Schoolondersteuningsprofiel TalentStad “Een bijzondere plek waar leerlingen hun talenten aan het werk zetten en helemaal zichzelf kunnen zijn.” Schooljaar 2014-2015 Frederike van Uden Inleiding Ieder kind en alle jongeren in onze maatschappij hebben het recht op een passende onderwijsplek. Dit verplicht scholen te zoeken naar deze plek. Een plek binnen het reguliere onderwijs, met extra ondersteuning op een reguliere school of een plek binnen het speciaal onderwijs. Leraren, onderwijsondersteunend personeel, schoolleiders en schoolbestuurders staan samen voor de taak om alle kinderen en jongeren een passende onderwijsplek te bieden. Ook die kinderen/ jongeren die extra ondersteuning nodig hebben. De school heeft hiermee een zorgplicht voor een iedere leerling die zich aanmeldt. Passend onderwijs gaat over kinderen en jongeren in de leeftijd tot 23 jaar en heeft betrekking op alle reguliere en specifieke onderwijsvoorzieningen die kunnen bijdragen aan een succesvolle schoolloopbaan. Het systeem richt zich op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Dit systeem moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen: Budgettaire beheersbaarheid en transparantie Geen thuiszitters Minder bureaucratie Noodzaak tot labelen van kinderen vervalt Handelingsbekwame leerkrachten Afstemming met nadere sectoren In dit ondersteuningsprofiel beschrijven we hoe wij als TalentStad de ondersteuning bieden in het primaire proces, maar ook we leerlingen gaan helpen die achterblijven in het onderwijsproces. We beschrijven welke basisondersteuning en extra ondersteuning TalentStad biedt. Daarnaast beschrijven we de grenzen aan onze zorg: wanneer zetten wij zware ondersteuning in? TalentStad is een bijzondere plek waar leerlingen hun talenten aan het werk zetten. Ze kunnen binnen onze VMBO-school (onderbouw en bovenbouw) helemaal zichzelf zijn. We bieden jongeren binnen onze school de vrijheid om op eigen wijze en in eigen tempo talenten te ontdekken. Samen met enthousiaste leraren werken jongeren aan hun zelfvertrouwen en zelfstandigheid zodat we samen het beste uit de jongere halen. Ondersteuningssoorten In dit onderwijsondersteuningsprofiel wordt er gesproken over verschillende soorten ondersteuning die TalentStad aan leerlingen biedt. Hieronder zetten we uiteen wat wij verstaan onder de basisondersteuning, extra ondersteuning (lichte zorg) en zware ondersteuning. Basisondersteuning De ondersteuning die de school zelf in huis heeft. Hulp en ondersteuning aan leerlingen met in meer of mindere mate ingewikkelde onderwijsvragen die zich afspelen op het niveau van de klas of de school. De hulp die geboden wordt, richt zich op het handelen van de leraar in de klas en in de mentorsituatie. Onder basisondersteuning kunnen we de schoolmaatschappelijk werker, de orthopedagoog, de intern begeleider, de toelatingscommissie, de Sova-training, dyslexiebegeleiding, examenvreestraining en faalangstreductietraining verstaan. De voormalig cluster 3&4 leerlingen worden begeleid door een leerlingcoach. Extra ondersteuning De ondersteuning die de school haalt uit voorzieningen buiten de school. Hierbij gaat het om structurele ondersteuning bij hardnekkige problematiek waarbij extra intensieve hulp of hulpmiddelen ingezet dienen te worden. Te denken valt aan het inschakelen van externe instanties die onderzoek verrichten of ambulante begeleiding verzorgen. Ook valt er binnen de extra ondersteuning te denken aan zorgarrangementen, onderwijsplekke in speciale voorzieningen. Hierbij wordt de leerling tijdelijk binnen een andere onderwijssetting geplaatst, maar blijft onder verantwoording van de school van inschrijving. Te denken valt aan Praktijkonderwijs, DOC 93 (een lesplaats onderbouw VMBO en een (preventieve) Rebound voorziening). Zware ondersteuning De ondersteuning waarvoor leerlingen worden verwezen naar een zeer specialistische onderwijsplek. Deze ondersteuning wordt ingezet bij leerlingen die in de basis- en extra ondersteuning geen passend arrangement kunnen krijgen. De verantwoordelijkheid voor