstaat een lengte van ± 20 cm. Doorgaans wordt een katheter van 16 Ch gebruikt. Suprapubische katheters worden over het algemeen met behulp van een katheterballon op de plaats gehouden. Voor suprapubische katheterisatie wordt soms een katheter zonder ballon gebruikt. Deze katheter wordt met een paar hechtingen vastgezet. Een katheter met hechtingfixatie wordt door een arts verwisseld. Katheterballon Verblijfskatheters hebben dicht onder de tip een ballon die na het inbrengen van de katheter wordt gevuld met aquadest, zodat de katheter niet uit de blaas kan schieten. Het vullen van de ballon gebeurt via een tweede kanaal of lumen in de katheter, dat voorzien is van een ventiel. Er bestaan ook katheters met een voorgevuld reservoir met aquadest. Door het verwijderen van een klemmetje en het uitoefenen van lichte druk op het reservoir komt de aquadest in de ballon. © Vilans 16-08-2013 Materiaalbeschrijving Blaaskatheters: 3 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 56 Op de katheter staat het volume van de ballon aangegeven, bijv. '5 - 15 ml'. Een ballon met een klein volume leidt minder snel tot blaasspasmen dan een met een groot volume. Blaas de ballon altijd op met het volume dat de fabrikant aanbeveelt op de verpakking en bij het vulkanaal van de katheter. Voor het vullen van de ballon wordt alleen aquadest (eventueel met glycerine) of steriel water gebruikt. Kraanwater, fysiologisch zout en lucht zijn geen alternatief. Bij kraanwater bestaat de kans op kalkvorming in het vulkanaal van de katheter en bij eventueel knappen van de ballon kan dit leiden tot overdracht van bacteriën. Fysiologisch zout kan zoutkristallen vormen en zo het vulkanaal verstoppen. Lucht in de ballon zorgt ervoor dat de ballon gaat drijven op de urine in de blaas. De drainagegaatjes steken boven het urinepeil uit, waardoor afvloed van de urine niet mogelijk is. Gebruik bij een siliconenkatheter aquadest met glycerine om de katheterballon te vullen. De ballon van 100% siliconen verblijfskatheter is namelijk poreus. Hierdoor kan de ballon na verloop van tijd leeglopen en de verblijfkatheter er spontaan uitglijden. De glycerine die toegevoegd is aan het aquadest legt een waterdicht laagje op de binnenwand van de ballon. Hierdoor kan deze niet leeglopen3. Balloncontrole Balloncontrole 4 is alleen nodig bij gebruik van een siliconenkatheter. De concentratie van de urine kan de doorlaatbaarheid van de ballonwand van een siliconenkatheter beïnvloeden. Hierdoor is het mogelijk dat de katheterballon leegloopt (door diffusie). Controle van de inhoud van de ballon is daarom wenselijk. Met een spuit wordt de aanwezige aquadest uit de ballon gezogen (de hoeveelheid wordt genoteerd). Met een nieuwe spuit wordt de voor de katheter aanbevolen hoeveelheid aquadest ingespoten. Hoe vaak is afhankelijk van de concentratie van de urine en de hoeveelheid aquadest die is weggelopen. Meestal is eens per drie weken voldoende. Bron Richtlijn blaasktheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011. EAUN. Catheterisation, Indwelling catheters in adults. Evidence-base Guidelines for Best Practice in Urological Health Care. 2012. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). 3 4 © Vilans 16-08-2013 Website Curion (januari, 2010). Op basis van informatie van Bard Benelux N.V. januari 2008 Materiaalbeschrijving Blaaskatheters: 4 (van 4) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 57 Frequentie verwisselen verblijfskatheter Bij sommige cliënten met blaaskatheters kan de katheter verstopt raken, bij anderen gebeurt dit niet of minder vaak. Daarom kunnen cliënten worden ingedeeld in een groep ‘verstoppers’ en een groep ‘niet-verstoppers’. Een verstopte blaaskatheter is voor de cliënt vervelend en er zitten ook risico’s aan verbonden. Voor het verwisselen van de katheter geldt het volgende: de katheter wordt verwisseld in opdracht van een arts; een katheterwissel is afhankelijk van het materiaal van de katheter. Wanneer een katheterisatie langer dan 2 weken duurt dient een katheter gekozen te worden, die voor langdurend gebruik ontwikkeld is. een verblijfskatheter (langdurige katheters) kan worden verwisseld om cliëntgebonden problemen te vermijden. De katheter moet echter verwisseld worden binnen de periode die de fabrikant aangeeft (zie verpakking). Dit kan maximaal 12 weken zijn; de katheter moet in ieder geval verwisseld worden bij een kathetergerelateerd probleem, zoals een verstopte of beschadigde katheter; Let bij het wisselen van de katheter altijd op de conditie van de katheter bij verwisseling. Hoe ziet de binnenkant van de katheter eruit? Knip de katheter open en kijk of er sprake is van een verkalking of korst/weefselvorming. Wanneer er sprake is van korst-/weefselvorming dient de katheter te worden gespoeld en/of eerder te worden verwisseld. De blaaskatheter moet na de start van een antibioticabehandeling worden verwisseld in opdracht van de arts (binnen 24 uur na de start van de antibiotica). De antibiotica krijgt de bacterie namelijk niet weg uit de blaaskatheter en de ‘geïnfecteerde’ katheter kan en nieuwe infectie kan veroorzaken. Bronnen Richtlijn blaasktheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patienten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. 