DE NIEUWE WMO Dichterbij dan u denkt 3 Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer hebben ingestemd met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit betekent dat de nieuwe Wmo per 1 januari 2015 in werking treedt. De nieuwe Wmo is een uitbreiding van de huidige Wmo die in 2007 in werking is getreden en die huishoudelijke verzorging als belangrijkste taakveld heeft. Met deze uitbreiding verandert het karakter van de wet. Zij krijgt een ‘voorzienend karakter’ waardoor niet meer iedere burger vanzelfsprekend het recht heeft om een beroep te doen op de wet, iets dat tot nu toe wel het geval was. De nieuwe Wmo: dichterbij dan u denkt In de hervorming van de langdurige zorg speelt de nieuwe Wmo een belangrijke rol. De nieuwe Wmo brengt complexe vragen met zich mee voor onder meer de gemeenten. Deze publicatie verkent een aantal van de vraagstukken waarmee de gemeenten zich op korte termijn geconfronteerd zien. Wat zijn de toekomstige budgetten waarover u de beschikking krijgt? Welke vormen van ondersteuning biedt u straks als gemeente aan en welke vorm? Enzovoorts. 4 Welke veranderingen brengt de nieuwe Wmo? In deze notitie vindt u een heldere en beknopte omschrijving van alle gevolgen van de nieuwe Wmo zoals beschreven in het meest recente wetsvoorstel. Daarnaast laten wij voor een voorbeeldgemeente een inschatting zien van de relevante aantallen en budgetten. Het is namelijk mogelijk om op basis van landelijke cijfers op gemeenteniveau een prognose te maken van de orde van grootte en trendbeweging van de aantallen en budgetten van de nieuwe Wmo. Op deze manier kunt u een beeld krijgen van de omvang en inhoud van de opgave die uw gemeente te wachten staat, zodat u geïnformeerde strategische keuzes kunt maken. Doel van de nieuwe Wmo De doelstelling van de nieuwe Wmo is om één regeling te creëren omtrent de ondersteuning bij een zo zelfstandig mogelijk leven voor iedereen. Met deze nieuwe wet krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Bij het nastreven van de hiervoor genoemde doelstelling maken de negen prestatievelden, die de basis vormen voor de huidige Wmo, vanaf 1 januari 2015 plaats voor de volgende drie doelen: •• Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, en daarnaast het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. •• Het bieden van opvang. Hieronder vallen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg. •• Het ondersteunen van de participatie en zelfredzaamheid van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, indien mogelijk in de eigen leefomgeving. 5 Wat betekent de nieuwe Wmo voor gemeenten? Om gemeenten in staat te stellen hun burgers adequaat te ondersteunen, gaan op 1 januari 2015 verschillende taken uit de AWBZ over naar de Wmo. Gemeenten worden vanaf volgend jaar verantwoordelijk voor de taken individuele en groepsbegeleiding (inclusief bijbehorend vervoer), kortdurend verblijf, de inloopfunctie GGZ en beschermd wonen (de zogenoemde ‘ZZP C-pakketten’ zoals we die kennen uit de AWBZ). Deze vier taken beslaan meer dan 80 procent van het budget voor de uitvoering van nieuwe Wmo-taken. De nadruk in deze notitie ligt om die reden op deze taken. Naast deze taken krijgen gemeenten er ook een aantal kleinere verantwoordelijkheden bij. Allereerst is het de bedoeling dat zij cliëntondersteuning aanbieden voor alle doelgroepen en op alle levensgebieden. Daarnaast valt ook het beschikbaar stellen van een doventolk en de oprichting van een sociaal wijkteam onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Verder kunnen gemeenten ervoor kiezen een maatwerkvoorziening voor inkomensondersteuning in te richten, gezien een aantal tegemoetkomings- en compensatieregelingen voor