Protocol terugmelden gerede twijfel BRP

Protocol terugmelden gerede twijfel BRP
College van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland
Afdeling
Auteur
Datum
Versie
: Ondersteuning
: Eltjo Glazenborg
: 26 mei2014
: 1.0 (definitief)
1. Inhoud
2.
Algemeen ........................................................................................................................................... 3
2.1. Verplicht gebruik en autorisatie van afnemers ............................................................................ 3
2.2. De terugmeldplicht ..................................................................................................................... 3
3. Gerede Twijfel..................................................................................................................................... 5
3.1. Van twijfel tot gerede twijfel....................................................................................................... 5
3.2. Hoe komt een afnemer aan zijn BRP-gegevens............................................................................ 6
4. Uitgangspunten .................................................................................................................................. 8
4.1. Alleen verplicht terugmelden op authentieke gegevens .............................................................. 8
4.2. Terugmelding op historie niet mogelijk ....................................................................................... 8
4.3. De burger moet voor zaken over de inhoud van diens BRP-gegevens bij de bronhouder zijn ...... 8
4.4. Terugverwijzen van de burger én terugmelden ........................................................................... 8
4.4.1.
Afwijking BRP-gegevens ............................................................................................................. 8
4.4.2.
Burger heeft (g)een belang bij een juiste registratie in de BRP ................................................. 9
4.4.3.
Terugmelden in het belang van de burger ................................................................................. 9
4.5. Terugmelden op onvolledigheid .................................................................................................10
4.6. Terugmelding conform betekenis BRP-gegeven .........................................................................10
4.6.1.
Betekenis BRP-gegevens .......................................................................................................... 10
4.6.2.
Betekenis vergelijkbare gegevens afnemer ............................................................................. 11
4.7. Terugmelding en foutcorrectie ...................................................................................................11
4.8. Terugmelden BRP versus BSN-foutenmeldpunt..........................................................................11
5. Gerede twijfel over de verblijfplaats ..................................................................................................13
5.1. Algemeen ...................................................................................................................................13
5.2. Verschil tussen BRP-adres en feitelijk verblijfplaats ...................................................................13
5.3. Verschillen met de BAG ..............................................................................................................13
5.4. Definities van het begrip Verblijfplaats ......................................................................................14
5.5. Gebruik verblijfplaatsgegevens door afnemers ..........................................................................14
5.6. Afwijkend adresgebruik afnemers ook interessant voor bronhouders .......................................15
5.7. Afwijkende immigratie- en emigratiedatum ...............................................................................15
2
2. Algemeen
2.1. Verplicht gebruik en autorisatie van afnemers
Wanneer overheidsorganisaties persoonsgegevens gebruiken bij de uitvoering van
publiekrechtelijke taken, moeten zij daarvoor sinds 1 januari 2010 een basisset aan authentieke
gegevens uit de GBA (per 06-01-2014 BRP) betrekken.
Overheidsorganisaties die gegevens uit de BRP gebruiken, zijn of worden daartoe geautoriseerd
door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de praktijk voert het
agentschap BPR de autorisatietaak uit voor de landelijke afnemers. De regeling van het
gegevensgebruik binnen de gemeente over de eigen inwoners is overgelaten aan het
gemeentebestuur.
Gemeenten voeren tal van publiekrechtelijke taken uit, zoals handhaving van de leerplicht, heffing
van gemeentelijke belastingen, inkomensondersteuning, woonruimteverdeling, zorgverlening en
verlening en handhaving van de omgevingsvergunning, et cetera. Als de uitvoering van een taak
zich richt op een inwoner van de gemeente dienen de basisgegevens voor deze taak over deze
persoon afkomstig te zijn uit de BRP van de eigen gemeente. De verstrekking uit de ‘eigen BRP’
wordt geautoriseerd bij of krachtens gemeentelijke verordening.
Wanneer voor de uitvoering van een taak persoonsgegevens nodig zijn uit de BRP van andere
gemeenten heeft de gemeente Steenwijkerland een autorisatie van de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
De gemeentelijke verordening zowel als het autorisatiebesluit geven aan:

op welke publiekrechtelijke taak het gebruik van de persoonsgegevens uit de BRP betrekking
heeft;

op welke wijze de verstrekking van persoonsgegevens uit de BRP plaatsvindt;