2012 VenVN, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). © Vilans 16-08-2013 Materiaalbeschrijving Frequentie verwisselen blaaskatheter: 1 (van 1) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 58 Urineopvangzak Op de verblijfskatheter of externe katheter wordt na katheterisatie direct een urineopvangzak ('katheterzak') aangesloten 1 . Dit is een gesloten systeem. Een open systeem is een urineopvangzak en een katheter waarbij de beenzak dagelijks losgekoppeld wordt van de katheter. In de thuissituatie worden soms katheterstopjes gebruikt. In het ziekenhuis zijn katheterstopjes niet toegestaan. In het ziekenhuis wordt uitsluitend van een gesloten drainagesysteem gebruik gemaakt. Dit geldt ook als het een cliënt betreft die in de thuissituatie wél gebruik maakt van een katheterstopje. Er zijn ook voorgekoppelde opvangsysteem verkrijgbaar waarbij de katheter en de opvangzak al aan elkaar gekoppeld zitten in een steriele verpakking. Kenmerken urineopvangzakken Er is een grote variëteit in urineopvangzakken waardoor het moeilijk kan zijn een gerichte keuze te maken die het dichtst bij de specifieke behoefte van de cliënt komt. De volgende zaken kunnen helpen bij het maken van een goede keuze. 1 2 © Vilans 12-07-2013 Dag- en nachtzak Beenzakken worden, over het algemeen, gebruikt voor de opvang van urine overdag en nachtzakken (verder bedzakken genoemd) voor de opvang van de urine ‘s nachts 2 . De nachtzak moet een voldoende grote capaciteit hebben (min. 2000 ml). De urineopvangzakken hoeven niet steriel te zijn. Uit de VS afkomstige zakken zijn wel steriel overeenkomstig daar geldende voorschriften. Deze voorschriften zijn in Nederland niet van toepassing, daarom kan gekozen worden voor de goedkopere niet-steriele opvangzakken. De urineopvangzakken moeten degelijk verpakt zijn en stofvrij worden opgeslagen. Nb In het ziekenhuis worden wel steriele urineopvangzakken gebruikt. De nachtzak heeft een standaard nodig om aan te hangen, om het risico te verkleinen dat het koppelsysteem los raakt. Met terugslagklep De urineopvangzak moet voorzien zijn van een terugslagklep. Een terugslagklep is bedoeld om te voorkomen dat de urine terugstroomt naar de blaas wanneer de zak op een onjuiste manier gehanteerd wordt (dat wil zeggen hoger dan de blaas wordt gehouden). Als urine besmet is voorkomt een terugslagklep niet dat ook de urine in de katheter besmet raakt. Nb een terugstroom van urine is niet mogelijk bij een externe of condoom katheter. Met of zonder aftapkraan Een aftapkraan aan de onderkant van de urineopvangzak, dient om de urine uit de zak te laten lopen. De aanwezigheid van een kraan maakt het mogelijk de urineopvangzak te legen zonder dat de continuïteit van het drainagesysteem wordt verbroken. De aftapkraan moet gemakkelijk met één hand te bedienen zijn en bij het legen van de zak De informatie is gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. Module Verzorging bij urinelozing en stoelgang. September 2004. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. In het ziekenhuis worden geen beenzakken gebruikt. Materiaalbeschrijving Urineopvangzak: 1 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 59 mogen handen of omgeving niet in contact komen met de urine. De urine moet redelijk snel kunnen afvloeien en de kraan mag niet lekken. Met aanprikpunt De urineopvangzak moet voorzien zijn van een lekvrij monsterafnamepunt, zo dicht mogelijk bij de katheteraansluiting. Het gesloten houden van het drainagesysteem is van belang. Verbreking kan bacteriën de gelegenheid geven in het systeem te komen. Alleen in situaties waarin geen onderzoek van urine nodig zal zijn, mag een urine-opvangzak zonder afnamepunt worden gebruikt. Met of zonder non-woven achterkant Een non-woven achterkant kan het draagcomfort verhogen omdat transpiratievocht wordt opgevangen. Dit kan huidirritatie voorkomen. Nadeel is dat de non-woven achterkant vocht opneemt tijdens douchen of transpireren en dan nat blijft. Na 5 tot 