VBC-Newsletter-feb14 - BearingPoint Caribbean

Tel.: 461-1210
Fax: 461-5422
Newsletter
VERENIGING BEDRIJFSLEVEN CURAÇAO
NEWSLETTER FEBRUARI 2014
1.EDITORIAL
2.ECONOMIE
 Reparatiewetgeving Basis Verzekering Ziektekosten
 Productontwikkeling Internationale Financiële dienstverlenende sector
 Fin-Econ. gevolgen optrekken ontslagtermijn naar twee jaar bij ziekte
3.RAPPORTEN
 Protocol Nationaal Dialoog Korsou ta Avansa
4.(Nieuwe)Wetgeving
5.ECONOMISCHE INDICATOREN
1.EDITORIAL
De Gouverneur heeft het recent nog kernachtig verwoord: een geloofwaardige,
betrouwbare en verenigde overheid vormt de basis voor duurzame ontwikkeling. Er moet
naar een realiteit worden toegewerkt waarin de overheid zegt wat het doet en doet wat het
zegt. Betrouwbaar, degelijk en met een vanzelfsprekende voorspelbaarheid voor degene
die zich richt tot de overheid.
Toetsing van de jongste handelingen van de Regering/Staten aan voornoemde
uitgangspunten levert het volgende beeld op.
Financiering van Hospitaal Nobo Otrobanda (HNO): deze dient volgens de coalitie
vanwege de lage rente (2,9%) uit 100% overheidsfinanciering te bestaan, hoewel
daarvoor nog precies het tegenovergestelde ( volledige private financiering) was
voorgesteld. Is hier sprake van een voorspelbare en consistente overheid of een
opportunistische? Gekozen wordt voor het lage rentepercentage omdat de mogelijkheid
zich via Nederland voordoet, maar tegelijkertijd worden de lokale institutionele beleggers
verplicht zich te houden aan de zgn. 60-40% beleggingsregeling. Als sprake zou zijn van
consistentie dan zou op zijn minst deze regeling ook voor de HNO case moeten gelden,
dan wel de 60-40% regeling geschrapt moeten worden opdat de institutionele beleggers
ook de vrijheid krijgen om het hoogste rendement na te streven. Niet vergeten moet
worden dat het om spaargelden van burgers gaat die de institutionele beleggers zo goed
mogelijk moeten beheren en beleggen. De overheid gunt zichzelf wel het recht om
(terecht) naar de laagste kosten te streven maar beperkt anderen in hun keuzevrijheid.
Niet bepaald geloofwaardig, betrouwbaar en consistent.
Loonbeleid: de Regering heeft besloten om in 2014 de AOV uitkeringen niet te
indexeren, doch wil wel overgaan tot het indexeren van het minimumloon. Hoezo
1
consistent loonbeleid? Is hier sprake van betrouwbaarheid en een vanzelfsprekende
voorspelbare overheid?
“Cost of doing business”: de Regering zal zich volgens het regeerprogramma inzetten
voor een sterk, innovatief en internationaal competitief bedrijfsleven. Een van de
coalitiepartijen vult dit in door twee initiatief ontwerp-landsverordeningen bij de Staten
in te dienen met als inhoud de ontslagtermijn van één jaar te wijzigen in twee jaar en de
cessantiawet aan te passen zodanig dat ook het recht ontstaat op uitkering bij vrijwillig
ontslag. De gevolgen: sterke toename van “cost of doing business” en verdere verstarring
van de arbeidswetgeving en arbeidsmarkt temeer daar geen flankerende maatregelen
worden ingevoerd om de arbeidsproductiviteit te vergroten. Hoezo streven naar
verbetering van de concurrentiepositie en een aantrekkelijk investeringsklimaat? Is hier
sprake van consistent beleid en een verenigde overheid waar coalitiepartijen onderling
met elkaar communiceren en plannen op elkaar afstemmen om tot een samenhangend
geheel te komen?
