Hypofysetumor operatie via craniotomie Hypofysetumor operatie via het openen van de schedel Inhoudsopgave Klik op het onderwerp om verder te lezen. De hypofyse De hypofysetumor Hormonen en hun functies Het stellen van de diagnose Mogelijkheden voor behandeling Belangrijk voor opname De operatieroute Het herstel Mogelijke problemen Wanneer moet u contact met de afdeling Neurochirurgie opnemen? Adviezen voor thuis Tot slot Belangrijke telefoonnummers 1 1 2 2 3 3 3 5 6 7 7 8 8 Binnenkort wordt u in het St. Elisabeth Ziekenhuis opgenomen voor een hypofysetumor operatie via het openen van de schedel (craniotomie). In deze brochure leest u informatie over deze operatie en een aantal richtlijnen en adviezen welke kunnen bijdragen aan een sneller herstel. Deze operatie wordt meerdere malen per jaar in het St. Elisabeth Ziekenhuis uitgevoerd. De hypofyse De hypofyse is een klein orgaan, meestal ongeveer zo groot als een erwt. Het ligt onder aan de hersenen in een holte in de schedelbasis, achter de oogkassen, het zogenaamde Turkse zadel of de sella turcica. Precies boven deze holte ligt de kruising van de oogzenuwen, het chiasma. De hypofyse is door de hypofysesteel verbonden met een deel van de hersenen dat hypothalamus heet. De hypofyse heeft een belangrijke functie als hormoonproducerende klier. Door afgifte van verschillende hormonen regelt de hypofyse de functie van een groot aantal andere hormoonproducerende klieren, zoals de schildklier, de bijnier en de geslachtsorganen. Daarnaast speelt de hypofyse een belangrijke rol in de waterhuishouding. De hypofyse wordt op haar beurt weer bestuurd door de eerdergenoemde hypothalamus. De hypofysetumor Wanneer er in de hypofyse een gezwel of tumor ontstaat, is deze bijna altijd goedaardig. Verreweg het meest voorkomende type tumor is de ‘niet functionerende tumor’, een gezwel dat zelf geen hormonen produceert. Zo’n gezwel geeft echter wel symptomen: Uitval van een deel van het gezichtsveld, doordat het gezwel drukt op de kruising van de oogzenuw. Het niet voldoende hormonen aanmaken door de hypofyse omdat de tumor de rest van de hypofyse kapot drukt. Een combinatie van deze verschijnselen. Ziekteverschijnselen kunnen ook ontstaan wanneer de hypofyse als gevolg van een gezwel een of meerdere hormonen teveel gaat aanmaken. We spreken dan van een ‘functionerende tumor’. Hormonen en hun functies Hieronder staan de verschillende hypofysehormonen opgesomd met hieraan gekoppeld de meest voorkomende afwijkingen en symptomen. Adrenocorticotroop hormoon (ACTH) Dit hormoon stimuleert de bijnieren om een hormoon, genaamd cortisol, te maken. Deze bijnierhormonen helpen ons lichamelijke stress te overwinnen. Een tekort aan dit hormoon veroorzaakt vermoeidheid, verlaagde bloeddruk, duizeligheid en verlies van energie. Overproductie van dit hormoon veroorzaakt overgewicht, een rood en rond gezicht, hoge bloeddruk, vermoeidheid en depressiviteit. Anti-diuretisch hormoon (ADH) Dit hormoon regelt de hoeveelheid geproduceerde urine door de nieren. Een te kort aan dit hormoon geeft een stoornis van de waterhuishouding. (Voortdurend urineren en voortdurend dorst). Gonadotrofines Deze hormonen regelen de seksuele functies en de voortplanting. Bij de vrouw veroorzaakt een gebrek aan geslachtshormonen problemen met de menstruatie, de vruchtbaarheid en de geslachtsdrift. Bij mannen kunnen problemen ontstaan met de vruchtbaarheid, potentie en geslachtsdrift. Groeihormoon (GH) Een teveel aan groeihormoon bij een volwassene veroorzaakt acromegalie, wat betekent het groter worden van de