Met liefde en passie Het dagelijks leven als horizon om naar God toe te denken afscheidsr ede door prof. dr. toine van den hoogen afscheidsr ede prof. dr. toine van den hoogen Hoe kan men ervaringen en vraagstukken die ontstaan in het dagelijks leven in onze moderne samenleving als vertrekpunt nemen voor onderzoek in de theologie? Kunnen deze ervaringen en vraagstukken vanuit de theologie worden benaderd als een horizon om naar God toe te denken? Deze vraag staat centraal in de afscheidsrede van Toine van den Hoogen. Ze wordt toegelicht vanuit een belangrijke bekommernis van mensen in de hedendaagse westerse samenleving, namelijk onze zorg voor schoon, veilig en dier- en milieuvriendelijk geproduceerd voedsel. Deze bekommernis wordt vanuit een theologisch perspectief versterkt en geïntensiveerd. Prof. dr. Toine van den Hoogen (1947) is hoogleraar Fundamentele theologie en hoogleraar Religie en maatschappijtheorie in de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Tevens is hij hoogleraar Economics and religion binnen de faculteit Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit. Zijn onderzoek is gericht op nieuwe idiomen waarmee moderne mensen hun bekommernis om zinvolheid van het leven en betrouwbaarheid van maatschappelijke verbanden uitdrukken. met liefde en passie. het dagelijk s le v en als hor izon om naar god toe t e denk en. Met liefde en passie. Het dagelijks leven als horizon om naar God toe te denken. Rede uitgesproken bij het afscheid als hoogleraar Fundamentele theologie en hoogleraar Religie en maatschappijtheorie aan de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen en als hoogleraar Economics and religion aan de Faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen op vrijdag 14 september door prof. dr. Toine van den Hoogen 4 Vormgeving en opmaak: Nies en Partners bno, Nijmegen Fotografie omslag: Bert Beelen Drukwerk: Van Eck & Oosterink ISBN 978-90-9026919-1 © Prof. dr. Toine van den Hoogen, Nijmegen, 2012 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt middels druk, fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouder. m e t l ie f de e n pas s ie Geachte rector, dames en heren, Vandaag neem ik afscheid als hoogleraar van deze universiteit, mijn universiteit, de Radboud Universiteit Nijmegen. Ik heb hier drie leerstoelen bekleed, namelijk de leerstoel voor Fundamentele theologie, de leerstoel voor Religie en maatschappijtheorie en de leerstoel voor Economics and religion. Dit afscheidscollege zal ingaan op een onderzoeksthema binnen de oudste van deze drie leerstoelen, de Fundamentele theologie. Het zal een thema bespreken dat gaat over de relatie tussen ons dagelijks leven en de fundamentele theologie, en ik zal dat thema bespreken op een wijze die duidelijk maakt waarom in mijn opvatting onderzoek binnen de fundamentele theologie intrinsiek is verbonden met maatschappijtheorie, in het bijzonder met economische wetenschappen. Dat thema bespreekt aspecten van ons dagelijks voedsel, met name enkele aspecten van de institutionele structuren waarin onze voeding is ingebed en de transities1 die deze structuren in onze tijd doormaken. Ik zal aantonen hoe men dit aspect van ons dagelijks leven kan verstaan als horizon om naar God toe te denken. Op deze wijze kan ik verduidelijken om welke vragen het gaat in de fundamentele theologie. De mantra van de fundamentele theologie is immers vanouds te vinden in de Bijbeltekst die aanspoort om ‘aan ieder die dat vraagt verantwoording te geven van de hoop die in u is’ (1Pt.3,15-16). De verantwoording waarover de Bijbeltekst spreekt wil ik geven middels een analyse van institutionele structuren van ons dagelijks voedsel. De tekst zegt er meteen bij dat je dat ‘zachtmoedig’ en ‘met respect’ moet doen en met behoud van een ‘zuiver geweten’. Er staat niet dat ieder die zulke verantwoording aflegt, ipso facto een zachtmoedig en respectvol persoon is. De geschiedenis van de theologie is vol van voorbeelden waarin de verantwoording klemmend en dwingend is en geen vrijheid laat voor het vrije geweten van eenieder. Daarom stel ik voor de verantwoording te geven ‘met liefde en passie’, in de hoop dat ieder er dan brood van lust. Mijn afscheidscollege kent drie delen die