“Good governance”: In het regeerprogramma is ook opgenomen dat de aanbevelingen
gedaan in het rapport van Transparency International opgevolgd gaan worden. Is dit het
geval ten aanzien van onder andere de kwesties aanstelling nieuwe directeur RDK en de
episode gevolmachtigde minister te Den Haag? Deugdelijk transparant en geloofwaardig
bestuur? Wederom de vraag of het niet beter is om het personeelsgebeuren bij de
overheid inclusief overheidsbedrijven en stichtingen te depolitiseren en in handen te
leggen van professionele personen die op zakelijke grondslagen te werk gaan.
Er valt gelukkig ook een positief punt te melden. Hoewel het lang geduurd heeft en
inhoudelijk nog het een en ander valt op te merken is het aanbieden van de
reparatiewetgeving basisverzekering ziektekosten wel een voorbeeld dat navolging
verdiend. De overheid komt op dit onderdeel haar beloften na en doet wat het zegt.
Hopelijk wordt de reparatiewetgeving ook geïmplementeerd.
Samenvattend kan worden gesteld dat het nog te vaak voorkomt dat het
overheidshandelen niet in lijn is met de bovengenoemde basis uitgangspunten die de
Gouverneur in haar nieuwjaarsrede zo prachtig heeft verwoord. Dit leidt tot een situatie
van onzekerheid en gebrek aan vertrouwen. Het zijn exact deze punten die bonafide
investeerders afschrikken en duurzame economische ontwikkeling frustreren. Het is te
hopen dat de overheid gaat inzien dat spoedig hierin verandering moet komen en dat het
beste invulling gegeven kan worden aan het door hun zelf opgesteld Regeerprogramma.
2.ECONOMIE

Reparatiewetgeving Basis Verzekering Ziektekosten (BVZ)
Al tijdens de behandeling van de Basis Verzekering Ziektekosten (BVZ) door de Staten in januari
2013 maakte de minister van gezondheidszorg, milieu en natuur bekend dat zo spoedig mogelijk
reparatie van deze wetgeving zou volgen.
Anno februari 2014 zijn wij een jaar verder en heeft de Regering c.q. de Minister eindelijk bericht
en kenbaar gemaakt dat de repartiewetgeving rond is en dit aan de adviesorganen, waaronder de
2
Sociaal Economische Raad, ter advisering is aangeboden. Na ontvangst van deze adviezen zal de
reparatiewetgeving aan de Staten van Curaçao worden aangeboden ter behandeling. Het streven
van de Regering en Minister is om de aanpassingen per 1 april 2014 in werking te laten treden.
Wat houdt de reparatie in? In hoofdlijnen zal de huidige BVZ wetgeving, PB 2013 no 3 op de
volgende onderdelen worden aangepast:
Artikel 2.1 ( Kring der Verzekerden)
De lijst van niet verzekerden bij de BVZ is uitgebreid met:
 Personen inclusief meeverzekerden gezinsleden die verzekerd zijn bij een lokale private
verzekeringsbedrijf of buitenlandse verzekeraar met werelddekking tegen ziektekosten
waarvan de verzekeringen minstens dezelfde dekking bieden als de BVZ wetgeving.
 Gepensioneerden en meeverzekerde gezinsleden die voor bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd particulier verzekerd waren;
 Ambtenaren en hun meeverzekerde gezinsleden;
 Buitenlandse werknemers als bedoeld in art 6 van de LTU;
Betrokkenen dienen binnen 3 maanden van elk kalenderjaar aan te tonen dat zij verzekerd
zijn.
In de nieuw voorgestelde wettekst is expliciet opgenomen dat Statenleden en Ministers
bij de BVZ zijn verzekerd.