lichaamsuiteinden, zoals de vingers die dikker worden, de neus die groter wordt en de gelaatsplooien die zich verdikken. De symptomen hiervan zijn bijvoorbeeld hoofdpijn, gezichtsstoornissen, toename van schoen- of handschoenmaat en veranderingen van gelaatstrekken. Dit gaat vaak zo geleidelijk dat patiënt noch familie het opmerkt. Prolactine Dit hormoon stimuleert de borsten tot melkproductie. Een verhoogd prolactine veroorzaakt bij de vrouw onder andere problemen met de vruchtbaarheid en menstruatie. Tevens kan tepeluitvloed voorkomen. Thyrotropine (TSH) Dit hormoon stimuleert de schildklier tot afscheiden van zijn eigen hormoon, thyroxine. Een tekort aan TSH geeft aanleiding tot vermoeidheid en zwaarlijvigheid. Het stellen van de diagnose (terug naar beginpagina) Endocrinologisch onderzoek (door de internist) Bij het vermoeden van een hypofysetumor wordt de patiënt vaak in eerste instantie verwezen naar de endocrinoloog, een internist met speciale kennis van de hormoonhuishouding. Op basis van de ziekteverschijnselen verricht deze specialist aanvullend onderzoek. Belangrijk hierbij zijn de bepalingen van de verschillende hormoonspiegels in het bloed. Neurologisch onderzoek (door de neuroloog en/of oogarts) Daarnaast vindt beeldvormend onderzoek van de schedelinhoud plaats. Het MRIonderzoek (zie folder MRI-onderzoek) is hiervoor het meest geschikt. Bij gezichtsstoornissen is een aanvullend oogonderzoek nodig, inclusief bepaling van de gezichtsvelden. Mogelijkheden voor behandeling De behandeling van een hypofysetumor kan bestaan uit: Het toedienen van medicijnen. Radiochirurgie met behulp van een Gamma Knife (zie de folder Gamma Knife behandeling van een hypofysetumor). Een operatie. Deze behandelingen kunnen ook gecombineerd worden. De keuze van de behandeling hangt af van een aantal factoren, waarvan de soort en grootte van de tumor de belangrijkste zijn. Bij de behandeling van hypofysetumoren zijn meestal meerdere specialisten van verschillende disciplines betrokken. Vaak coördineert de endocrinoloog de behandeling en de medicamenteuze therapie. De radiochirurgie met behulp van een Gamma Knife (een heel klein gedeelte in de schedel wordt eenmalig bestraald) wordt in principe uitgevoerd door de radiotherapeut. De neurochirurg is verantwoordelijk voor de operatieve behandeling. Belangrijk voor opname Met de inname van sommige medicatie moet u voor de operatie stoppen. Dit geldt vooral voor bloedverdunners (anti-stollingsmedicatie). Gebruikt u bijvoorbeeld Ascal®, Acetylsalicylzuur Cardio, Marcoumar®, Acenocoumarol, Plavix® of Aspirine®, dan dient u, in overleg met uw behandelend arts minstens één week voor de opname met het innemen te stoppen. Bent u niet zeker of u bloedverdunners gebruikt, neem dan altijd contact op met uw huisarts of met uw behandelend arts. De operatieroute (terug naar beginpagina) De opnamedag Voor een hypofysetumor operatie wordt u ongeveer 10 dagen in het ziekenhuis opgenomen. U wordt op de dag van opname op de afgesproken tijd op etage D, Neurochirurgie verwacht (zie folder Wegwijs op etage D, Neurochirurgie). Hier wordt u ontvangen door een verpleegkundige. Op het verpleegkundig spreekuur Neurochirurgie bent u geïnformeerd over de opname. Er is bloed bij u afgenomen en afhankelijk van uw leeftijd en gezondheid is er een ECG (elektrocardiogram) gemaakt. Dit is een opname van de hartslag om een indruk te krijgen van het ritme van het hart. In het opnamegesprek worden eventuele aanvullingen besproken. Verder heeft de anesthesioloog u geïnformeerd over de gang van zaken rondom de verdoving (narcose). Vandaag wordt nogmaals bloed bij u afgenomen als voorbereiding op de operatie. In de loop van de dag komt de zaalarts bij u langs. De internist waarbij u voor de operatie op de polikliniek Interne Geneeskunde bent geweest, begeleidt u tijdens en na de opname. Ter voorbereiding op de operatie worden uw haren gewassen met een speciale desinfecterende shampoo. Hierna krijgt u markers op uw hoofd geplakt die voor het CTonderzoek of MRI-onderzoek bestemd zijn (zie de folder CT-onderzoek of MRIonderzoek). Beide onderzoeken zijn bedoeld om de exacte plaats van de afwijking in het hoofd te bepalen en dienen dus als een soort navigatiesysteem. De neurochirurg beslist of u een CT-onderzoek of een MRI-onderzoek krijgt. Het onderzoek vindt plaats op de afdeling Radiologie. Voordat u naar deze afdeling gaat, wordt er door de verpleegkundige een infuusnaaldje in een bloedvat van uw arm gebracht. Via dit naaldje wordt bloed afgenomen voor onderzoek en wordt, op afdeling Radiologie, contrastvloeistof ingespoten voor het MRI-onderzoek. Als u wilt, mag u deze dag (na afspraak) op de afdeling Intensive Care (IC) gaan kijken. Daar wordt u namelijk de eerste nacht na de operatie verpleegd. Meer informatie over deze afdeling vindt u in de folder Algemene informatie Intensive Care. ’s Avonds kunt u een slaaptablet krijgen voor een goede nachtrust. Nuchter zijn voor de operatie Voor de operatie moet u vanaf een bepaalde tijd nuchter zijn. De richtlijnen hiervoor vindt u in de brochure Nuchter voor de operatie? Ja maar niet te lang, die u gekregen hebt bij u polikliniekbezoek of bij het pre-operatief spreekuur. U dient zich te houden aan deze richtlijnen. De operatiedag Voordat u naar de operatiekamer gaat, wordt u gevraagd een operatiehemd aan te trekken. Vervolgens geeft de verpleegkundige u een infuus en wordt via het infuus een corticosteroїd (bijnierschorshormoon) injectie gegeven. Verder krijgt u een injectie in uw been en een medicijn ter voorbereiding op de narcose. Deze medicijnen geven u een slaperig gevoel en een droge mond. Om trombose (bloedstolling) te voorkomen, geeft de verpleegkundige u een injectie bij de navel. Deze injectie krijgt u na de operatie elke dag. U wordt naar de operatiekamer gebracht. Daar maakt u kennis met de anesthesioloog. Op de operatiekamer wordt de verdoving toegediend. Wilt u meer informatie over de verdoving dan kunt u naar de brochure Verdoving vragen. De operatie In sommige gevallen waarbij het gezwel niet via de neusholte geopereerd kan worden, moet een zogenaamde craniotomie (het openen van de schedel) worden uitgevoerd. Hierbij wordt een luikje in de schedel gemaakt, waardoor het gezwel bereikt kan worden. Het gaat hierbij vaak om een grote tumor, die door zijn vorm en ligging niet meer goed te opereren is door de neus. Soms gaat het om een restant van een tumor, dat na een eerdere operatie door de neus is achtergebleven en nog druk uitoefent op omgevende structuren. De neurochirurg informeert u over de operatie. Na de operatie Na de operatie wordt u wakker in de uitslaapkamer. Om uw hoofd hebt u een verband. Ook hebt u een wonddrain gekregen waardoor wondvocht wordt afgevloeid. Als u weer voldoende wakker bent en uw toestand het toelaat, gaat u naar de afdeling IC. Hier worden uw vitale functies, zoals ademhaling, hartritme, bloeddruk en bewustzijn goed bewaakt. De verpleegkundigen voeren regelmatig controles uit, ook gedurende de avond en nacht. De neurochirurg komt na de operatiebij u langs en informeer u en uw familie over het verloop van de operatie. Pijn Na de