Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Week 6: Triple A-econoom, TTIP en crises De verplichte literatuur van deze week bestaat uit hoofdstuk 30 en 31 uit het boek International Economics. Gastcollege 1 In dit gastcollege wordt er gekeken naar de triple A-econoom. Er wordt eerst gekeken naar de rol die modellen spelen. Vervolgens wordt er gekeken naar de triple A-econoom. Tot slot wordt er gekeken naar het hoger onderwijs en naar de bevolking in arme landen. Triple A-econoom Veel mensen gaan uit van een standaard model. Wanneer er fouten worden gemaakt bij het beleggen, wordt dit toegeschreven aan aandeelhouders die beter hadden moeten opletten. De rol van de overheid wordt beperkt. Dit is een overzichtelijke en prettige wereld, maar dit is niet hoe de wereld in elkaar zit. Rol van modellen Er zijn veel misverstanden over de rol van modellen. Sommige mensen zijn heel blij met modellen, omdat lastige problemen aan de hand van modellen bekeken kunnen worden. Modellen hebben echter ook een aantal nadelen. Allereerst gaan mensen te ver met het ontwikkelen van modellen, waardoor het perspectief kan verdwijnen. Een Bertrand competitie kan makkelijk geïnterpreteerd worden. Het Bertrand evenwicht is een evenwicht tussen twee bedrijven met een homogeen goed die concurreren op de prijs. Er is een evenwicht bij een winst van nul. Sommigen vinden dit onzin, omdat deze bedrijven wel winst zullen maken. In de werkelijkheid zal het nooit voorkomen dat beide bedrijven geen winst behalen. Dit model is ook niet opgezet om de werkelijkheid te bestuderen, maar als een ijkpunt. Het is een extreme die in de werkelijkheid nooit voor zal komen. In werkelijkheid zal een bedrijf niet terecht willen komen in een Bertrand evenwicht. Een bedrijf probeert dus te voorkomen dat er geconcurreerd wordt op prijs. Om dit te voorkomen probeert een bedrijf beter te zijn dan een ander bedrijf. Een bedrijf gaat dus differentiëren van een ander bedrijf. Het Bertrand evenwicht helpt bij nadenken over een strategisch evenwicht. Het Centraal Planbureau beperkt zich tot de enge economie. Dit betekent dat er vooral wordt gekeken naar cijfers. In sommige gevallen wordt er gekeken naar een interpretatie, maar er wordt bijvoorbeeld niet gekeken naar de psychologie er achter. Bij veel economische vragen is er geen duidelijk onderscheid tussen economisch en andere perspectieven. Sommige beleidsvragen hebben alleen te maken met economische aspecten, maar de meeste vragen hebben te maken met meerdere aspecten. Om beleidsvragen te beantwoorden, moet er vaak niet alleen worden gekeken naar de beschikbare data maar ook naar de aspecten van een specifieke markt. Het is daarnaast belangrijk om niet alleen onderzoek te doen naar problemen waar data beschikbaar van is. Er moet ook onderzoek gedaan worden naar problemen waar geen data van is. Het is daarnaast van belang om de logica van de ene markt niet toe te passen op een andere markt. Elke markt heeft een andere structuur en hier moet rekening mee gehouden worden bij een onderzoek. Soms zijn de data heel slecht. Een onderzoeksresultaat heeft dan weinig effect. Als het beleid hierop wordt aangepast, dan is van tevoren al bekend dat dit niet goed is. Er is al bekend dat het geen goede resultaten oplevert, maar het is makkelijker en veiliger dan gaan zoeken naar de goede resultaten. Tegenwoordig wordt het steeds belangrijker om ook te kijken naar andere disciplines. Het is niet meer mogelijk om maar naar één discipline te kijken. Facebook.com/SlimStuderen 1 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Als er iets geobserveerd wordt in de werkelijkheid, wordt vervolgens gekeken naar de theorie. Dit wordt gedaan om te kijken of de waarneming toeval was of niet. Adam Smith, Thomas van Aquino en Aristoteles Economie gaat over het economisch gedrag. Het is belangrijk om een mensbeeld te hebben. Dit kan voor iedereen iets anders zijn. Aan de ene kant zijn er mensen die zich helemaal richten op cijfers en aan de andere kant zijn er de cynici. Tussen deze twee groepen komt geen strijd op gang. Dit zorgt er voor dat er geen oplossingen komen. Het is beter om wel na te denken over oplossingen. Bij het oplossen van beleidsproblemen kan er gekeken worden naar het boek ‘De triple A-econoom’. ‘De triple A-econoom’ maakt gebruik van andere disciplines op het moment dat dat nodig is. Daarnaast worden economische inzichten in context geplaatst. Niet voor alle beleidsproblemen is er een bijzondere oplossing. Niet altijd zijn er andere disciplines nodig om een probleem op te lossen. Er moet eerst worden gekeken naar het probleem. Sommige problemen hebben een logische oplossing, waarbij nauwelijks andere disciplines nodig zijn. In dat geval is de triple A-oplossing bijna hetzelfde als de niet Triple A-oplossing. Bij andere problemen zijn er wel meerdere disciplines nodig. In dat geval zal er een andere oplossing zijn bij de Triple A-oplossing dan bij de niet-Triple A-oplossing. Aristoteles heeft twee boeken geschreven, één over politiek en één over ethiek. Veel van zijn inzichten zijn nu nog steeds relevant. Aristoteles heeft zelf veel empirisch onderzoek uitgevoerd. Hij heeft naar de werkelijkheid gekeken en dit heeft hij in zijn boeken verwerkt. Thomas van Aquino was een belangrijke christelijke denker. Hij moest schrijven over het geloof. In de tijd dat Thomas van Aquino leefde hadden de Arabische filosofen het voor het zeggen. Om met hen in debat te gaan moest Thomas van Aquino over andere zaken spreken. Hier is veel verteld over de functie van het kwaad. Het kwaad moet in balans zijn. Daarnaast is er gekeken hoe verleidingen worden geordend en iets nuttigs opleveren. Adam Smith was eigenlijk een filosoof. Hij schreef over bijna alles. Zo heeft hij een puntensysteem bedacht voor migratie om te zorgen dat dit beter georganiseerd zou worden. Hij wordt vaak geassocieerd met de onzichtbare hand. Dit gaat er van uit dat markten zichzelf in evenwicht brengen wanneer de overheid niet grijpt. Deze gedachtegang blijkt niet uit de boeken van de schrijver. Wel was hij negatief over overheden, maar dit kwam doordat de overheden in zijn tijd corrupt waren. Triple A-denken Bij het oplossen van problemen moet er eerst gekeken worden wat er goed gaat, want deze sectoren moeten niet door de oplossing verslechteren. Dit kan bijvoorbeeld bekeken worden voor het hoger onderwijs. In sommige opzichten gaat het goed met het hoger onderwijs in Nederland. Het hoger onderwijs is in Nederland bijvoorbeeld heel toegankelijk. In Polen zijn staatsuniversiteiten gratis, toch is Nederland toegankelijker. Dit komt doordat staatsuniversiteiten in Polen heel slecht zijn. De privé universiteiten zijn daar heel duur. Deze tweedeling zorgt ervoor dat gratis niet altijd heel toegankelijk betekent. In Nederland is deze tweedeling niet zo duidelijk te zien. Een tweede pluspunt van het hoger