mensen met een beperking wordt afgeschaft. Tot slot zullen gemeenten zich inzetten voor een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie door aanbieders. Met de nieuwe Wmo ontvangen gemeenten een jaarlijks budget voor de ondersteuning bij een zo zelfstandig mogelijk leven voor iedereen. Hieruit moeten zij zowel de nieuwe als bestaande voorzieningen die gecontinueerd worden, financieren. Leeswijzer Na een korte beschrijving van de huidige Wmo-taken, volgt een omschrijving van de nieuwe taken waarvoor gemeenten vanaf volgend jaar verantwoordelijk zijn en de nieuwe doelgroep waarvoor zij vanaf dan zorg dragen. Na een schets van huidige en toekomstige budgetten die gemoeid zijn met de uitvoering van zowel de bestaande en nieuwe Wmo-taken, volgt een beschrijving van verschillende uitvoeringsarrangementen waarvoor gemeenten kunnen kiezen. 6 Welke taken vallen onder de huidige Wmo? Huishoudelijke verzorging Een belangrijk onderdeel van de huidige Wmo is huishoudelijke verzorging. Deze taak beslaat ongeveer 75 procent van het huidige budget dat beschikbaar is voor de uitvoering van de Wmo. Sinds 1 januari 2007 valt huishoudelijke verzorging onder deze wet. Tot deze taak behoort het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de verzorging van het huishouden zoals strijken en schoonmaken. Persoonlijke verzorging valt hier niet onder. Vanaf 1 januari 2015 kan er door burgers geen aanspraak meer gemaakt worden op huishoudelijke verzorging als afzonderlijke taak. Om in aanmerking te komen voor het gebruik van deze taak, is een hoge mate van afhankelijkheid hiervan vereist en moet een burger dit zelf niet kunnen betalen. Op gemeentelijk niveau is vastgesteld wie gebruik mag maken van deze taak en op welk deel van het lokaal vastgestelde aanbod, dit blijft onveranderd. Tussen 2009 en 2013 maakte jaarlijks ongeveer 3,2 procent van de Nederlandse bevolking gebruik van de taak huishoudelijke verzorging. Dit komt overeen met gemiddeld 26 personen per 1.000 inwoners. Verwacht wordt dat, gezien de strengere eisen en dalende budgetten, dit aantal vanaf 2015 zal afnemen. Overige onderdelen huidige Wmo Naast de verantwoordelijkheid die gemeenten dragen omtrent de taak huishoudelijke verzorging, horen het doen van woningaanpassingen en beschikbaar stellen van zowel vervoersvoorzieningen als een rolstoel eveneens tot het takenpakket van de huidige Wmo (voor 2007 onderdeel van de WVG). Verder zijn gemeenten verantwoordelijk voor welzijnsbeleid (tot 1994 onderdeel van de Welzijnswet), waar onder andere bemoeizorg onder valt. Dat betreft de bestrijding van huiselijk geweld en het verzorgen van zowel vrouwenopvang als maatschappelijke opvang. Deze laatstgenoemde taak is erop gericht tijdelijk opvang en ondersteuning in de vorm van advies te bieden aan dak- en thuislozen. 7 Dit betreft een groep mensen die (al dan niet gedwongen) de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Deze taak wordt met name geboden binnen de G4-gemeenten: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. In 2011 hebben zich in deze steden ruim 3.600 volwassenen en bijna 1.900 jongeren gemeld bij de maatschappelijke opvang. Dit betreft 0,3 procent van de bevolking in de genoemde steden. Dit komt overeen met 3 op de 1.000 inwoners binnen G4-gemeenten. Voor welke nieuwe taken wordt u verantwoordelijk en wat zijn de kenmerken van deze taken? Met de gewijzigde doelstelling van de Wmo verandert het takenpakket dat onder de wet valt. Dit pakket verandert zowel qua aard als omvang. Hierna worden de nieuwe taak waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden één voor één beschreven. Vervolgens wordt nagegaan in welke mate er van iedere taak gebruik wordt gemaakt. Begeleiding (individueel/in groepsverband) De grootste en meest belangrijke taak die overgaat naar de Wmo is begeleiding. Begeleiding is een vorm van ondersteuning bij het dagelijks functioneren en kan zowel op individueel niveau plaatsvinden als op groepsniveau. Begeleiding draagt eraan bij dat mensen met een beperking optimaal kunnen functioneren op allerlei levensgebieden. Beide vormen van begeleiding worden veelal langdurig en laag frequent aangeboden en zijn bedoeld om de situatie van de cliënt stabiel te houden. Individuele begeleiding bestaat uit het ondersteunen bij het creëren van structuur en regie in de persoonlijke levenssfeer, het bieden van praktische hulp, het ontlasten van mantelzorgers en het voorkomen van erger (preventie en vroegsignalering). Groepsbegeleiding, ook wel dagbesteding genoemd, betreft ondersteuning van cliënten bij het vinden van een zinvolle invulling van de dag. Voorbeelden van begeleiding zijn houtbewerking, koken, zwemmen en knutselen. Voor welke vorm van groepsbegeleiding gekozen wordt hangt af van de doelgroep. Zo zal een groeps activiteit voor ouderen er wellicht anders uitzien dan een dergelijke activiteit voor mensen met een geestelijk en/of lichamelijke beperking. 8 Kortdurend verblijf De tweede taak die overgaat is kortdurend verblijf. Deze taak betreft een logeerfunctie voor zorgbehoevenden die gedurende maximaal drie etmalen per week kunnen logeren in een instelling. Dit heeft tot doel verzorgenden te ontlasten. Op iedere locatie waar deze voorziening wordt aangeboden, is de benodigde zorg en permanent toezicht aanwezig. Inloopfunctie GGZ De derde taak waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden betreft de inloopfunctie GGZ. Cliënten kunnen hiernaar toe komen voor bijvoorbeeld een kopje koffie, een gesprekje of voor het starten van de dag. Bij de meeste inlooptaken kunnen bezoekers gebruikmaken van een internetcafé, een tv-ruimte, spelcomputers en een leeshoek. Daarnaast kunnen cliënten (tegen een geringe betaling) vaak gebruikmaken van de mogelijkheid om te lunchen of om een warme maaltijd te nuttigen. Deelname aan de inloopfunctie is vrijwillig en vrijblijvend. GGZinstellingen beogen met deze taak sociaal isolement bij bezoekers te voorkomen en het maatschappelijk verkeer te bevorderen. Beschermd wonen De laatste taak die overgaat naar gemeenten betreft het beschermd wonen. Cliënten die hiervan gebruikmaken, wonen in een accommodatie van een instelling waar bijbehorende begeleiding en toezicht aanwezig zijn. De ondersteuning die geboden wordt is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid, participatie, en psychisch en psychosociaal functioneren. Deze taak maakt het voor cliënten met een indicatie die niet zijn opgenomen in een instelling maar ook niet op zichzelf kunnen wonen, mogelijk om zo zelfstandig mogelijk functioneren. 9 In welke omvang wordt gebruikgemaakt van de nieuwe taken waarvoor u verantwoordelijk wordt? De mate waarin gebruikgemaakt wordt van de diverse taken die overgaan naar gemeenten verschilt aanzienlijk. Zoals hiervoor beschreven, is begeleiding de meest omvangrijke taak. Gemiddeld wordt door cliënten gebruikgemaakt van 4,4 uur individuele begeleiding per week. Op de functie begeleiding groep wordt gemiddeld 19,3 uur per week een beroep gedaan. Wat de taak kortdurend verblijf betreft, doen cliënten gemiddeld aanspraak op 1,2 etmalen per week. Met betrekking tot de inloopfunctie GGZ is bekend dat wij in ons land 372 inlooplocaties tellen die gemiddeld 36 uur per week open zijn. Jaarlijks zijn de inlooplocaties samen 688.064 uur geopend. Inlooplocaties in centrumgemeenten beslaan 60 procent van deze uren en de omliggende regiogemeenten 40 procent. Wat de