eze tijd?

Levensbeschouwing en onderwijs Emiel De Cock
God op school, nog van deze tijd?
Vorming van de
religieuze
identiteit
T
wee recente initiatieven plaatsen (het debat over) het levens­
beschouwe­­lijk onderwijs sterk in het daglicht, Met zijn boekje ‘Meer
LEF in het onderwijs’ houdt Patrick Loobuyck een pleidooi voor de
invoering van een onafhankelijk, verplicht en algemeen vormend vak over
‘Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie’ in alle jaren en netten van het
onderwijs.1 Met ‘Dialoog als toekomst’ geven Didier Pollefeyt en Jan Bou­­
wens ‘een katholiek antwoord op de verkleuring van het onderwijsland­
schap’.
In Vlaanderen volgt ongeveer 70 %
van de leerlingen onderwijs in een
katholieke school. Daar staat tegenover dat 69 % van de jongeren zich
atheïst of a-religieus noemen. Deze
tegenstelling plaatst religieuze opvoeding op school - een grondwettelijk recht - in een spanningsvolle positie. Het voortschrijdend proces van
secularisering stelt de legitimiteit
van het vak ter discussie. Sommigen
vinden de koppeling van levensbeschouwing aan onderwijs niet alleen
onbetamelijk en naïef maar ook uit
de tijd. Onbetamelijk omdat onderwijs jongeren kritisch en autonoom
wil leren nadenken. En is dat niet in
tegenstrijd met godsdienstonderwijs
dat het denken in een bepaalde richting stuurt? Naïef omdat het niet
strookt met gangbare doelstellingen
in het onderwijs die economisch aangestuurd worden. Onderwijs moet
jonge mensen geschikt maken voor
de harde wereld van morgen, voor
een wereld van efficiëntie en effecti-
42
BASIS 7 JUNI 2014
viteit waarin een ‘heilig geloof’ in het
‘meten=weten-principe’ weinig tot
geen ruimte laat voor levensbeschouwelijke kanttekeningen. Uit de
tijd omdat mensen zich niet meer laten dicteren door dogmatische denkbeelden en zich in hun gedragingen
niet meer laten leiden door morele
instanties. Als ze (al) op zoek gaan
naar diepgang in hun leven, dan doen
ze dat in een individuele zoektocht.
Kan je van de school en de leerkracht dan verwachten dat ze leerlingen bezighouden met zoiets soft
als levensbeschouwing?
Paradigmawissel
Ja, levensbeschouwelijke opvoeding
heeft een plaats in het onderwijs,
vindt Loobuyck, maar “niet langer op
een confessionele of levensbeschouwelijke manier” maar “om over verschillende levensbeschouwingen te leren.
[…] Het levensbeschouwelijk onderwijs
moet vooral aandacht besteden aan
kennis over verschillende levensbe-
schouwingen, het bijbrengen van interculturele vaardigheden en het begrip
van democratie en mensenrechten.
Kortom, het moet jongeren voorbereiden op hun participatie als burger in de
seculiere, multiculturele samenleving.”2
Tot nu had levensbeschouwelijke vorming op school tot doel om de leerlingen ‘in te leiden in één specifieke
religieuze traditie teneinde hun geloof
en hun identificatie met deze traditie te
verdiepen’3 Namelijk in de eigen levensbeschouwing die ze van thuis uit
hebben meegekregen. In het Vlaams
onderwijs was dat overwegend een
christelijke opvoeding. In verschillende landen van Europa heeft het door
secularisering en pluralisering gewijzigd levensbeschouwelijk landschap in de samenleving geleid tot
een paradigmawissel: van ‘education
into religion’ naar ‘education about’
en ‘education from religions’.
Loobuyck haalt hierbij het Verenigd
Koninkrijk en Scandinavisch landen
aan, die “de stap hebben gezet naar
respectievelijk multi-levensbeschouwelijk en niet-confessioneel onderricht”
terwijl “andere landen de confessionele vakken optioneel hebben gemaakt”.4
Dat is ook wat Loobuyck voorstelt:
het zo objectief en neutraal mogelijk
presenteren van verschillende religieuze tradities en levensbeschouwingen. In Vlaanderen heeft deze paradigmawissel in 2010 geleid tot een
voorstel van decreet in het Vlaams
Parlement tot wijziging van het levensbeschouwelijk onderwijs in de
laatste twee jaren van het secundair
onderwijs. Het voorstel, waarvoor
uiteindelijk geen politieke meerderheid is gevonden, had tot doel om “tijdens minstens de helft van de aangeboden uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer de andere erkende
godsdiensten uitgebreid aan bod laten
komen”5 Enkele andere aanpassingen
aan het levensbeschouwelijk onderwijs zijn wel doorgevoerd. In de lessen rooms-katholieke godsdienst en
niet-confessionele zedenleer wordt
ook aandacht besteed aan andere levensbeschouwingen.6 In het officieel
onderwijs heeft inzicht in en erkenning van het gewijzigd (geseculariseerd en pluraal) levensbeschouwelijk landschap ook geleid tot een gezamenlijk engagement van de inspecties van de verschillende erkende religies en levensbeschouwingen.
