nier-_en_blaaskatheterisatie

onbewaakte kopie
Protocollenboek
Voorbehouden en Risicovolle
en Overige handelingen
Hoofdstuk
Nier- en blaaskatheterisatie
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 1
Inhoudsopgave
Anatomie urinewegstelsel.................................................................................................................................. 1
Bladderscan....................................................................................................................................................... 4
Doel van en indicatie voor een bladderscan ..................................................................................................... 5
Blaaskatheterisatie ............................................................................................................................................ 7
Katheterisatie via urethra................................................................................................................................. 10
Suprapubische katheterisatie .......................................................................................................................... 13
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie ....................................................................................... 15
Zelfkatheterisatie ............................................................................................................................................. 20
Urethrastrictuur - urethravernauwing............................................................................................................... 22
Opvangen van urine voor onderzoek .............................................................................................................. 23
Spoelen van de katheter en/of blaas ............................................................................................................... 26
Blaasinstillatie .................................................................................................................................................. 30
Nefrostomiekatheter ........................................................................................................................................ 32
Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen ........................................................................................ 35
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD) .......................................................................................... 39
Complicaties CAPD ......................................................................................................................................... 43
Glijmiddel ......................................................................................................................................................... 48
Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter).............................................................................. 50
Blaaskatheters ................................................................................................................................................. 53
Frequentie verwisselen blaaskatheter ............................................................................................................. 57
Urineopvangzak............................................................................................................................................... 58
Katheterstopje/Katheterventiel/FlipFlo............................................................................................................. 63
Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor®-injectiespuit............................................................................ 65
Physioneal ....................................................................................................................................................... 67
Harmonica flacon............................................................................................................................................. 70
© Vilans 18-03-2014
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 1
Anatomie van het urinewegstelsel
Het urinewegstelsel bestaat gewoonlijk uit twee nieren met ieder een nierbekken, de
urineleiders (ureters), de blaas en de plasbuis (urethra). In het nierbekken wordt urine
opgevangen. Vanaf ieder nierbekken loopt een urineleider (ureter). De ureters lopen naar de
blaas waar ze onder een schuine hoek een uitmonding in de blaas hebben. Door deze schuine
hoek wordt de uretermonding door vulling van de blaas dichtgeknepen met behulp van een
spier (uretero-vesicale-klep). Deze spier zorgt er onder normale omstandigheden voor dat er
geen urine uit de blaas terugstroomt naar de nier.
Transport van urine van de nier richting blaas vindt plaats door peristaltiek in de ureters. De
urine wordt door dit klepmechanisme richting blaas geknepen. De plaats waar de ureters
uitmonden noemt men de blaasbodem. Hier bevinden zich spieren die het terugstromen
tegengaan, maar ook blaasvulling registreren en mictie (het plassen) op gang brengen. In de
blaasbodem gaat de blaaswand via de blaashals over in de urethra, waarlangs de urine
afgevoerd wordt naar buiten. Een spiermechanisme zorgt ervoor dat de mictie willekeurig plaats
kan vinden.
Bij mannen is de urethra ongeveer 20 tot 25 cm lang en maakt een s-vormige bocht. De
sluitspieren van de blaas van de man worden omringd door de prostaat. Bij een vergrote
prostaat kan de urethra vernauwd zijn.
Bij de vrouw is de urethra aanzienlijk korter dan bij de man, slechts 3 tot 5 cm lang en loopt
recht naar beneden. Bij de vrouw is het risico dan ook groter dat bacteriën, die van nature in de
endeldarm leven, in de urethra terecht komen.
© Vilans 12-07-2013
Inleiding
Anatomie urinewegstelsel: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 2
Functie van de nieren
De functie van de nieren is:
„
het reguleren van de water- en elektrolytenhuishouding;
„
het zuiveren van het bloed van:
– overtollige stofwisselingsproducten, zoals ureum, galkleurstoffen, kreatinine en urinezuur;
– medicamenten of de afbraakproducten hiervan en andere lichaamsvreemde stoffen;
– hormonen of afbraakproducten hiervan;
– allerlei stoffen, zoals calcium, zouten, vitaminen, enzymen enzovoort;
„
handhaving van het zuurbase-evenwicht in het lichaam;
„
regulering van de bloeddruk;
„
productie van erytropoëtine, het hormoon dat de vorming van rode bloedlichaampjes
bevordert.
Functie van de blaas
De urine, die door de nieren wordt geproduceerd, wordt via de urineleiders naar de blaas
getransporteerd om daar tijdelijk te worden opgeslagen totdat de blaas na zich te hebben
gevuld geleegd wordt. De functie van de blaas is:
„
Reservoir
„
Uitdrijven van de opgeslagen urine (door samentrekken door een spierlaag en ontspannen
van de sluitspier).
Aandoeningen aan het urinewegstelsel
Aandoeningen aan het urinewegstelsel zijn te verdelen in een aantal categorieën:
„
Ziekten met betrekking tot de bloedaanvoer naar de nier.
De zuiverende functie werkt onvoldoende omdat de aanvoer van 'verontreinigd' bloed
stagneert, bijvoorbeeld door kalkafzetting in de aderen.
„
„
„
„
„
„
© Vilans 12-07-2013
Ziekten aan het nierweefsel zelf door verschillende oorzaken, zoals:
– herhaalde infecties,
– gebruik van bepaalde medicijnen
of
– door toxische reacties, kan het nierweefsel beschadigd raken
– de reinigende werking verslechtert of waardevolle stoffen gaan verloren.
Ziekten met betrekking tot de afvoer van urine.
De vele kleine buisjes in het nierweefsel kunnen verstopt raken, maar meestal zit de
verstopping in het nierbekken of in de urineleider (ureter), bijvoorbeeld een nier- of
uretersteen.
Deze verhindert de zuiverende werking van de nier. De andere nier moet de functie
overnemen.
Kanker aan de nier: verschillende typen komen voor.
Anatomische afwijkingen.
Deze zijn veelal aangeboren. Voorbeelden zijn: verdubbeling van de urineleider, beide nieren
liggen aan één kant van het lichaam of een nier is in twee delen gesplitst. Deze afwijkingen
hoeven geen klachten te geven, behalve wanneer door de afwijking afvoerproblemen
ontstaan.
Afvoerbelemmeringen zijn vernauwing van de ureter of een reflux.
Hierbij stroomt de urine uit de ureter terug naar de nier, wat de nier kan beschadigen.
Blaaskanker.
Inleiding
Anatomie urinewegstelsel: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 3
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
„
„
Blaasontsteking.
Een ontsteking van de blaas behoort tot de meest voorkomende infecties bij de mens.
Bacteriën komen gemakkelijk via de urethra in de blaas, vooral bij de vrouw (die een kortere
urethra heeft). Als een man blaasontsteking krijgt, is er vaak meer aan de hand, bijvoorbeeld
blaasstenen of prostaatvergroting.
Blaasstenen zijn vaak nierstenen die via de urineleider in de blaas terecht gekomen zijn.
Urineverlies bij zeer gevoelige blaas met erg vaak plassen of niet kunnen ophouden van de
urine.
„
Urineverlies door slappe sluitspier.
„
Vergrote prostaat waardoor er een vernauwing van de urethra optreedt (alleen bij de man).
Definities en begrippen
De volgende definities en begrippen worden gebruikt 1 .
„
Blaasresidu
de hoeveelheid urine die in de blaas achterblijft na mictie (postmictioneel residu).
„
„
„
„
„
„
„
Blaasretentie
het onvermogen om de blaas op natuurlijke wijze te ledigen.
Blaaskatheter of katheter
flexibele buis die ingebracht wordt in de blaas om urine af te laten vloeien en/of om stoffen in
de urinewegen te brengen.
Blaasspoelen
het aanbrengen van medicatie aan de blaaswand (blaasinstillatie).
Encrustratie
het tot een korst neerslaan van sediment ook wel verkalking of korstvorming genoemd.
Katheteriseren
een katheter inbrengen bij iemand.
Katheterspoelen
het frequent reinigen en dus onderhouden van de blaaskatheter met een kleine hoeveelheid
veelal zure spoelvloeistof om bijvoorbeeld encrustratie, te voorkomen.
Mictie
spontane afvoer van urine (vocht geproduceerd door de nier) uit het lichaam.
Bron
Website Urolog (juni, 2010).
„
Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011.
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
„
1
© Vilans 12-07-2013
Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011.
Inleiding
Anatomie urinewegstelsel: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 4
Bladderscan
Met behulp van ultrageluidsgolven van een BladderScan kan het blaasvolume worden gemeten.
Als de sensor met geluidsgolven op de blaas wordt gericht zal het gevonden vloeistofvolume,
onder normale omstandigheden de blaasinhoud zijn, omdat de blaasinhoud het enige
vloeistofdepot is dat daar te vinden is.
In de richtlijn urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen geven de experts aan dat het meten van
het residu door middel van de blaasscan het minst ingrijpend is en minder nadelige
bijwerkingen heeft dan het residu meten door middel van katheterisatie. Een blaasscan mag
alleen worden uitgevoerd door getrainde professionals.
Contra indicaties
Bij ascites (vochtophoping in de vrije buikholte) mag er geen blaasscan worden uitgevoerd.
Type Bladderscan
In Nederland worden momenteel drie types bladderscan gebruikt:
„
Bladderscan BVI 9400:
informatie fabrikant: BladderScan_BVI9400.html (externe link)
„
BladderScan BVI 6100:
informatie fabrikant: BladderScan_BVI6100.html (externe link)
„
BladderScan BVI 3000 Quick reference:
informatie fabrikant: BladderScan_BVI3000.html (externe link)
De resultaten van de BVI 3000 en de BVI 9400 kunnen afgedrukt worden door middel van een
printer die zich in het instrument bevindt.
De BVI 6100 kan aangesloten worden op een computer om een print te maken.
De resultaten van de meting kunnen bij alle bladderscans afgelezen worden in de display.
Gebruik van de bladderscan
Voor een goede scan dient (aquasonic) gel op de huid te worden aangebracht. De gel zorgt
ervoor dat de geluidsgolven ongehinderd de huid passeren en na terugkaatsing weer
opgevangen worden.
De metingen worden bij voorkeur liggend uitgevoerd.
Om de blaas te scannen wordt de sensor 2 a 3 centimeter boven het schaambeen geplaatst en
op het staartbeen gericht. Door middel van de positie-icoon / pijl kan worden nagegaan of de
scan goed wordt uitgevoerd.
Het resultaat van de scan kan op papier worden geprint.
Het wordt geadviseerd om drie goede scans te maken en de hoogste waarde van deze drie aan
te houden.
Reinig na gebruik de sensor met alcohol 70%.
E-learning
Voor alle types BladderScan is een gratis e-learning beschikbaar. Met deze e-learning wordt de
werking van het instrument en enige medische achtergronden uitgelegd. Alle modules zijn te
vinden op http://www.care4learning.com/NL/e-learning/
Bron
V&VN, LEVV. Richtlijn urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen. September 2010
Controle protocol door Verathon Medical Europe B.V.
© Vilans 27-02-2013
Achtergrondinformatie
Bladderscan: 1 (van 1)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 5
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Doel van en indicatie voor een bladderscan
Door middel van een bladderscan wordt het blaasvolume gemeten.
Er zijn meerdere redenen om een scan van de blaas uit te voeren, ondermeer:
„
het meten van het residu (het blaasvolume dat achterblijft als de cliënt spontaan geürineerd
heeft);
„
het meten van de urineretentie (urine dat achterblijft in de blaas door onvermogen om
spontaan te kunnen urineren als de blaas gevuld is);
„
het controleren van het aandranggevoel;
„
het controleren van het opgang komen van de natuurlijke blaaslediging na bijvoorbeeld
verwijderen van een verblijfskatheter of suprapubische katheter;
„
vermoeden van overloopblaas of druppelincontinentie.
De volgende situaties kunnen aanleiding zijn om een bladderscan uit te voeren:
de cliënt heeft een verblijfskatheter (katheter à demeure) maar:
– heeft al enige uren niet of heel weinig urine geproduceerd, terwijl wel vocht wordt
ingenomen;
– er lekt urine langs de katheter;
– heeft ondanks katheter aandrang.
Indien uit de bladderscan blijkt dat er een blaasinhoud is van:
- meer dan 100 ml: de verblijfskatheter is verstopt en moet vervangen worden
- minder dan 100 ml: oorzaak onduidelijk: overleg met de arts.
„
„
„
de cliënt is normaal gesproken continent en verliest sinds kort druppelsgewijs urine en plast
niet. Een overloopblaas of druppelincontinentie door urineretentie moet worden uitgesloten.
Indicaties voor acties na de scan bij een blaasinhoud van (tenzij de cliënt spontaan gaat
plassen) 1 :
– meer dan 400 ml: Er is sprake van urineretentie. In overleg met en in opdracht van de
arts eenmalig katheteriseren of inbrengen van een verblijfskatheter en
in totaal 4 x dgs blaasscan maken;
– tussen 300-400 ml: scan binnen 6 uur herhalen en in totaal 3 x dgs een blaasscan maken;
– tussen 200-300 ml: scan binnen 12 uur herhalen en in totaal 2 x dgs blaasscan maken;
– tussen 100-200 ml: 1 x daags een blaasscan maken en interpreteren of dit een klinische
betekenis heeft;
– tussen 0-100 ml:
na tweemaal achter elkaar vastgesteld; blaasscan stoppen;
Met arts wordt vervolgbeleid afgesproken.
de cliënt is continent of incontinent en:
– heeft aandrang, maar plast niet of nauwelijks. Urineretentie dient uitgesloten te worden.
Indien na de scan blijkt dat er een blaasinhoud is van meer dan 400 cc zal er in overleg
met en na opdracht van de arts eenmalige katheterisatie toegepast worden of een
verblijfskatheter geplaatst worden. Na plaatsing van de katheter wordt de urineafloop
geobserveerd en vermeld in het dossier.
– heeft krampende pijn in de onderbuik. Urineretentie dient uitgesloten te worden.
Indien na de scan blijkt dat er een blaasinhoud is van meer dan 400 cc zal er in overleg
met en in opdracht van de arts een verblijfskatheter geplaatst worden.
– heeft normaal gedronken, is niet uitgedroogd en heeft al meer dan 16 uur niet geplast.
Urineretentie dient uitgesloten te worden of onvoldoende blaasvulling aangetoond. Zie
indicaties bij tweede punt.
„
1
© Vilans 27-02-2013
Als urineresidu bepaald moet worden. Vervolg acties bij residu bepaling zijn 2 :
Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
Achtergrondinformatie
Doel van en indicatie voor een bladderscan: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 6
– minder dan 100 ml: geen actie, in overleg met arts;
– 200-400 ml:
nogmaals residu bepalen na volgende spontane mictie, in overleg met
arts;
– meer dan 400 ml: in overleg met arts langdurige blaaskatheterisatie of 4 x dgs
intermitterend kathteriseren
2
© Vilans 27-02-2013
Richtlijn Blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
Achtergrondinformatie
Doel van en indicatie voor een bladderscan: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 7
Blaaskatheterisatie
Onder blaaskatheterisatie wordt verstaan: het inbrengen van een flexibele buis (de
blaaskatheter) in de blaas, zodat de urine kan aflopen of om stoffen in de blaas te brengen
(blaasspoelen of blaasinstillatie).
Indicaties voor blaaskatheterisatie
Indicaties voor blaaskatheterisatie zijn enerzijds het onvermogen om de blaas op natuurlijke
wijze te ledigen (retentie) en anderzijds het onvermogen om urine vast te houden
(incontinentie).
Mogelijke oorzaken van een blaasretentie:
„
afvloedbelemmering door obstructie, bijvoorbeeld door:
– obstipatie,
– tumor in de blaas, prostaat of cervix,
– vergroting van de prostaat (prostaathypertrofie),
– vernauwing van de blaashals (blaashalsstenose),
– vernauwing van de urethra (urethrastrictuur),
– stolsel bij bloedingen (bijvoorbeeld na operatie)
„
neurologische oorzaak (bijvoorbeeld bij diabetische neuropathie, multiple sclerose,
dwarslaesie)
„
medicatie (blaasspoelen).
Incontinentie is alleen dan een indicatie voor katheterisatie wanneer het gepaard gaat met
ernstige huidschade bij een bedlegerige cliënt of wanneer de cliënt daar nadrukkelijk om vraagt
in verband met ongemak. Geef de cliënt, die vraagt om een blaaskatheter, altijd informatie over
risico’s en andere oplossingen.
Ook wordt geadviseerd om zo weinig mogelijk een blaaskatheter te gebruiken voor
diagnostische redenen. Gebruik bij voorkeur een blaasscan om een residu te bepalen. Alleen
als deze niet aanwezig is wordt bij een vergrote blaasinhoud overgegaan tot een eerste
katheterisatie.
Contra-indicaties voor urethrale katheterisatie
„
„
Acute prostatitis (bacteriële ontsteking van de prostaat)
Verdenking van letsel aan de urethra
Vormen van blaaskatheterisatie
Bij katheterisatie is een onderscheid te maken in:
„
blaaskatheterisatie via de plasbuis (urethra):
– intermitterende (of eenmalige) katheterisatie;
– het inbrengen van een verblijfskatheter (katheter à demeure: CAD);
„
blaaskatherisatie via een kunstmatige opening in de buikwand, net boven het schaambeen
(suprapubische katheter).
Voor het goed uitvoeren van blaaskatheterisatie via de urethra is het van belang om goede
informatie te hebben over:
„
de indicatie;
„
de mogelijke complicaties die bij de katheterisatie op kunnen treden.
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Blaaskatheterisatie: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 8
Intermitterende blaaskatheterisatie
Bij intermitterende katheterisatie of eenmalige katheterisatie wordt de katheter weer verwijderd
zodra de blaas leeg is. Intermitterende katheterisatie (= het herhaaldelijk, dus met tussenpozen,
legen van de blaas met behulp van een katheter) of eenmalige katheterisatie vindt plaats via de
urethra.
Indien mogelijk verdient intermitterende katheterisatie de voorkeur boven een verblijfskatheter.
Intermitterende katheterisatie is een veilige en effectieve manier om de blaas te legen.
Intermitterende katheterisatie wordt overwogen bij een verstopte blaaskatheter en
aanhoudende lekkage langs de verblijfskatheter of bloedingen (veroorzaakt door langdurige
blaaskatheterisatie).
Intermitterende blaaskatheterisatie kan door de meeste cliënten zelf worden geleerd.
Katheterisatie met (suprapubische) verblijfskatheter
Gezien het infectierisico dient het gebruik van een verblijfskatheter zoveel mogelijk te worden
beperkt. Een verblijfskatheter kan het slijmvlies van de urethra en de blaas beschadigen en is
één van de grootste oorzaken voor het ontstaan van een urineweginfectie. Een verblijfskatheter
wordt alleen ingebracht als het absoluut noodzakelijk is en dan dient de katheter steriel
ingebracht worden.
Ter voorkoming van urineweginfectie ten gevolge van de verblijfskatheter, is hygiënische
werken en goede vochtinname van belang. De vochtinname dient zodanig te zijn dat de
urineproductie tenminste 1½-2 liter bedraagt.
Levensduur van een katheter
De levensduur (het blijven zitten) van de katheter, waarbij altijd wat verkalking of debrisvorming
(weefselvorming) aan de binnenkant van de katheter optreedt, kan verlengd worden door:
„
katheterspoelingen met de juiste spoelvloeistoffen
„
goede voeding
„
voldoende vochtinname.
Het is goed om de datum van de inbreng en datum en de reden van het verwijderen van de
katheter in het zorgleefplan van de client op te schrijven. Hierdoor is na drie tot vijf katheters
een duidelijk overzicht van de levensduur van de katheter bij betreffende cliënt te zien 1 .Door het
openknippen van de katheter na verwijderen, kan de oorzaak voor de verstopping worden
achterhaald (debris of verkalking).
Aansluiten van de urineopvangzak
Een nieuwe urine-opvangzak wordt vóór het inbrengen van een katheter al aan de katheter
aangesloten; het systeem is dan gesloten vanaf het moment van inbrengen. Dit verkleint de
kans op morsen. In dit geval is het ook niet nodig om de aansluitpunten van de urine-opvangzak
en de katheter te desinfecteren.
Wanneer eerst de katheter wordt ingebracht en daarna pas de urine-opvangzak wordt
aangesloten, moet het aansluitpunt van de katheter wél eerst gedesinfecteerd worden (voordat
het wordt aangesloten). Een conus (aansluitpunt) van de urine-opvangzak, die op een niet
gereinigde katheter wordt gezet, sluit als het ware de urine op, die blijft hangen aan de
binnenkant van de katheter: een bron voor micro-organismen die urineweginfecties
veroorzaken. Daarom moet de katheter eerst goed worden gedesinfecteerd.
1
© Vilans 12-07-2013
Bron: Braun, Uro-tainer katheteronderhoud. Gids naar het juiste behandelplan.
Achtergrondinformatie
Blaaskatheterisatie: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 9
Vermijd zoveel mogelijk het loskoppelen van urineopvangzak en katheter. Maar als dit wel
nodig is (bijvoorbeeld voor het katheterspoelen of blaasspoelen) desinfecteer dan de
aansluitpunten van de katheter en urine-opvangzakken met alcohol.
Ook bij het verwisselen van de urine-opvangzak moet het aansluitpunt van de katheter
gedesinfecteerd.
Hang de urine-opvangzak onder het niveau van de blaas van de cliënt. De zak mag nooit boven
het niveau van de blaas worden gebracht.
Om terugslag van de urine te voorkomen kan, bijvoorbeeld bij het overtillen van de cliënt, de
katheter tijdelijk worden afgeklemd.
Urineopvangzak en aftapkraan moeten voldoende hoog van de vloer hangen, dat wil zeggen
dat zij noch de vloer, noch de voeten van verzorgers mogen raken, ook niet wanneer een hooglaagbed in de laagste stand wordt geplaatst.
Bron
„
Verenso (2011). Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met
complexe multimorbiditeit.
„
Werkgroep Infectiepreventie. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de
urethra, juli 2010. Ziekenhuizen. (www.wip.nl, externe link, gezien nov 2010)
„
European Association of Urology Nurses (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische
verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de
urologische gezondheidszorg. 2012.
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Blaaskatheterisatie: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 10
Katheterisatie via urethra
Voor het goed uitvoeren van blaaskatheterisatie via de urethra is het van belang om goede
informatie te hebben over:
„
de indicatie;
„
de mogelijke complicaties die bij de katheterisatie op kunnen treden.
Vooral bij aandoeningen of vernauwingen van de urethra (bijvoorbeeld tumorgroei of vergrote
prostaat) kan het inbrengen van een urethrale blaaskatheter voor problemen zorgen. Overleg
met de behandelend arts over het risico van complicaties en of de katheter veilig kan worden
ingebracht. In dergelijke situaties wordt de katheter altijd eerst door een arts ingebracht (in
aanwezigheid van degene die daarna de handeling overneemt). Het inbrengen van een
katheter is een voorbehouden handeling; de arts bepaalt of katheterisatie verantwoord is.