de volgende titels hebben: Een appel en een ei; Op zondagochtend; Ons dagelijks brood. een appel en een ei Eerlijk gezegd, heb ik de titel van dit afscheidscollege niet zelf bedacht. ‘Met liefde en passie’ zijn woorden die je vindt op een broodzak van Albert Heijn waarmee men een plat boerenbrood verkoopt, een pavé campagnard, en dit brood is, zoals de tekst op de broodzak zegt, ‘een brood met liefde en passie als enige toevoeging’. Dat is puur genieten, zegt de tekst op de broodzak. Voordat u mij ervan gaat verdenken dat ik door Albert Heijn betaald krijg voor deze afscheidsrede, laat ik u nog een soortgelijke tekst zien van het restaurant van v&d, La Place. Hun broodjes zijn, zo zegt de tekst op de broodzak, ‘de hele dag door ter plekke 5 6 pro f . dr. to i n e va n d e n h o o gen vers bereid, met uitsluitend verse ingrediënten, geen onnatuurlijke toevoegingen, op basis van authentieke recepturen’. Zulke zaken eet ik, zulke etenswaren staan bij mij thuis op tafel. Ik vertel u dit omdat dit een concreet voorbeeld is van mijn onderzoeksthema in dit afscheidscollege: de institutionele structuren van onze voeding, de transities daarvan die een horizon zijn van een denken naar God toe. Om deze institutionele structuren in beeld te krijgen, hoef ik maar te kijken naar een appel en een ei die eveneens vaak op onze ontbijttafel staan. Elke appel heeft een sticker. En elk ei draagt een stempel. De eerder genoemde kruideniersketen die zo graag ‘op de kleintjes let’, laat ons tegenwoordig vooral graag weten dat ik volledig kan vertrouwen op de etenswaren die ik bij haar koop. Zij hoeft niet meer uitdrukkelijk te laten weten ‘op de kleintjes’ te zullen letten want zij heeft mijn koopgedrag al lang in beeld gebracht. In Nijmegen-Oost, waar wij wonen, biedt zij andere zaken aan dan in andere stadsdelen. Zij weet dat haar klanten veel minder prijs stellen op informatie over de prijs van de appel en het ei dan op informatie over de kwaliteit van die appel en van dat ei. De stickers beogen mijn vertrouwen in die kwaliteit te onderbouwen. Ze beogen de gewenste informatie daarover te verschaffen. Hier komt de bedoelde institutionele structuur van onze voeding in beeld. Laat ik dat verduidelijken met onderzoek van de Australische onderzoekster Jane Dixon.2 Die appel en dat ei, brengt zij naar voren, zijn eindproducten van de voedselketen, eindproducten die door de supermarkt worden aangeboden. Daarmee wordt de kwaliteit van appel en ei geborgd door het gezag van de supermarkt. Dixon karakteriseert de supermarkten als ‘the new food authorities’.3 Ze heeft onderzoek gedaan naar het verschijnsel dat grote supermarkten niet langer een keten van retailers zijn die één soort product verkopen. Haar onderzoek laat zien dat grote supermarkten een mantelorganisatie zijn geworden en dat ze het gezag overgenomen hebben van regeringsinstanties, van beroepsgroepen (artsen, apothekers), en zelfs van kerken. Supermarkten zijn allang niet meer gespecialiseerd in het verkopen van een eenduidig type voedsel. Ze verkopen niet alleen grutterswaren, maar ook brood, sigaretten, benzine, bloemen en farmaceutische artikelen. Daarnaast bieden ze een stomerij aan, en kleding en boeken, enzovoort. Ze omvatten niet alleen vele ketens in de voedselvoorziening (food retailing) maar regelen ook toegang tot gezondheidszorg, tot alles wat met de auto te maken heeft, tot schoonheidsproducten, ze bieden tuincentra aan en alles voor een huisdier, ook het huisdier zelf. Dixon geeft zelfs een voorbeeld van een Engelse supermarkt die een bisschop inhuurde om de verse groenten in de groentenafdeling te zegenen. Dixons onderzoek laat zien dat alle traditioneel onderscheidbare vormen van autoriteit, zoals gezondheidsautoriteiten en overheidsinstanties, charismatische autoriteiten en plaatselijke autoriteiten door supermarkten worden aangewend om hun macht m e t l ie f de e n pas s ie en invloed te bestendigen en te vergroten. Ze spreekt van ’a strategic layering of multiple, well-established forms of authority’. Bovendien bouwen supermarkten, zo heeft ze vastgesteld, zogenaamde loyaltyschemes op, vormen van vertrouwen in de kwaliteit van aangeboden merken, vertrouwen in de naam van de winkelketen en in het