7 dagen is de achterkant vuil. Met maatverdeling De urineopvangzak moet voorzien zijn van een gemakkelijk leesbare volumemarkering. Voor de beenzakken geldt dat de maatverdeling die vaak op de zak staat indicatief is. Voor een exacte volumebepaling moet een urineopvangzak met urinemeter gebruikt worden. Dit is alleen van belang bij cliënten waar een precieze uitscheiding van urine gemeten moet worden. Criteria voor keuze urineopvangzak in thuissituatie Criteria voor de keuze voor bepaalde urineopvangzak in de thuissituatie zijn anders: De verwachte duur van de verblijfskatheter Bij een korte katheterduur wordt gekozen voor een goedkope urineopvangzak. Bij een lange katheterduur is het van belang om een urineopvangzak te kiezen die het meest geschikt is voor de betreffende cliënt en zijn katheter. Het wel of niet loskoppelen van de urineopvangzak De mobiliteit van de cliënt Beenzakken zijn geschikt voor ambulante personen, bedzakken zijn meer geschikt voor bedlegerige personen. Zelfredzaamheid van de cliënt Wanneer de cliënt de katheter en de urineopvangzak zelf verzorgt, dient gelet te worden op: – de hand- en oogfunctie voor: - het bedienen van de aftapkraan, de ene aftapkraan is gemakkelijker te bedienen dan de andere; - het ontkoppelen van het systeem; - de fixatie van de urineopvangzak (voor slechtziende cliënten zijn speciale zakken te verkrijgen); – motoriek, dit is van belang voor b.v. rolstoelgebruikers; – algehele conditie en leeftijd, deze kunnen van invloed zijn op het acceptatieproces, het uiterlijk en seksualiteit. Aandachtspunten bij gebruik van urineopvangzak Slanglengtes en diameter De slang aan een bedzak is meestal ongeveer één meter. De slang van een beenzak varieert tussen de 5 en 65 cm. De lengte van het been is bepalend voor de keuze van de lengte van de slang. Er zijn losse slangen leverbaar om de slang van de beenzak te verlengen. © Vilans 12-07-2013 Materiaalbeschrijving Urineopvangzak: 2 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 60 De slang moet ook voldoende wijd zijn, ongeveer 8 mm binnendiameter1. Niet-knikbare slang De slang moet soepel zijn en niet gemakkelijk knikken. Een onbelemmerde afvloed is belangrijk voor het voorkomen van een urineweginfectie. Volume van de urineopvangzak De urineopvangzakken zijn leverbaar in verschillende volumes namelijk: beenzaken van 350 tot 1000 ml3; bedzakken van 1000 tot 2000 ml. Rolstoelgebruikers met een dwarslaesie gebruiken bij voorkeur een 1500-ml-zak als beenzak.Eris een speciale beenzak van 1500 ml met een non-woven achterkant met een slang die ingekort kan worden. Ook zijn er speciale urineopvangzakjes om te sporten. Ze worden diagonaal op het been geplaatst. Desinfectie aansluitpunten Voor het aansluiten van een urineopvangzak op de ingebruikzijnde katheter, worden de aansluitpunten gedesinfecteerd met alcohol 70% 4 . In het katheteruiteinde kan zich urine bevinden, daarom is desinfectie aangewezen. Een vochtige omgeving vergroot de infectiekans (je “sluit urine op” tussen de conus van de urineopvangzak en het uiteinde van de katheter) 5 . Een urineopvangzak hoeft niet steriel te zijn, maar moet wel degelijk verpakt en stofvrij worden opgeslagen. Bij het inbrengen van een (nieuwe) katheter kan de urineopvangzak voor het inbrengen op de katheter worden aangesloten; het systeem is dan gesloten vanaf het moment van inbrengen van katheteriseren, wat de kans op morsen verkleint. Bij een nieuwe steriele katheter en nieuwe steriele urine-opvangzak hoeven de aansluitpunten dan niet gedesinfecteerd. Bevestigen van de urineopvangzak Bij bedlegerige cliënten moeten opvangzak en aftapkraan voldoende hoog van de vloer hangen, dat wil zeggen dat zij noch de vloer, nog de voeten van de verzorgers mogen raken, ook niet wanneer het bed in de laagste stand wordt geplaatst. Beenzakken 6 worden gedragen op het bovenbeen, de kuit of de enkel. De beenzakken worden zo gefixeerd op het bovenbeen dat teruglopen van de urine voorkomen wordt. Bedzakken worden opgehangen aan een bedbeugel of aan een vloerstandaard. De urineopvangzak wordt onder het niveau van de blaas geplaatst en mag nooit boven het niveau van de blaas worden gebracht. Legen van de opvangzak Een volle opvangzak wordt geleegd in het toilet of pospoeler, waarna de lege zak in de afvalbak wordt weggegooid. Bij het legen van de opvangzak worden niet-steriele handschoenen gedragen. Het aftapkraantje wordt na het aftappen gedesinfecteerd met alcohol 70% 7 . Opvangzakken zonder aftap 8 en met terugslagklep zullen ingeknipt moeten worden. Dit gaat vrijwel altijd gepaard met spatten en morsen. Bescherm je daartegen. Ter