taak beschermd wonen betreft, doen cliënten gemiddeld een beroep op 12,5 uur ondersteuning per week. Voor welke nieuwe doelgroep wordt u verantwoordelijk en wat zijn de kenmerken van deze doelgroep? Met de gewijzigde doelstelling van de Wmo verandert ook de doelgroep waarop zij betrekking heeft. Zij verandert zowel qua aard als omvang. Hierna wordt per nieuwe taak beschreven hoe de doelgroepen waarvoor gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn, eruit zien en wat de omvang is van deze doelgroepen. Begeleiding (individueel/in groepsverband) en kortdurend verblijf De doelgroep die gebruik zal maken van een vorm van individuele dan wel groepsbegeleiding en/of kortdurend verblijf heeft een matige of zware beperking. Deze beperking bevindt zich op het terrein van sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie of probleemgedrag. Zij kennen verschillende achtergronden zoals een somatische aandoening/ 10 beperking (SOM), psychogeriatrische aandoening/beperking (PG), psychiatrische aandoening/beperking (PSY), lichamelijke handicap (LG), verstandelijke handicap (VG) of zintuiglijke handicap (ZG). Een deel van de doelgroep die aanspraak doet op groepsbegeleiding, wordt tevens vervoerd van en naar de locatie waar dit type begeleiding geboden wordt. De verantwoordelijkheid voor deze vervoersvoorziening komt eveneens bij gemeenten te liggen. Inloopfunctie GGZ De doelgroep waarover gemeenten zich in het kader van de inloopfunctie GGZ zullen ontfermen is veelal bekend met (langdurige) psychische, psychiatrische of psychosociale problematiek. Sommige inloopfuncties staan ook open voor mensen met verslavingsproblematiek, dak-/thuislozen en/of re-integratiecliënten. Beschermd wonen De doelgroep die gebruikmaakt van de taak beschermd wonen heeft een GGZ C-indicatie. Deze groep heeft te maken met een vorm van psychische problematiek die ertoe leidt dat zij er niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht of ondersteuning. Binnen de groep beschermd wonen bestaan intensiteitsverschillen: GGZ 1C tot en met GGZ 6C. Indien een cliënt een GGZ 1C-indicatie heeft vanwege een lichte psychiatrische aandoening, heeft hij/zij behoefte aan begeleiding en in het bijzonder bescherming en stabiliteit in een veilige woonomgeving. Wanneer een cliënt een GGZ 6C-indicatie heeft, is er sprake van een complexe psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking. Intensieve begeleiding en zorg zijn in dit geval nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden. Hoe groot is de nieuwe doelgroep waarvoor u verantwoordelijk wordt? De beschreven nieuwe doelgroep waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden, bestaat uit zo’n 324.025 mensen, dit is ongeveer 19 op 1.000 inwoners (zie tabel 1). Het merendeel hiervan maakt gebruik van de taak begeleiding (individueel dan wel in groepsverband). De doelgroep van het kortdurend verblijf en de 11 inloopfunctie GGZ is substantieel kleiner. Wat de inloopfunctie GGZ betreft, is bekend dat het merendeel van de bezoeken plaatsvindt in centrumgemeenten. Tot slot doet tevens een klein deel van de nieuwe doelgroep een beroep op de taak beschermd wonen. ABSOLUUT GEBRUIK 2012 RELATIEF GEBRUIK 2012 (PER 1.000 INWONERS) Begeleiding individueel 159.050 9,5 Begeleiding groep 101.680 6 Kortdurend verblijf 13.795 0,8 Inloopfunctie GGZ 15.500 0,73 Beschermd wonen ZZP C 34.000 2 TAAK Tabel 1. Absoluut en relatief gebruik nieuwe Wmo-taken. Bron: CIZ, GGZ Nederland, NZa In de volgende tabellen is voor een voorbeeldgemeente de ontwikkeling van het aantal indicaties begeleiding individueel, begeleiding groep en kortdurend verblijf ten opzichte van het aantal inwoners (uitgedrukt in procenten) weergegeven. Wat