profiel dat deze van zichzelf presenteert. Supermarkten zijn ketens geworden waarin de supermarkt greep heeft op de aanplant van zaden en op de aanmaak van allerlei grondstoffen, aan het begin van de keten, maar uiteindelijk ook op de vorm en context waarin het eindproduct wordt aangeboden, aan het einde van de keten (wanneer de supermarkt de kerststol aanbiedt ontstaat mijn kerstgevoel). Dit alles heeft direct te maken met de sticker op de appel en de stempel op het ei op mijn ontbijttafel. Dixon laat zien dat in de loyaltyschemes die supermarkten opbouwen sprake is van een programma van trust building. Dat is, laat ze zien, niet alleen gericht op de beïnvloeding van het koopgedrag van consumenten, van mij dus. Men heeft daarmee ook voor ogen invloed te hebben op de waardepatronen die ik met de koop van een gestickerde appel en een gestempeld ei beaam en hoe ik in het algemeen in het leven meen te moeten staan. Wat zeggen die broodzakken van Albert Heijn en van La Place ook al weer? ‘Ambachtelijk en puur natuurlijk brood op basis van desem, met authentieke tarwerassen, water, gist en zout. Bereid met liefde, passie en respect voor tradities, is het deeg op ambachtelijke wijze bereid. Echte bakkers hebben het deeg afwisselend gekneed, laten rusten en opnieuw gekneed.’ Het lijkt wel op een soort liefdesspel! Er gebeurt heel wat aan je ontbijttafel. De supply chain van onze voedselproductie is een netwerk geworden dat betekenissen produceert. Dit netwerk appelleert aan de preferenties van de consument voor schoon, diervriendelijk en veilig geproduceerd voedsel. Wie in dit verband het woord voedselketen gebruikt, spreekt niet over een ecologisch of biologisch verschijnsel, maar over een economisch en maatschappelijk-cultureel fenomeen. Hierin spelen vragen naar macht en beïnvloeding een grote rol. Sommige onderzoekers spreken van ‘a third corporateenvironmental foodregime’, een derde fase in de ontwikkeling van de voedselketen. Daarin is een groeiende betrokkenheid ontstaan van consumenten op kwaliteit en veiligheid van voedsel, een fase die gekenmerkt wordt door grotere technische beheersing van het domein van agrofood en door een toenemend ‘groen’ bewustzijn.4 De productie van ons voedsel blijkt een netwerk van betekenissen te zijn geworden dat een centrale rol vervult in de economie. Deze betekenissen worden door een actor in de markt aan zijn voedsel toegekend en sturen zijn consumentengedrag. En de supermarkt heeft daarop een beslissende greep. De consument wil zijn huishouden inrichten en met zijn gezinsleden aan tafel zitten met voedsel dat schoon, veilig, dier- en milieuvriendelijk is geproduceerd en wordt aangeboden. Zo blijkt de productieketen van de agrofood het macroen microniveau van de economie te verbinden. De verbinding ligt in het netwerk van betekenissen dat de consument aan voedsel geeft. 7 8 pro f . dr. to i n e va n d e n h o o gen op zondagocht end Waar zijn we? O ja, aan mijn ontbijttafel, zeg maar op een zondagochtend, kort voordat ik naar de Studentenkerk ga om daar te zingen in het koor. Anders dan op vele ochtenden door de week zit ik op zondagochtend samen met Mieke aan tafel, met een snee brood van de pavé campagnard van Albert Heijn, een gestempeld ei dat ik heb gekookt en met een gestickerde Elstar-appel. Ik vertel u deze details omdat ik immers bezig ben aan u te laten zien hoe de relatie verloopt tussen ons dagelijks leven en de fundamentele theologie. Zoals gezegd, dienen de sticker op de appel en de stempel op het ei ertoe betrouwbare informatie te garanderen over de kwaliteit van mijn voedsel. Waarom is dit nodig? Dat is van belang gewórden – in mijn jeugd aten we eigenlijk nog onbezonnen (!) – dat is van belang geworden sinds we ons ervan bewust zijn dat het voedsel op mijn ontbijttafel het eindproduct is van een lange voedselketen die we wél zelf willen beheren en beheersen maar waarin ook van alles fout kan gaan. Onze tijd kent verhalen daarover te over. Deze narratives – variërend van beelden op de tv over grote aantallen staldieren die gedood en naar de destructor afgevoerd worden tot reclames van de overheid waarin de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zijn beleid op het gebied van duurzaam voedsel