Gezondheid, zorg en ruimte ruimt Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag Plan van aanpak 2500 CK Den Haag Tel 070 - 340 50 60 Fax 070 - 340 72 36 E-mail [email protected] URL www.rvz.net 1. Datum 27 mei 2014 Kenmerk 4390-10 Postbus 19404 Aanleiding en afbakening Omgevingsfactoren zijn van invloed op de gezondheid en het welzijn van mensen. In dit advies verkent de RVZ de relatie van gezondheid en zorg met de ruimtelijke context. Enerzijds gaat het dan over de positieve invloed van die context bij geg zond blijven en gezond worden. Anderzijds gaat het om bestemming en herbeherb stemming van bestaande zorggebouwen (met name in de care) en de vraag of de gebouwen in de zorgsector wel zijn afgestemd op de toekomstige zorgbehoefte van mensen of dat er nieuwe concepten nodig zijn zi die beter passen bij het verlenen van zorg op maat (zie bijlage 1 voor de volledige tekst van het werkprogramma 2014). 2014) Beide richtingen zullen in samenhang worden bekeken. Het thema bestemming en herbestemming van zorgvastgoed vliegen we aan vanuit het he thema wat ruimte kan betekenen voor gezondheid1. Gezondheid vatten we daarbij breed op, namelijk vanuit de achterliggende vraag wat mensen nodig hebben om zo goed mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving. Gezondheid is dan niet beperkt tot de afwezigheid afw van ziekte, maar gedefinieerd als “the ability to adapt and to self manage, in the face of social, physical and emotional challenges” (Huber et al., 2011). 2011 Dat begint bij gezond opgroeien en gaat door in alle volgende fasen van het leven. Gezondheid en ruimte Gezondheid en stedelijke planning waren in de 19e eeuw en de eerste helft van de 20ste eeuw zeer nauw aan elkaar verbonden disciplines. Nadenken over ruimte in relatie tot gezondheid gebeurde in de 19e eeuw vooral in het kader van infectieziekten. In Amsterdam werd in 1857 de Goudsbloemgracht gedempt, als eerste in een reeks die zou volgen. De relatie tussen vers drinkwater en gezondheid werd nog niet gelegd, men dacht dat ziekten als cholera voortkwamen uit de ‘kwade dampen’ van de open n rioleringen die de grachten toen waren. Schoon drinkwater was een groot probleem. Rond dezelfde tijd, om precies te zijn in 1854, werd in Londen voor het eerst van geografie gebruik gemaakt om de oorzaak van een lokale uitui braak van cholera te identificeren: en: een besmette waterpomp. De riolering werd door lezers van de British Medical Journal zelfs verkozen tot de beste medische doorbraak van de afgelopen 200 jaar. In latere jaren is gezondheid in relatie tot ruimte bij wetenschappers en beleidsmakers min of meer van de radar verdwenen. Op het tweede thema – de bestemming en herbestemming van zorggebouwen – heeft de Rli onlangs een briefadvies uitgebracht. Het briefadvies Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn, besluit met een verwijzing naar dit advies: De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ) gaat in zijn werkprogramma 2014 de wisselwerking van gezondheid, welzijn en zorg met de leefomgeving verkennen. De Rli zal als verdieping van dit briefadvies hierin samenwerken met de RVZ. 1 Pas in de laatste jaren zijn er in Nederland verschillende initiatieven ontstaan om de relatie tussen gezondheid(sbevordering) en ruimte te onderzoeken. De ‘medische’ geografie, waarin het voorkomen van ziekten en de medische sector centraal stonden is vanaf de jaren zestig langzaam geëvolueerd naar ‘gezondheidsgeografie’. Waar het eerste vooral gericht was op het voorkomen van ziektes door verbetering van