onderwijs in Nederland is dat het aantal publicaties hoog en kwalitatief goed is, terwijl er niet heel veel geld in gestoken wordt. Ten derde is Nederland goed in gemiddelde kwaliteit. Met de gemiddelde kwaliteit wordt bedoeld dat slecht in Nederland nog steeds best goed is. De slechtste universiteit in Nederland is nog best goed. In Amerika is de slechtste universiteit heel slecht. Het is voordelig om goed te zijn in de gemiddelde kwaliteit. Dit bevordert namelijk de sociale mobiliteit. Mensen die voortkomen uit een lager opgeleid gezin kunnen in Nederland makkelijk zelf opklimmen. Facebook.com/SlimStuderen 2 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Het maakt in Nederland niet uit waar iemand vandaan komt. De prikkels aan de onderkant van de samenleving zijn groot. Er zijn daardoor minder sociale problemen. Er wordt niet alleen gekeken naar de dingen die goed gaan, maar ook naar de problemen. Er zijn ook problemen met het hoger onderwijs in Nederland. Het eerste probleem is dat er geen echte toppen zijn. Het is handig om naast een hoge bodem een paar hoge toppen te hebben. Daarnaast is er een probleem met de financiering. Universiteiten worden gefinancierd naar het aantal studenten dat afstudeert. Dit zorgt ervoor dat universiteiten een prikkel hebben om iemand snel te laten afstuderen, terwijl deze student eigenlijk niet het goede niveau heeft. Een ander probleem is schaal. Schaalvergroting levert voor veel universiteiten op dit moment niets meer op. De kosten van schaalvergroting zijn allereerst erg hoog. Daarnaast is het nadeel van een grote schaal dat het onderwijs steeds onpersoonlijker wordt. Een ander probleem is dat gedacht wordt dat prestaties gemeten kunnen worden. Dit heeft een schaduwzijde, want niet alles kan gemeten worden in cijfers. Er moet ook naar andere factoren gekeken worden. Een ander probleem is dat mensen vaak denken dat het gedragen volgens de lijstjes gelijk is aan goed gedragen. Dit hoeft niet altijd zo te zijn. Het kan ook zo zijn dat de eigen moraal van de onderneming wordt vergeten. Bij het onderwijs is het vaak zo dat er alleen risicoloos onderzoek gedaan mag worden om op deze manier aan de lijstjes te voldoen. Dit zorgt ervoor dat de creativiteit en vrijheid verdwijnt. Er is een aantal oplossingen. Zo kan er sprake zijn van een selectie aan de poort. Iemand moet aan een aantal eisen voldoen om toegelaten te worden voor een studie. Dit moet niet alleen gebaseerd worden op cijfers, maar bijvoorbeeld op motivatie. Een andere oplossing is de discriminatie op collegegeld. Voor elke studie kan er dan een ander tarief gevraagd worden. Op deze manier kunnen universiteiten zich makkelijker onderscheiden van andere universiteiten. Globalisering Globalisering heeft een aantal voordelen. Allereerst neemt de economische welvaart toe. De prijzen dalen en de kwaliteit neemt toe. De prijzen dalen doordat er lagere transactiekosten zijn. Tevens is het makkelijker om in een ander land te werken. Dit is een verbetering van het welzijn. Tot slot is de armoede gedaald. Zowel mensen aan de onderkant als mensen aan de bovenkant van de samenleving profiteren hiervan, maar de verdeling is schever. Het grootste probleem zijn de arme mensen in arme landen. De instituties zijn in de meeste gevallen corrupt. Het is lastig om dit te verbeteren. De rijken proberen alle baten naar zichzelf toe te trekken. De vertegenwoordigers van de landen zijn de elite. De elite trekt alle baten naar zichzelf toe en niet naar de andere mensen. De triple A-econoom zegt dat er gekeken moet worden naar de kern van dit probleem. De oplossing hiervoor is onderwijs van vrouwen. Dit zorgt ervoor dat de vrouwen hoger opgeleid zijn. De kinderen zullen dan ook hoger opgeleid worden en minder arm zijn. De kinderen zullen dan ook een betere gezondheid hebben. Dit zijn baten die moeilijk zijn af te pakken voor de elite. Facebook.com/SlimStuderen 3 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Hoorcollege 1 In dit hoorcollege wordt er eerst gekeken naar TTIP. Dit is een vrijhandelsverdrag tussen Europa en de VS. Vervolgens wordt er gekeken naar de bananenkwestie. TTIP Als de onderhandelingen van multilaterale verdragen vastlopen, komen er veel bilaterale verdragen tot stand. TTIP is meer dan een normaal vrijhandelsverdrag. Een van de onderdelen van TTIP heeft te maken met handelsbarrières. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen handelsbarrières die te maken hebben met tarieven en barrières die niet te maken hebben met tarieven. In traditionele zin zijn de barrières tarieven, quota en subsidies. Tegenwoordig is er nog een barrière bijgekomen door een verschil in regels in verschillende landen. Dit verschil kan legaal en illegaal zijn. Regelgeving werkt als een barrière. De doelstelling is vaak in beide landen, bijvoorbeeld dat een auto veilig moet zijn. De EU heeft hier andere regels voor dan de VS. Dit zorgt ervoor dat de kosten van de producenten hoog zijn. TTIP kijkt naar de verschillende regels en probeert de hoge kosten weg te werken. De EU en de VS zijn de twee grootste economieën van de wereld. In de afgelopen 7 jaar zijn deze economieën kleiner geworden ten opzichte van de rest van de wereld. Europa en de VS zijn in het leveren van diensten en in FDI het grootst. Bij het leveren van goederen speelt ook China een grote rol. De rol van Europa wordt steeds kleiner, maar de VS groeit wel snel. De impact van een vrijhandelsverdrag kan gemeten worden. Er zijn een aantal verschillende situaties mogelijk. Allereerst kan er gekeken worden naar een narrow scenario. De tarieven zijn voor een groot deel weggehaald. Ook als er een laag tarief is moet er uiteindelijk veel betaald worden. Soms wordt een product een aantal keer geëxporteerd en geïmporteerd. In dat geval moet er een aantal keer een tarief betaald worden. Bij dit scenario is 10% van de barrières van diensten verdwenen. Dit kan bijvoorbeeld doordat sommige diensten nu over de grenzen mogen verplaatsen. Dit is relevant voor een beschermd beroep. Er zijn ook een aantal comprehensive scenarios. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen het minder ambitieuze en het ambitieuze scenario. Bij het ambitieuze scenario worden alle tarieven opgeheven. Dit gaat over een periode van ongeveer 15 jaar. De innovatie gaat niet altijd even snel. De laatste jaren gaat de innovatie steeds sneller. TTIP moet rekening houden met de snelheid die er op dit moment is. Kosten TTIP zorgt er aan de ene kant voor dat de handel goedkoper wordt. Aan de andere kant brengt het vrijhandelsverdrag ook kosten met zich mee. Het is lastig om te zeggen hoeveel geld het precies kost. Met de gravity equation kan berekend worden hoe hoog een handelsstroom eigenlijk zouden moeten zijn. Om dit te berekenen moet er worden gekeken naar de tarieven, de afstand, de massa en de transportkosten. Er kan berekend worden hoe groot de handelsstroom zou moeten zijn en er kan gekeken worden hoe groot de werkelijke handelsstroom is. Aan de hand van deze informatie kan een schatting gemaakt worden over de kosten. Om te kijken naar de effecten van een vrijhandelsverdrag moet alles uitgedrukt zijn in getallen. Er zijn verschillende regels voor de veiligheid van een auto. De kosten van deze barrière moeten uitgedrukt worden in een getal. Dit kan berekend worden door te kijken naar het verschil in barrières van het binnenland en het buitenland. Vervolgens moet dit verwerkt worden in een regressie analyse en deze waarde wordt getest op significantie. Vervolgens kan dit worden omgezet in een grafiek, die de trade cost reduction weergeeft. Facebook.com/SlimStuderen 4 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 De waardes moeten vervolgens worden omgezet in een percentage. De sectoren met een hoog percentage hebben te maken met veel barrières. Er is bijvoorbeeld te zien dat er bij voedselveiligheidsstandaarden grote barrières zijn en bij elektronica kleine barrières. De onderhandelaren van TTIP moeten zich vooral richten op de hoge percentages. Er moet niet alleen worden gekeken naar de hoogte van de barrières, maar ook naar de grootte van de sector. Als er veel barrières zijn en het gaat om een grote sector, dan is er veel geld te winnen. Het is lastig om de gevolgen van een verdrag uit te leggen. Sommige sectoren in de VS gaan er op vooruit en in de EU achteruit. Andere sectoren gaan er in de VS op achteruit en in de EU op vooruit. In de VS gaan de verzekeringen er door het verdrag op achteruit en EU op vooruit. Er kan ook gekeken worden naar het welvaartseffect. In de VS is het welvaartseffect voor verzekeringen sterk positief. De productie van de verzekeringssector daalt, maar het welvaartseffect stijgt. Verzekeringen zijn in de VS georganiseerd op State level. Per staat moet een verzekeringsmaatschappij vragen of ze recht heeft om in die staat inwoners te verzekeren. Er zijn in de VS veel regels voor verzekeraars. Een verzekeringsmaatschappij kan zich in de VS niet op het hele land richten, maar allen op een paar staten. Dit heeft als bijkomstigheid dat de verzekeringsdiensten in de VS relatief duur zijn. In de EU mag een verzekeringsmaatschappij in meerdere lidstaten actief zijn en daardoor ontstaan schaalvoordelen. De hoge verzekeringskosten in de VS ontstaan ook doordat er veel hoge claims zijn bij rechtszaken. Het nadeel van het systeem in de VS is dus dat maatschappijen afhankelijk zijn van één staat. Tijdens de orkaan Katrina is er veel schade aangericht in New Orleans. De verzekeringsmaatschappijen in deze buurt zijn in die tijd allemaal failliet gegaan. Er was geen andere staat om dit risico op te vangen. Als er geen staatsverzekering zou zijn, maar een trans-Atlantische verzekering kan de schade in de ene staat door andere staten worden opgevangen. Een verzekering heeft dan veel meer geld om grote schade op te vangen. Dit zorgt er ook voor dat de premie van de verzekering omlaag gaat en dat de welvaart omhoog gaat. Deze welvaartstoename gaat naar de consumenten, omdat deze nu lagere verzekeringskosten hebben. Er is geen voordeel voor de Amerikaanse producenten. De producenten proberen dit te voorkomen door een antilobby bij TTIP. Er is in de EU ook een aantal sectoren dat achteruit zal gaan door de vrijhandel. De sectoren die gaan groeien, trekken arbeid en kapitaal naar zich toe. Er is dan minder arbeid en kapitaal beschikbaar voor andere sectoren. Deze sector gaat dan achteruit. Er is ook een aantal sectoren dat zowel in de VS als in Europa vooruit gaat door een vrijhandelsverdrag. Wanneer alles bij elkaar wordt opgeteld gaan beide landen er op vooruit. De tarieven waren in de EU waren gemiddeld iets hoger dan de VS. De EU zal er daarom iets meer op vooruit gaan dan de VS. Barrières door regelgeving Bij de auto-industrie moeten in Amerika crash checks worden uitgevoerd. Hierbij moet de dummy in Amerika een hoek hebben van 29,5 graden, in Nederland moet deze een hoek hebben van 31 graden. Hierdoor moet de auto moet in Nederland getest worden en in de VS. Dit brengt hoge kosten met zich mee. De vraag is of dit onderscheid nodig is. Sommigen zeggen dat dit nodig is, omdat er in Nederland kortere wegen zijn. Met TTIP wordt er gekeken of er een overeenstemming gevonden kan worden, bijvoorbeeld door te testen met 30 graden. De crash test in Europa is dan ook geldig in de VS. De standaard verandert daardoor niet, maar de productie is wel goedkoper. Facebook.com/SlimStuderen 5 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Deze kosten zijn ook te zien bij speelgoed. In Europa geeft de overheid een keurmerk als het speelgoed goedgekeurd is. Als de overheid een CE kenmerk geeft, kan de fabrikant gaan produceren. In de VS moet een speelgoedfabrikant zelf een standaard neerzetten en zich daar aan houden. In de VS zal een producent dit ook doen, omdat hij anders hoge claims verwacht. Dit is een belangrijk verschil. Een Europees product met een keurmerk kan niet worden geëxporteerd naar de VS. Het is namelijk niet door de fabrikant zelf uitgetest. Het mag dan niet naar de VS vervoerd worden. Om het speelgoed naar de VS te exporteren, moet het product ook door de fabrikant getest worden. Ook dit verschil in regelgeving brengt hoge kosten met zich mee. Deze regels brengen dus hoge kosten met zich mee. Als regels ambitieus aangepakt worden, dan zal dat 64 miljard opleveren voor Europa en 56 miljard voor de VS. Bij de dienstensector is er een winst mogelijk van 7 miljard voor Europa en 14 miljard voor de VS. Dit komt doordat diensten vaak lokaal zijn. Veel fabrieken worden opgezet in het buitenland. Tot slot zijn er nog winsten mogelijk door directe spillover effecten. Het is gunstig om producten te harmoniseren, bijvoorbeeld eenzelfde oplader voor alle elektrische auto’s. Als een aantal landen harmoniseert, kan een ander land zelf beslissen om hieraan mee te doen of zijn eigen standaard houden. Verwacht wordt dat alle landen mee gaan doen en dit product een wereldstandaard wordt. Dit wordt het spillover effect genoemd. Positieve effecten Voor de eerste keer in de handelsgeschiedenis is er ook een positief effect voor andere landen. Normaal gaan de landen die in het verdrag zitten er op vooruit en de landen die er niet in zitten achteruit. In dit geval is te zien dat ook andere landen erop vooruit gaan. Dit komt door de spillover effecten. Stel in Tunesië wordt een groot deel van de bekabeling van de auto’s geproduceerd. Dit wordt vervolgens geëxporteerd. Dit doet Tunesië nu alleen voor de EU. Als de kabels overal identiek zijn kan Tunesië ook op de Amerikaanse markt actief worden. Dit zorgt dus voor extra opbrengsten. Door te kijken naar value added export is bekend dat de grootste winst behaald kan worden in de sectoren motor vehicles, chemicals en processed foods. Het gaat niet