vermijding daarvan 3 4 5 6 7 © Vilans 12-07-2013 In het ziekenhuis worden geen beenzakken gebruikt. WIP richtlijn. Navraag bij de Werkgroep Infectiepreventie wijst uit: Hoewel deze werkwijze door experts wordt bevestigd, zijn geen onderzoeksgegevens bekend die deze werkwijze onderbouwen. In het ziekenhuis worden geen beenzakken gebruikt. WIP richtlijn Materiaalbeschrijving Urineopvangzak: 3 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 61 kan men de volle opvangzak ook in zijn geheel weggooien in een speciale afvalbak (bijvoorbeeld na gebruik cytostatica). Ga na wat de afspraken zijn binnen de organisatie. Het is niet aan te raden om een volle opvangzak weg te gooien in een afvalzak. Dit kan stukgaan bij transport en dan alsnog voor besmetting zorgen. Sluit, bij het legen van de urineopvangzak met een doorkoppelsysteem 9 , de aftapkraan van de beenzak al vorens de aftapkraan van de bedzak te openen. Verwisselen urineopvangzakken en hergebruik Ten aanzien van het verwisselen van de urineopvangzakken dient onderscheid te worden gemaakt tussen een gesloten systeem (katheter en urineopvangzak worden niet ontkoppeld) en een open systeem (katheter en urineopvangzak worden wel ontkoppeld). – Vervang bij een gesloten systeem de urineopvangzak één keer per week of als de zak lekt of ruikt of op voorschrift van de leverancier. Bij katheterisatie korter dan tien dagen hoeft de urine-opvangzak niet te worden vervangen, tenzij duidelijk zichtbaar gruis in de opvangzak aanwezig is. 10 – Bij een open systeem geldt dat eenmaal afgekoppelde opvangzakken, ongeacht het type, niet hergebruikt worden. Het is niet toegestaan een been- of dagzak 's avonds af te koppelen en de andere morgen weer aan te sluiten 11 . De datum van wisseling van urineopvangzak wordt genoteerd in het zorgdossier. Reinigen van de buitenzijde van de urineopvangzak en slang De buitenzijde van de urineopvangzak zelf en de slang aan de urineopvangzak worden gereinigd met een huidhoudsopje. Reinigen en hergebruik van de urineopvangzak in thuissituatie Naar aanleiding van vele vragen over het verwisselen van de urineopvangzak hierbij de reactie van mevrouw Thea Daha van de Werkgroep infectiepreventie (2005): Vraag: In de thuiszorg wordt vaak gebruik gemaakt van beenzakken bij cliënten die een urethrale katheter hebben. Deze urineopvangzakken hebben veelal een inhoud van 500-750 ml. Voor de nachtelijke uren kan de inhoud van de beenzak als te klein worden ervaren en daarom wordt er voor de nacht een nachtzak aan de beenzak gekoppeld, die ’s morgens weer wordt losgekoppeld en weggegooid. De vraag is nu, zijn deze nachtzakken als echte disposables te beschouwen en moeten ze na ieder gebruik worden weggegooid of mogen deze zakken meerdere keren worden gebruikt. Antwoord: Nachtzakken die als disposables worden geleverd zijn door de fabrikant bedoeld als eenmalig. Hierop is ook de aansprakelijkheid geregeld. Mochten deze zakken meerdere keren worden gebruikt, dan zijn het geen disposables meer en vervalt bij de tweede keer gebruik de aansprakelijkheid van de fabrikant. Of dit in de dagelijkse praktijk echt problemen oplevert is maar de vraag omdat de consequenties van bijvoorbeeld een gescheurde nachtzak niet zo heel groot zullen zijn. 8 9 10 11 © Vilans 12-07-2013 Opvangzakken zonder aftapkraantje worden in het ziekenhuis niet gebruikt. Doorkoppelsystemen worden in het ziekenhuis niet gebruikt. Richtlijn blaasktheters . Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 Navraag bij de Werkgroep Infectiepreventie wijst uit: Over deze regel zijn geen onderzoeksgegevens bekend, maar is ingegeven door de wet die voorschrijft dat wegwerp materiaal eenmalig mag worden gebruikt. Materiaalbeschrijving Urineopvangzak: 4 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 62 Navraag bij de fabrikant van de nachtzakken leverde de informatie op dat de nachtzak na gebruik en na legen kunnen worden gespoeld met kraanwater waaraan eventueel een scheut azijn is toegevoegd. Nachtzakken kunnen sterk in prijs variëren. Zo zijn er hele goedkope nachtzakken maar ook hele dure. Over het algemeen komen de kosten voor het gebruik van nachtzakken, als dit betekent dat iedere dag een schone nachtzak moet worden gebruikt, voor de gebruiker zelf en worden niet vergoed door de zorgverzekeraar. Het advies van de Werkgroep InfectiePreventie (WIP) is om de nachtzakken te beschouwen als herbruikbare zakken. Dit wil zeggen dat de nachtzakken na gebruik worden geleegd in het toilet, vervolgens worden gespoeld met kraanwater, voor zover mogelijk worden gedroogd en onderste boven worden opgehangen tot gebruik. De WIP is zeer