hygiëne (zoals cholera en tyfus) is het laatste gericht op het bredere concept van gezondheid en welzijn in de omgeving, zoals het stimuleren van gezond gedrag en het bevorderen van de mentale gezondheid. Tegenwoordig hebben we te maken met nieuwe ‘epidemieën’ zoals obesitas, hart- en vaatziekten, diabetes en depressies en gaan we uit van een bredere definitie van gezondheid, waarbij participatie in de samenleving een centrale plek inneemt. In het licht van deze opkomst van ‘nieuwe’ ziekten en een nieuwe kijk op gezondheid is wellicht ook een herbezinning op de inrichting van onze omgeving van belang. We gaan in dit plan van aanpak uit van een denkkader waarin gezondheid bestaat uit verschillende componenten, die ook weer onderling samenhangen, namelijk gezond gedrag (bijvoorbeeld leefstijl en bewegen, maar ook het voorkomen van stress), redzaamheid (het kunnen regelen van essentiële aspecten van het leven op het gebied van wonen, zorg en welzijn en het kunnen doen van algemene dagelijkse levensverrichtingen) en sociale verbanden (het deel uitmaken van een sociaal netwerk, het tegengaan van eenzaamheid, het onderling regelen van steun). We kunnen ruimte op verschillende manieren opvatten: 1. als ruimtelijke inrichting: de ‘stoffelijke’ ruimte van gebouwen en infrastructuur (ook digitaal). Voorbeelden: groenvoorzieningen, fietspaden, voorzieningen voor zorg en ondersteuning, zogenaamde ‘virtuele’ verzorgingshuizen, vanzelfsprekende ontmoetingsplekken, winkels. Bij dit thema gaat het vooral over het ‘wat’. 2. als schaal of schaalgrootte: kader waarbinnen je werkt, bijvoorbeeld stedelijk en nietstedelijk. Voorbeelden: ‘de gezonde wijk’, krimp-regio’s, ‘healthy cities’. Bij dit thema gaat het vooral over wie wat moet doen en de ontwikkeling van nieuwe governancearrangementen. In een matrix: Thema’s Gezond gedrag Redzaamheid Sociale verbanden Ruimte Ruimtelijke inrichting A1 B1 C1 Schaal A2 B2 C2 Overwegingen bij de matrix: • Het is belangrijk om de rol die ruimte kan spelen bij gezondheid te relativeren. Andere factoren zoals het hebben van werk en sociaal economische status (SES), spelen een grotere rol bij gezondheid (zie o.a. onderzoek Erasmus MC). Tegelijkertijd is er in onderzoek dat zich richt op het in kaart brengen van deze individuele variabelen weinig plek voor een (historische) levensloop/systeemvisie op ruimte. Wanneer men echter onderzoek doet vanuit een dergelijke visie, blijkt dat ruimte wel degelijk een grote rol speelt bij het bevorderen van gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan riolering en reductie en preventie van ziektes. Of de komst van de auto en het effect op beweegpatronen van mensen. Ook veiligheid in de omgeving is dan van belang. 2 • Het ministerie van VROM komt in 2008 met het volgende mechanisme om het verband aan te geven tussen de fysieke omgeving en gezondheid. Een gezonde of gezondheidsbevorderende omgeving betekent (1) het afwezig zijn van aspecten in de fysieke omgeving die een bedreiging of beperking van de gezondheid vormen; (2) dat de kwaliteit van de fysieke omgeving rechtstreeks bijdraagt aan de feitelijke en ervaren gezondheid van mensen en (3) dat de fysieke omgeving uitnodigt om de gezondheid te verbeteren (VROM, 2008). • Overigens is ruimte of space geen ‘vaste’ entiteit (onveranderlijk), maar wordt voortdurend geconstrueerd in dagelijkse handelingen (veranderlijk). Space wordt dus ‘geproduceerd’: ruimte als een sociaal product (Lefebvre, 1991). Massey (2005) maakt daarnaast het punt dat niet alleen sociale ruimten