om het verlagen van de standaarden, maar om de kleine verschillen in regels gelijk te trekken. Prisoners dillema Er kan gekeken worden naar het effect als in alle sectoren vrij gehandeld wordt en er kan gekeken worden naar het effect op één sector. Het effect is in het eerste geval groter dan in het tweede geval. Economisch is het beter om te kijken naar het totale effect, maar het is politiek aantrekkelijker om per sector te kijken. Het is beter om te kijken naar een algemeen evenwicht. Er wordt gekeken hoe een product goedkoper wordt. Een product bestaat vaak uit meerdere markten. Bij een auto zal er niet alleen naar de automarkt gekeken moeten worden, ook de financiële sector speelt een rol. Daarnaast ook de staalmarkt. Als staal goedkoper wordt, zal het produceren van een auto goedkoper worden. Een economie kan niet per sector bekeken worden, omdat alle sectoren met elkaar verbonden zijn. Een econoom zegt dan ook dat bij TTIP alles aangepakt moet worden. Het vrijhandelsverdrag betekent dat alle producten uit alle sectoren vrij verhandeld moeten worden. Als Europa één sector wil vrijstellen, dan wil de VS ook een sector vrijstellen. Vervolgens wil Europa weer iets vrijstellen en dit gaat zo door. Er blijft steeds minder over van het vrijhandelsverdrag. Dit is het probleem dat duidelijk te zien was bij de onderhandelingen. Het is dus beter om geen sectoren vrij te stellen van het verdrag. Facebook.com/SlimStuderen 6 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 De verschillen in regulering zijn erg lastig. Het Amerikaanse systeem is onbekend bij veel Europeanen en andersom. Bij voedseleisen speelt dit een belangrijke rol. Chloorkippen zijn verboden in de EU, maar niet in de VS. De kippenmarkt is erg klein en Europa en de VS probeerden op deze manier eerst kleine successen te boeken. De Europese Commissie is voor, maar veel lidstaten zijn het er niet mee eens. Uiteindelijk hebben de lidstaten een stem, dus deze regel kan niet zo doorgevoerd worden. De kippen staan symbool voor een nieuwe mislukking tussen de VS en de EU. In de VS heeft de wetgeving een ander systeem. De president sluit een overeenkomst, waarmee het congres moet instemmen. Vervolgens moet het in de VS in wetten worden gezet. Een overeenkomst is in de VS dus niet gelijk toepasbaar. In de VS is een senator direct gekozen door de staat. Een senator kijkt niet naar het totale effect, maar naar de effecten voor zijn of haar staat. Als een staat er op achteruit gaat dan zal die senator tegen stemmen. Als de senator voor stemt, zal hij niet herkozen worden. Elke staat heeft twee senatoren. Alle kleine staten kijken alleen naar landbouw. Als de landbouw er op achteruit gaat stemt de senator tegen. Voor Europa is dit systeem lastig. Voor de Amerikanen is het Europese systeem ook heel lastig. Dit speelt een grote rol bij de onderhandelingen. Er zijn ook problemen bij de productie van lipstick. In een Europese lipstick zitten veel chemicaliën die in de VS verboden zijn. Deze chemicaliën staan op een drugslijst. De chemicaliën mogen wel gebruikt worden, maar dan moeten er extra tests gedaan worden. Daarnaast worden er in de EU UV blockers gebruikt, maar deze zijn in de VS verboden. Een laatste probleem is dat er in de EU niet getest mag worden op dieren en in de VS moet er getest worden op dieren. De lipstick zal niet op mensen getest worden, dus in de VS zal de lipstick op dieren getest worden. Als een lipstick niet getest is, is er kans op een grote claim. Een producent moet een lipstick in de VS dus bijna verplicht testen op dieren. Daarnaast moet een producent in de VS per kleur toestemming krijgen. In Europa is maar één keer toestemming nodig. Dit zorgt ervoor dat de export van lipsticks lastig is. Voor middelgrote en kleine bedrijven zal er geen export mogelijk zijn. Er zijn nog meer problemen tussen Europa en de VS. De VS vindt de Nederlandse melk gevaarlijk en is gestopt met het importeren na de BSE crisis. Na deze crisis zijn de regels in Europa flink aangescherpt. De president was niet tegen het importeren van de melk, maar een aantal staten heeft regels opgesteld. Er waren zoveel stemmen voor deze regel dat deze is ingevoerd. De president kan hier niets aan doen. Een regel die al doorgevoerd is, is een regel voor de scheepvaart. Beide landen wilden een veilige handelsstroom. De inspectie in de VS is iets anders dan de inspectie van Europa. Besloten is om de inspecties gelijk te stellen aan elkaar. De VS en de EU zijn hierop vooruit gegaan. De rest van de wereld is hier op achteruit gegaan, want die heeft nog steeds te maken met een dubbele controle. Bananenregime Een handelsbeleid kan grote voordelen met zich meebrengen, maar een handelsbeleid kan ook minder positief zijn. Dit is bijvoorbeeld te zien bij het EU bananenregime. Dit is een discriminerend regime dat vroeger is ontstaan. In 1975 is er een protocol getekend met ACP landen. Dit staat voor African, Caribbean, Pacific landen. Dit protocol is in strijd met de GATT, omdat het een voordeel geeft aan een aantal landen, maar niet aan alle landen. Tijdens het verdrag van Maastricht is er besloten om één bananenregime te voeren. Dit is in tegenspraak met het verdrag van Rome. Duitsland heeft gedreigd de EU voor de GATT te dagen. De Engelse en Franse ex-koloniën werden namelijk bevoordeeld. Duitsland had hierbij zelf geen belang. In 1993 kwam ‘Bananen 1’ voor de WTO, deze strijd werd verloren door de EU. In 1994 was ‘Bananen 2’, waarbij de EU weer verloor. Facebook.com/SlimStuderen 7 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 In 1994 was de Europe way round. Dit is het grootste akkoord ooit. Regeringsleiders wilden dit akkoord ondertekenen, maar toen besloot de EU het alleen te tekenen, als er een vrijstelling werd gemaakt voor bananen. Europa kreeg deze vrijstelling. Er is dus te zien dat een groot handelsblok veel macht heeft. Vervolgens besloot Europa om een aantal bananenmaatschappijen buiten spel te zetten. Hiermee werd vooral Chiquita geraakt. In 1997 kwam ‘Bananen 3’ voor de WTO. Er mocht geretalieerd worden. Het is voor een klein land niet gunstig om te retalieren. Wanneer kleine landen de VS mee zouden krijgen zou dit wel gunstig zijn. Chiquita heeft ervoor gezorgd dat de VS hielp en de EU verliest vervolgens ook ‘Bananen 3’. In 1999 was ‘Bananen 4’. De EU krijgt de laatste kans. Het regime moet veranderd worden. De EU probeert dit zo lang mogelijk te rekken. In 2004 en 2005 werden er weer twee rondes van de WTO verloren. In 2006 is er een nieuw regime geïntroduceerd. Het regime lijkt heel anders, maar het is bijna hetzelfde. Er werd een beleid ingevoerd, omdat de bovenwindse en benedenwindse eilanden voor een groot deel afhankelijk zijn van bananen. De bescherming zou leiden tot meer banen in deze landen. Andere arme landen worden door dit beleid benadeeld. De eilanden hadden deze voorkeursbehandeling al