welke gegevensset de BRP voor een specifieke taak levert.
2.2. De terugmeldplicht
De overheidsorganisaties die bij de taakvoering BRP-gegevens gebruiken (zowel afnemers binnen
een gemeente als daarbuiten) moeten er vanuit kunnen gaan dat de gegevens die zij vanuit de BRP
geleverd krijgen correct zijn. Een ontvanger van BRP-gegevens die ‘gerede twijfel’ heeft over de
juistheid van een gegeven, is gerechtigd om dat gegeven niet te gebruiken, maar moet de
bronhouder diens twijfel melden. Dat laatste is de zogenaamde terugmelding.
Alhoewel de wetgever dit niet uitputtend heeft geregeld is het zeer wenselijk dat de afnemer de
reden opgeeft waarop de twijfel is gebaseerd. Terugmelden door een binnengemeentelijk afnemer
aan de eigen BRP kan via een mail aan [email protected] of, bij voorkeur, met
de door het rijk beschikbaar gestelde terugmeldvoorziening, de TMV-GBA. Terugmelden aan
andere gemeenten is voor een binnengemeentelijke afnemer slechts mogelijk met de TMV-GBA,
dezelfde voorziening als waarmee ook andere afnemers kunnen terugmelden.
3
De bronhouder beslist binnen de wettelijk vastgestelde termijn van vijf dagen of de inhoud van de
melding reden geeft een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de gegevens. De bronhouder
plaatst in dat geval bij het betwijfelde gegeven de mededeling ‘in onderzoek’. Gedurende de
onderzoekstermijn is de afnemer gerechtigd om van de BRP afwijkende gegevens te gebruiken.
Het resultaat van het onderzoek ziet de afnemer niet via de terugmeldvoorziening terug maar via
het reguliere berichtenverkeer in een BRP-bericht van de bronhouder. Dat bericht kan inhouden
een nieuwe waarde voor het gegeven dat is teruggemeld. Wanneer onderzoek er in resulteert dat
de oorspronkelijke inhoud van het gegeven niet wijzigt, houdt het bericht in dat de mededeling ‘in
onderzoek’ bij het gegeven is verwijderd.
Een vastgesteld proces en procedurebeschrijving voor de terugmelding was een voorwaarde om te
mogen aansluiten op de landelijke terugmeldvoorziening. De procesbeschrijving geeft aan wat een
afnemer moet doen om terug te melden, de procedurebeschrijving legt uit hoe dat moet. De
procedurebeschrijving bevat geen uiteenzetting van de inhoud van het begrip gerede twijfel.
Hierdoor hebben afnemers geen handvatten om te beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van
gerede twijfel. Dit protocol beoogt hierin te voorzien.
4
3. Gerede Twijfel
3.1. Van twijfel tot gerede twijfel
Het is lastig om voor alle gevallen aan te geven wanneer twijfel aan de juistheid van een gegeven
‘gerede twijfel’ is. Dit hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. Hieronder wordt
met voorbeelden een en ander geprobeerd te verduidelijken.
Algemeen kan gesteld worden dat om te spreken van gerede twijfel, voldaan moet zijn aan de
volgende voorwaarden:

er moet sprake zijn van een sterk vermoeden bij de afnemer dat een authentiek gegeven onjuist
is

én dat vermoeden moet gefundeerd, c.q. ergens op gebaseerd zijn
Een voorbeeld is de omschrijving als onbestelbaar retour ontvangen post. Onbestelbaar retour
ontvangen post kan een signaal inhouden, dat na verificatie bij de BRP tot gerede twijfel leidt. Of
de twijfel die bij retour ontvangen post ontstaat ook ‘gerede twijfel’ is en dus tot terugmelding
leidt, is mede afhankelijk van de publieke taak die de gebruiker uitvoert. Hieronder twee
voorbeelden die dit verduidelijken.
Van de jaarlijkse belastingaanslagen die de gemeente uitdoet, komt altijd een bepaald percentage
terug met mededelingen als ‘woont hier niet’ of ‘persoon onbekend’. Bij controle in de BRP blijkt
vaak dat de geadresseerde toch is ingeschreven op het adres waar de aanslag naar toe is gestuurd.
Opnieuw, maar dan aangetekend verzenden, lost in veel gevallen het probleem op.
Een dergelijke handelwijze ligt minder voor de hand, wanneer een per post naar het adres van een
aanvrager verzonden vergunning terugkomt met de mededeling ‘woont hier niet’. De aanvrager
heeft immers belang bij de verkrijging van een vergunning. Als in dat geval na controle in de BRP
blijkt, dat de aanvrager nog op het adres staat ingeschreven dat is opgegeven bij de aanvraag, heeft
aangetekend verzenden weinig zin. In dat geval is het noodzakelijk onderzoek in te stellen naar de
verblijfplaats van de aanvrager.
De voorbeelden maken duidelijk dat bij de vaststelling van gerede twijfel verschillende
omstandigheden een rol spelen. Onder andere:

wie stelt de gerede twijfel vast? Is dat een medewerker die op basis van eigen waarneming een
verschil constateert tussen de administratie en de feitelijkheid. Een buitendienstmedewerker
constateert dat een woning leegstaat, terwijl op het adres van de woning nog personen staan
ingeschreven in de BRP.