operatie voelt u wondpijn bij het litteken, waarvoor u pijnstillende medicijnen krijgt toegediend. De wond van de operatie kan enkele dagen tot weken gevoelig blijven. Vochtbalans Na de operatie houdt de verpleegkundige een vochtbalans (de verhouding van de hoeveelheid vocht dat het lichaam binnenkomt met het vocht dat door het lichaam wordt uitgescheiden) van u bij. De eerste dag gebeurt dit elke vier uur, de dagen erna wordt dit langzaam uitgebreid. Wanneer u kort na de operatie veel moet plassen en/of veel dorst hebt, kan er sprake zijn van een verstoorde waterhuishouding. De internist wordt hiervan op de hoogte gebracht. In bepaalde gevallen moet dit met medicijnen behandeld worden. Het herstel (terug naar beginpagina) De eerste dag na de operatie Deze dag verlaat u de afdeling IC en gaat u weer de verpleegafdeling. De eventuele wonddrain wordt verwijderd en om de twee uur zijn er controles van uw polsslag, bloeddruk, bewustzijn en pupilreacties. U mag rechtop in bed zitten en u krijgt weer normaal eten. Het infuus mag nog niet verwijderd worden aangezien u nog corticosteroїden (bijnierschorshormoon) via het infuus krijgt toegediend. Als de vochtbalansen goed zijn worden deze controles ook uitgebreid naar elke zes uur. Er wordt met u een zorggesprek ingepland voor over twee dagen. De tweede dag ‘s Morgens wordt er bij u bloed geprikt. De controles van uw polsslag, bloeddruk, bewustzijn en pupilreacties worden elke vier uur gedaan. Als de vochtbalans goed is, wordt deze controle voortaan om de twaalf uur gedaan. Het infuus wordt verwijderd en de corticosteroïden krijgt u nu in tabletvorm aangeboden. U mag zichzelf op bed verzorgen of eventueel aan de wastafel in de badkamer. Het uit bed komen (mobiliseren) mag uitgebreid worden. Het is wel belangrijk dat u het rustig aan doet. Als het mobiliseren goed gaat, wordt de blaaskatheter verwijderd. De derde dag Vanaf de derde dag mag u meer gaan rondlopen. De controles vinden nu drie keer per dag plaats. U wond wordt dagelijks gecontroleerd. U mag douchen en uw haren met een milde shampoo wassen. De controle van de vochtbalans wordt één keer per dag uitgevoerd. Het dagelijks bloedprikken blijft doorgaan tot uw ontslag uit het ziekenhuis. Vandaag hebt u een zorggesprek. In dit gesprek worden een aantal punten besproken en wordt bepaald of er veranderingen nodig zijn in het zorgproces. Er wordt over uw ontslag gesproken en of hiervoor nog zaken geregeld moeten worden. Uiteraard mag u uw partner/naaste uitnodigen bij dit gesprek. Er wordt een ontslaggesprek gepland voor dag zes. De vierde tot en met de zesde dag De vierde dag worden de controles nog twee keer gedaan, de vijfde dag worden de controles voor het laatst uitgevoerd. De controle van de vochtbalans wordt eenmaal per dag gedaan. De zevende dag Op de zevende dag wordt nuchter bloed bij u geprikt, daarna start u weer met corticosteroïden. Vandaag worden de hechtingen verwijderd. Omdat u de achtste dag na de operatie met ontslag gaat, hebt u vandaag een ontslaggesprek. Tijdens dit gesprek wordt u ingelicht over het naderende ontslag. U wordt gevraagd naar uw ervaringen tijdens uw opname en het verblijf op de afdeling. Uiteraard mag u uw partner/naaste uitnodigen bij dit gesprek. Komt u van een ander ziekenhuis en gaat het herstel langer duren, en vindt de behandelend arts het niet noodzakelijk dat u gedurende die tijd op de afdeling Neurochirurgie van het St. Elisabeth Ziekenhuis verblijft, dan wordt u overgeplaatst naar uw eigen ziekenhuis. De achtste dag Als u weer goed ter been bent en in staat zichzelf