Infectiepreventie
Voorkom infecties door er altijd voor te zorgen dat er geen bacteriën in de blaas of urinewegen
komen. Het inbrengen van een eenmalige of verblijfskatheter gebeurt op dezelfde wijze
(aseptisch).
Katheterset
Het gebruik van een katheterset verdient aanbeveling, hierin bevinden zich alle benodigdheden.
Er is echter niet aangetoond dat het werken met een katheterset een meerwaarde heeft boven
het verzamelen van de materialen afzonderlijk. Wattenbollen/gazen voor het reinigen van de
urethraopening hoeven niet steriel te zijn, wel schoon 1 . Reden is dat ze niet in aanraking komen
met een steriel gebied.
Reinigen bij mannen
Trek de voorhuid, indien aanwezig, terug. Maak de glanspenis schoon met een wattenbol/gaas
die in water uit een flink stromende kraan is gedrenkt 2 . Gebruik elke wattenbol/gaas maar één
keer. Leg onder de penis een gaasje.
Schuif de voorhuid na het katheteriseren weer terug. Dit moet zorgvuldig gebeuren, omdat
anders een zogenaamde paraphimosis (Spaanse kraag = insnoering van de penis door achter
de eikelrand teruggeschoven en daarna opgezwollen voorhuid) kan ontstaan, waarbij de
teruggetrokken voorhuid strak om de glanspenis spant
Reinigen bij vrouwen
Maak de urethraopening en de vulva (schaamlippen), schoon met een wattenbol/gaas gedrenkt
in water uit een flink stromende kraan. Reinig vijf keer van boven naar beneden in de richting
van het perineum. Eerst de grote schaamlippen, daarna de kleine schaampliggen en daarna de
urethraopening. Elke wattenbol/gaas maar één keer gebruiken.
1
2
© Vilans 12-07-2013
Gazen en wattenbollen in een katheterset zijn wel steriel omdat ze samen met materialen die
steriel moeten zijn gesteriliseerd worden.
Indien geen water uit flink stromende kraan voor handen is wordt steriel water gebruikt.
Achtergrondinformatie
Katheterisatie via urethra: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 11
Vullen van de blaas bij het verwisselen van een verblijfskatheter
Wanneer het verwisselen van een verblijfskatheter lastig gaat wordt in overleg met de arts de
blaas soms eerst via de ‘oude’ katheter gevuld met ongeveer 50 ml zoutoplossing. Daarna
wordt bij een enigszins gevulde blaas een nieuwe katheter ingebracht 3 .
Gebruik van glijmiddel
Bij mannen en bij vrouwen wordt de urethra eerst ingespoten met een glijmiddel met
anestheticum (verdovend middel). Het is belangrijk om de gehele inhoud van het spuitje in te
brengen. Hierdoor glijdt de katheter beter naar binnen en voorkomt beschadiging van de
urethrawand. De verdovende werking begint 3 - 5 minuten na inspuiting en duurt ongeveer 1,5
uur (zie voor de juiste termijn de bijsluiter).
Steriel inbrengen van de katheter
„
„
„
Draag steriele handschoenen bij het, met de hand, inbrengen van de katheter.
Wanneer de katheter met een pincet of gebruikmaking van de verpakkingshoes wordt
ingebracht, voldoen niet-steriele handschoenen.
Sommige katheters zijn zodanig dubbel verpakt dat de katheter kan worden ingebracht vanuit
de steriele binnenverpakking.
Bij het inbrengen mag de kathetertip niet in contact komen met de omgeving. Gebeurt dit wel,
dan een nieuwe katheter nemen.
Vullen katheterballon bij verblijfskatheter en aansluiten urineopvangzak
De katheterballon zorgt ervoor dat een verblijfskatheter op zijn plaats blijft. Schuif de katheter,
op het moment dat urine afloopt, nog iets op (nog 2 cm bij een vrouw en tot 5 cm bij een man
om er voor te zorgen dat de ballon in de blaas en niet in het laatste deel van de urethra ligt).
Vul daarna de ballon met de voorgeschreven hoeveelheid gedestilleerd water (aquadest) 4 .
Tekening: een katheter in blaas bij een man. (bron: kiesbeter.nl)
Fixeren van de urethrale katheter
Het is belangrijk om de katheter vast te maken nadat deze is ingebracht zodat er geen
verschuiving en trekkrachten kunnen optreden.
3
4
© Vilans 12-07-2013
Informatie van Dr. J.W. Noordzij en Dr. B.Y.M. Zeijlemaker, urologen. Redactie:
www.urolog.nl (externe link).
Sommige fabrikanten raden aan de ontplooibaarheid van de ballon te controleren alvorens de
katheter in te brengen. Soms krijgt de ballon niet helemaal een ronde vorm.
Achtergrondinformatie
Katheterisatie via urethra: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 12
Als de katheter niet op de juiste wijze gefixeerd is kan hij van zijn plaats raken en/of decubitus,
(weefsel)schade of ontsteking veroorzaken.
Als de urineopvangzak zo veel urine bevat dat hij zwaar wordt, kan de zak aan de katheter
gaan trekken. Behalve het schuiven van de katheter, kan dit irritatie en ongemak voor de cliënt
opleveren.
Fixeer de urethrale katheter bij de man op de buik om te voorkomen dat er necrose ontstaat in
de urethra als gevolg van langdurige druk door de katheter. Buig de katheter met een lichte
bocht richting het dijbeen en fixeer hem met een hulpmiddel, tape, klitteband of zak.
Fixeer de katheter bij vrouwen op het bovenbeen.
Verzorgen van de urethrale verblijfskatheter
Een volwassene met een urethrakatheter moet een dusdanig vochtinname hebben dat de
urineproductie bij voorkeur tenminste 1,5 tot 2 liter per dag bedraagt. Een ruime vochtinname
zorgt namelijk voor een ruime diurese (urineproductie) waardoor het spoelmechanisme om
bacteriën uit de blaas te verwijderen zo optimaal mogelijk functioneert.
De geslachtsdelen en het gebied rondom de katheter worden dagelijks gewassen met water 5 .
Ophoping van secreet rond de urethramonding bevordert kolonisatie met bacteriën.
Onderzoek toont niet aan dat bij meerdere malen per dag wassen van het geslachtstgebied de
kans op infecties afneemt 6 .
Verzorging van de uitwendige genitaliën met een desinfecterende vloeistof of zalf is niet
effectief.
Verwijderen van de verblijfskatheter
Laat voor het verwijderen van de verblijfskatheter de ballon leeglopen. Sluit hiervoor een spuit
aan op het lumen naar de ballon. Controleer de hoeveelheid teruggelopen vloeistof in de spuit
met de hoeveelheid die ingespoten is.
Zuig de ballon niet leeg, want dan kunnen ribbels ontstaan die de urethra kunnen beschadigen.
Mocht de ballon niet zelf leeglopen in de spuit, zuig de vloeistof dan wel terug, controleer de
hoeveelheid met de ingebrachte hoeveelheid en spuit 1 ml terug. Trek de katheter langzaam
door de urethra naar buiten.
De eerste 8-24 uur na het verwijderen van de katheter is het belangrijk te controleren of de
mictie weer op gang komt.
Bron
„
Werkgroep Infectie Preventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis- woonen thuiszorg. September 2004, revisie: september 2009. www.wip.nl (externe link)
„
Werkgroep Infectie Preventie. Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via
de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli
2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. www.wip.nl (externe link)
„
Richtlijn Blaaskatheterisatie, Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011.
„
EAUN. Catheterisation indwelling catheters in adults. Evidence-based Guidelines for Best
Practice in Urological Health Care. Februari 2012
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
5
6
© Vilans 12-07-2013
WIP richtlijn: water en eventueel zeep
Artikel in Nursing maart 2012: Is bij blaaskatheter tweemaal daags een onderwassing nodig?
(externe link)
Achtergrondinformatie
Katheterisatie via urethra: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 13
Suprapubische katheterisatie
Als een verblijfskatheter noodzakelijk is, wordt steeds vaker gekozen voor de suprapubische
methode 1 . Voordelen van een suprapubische katheter ten opzichte van een urethrale
verblijfskatheter zijn:
„
minder kans op het ontstaan van urineweginfecties en urosepsis (blaasontsteking);
„
minder kans op het optreden van blaaskrampen en blaasstenen;
„
geen irritatie/beschadiging van het urethrale slijmvlies;
„
minder belemmering van het seksuele contact;
„
het weer zelf leren urineren (indien van toepassing) is eenvoudiger.
Een nadeel van een suprapubische katheter ten opzichte van een urethrale katheter is dat deze
de eerste keer door een uroloog ingebracht moet worden.
Inbrengen van de suprapubische verblijfskatheter
De suprapubische verblijfskatheter wordt de eerste keer steriel ingebracht door een arts (veelal
door een uroloog). De huid boven het schaambeen wordt verdoofd en gedesinfecteerd. De volle
blaas, die boven het schaambeen te voelen is, wordt aangeprikt met een holle naald en
vervolgens wordt de katheter met behulp van een troicart (een soort holle voerdraad) in de
blaas geplaatst.
Na een aantal weken (6 - 8 weken) vormt zich rond de katheter een fistel (een onnatuurlijke
verbinding van een lichaamsholte met de huid) van de blaas naar de buikwand.
Verzorgen van de suprapubische verblijfskatheter
De insteekopening wordt de eerste 5 dagen, dus als er nog sprake is van een wond en wanneer
deze geïrriteerd is, beschermd door een steriel splitkompres. Het steriele gaasje wordt
tenminste eenmaal per dag en bij iedere verontreiniging vervangen. Desinfecterende zalf, zoals
betadinezalf, wordt alleen gebruikt op indicatie van de arts (Betadinezalf kan het materiaal van
de katheter aantasten).
Draag er zorg voor dat een volle urineopvangzak niet aan de katheter gaat trekken. Een
katheter onder spanning kan weefselschade, ontsteking of necrose veroorzaken. Fixeer daarom
de suprapubische katheter met op de buik en buig de katheter met een lichte bocht naar het
dijbeen en fixeer de katheter daar met een hulpmiddel, tape, klittenband of zak.
De verzorging is verder gelijk aan de verzorging van de via de urethra ingebrachte katheter. Het
gebied rond de suprapubische katheter wordt dagelijks gewassen met water en zeep 2 .
Draaien en/of dompelen
In de richtlijnen voor suprapubische katheters wordt niet meer gesproken over het draaien van
de suprapubische katheter voor het vormen van een goede fistel. Er zijn echter artsen die dit
(en zelfs het dompelen van de katheter) nog voorschrijven. Overleg dus altijd met de arts of de
suprapubische katheter ook gedraaid moet worden en zo ja, hoe vaak.
1
2
© Vilans 12-03-2014
Gebaseerd op richtlijnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP):
Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004.
Revisie: september 2009.
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
Evidence base richtlijn voor best Practice in de urologische gezondheidszorg. Katheterisatie.
Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. 2012
Achtergrondinformatie
Suprapubische katheterisatie: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 14
Verwisselen van de suprapubische verblijfskatheter
Zolang de fistel nog niet goed is gevormd (meestal de eerste 6 weken), wordt de suprapubische
verblijfskatheter door een arts verwisseld (meestal poliklinisch).
Na het verwijderen van de suprapubische katheter uit de blaas sluit de fistel binnen 1 tot 6 uur.
Een nieuwe suprapubische katheter moet dus altijd zo snel mogelijk worden ingebracht. De
cliënt dient thuis een reservekatheter te hebben.
Laat voor het verwijderen van de suprapubische katheter de ballon leeglopen. Sluit hiervoor een
spuit aan op het lumen naar de ballon. Controleer de hoeveelheid teruggelopen vloeistof in de
spuit met de hoeveelheid die ingespoten is.
Zuig de ballon niet leeg, want dan kunnen ribbels ontstaan die de fistel kunnen beschadigen.
Mocht de ballon niet zelf leeglopen in de spuit, zuig de vloeistof dan wel terug, controleer de
hoeveelheid met de ingebrachte hoeveelheid en spuit 1 ml terug. Trek de katheter langzaam
door de fistel naar buiten.
Een suprapubische verblijfskatheter wordt altijd met steriele handschoenen aan of met een
steriel pincet ingebracht 3 .
Voordat de suprapubische katheter wordt ingebracht wordt katheterglijstof met een
anestheticum in de fistel gebracht.
Het is aan te bevelen de handeling met twee personen uit te voeren 4 .
Vullen van de blaas voordat de katheter wordt ingebracht
NB In de richtlijn van Verenso en EAUN wordt de blaas niet gevuld of wordt de katheter niet een
paar uur afgeklemd voordat de katheter wordt verwisseld.
Soms wordt het echter nog voorgeschreven:
Het vullen van de blaas met 100 ml blaasspoelvloeistof of het twee uur van te voren afklemmen
van de katheter heeft de volgende redenen:
„
een nieuwe suprapubische katheter kan gemakkelijker ingebracht worden in een gevulde
blaas;
„
na het inbrengen kan direct worden vastgesteld dat de katheter goed zit.
Het vullen van de blaas dient langzaam te gebeuren. Vooral bij cliënten die langere tijd een
suprapubische verblijfskatheter hebben, kunnen blaasspasmen optreden ten gevolge van een
verminderde blaascapaciteit.
Katheter verwijderen zonder terugplaatsing
Als een suprapubische katheter blijvend wordt verwijderd sluit de fistel zich normaal gesproken
spontaan tussen 1 – 6 uur.
Behandel het wondje, dat ontstaat als de fistel zich niet sluit als een rode of gele wond 5 .
Bron
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
3
4
5
© Vilans 12-03-2014
Gebaseerd op richtlijnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP):
Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004.
Revisie: september 2009
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
WCS wondenboek.
Achtergrondinformatie
Suprapubische katheterisatie: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 15
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie
Aandachtspunten bij de voorbereidingen en tijdens de blaaskatheterisatie
„
„
„
„
„
„
De voorbereiding en inbrengen van een eenmalige of intermitterende katheter gebeuren op
dezelfde wijze als voor de verblijfskatheter. De katheter wordt ingebracht met steriele
handschoenen of steriele pincet.
Voor elke katheterisatie bij een cliënt wordt een nieuwe katheter gebruikt.
Indien de cliënt zichzelf katheteriseert kan, bij een aantal merken, de katheter onder de kraan
worden gereinigd en worden hergebruikt 1 .
In het ziekenhuis wordt dit niet toegepast en gebruikt de cliënt steeds een nieuwe steriele
katheter.
Te snelle lediging van de blaas kan eventueel een collaps (flauwte) van de cliënt veroorzaken
doordat de grote vaten in de omgeving van de blaas open gaan staan. Dit is afhankelijk van
de leeftijd en conditie van de cliënt en de conditie van de nieren 2 .
Observeer de cliënt tijdens het legen van de blaas. Wanneer de cliënt zich niet goed voelt:
– Klem de katheter af totdat de cliënt herstelt.
– Leg de cliënt zo mogelijk in trendelenburg.
– Overleg met de arts als de cliënt niet herstelt.
Na herstel:
– Adviseer de cliënt zo mogelijk (veel) te drinken.
Een katheter moet voorzichtig worden ingebracht. Forceer het inbrengen niet. Een obstructie
kan het gevolg zijn van spasmen van de sluitspier of een vernauwing daarvan. Laat de cliënt
hoesten of rustig zuchten wanneer bij het inbrengen weerstand wordt ondervonden. Als de
katheter daarna nog steeds niet in te brengen is, dient de arts daarover te worden ingelicht.
Beëindig bij een bloeding uit de blaas (urethra) de handeling en licht de arts in.
Observatiepunten bij verblijfskatheters
Let op de volgende punten:
„
de hoeveelheid urine
Zeker wanneer de katheter pas is ingebracht dient de urineproductie gecontroleerd te
worden. Per 24 uur is de urineproductie ongeveer 1500 ml. Dit betekent ongeveer 60 ml per
uur.
„
Onrust of verwardheid van de cliënt
Psychische onrust en verwardheid kan het risico op het zelf verwijderen van de katheter
vergroten.
De volgende observatie punten kunnen wijzen op een blaasontsteking:
bestanddelen in de urine
Controleer de urine op aanwezigheid van slierten, vlokken, gruis of bloed.
„
„
1
2
© Vilans 12-07-2013
Penetrante geur
Een penetrante geur kan worden waargenomen tijdens het legen van de urinezak. Let
tdaarom ijdens het legen op de geur.
De Werkgroep Infectie Preventie doet hierover geen uitspraak.
Vaak wordt alertheid gevraagd bij een afloop van 500 ml of meer, maar ook bij geringere
hoeveelheden kan dit voorkomen.
Achtergrondinformatie
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 1 (van 5)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 16
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
„
Pijn in de onderbuik
Pijn kan wijzen op een blaasontsteking. Blaaskrampen echter wijzen meestal niet op een
blaasontsteking. Het is een natuurlijke reactie op de aanwezigheid van een vreemd
voorwerp. Door blaaskrampen kan de urine langs de katheter lekken. Het terugbrengen van
de hoeveelheid vloeistof in de ballon tot 5 ml kan de krampen en het lekken verminderen. De
krampen kunnen ook ontstaan doordat de katheter verstopt of afgekneld is.
Temperatuur
Verhoging op koorts in combinatie met één van de bovengenoemde punten kan een
aanwijzing zijn voor een blaasontsteking.
Probleemoplossing bij verblijfskatheters
Probleem
Oorzaak
Beschadigd slijmvlies van
urethra.
Verkeerde maat of plaatsing Breng nieuwe katheter in met juiste
van de katheter. Gebrekkige maat.
inbrengtechniek.
Controleer de bevestiging van de
Katheter is niet goed
katheter en fixeer de katheter (opnieuw)
gefixeerd, waardoor
zoals het hoort.
trekkracht ontstaat.
Irritatie van het slijmvlies
Gebruik een bandje ter ondersteuning
van de urethra of blaas.
van de katheter om onnodige trekkracht
te voorkomen. Bespreek het geven van
een anticholinergicum met de medische
staf. Overweeg het gebruik van een
100% siliconen katheter bij verdenking
van overgevoeligheid voor latex .
Invloed op zelfbeeld van de Geef uitleg over de noodzaak en de
cliënt.
functie van de katheter.
Stel de cliënt gerust en bied
ondersteuning. Bespreek alternatieve
behandelmethoden met het
multidisciplinaire team.
Knik in de slang.
Zorg dat urine vrij kan lopen.
Cliënt verdraagt de
verblijfskatheter niet.
Gebrekkige urineafvoer.
Voorstel actie
Verstopte slang, bijv. door
bloedstolsels, bezinking.
Als er een driewegkatheter geplaatst is,
begin dan met blaasspoelen. Is er een
standaard verblijfskatheter in gebruik,
spoel dan de katheter.
Spoel de blaaskatheter met een
fysiologische zoutoplossing om de
doorgankelijkehid na te gaan.
Verwissel de blaaskatheter
verkort bij een cliënt die geregeld een
verstopte blaaskatheter heeft,
stapsgewijs het tijdsinterval tussen de
katheterwisselingen, tot de
voorstopping wordt voorkomen.
Zorg voor een ruime vochtinname van
1,5 tot 2 liter per dag.
Overweeg bij een verstopte
blaaskatheter intermitterende
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 2 (van 5)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 17
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
katheterisatie.
Verkeerde plaatsing van
een katheter, bijv. in de
blaashals.
Urinelekkage rond katheter Blaasirritatie.
(langs de katheter).
Irritatie door de
katheterballon.
Onjuiste kathetermaat.
Heamaturie
Herplaats de katheter.
Zorg dat de katheter/het
opvangsysteem goed zijn ondersteund.
Overweeg bij aanhoudende lekkage
intermitterende katheterisatie
Controleer of er 10 ml in de ballon zit
(standaard)
Verwissel de katheter voor eentje met
de juiste maat, meestal 2 Ch kleiner.
Ga na of er een kleinere maat
blaaskatheter mogelijk is en evalueer
het effect op de heamaturie
Vul de katheterballon pas nadat de
urine is afgevloed en schuif de
blaaskatheter daarna nog 2 cm bij
vrouwen en 5 cm bij mannen op en
evalueer het effect op de heamaturie
Urineweginfectie
Overweeg bij heamaturie (veroorzaakt
door langdurige blaaskatheterisatie)
intermitterende katheterisatie
Onvoldoende aseptische
Verwissel de blaaskatheter binnen 24
werkwijze en/of reiniging
uur na de start van een
van de urethra. Besmetting antibioticabehandeling.
van de kathetertip.
Antibiotica krijgt
de bacterie niet weg uit de
Verkeerde omgang met de blaaskatheter. De katheter moet worden
materialen. Doorbreken van verwisseld, omdat de katheter anders
een bron vormt voor een nieuwe
het gesloten systeem.
infectie3.
Blaaskrampen
Verlies van de katheter.
3
© Vilans 12-07-2013
Ga na of er een kleinere maat
blaaskatheter mogelijk is en evalueer
het effect op de blaaskramp
Ballon is niet goed gevuld.
Verminder de inhoud van de
katheterballon en evalueer het effect op
de blaaskramp
Controleer of de hoeveelheid water in
de ballon voldoende is.
Onjuiste fixatie van een
katheter zonder ballon.
Controleer fixatie van de katheter
Katheterballon kan
leeggelopen zijn, toevallig
letsel.
Katheter moet zo snel mogelijk
vervangen worden omdat het
suprapubische kanaal dicht kan gaan.
Neem direct contact op met de
verpleegkundige of andere professional
die gespecialiseerd is in katheters om
de katheter opnieuw in te brengen.
Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
Achtergrondinformatie
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 3 (van 5)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 18
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Mogelijke problemen tijdens het verwijderen van de katheter
Probleem
Oorzaak
Ballon legen lukt niet.
Beschadigde of defecte klep Controleer de klep op beschadigingen.
in het kanaal van de ballon. Probeer 2-3 ml steriel water in het
ballonkanaal te spuiten om de verstopping
los te maken. Als dit niet lukt, gebruik dan
een spuit met naald om de vloeistof uit het
ballonkanaal te zuigen (boven de klep)
Obstructie in het kanaal.
Bevestig een spuit op het vulkanaal van de
katheter en laat deze gedurende 20-40
minuten erop zitten. Het effect van de
zwaartekracht zal het leeglopen bevorderen.
Als geen van bovenstaande acties succes
heeft, raadpleeg de arts.
Plooien in de ballon na
het leeglopen, met als
gevolg daarvan de
vorming van een
verdikking.
Pijn
Voorstel actie
Nadat de katheter verwijderd is, moet de
ballon worden geïnspecteerd om er zeker
van te zijn dat deze intact is en er geen
resten in de blaas zijn achtergebleven .