op basis waarvan ontstaat de twijfel? Is dat bijvoorbeeld doordat een verschil wordt
geconstateerd tussen de BRP en de administratie van de afnemer of is er een feitelijk verschil
vastgesteld?

is er alleen twijfel of ook aannemelijk “bewijs” (gegronde reden) dat de afwijkende eigen
waarneming beter is?
Strikt formeel gesproken is twijfel alleen aan de juistheid van een gegeven niet genoeg. Er moet
sprake zijn van gerede twijfel en in de terugmelding dient de afnemer zowel het betwijfelde
authentieke gegeven als wel de grondslag (de onderbouwde reden van twijfel) mee te geven. Dat
5
laat onverlet dat indien er twijfel is, waarvoor de grondslag niet deugdelijk kan worden
vastgesteld, de afnemer toch moet terugmelden.
3.2. Hoe komt een afnemer aan zijn BRP-gegevens
Voor de beoordeling van gerede twijfel is mede van belang hoe en op welk moment de afnemer de
BRP-gegevens in zijn proces verwerkt. Het scheelt namelijk of dat gebeurt bij een eerste contact
tussen afnemer en een burger of dat de afnemer in een latere fase gegevens uit de BRP ontvangt.
Bij een eerste contact met een afnemer op initiatief van de burger
Het initiatief tot contact tussen overheid en burger kan zowel afkomstig zijn van de overheid als
van de burger zelf. Een burger die behoefte heeft aan een zorgvoorziening of een uitkering,
vervoegt zich bij de afnemer die deze taken uitvoert en identificeert zich. De afnemer verifieert de
identiteit en vraagt de BRP-gegevens op bij de bronhouder. De bronhouder levert en de afnemer
neemt de voor deze taak benodigde set aan BRP-gegevens over in zijn administratie.
Het identificatieproces tijdens het eerste contact en de verzameling van overige benodigde BRPgegevens, kan direct al leiden tot een verschil tussen wat de burger opgeeft en de geleverde
gegevens uit de BRP. Dit leidt doorgaans tot het doorsturen van de burger naar de bronhouder en
in veel gevallen tot een terugmelding. Zie hiervoor onder paragraaf 3.3
Spontane mutaties van BRP-gegevens na het eerste contact
Wanneer de uitvoering van de taak van de afnemer daartoe noodzaakt (bijvoorbeeld gedurende de
behandeltijd van een vergunning of zolang de uitkering loopt), ontvangt de afnemer wijzigingen
op de BRP-gegevens die bepalend zijn voor besluitvorming over de geleverde dienst.
Voor bijvoorbeeld de IGSD is het voor het besluit tot toekenning van een uitkering en de hoogte
daarvan van belang te weten of een uitkeringsgerechtigde gehuwd of ongehuwd is. Een
verandering in die status na het toekenningsbesluit kan gevolgen hebben voor de uitkering.
Daarom is de IGSD afnemer van de BRP en is daardoor van alle wijzigingen op de hoogte.
Verschillen die een afnemer opmerkt tijdens de bijhouding van diens bestanden ná het eerste
contact komen al snel voor terugmelding in aanmerking.
Contact met de burger op initiatief van de overheid
De overheid neemt ook vaak zelf het initiatief voor contact met burgers. Dat kan een massale
benadering zijn, bijvoorbeeld het oproepen voor verkiezingen of het opleggen van belastingen. De
BRP-gegevens die daarvoor nodig zijn heeft de afnemer niet bij de burger zelf gehaald maar
betrokken van de bronhouders. De overheid benadert ook individuele burgers. Hierbij valt te
denken aan handhaving van een bestemmingsplan, zoals het tegengaan van permanente bewoning
van vakantiehuisjes of het tegengaan van illegale vuilstortingen.
De verschillen die voortkomen uit de hier genoemde contactmomenten komen niet allemaal
zonder meer voor terugmelding in aanmerking. Zo komen er altijd oproepkaarten en
belastingaanslagen terug van adressen, waarbij de aangifte van adreswijziging en het moment van
verzending elkaar kruisten. De eventuele twijfel bij een afnemer over de (on)juistheid van een
adres kan snel worden weggenomen door controle van de BRP.
6
Mutatieberichten na contact op initiatief van de overheid