Dit engagement heeft tot doel om elke leerling interlevensbeschouwelijke competenties voor dialoog en samenwerking mee te geven om in een
pluralistische samenleving een interlevensbeschouwelijke dialoog en een
verdraagzaam samenleven mogelijk
te maken.7 In het katholiek onderwijs
is het godsdienstonderricht niet meer
catechetisch van aard. Het streeft,
vertrekkend bij de religieuze pluraliteit in de klas, naar de ontwikkeling
van een religieuze identiteit bij de
Sommigen vinden de
koppeling van levensbeschouwing aan onderwijs
niet alleen onbetamelijk
en naïef maar ook
uit de tijd.
leerlingen, het zich eigen
maken van een levensbeschouwelijk profiel in verhouding
en met respect voor de andere levensbeschouwingen. Het houdt
hierbij wel vast aan een voorkeurspositie van de christelijke traditie,
het zinaanbod wordt gepresenteerd
vanuit het christelijk geloof.8 Is dat
een realistische optie? In Tertio (11
januari 2012) merkt filosoof Guido
Van Heeswijck op dat de christelijk
gelovigen een minderheid zijn geworden in de samenleving en dat deze
positie in de marge niet overeenstemt met het overwicht in het onderwijs. “Is het niet veeleer zo dat de
religieuze ongeletterdheid zo groot is
geworden dat je jongeren beter eerst
een kennisvak over alle levensbeschouwingen geeft?”
Identiteitsvorming
Het debat over levensbeschouwelijk
onderwijs op school (‘education
about’ of ‘education into’) kan geformuleerd worden in termen van spanning tussen objectiviteit en subjectiviteit. In het voorstel van Loobuyck
moet de subjectieve benadering9
plaats maken voor een meer neutrale en objectieve benadering. Maar
volgens Paul Vermeer van de
Katholieke universiteit van Nijme­­gen
is het onmogelijk “om te komen tot
een objectieve presentatie van religieuze stromingen”.10 Elke kennis is im-
mers altijd voorlopig
en voor verbetering vatbaar.
Daarbij stelt Vermeer ook dat een
objectieve benadering niet wenselijk
is. Religieuze vorming moet meer
zijn dan informeren. Als je enkel dat
vooropstelt, zie je dan niet een belangrijk aspect van de ontwikkeling
van de leerling over het hoofd?
“Namelijk, de noodzaak voor leerlingen
om een eigen religieuze of levensbeschouwelijke identiteit te ontwikkelen,
zodat zij kunnen uitgroeien tot volwaardige en competente leden van een
multiculturele en multireligieuze samenleving.”11 Daarom is een adequate invulling van levensbeschouwelijk
onderwijs op school noch met een
objectieve noch met een subjectieve
benadering gediend. Religieuze identiteitsvorming in dialoog met anderen (‘education from religions’) moet
voorop staan. Elke klas op school is
religieus heterogeen samengesteld.
Ze bestaat zowel uit leerlingen met
diverse religieuze achtergrond als
niet-religieuze leerlingen. Deze onderwijscontext, ontstaan als gevolg
van de processen van secularisering
en pluralisering, kan je niet negeren.
Religieuze vorming op school, ook op
de katholieke school, heeft noodzakelijk een multi- en interreligieus
karakter. Het multireligieus leren is
in functie van religieuze tolerantie
7 JUNI 2014 BASIS
43
gericht op het verwerven van kennis
en inzicht in verschillende religieuze
en levensbeschouwelijke tradities.
Het interreligieus leren wil de leerlingen de vaardigheid tot het voeren
van dialoog met deze tradities bijbrengen. Op die manier doet de religieuze vorming niet alleen recht aan
het seculiere en plurale karakter van
de samenleving, maar erkent ze ook
het recht op vrijheid van godsdienst
als een fundamenteel mensenrecht.