de taak begeleiding individueel betreft, ligt het percentage indicaties in de voorbeeldgemeente licht lager dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast is te zien dat het aantal indicaties binnen de voorbeeldgemeente in verhouding tot de bevolking van de gemeente vrijwel gelijk blijft. Op landelijk niveau vindt er echter een stijging plaats. BEGELEIDING INDIVIDUEEL 2009 2010 2011 2012 Voorbeeldgemeente 490 495 510 515 Voorbeeldgemeente % 1,00 1,00 1,03 1,03 Nederland % 1,14 1,24 1,30 1,31 Tabel 2. Aantal indicaties begeleiding individueel ten opzichte van het aantal inwoners, uitgedrukt in procenten. Bron: CBS 12 Wat de taak begeleiding groep betreft, ligt het percentage indicaties in de voorbeeldgemeente licht hoger dan het landelijk gemiddelde. Zowel binnen de voorbeeldgemeente als op landelijk niveau stijgt het aantal indicaties begeleiding groep ten opzichte van het aantal inwoners in eerste instantie. Daarna is zichtbaar dat vanaf 2011 in beide gevallen sprake is van een daling. Zowel de stijging als de daling zijn in de voorbeeldgemeente groter dan op landelijk niveau. BEGELEIDING GROEP 2009 2010 2011 2012 Voorbeeldgemeente 395 420 410 375 Voorbeeldgemeente % 0,81 0,85 0,82 0,75 Nederland % 0,78 0,81 0,80 0,77 Tabel 3. Aantal indicaties begeleiding groep ten opzichte van het aantal inwoners, uitgedrukt in procenten. Bron: CBS Wat de taak kortdurend verblijf betreft, ligt het percentage indicaties in de voorbeeldgemeente zeer dicht tegen het landelijk gemiddelde aan. In 2009 en 2010 stijgt het aantal indicaties kortdurend verblijf ten opzichte van het aantal inwoners binnen zowel de voorbeeldgemeente als op landelijk niveau. In de twee jaar die volgen is in beide gevallen een relatief sterke daling zichtbaar. KORTDUREND VERBLIJF 2009 2010 2011 2012 85 95 80 55 Voorbeeldgemeente % 0,17 0,19 0,16 0,11 Nederland % 0,18 0,19 0,15 0,11 Voorbeeldgemeente Tabel 4. Aantal indicaties kortdurend verblijf ten opzichte van het aantal inwoners, uitgedrukt in procenten. Bron: CBS Welk budget ontvangt u voor de Wmo-taken vanaf 2015? Het budget dat gemeenten vanaf 1 januari 2015 ontvangen voor de uitvoering van de nieuwe Wmo bestaat uit twee hoofdcomponenten. Enerzijds ontvangen gemeenten middelen voor de uitvoering van de taken die uit de oude Wmo voortgezet worden. Anderzijds ontvangen zij budget voor de uitvoering van de nieuwe Wmo-taken waarvoor zij verantwoordelijk worden. 13 Welk budget ontvangt u voor de voortzetting van bestaande Wmo-taken? De totale beschikbare middelen met betrekking tot het voorzetten van de huidige Wmo-taken dalen ten opzichte van het budget van 2014 in 2015 met 19 procent. Gezien voornamelijk op de taak huishoudelijke verzorging wordt gekort, is slechts 79 procent van het huidige budget in 2015 beschikbaar voor het uitvoeren van deze taak. Het budget dat beschikbaar is voor de overige taken daalt met 15 procent. x miljard € 1,8 € 1,6 € 1,4 € 1,2 € 1,0 ? € 0,8 € 0,6 € 0,4 € 0,2 0 2014 2015 Huishoudelijke verzorging 2016 Overige taken Figuur 1. Budget huidige Wmo-taken nu en in 2015 Welk budget ontvangt u voor de uitvoering van de nieuwe Wmo-taken? Voor de uitvoering van alle nieuwe Wmo-taken is in 2014 € 4,5 miljard beschikbaar. Dit zal in 2015 nog € 3,8 miljard zijn. Dit betreft een totale korting van 15 procent. Bekend is dat op de taak begeleiding (zowel individueel als in groepsverband) 25 procent gekort wordt. Hierdoor blijft € 1,5 miljard over voor de uitvoering van deze taak. Op de overige taken wordt 8 procent bezuinigd. Dit betekent dat voor taken kortdurend verblijf, inloopfunctie GGZ, beschermd wonen ZZP C en het bieden van cliëntondersteuning € 1,8 miljard beschikbaar is. Het resterende budget is bedoeld voor een doventolkvoorziening, het eventueel instellen van sociale wijkteams en het realiseren van de transitie. 