in het koloniale tijdperk. Door het beleid is deze voorkeursbehandeling teruggegeven. Het nieuwe regime gaat om quota. De prijs kan veranderd worden door een tarief in te voeren, maar de prijs kan ook veranderd worden door een quota in te stellen. De quota mogen gevuld worden door een aantal importeurs. Er zijn vijf MNO’s die de quotarechten in handen hebben. Deze rechten worden verkocht. Degene die het hoogste bied krijgt de rechten. De arme landen worden op deze manier tegen elkaar opgezet. De hogere prijs zou naar de producent moeten gaan, maar gaat naar de MNO’s. Dit zorgt er ook voor dat een EU uitbreiding nadelig is voor de bananenproducerende landen. Kroatië is het laatste land dat toetrad. Dit land doet nu ook mee aan het quotasysteem. Bij het nieuwe regime is het quotum zo vastgesteld dat de vraagcurve er doorheen snijdt. De prijs gaat op deze manier stijgen. Bij het nieuwe regime is het quotum verruimd. De prijzen zijn hierdoor omlaag gegaan. Dit lijkt een beter systeem, maar het is voor de bananenproducenten net zo slecht. De bananen kosten op het schip veel minder dan aan de kant. Dit verschil is een opbrengst voor de MNO’s. Dit is nadelig voor de consumenten en nadelig voor de producenten. De EU was heel snel in het afsluiten van bilaterale verdragen, omdat het de groei wil vasthouden. Bij bananen en suiker speelt veel politieke druk mee. Het is een gevoelig punt voor de EU. Centraal Amerikaanse bedrijven zijn naar de WTO gegaan. Er is toen onderhandeld. De EU heeft het tarief laten zakken naar 117 per ton. Maar de Centraal Amerikaanse bedrijven wilden eigenlijk 86 per ton. Er is gekozen voor een middenweg. Wel is er vastgesteld dat dit niet verder onderhandeld zal worden. Facebook.com/SlimStuderen 8 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Hoorcollege 2 In dit hoorcollege wordt er gekeken naar een aantal crises. Dit kan bekeken worden aan de hand van modellen. Er zijn drie verschillende soorten generaties van de crisismodellen. Crises Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen crises. Er kan allereerst een onderscheid gemaakt worden tussen een financial crisis (banking crisis) en een valuta crisis (currency crisis). Beide crises hebben vaak met elkaar te maken. Wanneer ze tegelijk op treden heet dit twin crisis. Twee of meer landen kunnen besluiten om dezelfde valuta te nemen. In dat geval is er sprake van een one common currency. Dit is het geval bij de euro. Dit zorgt er aan de ene kant voor dat er minder onzekerheid is. De wisselkoersen kunnen in dit geval niet meer fluctueren. Aan de andere kant zorgt dit er ook voor dat de overheid een beleidsinstrument minder heeft. De overheid kan de munt niet laten appreciëren of depreciëren om de economie te beïnvloeden. In Europa is er een centrale bank. Die wordt ook wel de ECB genoemd. Deze centrale bank is niet precies hetzelfde als de centrale bank in Amerika, de FED. In Europa hebben de lidstaten ook zelf een centrale bank. Deze centrale bank kan zelf geen monetair beleid voeren. Een monetair beleid kan alleen door Europa gevoerd worden. Currency crisis Een currency crisis komt vaak voor bij een systeem van vaste wisselkoersen. Dit was bijvoorbeeld het geval in de tijd van het Bretton Woods systeem. De eigen valuta was gekoppeld aan de dollar en de dollar was gekoppeld aan goud. De landen die lid waren van het IMF hadden op deze manier vaste wisselkoersen. Een land heeft een aantal fundamentals om de vaste wisselkoers vast te houden. Als een land niet genoeg middelen heeft, dan kan het land een vaste wisselkoers niet vasthouden. De fundamentals zijn niet oneindig en kunnen dus opraken. Als dat gebeurt, moet de munt devalueren. Als speculanten verwachten dat een munt gaat devalueren, zal dat vaak ook gebeuren. Het vertrouwen van investeerders is dus belangrijk. Aan het einde van de vorige eeuw was er een currency crisis in Azië. Er is internationale kapitaalmobiliteit. Dit betekent dat het makkelijk is om kapitaal te transporteren. Veel internationaal kapitaal is geïnvesteerd in Azië. Er was meer onzekerheid en dit zorgde ervoor dat investeerders hun geld uit Azië weghaalden. Bij variabele wisselkoersen deprecieert de munt, maar bij vaste wisselkoersen probeert de overheid dit te voorkomen door de rente te verhogen of buitenlandse reserves te verkopen. Uiteindelijk kon Azië de vaste wisselkoers niet vasthouden en dit zorgde voor een dip. Het land moest van de vaste koers afstappen. Dit wordt ook wel een speculative attack genoemd. Het kan ook zijn dat een aanval geen effect heeft. Dit is het geval als een vaste wisselkoers wel geloofwaardig is. Soms zijn er in verschillende landen soortgelijke aanvallen. Het ene land wordt hierdoor wel geraakt en het andere land niet, de tegenreactie van de autoriteiten kan dan voldoende zijn. Dit verschil kan ontstaan door een verschil in kapitaalmobiliteit. Als het niet mogelijk is om kapitaal te transporten of als er hoge transactiekosten zijn, dan zal een currency crisis niet voorkomen. Bij een currency crisis is er eerst sprake van een kapitaalinvoer. Kapitaal wordt het land ingevoerd. Vervolgens voelen de investeerders onzekerheid. Het geld wordt het land dan heel snel weer uitgevoerd. Als er in dit geval sprake is van een variabele wisselkoers, zal de munt depreciëren. Dit zorgt ervoor dat de export goedkoop wordt en de import duur. Het land zal meer gaan exporteren en minder gaan importeren, waardoor er een herstel Facebook.com/SlimStuderen 9 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 is van de lopende rekening. Bij een variabele wisselkoers zullen landen dus sneller herstellen. Als de koersen niet variabel zijn, kost het veel meer tijd om de economie te herstellen. Eerste generatie modellen Dit model is gemaakt door Krugman. Hij heeft een model gemaakt om te kijken waarom een vaste wisselkoers op de lange termijn geen stand kan houden. Autoriteiten geven aan dat de wisselkoers vastgehouden wordt. Als dit geloofwaardig is dan zal de wisselkoers vastgehouden worden. Als speculanten zien dat de middelen van de monetaire autoriteiten opraken, houdt de vaste wisselkoers geen stand. Dit is gebaseerd op de theorieën van PPP en de geldhoeveelheid. Als het prijsniveau en de geldhoeveelheid bekend zijn, kan de wisselkoers bepaald worden. Als speculanten zien dat de vaste koers geen evenwichtskoers is dan moeten monetaire autoriteiten ingrijpen. Hier is geld voor nodig en dit kan niet oneindig gedaan worden. Bij dit model kan er ook gekeken worden naar de quantity theory of money. Dit kan weergegeven worden met de volgende formule: 𝑉 ∗𝑀 𝑌 Hierbij is P het prijspeil, V een constante, Y het inkomen en M de geldhoeveelheid. Op de lange termijn bepalen de prijsniveaus van beide landen de wisselkoers. Op de lange termijn kan de PPP weergegeven worden met: 𝑃 = 𝑃 = 𝑆! 𝑃 ∗ met 𝑃 ∗ = 𝑆! = 1 P* is hierbij het buitenlandse prijsniveau. 