Ballon kan niet terugkomen Trek de katheter voorzichtig terug nadat de
in dezelfde vorm als vóór
ballon geleegd is, maar stop zodra u
het opblazen, hetgeen een weerstand voelt. Gebruik een spuit om 1-2
verdikte rand veroorzaakt. ml NaCl in de ballon te spuiten; deze actie
zal ervoor zorgen dat de scherpe randen
vervlakken. Het terugtrekken van de
katheter moet nu eenvoudiger zijn en het
ongemak voor de clënt en de kans op letsel
aan de urethra kleiner.
Verdikking (zoals
Het inbrengen van een anesthetische gel
hierboven), of gevoeligheid
(lignocaïne/lidocaïne) in de afvoeropening
bij de blaashals of in de
van de katheter 3-5 minuten vooraf aan het
urethra door de katheter.
verwijderen, kan de gevoeligheid bij de
blaashals verminderen. Let op dat er meer
dan 2-3 ml moet worden gebruikt, aangezien
deze hoeveelheid in de katheter achterblijft .
Let op: Als er fouten of problemen met het product zijn, is het van belang om contact op te
nemen met de fabrikant om hem op de hoogte te brengen van het probleem.
Mogelijke problemen na het verwijderen van de katheter
Probleem
Oorzaak
Voorstel actie
Frequent urineren en dysurie.
Ontsteking van het
urethraslijmvlies.
Zorg voor een vochtinname van 2-3 liter
per dag (30 ml/kg/dag). Informeer de
cliënt dat veel plassen en pijn bij het
plassen veel voorkomen, maar meestal
verdwijnen als iemand drie keer heeft
geplast. Informeer de arts als het
probleem blijft bestaan.
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 4 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Urineretentie.
Kleine hoeveelheden
bloed aan het begin, tijdens of
aan het einde van de
urinestroom van de cliënt.
Aandrang om te urineren
en niet op tijd bij het urinaal/toilet
komen.
Kleine hoeveelheden
(druppels of scheutjes)
urineverlies. Dit probleem moet
binnen enkele dagen minder
worden.
Nier- en blaaskatheterisatie 19
Blaas kan zich niet legen. Stimuleer de cliënt om meer vocht in te
Angst bij de cliënt.
nemen. Bied de cliënt een warm bad of
warme douche om de ontspanning te
bevorderen. Als dit niet helpt, palpeer de
blaas dan met de hand of doe een
bladderscan (indien mogelijk). Informeer
de arts als het probleem aanhoudt, want
dan moet de client mogelijk opnieuw
gekatheteriseerd worden.
Kleine beschadiging van Stimuleer de cliënt om meer vocht in te
het weefsel in de urethra. nemen. Stel de cliënt gerust dat dit
probleem geen kwaad kan.
Leg aan de cliënt uit dat dit meestal over
gaat binnen 24-48 uur. Zo niet:
urinekweek om urineweginfectie uit te
sluiten.
Geef de cliënt incontinentiemateriaal.
Leg uit dat dit meestal een kortdurende
complicatie is van katheterisatie.
Bronnen
„
Werkgroep Infectiepreventie (WIP): Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-,
woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009
„
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
„
Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
„
European Association of Urology Nursus (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische
verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de
urologische gezondheidszorg. 2012.
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 5 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 20
Zelfkatheterisatie
Intermitterende katheterisatie verdient de voorkeur boven een urethrale of suprapubische
verblijfskatheter. Met zelfkatheterisatie wordt ernaar gestreefd dat de cliënt een zo onafhankelijk
en normaal mogelijk leven kan leiden ondanks problemen aan het urinewegstelsel.
„
„
„
„
„
„
„
„
„
Bij het zelf inbrengen van een katheter volstaat een schone techniek, waarbij een goede
handhygiëne en wassen van de genitaliën met water volstaat.
Indien de cliënt zichzelf katheteriseert kan, bij een aantal merken, de katheter onder de kraan
worden gereinigd en worden hergebruikt 1 .
In het ziekenhuis wordt altijd een nieuwe steriele katheter gebruikt en ook niet op deze wijze
aangeleerd.
Bij het aanleren van zelfkatheterisatie is het zinvol om verschillende soorten katheters op
voorraad te hebben. Als een cliënt niet uit de voeten kan met het ene product kan een ander
uitgeprobeerd worden.
Zelfkatheterisatie kan zowel liggend op bed of staand toegepast worden.
De meest succesvolle positie om te katheteriseren is op het toilet, zittend op de toiletzitting of
staande boven het toilet waarbij de urine direct het toilet in loopt.
Dit is alleen mogelijk met cliënten die een goede rompbalans hebben en het geldt niet voor
cliënten in een rolstoel.
Een mannelijk cliënt leert zelfkatheterisatie bij voorkeur staand. Zorg er bij de eerste
instructie voor dat er een bed aanwezig is zodat hij kan gaan liggen als dat nodig is.
De meeste vrouwelijke cliënten leren zelfkatheterisatie op bed. Met behulp van een spiegel
kan de opening van de urethra worden gezien.
Vrouwen die moeite hebben met het spreiden van hun benen kunnen gebruik maken van
beenspreiders, ook kan kleding eventueel worden aangepast.
Bij rolstoelgebruiker is het belangrijk om de handeling zittend aan te leren in de rolstoel.
Gebruik een kleine onderlegger of maandverband om kleine lekkages op te vangen.
Als het niet mogelijk is om de urine direct weg te laten lopen in het toilet, maak dan gebruik
van urine-opvangzakken, katheterhouders en opvangbakjes.
Wijze van inbrengen bij de vrouw
Er zijn twee manieren om zelfkatheterisatie uit te voeren.
„
„
1
© Vilans 01-08-2013
De katheter wordt vastgehouden bij de trechter en met gebruik van een spiegel in de urethra
gebracht. Het voordeel van deze werkwijze is dat het stukje katheter dat in de urethra komt
niet wordt aangeraakt. Het beperkt wel het aantal plaatsen waar katheterisatie kan worden
uitgevoerd. Op den duur heeft men meestal geen spiegel meer nodig.
De katheter wordt “op gevoel” in gebracht (zoals bij tampongebruik). Het voordeel van deze
techniek is dat de handeling op elk willekeurig toilet uitgevoerd kan worden en ook met een
beperkte oogfunctie.
De Werkgroep Infectie Preventie doet hierover geen uitspraak.
Achtergrondinformatie
Zelfkatheterisatie: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 21
Specifieke hulpmiddelen bij zelfkatheterisatie
„
„
„
„
„
„
„
Klem of knijper
om katheter mee vast te houden; ook te gebruiken als ‘verlenging’ van de arm;
Meatus dilatatie ‘staafje’
een kort staafje bedoeld om de urethraopening open te houden;
Spiegeltje (met klittenband)
kleine spiegeltje voor beter zicht bij vrouwen, eventueel met klittenband waarme het
bevestigd wordt om het been (houd wel er wel rekening mee, dat de cliënt de handeling in
spiegelbeeld moet doen);
Ready-to-use katheter
gecoate katheter die al geactiveerd is, doordat er vloeistof is toegevoegd;
Broekafhouder
hulpmiddel voor rolstoelgebruikers om hun broek en ondergoed weg te houden van plaats
van handeling;
Beenspreider
hulpmiddel voor rolstoelgebruikers die ervoor zorgt dat tijdens het katheteriseren de benen uit
elkaar blijven staan.
Lofric Primo katheterset
set met katheter, geïntegreerde inbrengset, water en een ophangsysteem.
Bron
„
Protocol zelfkatheterisatie van de V&VN-continentieverpleegkundigen, 2006.(september
2008)
„
Patiëntinformatie ‘zelfkatheterisatie’ (Flevoziekenhuis) Juni, 2010.
© Vilans 01-08-2013
Achtergrondinformatie
Zelfkatheterisatie: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 22
Urethrastrictuur - plasbuisvernauwing
Een vernauwing van de plasbuis (urethra) wordt een urethrastrictuur genoemd. Die ontstaat
door beschadiging van het slijmvlies waarmee de plasbuis is bedekt. Dit kan op allerlei
manieren gebeuren.
Bijvoorbeeld door een val. Een val, als kind op de stang van de fiets, kan een beschadiging aan
het slijmvlies van de plasbuis tot gevolg hebben. Littekenweefsel hierdoor op latere leeftijd
vernauwt de plasbuis en vormt een zogenaamde ‘strictuur’.
Andere oorzaken van vernauwingen van de plasbuis zijn:
„
beschadigingen van het slijmvlies door het plaatsen van een katheter voor een operatie;
„
ontstekingen aan de penis;
„
een prostaatoperatie.
De plasbuisvernauwing begint meestal als kleine ringetjes en kan langzaam verergeren en
daarmee de plasbuis zelfs volledig blokkeren. Dit geeft plasproblemen. Vaak is de oorzaak niet
bekend.
Een strictuur geeft een verhoogde weerstand in de plasbuis. Naarmate de strictuur verergert
neemt de weerstand toe. Urine kan er dus minder gemakkelijk langs.
Om toch een goede urinestraal te houden gaat de blaas harder samentrekken. Dit geeft
pijnklachten.
Door de dagelijkse training van de blaas groeit de blaasspier. Na jaren wordt deze dikker en
ontstaan er uitstulpingen. Hierin blijft urine achter zodat er een verhoogd risico op
blaasontstekingen ontstaat.
Uiteindelijk functioneert de blaas niet meer en wordt plassen onmogelijk.
Behandeling van plasbuisvernauwing
De behandeling is afhankelijk van de plaats, lengte en de oorzaak van de strictuur. Elke
plasbuisvernauwing is anders. Een volledig onderzoek is nodig om tot een goed
behandeladvies te komen.
De volgende behandelingen zijn mogelijk:
„
Oprekken van de vernauwing d.m.v. een dilatatiekatheter (dilatatie).
Dilateren betekent ‘oprekken’ en houdt in dat een katheter (met een steeds breder wordende
diameter) regelmatig langs het nauwe gedeelte van de plasbuis moet gaan. Deze handeling
dient regelmatig te worden gedaan, omdat de vernauwingen steeds terugkeren. Bij voorkeur
leert de cliënt het zelf om de plasbuis op te rekken, ook wel ‘intermitterende zelfdilatatie’
genoemd.
„
Insnijden van de vernauwing (sachse interne urethrotomie).
„
Herstellen van de plasbuis (urethraplastiek).
„
Reconstructieve techniek bij lange vernauwing of vernauwing uiteinde plasbuis.
Bron
Website Slingeland Ziekenhuis (november, 2009).
„
Martinez-Pineiro, J.A., Carcamo, P., and Garcia Matres, M.J. et al (1997). Excision and
Anastomotic Repair for Urethral Stricture Disease: experience with 150 cases, European
Urology, vol.32, no.4, pp.433-41
„
© Vilans 27-08-2012
Achtergrondinformatie
Urethrastrictuur - urethravernauwing: 1 (van 1)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 23
Opvangen van urine voor onderzoek
Urine kan worden opgevangen voor diverse onderzoeken. Dit kan op verschillende manieren
worden gedaan, afhankelijk van het onderzoek.
Methodes urine opvangen
Voor het opvangen van urine worden hieronder twee methodes beschreven.
Spontane urine
De term 'spontaan' verwijst naar urine die zonder speciale maatregelen wordt opgevangen
tijdens de normale mictie. De urine kan in een onsteriel monsterpotje of opvangbuisje worden
opgevangen. Deze methode wordt gehanteerd bij onderzoek op bijvoorbeeld glucose, eiwit,
kreatinine.
Gewassen middenplas
Bij een gewassen middenplas worden de genitaliën eerst gewassen. Vervolgens wordt
'midstreamurine' opgevangen in een po en/of monsterpotje of opvangbuisje.
Midstream betekent dat de cliënt eerst begint met plassen en dit vervolgens onderbreekt. Het
vervolg van de plas wordt opgevangen. Dit is de zogenaamde midstreamurine. Nadat de
'midstreamurine' is opgevangen, plast de cliënt helemaal uit.
Katheterurine
Urine voor het nemen van een monster katheterurine voor laboratoriumonderzoek (bijvoorbeeld
kweek) mag niet uit de urinezak worden afgenomen 1 . De urine wordt met een spuit uit de
katheter of slang van de katheterzak afgenomen via het (naaldvrije) monsterafnamepunt. Het
systeem moet gesloten blijven. Het verbreken van het drainagesysteem kan bacteriën de
gelegenheid geven in het systeem te komen, een eerste stap op weg naar een
urineweginfectie 2 .
De techniek voor het afnemen van katheterurine verschilt voor:
„
1
2
© Vilans 06-01-2014
Katheter of slang van katheterzak met (naaldvrije) monsterafnamepunt (deze methode heeft
de voorkeur)
Voor afnemen van urine hebben deze katheters of katheterzakken de voorkeur. Klem de
verblijfskatheter of slang van katheterzak gedurende 15-30 minuten af onder
monsterafnamepunt. Desinfecteer het monsterafnamepunt met een gaasje met alcohol 70%,
om te voorkomen dat bacteriën in het drainagesysteem worden gebracht. Zuig met een spuit
de benodigde (meestal ongeveer 10 ml) urine via het monsterafnamepunt op1
Alleen grote hoeveelheden urine voor speciaal onderzoek (geen kweek) kunnen a-septisch
uit de urineopvangzak genomen worden.
Werkgroep Infectiepreventie: Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de
urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli
2006 en september 2006. Revisie: juli 2010.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004.
Revisie: september 2009
Achtergrondinformatie
Opvangen van urine voor onderzoek: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 24
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Foto katheterzak met afnamepunt in slang
„
katheter zonder (naaldvrije) monsterafnamepunt (deze methode heeft zeker niet de voorkeur)
Prik een katheter zelf aan (ga na of de katheter niet gaat lekken na het aanprikken). Klem de
katheter af gedurende 15-30 minuten. Desinfecteer de katheter net boven het punt waar hij
op de afvoerslang is aangesloten. Steek de naald onder een hoek van 45° door de katheter
en zuig een monster urine op. Prik de schacht van de katheter niet aan, omdat dan het
kanaal waardoor de ballon gevuld wordt, kapot kan gaan.
Urinekweek
Bij verdenking van een urineweginfectie waarvoor gerichte antibiotische behandeling nodig
wordt geacht, wordt een urinekweek afgenomen 3 .
Wanneer urine moet worden gekweekt, wordt de gewassen middenplas opgevangen in een
steriel monsterpotje.
Bij aanwezigheid van een katheter wordt de urine met een steriele spuit uit de katheter
afgenomen (zie katheterurine). Na het opzuigen van de urine wordt de urine overgebracht in
een steriel urinepotje.
Bij aanwezigheid van een externe katheter wordt deze verwijderd voordat een urinekweek wordt
afgenomen. Voor het verzamelen van de urine wordt de glanspenis schoongemaakt met een
wattenbol, gedrenkt in water uit een flink stromende kraan1.
Materialen voor opvangen van urine
De urine kan worden opgevangen in speciale urineopvangpotjes of buisjes. Voor kinderen
bestaan er opvangzakjes.
Opvangpotjes of buisjes
Naast urineopvangpotjes/monsterpotjes bestaan er ook opvangbuisjes.
Bijvoorbeeld de Monovette van Sarstedt. Zie voor tekening:
http://www.adltests.com/assets/files/pdf/Monovette_CINS_Letter.pdf (engels talig)
In het buisje wordt de urine opgezogen met behulp van een pijpje. Door na het opzuigen de
opzuigpijpje en de zuiger te verwijderen blijft er een afgesloten buisje over. In dit buisje gaat de
urine naar het laboratorium.
Urinocol of plaszakje
Een urinocol is een (steriel) opvangzakje voor zuigelingen of kinderen die nog niet zindelijk zijn.
Het bestaat uit een transparant zakje met een huidplaat, de flexibele huidplaat zorgt voor een
goede aansluiting op de huid rond de vagina of penis. De zakjes zijn voorzien van een aftap.
Met behulp van een spuit kan gemakkelijk een urinemonster afgenomen worden voor
onderzoek.
3
© Vilans 06-01-2014
Werkgroep Infectiepreventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woonen thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009 (www.wip.nl).
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010. www.wip.nl
Achtergrondinformatie
Opvangen van urine voor onderzoek: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 25
Testen van urine met behulp van urinesticks
Beoordeel de urine met behulp van een urinestick op bijvoorbeeld (de aanwezigheid van):
„
zuurgraad;
„
glucose;
„
ketonen;
„
leukocyten;
„
nitriet;
„
eiwit;
„
bloed.
Een urinestick wordt ook wel teststrip of teststrook genoemd. Op een urinestick zitten meerdere
testvelden met stoffen die reageren/verkleuren als ze in aanraking komen met bijvoorbeeld
leukocyten of rode bloedcellen in de urine, of die reageren op de zuurgraad van de urine. De
verkleuringen op de testvelden worden vergeleken met de kleurenschaal op het label van de
verpakking (zie afbeelding).
Foto van verpakking van teststrips met kleurenschaal
Het testen van urine gebeurt op indicatie van de arts. Overleg met de behandelend arts hoe
gehandeld moet worden op de uitslag van een urinetest.
Testen op urineweginfectie
De voornaamste indicatoren voor een urineweginfectie zijn leukocyten, nitriet en bloed.
Als de urinestick voor de test op nitriet en leukocyten reageert (een positieve uitslag geeft) dan
is een urineweginfectie waarschijnlijk.
Indien urine wordt getest uit een verblijfskatheter slaat de stick vrijwel altijd positief uit. Alleen
als er sprake is van specifieke klachten die wijzen in de richting van een urineweginfectie wordt
er actie ondernomen. Overleg met behandelend arts als er sprake is van koorts, onrust,
verwardheid of als de cliënt veel moet plassen.
© Vilans 06-01-2014
Achtergrondinformatie
Opvangen van urine voor onderzoek: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 26
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Spoelen van de katheter en/of de blaas
Ook al lijken de handelingen - op het eerste gezicht - veel op elkaar, er zit een groot verschil
tussen het doel van het spoelen van de blaas en het spoelen van de katheter:
„
Het spoelen van de katheter
heeft als doel de katheter doorgankelijk te houden door encrustratie (letterlijk ‘korstvorming’,
oftewel aanslag/verkalking aan de binnenkant van de katheter) en debrisvorming
(weefselvorming) te voorkomen en te verwijderen. Katheterspoelen is zinvol bij cliënten die snel
een verstopte blaaskatheter hebben. Katheterspoelen gebeurt altijd met een kleine
hoeveelheid spoelvloeistof.
„
Het spoelen van de blaas
heeft als doel medicatie aan te brengen aan de blaaswand (blaasinstillatie) of om bloedstolsels
of debris (bezinksel) uit de blaas te verwijderen. Spoelen om debris weg te halen, gebeurt altijd
met een ruime hoeveelheid spoelvloeistof 1 .
Oorzaken van en oplossingen voor verstopte katheter
Mogelijke oorzaken van een verstopte katheter
Oorzaken dat een katheter niet doorloopt kunnen zijn:
„
knik in de slang of afgeknelde slang;
„
urine-opvangzak hangt hoger dan het blaasniveau;
„
katheter ligt tegen de blaaswand waardoor de afvoeropeningen worden afgesloten,
bijvoorbeeld door zuigkrachten;
„
verkalking in de katheter;
„
debrisvorming (weefselvorming) in de katheter;
„
te weinig gedronken
„
constipatie
Elke oorzaak heeft een andere behandeling nodig. Het is dan ook van belang om de oorzaak van
de blokkade te achterhalen. Het regelmatig wisselen van de verblijfskatheters moet namelijk
worden voorkomen, het geeft een verhoogd risico op een infectie en ongemak voor de client.
Verkalking /encrustratie
Bij vermoeden van verkalking/encrustratie is het goed dit, na het verwijderen van de katheter, te
controleren door de katheter in de lengte open te snijden en te bestuderen.
Wat is er te zien?
Bij kalkvorming vormen zich kristallen rond de uitstroomopeningen, op de ballon en in het interne
lumen van de katheter.
foto: verkalking van de katheter¹
1
© Vilans 12-07-2013
Verenso. Richtlijn Blaaskatheters (2011).
Achtergrondinformatie
Spoelen van de katheter en/of blaas: 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Nier- en blaaskatheterisatie 27
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Om verkalking/encrustratie en dus het regelmatig verstoppen van de katheter te voorkomen,
wordt de katheter gespoeld met een zure spoelvloeistoef (bijvoorbeeld Solutio G/Suby G). De
zure spoelvloeistoef lost de aanslag op en houdt de katheter open.
Let op: Twee keer achter elkaar spoelen met kleinere hoeveelheden zure spoelvloeistof (2 x 10 50 ml) is effectiever dan een keer spoelen met een grote hoeveelheid (100 ml) en is minder
irriterend voor de blaas.
Wanneer spoelen met de spoelvloeistof Solutio G/Suby G niet voldoende effect heeft, is het
mogelijk om een korte periode met Solutio R te spoelen. De fabrikanten adviseren zowel bij
Solutio G/Suby G als bij Solutio R, 2 a 3 keer per week te spoelen. Solutio R is een spoelvoeistof
met een hogere zuurgraad dan Solutio G/Suby G.
Spoel hiermee niet langer dan twee weken 2 , omdat de hoge zuurgraad van Solutio R de
blaaswand kan irriteren.
Weefelvorming/debris
Als de katheter niet is verstopt door verkalking en er is wel weefselvorming (debris)
waarneembaar, dan is het heel goed mogelijk dat dit de oorzaak is van de verstopping.
Een verstopping door weefselvorming kan worden voorkomen, door de katheter regelmatig met
NaCl 0,9% te spoelen. Deze mechanische reiniging (door beweging, spoeling) met NaCl 0,9%
moet passief (zwaartekracht) gebeuren: Breng NaCl 0,9% in en laat de vloeistof direct weer
terugvloeien. Het direkt terugvloeien irriteert de blaaswand zo min mogelijk.
Katheterspoelen met een blaasspoelzakje of blaasspuit
Het spoelen van de katheter kan worden uitgevoerd met spoelvloeistof die uit een
blaasspoelzakje, uro-tainer twin bag (twee zakjes spoelvloeistof aan elkaar) of eventueel met een
blaasspuit (van 50 ml) wordt toegediend.
Bij het spoelen met blaasspoelzakjes is het risico op infectie geringer. Daarom verdient dit de
voorkeur boven het spoelen met een spuit. Voer het spoelen met of zonder katheterventiel altijd
op aseptische wijze (vrij van ziektekiemen) uit.
Spoel de katheter nooit als een ‘standaard preventieve maatregel’ omdat het loskoppelen van de
urine-opvangzak van de katheter iedere keer een infectierisico met zich meebrengt. Spoel
daarom alleen op voorschrift van de arts. Maak afspraken met de arts over de soort en de
hoeveelheid spoelvloeistof, de frequentie van het spoelen en de periode van het spoelen.
Breng de spoelvloeistof op lichaamstemperatuur in om blaasspasmen zoveel mogelijk te
voorkomen. Haal de spoelvloistof tijdig uit de koelkast en verwarm de spoelvloeistof indien nodig
door de verpakte zak in lauwwarm water te dompelen.