De mens is vrij in het kiezen van een
godsdienst of een atheïstische levensovertuiging, vrij in het beleven
van zijn geloof of om van geloof te
veranderen. Het recht op godsdienstvrijheid wordt maar realiteit
als elke mens autonoom en verantwoordelijk zijn eigen religieuze identiteit kan vorm geven. “Is dit immers
niet het geval, dan blijft het recht op
vrijheid van godsdienst leeg en zonder
betekenis. [...] Het verhogen van de
competentie bij leerlingen om hun eigen religieuze identiteit vorm te geven
kan zo gezien worden als een belangrijke, godsdienstpedagogische taak. In
dit opzicht
kan de
religieuze
vorming
op school
een belangrijke
bijdrage leveren aan de
bevordering
van de godsdienstvrijheid als
een fundamenteel
recht van de mens.12 Dat gebeurt op
een dubbele wijze. In de zin van vrijheid tot religie, wat wil zeggen dat de
religieuze vorming de leerling kan
stimuleren tot de ontwikkeling van
een eigen religieuze identiteit. En in
de zin van vrijheid van religie, wat wil
zeggen dat op basis van deze vorming de leerling voor zichzelf ook
kan komen tot een afwijzing van religie of bepaalde aspecten van religieuze tradities. Religieuze vorming
met het oog op religieuze identiteitsconstructie mag door haar opzet ‘dat
het meer gaat dan het sec verwerven
van objectieve kennis zonder dat de
educatieve vrijheid van de leerling in
het geding is’13 dan wel de ambitie
hebben om de spanning tussen objectiviteit en subjectiviteit te overstijgen, dat is nog geen garantie voor
een algemene haalbaarheid.
Misschien is in religieus zeer divers
samengestelde klassen (van extreem over gematigde gelovigen
naar rabiate anti-gelovigen) het nastreven van cognitieve doelen al
complex genoeg.
Het recht op godsdienstvrijheid wordt
maar realiteit als elke mens autonoom en
verantwoordelijk zijn eigen religieuze
identiteit kan vorm geven.
44
BASIS 7 JUNI 2014
Dialoogschool
Op basis van onderzoek kunnen katholieke scholen voor hun identiteit
worden ingedeeld in vier groepen:
monoloog-, dialoog- kleurrijke en
kleurloze scholen.14 Het onderzoeksinstrument meet zowel de
plaats waar de school momenteel
staat (feitelijk meetniveau) als de
richting die de school wil uitgaan
(normatief niveau). Pollefeyt en
Bouwens belichten de dialoogschool als antwoord op de verkleuring van het onderwijslandschap.
Theoretisch kan je in de dialoogschool een kerygmatische15 en een
recontextualiserende variant onderscheiden. Omwille van een vergevorderde secularisering is het in
Vlaanderen proefondervindelijk niet
mogelijk om in Vlaanderen beide types te traceren. Toch spelen ze op
de achtergrond een rol in het debat.
De kerygmatische dialoogschool
beschouwt de waarheid van het katholieke geloof als fundamenteler
dan die van andere religies. De essentie van het katholicisme moet
bewaard blijven en zo nodig beschermd tegen andere opvattingen.
Al wil de school het geloof niet opleggen aan alle leerlingen, de dialoog met anderen is een opportuniteit om van het geloof te getuigen in
woord en daad. In die zin is de dialoog niet echt wederkerig maar
asymetrisch: de ene spreekt en de
andere antwoordt, beamend of afwijzend. Voor de recontextualiserende dialoogschool ligt de waar-
heid van het christendom niet vast
maar moet in het geleefde leven
ontdekt en waargemaakt worden.
Het is een constante zoektocht naar
nieuwe inzichten om wat het betekent katholiek te zijn in de hedendaagse context. De ontmoeting met
het verschil in de dialoog met anderen is van fundamenteel belang
voor de eigen geloofsbeleving. Hier
is de dialoog echt wederkerig: de
gesprekspartners stellen zich
kwetsbaar op en zijn ontvankelijk
voor nieuwe betekenissen. Terwijl
ze zich genuanceerd-kritisch opstellen tegenover de kerygmatische
variant bepleiten Pollefeyt en
Bouwens openlijk de recontextualiserende variant. Het christelijk geloof is niet voor eens en altijd vastgelegd. Het christen-zijn evolueert
mee met de veranderingen in de
wereld. De christen be-leeft de oorspronkelijke evangelische boodschap telkens in een nieuwe context, die er een is van een ontmoeting in wederkerigheid van luisteren
en spreken met andere levensbeschouwelijke opvattingen. “Om een
dialoogschool van het recontextualiserende type te realiseren is een actieve dialoog met andere overtuigingen en levenswijzen van beslissend