Zowel bij massale als bij individuele benaderingen vanuit de overheid, is de inhoud van de uit te
voeren taak bepalend voor de behoefte aan mutatieberichten. Zo is een handhaver logischerwijze
geïnteresseerd in de adreswijziging van iemand die een vakantiehuisje verlaat. Dat betekent
immers het einde van een gedoogsituatie. Voor de heffingsambtenaar is een adreswijziging van
een belastingplichtige belangrijk, want dan kan de belastingaanslag naar het nieuwe adres. Voor
de heffingsambtenaar is ook een wijziging van de gezinssamenstelling belangrijk. Een dergelijke
wijziging kan gevolgen hebben voor wie als belastingplichtige kan worden aangemerkt en kan ook
van invloed zijn voor de hoogte van de aanslag.
De controle-activiteiten die de mutatieberichten bij deze afnemers genereren, kunnen afwijkingen
van de administratie opleveren, die voor terugmelding in aanmerking komen.
7
4. Uitgangspunten
4.1. Alleen verplicht terugmelden op authentieke gegevens
De verplichting tot gebruik en terugmelding betreft die gegevens die door de wet BRP als
authentiek gegeven zijn aangewezen. In de gemeente Steenwijkerland hebben bronhouders
aangegeven dat binnengemeentelijke afnemers ook op niet-authentieke gegevens terugmelden. Het
terugmelden van niet-authentieke gegevens kan namelijk in bepaalde gevallen nuttig zijn.
Overigens bestaat de mogelijkheid dat een authentiek gegeven al in onderzoek staat naar
aanleiding van een eerdere terugmelding. Daarmee wordt niet aan de authenticiteit van het
gegeven als zodanig getwijfeld, maar wel aan de waarde. Aangezien een afnemer niet kan zien wat
de inhoud van een eerdere terugmelding is, is het zaak dat de afnemer toch zelf terugmeldt.
4.2. Terugmelding op historie niet mogelijk
Het Besluit BRP maakt geen onderscheid in actuele en historische gegevens. Dit impliceert dat
zowel op actuele als historische gegevens kan worden teruggemeld. De huidige
terugmeldvoorziening is echter niet ingericht op terugmelding van historie.
4.3. De burger moet voor zaken over de inhoud van diens BRPgegevens bij de bronhouder zijn
De burger moet voor wat betreft de juistheid van zijn authentieke BRP-gegevens, altijd zaken doen
met de bronhouder en niet met de afnemer. Zeker als het gaat om zogenaamde identificerende
gegevens zoals de geslachtsnaam, voornamen en geboortedatum, is de bronhouder de enige die
bevoegd is om daarin wijziging te brengen. Deze zijn immers bij de inschrijving van de betrokkene
in de BRP door de bronhouder reeds gecontroleerd en vastgesteld. Voor elke wijziging van dit
gegevenstype moet de afnemer de betrokken burger in ieder geval verwijzen naar de bronhouder.
Die terugverwijzing kan gepaard gaan met een terugmelding. Zeker wanneer er twijfels bestaan
over de intenties van de burger doet een afnemer er goed aan om tevens terug te melden.
4.4. Terugverwijzen van de burger én terugmelden
4.4.1. Afwijking BRP-gegevens
Hoewel het gebruik van BRP-gegevens verplicht is, is dat soms voor een afnemer niet mogelijk. In
dergelijke gevallen kan een afnemer op basis van de gegevens die hem op dat moment ter
beschikking staan handelen.
Iemand in grote financiële nood die niet is ingeschreven in de BRP heeft met spoed een uitkering
nodig. De afnemer is dan op grond van de Wet werk en bijstand bevoegd om alles afwegende
vooruit te lopen op de inschrijving in de BRP en de uitkering te verstrekken.
8
De afnemer moet dan in ieder geval ook terugmelden. Verder moet de afnemer de burger erop
wijzen dat de terugmelding de burger niet ontslaat van zijn wettelijke plicht om zijn gegevens bij
de bronhouder te laten wijzigen.
De bronhouder ontvangt dan de terugmelding en - indien de burger voldoet aan zijn aangifteplicht
- de aangifte van de burger kort na elkaar. De bronhouder kan het geopende onderzoek naar
aanleiding van de terugmelding als gevolg van de aangifte van de burgermelding direct weer