ervan bewust dat met dit advies wordt afgeweken van de eerder gegeven adviezen die staan verwoord in de richtlijn voor de thuiszorg en van het begrip “ disposables”. De nachtzak wordt cliëntgebonden gebruikt en de kans dat verwisseling optreedt met andere zakken is in de thuissituatie niet aanwezig. Verder gaat het hier om de flora van de cliënt zelf die wellicht al gedurende lange tijd wordt gekatheteriseerd. Dergelijke cliënten hebben allang een bacteriurie. Verder moet de nachtzak worden gezien als een opvangreservoir vergelijkbaar met een bokaal of een ander opvangmiddel. In de beenzak zit immers een terugslagklep. Met de koppeling van de nachtzak aan de beenzak wordt het traject blaas – zak vergroot wat migratie van micro-organismen vanuit het opvangsysteem zal verkleinen. Afweging: Of een nachtzak moet worden beschouwd voor hergebruik of als wegwerpmateriaal is ook afhankelijk van de kosten die gepaard gaan met de aanschaf van de zak en de werkkosten die moeten worden gemaakt door degene die de nachtzak leegt, spoelt en ophangt. Bij goedkope zakken zullen de werkkosten vaak hoger uitvallen. Verder moet de zak worden geleegd en gereinigd met handschoenen aan. Ook hier zijn kosten mee gemoeid. Bron VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). © Vilans 12-07-2013 Materiaalbeschrijving Urineopvangzak: 5 (van 5) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 63 Katheterstopje/Katheterventiel (oa Flip-Flo) Een katheterstopje of een katheterventiel (katheterstopje met aftapmogelijkheid) wordt gebruikt voor blaastraining 1 . NB. In het ziekenhuis zijn katheterstopjes niet toegestaan, omdat in het ziekenhuis uitsluitend van een gesloten drainagesysteem gebruik mag worden gemaakt. Dit geldt ook als het een cliënt betreft die in de thuissituatie wél gebruik maakt van een katheterstopje. Bij cliënten die in het ziekenhuis korter dan 10 dagen worden gekatheteriseerd, is het gebruik van een katheterafsluiter in het geheel niet toegestaan. Dit is wel toegestaan bij cliënten die langdurig (langer dan 10 dagen) worden gekatheteriseerd, mits de afsluiter bestaat uit een kraantje, dat gemakkelijk tussen de katheter en het drainagesysteem kan worden geplaatst. Voordeel hiervan is dat bij blaastraining van het dicht te draaien kraantje gebruik kan worden gemaakt, zonder dat daarbij het gesloten katheterdrainagesysteem wordt onderbroken. Blaastraining wordt beperkt toegepast bij cliënten met een vergrote prostaat of bij een groot residu. Blaastraining vergroot kans op ontstekingen. De mogelijk geïnfecteerde urine in de blaas kan niet meer afvloeien, wat de kans op bacteriegroei (urosepsis) en een schrompelblaas doet toenemen. Bij blaastraining wordt de katheter tijdelijk afgesloten. Voorwaarde is dat de blaasfunctie intact is en dat de cliënt een volle blaas goed kan voelen. Een katheterstopje of katheterventiel kan worden gebruikt om de blaasfunctie te trainen en/of de blaascapaciteit op peil te houden. Het katheterstopje of -ventiel wordt meestal om de 2 tot 4 uur (op indicatie) weggehaald of opengezet. Dit is zo’n 6 à 10 keer per dag. Wacht nooit langer dan 6 uur. Dit kan betekenen dat de blaas van de cliënt te vol kan raken en dat kan veel pijn geven en de nodige problemen veroorzaken. ’s Nachts wordt geadviseerd de katheter (of het katheterventiel) door te koppelen aan een urineopvangzak, zodat men niet het bed uit hoeft. Ouderen hebben ’s nachts een groter risico om te vallen. Door ’s nachts gebruik te maken van een urineopvangzak wordt dit risico verminderd. Ook kan er ’s nachts, bij gebruik van ventiel of stopje, meer lekkage langs de katheter optreden. Katheterventiel Flip-Flo Het Flip-Flo 2 katheterventiel is een katheterafsluitsysteem dat gemakkelijk te bedienen is met een kraantje. Het is van latexvrij materiaal gemaakt. Het ventiel dient minimaal 1x per week te worden vervangen. Het katheterventiel heeft een aftapmogelijkheid door middel van een hendel. Het kan naar boven geschoven worden om te sluiten, en naar beneden om te openen. Nadat de blaas geleegd is met behulp van het ventiel moet het ventiel gereinigd worden met water om te voorkomen dat druppels in het ondergoed terecht komen. Het blijft gekoppeld aan de katheter totdat het ventiel vervangen of verwijderd moet worden. Ook kan aan een katheterventiel een urineopvangzak (beenzak of nachtzak) worden bevestigd, zodat het systeem zoveel mogelijk gesloten kan blijven. 