de leerling wordt binnen de zware ondersteuning overgedragen aan een externe instantie. Het gaat hierbij om onderwijs of zorg die alleen geboden kan worden op basis van indicatie. Schoolgegevens Naam school Talentstad Directie Dhr. J. Kroon en Mevr. M. Amse- Siemelink Teamleiders Onderbouw: Dhr. P. Gerritsen Bovenbouw: Dhr. R. Reith Mevr. R. Baars Internbegeleiders Onderbouw: Mevr. F. van Uden Bovenbouw: Mevr. A. Bousema (klas 3) Mevr. C. Haafwee (klas 4) Adres Blaloweg 1 8041 AH Zwolle Telefoon 038-4259333 E-mail [email protected] Beschrijving van de school “Een bijzondere plek waar leerlingen hun talenten aan het werk zetten en helemaal zichzelf kunnen zijn: TalentStad.” TalentStad is een vmbo-school voor onderbouw en bovenbouw waar leerlingen op verschillende manieren ontdekken waar ze goed in zijn en wat hun droomberoep is. TalentStad biedt de vrijheid die jonge mensen nodig hebben om zichzelf te zijn. Binnen TalentStad worden de volgende richtingen aangeboden: - Klas 1: basis, kader en kader/gemengd/ theoretisch - Klas 2: basis, kader en (GL) - Klas 3: basis en kader - Klas 4: basis en kader Op TalentStad kunnen de leerlingen diverse richtingen kiezen uit de sectoren Economie, Techniek en Zorg en Welzijn. Ook biedt TalentStad de opleidingen VM2 Voertuigentechniek en VM2 Transport & Logistiek aan. VM2 is een leergang waarbij leerjaar 3 en 4 van de beroepsgerichte leerweg van het vmbo zijn samengevoegd met leerjaar 1 en 2 van het Mbo. TalentStad behoort tot één van de scholen van het Landstede bestuur. Zij delen met de andere Landstede-scholen hun onderwijsvisie en de protestants christelijke- en/of katholieke achtergrond. De hieronder vermelde vijf uitgangspunten zijn voor de Landstede essentieel: • • • • • Het ontwikkelen van ieders talent Respect voor de eigenheid van alle mensen Ontmoeting met elkaar Aandacht voor zingeving Verantwoordelijk zijn voor jezelf, de ander en de samenleving De aandacht voor talent heeft binnen TalentStad een duidelijke plaats gekregen. Leerlingen met talenten voor sport en cultuur kunnen binnen het lesaanbod extra aandacht voor hun passie krijgen en de school biedt hen mogelijkheden om hun talent verder uit te bouwen. Onderwijsconcept Binnen TalentStad is er geen sprake van een specifiek onderwijsconcept, maar maakt men gebruik van elementen uit diverse onderwijskundige theorieën en concepten. De onderwijskundige visie en de gedachte over leren is door TalentStad is als volgt verwoord: Leren doe je overal, je leven lang. Wie leert, heeft behoefte aan drie dingen: autonomie, het sociale proces en competentie. Zelf leren: autonomie Een kind leert niet lopen en praten omdat hij dat moet, maar omdat hij dat graag wil. De behoefte om te leren is bij ieder mens aanwezig. Je kunt niet een ander voor je laten leren. Je moet het zelf doen. Die zelfstandigheid, ook wel autonomie genoemd, krijg je op TalentStad. Samen met en door anderen leren: het sociale proces Leren moet je zelf doen, maar je hebt anderen nodig die jouw vragen beantwoorden, je uitdagen, dingen uitleggen en je aanmoedigen. Voor dit sociale proces heb je leraren en medeleerlingen nodig. Vakkundig en vaardig leren: competentie Iedereen wil graag iets goed kunnen. Daar heb je vakkundige, competente leraren met kennis van zaken voor. Deze uitgangspunten van adaptief onderwijs van prof. L. Stevens passen bij de Talentontwikkeling waar TalentStad voor staat! Visie op Passend Onderwijs TalentStad wil zoveel mogelijk leerlingen de zorg die ze nodig hebben bieden onder eigen dak. Dit betekent dat TalentStad anticipeert op de invoering van Passend Onderwijs. Zo is er binnen de school al duidelijk ingespeeld op de specifieke zorgvraag van leerlingen. Een voorbeeld hiervan is het vormgeven van het dyslexiebeleid. Het inschakelen van moderne hulpmiddelen en het in huis halen van een dyslexiespecialist voor advisering maar ook voor het bieden van specifieke hulp aan jongeren met ernstige dyslexie. Zo kan er een groep jongeren binnen de school geholpen worden die wellicht eerder uit moesten wijken naar