sluiten
4.4.2. Burger heeft (g)een belang bij een juiste registratie in de BRP
Voor een groot aantal overheidstaken speelt de wijze waarop een burger in de BRP is ingeschreven
een voorwaardenscheppende rol. Zo is de toekenning van een bijstandsuitkering al langere tijd
mede afhankelijk van de inschrijving van de aanvrager in de BRP. Sinds de invoering van het
verplicht gebruik van de GBA is het belang van een juiste inschrijving in de BRP alleen nog maar
toegenomen. De afnemer dient in zijn contacten met de burger rekening te houden met het feit dat
de burger van de BRP afwijkende gegevens opgeeft om zo in aanmerking te kunnen komen voor
de dienst die de afnemer levert.
Wanneer een afnemer het vermoeden heeft dat een burger er belang bij heeft dat zijn BRPgegevens afwijken van de gegevens waarover hij beschikt en de burger niet van plan is daar zelf
verandering in te brengen, dan moet de afnemer de burger wel doorsturen naar de bronhouder,
maar tevens terugmelden. Bij die terugmelding kan de reden voor de terugmelding worden
gevoegd.
Het is aan de afnemer om in te schatten in hoeverre er in een bepaald geval sprake is van de hier
bedoelde situatie.
4.4.3. Terugmelden in het belang van de burger
Er komen situaties voor waarin de burger zelf niet in staat is de verschillen tussen de BRP en de
administratie van de afnemer op te heffen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een
informatiesysteem van een afnemer van de BRP afwijkende gegevens bevat en die nog niet
gecorrigeerd zijn, terwijl de burger aan zijn aangifteverplichtingen heeft voldaan bij de
bronhouder.
Het kost de burger veel tijd en energie om gegevens weer gecorrigeerd te krijgen. Ook komt het
bijvoorbeeld voor dat de partner van een burger de samenleving heeft verbroken en is verhuisd
naar een ander adres maar hij dat adres (om wat voor reden dan ook) niet heeft doorgegeven bij de
BRP. De op het adres achterblijvende burger is op grond van de BRP-wetgeving niet bevoegd de
adreswijziging van de vertrokken partner door te geven, maar ondervindt hier wel hinder van.
Alle afnemers blijven vervolgens vanwege het verplicht gebruik uitgaan van de BRP-gegevens, in
dit geval een samenwoning van twee personen op hetzelfde adres.
Door het vertrek van zijn of haar partner komt iemand zodanig in de financiële problemen, dat
bijstand nodig is. De vertrekkende partner heeft diens nieuwe woonadres niet doorgegeven bij de
BRP. De bijstandsambtenaar die het verzoek beoordeelt, stelt op basis van de BRP vast dat er
sprake is van een samenleving op het adres van de verzoeker, hetgeen bepalend is voor het wel of
niet toekennen of de hoogte van de uitkering.
9
Indien een afnemer in een dergelijke situatie een gefundeerd vermoeden heeft dat de partner
daadwerkelijk niet meer woonachtig is op het adres van de burger, kan de afnemer een
onderbouwde terugmelding doen op de verblijfplaatsgegevens van de partner. De bronhouder kan
er dan bij de beoordeling voor kiezen de verblijfplaatsgegevens van de partner in onderzoek te
plaatsen. Afnemers hebben daardoor de mogelijkheid van het authentieke gegeven af te wijken.
Een andere situatie waarbij afwijkende gegevens in de BRP de burger niet zijn aan te rekenen
betreft het niet actueel zijn van de BRP als gevolg van verstoppingen in de toeleveringskanalen van
brondocumenten. Er kan wel eens iets misgaan in de toelevering van brondocumenten vanuit de
keten. Een voorbeelden hiervan zijn, de ambtenaar van de burgerlijke stand die vergeet een
echtscheidingsvonnis in te schrijven, een Koninklijk Besluit tot naamswijziging of tot
nationaliteitswijziging dat is blijven liggen bij de minister van Veiligheid en Justitie of wel is
verzonden, maar nog niet verwerkt in de BRP, het curateleregister dat achter is in de verwerking
van vonnissen.