aanprijst met de oneliner ‘we zijn vergeten dat melk uit de koe komt’, zulke narratives laten zien dat de structuren waarin ons voedsel vervat is, verkeren in maatschappelijke processen die een diepgaande transitie doormaken. Dat houdt in dat ook het netwerk van betekenissen waarmee ik beoordeel of mijn zondag zinvol begint aan diepgaande veranderingen onderhevig is. Niet zozeer schuilt deze diepgaande verandering erin dat ik – naar mijn weten – in mijn straat een van de weinigen ben die op zondagochtend nog naar de kerk gaat. Dat is reeds lang geleden door onderzoek komen vast te staan. Met de effecten van secularisering en modernisering van de religie hebben we in onze samenleving reeds lang leren leven. Dat maakt je niet meer wakker, ook niet als theoloog. Om het met woorden van twee boeken van de Nederlandse historicus Geert Mak te zeggen: ‘in de eeuw van mijn vader’ is ‘God verdwenen uit Jorwerd’ en God zal daar ook niet terugkomen. Ook al is er onder sociologen en historici een hevige discussie over de verklarende kracht van de seculariseringstheorie, de realiteit van de seculariteit in onze samenleving en cultuur wordt door niemand betwist.5 Deze realiteit is ook present op zondagmorgen wanneer ik naar de kerk ga. Wanneer ik op zondagmorgen naar de kerk ga en er zo uiting aan geef dat dit voor mij en anderen in die geloofsgemeenschap een zinvol begin van de week is, draag ik een belangrijk en hevig besproken netwerk van betekenissen met me mee dat niet bestaat in de realiteit van de seculariteit, maar door wat er op mijn ontbijttafel staat en door wat ik heb gegeten. Het zijn dat brood, die gestickerde appel en dat gestempelde ei, die dragers van betekenissen zijn die in onze samenleving mij bijna rechtstreeks verbinden met andere mensen in Nijmegen en elders. m e t l ie f de e n pas s ie Wanneer ik op zondagmorgen naar de kerk ga draag ik dus eigenlijk een rugzakje met me mee. U kent deze term. Het is een metafoor. Hij speelt een grote rol in de maatschappelijke debatten over de zorg die we dienen te hebben voor kinderen met een probleem. Hier, in mijn betoog, gebruik ik deze term in een ander verband. Ik gebruik hier deze metafoor voor de zorgelijke omstandigheden waarin de betekenissen verkeren die wij middels ons voedsel meedragen, binnenshuis reeds en ook als je de deur uitgaat, zoals ik op zondagochtend om naar de kerk te gaan. En ook deze zorgelijke omstandigheden vragen ook om zorg (care). Waarin bestaan die zorgelijke omstandigheden en biedt de geloofsgemeenschap waaraan ik deelneem daarvoor zorg? Sommige onderzoekers brengen naar voren dat de betekenisstructuren van en rondom ons voedsel ons met elkaar verbinden in een culture of consumer anxiety6, een cultuur van consumentenangst. Voedsel maakt deel uit van een map of meanings, het maakt deel uit van een ‘geografie’ waarin het een materieel symbool is van politieke en economische contradicties. Deze contradicties komen deels voort uit ons verlangen om een autonoom burger te zijn en deels uit onze onmacht om greep te houden op de voedselketen. Deze politieke en economische contradicties hebben, zo blijkt uit onderzoek, ook morele en emotionele kanten. Ons voedsel is een symbool van de angsten en zorgen geworden die het normale, alledaagse bestaan kenmerken van ons die leven in een risicosamenleving. Over dat leven in een culture of consumer anxiety bestaan overigens uiteenlopende wetenschappelijke theorieën.7 Ik ga daarop nu niet in. Maar ze zien allemaal als een kernprobleem dat de burger die gezond leven wil, zich dient los te maken van de zeggenschap van de deskundigen, de ‘experts’. Gezond leven vergt het maken van keuzen die voortkomen uit individuele verantwoordelijkheden. En dat impliceert iets wat staat tegenover de afhankelijkheid van deskundigen, namelijk een self-management of risk. Waarin bestaan de zorgelijke omstandigheden, mijn rugzakje, waarmee ik op zondagmorgen naar de kerk ga? Ze worden gevormd door vragen hoe ik aan dat self-management of risk vorm kan geven. We zijn ‘vergeten dat melk uit de koe komt’, riep de minister ons toe in een poging deze angsten te bezweren. Wat moet de burger die gezond wil leven doen en wat dient deze te laten? Wanneer ik op zondagmorgen