een andere (tijdelijke) onderwijssetting. TalentStad probeert zoveel mogelijk te kijken naar de individuele leerling en zijn/ haar zorgbehoefte. Vragen als: “ wat heb jij nodig om jezelf verder te kunnen ontwikkelen”, zijn daarbij onze rode draad. Elke leerling is bijzonder en elke leerling heeft begeleiding nodig, waarbij de ene leerling minder of meer nodig heeft dan de andere. Er wordt kritisch gekeken naar het mentoraat en de ondersteuning van de mentor. De visie van goed onderwijs en begeleiding wordt door het hele team wordt aangehangen, maar er worden belemmeringen ervaren om datgene te doen wat wenselijk is voor deze doelgroep. Met wat reeds is ingericht heeft is er binnen TalentStad duidelijk het gevoel zoveel mogelijk tegemoet te komen aan wat verwacht wordt binnen passend onderwijs. In het kader van Passend Onderwijs heeft de school al in een vroeg stadium geanticipeerd. Uit onderzoek van het OPDC het Lumeijn (nu Expertise VO) in samenwerking met KPC (2011) kunnen we het volgende concluderen over Passend Onderwijs binnen TalentStad. • Men is tevreden over de opzet van de zorgstructuur • De school heeft een scala van specialisten aan zich verbonden • Studiebegeleidingsuren bieden gelegenheid voor extra ondersteuning • Er is een grote intentie om voor elke leerling een traject te bieden • De school is proactief, durft stappen te maken • De school kan gebruik maken van voorzieningen als Rebound en Expertise, ingericht door het samenwerkingsverband Er worden in dit onderzoek ook belemmeringen ervaren ten aanzien van Passend Onderwijs, te weten: • • • • Het zou wenselijk zijn als men zelf meer regie heeft over geld en middelen De aansluiting met jeugdzorg zou verbeterd kunnen worden; er zijn te veel schakels De ambulante begeleiding zou efficiënter door de school zelf ingevuld kunnen worden Het is lastig om alle leraren-competenties, die nodig zijn voor de invulling van Passend Onderwijs, in huis te krijgen of te ontwikkelen Leerlingpopulatie De school heeft te maken met een brede instroom. Het zijn allemaal leerlingen die al 2 jaar op een andere VO-school hebben gezeten. Vanaf het schooljaar 2014-2015 zal TalentStad starten met leerjaar 1 om zo uit te groeien tot een vmbo-school met zowel onderbouw als bovenbouw. • • • • • • Over de huidige populatie leerlingen binnen TalentStad, valt het volgende op te merken: Leerlingen komen uit diverse culturen en milieus. Het percentage allochtone leerlingen is ongeveer 20%. De school heeft tevens een klein percentage leerlingen afkomstig uit de “reizigers” cultuur. Deze leerlingen zoeken elkaar veel op en zijn erg verbonden met elkaar. De integratie met andere leerlingen verloopt niet altijd gemakkelijk. Naast deze groepen heeft de school ook te maken met een groep leerlingen (veel van deze leerlingen komen uit Wezep) met een blank, extreem-rechts profiel. Van alle leerlingen op TalentStad komt 52% uit Zwolle. Het overige percentage leerlingen komt ui diverse gemeenten als Dalfsen, Olst Wijhe, Oldebroek, Zwartewaterkand, Hattem, Kampen en overige gemeenten. Op TalentStad zitten momenteel ongeveer 632 leerlingen. Het aantal leerlingen met een LWOOindicatie is in totaal 266, dat is 42,1 % van de leerlingpopulatie. Talentstad heeft in totaal 27 leerlingen met LGF, wat neerkomt op een percentage van 4,3 %. Ouderparticipatie De betrokkenheid van ouders binnen de huidige leerlingenpopulatie was klein te noemen. De ervaringen binnen TalentStad zijn dat naarmate het niveau van het onderwijs hoger is, is de betrokkenheid van de ouders groter. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om ouders zoveel mogelijk te betrekken bij het onderwijs door ouders én leerlingen uit te nodigen voor gesprekken. Tevens organiseren de afdelingen ouderavonden met een aantrekkelijk programma voor ouders. Binnen de basisberoepsgerichte leerweg is er nauwelijks aandacht voor het onderwijs van hun kind. De school ervaart de beperkte belangstelling als zorgwekkend en probeert ouders meer te betrekken bij de school. Op de locatie is een locatieraad opgezet, waarmee men de verbinding tussen thuis en school wil verbeteren. “ De Broeikasavond (Totaalbeeld)” in Odeon, waar leerlingen van beide locaties hun talenten kunnen laten zien wordt uitstekend bezocht. Het werken met Magister en de inzage in de vorderingen van hun kind is zinnig in het kader van ouderbetrokkenheid. We zien dat een stevig mentoraat zorgt voor meer ouderbetrokkenheid. Formeel heeft de school een Medezeggenschapsraad en een Ouderraad ingericht. De medezeggenschapsraad van TalentStad is bevoegd om diverse aangelegenheden van de school met de directie te bespreken. De raad heeft advies- of instemmingsrecht bij belangrijke beslissingen. De aard en de omvang van het advies- dan wel instemmingsrecht zijn bij wet geregeld. De medezeggenschapsraad bestaat uit medewerkers, ouders en leerlingen. Onderdeel van de medezeggenschapsraad is de ouderraad. De taak van de ouderraad is het behartigen van de belangen van de leerlingen en hun ouders/verzorgers en het bevorderen van een goed leef- en werkklimaat in de school. De ouderraad heeft een adviserende rol en is een klankbord voor de schoolleiding. De leden van de ouderraad hebben regelmatig overleg met de directie. Ze adviseren gevraagd en ongevraagd over zaken als zorg, onderwijskwaliteit, identiteit, regels, activiteiten en het financieel beleid rond ouderbijdragen. De ouderraad vergadert ongeveer vijf keer per jaar. Hierbij is een lid van de directie aanwezig. Ook kan op verzoek een teamleider of een extern deskundige worden uitgenodigd om een bepaald onderwerp toe te lichten. Er worden actuele zaken en onderwijsontwikkelingen besproken. Personeelsopbouw en personeelskenmerken De school telt ongeveer 80 personeelsleden. Het docententeam is evenwichtig opgebouwd: alle leeftijdscategorieën zijn vertegenwoordigd. Er is en grote loyaliteit ten opzichte van de school. Het team kenmerkt zich gemiddeld als “doener”. Niet te veel praten, maar samen aan de slag is de cultuur aldaar. Men is niet afwachtend en wil snelle slagen maken. Het personeel kijkt wel zorgelijk naar de toekomst als nog meer leerlingen met specifieke problemen het reguliere onderwijs in zullen stromen. De grenzen in wat men aankan worden gevoeld. Functie/taak TalentStad Directeur 2 Teamleiders 3 Intern Begeleiders 3 Decaan 1 Docenten 72 Onderwijsondersteunend personeel 16 Leerlingcoach (voormalig leerlingbegeleider LGF) 1 Orthopedagoge (Expertise team VO) 1 RT-er (Expertise team VO) 1 Schoolverpleegkundige GGD 1 Leerplichtambtenaar 1 FRT/SOVA/EVT trainer 1 Analyse huidige situatie De school heeft een brede kijk op zorgleerlingen. Gezien haar populatie, haar visie en heeft Talentstad de laatste jaren fors ingezet op specifieke ondersteuning van leerlingen opdat zij onderwijs binnen de huidige setting kunnen blijven volgen. Het streven is om zoveel mogelijk leerlingen met speciale onderwijsbehoeften op te vangen de onderwijszorg moet waar mogelijk binnen het primaire proces plaats vinden. Om te werken aan kwaliteitsverbetering maakt Talentstad gebruik van een professionele schil van expertise rond haar eigen aanbod. De kwaliteit van zorg wordt zoveel mogelijk geborgd door regelmatig het “Zelfevaluatiekader voor de zorg” te hanteren. Middels de functioneringsgesprekken wordt de uitvoering van de zorg, met behulp van de taak en functieomschrijvingen, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. In de teamplannen is helder verwoord welke doelen de school voor zichzelf stelt. Men tracht zoveel mogelijk cyclisch te werken door de plannen te evalueren en bij te stellen. Van een systeem van zorgstructuur naar een systeem van interne begeleiding (De doorontwikkeling van een systeem als opmaat naar Passend Onderwijs op TalentStad) Binnen TalentStad is er de afgelopen jaren succesvol gewerkt door alle betrokkenen om een systeem van zorg te organiseren die het mogelijk maakt dat een leerling met succes zijn onderwijs kan volgen binnen onze school. Met de herinrichting van ons onderwijsaanbod komt ook de vraag naar boven om de zorgstructuur anders in te