Laat - bij het toedienen - de spoelvloeistof inlopen door het spoelzakje of de spuit boven het
niveau van de blaas te houden. Als de spoelvloeistof niet spontaan inloopt, knijp dan licht in het
zakje of oefen met de stamper van de spuit lichte druk uit. Doe dit abslouut niet te hard.
Blaasspoelen
Bij blaasspoelen wordt een vloeistof via een (urethrale of suprapubische) verblijfskatheter in de
blaas gebracht.
Blaasspoelen vindt plaats om:
„
vlokken, gruis en/of stolsels te verwijderen;
„
met antibiotica ontstekingen te bestrijden (medicinale spoeling);
„
om met BCG of cytostatica kwaadaardige ontaarding van blaaspoliepen te voorkomen of terug
te dringen (medicinale spoeling).
2
© Vilans 12-07-2013
Bron: Kappert. Zorg voor een vlotte doorstroming’
Achtergrondinformatie
Spoelen van de katheter en/of blaas: 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 28
Spoelen van de blaas gebeurt alleen op indicatie van de arts. Voor het voorkomen van
urineweginfecties is routinematig blaasspoelen met antibiotica of desinfecterend middel niet
effectief¹. Wel is er bij het gebruik van chloorhexidine tijdens het spoelen kans op het ontstaan
van chloorhexidineresistente bacteriën 3 .
Blaasspoelen met blaasspoelzakje of blaasspuit
Blaasspoelingen kunnen uitgevoerd worden met een spoelzakje of blaasspuit. Ook is het mogelijk
om de spoeling doorlopend/continue te laten plaatsvinden met een spoelzak en afloopzak..
Bij medicinale spoelingen is het van belang dat de medicatie de blaaswand overal goed bereikt.
De cliënt wordt daarom aangeraden om regelmatig van houding te wisselen.
Voor alle vormen van blaasspoelen geldt dat het belangrijk is om de hoeveelheid uitgescheiden
vocht nauwkeurig bij te houden. Het vochtverlies via de katheter moet gelijk zijn aan of iets meer
zijn dan de ingebrachte hoeveelheid spoelvloeistof. Wanneer er meer vloeistof is ingebracht dan
de hoeveelheid uitgescheiden vocht, kan sprake zijn van een nierbeschadiging of een
blaasruptuur langs de hechtingen.
Controleer de inhoud van de urineopvangzak op hoeveelheid, bloedstolsels en veranderingen in
kleur. Dit verdient vooral aandacht wanneer gespoeld wordt tegen bloedingen.
De handeling van het spoelen van de blaas of het spoelen van de katheter komt overeen. Dus
ook bij het blaasspoelen geldt het volgende:
„
Het handmatig spoelen van de blaas kan worden uitgevoerd met spoelvloeistof die via een
blaasspoelzakje (50 of 100 ml) of eventueel met een blaasspuit (van 50 ml) wordt toegediend.
Bij het spoelen met een blaasspoelzakje is het risico op infectie geringer. Daarom verdient dit
de voorkeur boven het spoelen met een spuit.
Voer het spoelen met of zonder katheterventiel altijd op aseptische wijze (vrij van ziektekiemen)
uit.
„
„
„
Spoel de katheter nooit als een ‘standaard preventieve maatregel” omdat het loskoppelen van
de urine-opvangzak van de katheter iedere keer een infectierisico met zich meebrengt. Spoel
daarom alleen op voorschrift van de arts. Maak afspraken met de arts over de soort en de
hoeveelheid spoelvloeistof, de frequentie van het spoelen en de periode van het spoelen.
Breng de spoelvloeistof op lichaamstemperatuur 4 in om blaasspasmen zoveel mogelijk te
voorkomen. Haal de spoelvloistof tijdig uit de koelkast en verwarm de spoelvloeistof indien
nodig door de verpakte zak in lauwwarm water te dompelen.
Laat - bij het toedienen - de spoelvloeistof inlopen door het spoelzakje of de spuit boven het
niveau van de blaas te houden. Als de spoelvloeistof niet spontaan inloopt, knijp dan licht in het
zakje of oefen met de stamper van de spuit lichte druk uit. Doe dit abslouut niet te hard.
Blaasspoelen met gesloten systeem
Blaasspoelen met een gesloten systeem houdt in dat er continue spoeling plaatsvindt via een
speciaal druppelsysteem, een drielumenspoelkatheter en een urineopvangzak.
Door de blaas te spoelen met een gesloten systeem kan voorkomen worden dat de katheter
verstopt raakt met bloedstolsels die zich vormen in de blaas. Ook kan blaasspoeling met gesloten
systeem worden verricht om een geïrriteerde of ontstoken blaaswand te behandelen.
Het lichte tamponade-effect van het ononderbroken inbrengen van spoelvloeistof door een derde
katheterkanaal, kan tevens helpen een veneuze bloeding te voorkomen.
3
Werkgroep Infectiepreventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg.
Maart 2004. Revisie: september 2009.
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep
Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli
2010.
4
V&VN Urologie Verpleegkundigen, protocollen, blaasspoelen, http://www.urologie.venvn.nl/
(externe link).
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Spoelen van de katheter en/of blaas: 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 29
Meestal wordt de katheter direct na de operatie door de arts ingebracht. Na een blaas- of
prostaatoperatie wordt vaak gespoeld met een fysiologische zoutoplossing.
Een oplossing met antibioticum wordt gebruikt om een infectie te behandelen.
Aandachts- en observatiepunten bij katheter- en/of blaasspoelen
„
„
„
„
„
De spoelvloeistof moet gemakkelijk, zonder tegendruk of weerstand in lopen.
Blaaskrampen
Meestal ontstaan blaaskrampen door het te snel toedienen of door te koude spoelvloeistof.
Breng daarom de spoelvloeistof rustig en op lichaamstemperatuur (37 graden Celcius) in.
Vraag de cliënt te zuchten tijdens het inlopen van de spoelvloeistof.
Urineweginfectie of blaasontsteking
Doordat er iedere keer een open verbinding met de buitenlucht ontstaat, kunnen bacteriën
gemakkelijk naar binnen gebracht worden en een infectie veroorzaken.
Preventieve maatregelen en oplossingen:
– aseptisch werken
– desinfecteer het uiteinde van de katheter aan de binnenkant en het uiteinde van de
urineopvangzak aan de buitenkant
– het uiteinde van de katheter én het uiteinde van het spoelzakje mogen niet met de handen
aangeraakt worden.
Beschadigingen van de blaaswand
Doordat met kracht de spoelvloeistof wordt ingebracht of door de prikkelende werking van de
vloeistof kan de blaaswand geïrriteerd raken.
Preventieve maatregel: Laat de spoelvloeistof langzaam inlopen.
Bron
Kappert, M. (2010). Zorg voor een vlotte doorstroming
Zorg voor een vlotte doorstroming (externe link) 21-02-2011
„
Informatie van W. Morrison, productspecialist BARD-n.v., mei 2008.
„
Protocol ‘Het reinigen van de blaas, waarbij stolsels uit de blaas worden gespoeld en/of het
doorgankelijk houden van de verblijfskatheter.
http://www.urologie.venvn.nl/ (externe link)
„
Verenso (2011). Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met
complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011.
„
Braun (2011). Uro-Tainer katheteronderhoud. Gids naar het juiste behandelplan.
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
„
© Vilans 12-07-2013
Achtergrondinformatie
Spoelen van de katheter en/of blaas: 4 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 30
Blaasinstillatie
Blaasinstillatie 1 of blaasspoeling houdt in dat via een eenmalig ingebrachte katheter cytostatica
(chemotherapie), BCG-vloeistof (immunotherapie) of andere medicatie in de blaas wordt
gebracht, nadat de blaas eerst geleegd is. Als de blaas goed leeg blijft kunnen de medicijnen de
hele blaaswand bereiken en hebben daardoor een beter effect. Vooraf en tijdens de spoeling
moet daarom zo weinig mogelijk gedronken worden.
Blaasinstillatie met cytostatica kan onder bepaalde voorwaarden ook thuis worden uitgevoerd.
Goede afspraken en afstemming met de apotheker over de levering van het cytostaticum of
ander medicatie, met de specialist en de cliënt over de voorwaarden waaronder de
thuisbehandeling kan plaatsvinden en de juiste beschermende maatregelen voor degene die de
medicatie toedient, zijn van belang voor het veilig en verantwoord uitvoeren. De afspraken zijn
veelal in samenwerkingsprotocollen vastgelegd.
De eerste behandeling vindt altijd in het ziekenhuis plaats.
Methodes van blaasinstillatie
Om blaasinstillatie veilig en verantwoord plaats te laten vinden, is speciale aandacht nodig voor
het te gebruiken materiaal en de wijze van toediening. Uitgangspunt hierbij is dat het risico van
morsen van instillatievloeistof en aantal handelingen met betrekking tot de bereiding en
toediening tot een minimum worden beperkt.
Voor het toedienen van cytostatica wordt veelal eenmalig een speciale katheter ingebracht met
een male luerlockaansluiting.
Vervolgens kan cytostatica worden toegediend door middel van een:
„
Perfusor-injectiespuit: een spuit met terugslagventiel, dat ervoor zorgt dat de cytostatica
slechts in een richting kan stromen; van spuit naar katheter;
„
blaasspoelzakje met Connectset: aan het blaasspoelzakje zit een speciaal aanprikpunt
waarin de Connectset kan worden aangesloten. Met behulp van de Connectset wordt een
gesloten systeem gecreëerd.
In de geprotocolleerde werkinstructies is de blaasinstillatie met behulp van de Perfusor-spuit
uitgewerkt.
Aandachtspunten bij blaasinstillatie met cytostatica
Bij blaasinstillatie met cytostatica zijn de volgende aandachtspunten van belang:
„
De frequentie van blaasinstillatie is volgens voorschrift van de arts.
„
Degene die de blaasinstillatie uitvoert, dient ervoor te zorgen dat hij/zij niet in contact komt
met het cytostaticum. Tref daarvoor beschermende maatregelen.
„
Er dient een calamiteitenset klaar te staan om maatregelen te treffen wanneer er cytostatica
wordt gemorst.
„
De apotheek vult de spuit met cytostaticum.
„
De gevulde spuit wordt in een goed sluitende verpakking in de koelkast bewaard. Leg hem 2
uur voor gebruik buiten de koelkast.
„
De ingebrachte katheter wordt gefixeerd om te voorkomen dat die uit de blaas glijdt.
„
Na toediening van het cytostaticum wordt lucht in de blaas gespoten, om het cytostaticum dat
zich in de katheter bevindt ook in de blaas terecht te laten komen.
„
De katheter dient na toediening van de cytostatica voorzichtig te worden verwijderd. Voorkom
dat er cytostaticum uit de katheter druppelt. Vouw de katether niet dubbel.
1
© Vilans 28-08-2012
Voor blaasinstillatie geldt dat de algemene Richtlijnen Cytostatica gelden.
Achtergrondinformatie
Blaasinstillatie: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
„
„
„
„
© Vilans 28-08-2012
Nier- en blaaskatheterisatie 31
Na het verwijderen van de katheter moet de cliënt proberen de urine twee uur op te houden.
Gedurende deze periode heeft het de voorkeur dat de cliënt loopt of draait, zodat de
cytostatica zo goed mogelijk wordt verspreid in de blaas.
Bij (risico voor) urineverlies kan de cliënt opvangmateriaal in het ondergoed dragen.
Mannen wordt geadviseerd om de eerste 6 uren na instillatie zittend te urineren en twee keer
door te trekken met het deksel van het toilet gesloten, of terwijl hij nog op het toilet zit (zie
Randvoorwaarden; Omgaan met excreta na cytostaticabehandeling).
De eerst 2-3 dagen na de blaasinstillatie dienen de genitaliën na iedere keer urineren te
worden gewassen. Ook dient het toilet na gebruik te worden gereinigd.
Tijdens deze 2-3 dagen wordt geadviseerd geen geslachtsgemeenschap te hebben.
Achtergrondinformatie
Blaasinstillatie: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 32
Nefrostomiekatheter
De nieren zorgen voor de productie van urine, die vervolgens via de ureters naar de blaas wordt
afgevoerd. Deze afvoer naar de blaas kan om verschillende redenen belemmerd zijn. Een
nefrostomiekatheter, een katheter die via de huid (percutaan) in de nier is ingebracht, kan deze
afvoerbelemmering opheffen.
Een andere mogelijkheid om een afvoerbelemmering op te heffen is het inbrengen van een
ureterkatheter (katheter in de afvoerbuis van de nier naar de blaas). Deze wordt hier niet verder
uitgewerkt.
Indicaties nefrostomiekatheter
Een nefrostomiekatheter wordt ingebracht wanneer de afvoer van urine naar de blaas
belemmerd is. Dit kan zijn door:
„
stuwing van de nier, met of zonder infectie;
„
stenen in nier of ureter;
„
vernauwing van de ureter (strictuur of stenose);
„
tumorgroei in ureter, blaas of prostaat.
Een nefrostomiekatheter kan voor korte of langere tijd zijn ingebracht, afhankelijk van de
indicatie en conditie van de patiënt. Soms is een nefrostomiekatheter nodig voorafgaand aan
een operatie, zodat de overbelaste nier en/of ureter eerst tot rust kan komen, waarna
vervolgens het eigenlijke probleem wordt verholpen.
Postoperatief kan een nefrostomiekatheter nodig zijn totdat de normale mictie weer is hersteld.
Inbrengen van een nefrostomiekatheter
Een nefrostomiekatheter wordt ingebracht onder steriele omstandigheden, onder plaatselijke
verdoving. Ook kan de nefrostomiekatheter worden ingebracht tijdens een operatie.
Het inbrengen gebeurt onder geleide van echografie of onder geleide van röntgendoorlichting
met gebruik van contrastvloeistof. De nier wordt aangeprikt met een holle naald, wat pijnlijk kan
zijn. Vervolgens wordt een voerdraad opgevoerd en wordt het nefrostomiekanaal gedilateerd
(=verwijd). Hoever gedilateerd wordt, hangt af van de diameter van de in te brengen
nefrostomiekatheter. Na het dilateren wordt de katheter ingebracht. De katheter wordt inwendig
gefixeerd door middel van een ballon of krul aan de katheter. Aan de buitenzijde wordt de
katheter meestal gefixeerd met een hechting of een drainfix. De hechting wordt later wel of niet
verwijderd, altijd in overleg met de arts.
Aan de katheter wordt een adapter bevestigd, waarmee vervolgens de katheter op de
urineopvangzak kan worden aangesloten.
Verzorgen van een nefrostomiekatheter
De insteekopening van de nefrostomiekatheter wordt de eerste 5 dagen, wanneer er nog
sprake is van een wond, dagelijks verzorgd 1 . De katheter wordt beschermd met een steriel
splitcompres. Het steriele gaasje wordt ten minste eenmaal per dag en bij iedere verontreiniging
vervangen.
1
De Werkgroep Infectiepreventie heeft in de richtlijnen voor verpleeghuis-, woon- en thuiszorg
en ziekeknhuizen geen informatie opgenomen over omgaan met een nefrostomiekatheter.
T.a.v. de verzorging van de nefrostomiekatheter is de richtlijn m.b.t. de suprapubische katheter
gevolgd.
© Vilans 07-06-2013
Achtergrondinformatie
Nefrostomiekatheter: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 33
Er zijn kant-en-klaarsystemen voor het afplakken van een drain/katheter, bijvoorbeeld DrainFix®-fixatiepleister. De pleister bevat hydrocolloïd, dat vocht uit de insteekopening absorbeert.
De pleister kan tot een ongeveer een week blijven zitten. Met de pleister kan worden gedoucht.
Desinfecterende zalf wordt alleen gebruikt op indicatie van de arts.
Wanneer de insteekopening droog is, kan worden volstaan met wassen met water. Douchen
met een nefrostomiekatheter is geen bezwaar.
Verwisselen van een nefrostomiekatheter
Wanneer de nefrostomiekatheter voor langere tijd of permanent in situ blijft, dient deze
regelmatig, meestal om de 6 weken, te worden verwisseld. Doordat een fistel is gevormd, kan
deze wisseling gemakkelijk plaatsvinden. Controle van de ligging vindt plaats door middel van
röntgendoorlichting of echografie.
Verwijderen van een nefrostomiekatheter
Een nefrostomiekatheter blijft in de nier totdat urine weer op een normale wijze geloosd kan
worden en de nier niet meer bedreigd wordt. Het moment en de wijze waarop vindt plaats in
overleg met de behandelend arts.
In het geval dat een nefrostomiekatheter blijvend wordt verwijderd sluit de fistel zich normaal
gesproken spontaan tussen 1 – 6 uur. Als de fistel zich niet sluit kan het wondje verzorgd
worden als een rode of gele wond 2 .
Spoelen van een nefrostomiekatheter
Om te voorkomen dat de nefrostomiekatheter verstopt raakt, wordt de katheter gespoeld, op
voorschrift van de arts.
De katheter wordt gespoeld met NaCl 0,9%. De hoeveelheid NaCl 0,9% samen met de arts
vastgesteld. Teveel NaCl 0,9% kan de druk in de nieren verhogen en beschadigingen
veroorzaken. Tussen de katheter en de urineopvangzak kan een driewegkraantje zijn geplaatst
om het spoelen mogelijk te maken en het systeem zo gesloten mogelijk te houden.
Aandachtspunten en complicaties nefrostomiekatheter
De volgende aandachtspunten zijn van belang.
„
Fixatie van de nefrostomiekatheter. De nefrostomiekatheter dient stevig te zijn gefixeerd met
een drainfix of met gaas en pleister. Let bij de fixatie ook op een vrije afloop van urine,
voorkom knikken in de slang. Zorg er tevens voor dat geen tractie op de katheter wordt
uitgeoefend.
„
Observatie van de urineafvoer. Pijnklachten kunnen wijzen op stuwing in de nier. Let op een
vrije afvoer van urine, zie ook hierboven. Indien de katheter nergens afgeknikt is, maar de
urineafvoer toch stagneert, kan in overleg met de arts worden besloten de
nefrostomiekatheter te spoelen.
Complicaties nefrostomiekatheter
De volgende complicaties kunnen optreden bij een nefrostomiekatheter:
„
nabloeding;
„
infectie;
„
lekkage;
„
verschuiven of uitvallen van de katheter.
2
© Vilans 07-06-2013
WCS wondenboek.
Achtergrondinformatie
Nefrostomiekatheter: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 34
Nabloeding bij nefrostomiekatheter
Een nabloeding kan kort na het inbrengen van de nefrostomiekatheter optreden, als gevolg van
het dilateren. Meestal houdt de bloeding vanzelf op. Indien niet, dan arts waarschuwen.
Infectie bij nefrostomiekatheter
Uit oogpunt van infectiepreventie is aseptisch werken van belang. Hier gelden dezelfde
voorzorgsmaatregelen als bij een blaaskatheter.
Er kan infectie optreden van de insteekopening. Ook kan een nierbekkenontsteking ontstaan
doordat bacteriën via de nefrostomiekatheter naar binnen zijn gedrongen. Roodheid of pus
rondom de insteekopening, pijn en koorts kunnen wijzen op infectie van de insteekopening.
Verschijnselen van nierbekkenontsteking zijn koorts met koude rillingen en hevige pijn in de rug.
Waarschuw de arts bij tekenen van infectie.
Lekkage rond de insteekopening nefrostomiekatheter
Ten gevolge van de punctie kan lekkage van urine optreden. Lekkage is te merken doordat
verband en kleding nat worden.
Controleer ook of de katheter goed afloopt. Een knik in de katheterslang kan de afvoer zodanig
belemmeren dat urine langs de insteekopening lekt.
Waarschuw de arts wanneer lekkage blijft bestaan.
Verschuiven of uitvallen van de nefrostomiekatheter
De nefrostomiekatheter kan verschuiven of uitvallen, ondanks fixatie. Waarschuw dan meteen
de arts.
De nefrostomiekatheter moet opnieuw worden ingebracht. Wanneer de katheter er langer dan
10 dagen zit, kan deze gemakkelijk opnieuw worden ingebracht omdat inmiddels een fistel is
gevormd. Indien de katheter eerder uitvalt, dient de katheter opnieuw te worden ingebracht
zoals de eerste keer.
In geval van verschuiven: niet aan de drain trekken of duwen, maar zo strak mogelijk op de huid
verbinden.
Bron
„
Boele H, Riemens-Vuik E. Urologische chirurgie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg,
2002.
„
Nederlandse Vereniging voor urologie. Patiëntenfolder Nier. (www.urolog.nl, externe link).
„
Nederlandse Vereniging voor urologie. Patiëntenfolder Nefrostomiekatheter. (www.urolog.nl ,
externe link).
„
Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Protocol verzorgen van nefrostomiekatheter.
© Vilans 07-06-2013
Achtergrondinformatie
Nefrostomiekatheter: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 35
Urinestoma, urinereservoir, deviatie urinewegen, Mitrofanoff
Een urinestoma is een kunstmatige uitgang van de urinewegen. Een urinestoma wordt
aangelegd wanneer de urine het lichaam niet meer via de natuurlijk weg (blaas en urinewegen)
kan verlaten.
Het verwijderen van de blaas (cystectomie) wordt veelal uitgevoerd vanwege blaaskanker of
ernstige functiebeperkingen van de blaas.
Er wordt een onderscheid gemaakt in een incontinent en een continent urinestoma.
Incontinent urinestoma (deviatie volgens Bricker)
Voor een incontinent urinestoma wordt een stukje dunne darm van ongeveer 10 tot 15
centimeter gebruikt. De twee urineleiders worden aan een zijde van dit stukje darm gehecht en
de andere zijde wordt door de buikwand gehaald en ingehecht. Het stukje darm behoudt zijn
samentrekkende beweging, waardoor de urine naar buiten wordt geperst. De stoma bevat geen
kringspier en een reservoir ontbreekt, waardoor de urine constant en direct in het opvangzakje
op de buik loopt. In de meeste gevallen is de plaats van de stoma rechts op de onderbuik.
Continent urinestoma (bijvoorbeeld Indiana pouch)
Bij een continent urinestoma wordt de urine opgevangen in een nieuw reservoir in het lichaam.
Dit reservoir is gemaakt van een stuk darm of de blaas van de cliënt. Het reservoir moet op
bepaalde tijden worden geleegd door katheteriseren. Hierbij gaat een slangetje via een gaatje in
de buikwand (de stoma) naar binnen. De stoma wordt eventueel afgedekt met een pleister of
een gaasje. Het is niet nodig opvangzakjes te dragen.
De volgende omleidingen worden in dit hoofdstuk beschreven:
„
„
Incontinent urinestoma
– Bricker
Continent urinestoma
– Indiana Pouch
– Neoblaas
– Mitrofanoff stoma
Bricker
De deviatie volgens Bricker is een omleiding van de urinewegen via een nieuwe uitgang
(incontinent stoma). Er wordt een klein stuk darm losgemaakt uit het darmstelsel, hierin worden
de urineleiders geïmplanteerd. De darm wordt vervolgens via een stoma in de buik naar buiten
geleid en vastgehecht aan de buikwand. In een voortdurende stroom loopt de urine vanuit de
nieren door de urineleiders en de nieuw gevormde stoma naar buiten in een urinestomazakje.