1 2 © Vilans 12-07-2013 Dit document is gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Bard Benelux n.v. april 2008 Materiaalbeschrijving Katheterstopje/Katheterventiel/FlipFlo: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 64 Gebruik katheterstopje/katheterventiel Indien de katheter bij een cliënt toch afgesloten wordt met een katheterstopje, ga dan als volgt te werk (met uitzondering van de Flip-Flo katheterventiel, zie boven): zorg ervoor dat de cliënt minimaal twee stopjes in het bezit heeft; desinfecteer voor iedere aansluiting het stopje met een wattenstokje en alcohol 70% en sluit het stopje zonder aanraken aan op de katheter; maak het stopje iedere dag huishoudelijk schoon; bewaar het schoongemaakte stopje in een steriel gaasje; vervang op aanraden van de fabrikant katheterstopjes en katheterventielen wekelijks door een nieuwe. Vergoeding van katheterstopje/katheterventiel Een katheterstopje of katheterventiel wordt beschouwd als toebehoren bij katheters. Katheters en toebehoren worden voor vergoeding tot het basispakker van de zorgverzekeraar gerekend. Navraag over de wijze van vergoeding verdient aanbeveling, omdat iedere zorgverzekeraar eigen voorwaarden stelt 3 . Contra-indicaties voor toepassen van blaastraining met katheterstopje/-ventiel Niet alle cliënten met een verblijfskatheter zijn gebaat bij een katheterstopje of -ventiel. Het is af te raden bij mensen met: urineweginfectie overactieveblaassyndroom een beperkte blaascapaciteit; een vesico-uterale reflux, dit is een afwijking waarbij de urine vanuit de blaas weer naar de nieren terugloopt; een beperkte handvaardigheid om het katheterstopje of -ventiel te bedienen; een verstandelijke beperking waardoor men niet in staat is het stopje/ventiel te bedienen. Bron Artikel ; ‘het nut van een katheterstopje bij mensen die behandeld worden met een verblijfskatheter’, door J.W. van Capelle, uroloog Isala Klinieken, Zwolle, 1999. Over het Flip Flo katheterventiel (website VU medisch centrum, januari 2010) European Association of Urology Nursus (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de urologische gezondheidszorg. 2012. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). 3 © Vilans 12-07-2013 Informatie van College Van Zorgverzekeraars (CVZ), juni 2008. Materiaalbeschrijving Katheterstopje/Katheterventiel/FlipFlo: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 65 Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor-injectiespuit Het toedieningssysteem voor blaasinstillatie met behulp van de Perfusor-injectiespuit bestaat uit vier onderdelen: Perfusor-injectiespuit; backcheck valve: een kunststof dopje waarin een ventiel gemonteerd is dat ervoor zorgt dat de medicatie slechts in één richting door de backcheck valve kan stromen (vanuit de spuit richting katheter). De backcheck valve kan worden afgesloten met een afsluitdopje (bijvoorbeeld ter beveiliging tijdens transport); blaaskatheter met luerlock; Safsite-valve. Perfusor-injectiespuit Bij blaasinstillatie wordt de wegwerp Perfusor-injectiespuit, 50 ml, luerlock, gebruikt, omdat deze spuit het mogelijk maakt om door middel van de luerlockaansluiting de backcheck valve vaster aan te draaien. Dit is bij een normale luerlockinjectiespuit niet mogelijk. Dit is van belang omdat bij het afdraaien van het (rode) afsluitdopje en bij het afkoppelen van de injectiespuit inclusief backcheck valve van de Safsite-valve van de katheter, het gevaar bestaat dat cytostaticum wordt gemorst als 'per ongeluk' tevens de backcheck valve van de injectiespuit wordt afgedraaid. Backcheck valve Een backcheck valve is een kunststof dopje dat aan beide kanten een luerlockaansluiting heeft. Tussen beide aansluitingen bevindt zich een ventiel. Dit ventiel is zodanig gemaakt dat vloeistof slechts in één richting door de backcheck valve kan stromen (vanuit de spuit naar de katheter). Er is een bepaalde druk voor nodig (0,4 mu). De backcheck valve wordt bevestigd op de Perfusor-injectiespuit. De injectiespuit wordt vervolgens, afgesloten met een afsluitdopje. Blaaskatheter met luerlock Voor blaasinstillatie wordt gebruik gemaakt van katheters die ontwikkeld zijn voor eenmalig gebruik. Gelet op het gevaar dat morsen van de toegepaste blaasinstillatievloeistof met zich meebrengt, wordt een katheter gebruikt met een luerlockaansluitstuk. Een toedieningssysteem of injectiespuit met een luerlockaansluiting kan hierop veilig worden bevestigd. Het risico van losschieten van het systeem is beperkt. Voor blaasinstillatie wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de Lofric-Insti-Cath-katheter of Conveen EasiCath met luerlock. Deze katheters zijn speciaal hiertoe ontwikkeld. Voor mannen en vrouwen kan dezelfde katheter worden gebruikt (Charriere 12/14). Het betreffen gecoate urinekatheters. Het hydrofiele oppervlak bestaat