Art 3.1 (Verstrekkingen):
De (voorzieningen)lijst is uitgebreid met:
 Huisartsenzorg;
 Laboratoriumonderzoek;
 Tandheelkundige zorg ( met gepensioneerden die op 1 febr. 2013 de leeftijd van 55
hebben bereikt);
 Kunst en hulpmiddelenzorg ( met brillen, ook aan gepensioneerden);
 Vervoer in verband met het ontvangen van zorg;
 Geïndiceerde en zorg gerelateerde preventie ter voorkoming van complicaties van
diabetes, hypertensie, hart- en vaatziekte, obesitas en astma/COPD;
 Selectieve preventie zoals individueel gerichte onderzoeken en interventies in het
verlengde van de eerste lijn zorg: griepvaccinatie, screening op borst- prostaat- en
baarmoeder(hals)kanker
Art 5.5 (dekkingsgebied BVZ)


De hoofdregel dat de BVZ geen buitenlandse/ wereldwijde dekking biedt blijft in
beginsel van kracht. In de reparatiewetgeving wordt een uitzondering opgenomen:
Verzekerden die reeds gediagnosticeerd zijn met een chronische ziekte en daarvoor
behandeld worden mogen onder voorwaarden ( chronisch, tijdelijk, behandeling door
medische zorgverlener en toestemming vooraf door Uitvoeringsorgaan) de medische
behandelingen in het buitenland voortzetten.
Vergoeding: het maximale tarief dat geldt voor verstrekkingen die lokaal worden
verricht.
Art 6. (Dekking kosten)

Premiebedragen:
3
-
Inkomensafhankelijke premie 13% waarvan 4% werknemer en 9% werkgever ( was
12% waarvan 3% werknemer en 9% werkgever).
Inkomensafhankelijke premie Gepensioneerden: 6,5% (was 10%)
Inkomens afhankelijke premie overige verzekerden ( w.o. zelfstandigen): 12% (was
12%)
Inkomens < 12.000 per jaar: 0% (was 0%)
Inkomens tussen 12.000 – 18.000 per jaar: gliding scale ( 0,6 % - 3,8 % )
Inkomensafhankelijke premie bovengrens: NAƒ 150.000 p.j. ( was Naƒ 100.000)
Nominale premie van Naƒ 82, per verzekerde per jaar m.u.v. personen die minder dan
NAƒ 12.000 verdienen en jonger zijn dan 18 jaar, blijft van kracht.
Idem ten aanzien van eigen bijdrage van NAƒ1 per receptregel te betalen medicijnen op
recept.
Art 8 ( Bezwaar)


Belanghebbende kan bezwaar aantekenen tegen een beslissing van de Minister of het
uitvoeringsorgaan. Dit dient binnen 6 weken te geschieden bij de Minister of het
uitvoeringsorgaan. Als na schriftelijke aanmaning geen bericht ontvangen is van de
Minister of Uitvoeringsorgaan kan ook een bezwaarschrift worden ingediend.
Tegen een besluit van de Minister of uitvoeringsorgaan kan belanghebbende beroep
aantekenen bij het Gerecht in Eerste aanleg. Dit dient binnen 6 weken na ontvangst van
de beslissing van de Minister of Uitvoeringsorgaan te gescheiden.
Landsbesluit verstrekkingen basisverzekeringen ziektekosten (PB 2013 no 6)

De voornaamste aanpassingen die doorgevoerd zijn hebben betrekking op:
- Expliciete definiëring paramedici;
- Uitbreiding wat niet onder huisartsenzorg valt;
- Definiëring tandheelkundige zorg ( nieuw art 3), eerstelijns psychologische zorg (
nieuw art 4) en laboratoriumonderzoek ( nieuw art 7);
- Aanpassing voorzieningen
.farmaceutische zorg art 6.2 lid 2 a ( versobering orale anticonceptiva ) en d (
uitbreiding geneesmiddelen chronische ziekte en bestrijding acute aandoeningen met
antibiotica);
.kunst en hulpmiddelen art 7.1 a en u ( uitbreiding met brillen, monturen, lenzen en
gehoorapparaten), art 7.11 ( verlagen leeftijd gebruikers van hulpmiddelen
anticonceptiva);
.verloskundige hulp art 8.1 bijgevoegd lid 5 (meer aanspraak op voorzieningen bij
thuisbevalling);
.medische uitzendingen art 11.3 lid 3 toegevoegd ( het Uitvoeringsorgaan kan nadere
regels vaststellen);
Redactioneel commentaar:
Hoewel het lang geduurd heeft voordat de reparatiewetgeving tot stand is gekomen is het
een goede zaak dat de Regering het uitgangspunt wenst te honoreren dat een ieder tegen
de gevolgen van ziektekosten verzekerd moet zijn zonder dat een verschuiving
plaatsvindt van private of anderszins verzekerden naar publieke verzekeraars. Bij het in
februari 2013 ingevoerd BZV wetgeving was dit niet het geval en met de
reparatiewetgeving is het de bedoeling dat dit (terecht) wordt rechtgetrokken.