Tekening urinestoma
© Vilans 15-08-2013
Achtergrondinformatie
Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 36
Normaal is urine helder, bij een urinestoma is de urine vermengd met wat slijm uit de darm.
Deze slijmafscheiding is blijven.
De voorkeursplaats van de urinestoma is de rechterhelft van de onderbuik, onder de broek of
rok. Een goed passende huidplaat voorkomt irritatie direct rondom de urinestoma.
Cliënt met een deviatie volgens Bricker:
„
kan niet meer via de natuurlijke weg urineren;
„
heeft geen controle meer over het urineren;
„
moet een urinestomazakje dragen om de urine op te vangen. Dit zakje kan overdag geleegd
worden en ’s nachts aangesloten worden op een nachtopvangzak.
Indiana Pouch
Tekening Indiana Pouch
Een Indiana Pouch is een omleiding via een nieuwe uitgang naar buiten door middel van een
inwendig reservoir (continent stoma). De urineleiders worden van de blaas losgemaakt en
geïmplanteerd op een stuk geïsoleerde darm (overgang dunne in dikke darm). Op de overgang
van de dunne- naar de dikke darm bevindt zich een klep (klep van Bauhini) die het
terugstromen van de ontlasting naar de dunne darm voorkomt. Deze natuurlijk klep wordt
gebruikt om lekkage vanuit het reservoir te voorkomen. Het ene deel van het stuk darm
(meestal stuk dikke darm) dient als reservoir. Het uiteinde van het stukje darm (meestel stuk
dunne darm) wordt via een opening naar buiten geleid en vastgehecht aan de buikwand
(grootte van een 5 eurocent munt). Op deze wijze loopt een voortdurende stroom urine vanuit
de nieren naar het reservoir. Het reservoir dient regelmatig (4-6x daags) geleegd te worden met
behulp van een katheter, dat het klepmechanisme gemakkelijk kan passeren.
De voorkeursplaats van de uitgang van de urinepouch is in de navel of in de rechter helft van de
onderbuik, onder de rok of broek.
Cliënt met een Indiana Pouch:
„
kan niet meer via de natuurlijke weg urineren;
„
heeft het urineren door het legen van het reservoir met behulp van de katheter zelf onder
controle;
„
dient rekening te houden met het tijdig legen van het reservoir;
„
voelt geen aandrang;
„
moet eventueel (zeker in het begin) het reservoir ook ’s nachts legen;
„
moet het reservoir mogelijk spoelen in verband met slijmophoping;
„
heeft op termijn kans op infecties of steenvorming;
„
dient altijd een katheter bij zich te hebben;
„
hoeft in principe geen stomazakje te dragen;
„
draagt over de uitgang een pleister ter bescherming van de kleding;
„
heeft normale bewegingsvrijheid.
© Vilans 15-08-2013
Achtergrondinformatie
Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 37
Neoblaas
Een neoblaas is een urinereservoir, gemaakt van stuk darm, dat rechtstreeks is aangesloten op
de natuurlijke plasbuis (urethra). Er wordt dus geen stoma aangelegd. De urineleiders worden
van de blaas losgemaakt en na het verwijderen van de blaas aangesloten op een nieuw
Tekening: neoblaas
gevormd reservoir (neoblaas). Dit reservoir wordt met een vrijgemaakt stuk darm van ongeveer
40-60 cm zodanig geconstrueerd, dat het een nieuwe blaas vormt. Op deze wijze loopt een
voortdurende stroom urine vanuit de nieren naar de neoblaas. De intact gebleven kringspier
zorg voor de natuurlijke controle over het urineren. De neoblaas bezit niet de eigenschap van
een normale blaas om tijdens het plassen samen te trekken. Het legen van de neoblaas
gebeurt door het ontspannen van de kringspier en de druk van de buikpers.
Cliënt met Neoblaas:
kan via de natuurlijke weg urineren;
„
heeft, als de neoblaas en spieren goed functioneren, het urineren zelf onder controle. De
kans bestaat dat, bij nog onvoldoende krachtbeheersing van de bekkenbodemspieren,
tijdelijk onvoldoende controle over het urineren mogelijk is;
„
heeft de kans dat bij onvoldoende vermogen om de neoblaas goed te legen, de
achtergebleven urine met behulp van een katheter moet aflopen;
„
heeft op termijn kans op infecties of steenvorming;
„
heeft normale bewegingsvrijheid.
„
Mitrofanoff stoma
Bij een Mitrofanoff stoma (continent stoma) wordt er een verbinding gemaakt tussen buikwand
en de blaas. De verbindingsbuis wordt gemaakt van een stukje blindedarm. De verbinding komt
bovenin de blaas binnen. In het meest ideaal geval wordt de uitgang in de navel gehecht. Er is
dan van de buitenkant bijna niets te zien. Of er komt een kleine opening op de buikwand en dat
lijkt dan ook op een ‘naveltje’.
Via een katheter kan de blaas worden geleegd op momenten dat de blaas vol zit of op basis
van een bepaald schema. In de ‘verbindingsbuis’ die uiteindelijk in de navel uitkomt zit geen
klepje dat de urine moet tegenhouden. De buis wordt dichtgedrukt door de druk in de blaas. Pas
bij het katheteriseren wordt de verbinding geopend en kan de urine naar buiten komen.
Deze techniek wordt vooral aangelegd bij kinderen met spina bifida (open ruggetje). Kinderen
die hierdoor geen gevoel in hun bekkengebied hebben en waarbij de zenuwfuncties zijn
verstoord, hebben altijd problemen met plassen en de ontlasting. Jongens zijn gemakkelijker te
katheteriseren dan meisjes. Zit een meisje in een rolstoel, dan kan het nóg lastiger zijn om de
katheter in de plasbuis aan te brengen. Het is na verloop van tijd niet alleen de vader of de
moeder die het kind daarbij helpt, maar er komen allerlei hulpverleners aan te pas. Dat kan
nogal ingrijpend zijn. Vanwege de privacy, en soms ook het gemak, wordt dan gekozen voor
een Mitrofanoff stoma.
© Vilans 15-08-2013
Achtergrondinformatie
Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 38
Cliënt met een Mitrofanoff stoma:
„
kan niet meer via de natuurlijke weg urineren;
„
dient rekening te houden met het tijdig legen van de blaas;
„
moet de blaas zoveel mogelijk spoelen;
„
heeft op termijn kans op infecties of steenvorming;
„
dient altijd een katheter bij zich te hebben;
„
hoeft geen stomazakje te dragen;
„
draagt zo nodig over de uitgang een stomapleister ter bescherming van de kleding;
„
heeft normale bewegingsvrijheid.
Bronnen:
Nij Smellinghe, ziekenhuis Drachten. Als uw blaas moet worden weggenomen.
Patiëntenvoorlichting. juli 2004.
„
AMC. Blaasverwijdering via een buikoperatie. Patiëntenfolder. April 2006.
„
‘Een elegante oplossing’ (maart 2009). Bladzijde 24-25. Tijdschrift De praktijk
„
www.stomaatje.nl (externe link, januari 2010)
„
UMC St. Radboud. Patiëntenfolder ‘Continent urinestoma: Mitrofanoff en Monti procedure’.
„
www.erasmusmc.nl (externe link, januari 2010)
„
www.umcg.nl (externe link, januari 2010)
„
© Vilans 15-08-2013
Achtergrondinformatie
Urinestoma, urinereservoir en deviatie urinewegen: 4 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 39
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD)
CAPD is een nierfunctievervangende therapie waarbij het bloed van de cliënt wordt gezuiverd
en gefilterd via buikholte en buikvlies. De cliënt kan de behandeling thuis uitvoeren zonder
afhankelijk te zijn van ingewikkelde apparatuur.
Behandeling bij functiestoornis van de nieren
Als de nieren, door welke oorzaak dan ook, hun functie niet meer kunnen vervullen, zijn er drie
soorten behandelingen mogelijk:
„
Hemodialyse (= kunstnierbehandeling)
Aan het lichaam wordt bloed onttrokken, dit wordt met behulp van een kunstnier gereinigd.
„
Peritoneaal dialyse (= spoeling via het buikvlies)
– Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD)
Afhankelijk van lichaamsgewicht en buikomvang van de cliënt wordt 1,5-2,5 liter
spoelvloeistof in de buik van de cliënt gebracht. Deze vloeistof wordt 3 - 6 maal per dag
vervangen. Het wisselen van een zak duurt ongeveer 30 minuten. De eerste vervanging
vindt ’s morgens vroeg plaats en de laatste vervanging ’s avonds voordat de cliënt gaat
slapen. Continu wijst erop dat de behandeling doorlopend geschiedt, dus elke dag en 7
dagen per week. De behandeling kan door de cliënt of door zijn/haar partner worden
uitgevoerd. Voor de behandeling is de cliënt niet gebonden aan een bepaalde plaats
(ambulant).
– Continue Cyclische Peritoneaal Dialyse (CCPD) of automatische Peritoneaal Dialyse
(APD) Deze techniek berust op hetzelfde principe zij het dat gebruik wordt gemaakt van
een machine (cycler), die de vloeistof in de buik automatisch vervangt, wanneer de cliënt
er ’s nachts op aangesloten is. Na de laatste wisseling kan met een volle of een lege buik
worden afgesloten. Dit is afhankelijk van het behandelplan dat de arts bepaalt. De cycler
regelt de verwarming, de inloop, de hoeveelheid, de verblijfsduur en de uitloop van de
vloeistof.
Het voordeel van CCPD is dat het risico op infectie (peritonitis) kleiner is omdat de
spoelvloeistof minder vaak gewisseld hoeft te worden dan bij CAPD. Ook geeft CCPD
overdag meer bewegingsvrijheid. CAPD geeft minder beperkingen ’s nachts zoals meer
bewegingsvrijheid en een betere nachtrust. Het nadeel is dat men altijd met de behandeling
bezig is.
„
Niertransplantatie
De functie van de nier die niet meer functioneert, wordt overgenomen door een donornier, die
in de lies geplaatst wordt. De oude nier blijft op de huidige plek.
Uitvoering CAPD
Het doel van CAPD
Het doel van CAPD is het bloed van de cliënt te ontdoen van afvalstoffen, water en overtollige
zouten. Er worden zouten toegevoegd en de zuurgraad (pH) van het bloed wordt geregeld.
Hiervoor wordt een vloeistof, dialysaat genoemd, in de buik gebracht, via het buikvlies is er een
uitwisseling van afvalstoffen vanuit het bloed naar de vloeistof 1 2 .
1
2
© Vilans 28-08-2012
Peritoneale dialyse, Patiënteninformatie en opleiding, AZ Sint-Lucas, 2006 www.azstlucas.be
(externe link)
C.F.H. Versluijs et al., dialyse verpleegkunde, 1995
Achtergrondinformatie
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 40
Indicaties CAPD
„
nierfunctievervangende behandeling bij cliënten met ernstige nierinsufficiëntie;
„
overbrugging van de tijdelijke nierfunctiestoornis na een niertransplantatie.
De laatste jaren zijn suikerziekte en hart- en vaatziekten de meest voorkomende oorzaak van
chronische nierinsufficiëntie waardoor cliënten uiteindelijk nierfunctievervangende therapie
nodig hebben 1 .
Contra-indicaties CAPD
Contra-indicaties voor Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse in het algemeen zijn:
„
onvoldoende functie van het peritoneum;
„
diverticulitis of andere chronische darmziekten.
Verder zijn contra-indicaties voor Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse in de thuissituatie:
onvoldoende zelfdiscipline om de dagelijkse spoelingen te kunnen (laten) uitvoeren;
„
onvoldoende hygiënische omstandigheden thuis.
„
Werking van CAPD
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse gebeurt in het lichaam zelf. Het bloed wordt gezuiverd
door het laten inlopen van een speciale vloeistof (= dialysaat) in de buikholte.
Overtollig vocht en afvalstoffen uit het bloed van de cliënt kunnen/gaan door het buikvlies naar
de vloeistof in de buikholte.
Het buikvlies (=peritoneum) is een halfdoorlaatbaar vlies dat de buikorganen omgeeft.
Het heeft een oppervlakte van ongeveer 2 m² en bevat veel kleine bloedvaatjes, capillairen.
Deze vormen een scheidingsmembraan tussen bloed en buikholte. Het membraan heeft de
eigenschap dat het sommige stoffen wel en andere niet doorlaat; water, overtollige zouten en
afvalstoffen zoals ureum wel, maar eiwitten (bouwstoffen voor het lichaam) veel minder of niet.
Via het buikvlies worden overtollig vocht en afvalstoffen uit het lichaam afgegeven aan de
spoelvloeistof. Na enkele uren is de spoelvloeistof verzadigd met overtollig vocht en
afvalstoffen. De verzadigde spoelvloeistof wordt afgetapt en verse spoelvloeistof wordt
ingebracht.
Om het buikvlies voor dialyse te kunnen gebruiken, is een toegangsweg naar de buikholte
nodig. Hiervoor wordt een dialysekatheter in de buik ingebracht tijdens een kleine ingreep. Een
deel van de katheter ligt tussen de huid en het buikvlies en hecht zich vast aan het onderhuids
weefsel. Door de katheter kan dan de dialysevloeistof in- en uitlopen.
Dialysaat (spoelvloeistof)
Bij de dialyse wordt de buikholte gevuld met een verwarmde spoelvloeistof (dialysaat). In dit
dialysaat kunnen diverse stoffen in een verschillende concentratie aanwezig zijn. In de
spoelvloeistof zit onder andere glucose, waardoor deze een aanzuigende werking heeft.
Hierdoor zal vanuit het bloed vocht met zouten, zuren en afvalstoffen aan de spoelvloeistof
worden afgegeven.
De laagste concentratie glucose (1,36%-1,5 %) onttrekt relatief weinig vocht, de middelste
concentratie (2,27% en 2,3%) onttrekt meer vocht en de hoogste concentratie glucose (3,36%
en 4,25%) onttrekt veel vocht.
Zonder dat de darmen of de maag worden samengedrukt, kan 1,5-2,5 liter vocht (spoelvloeistof)
via een katheter in de buikholte worden gebracht. De voortdurende aanwezigheid van 2 liter
vocht in de buikholte veroorzaakt soms onaangename buiksensaties (vooral in het begin van de
CAPD-behandeling).
1
© Vilans 28-08-2012
J.J.E. van Everdingen, Diagnose en therapie, 2010
Achtergrondinformatie
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 41
Door een goede keuze van de soort dialysaat kan men bepalen welke afvalstoffen en hoeveel
lichaamsvocht verwijderd wordt tijdens de dialyse. Afhankelijk van het huidige gewicht van de
cliënt, het streefgewicht en de bloeddruk wordt het dialysaat samengesteld. Bij een hoog
gewicht (ten gevolge van overvulling) zal een dialysaat met een hoge glucoseconcentratie
worden gebruikt om meer vocht uit het lichaam te onttrekken. Het is de bedoeling dat zowel het
gewicht als de bloeddruk zo constant mogelijk worden gehouden.
Verwarmen van de spoelvloeistof
Vóór gebruik moet de oplossing worden opgewarmd tot lichaamstemperatuur om het
onaangename gevoel tijdens de toediening en warmteverlies te verminderen. De oplossing
moet worden opgewarmd met droge warmte, met behulp van een speciaal daartoe ontworpen
verwarmingsplaat. De zak mag niet in water worden gedrenkt of in een magnetron geplaatst om
de oplossing op te warmen 1 .
Dieet en CAPD
Via de spoelvloeistof treedt soms een aanzienlijk verlies van lichaamseiwitten op. Daarom
dienen CAPD-cliënten, in tegenstelling tot kunstniercliënten, veel eiwit te gebruiken (vlees, vis
enzovoort). De spoelvloeistof is een glucoseoplossing. Het lichaam zal een gedeelte van de
glucose opnemen in de bloedbaan. Hierdoor kan de eetlust verminderen en kan de cliënt in
gewicht aankomen. Ook het continu gevuld zijn van de buik kan een vol gevoel geven en tot
minder eetlust leiden.
De dialyse katheter
Huidpoort
Voor toediening van het dialysevocht wordt gebruik gemaakt van een operatief in de buik
ingebrachte katheter. Zo is een toegang tot de buikholte gemaakt, die huidpoort genoemd
wordt. Deze bevindt zich vlak bij de navel.
De dialyse katheter wordt, indien nodig, met speciale huidpoort pleister op de huid vastgeplakt.
Het uiteinde van de katheter is geperforeerd en ligt in het diepste punt van de peritoneale holte.
Naarmate de katheter langer in de buik ligt, groeit hij beter in het weefsel vast. Dat duurt
ongeveer twee weken 2 . Het is niet mogelijk dat de katheter naar binnen of naar buiten schiet.
Aandachtspunten CAPD wat betreft hygiene
„
„
„
De dialysevloeistof bevindt zich in plastic zakken en is steriel. Deze zakken worden op
aseptische wijze aan de dialysekatheter van de cliënt gekoppeld.
Vóór het aankoppelen van de spoelvloeistof worden de handen gewassen of ingewreven met
handalcohol. Vervolgens worden steriele handschoenen aangetrokken en een
mondneusmasker voor gedaan. Ook de cliënt draagt een mondneusmasker.
Het dialyseren vindt plaats in een goed af te sluiten, zo veel mogelijk stofvrije, ruimte waarin
bij voorkeur een harde, en dus goed te reinigen, vloerbedekking is aangebracht. Ook is er
een werkblad of tafel met een harde bovenlaag aanwezig, die goed is te reinigen en bestand
is tegen de inwerking van desinfecteervloeistoffen.
Tijdens het vervangen van de dialysevloeistof of het dialyseren met behulp van de cycler
mag niet door andere personen van dezelfde ruimte gebruik worden gemaakt. Er mogen
1
Website van Baxter: producten (externe link)
Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en
Nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010
2
© Vilans 28-08-2012
Achtergrondinformatie
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 42
geen dieren in deze ruimte komen. Douche-, toilet- of badruimte zijn voor het dialyseren niet
geschikt.
„
„
„
„
„
Voor het toepassen van CCPD is in de kamer een speciale vuilwaterafvoer met sifon
noodzakelijk. De afvoerslang van de dialysemachine mag niet in de wastafel worden gelegd.
Wanneer er geen speciale vuilwaterafvoer aanwezig is, moet gebruik gemaakt worden van
drainagezakken.
Er dient goed te worden opgelet of geen dialysevloeistof langs de huidpoort lekt.
Wanneer dialysevloeistof troebel is, dient direct contact te worden opgenomen met het
dialysecentrum waar de cliënt in behandeling is.
Het is van groot belang dat de katheter goed gefixeerd is. Deze dient met speciale
huidpoortpleister op de buik gefixeerd te zijn.
Volle vloeistofzakken die voor CAPD zijn gebruikt, dienen in het toilet of slokop te worden
geleegd voordat ze bij het huishoudelijk afval worden gedaan.
Verzorgen huidpoort CAPD
De huid rondom de huidpoort wordt dagelijks gecontroleerd op roodheid, zwelling of pijn. Een
rode, gezwollen en pijnlijke huidpoort (en/of tunnel) is een teken van irritatie die mogelijk tot
infectie kan leiden. Een huidpoort mag bij aanraking niet pijnlijk zijn.
Het is van belang dat er afspraken zijn over wat te doen bij een afwijkende huidpoort.
Wanneer moet er een kweek afgenomen worden?
Wanneer moet met de arts/ dialyseverpleegkundige overlegd worden?
Geen poeder, lotion of zalf gebruiken in de directe omgeving van de huidpoort.
Krabben, peuteren, of op andere manier irriteren van de huidpoort moet worden voorkomen.
De cliënt mag, in overleg met de dialyseafdeling, douchen en/of baden en mag zwemmen, mits
de huidpoort er goed uitziet. De huidpoort wordt voordien zo nodig afgeplakt, volgens instructie
dialyseverpleegkundige. Na afloop wordt de huidpoort verbonden.
In de richtlijn voor huidpoortverzorging bij peritoneale CAPD-cliënten wordt dagelijks douchen
aanbevolen bij chronische huidpoortverzorging. Het moment waarop de cliënt, na het plaatsen
van de katheter, mag douchen, wordt vastgesteld in overleg met de arts/
dialyseverpleegkundige.
Bron
„
Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en
Nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010
„
Werkgroep Infectiepreventie. Dialyse (CAPD/CCPD). Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg.
September 2004 (ingezien 2010). (www.wip.nl)
© Vilans 28-08-2012
Achtergrondinformatie
Continue Ambulante Peritoneaal Dialyse (CAPD): 4 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 43
Complicaties CAPD
Het infectierisico bij CAPD is groot. Vooral buikvliesontsteking (peritonitis) en huidpoort- en
tunnelinfectie (infectie langs de onderhuids getunnelde katheter) komen regelmatig voor.
De belangrijkste oorzaak van infectie is onvoldoende hygiëne. Om het infectierisico te
beperken, wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van steriel materiaal bij het wisselen van de
spoelvloeistof. De verzorging van de huidpoort is afhankelijk van hoe ‘vers’ de huidpoort is en
van de conditie van de huidpoort.
De meest voorkomende complicaties bij CAPD zijn: 1 2
„
Problemen met de huidpoort, de huidtunnel of de katheter:
– huidpoort of tunnel problemen;
– katheterdislocatie;
– lekkage langs de katheter.
„
„
Complicatie ten gevolge van de CAPD:
– peritonitis;
– ondervulling;
– overvulling;
– buikpijn;
– rode/ roze uitloop.
Problemen met het toedienen en met het toedieningsysteem voor CAPD (zie hoofdstuk
materialen)
NB Over het algemeen spreekt het dialysecentrum waar de cliënt in behandeling is af hoe er
gehandeld dient te worden bij complicaties. De behandeling kan per dialysecentrum verschillen.
Problemen met de huidpoort, de huidtunnel of de katheter
Beoordelen van de huidpoort
De conditie van de huidpoort kan ingedeeld worden volgens bepaalde kenmerken 3 : Deze
indeling kan helpen om te bepalen of en welke maatregelen genomen moeten worden 4 .
„
„
1
2
3
4
© Vilans 28-08-2012
Een twijfelachtige huidpoort:
– In de holte (sinus) rondom de insteekplaats van de katheter is wat bloederige of pussige
afscheiding aanwezig die vaak zichtbaar is op het verband. Er ontstaat wat overdadig
groeiend granulatieweefsel rond de huidpoort en in de sinus. Er is roodheid zichtbaar die
kleiner is dan 13 mm in doorsnede. Pijn zwelling en extreme afscheiding zijn afwezig.
Acute ontsteking:
– Pussige of bloederige afscheiding vanuit de huidpoort, spontaan of na druk op de sinus.