uit PVP (polyvinylpyrrolidone) waaraan NaCl is toegevoegd. Dit is een waterbindende laag die in een vloeibaar oppervlak verandert, wanneer de katheter in water wordt gedompeld. Dit zorgt ervoor dat de katheter gemakkelijk is in te brengen zonder toevoeging van inbrenggel. Het is vooral geschikt voor patiënten die vaak moeten worden gekatheteriseerd. Gebruik Open de verpakking over een lengte van 5-6 centimeter, verwijder de gekleurde sticker aan de bovenkant van de verpakking en plak de verpakking met behulp van het kleeflaagje aan de rand van het bed/of werktafel. © Vilans 28-08-2012 Materiaalbeschrijving Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor®-injectiespuit: 1 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 66 Voor de werking van de PVP-laag wordt de verpakking met kraanwater gevuld. Na minimaal 30 seconden is het glijmiddel rondom de katheter geactiveerd en gereed voor gebruik. Safsite-valve Een Safsite-valve is evenals de backcheck valve een dopje van kunststof dat aan beide kanten een luerlockaansluiting heeft. Tussen beide aansluitingen bevindt zich een ventiel dat zodanig is gemaakt dat de vloeistof slechts in één richting door de Safsite-valve kan stromen. De Safsite-valve wordt met de mannelijke luerlockaansluiting gekoppeld aan de katheter, die in de blaas van de patiënt is gebracht nadat de urine is afgelopen. Zodra dat gebeurd is, zorgt het ventiel van de Safsite-valve ervoor dat de katheter is afgesloten. Er kan geen vloeistof meer uit de blaas door de katheter heen; echter wel andersom. De injectiespuit wordt met de mannelijke luerlockaansluiting van de backcheck valve gekoppeld aan de vrouwelijke luerlockaansluiting van de Safsite-valve. Bron KITTZ Transmuraal Zorgprogramma Blaasinstillatie, 2000. © Vilans 28-08-2012 Materiaalbeschrijving Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor®-injectiespuit: 2 (van 2) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 67 Peritoneale dialyse, materialen CAPD toedieningsysteem Het CAPD-toedieningsysteem bestaat uit een Y systeem waaraan zowel de lege afvoerzak als de volle zak met spoelvloeistof wordt bevestigd. Het derde aansluitpunt is verbonden met de (verbindingslang van de) dialyse katheter die naar de cliënt gaat. De twinbag is een toedieningssysteem voor CAPD. Het bestaat uit een spoelvloeistof gescheiden in 2 compartimenten met daartussen een breekpijpje of scheidingsnaad, en een lege zak om de gebruikte spoelvloeistof af te voeren. Connectionshields (aansluithulsjes), om over de verbinding tussen het Y stuk en de (verlenglijn van de) dialyse katheter te plaatsen. Het aansluithulsje wordt 1 x per 24 uur verschoond. Een miniset is een verbindingslang (een transfer set) met draaiklem tussen de CAPD katheter en het CAPD- toedieningsysteem (toedieningsysteem en de spoelvloeistof). Het infectierisico bij het wisselen van de spoelvloeistof wordt zo beperkt. Minicap om (de verbindingslang naar) de CAPD- katheter af te sluiten na het inlopen van de spoelvloeistof. Dit dopje wordt 1 X per 24 uur verschoond. Klemmen (blauw of wit) om de slangen van het Y systeem waarmee de spoelvloeistof wordt aangevoerd en afgevoerd af te sluiten. CAPD spoelvloeistoffen Glucoseconcentraties De spoelvloeistof bestaat voor een deel uit glucose. De glucose wordt in meer of mindere mate opgenomen door het lichaam. 1.36% Deze vloeistof bevat weinig glucose en onttrekt weinig vocht 2.27% Deze vloeistof bevat meer glucose en onttrekt meer vocht 3.86% Deze vloeistof bevat de meeste glucose en onttrekt het veel vocht. Volumes 1,5 liter, bij de start van de PD, maar ook bij mensen die klein van stuk zijn. 2,0 liter, voor mensen met een normaal postuur. 2,5 liter, voor mensen met een fors postuur. Soorten dialysaat Physioneal Deze vloeistof is een bicarbonaatoplossing en is in alle drie de glucoseconcentraties verkrijgbaar. Deze zakken bestaan uit 2 delen elk een oplossing bevatten die nog moeten worden gemengd d.m.v. het breken van een breekpijpje. De verkregen vloeistof moet binnen 24 uur gebruikt worden. In deze vloeistof kan het calciumgehalte variëren. Dit wordt aangegeven met een getal; Physioneal 40 heeft een lager calciumgehalte dan Physioneal 35. Welke gebruikt wordt bepaald de arts en is afhankelijk van het calciumgehalte in het bloed. © Vilans 28-08-2012 Materiaalbeschrijving Physioneal: 1 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 68 Medicijnen kunnen via een medicatiepoort worden toegevoegd. Medicijnen worden bij voorkeur voor het breken van het breekpijpje toegevoegd. Om medicijnen goed door het dialysaat te mengen is het raadzaam de zak te kantelen. Het product