veranderlijk zijn van aard, maar dat ook natuurlijke ruimten continu veranderen (bijvoorbeeld een ijsschots die smelt, vogels die migreren, een berg met erosie, etc.). Ruimtelijke ordening is een waardenafweging en niet slechts een technische kwestie van goede bouwplannen en criteria, zoals vaak wordt voorgesteld. Tijdens discussies over ruimte worden allerlei verschillende waarden afgewogen: toegankelijkheid van zorg- en welzijnsvoorzieningen, kwaliteit van leven, betaalbaarheid van zorg, wonen, etc. • In de literatuur is zeer waarschijnlijk sprake van een overlap tussen zelfredzaamheid, gezondheid en sociale verbanden. Sociale verbanden kunnen een belangrijk middel zijn om zelfredzaamheid te vergroten van bepaalde doelgroepen, zoals ouderen, gehandicapten en mensen met GGZ-problematiek. Hierbij is het van belang om oog te houden voor eenzaamheid van deze doelgroepen die (langer) thuis blijven wonen (i.p.v. verblijf in een intramurale instelling). Vereenzaming kan mogelijk voorkomen worden door sterke sociale banden in de wijk, maar ook door skypecontacten met familie en vrienden die meer op afstand wonen (niet in de wijk). • Het onderscheid tussen publieke en private ruimte verandert doordat mensen langer thuis blijven wonen (extramuralisering). De private woonomgeving – achter de voordeur – wordt minder ‘privaat’ en wordt steeds meer een ‘publieke’ plek waar professionele zorgverleners en vrijwilligers in- en uitlopen. Wat betekent dit voor gevoel van veiligheid/privacy van bewoners? Hoe kunnen publieke en private functies & werelden op een goede manier worden vermengd? (zie Milligan 2001, Geographies of Care, p. 1; Dijk et al 2005). • De discussie over concentratie (van specialistische zorg in ziekenhuizen) en deconcentratie (van lokale zorg en welzijn) speelt dwars door de domeinen van de matrix 3 heen. Concentratie en deconcentratie hangen bovendien sterk samen. Het is goed denkbaar dat bijvoorbeeld een sterke concentratie van ziekenhuizen en kortere ziekenhuisopnames alleen mogelijk zijn wanneer lokale ondersteuning in de wijk goed geregeld is, zoals de aanwezigheid van wijkinloopcentra of ondersteunend gebruik van gezondheidsapplicaties in de thuissituatie (self-management). Daarbij ook oog blijven houden voor onbedoelde effecten van ordening van ruimte voor de gezondheid. Zie recent bericht in Zorgvisie over concentratie van ziekenhuiszorg, waardoor patiënten met meerdere ziektes meer moeten reizen (naar verschillende ziekenhuizen/behandelcentra), waardoor bacteriën zich sneller verspreiden (patiënt niet meer binnen muren van één ziekenhuis). • Variatie tussen gemeenschappen, sociale cohesie en wijken is belangrijk om mee te nemen in de analyse van de matrix. Afhankelijk van de sociale context, wisselen voorzieningen in de wijk qua inhoud en intensiteit. Te denken valt bijvoorbeeld aan de voorziening van het sociale wijkteam of een multi-functionele wijkaccommodatie: is deze ondersteuning nodig in elke wijk of alleen in probleemwijken? En wat is bijvoorbeeld een goede schaalgrootte voor het sociale wijkteam? Kan de schaalgrootte van de wijk ‘groter’ zijn naarmate er minder problematiek is? Maatwerk in plaats van formats lijkt hierbij van belang. • Verschuivingen in ruimte/gezondheid zorgen ook voor andere governance arrangementen: van ‘government’ (rijksoverheid die top down stuurt) naar ‘governance’ (lokaal netwerk van publiek/private partijen). De centrale overheid verdwijnt niet, maar krijgt een andere rol: als toezichthouder en financier van lokale initiatieven en