Soms is er zwelling en/of roodheid aanwezig die groter is dan 13 mm in doorsnede. Een
acute ontsteking herstelt binnen 4 weken en kan gepaard gaan met pijn, groei van
granulatieweefsel (wild vlees) rond de huidpoort of in de sinus en de aanwezigheid van
een korst.
C.F.H. Versluijs et al., dialyse verpleegkunde, 1995
Handboek Dialysecentrum, Flevoziekenhuis, 2010
richtlijn VenVN dialyse verpleegkunde en nefrologie
Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en
nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010
Achtergrondinformatie
Complicaties CAPD: 1 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
Nier- en blaaskatheterisatie 44
Chronische ontsteking:
– Pussige of bloederige afscheiding vanuit de huidpoort, spontaan of na druk op de sinus
en/of overdadig groeiend granulatieweefsel (wild vlees) rond de huidpoort of in de sinus.
Het epitheel in de huidpoort is teruggetrokken. Een chronische ontsteking duurt langer dan
4 weken en korsten zijn vaak aanwezig.
Twijfelachtige huidpoort, behandeling
Wanneer de huidpoort rood, maar droog is, de huid elke dag schoonmaken met wattenstokjes,
gedrenkt in huiddesinfectans. Hierbij wordt van de katheter af gewerkt, één streek per
wattenstokje. De werkgroep peritoneaal dialyse beveelt aan de cliënt de huidpoort vaker te
laten douchen 1 2 .
Ontstoken huidpoort, behandeling
„
De behandeling van een ontstoken huidpoort gebeurt altijd in overleg met de arts/
dialysecentrum. De Nederlandse federatie voor Nefrologie beveelt bij ernstige huidpoort
ontstekingen behandeling aan met hypertoon NaCl 3% (1 eetlepel zout opgelost in 500 ml
steriel water) 3 , één of tweemaal per dag, gaas gedrenkt in deze oplossing, gedurende 15
minuten op de huidpoort leggen. Het gebruik van desinfectantia wordt afgeraden.
„
Een kweek wordt afgenomen in overleg met de arts/ het dialysecentrum. Een kweek wordt
altijd afgenomen voor het starten met antibiotica.
Tunnelinfectie
Een tunnelinfectie hoeft niet altijd duidelijk zichtbare verschijnselen te geven. De ontsteking
komt meestal vanuit de huidpoort en verspreidt zich door de gehele tunnel (= tunnelinfectie).
Een ernstige tunnelinfectie kan aanleiding geven tot een buikvliesontsteking.
Verschijnselen:
rode pussende, pijnlijke huidpoort;
„
verdikking rond de huidpoort;
„
pijn onderhuids in de tunnel;
„
koorts.
„
Hoe te handelen:
De huidpoort niet schoonmaken;
„
Overleg altijd met de arts/ dialysecentrum.
„
Wild vlees
Wild vlees is een gevolg van overmatige groei van granulatieweefsel. Het kenmerkt zich door
een glanzend uiterlijk en het bloedt gemakkelijk. Het is ongevaarlijk, maar het belemmert de
aanmaak van epitheel wat over het granulatieweefsel heen moet groeien.
Hoe te handelen
1 X per week aanstippen met zilvernitraat tot het wild vlees verdwenen is.
„
Bescherm hierbij zo nodig het omliggende weefsel en de katheter met vaseline. Bij per
ongeluk morsen kan geneutraliseerd worden met NaCl 0,9%
„
1
2
3
© Vilans 28-08-2012
Werkgroep Infectiepreventie. Dialyse (CAPD/CCPD). Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg.
September 2004 (ingezien 2010). (www.wip.nl)
Richtlijn huidpoort verzorging van de peritoneale dialyse katheter, VenVN Dialyse en
Nefrologie, werkgroep peritoneale dialyse, 2010
Samenvatting Richtlijnen Peritoneale Dialyse gerelateerde infecties, Nederlandse federatie
voor Nefrologie, 2007
Achtergrondinformatie
Complicaties CAPD: 2 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 45
Katheterdislocatie
Verschijnselen
„
Slechte of houdingsafhankelijke dialysaat uitloop;
„
Langzame gewichtstoename;
„
Soms pijn op de plaats van de kathetertip.
Hoe te handelen
Overleg met de arts/ dialysecentrum;
„
Volle darmen moeten gelaxeerd worden 1 .
„
Lekkage langs de katheter
Lekkage kan plaatsvinden direct na de katheterplaatsing of in een later stadium van de
behandeling. Lekkage kan verholpen worden door de katheter een tijdje niet te gebruiken. De
lekkage kan dan verholpen zijn doordat de katheter weer goed in de buikwand is vastgegroeid.
Hoe te handelen
„
Dialyse moet gestaakt worden;
„
Overleg met de arts/ dialysecentrum.
Problemen als gevolg van CAPD
Complicatie ten gevolge van de CAPD zijn onder te verdelen in:
„
peritonitis;
„
ondervulling;
„
overvulling;
„
buikpijn;
„
rode/ roze uitloop.
Peritonitis (buikvliesontsteking)
Verschijnselen
„
troebele uitloopvloeistof;
„
misselijkheid;
„
buikpijn;
„
koorts;
„
afname in ultrafiltratie;
„
loslaatpijn.
Hoe te handelen
Direct contact opnemen met de arts/ dialysecentrum
„
Maak de wisseling af, bewaar de uitloop.
„
Troebele uitloop meenemen naar het ziekenhuis.
Arts/dialysecentrum bepaalt het vervolg, dit kan zijn:
„
controle van de uitloop op bacteriën;
„
starten met antibiotica volgens behandelingsprotocol;
Tijdens een peritonitis moet een cliënt intensief gecontroleerd worden door arts/dialysecentrum.
„
Ondervulling
Verschijnselen
„
droge huid;
„
dorst;
„
daling van de bloeddruk, lage bloeddruk;
„
duizeligheid;
„
gewichtsafname.
1
© Vilans 28-08-2012
C.F.H. Versluijs et al., dialyse verpleegkunde, 1995
Achtergrondinformatie
Complicaties CAPD: 3 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 46
Hoe te handelen/oplossingen
„
gebruik lagere glucoseconcentratie voor de spoeling;
„
laat de cliënt tijdelijk meer drinken;
„
bouillon drinken.
Als acties niet helpen contact opnemen met arts/dialysecentrum.
Overvulling
Verschijnselen
„
oedeem:
– ’s ochtends vochtophoping rond de ogen;
– ’s avonds in de benen / rond enkels;
„
kortademigheid bij platliggen;
„
stijging bloeddruk, hoge bloeddruk;
„
gewichtstoename.
Hoe te handelen
vochtinname beperken;
„
controle op urineproductie;
„
tijdelijk spoelen met een hogere glucoseconcentratie;
Als beide acties niet helpen contact opnemen met arts/dialysecentrum.
„
Buikpijn
Oorzaken
Buikpijn kan veroorzaakt worden door peritonitis, maar kan ook andere oorzaken hebben.
Hoe te handelen
Doe een CAPD wisseling, is de uitloop troebel handel als bij peritonitis.
Wanneer klachten aanhouden contact opnemen met arts/dialysecentrum.
„
Roze/rode uitloop
Mogelijke oorzaken:
„
menstruatie;
„
eisprong;
„
knappen van een klein bloedvaatje door zwaar tillen of hoesten.
Hoe te handelen
bij twijfel contact opnemen met de arts/ dialysecentrum;
„
meestal verdwijnen de klachten vanzelf binnen een paar dagen.
„
Medicijngebruik bij CAPD
Vele medicijnen worden door de nieren uitgescheiden. Wanneer de nieren niet meer werken,
vereist het gebruik van medicijnen extra aandacht. Veel voorkomende medicijnen bij CAPD
patiënten zijn:
„
Fosfaatverlagende middelen
Deze binden het fosfaat uit het voedsel in de darmen, zodat het via de ontlasting
uitgescheiden kan worden. Fosfaat kan namelijk niet voldoende door de dialyse verwijderd
worden, en daardoor kan het fosfaatgehalte in het bloed te hoog worden. Een te hoog
fosfaatgehalte kan botafwijkingen (ontkalking) veroorzaken. Fosfaatverlagende middelen
voor of tijdens de maaltijd innemen.
„
Calciumverhogende middelen
Deze houden het calciumgehalte in het bloed op peil, om de botstructuur zo normaal mogelijk
te houden. Vitamine-D-tabletten bevorderen opname van calcium uit het voedsel in het bloed.
„
Kaliumverlagende middelen
Deze worden gegeven bij een te hoog kaliumgehalte in het bloed. Kalium wordt dan met de
ontlasting uitgescheiden.
© Vilans 28-08-2012
Achtergrondinformatie
Complicaties CAPD: 4 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
„
„
„
„
„
© Vilans 28-08-2012
Nier- en blaaskatheterisatie 47
Bloeddrukverlagende middelen
Vitamine B-complex en vitamine C
Deze wateroplosbare vitaminen worden tijdens de dialyse uitgespoeld en worden daarom in
tabletvorm bijgegeven.
Foliumzuur (vitamine B 11)
Bevordert de aanmaak van rode bloedlichaampjes.
IJzerpreparaat
Laxantia
Erytropoëtine (Eprex)
Is een hormoon dat het beenmerg stimuleert bij de aanmaak van rode bloedlichaampjes. De
meeste nierpatiënten hebben een tekort aan dit hormoon, waardoor ze chronische
bloedarmoede hebben. Dit moet via injectie toegediend worden.
Achtergrondinformatie
Complicaties CAPD: 5 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 48
Glijmiddel bij katheterisatie
Er kunnen vier soorten glijmiddel worden onderscheiden:
„
wateroplosbare glijmiddelen
„
wateroplosbare glijmiddelen met chloorhexidine (ontsmettingsmiddel)
„
wateroplosbare glijmiddelen met het verdovende lidocaïne
„
wateroplosbare glijmiddelen met het verdovende lidocaïne en het ontsmettingsmiddel
chloorhexidine
Doel glijmiddel
Het glijmiddel heeft de volgende werking:
„
Ontsmettend
De meeste glijmiddelen (zoals Instillagel, Endosgel en Xylocaïne) bevatten chloorhexidine.
Dit zorgt voor een ontsmettende werking (= antiseptische werking).
„
„
Openen van de plooien van het weefsel
Het glijmiddel opent de plooien van het weefsel. De normaal platte dichtgeklapte plasbuis
(urethra) wordt gevuld met het glijmiddel en ontplooid zich zodanig dat de katheter beter
ingebracht kan worden en er minder kans is op beschadiging.
Verdovend
Bepaalde soorten glijmiddel (bijvoorbeel Instillagel, Xylocaïne) bevatten anestheticum
(lidocaïne) en hebben daardoor ook een plaatselijk verdovende werking. (Endosgel bevat
geen lidocaïne). De lidocaïne blokkeert de prikkelgeleiding via de zenuwbanen, waardoor de
gewaarwording van pijn plaatselijk (= lokaal) wordt verminderd of geheel geblokkeerd (=
anaesthesie).
De verdovende werking begint 3 – 5 minuten na inspuiting (zie hier voor de bijsluiter).
Glijmiddel met anestheticum en/of chloorhexidine
Glijmiddel met anestheticum (lidocaine) wordt zowel bij de katheterisatie via de urethra als bij
suprapubische katheters en zowel bij mannen als vrouwen aanbevolen.
Breng 10 tot 15 ml van het glijmiddel direct in de urethra tot deze het gebied rond de
sluitspier/blaashals bereikt of 5 tot 10 ml in de fistel van de suprapubische katheter.
Wacht 3 tot 5 minuten alvorens met het katheteriseren te beginnen (volg de instructie van de
fabrikant).
Bij cliënten met een beschadiging aan het slijmvlies, impuls- of geleidingsstoornissen, epilepsie,
zwangerschap of die borstvoeding geven, moet men oppassen bij het gebruik van glijmiddel
met lidocaïne of chloorhexidine.
Onderzoek naar het nut van lidocaïnegel bij blaaskatheterisatie kinderen
Uit een onderzoek gepubliceerd in Nursing (2010) kwam naar voren dat het gebruik van
lidocaïnegel als pijnstilling bij blaaskatheterisatie bij kinderen niet overtuigend te onderbouwen
is en daarom af te raden. De uitkomsten van verschillende onderzoeken spraken elkaar echter
wel tegen. Daarom is besloten om deze conclusie nog niet over te nemen in de protocollen. De
ontwikkelingen zullen aandachtig worden gevolgd.
© Vilans 27-02-2013
Materiaalbeschrijving
Glijmiddel: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 49
Levering
Instillagel en Endosgel worden geleverd in een wegwerpspuit.
Instillagel:
6 ml (voor vrouw) en 11 ml (voor man)
Endosgel:
6 ml (voor vrouw) en 20 ml (voor man)
Bron
„
EAUN. Catheterisation, Indwelling catheters in adults. Evidence-base Guidelines for Best
Practice in Urological Health Care. 2012.
„
Richtlijn blaasktheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patienten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011.
„
Productinformatie van Medeco. http://ebase.medeco.nl (externe link)
„
Dingemans, J., Maaskant, J. Wel of geen lidocaïnegel bij blaaskatheterisatie? Nursing, maart
2010
© Vilans 27-02-2013
Materiaalbeschrijving
Glijmiddel: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 50
Externe katheter (uritip, uitwendige of condoomkatheter)
Een externe katheter, ook wel uritip, uitwendige of condoomkatheter genoemd, is een
hulpmiddel voor mannen voor het afvoeren van urine. Het is een op een condoom lijkende hoes
die over de penis wordt geschoven en voorzien is van een afvoerbuisje dat aan de
urineopvangzak wordt gekoppeld (zie plaatje).
Tekening Condoomkatheter
Indicaties voor externe katheter / condoomkatheter
Een externe katheter wordt gebruikt bij mannen die:
„
incontinent zijn en/of geen controle meer hebben over de sluitspier;
„
zich moeilijk naar het toilet kunnen bewegen.
Bij gebruik van een externe katheter blijft het gevaar van infectie van de urinewegen beperkt. Bij
cliënten die nog controle hebben over de sluitspier, kan dit behouden blijven. Bij gebruik van
een blaaskatheter gaat de sluitspierfunctie (tijdelijk) verloren. Het gebruik van een externe
katheter biedt de mogelijkheid tot blaastraining.
Aanbrengen externe katheter / condoomkatheters
Voor een goede bevestiging van de externe katheter is het van belang dat de huid van de penis
schoon is en geen kleefresten van de vorige externe katheter bevat.
Was de penis zonder zeep om een vettig laagje te voorkomen, waardoor de externe katheter
minder goed plakt 1 .
Knip of scheer overtollig haar weg.
Let op. Bij scheren bestaat de kans op wondjes en stoppels die lekkage kunnen veroorzaken.
Gebruik eventueel een haarprotector. Dit is een vierkant papiertje (of tissue) met een gaatje in
het midden. Schuif dit om de penis. De haren blijven achter de protector.
Tekening: Haarprotector
1
© Vilans 29-11-2012
Gebruik bij cliënten met een neoblaas wel weinig zeep, om resten van darmvlokken van
penis en eikel te verwijderen. Spoel de penis daarna goed af met warmwater om het vettige
zeeplaagje te verwijderen.
Materiaalbeschrijving
Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter): 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 51
Soms is een externe katheter voorzien van een applicator en/of afrolstrip. In de verpakking is de
wijze van gebruik vermeld.
Bepaal de juiste maat van de externe katheter (eenmalig) met behulp van een maatkaartje of
meetlintje.
Een juiste maat is erg belangrijk. Bij een te grote maat kan lekkage ontstaan en een te kleine
kan irritatie veroorzaken.
Neem een kleiner maat, wanneer de externe katheter rimpelt na aanbrengen.
NB bij een ingetrokken penis is rimpelen van de externe katheter meestal niet te voorkomen.
Een externe katheter wordt aangesloten op een urineopvangzak.
Fixatie van de externe katheter
Er zijn diverse methoden om een externe katheter te fixeren:
„
zelfklevende externe katheter
Deze katheter wordt momenteel het meest gebruikt
Andere vormen zijn:
dubbelzijdige kleefband;
„
bandje rond de buitenkant van de katheter;
„
Soort en merk katheter bepalen de fixatiemethode.
Soorten externe katheters
Een externe katheter is stugger en dikker dan een gewoon condoom. Het bestaat uit een
schacht die over de penis wordt gerold en een afvoerbuisje.
Er bestaan verschillende maten externe katheters, variërend van diameter 20 t/m 40 mm. De
meeste gangbare maten zijn diameter 25, 30 en 35 mm.
Naast verschillende diameters zijn er ook verschillende lengtematen. Iedere fabrikant heeft
hiervoor zijn eigen aanduidingen. Daarbij is ook de plaats en lengte van de kleeflaag variabel.
Er zijn externe katheters van siliconen, latex en latexvrije katheters. Om een mogelijke
latexallergie te voorkomen, heeft de latexvrije of siliconenkatheter de voorkeur. Een
siliconenkatheter is doorzichtig en dat heeft het voordeel dat visuele controle bij het aanbrengen
mogelijk is en dat de huid tijdens het dragen kan worden gecontroleerd.
Externe katheters worden onderscheiden in:
„
eendelige externe katheter: deze hecht zich zelf aan de penis door middel van een kleeflaag.
„
tweedelige externe katheter: hierbij is een apart fixatiebandje of kleefstrip nodig ter
bevestiging aan de penis.
Varianten zijn:
Anti Reflux katheter met terugslagventiel.
Dit terugslagventiel zorgt ervoor dat de urine direct in de afvoerslang terecht komt.
„
„
„
„
© Vilans 29-11-2012
Externe katheter met een harmonicaconstructie:
Dit voorkomt dichtknikken van de katheter.
Penis Pouch
Een reservoir dat met een huidplaat rond de penis op de onderbuik wordt geplakt, waar een
urineopvangzak aan kan worden gekoppeld. Dit is aangewezen bij (oudere) mannen bij wie
de penis dusdanig teruggetrokken is dat een normale externe katheter niet bevestigd kan
worden.
Zelfklevene katheter met grote bufferzone
Te gebruiken bij meer dan normale urineafvoer. Hierbij wordt het vacuumtrekken voorkomen.
Materiaalbeschrijving
Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter): 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 52
Bron
„
Nederlandse Vereniging voor Urologieverpleegkundigen. De externe katheter. Protocol
Aanbrengen externe katheter. (www.urologie.venvn.nl, externe link, gezien juni, 2010)
„
Evean. Protocollen: Aanbrengen condoomkatheter en Verwijderen Condoomkatheter. 2004.
„
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
„
Werkgroep Infectie Preventie. Verzorging bij urinelozing en stoelgang. September 2004..
revisie: september 2009.
„
Curion. Externe catheters: www.curion.nl (externe link, gezien juni, 2010).
© Vilans 29-11-2012
Materiaalbeschrijving
Externe katheter (uitwendige katheter, condoomkatheter): 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 53
Blaaskatheters
Blaaskatheters worden gebruikt om de afvloed van urine uit de blaas te waarborgen als urine in
de blaas achterblijft. Op een blaaskatheter kan een opvangzak, katheterventiel 1 , blaasspuit of
blaasspoelzakje worden aangesloten. Het gebruik van een katheter kan variëren van een
eenmalige katheterisatie tot een permanente katheterisatie 2 .
Voor de keuze van de juiste blaaskatheter en voor de verzorging van een katheter zijn de
volgende punten van belang
„
kathetermaat
„
materiaal blaaskatheter
„
type blaaskatheters
„
toepassing blaaskatheters
„
katheterballon.
Kathetermaat
De diameter van de katheter wordt uitgedrukt in Charriere (Ch of CH).
Kinderen:
Volwassenen:
maat 6 – 10
maat 10
bij heldere urine, geen vuil, geen gruis (korstvorming)
maat 12 – 14 bij heldere urine, geen bezinksel, geen gruis, geen hematurie
(bloed in urine)
maat 16
bij enigszins troebele urine, lichte hematurie met onf zonder
stolsels, geen of weinig gruis, geen of weing bezinksel.
maat 18
bij matig tot veel gruis, matig tot veel bezinkesl, bij hematurie
met middelgrote stolsel
maat 20 – 24 bij ernstige hematurie, als spoelen noodzakelijk is.
Kies altijd voor een zo klein mogelijke maat katheter. Dit voorkomt beschadiging van de urethra
(urinebuis). Gebruik een dikkere katheter wanneer de urine gruis of bloedstolsels bevat. Dikkere
katheters vergroten wel het risico op blaasspasmen en lekkage langs de katheter.
De standaard lengte voor een mannelijke katheter van 41 – 45 cm kan voor zowel mannen als
vrouwens worden gebruikt, maar een lengte van 25 cm voor vrouwen kunnen vrouwen als
prettiger ervaren. Een vrouwelijke katheter van 25 cm kan te kort zijn bij een zware (obese)
vrouw. In dat geval wordt een mannelijke katheter gebruikt. Katheters bij kinderen zijn normaal
ongeveer 30 cm lang.
Materiaal blaaskatheter en toepassing
Een blaaskatheter is gemaakt van PVC, latex, silicone of combinaties daarvan.
„
Een PVC katheter is relatief goedkoop, maar niet zo soepel en dat kan storend zijn bij
beweging. Ook is het risico op korstvorming groter. De katheter heeft de grootste interne
diameter. Kies bij eenmalige of intermitterende blaaskatheterisatie een eenmalige pvc
katheter.¹
1
2
© Vilans 16-08-2013
In het ziekenhuis is het gebruik van katheterventielen niet toegestaan.
De tekst is gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen. juli 2005,
revisie: juli 2010
Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. september 2004, revisie:
september 2009
Materiaalbeschrijving
Blaaskatheters: 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
„
Nier- en blaaskatheterisatie 54
Een latex katheter is gemaakt van natuurlijk rubber en is zacht en soepel, maar is niet
geschikt voor mensen met een latexallergie. Bij langer gebruik dan 7 dagen zijn
latexkatheters minder geschikt, omdat urine het latex aantast en er korstvorming kan
ontstaan.
Een 100% siliconenkatheter heeft de voorkeur bij verblijfskatheterisatie met een verwachte
duur van langer dan 2 weken. Deze katheter verstopt minder snel (minder risico op
korstvorming), geeft minder vaak aanleiding tot irritatie van het urethraslijmvlies en kan tot 2
maanden blijven zitten. De ballon van een siliconenkatheter kan wat vloeistof verliezen.
Siliconen katheters geven een groter risico op de vorming van een verdikking als de ballon
wordt geleegd, wat tot een onaangename katheterverwijdering of letsel aan de urinewegen
kan leiden.
Wanneer verwacht wordt dat een katheterisatie langer duurt dan 2 weken dan dient een
katheter gebruikt te worden, die ontwikkeld is voor langdurig gebruik (100% siliconen, siliconen
coating of hydrogel coating). Zie hiervoor ook de informatie van de fabrikant.
Het materiaal van de blaaskatheter heeft geen invloed op het risico op infecties.