4
Dit biedt perspectief om een evenwichtige afweging te maken welke ziektekostenstelsel
gekozen gaat worden bij invoering van een algemene ziektekostenverzekering (AZV):
een model waarbij sprake is van uitvoering door meerderde onderling met elkaar
concurrerende private verzekeraars ( het Nederlandse model), een stelsel waarbij sprake
is van één (overheids)orgaan ( het Arubaanse model) of een variant van deze twee
systemen. Als de regering consistent is ligt het concurrentiestelsel voor de hand. Immers,
volgens het regeerprogramma is gekozen voor mededinging (concurrentie) als
economisch regulerend instrument. De reparatiewetgeving BVZ is ook op deze leest
geschoeid. Naar oordeel van de VBC zou dit de juiste keuze zijn. Een logisch gevolg
hiervan is dat zo snel mogelijk de markt open gesteld wordt voor private verzekeraars om
ook het basis ziekteverzekeringspakket aan een ieder aan te bieden. Op deze wijze wordt
een “level playing field” geschapen.
Opvallend is dat de regering gemeend heeft het voorzieningen pakket uit te moeten
breiden en de premie van gepensioneerden te verlagen. Financiering van deze voorstellen
zal geschieden door de premiedruk voor werkenden te verhogen ( stijging premie met
1% en optrekken van de premieloongrens naar ANG 150.000) . De vraag is of dit een
verantwoord beleid is. Rekeninghoudend met de zwakke economische situatie in het
algemeen en de precaire financiële situatie van het BVZ fonds in het bijzonder, zou
eerder gedacht moeten worden aan versobering van het voorzieningenpakket en temperen
van de premiedruk om economisch herstel en te stimuleren. De ingeslagen weg van
verdere verhoging van de premie en belastingdruk is naar oordeel van de VBC een
foutieve keuze. Waarom geen ander alternatieven zoals incorporeren van de publieke
sector in de BVZ en hogere eigen bijdragen?
Een onderdeel van de huidige BVZ wetgeving dat in ieder geval nog met spoed
gerepareerd moet worden is de bepaling ( artikel 2.1) dat het Uitvoeringsorgaan van de
BVZ ( = SVB) bepaalt of een verzekeringspakket van een verzekeringsmaatschappij
dezelfde dekking biedt zoals de wet voorschrijft. Hier is sprake van een ernstige situatie
van “conflict of interest” of wel een slager die zijn eigen vlees (goed) keurt. Niet alleen
is het gevaar voor concurrentievervalsing groot, doch druist in tegen alle regels van
“good governance”.
Voorgesteld wordt om een onafhankelijk orgaan in te stellen om dit werk uit te voeren.
Wellicht kan dit orgaan ook belast worden met het behandelen van bezwaren in eerste
aanleg.
Een ander onderdeel dat eveneens urgent gerepareerd moet worden is artikel 3 van PB
2013 no 4 betreffende automatische jaarlijkse verhoging van de premie BVZ. Aanpassing
van de premie is een dermate belangrijk punt dat het ten principale beter is dat hierover
een brede maatschappelijke discussie wordt gevoerd waarbij als sluitstuk de Staten het
definitieve besluit neemt om de premie wel of niet aan te passen. In de huidige wetgeving
is deze bevoegdheid verstrekt aan het uitvoeringsorgaan de SVB. Een ongewenste situatie
omdat dit geen stimulans vormt om zo efficiënt mogelijk te werken. Immers tekorten
worden toch automatisch gedekt met een verhoging van de premie. Ook hier is sprake
van een “slager keurt zijn eigen vlees” situatie het geen in strijd met beginselen van
deugdelijk bestuur.