integrale samenwerkingsverbanden (wonen, welzijn, zorg). Governance is steeds meer gelaagd: multi-level governance. De overheid blijft wel verantwoordelijk voor de infrastructuur, wegenbouw, parken, fietspaden, natuurbeheer, etc. Recente (beleids)aandacht voor ruimte In december 2012 vond er in Groningen een conferentie plaats genaamd ‘Healthy cities: onze leefomgeving als medicijn’ waar getracht werd de aandacht voor het onderwerp gezondheid en omgeving te vergroten. Op de conferentie is een convenant ondertekend: USP healthy Ageing (USP = Urban Strategic Planning) waarbij partijen als TNO, RIVM, Rijksuniversiteit Groningen, de gemeente Groningen en gemeente Rotterdam hun krachten bundelen bij het doen van onderzoek, het ontwikkelen van beleid en het doen van experimenten gericht op het verbeteren van de leefomgeving van ouderen. Onlangs hebben VWS en BZK de uitkomsten van het experiment Gezonde Wijk gepubliceerd waarin een aantal veelbelovende resultaten benoemd worden. Het experiment werd uitgevoerd in dertien gemeenten. Hierin hebben onderdelen met betrekking tot ruimte zoals een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden (Utrecht) en beweegtuinen met fitnessinstrumenten op patio’s van verpleegtehuizen (Heerlen en Utrecht) een rol gespeeld in het verbeteren van de fysieke en mentale gezondheid. Volgens het CBS daalde in slechts enkele jaren het aandeel mensen dat de eigen gezondheid als minder goed beoordeelde van 30% naar 25%. Het aandeel psychisch ongezonde mensen daalde van 21% naar 17% terwijl dat in de rest van Nederland gelijk bleef. Daarbij daalde het aantal rokers in de wijken harder dan in de rest van Nederland, zijn de bewoners meer gaan bewegen en is het aantal mensen met overgewicht gedaald. Uit een effectenonderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen is gebleken dat woonservicegebieden, wijken met een welzijn- en zorgaanbod voor ouderen, een 4 positief effect hebben op de zelfredzaamheid van ouderen. De achteruitgang van ouderen vertraagde en ze bleven langer zelfstandig wonen in hun eigen woning. Binnenkort volgen bevindingen van TNO op hetzelfde onderwerp. 2. Vraagstelling Voor het advies gaan we uit van de volgende vraagstelling: 1. Op welke manier kan ruimtelijke inrichting van de publieke ruimte bijdragen aan gezondheid (uitgaande van een hedendaagse definitie van gezondheid)? 2. In hoeverre wordt de ruimtelijke inrichting nu meegenomen in gezondheidsbeleid? 3. Is er (andere) overheidsbemoeienis nodig? 3. Functie van het advies Het advies geeft een analyse van de relatie tussen ruimte en gezondheid en zorg en inventariseert of ander overheidsbeleid op dit thema gewenst is. Het advies heeft raakvlakken met twee andere adviezen uit het werkprogramma van 2014, te weten het advies eHealth, zelfmanagement en gezondheidsvaardigheden en het advies Vermaatschappelijking van zorg voor mensen met verstandelijke beperking en chronisch psychiatrische patiënten. 4. Hoofdactiviteiten Vooralsnog worden de volgende activiteiten binnen de fasen factfinding, debat en advisering voorzien: 4.1 Factfinding Onderzoeken Er zijn onderzoeken uitgezet bij onderzoekers van de vakgroep Maatschappelijke Gezondheidzorg van het Erasmus MC en onderzoekers van TNO. De eersten kunnen ons helpen met de laatste stand van de wetenschap op de samenhang tussen gezondheid en ruimte, de onderzoekers van TNO met een internationaal overzicht van effectieve interventies c.q. best practices op dit terrein. 