𝑑𝑀 = 𝑑𝐹 + 𝑑𝑅 Deze vergelijking geeft weer dat het financieringstekort (F) gefinancierd wordt door bij de centrale bank te lenen, waardoor het geldaanbod toeneemt. Als het overheidstekort (dF) toeneemt, moet de overheid buitenlandse reserves verkopen om te zorgen dat het prijsniveau constant en de wisselkoers vast blijft. Dit proces kan echter maar beperkt doorgaan. Als de centrale bank reserves heeft dan worden die gebruikt om de vaste wisselkoers vast te houden. Reserves worden opgebouwd uit overschotten op de lopende rekening. Er zijn veel fluctuaties, omdat er de ene keer een overschot is en de andere keer een tekort. Het is makkelijker om een reserve op te bouwen dan af te bouwen. Opbouwen kan namelijk oneindig doorgaan, maar afbouwen niet. Als de buitenlandse reserves op zijn, geldt dM = dF, waaruit blijkt dat het geldaanbod toeneemt als er een overheidstekort is. De vaste wisselkoers kan niet meer gehandhaafd worden. Rationele investeerders zullen echter niet wachten op dit moment en zullen hun investeringen in deze valuta verkopen voordat de buitenlandse reserves opraken. Zij zorgen er voor dat crisis eerder optreedt. Dit is ook empirisch waar te nemen. Vlak voor een crisis halen veel investeerders hun geld weg. De valutacrisis treedt ergens tussen het begin van dit fiscale beleid van de regering en het opraken van de buitenlandse reserves op. Facebook.com/SlimStuderen 10 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Tweede generatie modellen Een probleem bij de eerste generatie modellen is het haast machinale gedrag van de actoren. De overheid kan haar beleid niet veranderen en de investeerders reageren alleen op veranderingen in de omgeving, maar hebben zelf geen invloed op de omgeving. Bij de tweede generatie modellen spelen ook de verwachtingen een rol. Hierbij wordt er ook gekeken naar het zelfstandige gedrag van speculanten en de verwachtingen. Er zijn bij deze modellen drie fundamentele uitganspunten: • Beleidsmakers hebben een reden om de vaste koers los te laten; • Beleidsmakers hebben redenen om de vaste koers vast te houden; • Kosten om de wisselkoers vast te houden worden hoger als er verwacht wordt dat een munt gaat devalueren. Als investeerders de houdbaarheid van de vaste wisselkoers gaan betwijfelen, eisen ze een hogere rente voor het risico dat ze lopen. Als een monetaire eenheid ervoor kiest om de koers vast te houden, worden de kosten hoger als er meer onzekerheid is. Het plotseling wegstromen van kapitaal moet voorkomen worden door bijvoorbeeld de rentevoet aan te pakken. Het is dus een afweging tussen de kosten en de baten van vasthouden en loslaten. Hierbij wordt ook gekeken wat de financiële banken geloofwaardig vinden. De effecten kunnen weergegeven worden in een loss functie. Bij een vaste wisselkoers is die gelijk aan: ! ! 𝐻 = [𝑎 𝑆!"# − 𝑆!"# + 𝑏 𝑆!"# − 𝑆!"# ] Bij flexibele wisselkoersen geldt H = C. De loss functie moet geminimaliseerd worden. Star is de gewenste wisselkoers en Sfix is de huidige vaste wisselkoers. Sexp is de wisselkoers die de investeerders verwachten en C geeft de kosten die het verlies aan geloofwaardigheid veroorzaakt als de vaste wisselkoers wordt opgeheven. Er is een hoeveelheid van feitelijke wisselkoersen en geldhoeveelheden die in evenwicht zijn. De wisselkoers zit vast aan de geldhoeveelheid. Speculanten kunnen geloven dat een vaste wisselkoers niet houdbaar is. Dit zorgt voor speculaties. Als er geen geloofwaardige vaste koersen zijn, zullen deze speculaties waargemaakt worden. De derde generatie modellen Het derde model geeft een synthese. Er ontstaat een vicieuze cirkel, die bestaat uit verlies van vertrouwen, depreciatie en balansproblemen. Bij het verlies van vertrouwen kan er gekeken worden naar het Krugman model. De reserves zijn niet onuitputtelijk. Er wordt een depreciatie van de valuta verwacht. De depreciatie heeft te maken met de tweede en derde generatie. De banken kunnen krediet lenen van het buitenland en krediet uitlenen aan het buitenland. Een depreciatie kan de waarde van dit bedrag beïnvloeden. Het is van belang om te weten waar een crisis begint. Aan de hand hiervan kan bepaald worden wat voor actie er ondernomen moet worden. Bij de derde generatie wordt er ook gekeken naar de financiële sector. Bij variabele wisselkoersen zal de wisselkoers voor een herstel zorgen. Als er geen variabele wisselkoersen zijn, kan dit instrument niet gebruikt worden. Dit zorgt ervoor dat het veel langer duurt voordat er een herstel is. Bij de global financial crisis zijn er allerlei soorten reddingsoperaties. Als de fundamentals op zijn is het lastig om de economie te herstellen. Er was tijdens deze crisis een run on the bank te zien. Hier kan geen enkele bank tegenop. Het derde model sluit aan bij de crisis van tegenwoordig. Facebook.com/SlimStuderen 11 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Optimale currency areas De VS is een federatie met één valuta. De vraag is of er hier sprake is van een optimale situatie. De VS had er ook voor kunnen kiezen om het land op te splitsen in twee delen en twee verschillende valuta’s in te voeren. Op die manier kunnen de valuta’s tussen de twee delen variëren. Dit kan bekeken worden door te kijken naar asymmetrische schokken. Er zijn verschillende gebeurtenissen in gebieden die dezelfde munt hebben. Deze schokken kunnen niet worden opgevangen door de wisselkoers. Deze schokken moeten dus op een andere manier opgevangen worden. Dit kan weergegeven worden in een assymentrisch schokmodel. Het blisspunt is de oorsprong. In deze grafiek kunnen de loss curves getekend worden. Het kan voorkomen dat Italië een ander doel heeft dan Duitsland. Beide landen zijn afhankelijk van de ECB. Dit kan leiden tot spanningen. Dit kan opgelost worden met loonflexibiliteit of door een regeling voor een soepeler ontslag. Daarnaast kan het opgelost worden door de mobiliteit van arbeid tussen lidstaten te vergroten. Tot slot kan er ook een oplossing ontstaan door fiscale transfers. Een fiscale transfer is een storting van kapitaal van een land dat het goed heeft aan een land dat het minder goed heeft. Als het later goed gaat met dat land, moet het land bijdragen leveren om andere landen te helpen. Eén munt in meerdere lidstaten zorgt ook voor trade openness. Dit betekent dat prijzen in verschillende landen ongeveer gelijk zijn aan elkaar. Een common currency zorgt er ook voor dat landen solidair moeten zijn. Bij het voeren van een nationaal beleid moeten landen rekening houden met de effecten voor andere lidstaten. Er is vaak geen sprake van loonflexibiliteit. Dit is meestal opgenomen in de wetgeving. In veel landen is er sprake van een minimumloon. In de EU worden vooral regels gemaakt. Het budget van de EU is erg laag en er is dus niet veel geld om een beleid te voeren. Toch is er een aantal landen dat lid wil worden van de EU. Vaak willen deze landen lid worden vanwege de fondsen. De EU heeft niet veel geld, dus dit is geen goede reden. De EU heeft ongeveer 1% van het inkomen van de inwoners, terwijl Nederland ongeveer 45% van het inkomen van de inwoners in handen heeft. Het geld dat de overheid in Nederland ophaalt, zorgt ervoor dat de overheid een beleid kan voeren. Het kan wel voorkomen dat landen grote bedragen ontvangen van de EU. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Griekenland. Dit is meer een uitzondering dan een regel. Daarnaast kunnen er subsidies worden gegeven door de EU. Een korte tijd geleden ging een groot deel van het geld van de EU naar de landbouw. Eén van de kleinste sectoren krijgt de helft van het bedrag van de EU. De centrale bank drukt geld. De kosten van het drukken van geld zijn lager dan de waarde van het geld. In 1968 was er een gemeenschappelijk buitentarief. Alle landen hebben één buitentarief. De importtarieven zijn in Europa overal even hoog. Dit is het gemiddelde tarief van de lidstaten. Het heeft tien jaar geduurd om dit door te voeren. Vervolgens werd er ook een monetair landbouwbeleid gevoerd. De prijzen werden beslist in Europa. In 1970 werden nieuwe impulsen aan de integratie gegeven. In 1979 is het Europees Monetair Stelsel opgericht, waardoor er vaste wisselkoersen waren binnen de Europees Economische Gemeenschap. In 1991-1992 is het verdrag van Maastricht tot stand gekomen. Dit verdrag is door 12 landen ondertekend. Dit is het ontstaan van de EU. De oude verdragen van Rome zijn overgenomen. Vervolgens werden er steeds meer landen lid van de EU. Landen die lid willen worden, moeten alle regelingen overnemen in hun eigen wet. Alle regelgeving van vroeger moet ook ingevoerd worden. Hier gaat veel tijd overheen. Voor veel landen heeft dit lang geduurd. Facebook.com/SlimStuderen 12 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 In Maastricht werd er toegewerkt naar een monetaire unie. Om een common currency in te voeren, moeten er stabiele factoren zijn. De koersen tussen de landen waren al een paar jaar volledig vast, maar alle landen hadden hun eigen valuta. In 2002 werd toen de euro ingevoerd. Na de crisis van 2010 zijn er strengere regels voor toetreding tot de euro. De inflatie mag niet hoger zijn dan 1,5% boven het gemiddelde van drie landen met de laagste inflatie. Het interestpercentage mag niet hoger zijn dan 2% van het gemiddelde van de drie landen met de laagste interest rate. Daarnaast mag de munt in de laatste twee jaar niet gedevalueerd zijn. Het financieringstekort mag niet hoger zijn dan 3% van het BBP en de totale overheidsschuld mag niet groter zijn dan 60% van het GDP. De 3% en 60% regeling hebben met elkaar te maken. Het financieringstekort wordt db genoemd. De totale overheidsschuld wordt df genoemd. Dit kan verwerkt worden in een formule: 𝐷𝑏! – 𝐷𝑏!!! = 𝐷𝑓! Beide zijn uitgedrukt in een percentage van het BBP. Dit kan gedeeld worden door Y en herschreven worden tot: 𝑑! – (𝐷𝑏! /𝑦! ) = 𝑏! Dit kan weer herschreven worden tot: 𝑑! – 𝑑!!! ∗ (𝑌! − 1/𝑌! ) = 𝑏! De groei van het nationaal product is: 𝑔! = ((𝑌! − 𝑌!!! )/𝑌!!! ) Dit kan verwerkt worden in de vorige formule. Hieruit ontstaat: 𝑑! – 𝑑!!! = 𝑏! ∗ (1 + 𝑔! ) – 𝑑! ∗ 𝑔! De groei moet consistent zijn en gelijk aan 5%. Als de groei gelijk is aan 5% en het financieringstekort is gelijk aan 3% dan is de overheidsschuld gelijk aan 60%. Het kan voorkomen dat een land geen 5% groei heeft. Dit kan weergegeven worden in een grafiek. Op de verticale as staat het financieringstekort en op de horizontale as staat de overheidsschuld. Hierin kan een lijn getekend worden die de groei weergeeft. Een groeilijn van 5% komt door het punt 3,60. Een lijn met een andere groei komt niet door dit punt. Als een land een overschot heeft op de lopende rekening, is er een netto kapitaal uitvoer. Een tekort op de lopende rekening betekent een netto kapitaal invoer. Een tekort op de lopende rekening kan alleen ontstaan als het buitenland bereid is kapitaal naar het land toe te brengen, anders zal er nooit een tekort bestaan. Probleemlanden in de EU hebben grote tekorten op de lopende rekening. Over het algemeen heeft Europa een overheidstekort van 4%. Sommige landen hebben een groter tekort en sommige landen hebben een kleiner tekort. Keynes gaat uit van animal spirits. Dit betekent dat investeerders niet rationeel zijn, maar vooral intuïtief handelen. De psychologie van de mens zorgt ervoor dat gebeurtenissen wel of niet plaatsvinden. Facebook.com/SlimStuderen 13 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Er is tegenwoordig een Europees systeem van centrale banken. Alle lidstaten zitten bij de ECB. Formeel is het doel van de ECB de inflatiebestrijding. Inflatie is dominant een opdracht van de ECB. Er kan ook gekeken worden naar de theorie van Harrold-Balassa Samuelson. Dit zegt iets over de verhouding tussen een spot wisselkoers, de inflatie en de rentevoet. Dit gebeurt door te kijken naar verhandelbare goederen en niet-verhandelbare goederen. De productiviteitsstijging is bij het land dat handelt groter dan bij het land dat niet handelt. In sommige landen is de productiviteitsstijging groter. Dit wordt beïnvloed door de wisselkoers, omdat er ook een hogere inflatie is. Iedereen moet binnen de inflatiedoelstelling van Maastricht blijven. Facebook.com/SlimStuderen 14 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Aanvulling vanuit de literatuur: Valuta crisis De twee belangrijkste spelers zijn de monetaire autoriteiten of de centrale bank en private investeerders. Er wordt verondersteld dat de centrale bank een vaste wisselkoers wilt handhaven en dat hun besluiten erop gericht zijn dat de wisselkoers in de toekomst nog steeds vast is. In deze omstandigheden heeft een valutacrisis de grootste impact. Bovendien is het nodig dat er kapitaalmobiliteit is, anders is een crisis onmogelijk. Een valutacrisis komt vaak voor in opkomende markteconomieën, waardoor de hoge rente veel geld naar binnen stroomt voor de crisis. Als de crisis aanvangt, stroomt er weer veel kapitaal het land uit. Modellen De modellen omtrent valutacrises kunnen ingedeeld worden aan de hand van twee dimensies, te weten: • De rol van internationale investeerders: reageren zij alleen op een veranderende visie op de wisselkoers of bepalen ze zelf hoe deze visie eruit ziet; • De beweegreden van de crisis: is de crisis door zwaktes in de binnenlandse economie ontstaan of is de aanval op de valuta puur speculatief. In de eerste modellen ligt de nadruk bijna volledig op de zwaktes in de binnenlandse economie. Aanvulling tweede generatie modellen Om aan te geven dat deze modellen meerdere, zichzelf ontwikkelende evenwichten kunnen voortbrengen, wordt ervan uitgegaan dat de volgende ongelijkheden gelden: Stel dat de vaste wisselkoers geloofwaardig is, waardoor de verwachte wisselkoers en de huidige vaste wisselkoers aan elkaar gelijk zijn. Hieruit