5

Productontwikkeling internationale financiële dienstverlenende sector
De Internationale financiële dienstverlenende sector heeft onder de titel” Product
development: creating new opportunities” recent een seminar gehouden met als doel de
activiteiten van de sector te vergroten via het innoveren en uitbreiden van het product
alsook het verbeteren van de concurrentie positie. Hoewel de internationale
dienstverlenende sector nog altijd een belangrijke sector is voor de Curaçaose economie
( werkgelegenheid en deviezenopbrengsten ), vervuld de sector niet meer de grote rol als
voorheen.
Zo blijkt uit onderstaande cijfers dat de sector al jaren kampt met vermindering van de
activiteiten en krimp.
Het aantal bedrijven is de afgelopen 10 jaar met bijna 35% afgenomen terwijl de netto
deviezenopbrengsten een vermindering te zien geven van ongeveer 70%.
Netto Deviezeninkomsten Int.Fin.sektor mln Naƒ
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
326 254 285 261 256 220 187 182 130
85
91
Bron: BNA/CBCS
Aantal geregistreerde Int. bedrijven KVK
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010*
2011 2012
18147 17224 16135 15444 14776 14191 13870 12941 16703* 15916 15202
Bron: KVK
*Trendbreuk. In 2010 wordt overgegaan tot één register van rechtspersonen ( stichtingen,
verenigingen etc) en ondernemingen.
Op grond van deze ontwikkelingen is het terecht dat de sector zich richt op innovatie
door nieuwe producten te ontwikkelen en bestaande activiteiten te verbeteren en uit te
breiden.
Op het seminar zijn de volgende producten geïdentificeerd als kansrijk en daardoor de
moeite waard om verder te ontwikkelen:
 Investeringsfondsen: wereldwijd gaat het om een markt van 10.000 fondsen die
gezamenlijk $ 2,4 triljoen beheren. De Kaaiman eilanden, Britse Virgin Eilanden
en Ierland zijn momenteel de jurisdicties waar de meeste fondsen zijn gevestigd.
Echter in de jaren tachtig was Curaçao de jurisdictie bij uitstek voor het vestigen
van investeringsfondsen, in het bijzonder de zogenaamde Hedge fondsen. Het
door de USA opzeggen van het belastingverdrag (1987) met de voormalige
Nederlandse Antillen en het intrekken van de zgn. Ten Commandments (1997)
heeft Curaçao geen goed gedaan. Verdere verslechtering van concurrentiepositie
en achterwege blijven van innovatie hebben geresulteerd dat andere jurisdicties
deze business hebben overgenomen. Naast verbeteren van de concurrentiepositie
zullen er nieuwe producten ontwikkeld moeten worden om Curaçao weer
aantrekkelijk te maken als vestigingsplaats voor investeringsfondsen.
Concrete voorstellen: opzetten van een “ Europese investeringsfonds”, invoeren
nieuw vehikel voor kleine fondsen tot b.v. max $ 20 miljoen, een nieuw type
6
“vrijgesteld” bedrijf anders dan de BV en NV vorm, invoeren digitale
registratieprocedures, nieuwe fee structuur, aanbieden “express” ( dezelfde dag)
services.
 Vliegtuigregistratie: hoewel Curaçao achterloopt op jurisdicties als Aruba en de
Kaaimaneilanden is het nog mogelijk om een inhaalslag te maken op deze
lucratieve markt. Hiertoe zijn een aantal vereisten noodzakelijk:
- Snel relevante en adequate wetgeving introduceren om registratie van
vliegtuigen mogelijk te maken.
- Zo snel mogelijk terugkrijgen van de FAA categorie 1 status.
- Opleiden van vliegtuiginspecteurs die in staat en bevoegd zijn om meerder
typen vliegtuigen te kunnen controleren.