4.2 Overleg en debat Expertgroepen Het idee is gerichte brainstormsessies te organiseren met experts. Er zullen experts op het gebied van gezondheid, architectuur, sociale geografie, planologie, (omgevings)psychologie en sociologie worden uitgenodigd. De bedoeling is dat er door de diversiteit van disciplines en perspectieven een discussie ontstaat. Hierin zal ook opgetrokken worden met de samenwerkingspartners. 5 Relevante overleg-/samenwerkingspartners: In het werkprogramma 2014 wordt gesproken van twee samenwerkingspartners, de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur en de Rijksbouwmeester/College van Rijksadviseurs. • De Rli is in januari 2014 uitgekomen met een briefadvies (op verzoek van minister Blok en staatssecretaris Van Rijn) over wonen en zorg2. De RVZ is hiervoor een paar keer geconsulteerd. Het briefadvies besluit met een verwijzing naar het adviestraject van de RVZ. Raadsleden van de Rli zullen worden betrokken bij de te organiseren expertmeetings. Eveneens kan discussie plaatsvinden in de Rli (of met een afvaardiging) over bijvoorbeeld een hoofdlijnen- of conceptstuk. Daarnaast is er voor de projectgroep de mogelijkheid het secretariaat van de Rli te consulteren, bijvoorbeeld in het secretariaatsoverleg. • Eind januari is er overleg geweest met het College van Rijksadviseurs. Het College wil graag met de RVZ samenwerken – zo staat in het werkprogramma3 – op het thema van het zorgvastgoed, maar vind een mogelijke aanvliegroute via zelfredzaamheid en sociale verbanden interessant. Wat betekent het voor de gebouwde omgeving wanneer ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen? Hoe voorkomen we dat ouderen vereenzamen? We hebben gesproken over verschillende woonvormen. Het College van Rijksadviseurs staat de RVZ bij in het organiseren van expertmeetings. Tevens wordt bij het CRA nagedacht over samenwerken op het thema gezonde stad of gezonde wijk. Overleg VWS Gedurende het traject zal regelmatig contact worden onderhouden met de contactpersoon bij VWS. De verantwoordelijk DG voor dit advies is Paul Huijts. De contactpersoon is Arthur van Iersel van de directie Publieke Gezondheid. In april 2014 zal er een startbijeenkomst plaatsvinden met VWS. 5. Communicatie In deze paragraaf geven we de communicatie-inzet op hoofdlijnen weer. Onderstaande punten zullen verder worden uitgewerkt in een communicatieplan, dat zal worden besproken in de raadsvergadering van juni 2014. Dit advies leent zich sterk om te denken in beelden. De wens is om dit advies in digitale vorm uit te brengen en daarbij kunnen beelden (goede voorbeelden, verhalen, foto’s, video’s, etc.) de aanbevelingen kracht bijzetten en de functie van het advies versterken. Daarnaast is het idee ontstaan om op zoek te gaan naar de ‘ideale’ ruimtelijke inrichting die gezondheid kan bevorderen, zelfredzaamheid kan vergroten en sociale verbanden kan versterken en hiervoor een opdracht via sociale media uit te zetten. Dit kan bijvoorbeeld door crowd sourcing op Battle of Concepts. De projectgroep zal onderzoeken of dit platform past bij deze opdracht en of de uitkomst ook in beelden is te vertalen. 2 3 Zie voetnoot pagina 1 van dit plan van aanpak. College van Rijksadviseurs. De techniek van het verbinden. Jaarprogramma 2014. 6 Dit advies zal worden aangeboden aan VWS maar is tevens gericht aan de departementen BZK en IenM, aan gemeenten en provincies, aan zorginstellingen en maatschappelijke organisaties die met ruimtelijke inrichting te maken hebben. Samenwerkingspartners: RMO, Rli, Rijksbouwmeester/College van Rijksadviseurs. 6. Product Digitaal (modulair opgebouwd) advies, zie ook punt 5. 