belang. […] Het is juist door het erkennen, respecteren en het werkelijk
waarderen van verschillen tussen
mensen dat de school haar katholieke
identiteit kan herontdekken, telkens
opnieuw.”16 Een recontextualiserende dialoogschool plaatst zich dan
ook bewust tussen traditie en ver-
nieuwing. Als ze te sterk de christelijke traditie uit het verleden benadrukt en de context uit het oogt verliest, riskeert ze een (te) strikt katholieke monoloogschool te worden
waarvoor in de hedendaagse ‘sociologisch onchristelijke’ samenleving
bijna geen draagvlak is. Met een te
sterke klemtoon op vernieuwing
loopt ze het gevaar dat de christelijke boodschap in de dialoog op de
achtergrond raakt. De school wordt
dan een actief-pluralistische (kleurrijke) in plaats van katholieke
school. Het creatief ontplooien in de
school van de dynamiek tussen
christelijke geloofstraditie en vernieuwing, van het evenwichtig omgaan met identiteit en diversiteit is
wellicht bepalend voor de toekomst
van het katholiek onderwijs. Van de
scholen vraagt dit een eerlijke
overweging van waar ze staat en
een beslissing over de levensbeschouwelijke en religieuze identiteit
van de school. Met een risico dat dit
bij sommige katholieke scholen
leidt tot de vaststelling dat ze eerder een actief-pluralistische school
geworden zijn. “Het komt uiteindelijk neer op een beslissend antwoord op de vraag of het christelijk
verhaal de moeite waard is en blijft
om als geprivilegieerde gesprekspartner te fungeren in een educatief
project.”17 Bij een bevestigend antwoord volgt dan nog de uitdaging
hoe dat vandaag en in de toekomst
met een wellicht steeds groter wordende groep a-religieuze jongeren
concreet gestalte te geven. n
nb
Noten
1. Basis-15, 21 december 2013: God op school, inclusief en
pluralistisch
2. Loobuyck, P. Meer LEF in het onderwijs, pag. 49
3. Vermeer, P. De vorming van een religieuze identiteit als nieuw
godsdienstpedagogisch concept. Pag. 115
4. Loobuyck, P. Meer LEF in het onderwijs, pag. 51.
5. Basis-6 van 21 april 2012: God op school, een open of gesloten
verhaal.
6.‘Voor de levensbeschouwelijke vakken van de moslims, protestanten
en joden hebben we daar minder zicht op’, schrijft Loobuyck op
pag; 52.
7. Basis-14 van 7 december 2013: God op school, een zoektocht
naar tolerantie.
8. Basis-5 van 26 april 2014: God op school, met een
voorkeursoptie voor het christelijk geloof.
9. Loobuyck laat wel ruimte om toeleiding tot één bepaalde religie
of levensbeschouwing in het onderwijs facultatief aan te
bieden.
10.Vermeer, P. De vorming van een religieuze identiteit als nieuw
godsdienstpedagogisch concept. Pag. 116.
11.Vermeer, P. De vorming van een religieuze identiteit als nieuw
godsdienstpedagogisch concept. Pag. 116.
12.Vermeer, P. De vorming van een religieuze identiteit als nieuw
godsdienstpedagogisch concept. Pag. 118.
13.Vermeer, P. De vorming van een religieuze identiteit als nieuw
godsdienstpedagogisch concept. Pag. 119.
14.Basis-3 van 1 maart en Basis-5 van 26 april 1914: God op
school, een vraag van veel ouders.
15.Van Dale geeft als synoniem van kerygma: heilsboodschap. Als
omschrijving: essentie van de prediking betreffende Gods
verlossend werk in Christus.
16.Pollefeyt, D. & Bouwens, J. Dialoog als toekomst. Een katholiek
antwoord op de verkleuring van het onderwijslandschap. Pag. 5
17. Pollefeyt, D. & Bouwens, J. Dialoog als toekomst. Een katholiek
antwoord op de verkleuring van het onderwijslandschap. Pag. 8
Bronnen
Loobuyck, P. Meer LEF in het onderwijs. Levensbeschouwing,
Ethiek en Filosofie voor iedereen. Brussel, VUBPRESS, 2014
Pattyn, B. De koppeling van levensbeschouwing aan
onderwijs. In: Ethische Perspectieven, Jaargang 12, september 2003
Pollefeyt, D. & Bouwens, J. Dialoog als toekomst. Een katholiek
antwoord op de verkleuring van het onderwijslandschap.
http://www.kuleuven.be/thomas/page/dialoogschool/
Sterckens, C. en Vermeer, P. Het (on)mogelijk
godsdienstonderwijs. Jongeren en religie anno 2011. In TegenWoordig. Jeugd en geloofscommunicatie vandaag. Leuven, Acco, 2012,
Pag. 51-77
Vermeer, P. De vorming van een religieuze identiteit als nieuw
godsdienstpedagogisch concept. In: van Crombrugge, H. &
Vansieleghem N. Kleur(en) (be)kennen. Onderwijs, levensbeschouwing
en religie. Gent, Academia Press, 2003
7 JUNI 2014 BASIS
45