 Scheepsregistratie: wereldwijd zijn er ongeveer 90.000 schepen geregistreerd in
diverse jurisdicties. De variatie in verscheidenheid, grootte en bemanning van de
schepen is groot. Van jachten, vissersboten tot mammoettankers, olieplatvormen
en luxe cruiseschepen. Op Curaçao zijn er ongeveer 200 schepen geregistreerd
het geen minder is dan 0,25%. Hoewel Curaçao een aantal aantrekkelijke
voordelen biedt om schepen te registreren zijn er ook een aantal knelpunten. Om
het aantal scheepsregistratie te laten groeien is het noodzakelijk dat Curaçao aan
scheepseigenaren, vracht- en bemanningsagenten snelle en op maat gemaakte
oplossingen biedt. Daarnaast moeten onder meer de volgende knelpunten worden
opgelost:
- Vergroten capaciteit van de Maritieme Autoriteit Curaçao.
- Toestaan particuliere beveiligingsorganisaties om in Curaçao geregistreerde
schepen te beveiligen.
- Afvoeren Curaçao van de grijze/zwarte lijsten van vlaggenstaten. Curaçao
moet op de witte lijst komen te staan.
- Lidmaatschap internationale scheepsorganisaties.
- Moderne wetgeving o.a. wat betreft bemanning van schepen, MLC 2006
wetgeving.
- Versterken ICT basis.
- Mondiale steunpunten.
Indien het zou lukken om het aantal scheepsregistratie van 0,25% naar 2,5% te
verhogen ( van 200 naar 2500 schepen) dan zou dit 1500 banen en ANG 75 mln
per jaar additioneel opleveren.
 Intellectueel eigendom: Intensiever gebruik maken van de Madrid Conventie om
internationale registratie van intellectueel eigendomsrechten ( merk en
handelsnamen, patenten, kopieerrechten etc) op Curaçao te vergroten. Hiertoe is
het onder meer noodzakelijk dat er een centraal digitaal registratiebureau voor
alle registraties wordt opgezet. Tevens is het aan te bevelen om één centraal loket
op te zetten waar alle relevante informatie verstrekt wordt over IP, onderneming,
belastingen, juridische en fysieke infrastructurele gerelateerde zaken. Voorts zou
gedacht moeten worden aan invoering van nieuwe wetgeving en incentives
gericht op aantrekken van wereld vermaarde artiesten, sportfiguren en
filmstudio’s .
Zo te oordelen zijn er voldoende “opportunities” om de internationale financiële
dienstverlenende sector te revitaliseren. De cijfers wijzen uit dat hoe langer er gewacht
7
wordt des te erger de krimp is. Het zou goed zijn om tot daadwerkelijk actie over te gaan
waarbij de sector alle steun ontvangt. Een sterke en vitale internationale financiële
dienstverlenende sector is ten voordele van de Curaçaose economie en samenleving.

Financieel en economische gevolgen optrekken ontslagtermijn naar 2 jaar bij
ziekte
De fractie van de PNP in de Staten heeft gebruik gemaakt van het recht toegekend in
artikel 77 van de Staatsregeling om een initiatief wetontwerp in te dienen bij de Staten.
Het betreft wijziging van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek om de ontslagtermijn van
één jaar welke in artikel 1615 h lid 2 vermeld wordt, gelijk te laten lopen met de
maximale termijn van verstrekking van ziekengeld, zoals vermeld in artikel 5 eerste lid
van de landsverordening ziekteverzekering, welke twee jaar bedraagt.
De ontslagtermijn van één jaar dient opgetrokken te worden naar twee jaar.
De motivering om dit initiatief ontwerp in te dienen is “dat de werknemer meer
arbeidsrust kan hebben, immers hij blijft een jaar langer in dienst, en er bestaat zelfs de
mogelijkheid dat hij binnen dat jaar geneest en niet meer wegens ziekte zal worden
ontslagen”.
Om inzicht te krijgen in de (financieel-economische) gevolgen van dit initiatief dient na
gegaan te worden wat de twee hiervoor genoemde stukken wetgeving precies inhouden.
Artikel 5 van de Landsverordening Ziekteverzekering schrijft voor dat werknemers die
krachtens de landsverordening verzekerd zijn en die als gevolg van ziekte
arbeidsongeschikt zijn, recht hebben op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd.