naar de kerk ga, vullen deze zorgen en deze soort bezweringen mijn hoofd, lang voordat ik begin te bidden. Die zorgen en die bezweringen vormen het rugzakje waarmee ik naar de kerk ga. ons dagelijk s brood Biedt de geloofsgemeenschap waaraan ik deelneem, zorg (care) voor de zorgen en bezweringen in mijn rugzakje? Misschien is het niet overbodig hier nog maar eens te zeggen dat een geloofsgemeenschap geen alternatieve rugzakjes aanbiedt en evenmin een zorg die in de plaats komt van het self-management of risk. Waarom acht ik het toch 9 10 pro f . dr. to i n e va n d e n h o o gen zinvol om mét dat rugzakje dáár in de kerk mijn week te beginnen? Mijn antwoord luidt: omdat ik daar kan ‘denken naar God toe’, zoals gebeurt in het Onze Vader, in het gebed om ons ‘dagelijks brood’. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, luidt de tekst. In die woorden ligt een ‘denken naar God toe’ besloten. ‘Denken naar God toe’ zijn woorden die ik ontleen aan de afscheidsrede (1977) van een van mijn leermeesters in de theologie die aan de Radboud Universiteit lange tijd hoogleraar dogmatiek is geweest: Piet Schoonenberg s.j. (1911-1999).8 Toen al, in 1977, schreef hij dat mensen in onze tijd alle spreken over God leeg zullen vinden als dit niet berust op een ervaring en dat ze daarin gelijk hebben. Ik ga, zei hij, vandaag niet spreken over God alsof we over hem oordelen en beschikken. Theologie is, zei Schoonenberg – en ik herhaal dat met instemming – ‘de onvoltooide en onvoltooibare geschiedenis van een denken dat zich naar God toe beweegt, dat Gods mysterie tracht uit te spreken, niet om het te doorgronden, maar juist om het te verstaan áls mysterie’.9 Theologie is geen spreken over God maar denken naar God toe. Zoals ik zojuist zei, ga ik op zondagochtend naar de kerk vanwege het denken naar God toe zoals dat gebeurt in onder meer het Onze Vader. Ik bid samen met de anderen in de kerk ‘geef ons heden ons dagelijks brood’. Om dit bidden te verstaan, dien ik me te realiseren dat het ‘ons’ in deze bede slaat op mij en die anderen die daar zitten met dat rugzakje op, mensen met hun zorgen hoe wij vorm kunnen geven aan dat self-management of risk. Juist rondom die pavé campagnard, die appel en dat ei, bereid ‘met liefde en passie’ en veilig gestickerd, die me duidelijk willen maken dat er alle zorg aan besteed is die ik maar denken kan, bidden we daar en zingen we. We bidden daar in de kerk tegen de bezweringen in van ons angstige gevoel dat we nauwelijks nog autonoom kunnen zijn omdat de voedselketen zoveel gevaren kent. Er is zorg (care) voor jou, zegt de broodzak. Het brood is ’vers bereid, met uitsluitend verse ingrediënten, zonder onnatuurlijke toevoegingen, op basis van authentieke recepturen’. Er is zorg voor jou, roepen Albert Heijn en Vroom & Dreesman mij toe en ze stickeren en stempelen mijn voedsel. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, bid ik dan samen met de anderen in de kerk. Het is een vreemde dynamiek die in dit bidden ontstaat, vreemd omdat ze anders is dan de twee andere dynamieken die ik reeds besprak, die van het self-management of risk en die van de bezwering. In het self-management of risk en ook in de hulp die de supermarkt aanbiedt door de indruk te wekken dat men het risico van me overneemt, en tenslotte ook in de bezwering van de kant van de overheid, gaat het om een ‘contract’, een contract dat ik geacht word te sluiten met mezelf (om trouw aan mijn eigen gezondheid te zijn), en een toezegging van de kant van de supermarkt en zijdens de overheid dat men mij steunt in dat contract met mezelf. In denken naar God toe is dít contract de horizon waarbinnen ik Gods mysterie tracht uit te spreken, niet – zoals Schoonenberg reeds zei – om het te doorgronden, maar juist om het te verstaan áls mysterie’. In de theologie gaat het dus om het mysterie van dit contract, mijn contract met mezelf. In dit laatste gedeelte van deze rede zal ik toe- m e t l ie f de e n pas s ie lichten wat ik als theoloog daarmee bedoel, met ‘het mysterie van mijn contract met mezelf’. Want daardoor wordt mijn dagelijks leven een bron van theologiseren. Ik grijp voor mijn toelichting terug op een van de grote theologen van de twintigste eeuw, Karl