moet dan meteen gebruikt worden. Extraneal Aan deze vloeistof is in plaats van glucose, icodextrine toegevoegd. Dit is een groter glucosemolecuul. Deze kan niet of zeer moeilijk het buikvlies passeren en wordt daarom nauwlijks opgenomen in het bloed. Deze vloeistof wordt o.a. gebruikt bij mensen die over lange periode veel vocht resorberen. Extraneal wordt slechts 1 x per dag gebruikt tijdens een lange periode; dus bij CAPD is dit ’s nachts en bij APD; overdag. De aanbevolen verblijftijd bedraagt 6 tot 12 uur bij CAPD en 14 tot 16 uur bij APD. Extraneal verstoort de bloedglucosemeting, de arts beslist welke apparatuur de cliënt moet gebruiken voor een juiste meting. Nutrineal Dit is een vloeistof die eiwitten (aminozuren) bevat. Deze vloeistof wordt 1 x per dag gebruikt tijdens de hoofdmaaltijd omdat dan de opname van eiwitten uit het dialysaat optimaal is. Het is een vloeistof die gebruikt wordt ter compensatie van het eiwitverlies dat via het dialysaat plaats vindt. Dianeal Dianeal is een oplossing voor peritoneale dialyse die glucose bevat als osmotisch actieve stof. De zakken met spoelvloeisof kunnen verschillende soorten aansluitpunten hebben: een spikeconnector, een luerconnector of een jodium bevattende lineoconnector. Problemen met het CAPD-systeem Probleem Hoe te handelen Lekkage van de inloopzak op 3 momenten: voor het aansluiten Zak weggooien en nieuwe pakken tijdens het uitlopen tijdens het inlopen uitlopen voltooien afsluiten nieuwe zak pakken, starten met inloop Buik weer leeg laten lopen Contact opnemen met de arts/ dialysecentrum Lekkage van de uitloopzak Dit kan geen kwaad. Indien nodig de uitloopzak in een emmer leggen of gebruik een nieuwe zak. Beschadiging van de katheter Zodra de katheter lekt is er een open verbinding met de buikholte! Hierdoor is er grote kans op peritonitis. Plaats een (blauwe of witte) klem op de katheter. Neem direct contact op met de arts/ dialysecentrum. Geen wisseling meer doen! © Vilans 28-08-2012 Materiaalbeschrijving Physioneal: 2 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Losraken van het katheterverlengstukje .Aanraken van de tip van de katheter of het onsteriel maken van het systeem/dopje (Katheter, Dopje) Vloeistof loopt niet in/of uit Nier- en blaaskatheterisatie 69 Er is een open verbinding met de buikholte! Hierdoor is een grote kans op peritonitis. Klem de katheter af. Direct contact opnemen met de arts/ dialysecentrum. Geen wisseling meer doen! Dit is te voorkomen door regelmatig even te controleren of het verlengstukje nog goed aangedraaid is! Doe een jodiumdopje op de katheter en wacht 5 minuten voordat verder gaat. Pak nieuwe materialen. Dit kan veroorzaakt worden door: Er zit nog een klem dicht Er zit een knik in de lijn Het breekpijpje is niet goed gebroken. Eiwitvlokken in het dialysaat Controleer de lijn op knikjes, breekpijpje en klemmen. Verander van houding, liggen, lopen of bewegen. Start met de inloop en oefen druk uit op de zak. Wanneer dit niet helpt, contact opnemen met de arts/ dialysecentrum. Vloeistof loopt langzaam / of onvoldoende uit. Dit wordt meestal veroorzaakt doordat de stoelgang onvoldoende op gang is Innemen van voorgeschreven laxantia. Bij twijfel contact opnemen met arts/ dialysecentrum. Bron Handboek Dialysecentrum, Flevoziekenhuis, 2010 IJ.D. Jüngen,M.J. Zaagman- van Buuren, Interne geneeskunde en chirurgie, 2009 Website Baxter: Producten (externe link) © Vilans 28-08-2012 Materiaalbeschrijving Physioneal: 3 (van 3) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 70 Harmonicaflacon Het harmonica-ontwerp geeft de mogelijkheid de katheter gemakkelijk en gecontroleerd te spoelen. Inwerktijd is overbodig, dit beperkt het risico op weefselschade. Twee achtereenvolgende spoelingen van 50 ml zijn doeltreffender dan één spoeling met 100ml om encrustatie, slijm en debris te verwijderen. Er zijn verschillende soorten harmonicaflacons, waaronder: OptiFlo S of Freka-Drainjet Natriumchloride Deze zoutoplossing is ideaal om na een ingreep op een zachte manier te spoelen en om debrisvorming (vlokken) in de blaas te verwijderen. (Niet geschikt voor het verwijderen van katheteraanslag.) OptiFlo G Citroenzuuroplossing. Reinigt de katheter over de volledige lengte en voorkomt alkalineaanslag. Bevat magnesiumoxide om weefselirritatie te beperken. OptiFlo R of Freka-Drainjet Solutio R Oplossing met verhoogd citroenzuurgehalte. Lost blokkeringen op. Ook geschikt voor het wegspoelen van grote, korrelige afzettingen voorafgaand aan het verwijderen van de katheter. © Vilans 03-03-2013 Materiaalbeschrijving Harmonica flacon: 1 (van 1)
© Copyright 2024 ExpyDoc