Terzake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht twee jaar nadien.
Het gaat hierbij om werknemers met een vijf of zesdaagse werkweek en die onder de ZV
loongrens vallen ( per 1 jan 2014 bedraagt deze NAƒ 5237,50 per maand) . Werknemers
die boven de loongrens alsook zij waarvan de werkweek minder dan 5 dagen is komen
niet in aanmerking voor ziekengeld. Dit is ook het geval voor werknemers in de publieke
sector.
Artikel 1615h, tweede lid van Boek 7A van het BW bepaald dat de werkgever , op straffe
van nietigheid , de arbeidsovereenkomst niet mag opzeggen gedurende de tijd dat de
werknemer arbeidsongeschikt is ten gevolge van ziekte of ongeval, tenzij de
ongeschiktheid ten minste een jaar geduurd heeft. Van deze regel kan slechts afgeweken
worden bij collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
Wijziging van artikel 1615 h, 2de lid van één naar twee jaar heeft betrekking op de
arbeidsovereenkomsten van alle werknemers en niet uitsluitend op
arbeidsovereenkomsten van werknemers die verzekerd zijn krachtens de
landsverordening Ziekteverzekering.
Uit het bovenstaande komt duidelijk naar voren dat het initiatief ontwerp van de PNP om
de ontslagtermijn bij langdurige arbeidsongeschiktheid door ziekte gelijk te laten lopen
met de maximale termijn van verstrekking van ziekengeld of wel optrekken van één naar
8
twee jaar niet alleen aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben voor werkgevers, doch
ook economisch negatief zal uitpakken.
Werkgevers zullen geconfronteerd worden met een forse toename van de (loon)kosten.
In het geval van een langdurig zieke werknemer die krachtens de landsverordening ZV is
verzekerd zullen de additionele kosten bestaan uit:
- Een jaar langer doorbetalen van de premie ziektekostenverzekering van 1,9% van
de loonsom;
- Extra kosten (van 20%) indien in de arbeidsovereenkomst overeengekomen is dat
100% van het salaris zal worden doorbetaald bij ziekte. Immers bij de SVB wordt
80% aan ziekengeld vergoed.
In geval sprake is van een situatie waar ziekte werknemers niet verzekerd zijn krachtens
de landsverordening ZV zullen de werkgevers geconfronteerd worden met de volgende
additionele kosten:
- Doorbetaling van een jaar langer salaris indien in een arbeidsovereenkomst of
CAO/reglement is bepaald dat de werkgever het salaris doorbetaalt bij
arbeidsongeschiktheid door ziekte;
- Dubbele loonkosten als de werkgever genoodzaakt is om bij ziekte van een
werknemer vervangend personeel in dienst te nemen.
Het initiatief voorstel van de PNP is allesbehalve evenwichtig. Waarschijnlijk heeft bij
de opstellers de gedachte post gevat dat er geen extra kosten voor werkgevers zullen
ontstaan omdat het ziekengeld twee jaar wordt betaald door de SVB. Een foutief,
eenzijdig en weinig gebalanceerd uitgangspunt.
Het voorstel heeft wel degelijk grote (negatieve) gevolgen voor de werkgevers en het
investeringsklimaat. Deze manifesteren zich in de vorm van:
- Forse toename van de “cost of doing business” en daarmee verslechtering van de
concurrentiepositie te meer daar er geen flankerende maatregelen om de
arbeidsproductiviteit te verhogen worden voorgesteld laat staan ingevoerd.
- Als gevolg hiervan zullen werkgevers genoodzaakt zijn om de kostenstijgingen te
verminderen. Versobering van het arbeidsvoorwaardenpakket en/of vermindering
van het aantal arbeidsplaatsen moeten hierbij niet worden uitgesloten. Toename
van de werkeloosheid is reëel als het initiatief ontwerp in deze vorm wordt
ingevoerd.