te verzorgen, dan mag u vandaag met ontslag (± 10:00 uur ‘s ochtends). Het ontslag Voordat u naar huis gaat, worden nog een aantal zaken geregeld. Een afspraak voor het nazorggesprek (datum ongeveer 10 weken na ontslag). Het gesprek vindt plaats op het verpleegkundig spreekuur. Er wordt een controleafspraak gemaakt bij de neurochirurg (datum ongeveer 6 weken na de operatie). Er wordt een controleafspraak gemaakt bij de internist/endocrinoloog (datum ongeveer 1-2 weken na het ontslag). U krijgt een ontslagbrief mee voor de huisarts. Als u bepaalde medicijnen moet blijven gebruiken, krijgt u hiervoor een recept. Ook worden er nog een aantal zorginstructies aan u gegeven. Mogelijke problemen (terug naar beginpagina) Bij elke operatieve ingreep bestaat een risico op mogelijke problemen. Uw behandelend arts heeft mogelijke problemen al met u besproken. Als u hierover nog vragen hebt, kunt u deze aan uw behandelend arts stellen. Wondinfectie Een wondinfectie uit zich door roodheid, zwelling, kloppende pijn, en warm aanvoelen van de operatiewond. Enige roodheid en zwelling zijn echter gewoon, omdat ze alleen de tekenen zijn van de weefselreactie op de operatie. Hoewel altijd de uiterste zorg wordt besteed aan het voorkomen van infecties tijdens de operatie, blijkt dit niet altijd te vermijden. Vooral bij langdurige of gecompliceerde operaties en bij mensen met een verlaagde weerstand tegen infecties. Uiteraard worden er maatregelen tegen genomen die meestal effect hebben. Lekkage van hersenvocht(liquor) Veel neurochirurgische operaties vinden plaats binnen de liquorruimte (ruimte waarin hersenvocht aanwezig is). Door het zorgvuldig sluiten van het hersenvlies en de wond lukt het vaak om lekkage van hersenvocht te voorkomen. Liquorlekkage is echter niet te vermijden als delen van hersenvliezen die de liquorruimte omsluiten, moeten worden verwijderd of als delen van het schedelbot ontbreken. De open verbinding heeft echter het risico dat een infectie de liquorruimte bereikt, er ontstaat dan hersenvliesontsteking. Hersenvliesontsteking is een ernstige toestand die door behandeling met antibiotica bijna altijd snel te genezen is. Voor de effectieve behandeling van liquorlekkage moet soms het vocht via een lumbale drain worden afgevoerd terwijl de patiënt platte bedrust moet houden. In sommige gevallen is een operatie nodig om de lekkage te stoppen. Functie-uitval Uitval van functie na een operatie, zoals verlamming is vaak het gevolg van oedeem (zwelling) van het zenuwweefsel. De functie herstelt zich weer wanneer het oedeem na enige dagen verdwijnt. Een enkele keer is functie-uitval het gevolg van een te langdurige en sterke druk op de zenuw. Hersenoedeem Ondanks voorbehandeling met medicatie en alle voorzorgen tijdens de operatie om het weefsel zo min mogelijk te kwetsen, kan de hersenzwelling die met de aandoening gepaard is gegaan, toch verder toenemen. Door het oedeem kan functie-uitval, zoals verlamming van arm of been het gevolg zijn of kunnen epileptische aanvallen optreden. In het ergste geval kan er inklemming van vitale hersengedeelten ontstaan. Er kunnen dan ingrepen nodig zijn om ruimte te maken voor de hersenen, waarna het inklemmingsgevaar verdwijnt en de functie-uitval herstelt. Nabloeding Nabloedingen in het operatiegebied kunnen, evenals hersenoedeem een beknelling (inklemming) van vitale hersengebieden geven. Hoewel aan het einde van operatie de uiterste zorg wordt besteed aan de bloedstelping, kunnen nabloedingen optreden door een verstoorde bloedstolling of door schommelingen van de