Rahner (1904-1984). Vanuit een christelijke mystiek redenerend, vanuit zijn Ignatiaanse spiritualiteit, heeft hij steeds weer naar voren gebracht dat theologie geen denken is waarin de werkelijkheid die wij analyseren vanuit onze menselijke kennis, verdubbeld wordt met spreken over God, alsof dit nog iets bovennatuurlijks zou toevoegen aan wat we weten of aan wat we doen. Theologie is een discipline, ook een als wetenschappelijk te beoefenen discipline waardoor al datgene wat we onderzoeken wordt belicht vanuit de ervaring van Gods werkelijkheid. Dat idee gaat al terug op de theoloog uit de twaalfde eeuw, Thomas van Aquino, wiens beeld hier voor de aula staat. Rahner heeft onafgebroken benadrukt – en ik deel dit inzicht – dat Gods werkelijkheid als een werkelijkheid van genade steeds opnieuw naar voren komt in een persoonlijke betrokkenheid van levende mensen op elkaar en in de betrokkenheid van ons op de werkelijkheid waarin we bestaan. Rahner heeft vanuit de joodse en christelijke geloofstraditie Gods werkelijkheid verstaan als de aanwezigheid van het mysterie van het bestaan. Hij heeft Gods werkelijkheid verstaan als een aanbod aan de mens, als een aanbod dat als het meest menselijke van de mens telkens opnieuw slechts in het menselijke bestaan kan worden geactualiseerd. Rahner verstaat Gods werkelijkheid als de niet-thematische, zwijgende horizon van ons bestaan. Als wetenschappelijke bezigheid streeft de theologie ernaar, zo brengt Rahner naar voren, en ik doe dat hier eveneens, om de niet-thematische, zwijgende horizon van ons bestaan ter sprake te brengen, te thematiseren. De theologie doet dit door horizonten van het menselijk bestaan te verkennen, in dit geval: de horizon van ons self- management of risk dat nodig is vanwege onze bekommernis om schoon, veilig, dier- en milieuvriendelijk voedsel. De categorie ‘geloofswaarheid’ waarmee de theologie voor velen haar distinctieve kenmerk lijkt te hebben, is niet de thematisering van een extra serie cognities die buiten de rationaliteit van kennen en handelen van de werkelijkheid van alledag zou staan. Het woord ‘geloofswaarheid’ is een constructie, een menselijke constructie waarmee in de theologie en ook in de kerkelijke traditie woorden en daden zijn bedoeld waarmee de niet-thematische horizon van alles wat we doen en denken tot uitdrukking wordt gebracht. De theologie tracht op een wijze die intellectueel en sociaal-historisch kritisch én plausibel is binnen de cultuur waarin de theoloog leeft, in zulke expressies het hardnekkige vermoeden te expliciteren dat God misschien wel bestáát en dat dit een nieuw licht op onze horizonten kan werpen10. Alleen zó kan de theoloog ook een eigen plaats in de academische kennisproductie innemen. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, bid ik dan samen met de anderen in de kerk. Het is – zoals ik reeds benadrukte – een vreemde dynamiek die in dit bidden ontstaat en die verschilt van de twee andere dynamieken die ik besprak. In het self-management of risk 11 12 pro f . dr. to i n e va n d e n h o o gen gaat het om een ‘contract’ dat ik geacht word te sluiten met mezelf (om trouw aan mijn eigen gezondheid te zijn), en een toezegging van de kant van de supermarkt en van de kant van de overheid dat men mij steunt in dat contract met mezelf. In het bidden ontstaat een andere dynamiek. Wanneer we bidden ‘gééf ons heden ons dagelijks brood’, brengen we tot uitdrukking dat het self-management of risk misschien wel verstaan kan worden vanuit de horizon van God’s werkelijkheid, als een genade van God. We bidden dat het self-management of risk kan oplichten als de thematisering van de zwijgende, niet-thematische horizon van ons leven. Om het met woorden te zeggen die ontleend zijn aan een boek van de Braziliaanse theoloog Leonardo Boff11, kan ons self-management of risk in het bidden worden verstaan als genade! Wat gebeurt er met de zorgen en die bezweringen die het rugzakje vormen waarmee ik daar in de kerk bid? In termen van de Frans-Canadese filosoof Jean-Luc Marion gezegd12: ik laat de horizon van mijn bestaan die gevormd wordt door het self-management of risk, doorbreken doordat ik bid dat mij dat brood, die gestickerde appel en dat gestempelde ei gegeven