- Invoering van het voorstel zal leiden tot verdere verstarring van de
arbeidswetgeving en arbeidsmarkt terwijl alle studies en analyses uitwijzen dat
deze juist geflexibiliseerd moeten worden. Verstarring van de arbeidsmarkt zal
niet bijdragen tot een duurzame economische ontwikkeling waarbij
arbeidsplaatsen worden gecreëerd.
Op grond van het bovenstaande wordt een beroep gedaan op de initiatiefnemers van dit
ontwerp om deze in heroverweging te nemen omdat hier sprake is van grove
onevenwichtigheid die de economie en werkgelegenheid alleen maar zal schaden.
Indien gelijktrekking van termijnen wordt beoogd dan zou ook de optie om de ziekengeld
regeling terug te brengen naar maximaal één jaar overwogen kunnen worden. Dit
voorstel is sociaal en wellicht ook politiek echter weinig aantrekkelijk. Het draagt echter
wel bij tot vermindering/oplossen van de thans kennelijk ervaren ongelijke behandeling
9
van werknemers. Voor het (noodlijdend) sociaal zekerheidsstelsel zal dit in ieder geval
tot een substantiële vermindering van de kosten leiden.
10
11
12
13
4.(Nieuwe)Wetgeving
Beknopt overzicht recente (initiatief) wetsvoorstellen/aanpassingen op sociaaleconomisch gebied welke door de Regering dan wel als initiatief ontwerp van de Staten
aan de wetgevende macht ter behandeling zijn aangeboden en waar de SER advies over
dient uit te brengen (periode januari 2014 t/m februari 2014).
Ministeriële regeling met algemene werking houdende toepassing artikel 13 eerste lid van
de landsverordening minimumlonen PB 1972 no 110.
De regeling beoogt het minimum uurloon in 2014 te indexeren. Het minimum uurloon
zou in 2014 ( datum in werking treden is nog niet bekend) ANG 8,09 moeten gaan
bedragen. In 2013 bedroeg het minimumuurloon ANG 7,93.
Initiatief ontwerp-landsverordening tot wijziging van de landsverordening beperking
tabaksgebruik PB 1996 no 55.
Dit ontwerp beoogt een verbod in te stellen van gebruik van tabaksproducten in
publiekelijk toegankelijke ruimte ( openbare gebouwen, openbaar vervoer en casino’s).
5.ECONOMIC INDICATORS
Foreign Exchange Position (x mln) : Jan 2014 : NAƒ 2,161
definition IMF
Jan 2013 : NAƒ 2,032
Consumer Price Index (Oct 2006 = 100)
Nov 2013
Nov 2012
Change
Average inflation past 12 months
Population and Employment
Curaçao
Total population
Employed population
Unemployed population
Labor Force
Unemployment rate
Stay over tourism no of visitors
:
2013
150,782
63,493
9,512
73,005
13.0%
:121,7
:120.8
: -0,6%
: 1,3%
2011
147,858
62,042
6,721
68,763
9.8%
: Jan-Dec 2013 year to date :440.714
Jan-Dec 2012 year to date: 420.868
Change : 5%
14
Cruise tourism no. of passengers
: Jan-Dec 2013 year to date : 583.994
Jan- Dec 2012 year to date : 436.068
Change: 34%
Stay over nights
Jan-Dec 2013 year to date: 3,750,631
Jan-Dec 2012 year to date: 3,687,240
Change: 2%
Occupancy rate Hotels
Dec
Average YTD Jan-Dec
Shipping
Freight
Tanker
Cruise
Others
2013
63,20 %
67,33 %
: Jan - Dec 2013
961
1139
292
338
Jan-Dec 2013
Cargo movements, metric tons
Unloaded
Loaded
604.675
230,483
Nov 2013
Total companies Commercial Register
Local
International
Total
23,866
14,682
38,548
2012
56,4%
70,21%
Jan - Dec 2012
1103
1193
228
305
Jan-Dec 2012
698,596
252,438
Nov 2012
23,135
15,339
38,474
Source: Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, Central Bureau of Statistics,
Curaçao Tourism Development Foundation, Curaçao Port Authority, MEO,
CHATA, Chamber of Commerce Curaçao
15
16