14 In april 2014 is bekend geworden dat de korting op de nieuwe Wmo en de Jeugdwet verzacht wordt met € 0,36 miljard in totaal. Het is op moment van schrijven nog onbekend hoe deze korting verdeeld wordt over gemeenten en in hoeverre deze korting structureel van aard is. Verder is bekendgemaakt dat het budget voor de nieuwe Wmo onderdeel wordt van het zogenoemde sociaal deelfonds. De middelen voor de Jeugdwet en het gebundeld re-integratiebudget van de Participatiewet komen eveneens in het sociaal deelfonds. Dit betekent dat gemeenten de vrijheid hebben om de middelen voor de nieuwe Wmo in te zetten voor jeugd en/of re-integratie en vice versa. x miljard €5 €4 €3 ? €2 €1 0 2014 2015 Begeleiding (BGI en BGG) 2016 Overige taken Figuur 2. Budget nieuwe Wmo-taken nu en in 2015 Voor welke uitvoeringsarrangementen kunt u kiezen? Iedere gemeente heeft de vrijheid om zelf te bepalen door welk uitvoerings arrangement zij de uitvoering van haar (nieuwe) taken waarborgt. Zij kan ervoor kiezen zowel de oude als nieuwe taken zelf uit te voeren dan wel uit te besteden. Indien dit laatste het geval is, vindt dit plaats door onder andere functie-, populatie-, productie- en resultaatgerichte bekostiging. De eerste bekostigingsvorm betreft de functiegerichte bekostiging. Hierin staat 15 de beschikbaarheid van een dienst of een functie centraal. Over ingezette middelen wordt verantwoording afgelegd en de betaling gedaan. De tweede bekostigingsvorm betreft de populatiebekostiging. Aanbieders ontvangen een vast budget om voor een afgebakende groep burgers een maatschappelijke taak of dienst te vervullen. De derde bekostigingsvorm betreft de productiebekostiging. Het aantal uitgevoerde activiteiten, prestaties of samenstelling van activiteiten zijn bepalend voor de hoogte van de betaling. De laatste vorm van bekostiging betreft resultaatgerichte bekostiging. Bij het niet halen van het vooraf afgesproken resultaat, vindt geen betaling plaats. Bij de keuze voor een bekostigingsvorm is het van belang om rekening te houden met onder andere de bestuursvormen, budgettaire kaders, kwaliteitskeuzes en onderhandelingsvormen. Waarom Berenschot? Vanuit onze expertise op het gebied van de Wmo kunnen wij u inzicht bieden in zowel de taken en doelgroepen waarvoor u als gemeente verantwoordelijk wordt als het budget dat u vanaf 1 januari 2015 tot uw beschikking heeft. Berenschot adviseert in het sociaal domein onder meer over bestuurlijke, juridische, arbeidsrechtelijke en financiële vraagstukken. We bieden zowel procesbegeleiding als inhoudelijke expertise. De grote kracht van Berenschot zit in het verbinden van relevante thema’s in een integraal aanbod. Berenschot mag zowel gemeenten als (jeugd)zorgaanbieders, sw-bedrijven, rekenkamers, en branche- en koepelorganisaties zoals de VNG, Divosa, Cedris, Actiz en MEE Nederland tot zijn klantenkring rekenen. Indien u vragen heeft over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Wine te Meerman of Eveline Castelijns via 030-2916803 (secretariaat). Berenschot Groep B.V. Europalaan 40 3526 KS Utrecht T +31 (0)30 291 68 42 E [email protected] www.berenschot.nl Berenschot is een onafhankelijk organisatieadviesbureau met 350 medewerkers wereldwijd. Al ruim 75 jaar verrassen wij onze opdrachtgevers in de publieke en private sector met slimme en nieuwe inzichten. We verwerven ze en maken ze toepasbaar. Dit door innovatie te koppelen aan creativiteit. Steeds opnieuw. Klanten kiezen voor Berenschot omdat onze adviezen hen op een voorsprong zetten. Berenschot is aangesloten bij E-I Consulting Group.
© Copyright 2024 ExpyDoc