worden, en wel: heden. Geef ons heden ons dagelijks brood. De dynamiek van mijn verantwoordelijkheid voor mijn gezondheid, de bijdragen aan die verantwoordelijkheid die me door supermarkt en overheid worden toegezegd, alsook het tijdsperspectief dat daarbij hoort en dat me plaatst in een complexe en riskante geschiedenis, a risk society and its risky history, die zaken bepalen de horizon van mijn bestaan. En die horizon wordt, zegt Marion, in dat bidden doorbroken. Hij wordt doorbroken doordat ik me laat opnemen in een dynamiek die begint aan gene zijde van die horizon die wij fenomenologisch kunnen denken. Aha, zult u nu misschien zeggen: eind goed, al goed. Uiteindelijk tovert de theoloog toch een magische truc uit zijn hoed! We hadden het al verwacht! Dan ga ik u nu toch teleurstellen, of in ieder geval uitnodigen om nog even te blijven zitten en verder met mij mee te denken. Want de theologen op wier schouders ik vandaag ga staan, Rahner, Schoonenberg, Boff en de filosoof Marion zijn geen mensen met een magische truc in hun ransel wanneer ze over religie nadenken. Dus blijft u nog even zitten! Waarin bestaat de doorbraak die in het bidden plaatsvindt? Voor alle duidelijkheid: de doorbraak bestaat er niet in dat mijn risico wordt opgeheven of verminderd, en evenmin dat mijn verantwoordelijkheid voor het bekwaam en goed managen van mijn eigen leven en dat van anderen van me afgenomen wordt of wordt verkleind. De doorbraak die in het bidden plaatsvindt bestaat er wel in dat mijn autonomie en verantwoordelijkheid verscherpt worden én worden ontspannen. Ik ga uitleggen waarom ze worden verscherpt én ontspannen en daarmee laat ik zien hoe ik ze opvat, deze autonomie en verantwoordelijkheid, als horizon van een denken naar God toe. m e t l ie f de e n pas s ie De autonome verantwoordelijkheid voor mijn gezondheid en die van mijn gezin, die ik dienen wil door het eten van dat brood, van een gestickerde appel en een gestempeld ei, is juist autonoom omdát ze geen verdere fundering meer behoeft dan mijn persoonlijke vrijheid en mondigheid, zoals reeds sinds de dagen van de grote filosoof van de Verlichting Immanuel Kant gezegd is. Maar die autonome verantwoordelijkheid voor mijn gezondheid is een bedreigde verantwoordelijkheid. De ondoorzichtigheid van de voedselketen, de op eigen profijt gerichte ondersteuning van de supermarkt en de door politieke redenen ingegeven bezweringen van de overheid vormen een bedreiging van mijn autonomie. Ik ben autonoom, maar ik heb slechts beperkte middelen om deze te dienen. We leven in een tijd waarin we een Verlichting van de Verlichting nodig hebben, bracht de theoloog Jean-Baptist Metz reeds decennia geleden naar voren.13 In het gebed ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ wordt een horizon geopend omdat tot me kan doordringen dat ik trouw aan mezelf moet blijven, ook al zijn er vele redenen om die autonome verantwoordelijkheid, die dure conditie van mijn vrijheid, van mezelf af te wentelen en liever de garanties van de supermarkt en de bezweringen van de overheid te volgen. Waarom zou ik dat niet doen? Afwentelen? Áls God bestaat, zal deze een werkelijkheid zijn die trouw is aan mijn dure vrijheid. Daarom heeft mijn geloofstraditie me geleerd te bidden: geef ons heden ons dagelijks brood. Gods trouw aan mijn dure vrijheid roept me op deze autonomie nooit af te wentelen. In dat bidden wordt onze autonomie op deze wijze verscherpt. In dat bidden wordt onze autonomie ook ontspannen. Wij, erfgenamen van Immanuel Kant, hebben onze dure vrijheid bijna altijd verstaan als een dure plicht. We moeten met huid en haar verplicht zijn aan onze autonomie. En in ons type samen leving betekent dat vaak dat we moeten zorgen voor ondubbelzinnige procedures die de garantie van de autonomie kunnen borgen. Ook dáárom is er de sticker op de appel en de stempel op het ei en de tekst op de broodzak die spreekt van liefde en passie. Kan ik me mijn leven nog voorstellen zonder die garanties? Die garanties brengen een intense spanning in ons bestaan teweeg. Wanneer ik bid: geef ons heden ons dagelijks brood, raakt mijn autonomie ontspannen, in een besef dat autonomie míjn realiteit is waarvoor ik moet strijden maar tevens een