bloeddruk. Vaak is het nodig om een nieuwe operatie te ondergaan om de bloeduitstorting te verwijderen en de nabloeding te stoppen. Resultaat van de behandeling Na de operatie worden een aantal controleonderzoeken gedaan. De hypofysefunctie wordt gecontroleerd door bepaling van hormoonspiegels in het bloed. Om te zien of de tumor volledig is verwijderd, kan na enkele maanden een controle MRI-scan gemaakt worden van de hypofyse. De uitslag van bovengenoemde onderzoeken bepaalt mede of er na de operatie nog aanvullende behandelingen nodig zijn, zoals een eenmalige bestraling (radiochirurgische behandeling met de Gamma Knife) of meerdere bestralingen (gefractioneerde bestraling). In geval van hormonale uitval is een behandeling met geneesmiddelen nodig. Soms duurt het enige tijd voordat een ideale hormonale situatie is bereikt en hebt u nog geruime tijd klachten, zoals vermoeidheid. Wanneer moet u contact met de afdeling Neurochirurgie opnemen? Als u één van de volgende symptomen hebt, moet u contact opnemen met de afdeling Neurochirurgie; abnormale zwelling van de wond; opengesprongen wond; pus uit de wond; hoge koorts; lekkage van hersenvocht via de neus (Het verliezen van helder vocht via de neus als men niet verkouden is); toenemende sufheid. U kunt van maandag t/m vrijdag (van 08.45 uur tot 09.15 uur) bellen voor een afspraak op het telefonisch spreekuur, telefoonnummer; (013) 539 80 32. U wordt dan tussen 09.30 uur en 10.00 uur teruggebeld door een verpleegkundige. U kunt ook e-mailen naar: [email protected]. De ontvangen e-mails worden van maandag t/m vrijdag door verpleegkundigen bekeken en zo spoedig mogelijk beantwoord. Bij acute problemen of klachten: binnen kantooruren telefonisch contact opnemen met de polikliniek via (013) 539 80 32; buiten kantooruren contact opnemen met uw huisarts of huisartsenpost. Adviezen voor thuis (terug naar beginpagina) Activiteit en rust U mag vrij bewegen, maar bouw uw conditie de eerste zes weken weer langzaam op. U mag echter niet bukken met het hoofd voorover en in ieder geval niet zelf autorijden. Het verrichten van werkzaamheden De eerste 6 weken is het niet verstandig om zware (huishoudelijke) werkzaamheden te verrichten. Uw behandelend arts bespreekt met u wanneer u uw werk kunt hervatten en welke sporten u mag beoefenen. Wondverzorging Drie dagen na de operatie mag u uw haren weer met een milde shampoo wassen. U moet nog wel voorzichtig zijn met de tere hoofdhuid. Het is beter uw hoofd niet bloot te stellen aan fel zonlicht of extreme kou. U kunt dan last krijgen van hoofdpijn. Rijgeschiktheid Een aandoening aan de hersenen kan gevolgen hebben voor de rijvaardigheid. Informatie hierover kunt u terugvinden op www.cbr.nl en zoek “regeling eisen geschiktheid 2000”. Tot slot Als u na het lezen van deze brochure nog vragen hebt, kunt u deze stellen aan uw behandelend arts of aan de verpleegkundigen. Voor meer informatie kunt u ook terecht op; www.ncct-nl.com. Patiëntenverenigingen Nederlandse Vereniging voor Addison en Cushing patiënten www.nvacp.nl Nederlandse Hypofyse Stichting www.hypofyse.nl Belangrijke telefoonnummers St. Elisabeth Ziekenhuis (algemeen): (013) 539 13 13 Route 42 Neurocentrum Polikliniek Neurochirurgie: (013) 539 80 32 Etage D, kamer 1 t/m 16: (013) 539 22 42 Etage D, kamer 32 t/m 47: (013) 539 22 43 E-mailadres: [email protected] Neurochirurgie 1.558 01-14 (terug naar beginpagina) Copyright© St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg Afdeling Communicatie Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.
© Copyright 2024 ExpyDoc