Niet de burger, maar de bronhouder is de eerst aangewezene om te zorgen voor aanpassing van de
BRP gegevens. Het gefundeerde vermoeden van een afnemer dat een dergelijke situatie aan de
orde is, rechtvaardigt het doen van een terugmelding naar de bronhouder.
4.5. Terugmelden op onvolledigheid
Voor authentieke gegevens geldt dat de bronhouder de juistheid van die gegevens richting
afnemers moet garanderen. Juistheid houdt onder meer in dat de gegevens inhoudelijk correct,
actueel en volledig zijn. Deze interpretatie van het begrip juistheid, impliceert dat een afnemer dus
ook dient terug te melden bij de constatering dat authentieke gegevens in de basisregistratie ten
onrechte ontbreken.
4.6. Terugmelding conform betekenis BRP-gegeven
4.6.1. Betekenis BRP-gegevens
De (authentieke) BRP-gegevens hebben hun betekenis gekregen vanuit het meer algemene doel
van de basisadministraties, namelijk te voorzien in de basisgegevens die binnen de overheid nodig
zijn voor de uitvoering van publiekrechtelijke taken.
De betekenis van die gegevens is terug te vinden in het BRP-gegevenswoordenboek, dat deel
uitmaakt van het Logisch Ontwerp BRP. Dit gegevenswoordenboek is onder meer ontsloten via
www.stelselcatalogus.nl. De ervaring leert echter dat een definitie niet altijd eenduidig is. Daarom
is het voor sommige BRP-gegevens noodzakelijk een definitie nader toe te lichten of te bezien hoe
toe te passen in de context van een situatie. Dergelijke informatie is terug te vinden in de
omvangrijke GBA/BRP-documentatie, waaronder de Handleiding UitvoeringsProcedures (HUP)
en Kwaliteitsbrochures en –berichten.
Ondanks dat het voor de hand zou liggen, komt bijvoorbeeld het gegeven “adres” als zodanig niet
voor in het gegevenswoordenboek. Het adres is namelijk een gegevensgroep, samengesteld uit
onder meer gegevens als straatnaam en huisnummer.
10
4.6.2. Betekenis vergelijkbare gegevens afnemer
Sommige BRP-gegevens hebben voor een afnemer een betekenis die afwijkt van de definitie van
het gegeven in het gegevenswoordenboek BRP of, voor wat betreft het gegeven adres afwijkt, van
de definitie in de Wet BRP. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de afnemer uitvoering geeft
aan wetten of publiekrechtelijke taken, waarin aan die gegevens een andere betekenis is gegeven.
Het volgende voorbeeld komt uit de uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst, maar is ook
relevant voor de uitvoeringspraktijk bij gemeenten en waterschappen.
Er bestaan binnen diverse Belastingwetten en -regelingen verschillende Ouder- en Kind-begrippen.
Hierbij valt te denken aan biologische ouders (met en zonder erkenning), adoptieouders,
pleegouders; pleegkinderen, adoptiekinderen en minderjarige of meerderjarige kinderen.
De BRP kent uitsluitend de (inhoudelijk) neutrale gegevenscategorieën Ouder1 en Ouder2 (vroeger
Moeder en Vader), en verder categorie 09 Kind. De inhoud van deze categorieën verraadt, enkele
uitzonderingen daargelaten, aan afnemers niets over de aard van de relatie tussen de ouders en het
kind, bijvoorbeeld of het een geadopteerd of een pleegkind betreft.
Voor de uitvoering van de belastingwetgeving is de aard van de relatie wel relevante informatie,
bijvoorbeeld in het kader van de erfopvolging bij een belastingschuld van een overleden persoon.
Fiscaal gezien geldt een pleegkind vaak ook als kind, terwijl het feit dat een persoon een pleegkind
is niet als waarde in de BRP wordt geregistreerd.
4.7. Terugmelding en foutcorrectie
Naast gerede twijfel die kan ontstaan tijdens het gebruik van de authentieke gegevens vaak in
combinatie met andere gegevens (identiteitsbewijzen, waarneming-ter-plaatsen etc.), kan gerede
twijfel ook ontstaan omdat de BRP-gegevens niet kunnen bestaan of onwaarschijnlijk lijken, ook al
zijn er geen andere documenten (bewijsstukken) die dit onderbouwen.
Voorbeelden hiervan zijn:

niet bestaanbare data (of data in de toekomst), of geboortedata te ver in het verleden
(vermoedelijk als gevolg van omdraaifouten: 19901611 i.p.v. 19901116; 10901116 i.p.v.
19901116);

onwaarschijnlijke waarde van een gegeven, leeftijd kind is groter dan leeftijd ouder.
Deze situaties dienen als gerede twijfel te worden teruggemeld. Daar tegenover staat dat een
afnemer niet hoeft terug te melden op een datum die op zichzelf beschouwd onwaarschijnlijk lijkt,
maar die in de BRP wel als zodanig bestaat. Bijvoorbeeld de waarde 00000000.
4.8. Terugmelden BRP versus BSN-foutenmeldpunt
Indien er gerede twijfel bestaat over de waarde van sterk identificerende gegevens als
geboortedatum of geslachtsnaam, kan het voorkomen dat sprake is van dubbele registratie van één
en dezelfde persoon (één registratie met de juiste gegevens, en één registratie met de foutieve
gegevens).
11
Indien een afnemer zelf vaststelt dat sprake is van een persoon die bekend is onder meerdere
BSN’s (of sprake is van een SoFi-nummer en een BSN), dan moet de afnemer dit aan het BSNfoutenmeldpunt terugmelden en niet aan de bronhouder BRP. Voor het BSN is namelijk een apart
nummerstelsel in het leven geroepen met een eigen wettelijk kader. Het foutenmeldpunt is
ondergebracht bij de bronhouder en -beheerder van het BSN, het agentschap BPR.
Wanneer de bronhouder naar aanleiding van een terugmelding constateert dat een burger twee
keer is opgenomen zal de gemeente een melding doen bij het BSN-foutenmeldpunt. Een
terugmelding (bijvoorbeeld op geboortedatum) kan er toe leiden dat de dubbele inschrijving van
een persoon in de BRP ongedaan gemaakt wordt.
12
5. Gerede twijfel over de verblijfplaats
5.1. Algemeen
Gegevens over de verblijfplaats van een persoon zijn het meest aan verandering onderhevig en
daardoor hebben de meeste terugmeldingen daar betrekking op. Een mens verandert nu eenmaal
makkelijker van adres dan van naam, laat staan van geboortedatum. Buiten dat feit, is het adres
ook in tal van wettelijke voorschriften van belang voor de bepaling of iemand al dan niet in
aanmerking komt voor een overheidsdienst of bijvoorbeeld wel of niet belasting moet betalen.
Deze afhankelijkheid enerzijds en het gemak waarmee de burger van adres wisselt anderzijds
maken de registratie van de verblijfplaats gevoelig voor fouten.
De twijfel over de juistheid van een gegeven over de verblijfplaats heeft niet alleen te maken met
een verschil tussen de feitelijke verblijfplaats van een persoon en het adres waarop deze in de BRP
is geregistreerd. Ook de definitie van het begrip verblijfplaats die een afnemer hanteert kan
verschillen ten opzichte van die van de BRP. Verschillende afnemers komen daardoor minder dan
gewenst tot de conclusie dat er sprake is van gerede twijfel. Hieronder worden daarom enkele
voorbeelden beschreven om de gedachtevorming omtrent gerede twijfel aan te scherpen.
5.2. Verschil tussen BRP-adres en feitelijk verblijfplaats
Er zijn tal van situaties te bedenken waarbij met zekerheid vaststaat dat iemand niet meer woont
op het adres waarop deze in de BRP staat ingeschreven. Een handhaver die fysiek vaststelt dat een
woning is gesloopt of bij een woningontruiming aanwezig was, kan met zekerheid vaststellen dat
een inschrijving op de bewuste adressen niet correct is. Ook een sociaal rechercheur kan uit
onderzoek vaststellen dat het verblijfadres niet correct is en ook een onderzoek naar permanente
bewoning van recreatiewoningen kan zulks opleveren. Op zichzelf duidelijke redenen voor gerede
twijfel en dus om terug te melden.
Kortom uit het geheel van omstandigheden kan een afnemer tot de conclusie komen dat een
persoon niet verblijft op het adres waarop deze is ingeschreven in de BRP en op die gronden
besluiten tot terugmelding.
5.3. Verschillen met de BAG
De gerede twijfel in de vorige paragraaf beschreven is duidelijk vast te stellen. Minder duidelijk is
het voorbeeld waarbij een woning is gesloopt, maar waar op de locatie van het gesloopte object een
persoon in een caravan verblijft om de bouw van zijn nieuwe woning te begeleiden. Een afnemer
die bij een dergelijke situatie naast de BRP tevens de BAG raadpleegt en daarbij constateert dat er
geen verblijfsobject in de BAG is geregistreerd zal gerede twijfel vaststellen en terugmelden. De
bronhouder zal daarentegen vasthouden aan het ‘BRP-adres’. Het uitgangspunt van de BRP is
immers, dat iemand moet worden ingeschreven op de plaats van diens verblijf, ook al is dat soms
niet het verblijfsobject uit de BAG. Een soortgelijke situatie doet zich voor bij de inschrijving van
daklozen.
13
5.4. Definities van het begrip Verblijfplaats
Voor het begrip “verblijfplaats” bestaan vanuit de BRP meerdere definities. De definitie die is
opgenomen in de Stelselcatalogus sluit aan op de behoefte in het maatschappelijk verkeer om te
duiden waar een persoon te bereiken is: “Plaats waar een natuurlijk persoon bereikbaar is”. Een
natuurlijk persoon is doorgaans te bereiken op zijn woonadres of op een briefadres. De definities
van deze begrippen zijn te vinden in de Wet BRP.
De Wet BRP definieert het woonadres in artikel 1 als volgt: woonadres:
a.
het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in
een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats
heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke
verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
b.
het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke
verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten;
5.5. Gebruik verblijfplaatsgegevens door afnemers
Veel afnemers leiden uit gegevens over de verblijfplaats gegevens af die waarderend zijn voor
besluiten die zij moeten nemen. Die handelwijze baseert de afnemer op de wet- en regelgeving die
op hem van toepassing is.
Voor de Belastingdienst is de waarde woonadres van belang om te kunnen vaststellen hoeveel en
welke personen een huishouden vormen c.q. in ieder geval hetzelfde woonadres hebben. Daarmee
bepaalt de Belastingdienst of iemand in aanmerking komt voor een Woontoeslag of wie hoofd van
een huishouding is aan wie een belastingaanslag kan worden toegestuurd. Het wettelijk kader
voor de bepaling waar iemand verblijft is voor de Belastingdienst de Algemene wet inzake
rijksbelastingen (AWR).
Artikel 4, lid 1 AWR
Waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
De belangrijkste maatstaf hierbij is waar iemands middelpunt van zijn of haar leven is. Onder meer
de volgende vragen kunnen hierbij een rol spelen:

Waar woont de partner?

Waar wonen de minderjarige kinderen?

Waar werkt iemand?

Waar neemt hij/zij deel aan het maatschappelijke verkeer?

Hoe lang wordt er ergens verbleven?
Het verblijfsadres van de BRP (BRP-woonadres) speelt bij de bepaling van het woonadres voor de
Belastingdienst (artikel 4 AWR) dus wel een belangrijke rol, maar er gelden veel meer criteria die
toch een (BRP) afwijkend woonadres voor de burger kunnen opleveren.
Voor de verstrekking van een bijstandsuitkering is het noodzakelijk dat de IGSD weet dat iemand
zijn verblijfplaats binnen de gemeente heeft. Dat is geregeld in de Wet Werk en Bijstand. Voor het
UWV is de verblijfplaats niet belangrijk. De plaats waar iemand woont is voor de toekenning van
een werkloosheidsuitkering geen voorwaarde. UWV beschikt net als de belastingdienst naast BRP-
14
adressen ook over alternatieve adressen waar burgers te bereiken zijn. Datzelfde geldt bijvoorbeeld
voor de Rijksdienst Wegverkeer en voor de Sociale Verzekeringsbank.
5.6. Afwijkend adresgebruik afnemers ook interessant voor
bronhouders
Om een besluit te nemen over het wel of niet terugmelden op de verblijfplaats, moet de afnemer
beoordelen of hij “een gefundeerd vermoeden” heeft dat zijn gegevens betrekking hebben op de
BRP-betekenis van het begrip adres én naar alle waarschijnlijkheid feitelijk de juiste gegevens zijn.
Op zichzelf beschouwd hoeft een afnemer een postadres niet aan de bronhouder terug te melden.
Het betreft namelijk niet het BRP-adresgegeven. Niettemin kan de bronhouder in bepaalde
gevallen wel interesse hebben in het postadres, bijvoorbeeld wanneer de bronhouder op zoek is
naar een persoon wiens verblijfplaats niet kan worden achterhaald.
5.7. Afwijkende immigratie- en emigratiedatum
In de (gemeentelijke) belastingwetgeving spelen peildata een belangrijke rol bij de vaststelling wie
belastingplichtig is. Degene die op 1 januari van een jaar eigenaar is van een woning, ontvangt de
aanslag OZB. Waterschappen slaan degene aan voor waterschapsbelasting, die op 1 januari
hoofdbewoner is. Voor de BRP is de datum van ontvangst van een aangifte tot adreswijziging, de
ingangsdatum van adreshouding. Feitelijk kan iemand al langer op een adres woonachtig zijn of
reeds vertrokken naar een ander adres, maar heeft om de peildata te omzeilen, zijn adresgegevens
nog niet in de GBA laten wijzigen. Terugmelden op de afwijkende immigratie(datum) en
emigratie(datum) heeft dan weinig zin.
15