Soort
Formaat
Indicatie
(wanner welk
materiaal)
Voor en/of nadeel
Bijzonderheden
PVC of plastic
katheter
groot
lumen
eenmalige
katheterisatie of
intermitterende
katheterisatie
goedkoop, maar neigt snel
tot korstvorming
Latexkatheter met
Polytetrafluorethyleen (PTFE)
klein
lumen
kortdurende
katheterisatie, korter
dan 7 dagen
is zacht en irriteert het
slijmvlies minder snel
Latexkatheter,
gesiliconiseerd
klein
lumen
bij eenmalige
katheterisatie of
korter dan 7 dagen
Siliconenlaag vereenvoudigt ongeschikt voor
inbrengen en helpt
cliënt met
beschadiging binnenwand
latexallergie
urethra te voorkomen
Hydrogel coating
op binnen- en
buitenzijde
klein
lumen
afhankelijk van
materiaal katheter
Absorberen vocht en
vormen zo een zacht
kussentje rondom de
katheter. Er hoeft geen
glijmiddel te worden
gebruikt
ElastomeerKatheter met
siliconenlaagje op
binnen- en
buitenzijde
klein
lumen
bij katheterisatie
langer dan 2 weken
irriteert het slijmvlies minder ongeschikt voor
en korstvorming ontstaat
cliënten met
minder snel, kan langer in
latexallergie
situ blijven dan PFTE
katheter
100%
Siliconenkatheter
groot
lumen
bij katheterisatie
langer dan 2 weken
verstopt minder snel en kan
tot 2 maanden in situ
blijven. Hypoallergeen.
ongeschikt voor
cliënten met
latexallergie
Bij latexkatheter:
ongeschikt voor
cliënten met
latexallergie
verdient voorkeur
bovenander
materiaal. Wel
kans dat ballon
lucht verliest
Tabel: overzicht van de katheters en hun toepassing (richtlijn EAUN)
Type blaaskatheters
Blaaskatheters zijn te onderscheiden in:
„
blaaskatheters voor eenmalig gebruik;
„
urethrale verblijfskatheters (via de urinebuis)
„
suprapubische verblijfskatheters
© Vilans 16-08-2013
Materiaalbeschrijving
Blaaskatheters: 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 55
Katheter voor eenmalig gebruik
Kies bij eenmalige of intermitterende blaaskatheterisatie een PVC katheter voor eenmalig
gebruik (bron: richtlijn blaaskatheterisatie)¹.
Verblijfskatheter (urethraal)
Urehtrale verblijfskatheters zijn er in verschillende varianten:
„
verblijfskatheters van latex, siliconen of van latex bedekt met een siliconenlaag, hydrofiel of
hydrogel coating.
„
verblijfskatheters met een rechte flexibele tip (Nelaton en Foley katheter) of gebogen
stuggere tip (Tiemannkatheter).
De licht gebogen stuggere katheter (Tiemannkatheter) wordt gebruikt bij mannen met
prostaathypertrofie. De gebogen vorm zorgt ervoor dat de prostaat makkelijker gepasseerd
kan worden¹.
„
eenwegkatheters, tweewegkatheters, of driewegkatheters
dit zijn katheters met meerdere kanalen (= lumen).
Verblijfskatheters worden met behulp van een katheterballon op de plaats gehouden. Via een
aparte kanaal wordt de ballon gevuld). Er zijn katheter met een voorgevuld vloeistofreservoir
waarmee de ballon na inbrengen gevuld wordt .
Voor blaasspoelen kan een driewegkatheter (= drie lumen katheter) gebruikt worden. Deze
katheters hebben een kanaal om de spoelvloeistof in te brengen, een kanaal om de ballon te
vullen en een kanaal voor de afvloed van de urine.
Een tweewegkatheter met ballon verdient bij blaaskatheterisatie de voorkeur.
Kies altijd eerst een siliconen gecoate latex katheter bij blaaskatherisatie, tenzij er sprake is van
een latexallergie. Kies bij clienten die snel verstopte katheters of een latexallergie hebben een
100% siliconen katheter.
Verblijfskatheter (suprapubisch)
De suprapubische katheter is een alternatief voor de urethrale katheter en wordt operatief
ingebracht, vaak onder lokale verdoving. Suprapubische katheters zijn door de buikhuid in de
blaas ingebracht.
Suprapubische katehters kunnen in verschillende soorten worden onderverdeeld:
„
Foley-ballonkatheter, die lijkt op de Foley-katheter voor urethrale kathetersiatie
„
katheter zonder ballon, die een hechting nodig heeft om op zijn plaats te worden gehouden
„
Foley-ballonkatheter met een open uiteinde.
Voor suprapubische katheterisatie wordt bij voorkeur siliconen katheter gebruikt of een
latexkatheter met hydrogel coating; zowel bij vrouwen als bij mannen volstaat een lengte van
± 20 cm. Doorgaans wordt een katheter van 16 Ch gebruikt.
Suprapubische katheters worden over het algemeen met behulp van een katheterballon op de
plaats gehouden. Voor suprapubische katheterisatie wordt soms een katheter zonder ballon
gebruikt. Deze katheter wordt met een paar hechtingen vastgezet. Een katheter met
hechtingfixatie wordt door een arts verwisseld.
Katheterballon
Verblijfskatheters hebben dicht onder de tip een ballon die na het inbrengen van de katheter
wordt gevuld met aquadest, zodat de katheter niet uit de blaas kan schieten. Het vullen van de
ballon gebeurt via een tweede kanaal of lumen in de katheter, dat voorzien is van een ventiel.
Er bestaan ook katheters met een voorgevuld reservoir met aquadest. Door het verwijderen van
een klemmetje en het uitoefenen van lichte druk op het reservoir komt de aquadest in de ballon.
© Vilans 16-08-2013
Materiaalbeschrijving
Blaaskatheters: 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 56
Op de katheter staat het volume van de ballon aangegeven, bijv. '5 - 15 ml'.
Een ballon met een klein volume leidt minder snel tot blaasspasmen dan een met een groot
volume.
Blaas de ballon altijd op met het volume dat de fabrikant aanbeveelt op de verpakking en bij het
vulkanaal van de katheter.
Voor het vullen van de ballon wordt alleen aquadest (eventueel met glycerine) of steriel water
gebruikt.
Kraanwater, fysiologisch zout en lucht zijn geen alternatief.
„
Bij kraanwater bestaat de kans op kalkvorming in het vulkanaal van de katheter en bij
eventueel knappen van de ballon kan dit leiden tot overdracht van bacteriën.
„
Fysiologisch zout kan zoutkristallen vormen en zo het vulkanaal verstoppen.
„
Lucht in de ballon zorgt ervoor dat de ballon gaat drijven op de urine in de blaas. De
drainagegaatjes steken boven het urinepeil uit, waardoor afvloed van de urine niet mogelijk
is.
Gebruik bij een siliconenkatheter aquadest met glycerine om de katheterballon te vullen. De
ballon van 100% siliconen verblijfskatheter is namelijk poreus. Hierdoor kan de ballon na
verloop van tijd leeglopen en de verblijfkatheter er spontaan uitglijden. De glycerine die
toegevoegd is aan het aquadest legt een waterdicht laagje op de binnenwand van de ballon.
Hierdoor kan deze niet leeglopen3.
Balloncontrole
Balloncontrole 4 is alleen nodig bij gebruik van een siliconenkatheter. De concentratie van de
urine kan de doorlaatbaarheid van de ballonwand van een siliconenkatheter beïnvloeden.
Hierdoor is het mogelijk dat de katheterballon leegloopt (door diffusie). Controle van de inhoud
van de ballon is daarom wenselijk. Met een spuit wordt de aanwezige aquadest uit de ballon
gezogen (de hoeveelheid wordt genoteerd). Met een nieuwe spuit wordt de voor de katheter
aanbevolen hoeveelheid aquadest ingespoten.
Hoe vaak is afhankelijk van de concentratie van de urine en de hoeveelheid aquadest die is
weggelopen. Meestal is eens per drie weken voldoende.
Bron
„
Richtlijn blaasktheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011.
„
EAUN. Catheterisation, Indwelling catheters in adults. Evidence-base Guidelines for Best
Practice in Urological Health Care. 2012.
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
3
4
© Vilans 16-08-2013
Website Curion (januari, 2010).
Op basis van informatie van Bard Benelux N.V. januari 2008
Materiaalbeschrijving
Blaaskatheters: 4 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 57
Frequentie verwisselen verblijfskatheter
Bij sommige cliënten met blaaskatheters kan de katheter verstopt raken, bij anderen gebeurt
dit niet of minder vaak. Daarom kunnen cliënten worden ingedeeld in een groep ‘verstoppers’
en een groep ‘niet-verstoppers’. Een verstopte blaaskatheter is voor de cliënt vervelend en er
zitten ook risico’s aan verbonden.
Voor het verwisselen van de katheter geldt het volgende:
„
de katheter wordt verwisseld in opdracht van een arts;
„
„
„
„
„
een katheterwissel is afhankelijk van het materiaal van de katheter. Wanneer een
katheterisatie langer dan 2 weken duurt dient een katheter gekozen te worden, die voor
langdurend gebruik ontwikkeld is.
een verblijfskatheter (langdurige katheters) kan worden verwisseld om cliëntgebonden
problemen te vermijden. De katheter moet echter verwisseld worden binnen de periode die
de fabrikant aangeeft (zie verpakking). Dit kan maximaal 12 weken zijn;
de katheter moet in ieder geval verwisseld worden bij een kathetergerelateerd probleem,
zoals een verstopte of beschadigde katheter;
Let bij het wisselen van de katheter altijd op de conditie van de katheter bij verwisseling. Hoe
ziet de binnenkant van de katheter eruit? Knip de katheter open en kijk of er sprake is van
een verkalking of korst/weefselvorming. Wanneer er sprake is van korst-/weefselvorming
dient de katheter te worden gespoeld en/of eerder te worden verwisseld.
De blaaskatheter moet na de start van een antibioticabehandeling worden verwisseld in
opdracht van de arts (binnen 24 uur na de start van de antibiotica). De antibiotica krijgt de
bacterie namelijk niet weg uit de blaaskatheter en de ‘geïnfecteerde’ katheter kan en nieuwe
infectie kan veroorzaken.
Bronnen
„
Richtlijn blaasktheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patienten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
„
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
„
EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. 2012
„
VenVN, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij
volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe
link).
© Vilans 16-08-2013
Materiaalbeschrijving
Frequentie verwisselen blaaskatheter: 1 (van 1)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 58
Urineopvangzak
Op de verblijfskatheter of externe katheter wordt na katheterisatie direct een urineopvangzak
('katheterzak') aangesloten 1 . Dit is een gesloten systeem. Een open systeem is een
urineopvangzak en een katheter waarbij de beenzak dagelijks losgekoppeld wordt van de
katheter.
In de thuissituatie worden soms katheterstopjes gebruikt. In het ziekenhuis zijn katheterstopjes
niet toegestaan. In het ziekenhuis wordt uitsluitend van een gesloten drainagesysteem gebruik
gemaakt. Dit geldt ook als het een cliënt betreft die in de thuissituatie wél gebruik maakt van
een katheterstopje.
Er zijn ook voorgekoppelde opvangsysteem verkrijgbaar waarbij de katheter en de opvangzak
al aan elkaar gekoppeld zitten in een steriele verpakking.
Kenmerken urineopvangzakken
Er is een grote variëteit in urineopvangzakken waardoor het moeilijk kan zijn een gerichte keuze
te maken die het dichtst bij de specifieke behoefte van de cliënt komt. De volgende zaken
kunnen helpen bij het maken van een goede keuze.
„
„
„
1
2
© Vilans 12-07-2013
Dag- en nachtzak
Beenzakken worden, over het algemeen, gebruikt voor de opvang van urine overdag en
nachtzakken (verder bedzakken genoemd) voor de opvang van de urine ‘s nachts 2 . De
nachtzak moet een voldoende grote capaciteit hebben (min. 2000 ml).
De urineopvangzakken hoeven niet steriel te zijn. Uit de VS afkomstige zakken zijn wel steriel
overeenkomstig daar geldende voorschriften. Deze voorschriften zijn in Nederland niet van
toepassing, daarom kan gekozen worden voor de goedkopere niet-steriele opvangzakken.
De urineopvangzakken moeten degelijk verpakt zijn en stofvrij worden opgeslagen.
Nb In het ziekenhuis worden wel steriele urineopvangzakken gebruikt.
De nachtzak heeft een standaard nodig om aan te hangen, om het risico te verkleinen dat het
koppelsysteem los raakt.
Met terugslagklep
De urineopvangzak moet voorzien zijn van een terugslagklep. Een terugslagklep is bedoeld
om te voorkomen dat de urine terugstroomt naar de blaas wanneer de zak op een onjuiste
manier gehanteerd wordt (dat wil zeggen hoger dan de blaas wordt gehouden).
Als urine besmet is voorkomt een terugslagklep niet dat ook de urine in de katheter besmet
raakt.
Nb een terugstroom van urine is niet mogelijk bij een externe of condoom katheter.
Met of zonder aftapkraan
Een aftapkraan aan de onderkant van de urineopvangzak, dient om de urine uit de zak te
laten lopen. De aanwezigheid van een kraan maakt het mogelijk de urineopvangzak te legen
zonder dat de continuïteit van het drainagesysteem wordt verbroken.
De aftapkraan moet gemakkelijk met één hand te bedienen zijn en bij het legen van de zak
De informatie is gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie.
Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. Module Verzorging bij urinelozing en stoelgang.
September 2004.
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
In het ziekenhuis worden geen beenzakken gebruikt.
Materiaalbeschrijving
Urineopvangzak: 1 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 59
mogen handen of omgeving niet in contact komen met de urine. De urine moet redelijk snel
kunnen afvloeien en de kraan mag niet lekken.
„
„
„
Met aanprikpunt
De urineopvangzak moet voorzien zijn van een lekvrij monsterafnamepunt, zo dicht mogelijk
bij de katheteraansluiting. Het gesloten houden van het drainagesysteem is van belang.
Verbreking kan bacteriën de gelegenheid geven in het systeem te komen.
Alleen in situaties waarin geen onderzoek van urine nodig zal zijn, mag een urine-opvangzak
zonder afnamepunt worden gebruikt.
Met of zonder non-woven achterkant
Een non-woven achterkant kan het draagcomfort verhogen omdat transpiratievocht wordt
opgevangen. Dit kan huidirritatie voorkomen. Nadeel is dat de non-woven achterkant vocht
opneemt tijdens douchen of transpireren en dan nat blijft. Na 5 tot 7 dagen is de achterkant
vuil.
Met maatverdeling
De urineopvangzak moet voorzien zijn van een gemakkelijk leesbare volumemarkering. Voor
de beenzakken geldt dat de maatverdeling die vaak op de zak staat indicatief is. Voor een
exacte volumebepaling moet een urineopvangzak met urinemeter gebruikt worden. Dit is
alleen van belang bij cliënten waar een precieze uitscheiding van urine gemeten moet
worden.
Criteria voor keuze urineopvangzak in thuissituatie
Criteria voor de keuze voor bepaalde urineopvangzak in de thuissituatie zijn anders:
„
„
„
„
De verwachte duur van de verblijfskatheter
Bij een korte katheterduur wordt gekozen voor een goedkope urineopvangzak. Bij een lange
katheterduur is het van belang om een urineopvangzak te kiezen die het meest geschikt is
voor de betreffende cliënt en zijn katheter.
Het wel of niet loskoppelen van de urineopvangzak
De mobiliteit van de cliënt
Beenzakken zijn geschikt voor ambulante personen, bedzakken zijn meer geschikt voor
bedlegerige personen.
Zelfredzaamheid van de cliënt
Wanneer de cliënt de katheter en de urineopvangzak zelf verzorgt, dient gelet te worden op:
– de hand- en oogfunctie voor:
- het bedienen van de aftapkraan, de ene aftapkraan is gemakkelijker te bedienen dan de
andere;
- het ontkoppelen van het systeem;
- de fixatie van de urineopvangzak
(voor slechtziende cliënten zijn speciale zakken te verkrijgen);
– motoriek, dit is van belang voor b.v. rolstoelgebruikers;
– algehele conditie en leeftijd, deze kunnen van invloed zijn op het acceptatieproces, het
uiterlijk en seksualiteit.
Aandachtspunten bij gebruik van urineopvangzak
Slanglengtes en diameter
De slang aan een bedzak is meestal ongeveer één meter.
De slang van een beenzak varieert tussen de 5 en 65 cm. De lengte van het been is bepalend
voor de keuze van de lengte van de slang.
Er zijn losse slangen leverbaar om de slang van de beenzak te verlengen.
© Vilans 12-07-2013
Materiaalbeschrijving
Urineopvangzak: 2 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 60
De slang moet ook voldoende wijd zijn, ongeveer 8 mm binnendiameter1.
Niet-knikbare slang
De slang moet soepel zijn en niet gemakkelijk knikken. Een onbelemmerde afvloed is belangrijk
voor het voorkomen van een urineweginfectie.
Volume van de urineopvangzak
De urineopvangzakken zijn leverbaar in verschillende volumes namelijk:
„
beenzaken van 350 tot 1000 ml3;
„
bedzakken van 1000 tot 2000 ml.
Rolstoelgebruikers met een dwarslaesie gebruiken bij voorkeur een 1500-ml-zak als
beenzak.Eris een speciale beenzak van 1500 ml met een non-woven achterkant met een slang
die ingekort kan worden.
Ook zijn er speciale urineopvangzakjes om te sporten. Ze worden diagonaal op het been
geplaatst.
Desinfectie aansluitpunten
„
Voor het aansluiten van een urineopvangzak op de ingebruikzijnde katheter, worden de
aansluitpunten gedesinfecteerd met alcohol 70% 4 . In het katheteruiteinde kan zich urine
bevinden, daarom is desinfectie aangewezen. Een vochtige omgeving vergroot de
infectiekans (je “sluit urine op” tussen de conus van de urineopvangzak en het uiteinde van
de katheter) 5 .
„
„
Een urineopvangzak hoeft niet steriel te zijn, maar moet wel degelijk verpakt en stofvrij
worden opgeslagen.
Bij het inbrengen van een (nieuwe) katheter kan de urineopvangzak voor het inbrengen op de
katheter worden aangesloten; het systeem is dan gesloten vanaf het moment van inbrengen
van katheteriseren, wat de kans op morsen verkleint. Bij een nieuwe steriele katheter en
nieuwe steriele urine-opvangzak hoeven de aansluitpunten dan niet gedesinfecteerd.
Bevestigen van de urineopvangzak
„
Bij bedlegerige cliënten moeten opvangzak en aftapkraan voldoende hoog van de vloer
hangen, dat wil zeggen dat zij noch de vloer, nog de voeten van de verzorgers mogen raken,
ook niet wanneer het bed in de laagste stand wordt geplaatst.
„
Beenzakken 6 worden gedragen op het bovenbeen, de kuit of de enkel. De beenzakken
worden zo gefixeerd op het bovenbeen dat teruglopen van de urine voorkomen wordt.
„
Bedzakken worden opgehangen aan een bedbeugel of aan een vloerstandaard.
„
De urineopvangzak wordt onder het niveau van de blaas geplaatst en mag nooit boven het
niveau van de blaas worden gebracht.
Legen van de opvangzak
Een volle opvangzak wordt geleegd in het toilet of pospoeler, waarna de lege zak in de
afvalbak wordt weggegooid.
„
Bij het legen van de opvangzak worden niet-steriele handschoenen gedragen.
„
Het aftapkraantje wordt na het aftappen gedesinfecteerd met alcohol 70% 7 .
„
Opvangzakken zonder aftap 8 en met terugslagklep zullen ingeknipt moeten worden. Dit gaat
vrijwel altijd gepaard met spatten en morsen. Bescherm je daartegen. Ter vermijding daarvan
„
3
4
5
6
7
© Vilans 12-07-2013
In het ziekenhuis worden geen beenzakken gebruikt.
WIP richtlijn.
Navraag bij de Werkgroep Infectiepreventie wijst uit: Hoewel deze werkwijze door experts
wordt bevestigd, zijn geen onderzoeksgegevens bekend die deze werkwijze onderbouwen.
In het ziekenhuis worden geen beenzakken gebruikt.
WIP richtlijn
Materiaalbeschrijving
Urineopvangzak: 3 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
„
Nier- en blaaskatheterisatie 61
kan men de volle opvangzak ook in zijn geheel weggooien in een speciale afvalbak
(bijvoorbeeld na gebruik cytostatica). Ga na wat de afspraken zijn binnen de organisatie. Het
is niet aan te raden om een volle opvangzak weg te gooien in een afvalzak. Dit kan stukgaan
bij transport en dan alsnog voor besmetting zorgen.
Sluit, bij het legen van de urineopvangzak met een doorkoppelsysteem 9 , de aftapkraan van
de beenzak al vorens de aftapkraan van de bedzak te openen.
Verwisselen urineopvangzakken en hergebruik
Ten aanzien van het verwisselen van de urineopvangzakken dient onderscheid te worden
gemaakt tussen een gesloten systeem (katheter en urineopvangzak worden niet ontkoppeld)
en een open systeem (katheter en urineopvangzak worden wel ontkoppeld).
„
– Vervang bij een gesloten systeem de urineopvangzak één keer per week of als de zak lekt
of ruikt of op voorschrift van de leverancier. Bij katheterisatie korter dan tien dagen hoeft
de urine-opvangzak niet te worden vervangen, tenzij duidelijk zichtbaar gruis in de
opvangzak aanwezig is. 10
– Bij een open systeem geldt dat eenmaal afgekoppelde opvangzakken, ongeacht het type,
niet hergebruikt worden. Het is niet toegestaan een been- of dagzak 's avonds af te
koppelen en de andere morgen weer aan te sluiten 11 .
„
De datum van wisseling van urineopvangzak wordt genoteerd in het zorgdossier.
Reinigen van de buitenzijde van de urineopvangzak en slang
De buitenzijde van de urineopvangzak zelf en de slang aan de urineopvangzak worden
gereinigd met een huidhoudsopje.
Reinigen en hergebruik van de urineopvangzak in thuissituatie
Naar aanleiding van vele vragen over het verwisselen van de urineopvangzak hierbij de reactie
van mevrouw Thea Daha van de Werkgroep infectiepreventie (2005):
Vraag:
In de thuiszorg wordt vaak gebruik gemaakt van beenzakken bij cliënten die een urethrale
katheter hebben. Deze urineopvangzakken hebben veelal een inhoud van 500-750 ml. Voor de
nachtelijke uren kan de inhoud van de beenzak als te klein worden ervaren en daarom wordt er
voor de nacht een nachtzak aan de beenzak gekoppeld, die ’s morgens weer wordt
losgekoppeld en weggegooid. De vraag is nu, zijn deze nachtzakken als echte disposables te
beschouwen en moeten ze na ieder gebruik worden weggegooid of mogen deze zakken
meerdere keren worden gebruikt.
Antwoord:
Nachtzakken die als disposables worden geleverd zijn door de fabrikant bedoeld als eenmalig.