realiteit die de structuur heeft van een oorspronkelijke gift, een realiteit om niet, een genade waarom ik bidden kan. Geachte rector, dames en heren, op déze wijze kan men in de fundamentele theologie analyses van onze dagelijkse ervaring opnemen in een denken naar God toe. dankwoor d Tenslotte wil ik aan het einde van deze afscheidsrede het stichtingsbestuur en het college van bestuur danken voor het vertrouwen dat ze in de fusie met de toenmalige Universiteit voor Theologie en Pastoraat hebben gehad, en daarmee ook in mij als een van de Heerlense hoogleraren. Ik wil de besturen van mijn faculteiten bedanken voor het weten- 13 14 pro f . dr. to i n e va n d e n h o o gen schappelijke klimaat dat ze scheppen en voor de collegiale verhoudingen die ze stimuleren. Ook alle collega’s van deze faculteiten wil ik bedanken voor de denkruimte en praktische ondersteuning die ze me hebben gegeven. Bijzonder zijn ook de contacten die ik meer dan tien jaar met de mensen van de bibliotheek heb mogen hebben, met de portiers in het Erasmusgebouw en met de collega’s die in de Refter en in de koffiehoek van de faculteit voor ons zorgen. Ik wil al mijn promoti, promovendi en studenten bedanken voor de vragen waarmee ze me hebben bestookt en de projecten die ze hebben voorgelegd. Om die reden wil ik ook de vertegenwoordigers van maatschappelijke en kerkelijke organisaties bedanken, want zij zijn steeds een baken geweest voor mijn theologiseren. Tenslotte wil ik ook Joris en Desiré met hun kinderen Olivia en Luiza, Jasper en Caroline, Jannie en Olaf bedanken, en natuurlijk ook Mieke. Jij en de kinderen zijn het beste dat me in mijn leven is overkomen. Dat heb ik nergens en nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik heb gezegd. m e t l ie f de e n pas s ie not e n 1 Vgl. Grin, J., J. Rotmans en J. Schot (2010), Transitions to sustainable development. New Directions in the Study of Long Term Transformative Change, New York/London: Routledge. Zie ook: Rotmans, J., (2006), Transitiemanagement. Sleutel voor een duurzame samenleving. Assen: Van Gorcum. 2 Zie voor het onderstaande mijn artikel ‘Agrofood en duurzaamheid. Uitdagingen van aanspreekbaarheid (accountability) en maatvoering’, in: Delsen, L. en T. v.d. Hoogen(Eds.). Maatschappelijk verantwoord ondernemen in de polder. MVO in Nederland bezien vanuit de economie en theologie. Assen: Van Gorcum, 2012, 47-70. 3 Dixon, J. (2007). ‘Supermarkets as New Food Authorities.’ In: Burch, D. en G. Lawrence (Eds.) Supermarkets and Agro-food Supply Chaines. Transformation in the Production and Consumption of Foods, Cheltenham: Edward Elgar:29-50. 4 Vgl. ‘growing consumer concerns about food quality and safety, of greater technical control of agrofood chain, and of a greening of agrofood production.’ In: Gielissen, R.(2010). How consumers make a difference – An inquiry into the nature and causes of buying socially responsible products, Tilburg: University of Tilburg, 12-13. 5 Vgl. Harskamp, A. van, Van secularisering, seculariteit & sacralisering… en van wat de theologie te doen staat, in: Tijdschrift voor Theologie, jrg. 50/3, 304-321 . 6 Vgl. Jackson, P.(2010), Food stories: consumption in age of anxiety, in: Cultural Geographies 17(2) 147-165 (http://cgj.sagepub.com/content/17/2/147, d.d. February 28,2012). 7 Vgl. Peterson,A. Mark Davis, Suzanne Fraser and Jo Lindsay, Editorial to Healthy living and citizenship: an overview, in: Critical Public Health Vol. 20, No.4, December 2010, 391-400 (http://www.tandfonline. com/loi/ccph20, d.d. February 28, 2012). 8 Schoonenberg, P. (1977), Denken naar God toe, in: Tijdschrift voor Theologie, 17/2, 117-130. 9 A.a. 118. 10 Gisel, P. (1981), Nietzsche’s Perspectivism and Theological Language, Concilium, Vol. 17/5, 81-88 11 Vgl. Boff,L. (1978), Erfahrung von Gnade.Entwurf einer Gnadenlehre (oorspr.: A graça libertadora no mundo, Petrópolis: Vozes 1977). 12 Hoogen, T. van den (2000), Theo-logie tussen verzwijgen en stilte. Marions voorstel om over God te zwijgen, in: Welten, R. (Red.), God en het Denken. Over de filosofie van Jean-Luc Marion, Nijmegen: Valkhof Pers, 45-65. 13 Vgl Metz, J.-B. (1977, Glaube in Geschichte und Gesellschaft, Mainz: Grünewald. 15
© Copyright 2024 ExpyDoc