volgt dat de eerste ongelijkheid hierboven geldt, die aangeeft dat de overheid de vaste wisselkoers niet opgeeft en er geen valutacrisis volgt. Als investeerders de wisselkoers echter niet geloofwaardig vinden en de verwachte wisselkoers gelijk is aan de gewenste wisselkoers, komt het tweede deel van de ongelijkheid aan bod. Nu geven de autoriteiten de vaste wisselkoers wel op en volgt er een valutacrisis. Welke van de twee evenwichten optreedt, hangt af van de verwachtingen van de investeerders. In figuur 30.6 (Van Marrewijk, 2012, p. 646) worden de verschillende stappen in een financiële crisis getoond. Aanvulling derde generatie model Tot slot is de vraag of de crisis te wijten is aan een zwakke binnenlandse economie of aan de verwachtingen van investeerders. Er blijkt dat beide oorzaken tegelijk werken, wat in figuur 30.7 (Van Marrewijk, 2012, p. 647) geïllustreerd wordt. Beide oorzaken komen hier samen in een vicieuze cirkel, het enige verschil is het startpunt op de cirkel. Een verlies in vertrouwen bij investeerders leidt tot een uitstroom van kapitaal, wat leidt tot een depreciatie van de valuta om een surplus op de lopende rekening te hebben. Vervolgens verslechteren de balansen van bedrijven met passiva of activa in buitenlandse valuta en daarmee volgt een daling in de netto waarde van het bedrijf. Facebook.com/SlimStuderen 15 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Vervolgens dalen de investeringen en productie, waardoor het vertrouwen nog verder daalt. Het maakt in dit geval niet uit of er een ander startpunt gekozen wordt, maar de gevolgen voor het beleid zijn wel verschillend. Als de verwachtingen van investeerders de schuldigen zijn, zou er een restrictie op internationale kapitaalmobiliteit kunnen volgen. Als het probleem echter begint bij een probleem met binnenlandse balansen, moet er aandacht besteed worden aan de zwaktes van de binnenlandse economie. Valuta gebieden Een optimaal valuta gebied In de theorie wordt de nadruk gelegd op de verschillen tussen landen en de kosten van het introduceren van een gemeenschappelijke valuta. Stel dat Duitsland en Italië een gemeenschappelijke valuta in willen voeren. Beiden landen hebben wederom met asymmetrische schokken te maken, zoals in figuur 31.2 (Van Marrewijk, 2012, p. 653) is weergegeven. Beide economieën moeten zich aanpassen. De nominale wisselkoers is vast, waaruit volgt dat alle aanpassingen moeten komen van prijsveranderingen. Doordat prijzen afhankelijk zijn van kosten en kosten van lonen, is een hoge mate van loonflexibiliteit goed om schokken op te vangen. In de praktijk blijkt hier echter geen sprake van te zijn. Bovendien bewegen lonen vaak omhoog, wat de aanpassingsproblemen voor Italië nog groter maakt. Een tweede methode om schokken op te vangen, is mogelijk als er voldoende arbeidsmobiliteit is. Echter, dit blijkt in de praktijk ook niet voldoende aanwezig te zijn. Een derde methode is een systeem van fiscale overdrachten, waar Duitsland geld overdraagt aan Italië. In Europa gebeurt dit echter ook bijna niet. Door de open structuur van de landen is een verandering van de nominale wisselkoers niet functioneel om de competitiviteit van landen te verhogen. Veel dezelfde goederen kunnen in verschillende landen worden gemaakt en de prijzen zullen bijna hetzelfde zijn. De wisselkoers als aanpassingsmechanisme kan daarom opgegeven worden. Uit onderzoek blijkt dat asymmetrische schokken regelmatig optreden, maar dat het voor landen die veel verschillende producten produceren vaak geen zin heeft om de wisselkoers te veranderen. Een volgend criterium volgt uit het feit dat er ook symmetrische schokken op kunnen treden. In dit geval moeten beide landen hetzelfde beleid aanhouden, iets wat in de EU in mindere mate aanwezig is. Het laatste criterium stelt dat als er onenigheden zijn over de oplossing van schokken, er gekeken moet worden naar wat de beste oplossing is voor het hele gebied. De voordelen van een gemeenschappelijke valuta De belangrijkste voordelen van een gemeenschappelijke valuta liggen op microeconomisch niveau en zijn: • Transparante prijzen; • Een eliminatie van transactiekosten; • Een belangrijkere rol als internationale valuta; • Geen fluctuaties meer in de wisselkoers, wat veel onzekerheid met betrekking tot prijzen, groei en welvaart wegneemt. De Europese Monetaire Unie In figuur 31.6 (Van Marrewijk, 2012, p. 659) worden de stappen weergegeven die zijn genomen bij het vormen van de Europese Monetaire Unie en uiteindelijk hebben geleid tot de introductie van de euro. In figuur 31.8 (Van Marrewijk, 2012, p. 662) wordt het Europese Systeem van Centrale Banken (ESCB) weergegeven dat gehanteerd wordt. Het belangrijkste doel van de ESCB is het zorgen voor prijsstabiliteit. Facebook.com/SlimStuderen 16 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Het probleem dat de ECB treft, is het feit dat de verschillende lidstaten zich in verschillende situaties bevinden. Nederland heeft een lage inflatie en werkloosheid, terwijl Spanje een hoge inflatie en werkloosheid heeft. Uiteindelijk worden al deze belangen meegenomen en wordt er een gewogen gemiddelde bepaald. Problemen in de Euro zone tijdens de economische crisis Sinds het ontstaan van de Europese Unie zijn er twaalf nieuwe landen bijgekomen. Het is mogelijk dat die landen in de toekomst ook toetreden tot de Europese Monetaire Unie, hiervoor moet wel aan bepaalde eisen voldaan zijn. Een van die eisen is dat ze twee jaar het wisselkoersregime van de EMU volgen. Sinds het uitbreken van de crisis zijn veel landen in de Europese unie in de problemen gekomen, op dit moment zijn er dan ook maar 4 die aan de formele criteria voldoen, zie figuur 31.13 (Van Marrewijk, 2012, pagina 667). Van sommige landen is het zeer onzeker dat ze deze criteria in de nabije toekomst wel zullen halen, andere landen hebben problemen met een hoge inflatie. Dit kan deels worden verklaard door het catching-up process wat ontstaat wanneer nieuwe landen toetreden. In het begin maken ze een snelle economische groei door, hierdoor zullen de lonen snel stijgen en ontstaat er ook inflatie. Dit maakt het nog moeilijker om aan de formele criteria te voldoen. Algemeen wordt aangenomen dat er geen eenvoudige oplossing is voor de interne problemen van de Euro zone voor de crisis. Er zullen structurele veranderingen moeten worden doorgevoerd zowel in de fiscale als de monetaire politiek. Vooral de zuidelijke landen hebben grote problemen, de rente die ze moeten betalen loopt door die onzekerheid steeds verder op en daardoor komen ze nog meer in de problemen. Een snelle oplossing lijkt dan ook niet voor de hand te liggen. Facebook.com/SlimStuderen 17 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Facebook.com/SlimStuderen 18 Overzicht Internationale Economie (supplement 2) 2014-2015 Facebook.com/SlimStuderen 19
© Copyright 2024 ExpyDoc