Hierop is ook de aansprakelijkheid geregeld. Mochten deze zakken meerdere keren worden
gebruikt, dan zijn het geen disposables meer en vervalt bij de tweede keer gebruik de
aansprakelijkheid van de fabrikant. Of dit in de dagelijkse praktijk echt problemen oplevert is
maar de vraag omdat de consequenties van bijvoorbeeld een gescheurde nachtzak niet zo heel
groot zullen zijn.
8
9
10
11
© Vilans 12-07-2013
Opvangzakken zonder aftapkraantje worden in het ziekenhuis niet gebruikt.
Doorkoppelsystemen worden in het ziekenhuis niet gebruikt.
Richtlijn blaasktheters . Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe
multimorbiditeit. Verenso. April 2011
Navraag bij de Werkgroep Infectiepreventie wijst uit: Over deze regel zijn geen
onderzoeksgegevens bekend, maar is ingegeven door de wet die voorschrijft dat wegwerp
materiaal eenmalig mag worden gebruikt.
Materiaalbeschrijving
Urineopvangzak: 4 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 62
Navraag bij de fabrikant van de nachtzakken leverde de informatie op dat de nachtzak na
gebruik en na legen kunnen worden gespoeld met kraanwater waaraan eventueel een scheut
azijn is toegevoegd.
Nachtzakken kunnen sterk in prijs variëren. Zo zijn er hele goedkope nachtzakken maar ook
hele dure. Over het algemeen komen de kosten voor het gebruik van nachtzakken, als dit
betekent dat iedere dag een schone nachtzak moet worden gebruikt, voor de gebruiker zelf en
worden niet vergoed door de zorgverzekeraar.
Het advies van de Werkgroep InfectiePreventie (WIP) is om de nachtzakken te beschouwen als
herbruikbare zakken. Dit wil zeggen dat de nachtzakken na gebruik worden geleegd in het
toilet, vervolgens worden gespoeld met kraanwater, voor zover mogelijk worden gedroogd en
onderste boven worden opgehangen tot gebruik.
De WIP is zeer ervan bewust dat met dit advies wordt afgeweken van de eerder gegeven
adviezen die staan verwoord in de richtlijn voor de thuiszorg en van het begrip “ disposables”.
De nachtzak wordt cliëntgebonden gebruikt en de kans dat verwisseling optreedt met andere
zakken is in de thuissituatie niet aanwezig. Verder gaat het hier om de flora van de cliënt zelf
die wellicht al gedurende lange tijd wordt gekatheteriseerd. Dergelijke cliënten hebben allang
een bacteriurie. Verder moet de nachtzak worden gezien als een opvangreservoir vergelijkbaar
met een bokaal of een ander opvangmiddel. In de beenzak zit immers een terugslagklep. Met
de koppeling van de nachtzak aan de beenzak wordt het traject blaas – zak vergroot wat
migratie van micro-organismen vanuit het opvangsysteem zal verkleinen.
Afweging:
Of een nachtzak moet worden beschouwd voor hergebruik of als wegwerpmateriaal is ook
afhankelijk van de kosten die gepaard gaan met de aanschaf van de zak en de werkkosten die
moeten worden gemaakt door degene die de nachtzak leegt, spoelt en ophangt. Bij goedkope
zakken zullen de werkkosten vaak hoger uitvallen. Verder moet de zak worden geleegd en
gereinigd met handschoenen aan. Ook hier zijn kosten mee gemoeid.
Bron
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
© Vilans 12-07-2013
Materiaalbeschrijving
Urineopvangzak: 5 (van 5)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 63
Katheterstopje/Katheterventiel (oa Flip-Flo)
Een katheterstopje of een katheterventiel (katheterstopje met aftapmogelijkheid) wordt gebruikt
voor blaastraining 1 .
NB. In het ziekenhuis zijn katheterstopjes niet toegestaan, omdat in het ziekenhuis uitsluitend
van een gesloten drainagesysteem gebruik mag worden gemaakt. Dit geldt ook als het een
cliënt betreft die in de thuissituatie wél gebruik maakt van een katheterstopje.
Bij cliënten die in het ziekenhuis korter dan 10 dagen worden gekatheteriseerd, is het gebruik
van een katheterafsluiter in het geheel niet toegestaan. Dit is wel toegestaan bij cliënten die
langdurig (langer dan 10 dagen) worden gekatheteriseerd, mits de afsluiter bestaat uit een
kraantje, dat gemakkelijk tussen de katheter en het drainagesysteem kan worden geplaatst.
Voordeel hiervan is dat bij blaastraining van het dicht te draaien kraantje gebruik kan worden
gemaakt, zonder dat daarbij het gesloten katheterdrainagesysteem wordt onderbroken.
Blaastraining wordt beperkt toegepast bij cliënten met een vergrote prostaat of bij een groot
residu.
Blaastraining vergroot kans op ontstekingen. De mogelijk geïnfecteerde urine in de blaas kan
niet meer afvloeien, wat de kans op bacteriegroei (urosepsis) en een schrompelblaas doet
toenemen.
Bij blaastraining wordt de katheter tijdelijk afgesloten. Voorwaarde is dat de blaasfunctie intact
is en dat de cliënt een volle blaas goed kan voelen. Een katheterstopje of katheterventiel kan
worden gebruikt om de blaasfunctie te trainen en/of de blaascapaciteit op peil te houden.
Het katheterstopje of -ventiel wordt meestal om de 2 tot 4 uur (op indicatie) weggehaald of
opengezet. Dit is zo’n 6 à 10 keer per dag. Wacht nooit langer dan 6 uur. Dit kan betekenen dat
de blaas van de cliënt te vol kan raken en dat kan veel pijn geven en de nodige problemen
veroorzaken.
’s Nachts wordt geadviseerd de katheter (of het katheterventiel) door te koppelen aan een
urineopvangzak, zodat men niet het bed uit hoeft.
Ouderen hebben ’s nachts een groter risico om te vallen. Door ’s nachts gebruik te maken van
een urineopvangzak wordt dit risico verminderd.
Ook kan er ’s nachts, bij gebruik van ventiel of stopje, meer lekkage langs de katheter optreden.
Katheterventiel Flip-Flo
Het Flip-Flo 2 katheterventiel is een katheterafsluitsysteem dat gemakkelijk te bedienen is met
een kraantje. Het is van latexvrij materiaal gemaakt. Het ventiel dient minimaal 1x per week te
worden vervangen. Het katheterventiel heeft een aftapmogelijkheid door middel van een
hendel. Het kan naar boven geschoven worden om te sluiten, en naar beneden om te openen.
Nadat de blaas geleegd is met behulp van het ventiel moet het ventiel gereinigd worden met
water om te voorkomen dat druppels in het ondergoed terecht komen. Het blijft gekoppeld aan
de katheter totdat het ventiel vervangen of verwijderd moet worden.
Ook kan aan een katheterventiel een urineopvangzak (beenzak of nachtzak) worden bevestigd,
zodat het systeem zoveel mogelijk gesloten kan blijven.
1
2
© Vilans 12-07-2013
Dit document is gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie.
Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004.
Revisie: september 2009.
Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen,
Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006.
Revisie: juli 2010.
Bard Benelux n.v. april 2008
Materiaalbeschrijving
Katheterstopje/Katheterventiel/FlipFlo: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 64
Gebruik katheterstopje/katheterventiel
Indien de katheter bij een cliënt toch afgesloten wordt met een katheterstopje, ga dan als volgt
te werk (met uitzondering van de Flip-Flo katheterventiel, zie boven):
„
zorg ervoor dat de cliënt minimaal twee stopjes in het bezit heeft;
„
desinfecteer voor iedere aansluiting het stopje met een wattenstokje en alcohol 70% en sluit
het stopje zonder aanraken aan op de katheter;
„
maak het stopje iedere dag huishoudelijk schoon;
„
bewaar het schoongemaakte stopje in een steriel gaasje;
„
vervang op aanraden van de fabrikant katheterstopjes en katheterventielen wekelijks door
een nieuwe.
Vergoeding van katheterstopje/katheterventiel
Een katheterstopje of katheterventiel wordt beschouwd als toebehoren bij katheters. Katheters
en toebehoren worden voor vergoeding tot het basispakker van de zorgverzekeraar gerekend.
Navraag over de wijze van vergoeding verdient aanbeveling, omdat iedere zorgverzekeraar
eigen voorwaarden stelt 3 .
Contra-indicaties voor toepassen van blaastraining met katheterstopje/-ventiel
Niet alle cliënten met een verblijfskatheter zijn gebaat bij een katheterstopje of -ventiel. Het is
af te raden bij mensen met:
„
urineweginfectie
„
overactieveblaassyndroom
„
een beperkte blaascapaciteit;
„
een vesico-uterale reflux, dit is een afwijking waarbij de urine vanuit de blaas weer naar de
nieren terugloopt;
„
een beperkte handvaardigheid om het katheterstopje of -ventiel te bedienen;
„
een verstandelijke beperking waardoor men niet in staat is het stopje/ventiel te bedienen.
Bron
„
Artikel ; ‘het nut van een katheterstopje bij mensen die behandeld worden met een
verblijfskatheter’, door J.W. van Capelle, uroloog Isala Klinieken, Zwolle, 1999.
„
Over het Flip Flo katheterventiel (website VU medisch centrum, januari 2010)
„
European Association of Urology Nursus (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische
verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de
urologische gezondheidszorg. 2012.
„
VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen.
Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/Protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link).
3
© Vilans 12-07-2013
Informatie van College Van Zorgverzekeraars (CVZ), juni 2008.
Materiaalbeschrijving
Katheterstopje/Katheterventiel/FlipFlo: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 65
Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor-injectiespuit
Het toedieningssysteem voor blaasinstillatie met behulp van de Perfusor-injectiespuit bestaat uit
vier onderdelen:
„
Perfusor-injectiespuit;
„
backcheck valve: een kunststof dopje waarin een ventiel gemonteerd is dat ervoor zorgt dat
de medicatie slechts in één richting door de backcheck valve kan stromen (vanuit de spuit
richting katheter). De backcheck valve kan worden afgesloten met een afsluitdopje
(bijvoorbeeld ter beveiliging tijdens transport);
„
blaaskatheter met luerlock;
„
Safsite-valve.
Perfusor-injectiespuit
Bij blaasinstillatie wordt de wegwerp Perfusor-injectiespuit, 50 ml, luerlock, gebruikt, omdat
deze spuit het mogelijk maakt om door middel van de luerlockaansluiting de backcheck valve
vaster aan te draaien. Dit is bij een normale luerlockinjectiespuit niet mogelijk.
Dit is van belang omdat bij het afdraaien van het (rode) afsluitdopje en bij het afkoppelen van de
injectiespuit inclusief backcheck valve van de Safsite-valve van de katheter, het gevaar bestaat
dat cytostaticum wordt gemorst als 'per ongeluk' tevens de backcheck valve van de injectiespuit
wordt afgedraaid.
Backcheck valve
Een backcheck valve is een kunststof dopje dat aan beide kanten een luerlockaansluiting heeft.
Tussen beide aansluitingen bevindt zich een ventiel. Dit ventiel is zodanig gemaakt dat vloeistof
slechts in één richting door de backcheck valve kan stromen (vanuit de spuit naar de katheter).
Er is een bepaalde druk voor nodig (0,4 mu).
De backcheck valve wordt bevestigd op de Perfusor-injectiespuit. De injectiespuit wordt
vervolgens, afgesloten met een afsluitdopje.
Blaaskatheter met luerlock
Voor blaasinstillatie wordt gebruik gemaakt van katheters die ontwikkeld zijn voor eenmalig
gebruik. Gelet op het gevaar dat morsen van de toegepaste blaasinstillatievloeistof met zich
meebrengt, wordt een katheter gebruikt met een luerlockaansluitstuk. Een toedieningssysteem
of injectiespuit met een luerlockaansluiting kan hierop veilig worden bevestigd. Het risico van
losschieten van het systeem is beperkt.
Voor blaasinstillatie wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de Lofric-Insti-Cath-katheter of
Conveen EasiCath met luerlock. Deze katheters zijn speciaal hiertoe ontwikkeld. Voor mannen
en vrouwen kan dezelfde katheter worden gebruikt (Charriere 12/14).
Het betreffen gecoate urinekatheters. Het hydrofiele oppervlak bestaat uit PVP
(polyvinylpyrrolidone) waaraan NaCl is toegevoegd. Dit is een waterbindende laag die in een
vloeibaar oppervlak verandert, wanneer de katheter in water wordt gedompeld.
Dit zorgt ervoor dat de katheter gemakkelijk is in te brengen zonder toevoeging van inbrenggel.
Het is vooral geschikt voor patiënten die vaak moeten worden gekatheteriseerd.
Gebruik
Open de verpakking over een lengte van 5-6 centimeter, verwijder de gekleurde sticker aan de
bovenkant van de verpakking en plak de verpakking met behulp van het kleeflaagje aan de rand
van het bed/of werktafel.
© Vilans 28-08-2012
Materiaalbeschrijving
Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor®-injectiespuit: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 66
Voor de werking van de PVP-laag wordt de verpakking met kraanwater gevuld.
Na minimaal 30 seconden is het glijmiddel rondom de katheter geactiveerd en gereed voor
gebruik.
Safsite-valve
Een Safsite-valve is evenals de backcheck valve een dopje van kunststof dat aan beide kanten
een luerlockaansluiting heeft. Tussen beide aansluitingen bevindt zich een ventiel dat zodanig
is gemaakt dat de vloeistof slechts in één richting door de Safsite-valve kan stromen. De
Safsite-valve wordt met de mannelijke luerlockaansluiting gekoppeld aan de katheter, die in de
blaas van de patiënt is gebracht nadat de urine is afgelopen. Zodra dat gebeurd is, zorgt het
ventiel van de Safsite-valve ervoor dat de katheter is afgesloten. Er kan geen vloeistof meer uit
de blaas door de katheter heen; echter wel andersom.
De injectiespuit wordt met de mannelijke luerlockaansluiting van de backcheck valve gekoppeld
aan de vrouwelijke luerlockaansluiting van de Safsite-valve.
Bron
KITTZ Transmuraal Zorgprogramma Blaasinstillatie, 2000.
© Vilans 28-08-2012
Materiaalbeschrijving
Materialen voor blaasinstillatie met Perfusor®-injectiespuit: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 67
Peritoneale dialyse, materialen
CAPD toedieningsysteem
„
„
„
„
„
„
Het CAPD-toedieningsysteem bestaat uit een Y systeem waaraan zowel de lege afvoerzak
als de volle zak met spoelvloeistof wordt bevestigd. Het derde aansluitpunt is verbonden met
de (verbindingslang van de) dialyse katheter die naar de cliënt gaat.
De twinbag is een toedieningssysteem voor CAPD. Het bestaat uit een spoelvloeistof
gescheiden in 2 compartimenten met daartussen een breekpijpje of scheidingsnaad, en een
lege zak om de gebruikte spoelvloeistof af te voeren.
Connectionshields (aansluithulsjes), om over de verbinding tussen het Y stuk en de
(verlenglijn van de) dialyse katheter te plaatsen. Het aansluithulsje wordt 1 x per 24 uur
verschoond.
Een miniset is een verbindingslang (een transfer set) met draaiklem tussen de CAPD
katheter en het CAPD- toedieningsysteem (toedieningsysteem en de spoelvloeistof). Het
infectierisico bij het wisselen van de spoelvloeistof wordt zo beperkt.
Minicap om (de verbindingslang naar) de CAPD- katheter af te sluiten na het inlopen van de
spoelvloeistof. Dit dopje wordt 1 X per 24 uur verschoond.
Klemmen (blauw of wit) om de slangen van het Y systeem waarmee de spoelvloeistof wordt
aangevoerd en afgevoerd af te sluiten.
CAPD spoelvloeistoffen
Glucoseconcentraties
De spoelvloeistof bestaat voor een deel uit glucose. De glucose wordt in meer of mindere mate
opgenomen door het lichaam.
„
„
„
1.36% Deze vloeistof bevat weinig glucose en onttrekt weinig vocht
2.27% Deze vloeistof bevat meer glucose en onttrekt meer vocht
3.86% Deze vloeistof bevat de meeste glucose en onttrekt het veel vocht.
Volumes
1,5 liter, bij de start van de PD, maar ook bij mensen die klein van stuk zijn.
„
2,0 liter, voor mensen met een normaal postuur.
„
2,5 liter, voor mensen met een fors postuur.
„
Soorten dialysaat
Physioneal
Deze vloeistof is een bicarbonaatoplossing en is in alle drie de glucoseconcentraties
verkrijgbaar. Deze zakken bestaan uit 2 delen elk een oplossing bevatten die nog moeten
worden gemengd d.m.v. het breken van een breekpijpje. De verkregen vloeistof moet binnen
24 uur gebruikt worden. In deze vloeistof kan het calciumgehalte variëren. Dit wordt
aangegeven met een getal; Physioneal 40 heeft een lager calciumgehalte dan Physioneal 35.
Welke gebruikt wordt bepaald de arts en is afhankelijk van het calciumgehalte in het bloed.
„
© Vilans 28-08-2012
Materiaalbeschrijving
Physioneal: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 68
Medicijnen kunnen via een medicatiepoort worden toegevoegd. Medicijnen worden bij
voorkeur voor het breken van het breekpijpje toegevoegd. Om medicijnen goed door het
dialysaat te mengen is het raadzaam de zak te kantelen. Het product moet dan meteen
gebruikt worden.
„
„
„
Extraneal
Aan deze vloeistof is in plaats van glucose, icodextrine toegevoegd. Dit is een groter
glucosemolecuul. Deze kan niet of zeer moeilijk het buikvlies passeren en wordt daarom
nauwlijks opgenomen in het bloed. Deze vloeistof wordt o.a. gebruikt bij mensen die over
lange periode veel vocht resorberen. Extraneal wordt slechts 1 x per dag gebruikt tijdens een
lange periode; dus bij CAPD is dit ’s nachts en bij APD; overdag. De aanbevolen verblijftijd
bedraagt 6 tot 12 uur bij CAPD en 14 tot 16 uur bij APD.
Extraneal verstoort de bloedglucosemeting, de arts beslist welke apparatuur de cliënt moet
gebruiken voor een juiste meting.
Nutrineal
Dit is een vloeistof die eiwitten (aminozuren) bevat. Deze vloeistof wordt 1 x per dag gebruikt
tijdens de hoofdmaaltijd omdat dan de opname van eiwitten uit het dialysaat optimaal is. Het
is een vloeistof die gebruikt wordt ter compensatie van het eiwitverlies dat via het dialysaat
plaats vindt.
Dianeal
Dianeal is een oplossing voor peritoneale dialyse die glucose bevat als osmotisch actieve
stof.
De zakken met spoelvloeisof kunnen verschillende soorten aansluitpunten hebben: een
spikeconnector, een luerconnector of een jodium bevattende lineoconnector.
Problemen met het CAPD-systeem
Probleem
Hoe te handelen
Lekkage van de inloopzak op 3 momenten:
„
voor het aansluiten
Zak weggooien en nieuwe pakken
„
tijdens het uitlopen
„
„
„
„
tijdens het inlopen
„
„
uitlopen voltooien
afsluiten
nieuwe zak pakken, starten met inloop
Buik weer leeg laten lopen
Contact opnemen met de arts/
dialysecentrum
Lekkage van de uitloopzak
Dit kan geen kwaad. Indien nodig de
uitloopzak in een emmer leggen of gebruik
een nieuwe zak.
Beschadiging van de katheter
Zodra de katheter lekt is er een open
verbinding met de buikholte!
Hierdoor is er grote kans op peritonitis.
„
Plaats een (blauwe of witte) klem op de
„
katheter.
„
Neem direct contact op met de arts/
dialysecentrum.
„
Geen wisseling meer doen!
© Vilans 28-08-2012
Materiaalbeschrijving
Physioneal: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Losraken van het katheterverlengstukje
.Aanraken van de tip van de katheter of het
onsteriel maken van het systeem/dopje
(Katheter, Dopje)
Vloeistof loopt niet in/of uit
Nier- en blaaskatheterisatie 69
Er is een open verbinding met de
buikholte! Hierdoor is een grote kans op
peritonitis.
„
Klem de katheter af.
„
Direct contact opnemen met de arts/
dialysecentrum.
„
Geen wisseling meer doen!
Dit is te voorkomen door regelmatig even te
controleren of het verlengstukje nog goed
aangedraaid is!
„
„
Doe een jodiumdopje op de katheter en
wacht 5 minuten voordat verder gaat.
Pak nieuwe materialen.
Dit kan veroorzaakt worden door:
Er zit nog een klem dicht
„
Er zit een knik in de lijn
„
Het breekpijpje is niet goed gebroken.
„
Eiwitvlokken in het dialysaat
„
Controleer de lijn op knikjes, breekpijpje en
klemmen.
„
Verander van houding, liggen, lopen of
bewegen.
„
Start met de inloop en oefen druk uit op de
zak.
„
Wanneer dit niet helpt, contact opnemen
met de arts/ dialysecentrum.
„
Vloeistof loopt langzaam / of onvoldoende uit.
Dit wordt meestal veroorzaakt doordat de
stoelgang onvoldoende op gang is
„
Innemen van voorgeschreven laxantia.
„
Bij twijfel contact opnemen met arts/
dialysecentrum.
Bron
„
Handboek Dialysecentrum, Flevoziekenhuis, 2010
„
IJ.D. Jüngen,M.J. Zaagman- van Buuren, Interne geneeskunde en chirurgie, 2009
„
Website Baxter: Producten (externe link)
© Vilans 28-08-2012
Materiaalbeschrijving
Physioneal: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Nier- en blaaskatheterisatie 70
Harmonicaflacon
Het harmonica-ontwerp geeft de mogelijkheid de katheter gemakkelijk en gecontroleerd te
spoelen. Inwerktijd is overbodig, dit beperkt het risico op weefselschade. Twee
achtereenvolgende spoelingen van 50 ml zijn doeltreffender dan één spoeling met 100ml om
encrustatie, slijm en debris te verwijderen.
Er zijn verschillende soorten harmonicaflacons, waaronder:
OptiFlo S of Freka-Drainjet Natriumchloride
Deze zoutoplossing is ideaal om na een ingreep op een zachte manier te spoelen
en om debrisvorming (vlokken) in de blaas te verwijderen. (Niet geschikt voor het
verwijderen van katheteraanslag.)
OptiFlo G
Citroenzuuroplossing. Reinigt de katheter over de volledige lengte en voorkomt
alkalineaanslag. Bevat magnesiumoxide om weefselirritatie te beperken.
OptiFlo R of Freka-Drainjet Solutio R
Oplossing met verhoogd citroenzuurgehalte. Lost blokkeringen op. Ook geschikt
voor het wegspoelen van grote, korrelige afzettingen voorafgaand aan het verwijderen
van de katheter.
© Vilans 03-03-2013
Materiaalbeschrijving
Harmonica flacon: 1 (van 1)