7. Bij de adviesvoorbereiding betrokken raadsleden Het project wordt vanuit de Raad begeleid door mevrouw drs. Marjanne Sint, prof. dr. Johan Mackenbach en mr. Henk Bosma. De projectgroep heeft regelmatig overleg met de raadsleden. 8. Ambtelijke voorbereiding De projectgroep bestaat uit de volgende personen: Ingrid Doorten (projectmanager), Taoufik Abou (tot 1 april 2014), Lieke Oldenhof, Angelique Dees (projectondersteuner). Verder zijn Flip van Sloten en Willem Jan Meerding respectievelijk als coach en meelezer aan dit project verbonden. Vanuit de RMO maakt Albertine van Diepen deel uit van de projectgroep. 9. Planning Maart 2014: April 2014 e.v.: Augustus 2014: September/oktober 2014: Oktober 2014/januari 2015: 10. plan van aanpak in Raad startbijeenkomst VWS onderzoek, overleg en debat eerste bespreking conceptadvies Raad tweede bespreking/vaststelling advies Raad publicatie en aanbieding aan de Minister Nazorg Er zal een apart plan voor nazorg gemaakt worden. Hierin komt onder meer de aanbieding van het advies aan de orde. 7 Literatuur College van Rijksadviseurs (2014). De techniek van het verbinden. Jaarprogramma 2014. Den Haag, College van Rijksadviseurs. Dyck, I. et al. (2005). The home as a site for long-term care: meanings and management of bodies and spaces. Health & Place, 11, 173-185. Huber, M., Knottnerus, J.A., Green, L. et al. How should we define health? BMJ 2011, 343 (4163); 235-237. Lefebvre, H. (1991). The production of space. Oxford: Basil Blackwell. Massey, D. (2005). For space. London etc.: SAGE. Milligan, Christine (2001). Geographies of care. Space, place and the voluntary sector. Alderhsot etc.: Ashgate. Rli (2014). Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn. Den Haag, Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. VROM. Gezonde plannen. Overzicht van instrumenten voor het bevorderen van gezondheids- en milieuprestaties in ruimtelijke plannen. VROM, Den Haag, 2008. 8 Bijlage 1 Werkprogramma RVZ 2014 Tekst uit het werkprogramma 2014 Omgevingsfactoren zijn van invloed op de gezondheid en het welzijn van mensen. In dit advies verkent de RVZ de wisselwerking van gezondheid en zorg met de ruimtelijke context. Enerzijds gaat het dan over de positieve invloed van die context bij gezond blijven en gezond worden. Anderzijds gaat het om bestemming en herbestemming van bestaande zorggebouwen (met name in de care) en de vraag of de gebouwen in de zorgsector wel zijn afgestemd op de toekomstige zorgbehoefte van mensen of dat er nieuwe concepten nodig zijn die beter passen bij het verlenen van zorg op maat. Architectuur en het inrichten van ruimte spelen bij beide aspecten – gezondheid en zorg – een belangrijke rol. Het gaat dan om het betekenisvol samenbrengen van functies en ruimte. Het thema van dit advies sluit nauw aan bij ‘De techniek van het verbinden’, het werkprogramma van het college van Rijksadviseurs, waarin onderzoek naar gezonde steden en gezonde infrastructuur en onderzoek naar de huisvesting en het landschap van de zorg op de agenda staan. De Rijksbouwmeester heeft de RVZ verzocht om mogelijkheden tot samenwerking te onderzoeken. Daarnaast wordt vanuit de RLI gevraagd samen te werken op het gebied van het onderwerp ‘hervorming woonruimte in de zorg’. De RVZ streeft naar een goede samenwerking met genoemde partners. Hij heeft daarnaast het voornemen te komen tot een op zichzelf staand advies op gebied van gezondheid, zorg en ruimte met een nadruk op strategische beleidsadvisering. 9
© Copyright 2024 ExpyDoc