richten. De theoretische leerweg verdwijnt en daarvoor in de plaats komen klas 1 en 2 basis- en kader beroepsgerichte leerweg. De samenwerking met het basisonderwijs om ons heen wordt ook weer een zeer belangrijk aandachtspunt in ons werken en handelen. In ons SBP 2012-2015 hebben wij met elkaar onderstaande ambitie geformuleerd. Ambitie 4 Docenten signaleren verschillen tussen leerlingen en gaan hier op een adequate wijze mee om. Alle docenten zijn in staat het onderwijs af te stemmen op verschillen tussen leerlingen en opbrengstgericht te werken. Al onze docenten stemmen de instructie, de verwerking en de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen passend binnen de huidige digitale wereld waarin wij leven. Als school staan wij voor de opgave onderwijs te geven waar alle leerlingen van kunnen profiteren: leerlingen die een vlotte ontwikkeling doormaken, leerlingen die extra aandacht behoeven, leerlingen die het Nederlands als tweede taal leren en leerlingen uit gezinnen die een sociale en economische achterstand hebben. Wij worden voortdurend uitgedaagd om onderwijs te geven dat aansluit bij het tempo en de leerbehoeften van onze leerlingen. Zowel wat de vorm betreft, als de inhoud en de timing. Wij zullen dus altijd rekening moeten houden met de verschillen tussen leerlingen. Dit vergt een flexibele organisatie van het onderwijs. Omgaan met verschillen doet een sterk beroep op het vakmanschap van docenten: de pedagogisch-didactische bekwaamheid, de vaardigheid in het organiseren van het onderwijsleerproces en de bekwaamheid om kritisch en creatief over ons werk na te denken. De afgelopen jaren hebben wij hier binnen de eenheid al op geanticipeerd. De landelijke ontwikkeling ten aanzien van Passend Onderwijs nopen ons om ons hier verder op te ontwikkelen teneinde leerlingen onderwijs te bieden waar zij hun talenten kunnen ontwikkelen. De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan het versterkt mentoraat. Concreet betekent dit dat een mentor in eerste instantie zorgt voor de begeleiding van de leerling, zowel individueel als in de groep. De mentor geeft, naast les, ook begeleidingslessen en is de centrale figuur in de begeleiding, voor de leerling, de ouders/verzorgers en voor de docenten. De mentor volgt de ontwikkeling en heeft daarvoor contact met de ouder(s)/verzorger(s). De mentor voert gesprekken met de leerling, individueel en klassikaal. En de mentor heeft regelmatig overleg over de leerling met de vakdocenten, de teamleiding en eventueel andere leerlingbegeleiders. De rol van de vakdocent moet hier ook benoemd worden. De vakdocent is verantwoordelijk voor de lesinhoud, het juiste leerklimaat en de juiste begeleiding van de leerlingen in zijn/haar lessen. Hij/zij is de eerste verantwoordelijke die bij ongeregeldheden in actie komt. Het ‘versterkt’ mentoraat kent een stevig fundament op TalentStad. Daar zijn wij trots op. Hierop willen wij graag verder bouwen naar de toekomst toe. Met de intrede van passend onderwijs is dat ook noodzakelijk. Om een leerling optimaal te begeleiding, is het belangrijk dat aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: - Er moet gestreefd worden naar een schoolklimaat waarin zowel de leerling als de medewerkers van de school zo goed mogelijk functioneren. - In dit klimaat zal de begeleiding van de leerling centraal moeten staan. - De begeleiding dient zich te richten op alle leerlingen. - Leerlingenbegeleiding is een taak van alle medewerkers van de school. - Binnen de school moet leerlingenbegeleiding systematisch georganiseerd zijn en ondersteund worden door gespecialiseerde deskundigheid. - De continuïteit van de leerlingenbegeleiding moet gegarandeerd zijn. De wijze waarop men leerlingenbegeleiding vorm geeft en wil geven moet voor een ieder duidelijk in het schoolwerkplan worden omschreven. Het goed functioneren van leerlingen komt voort uit een goed pedagogisch schoolklimaat. Het woord ‘zorg’ wordt snel gemedicaliseerd. Zorg roept ook op dat je naast het onderwijs een apart systeem van zorg hanteert. In ons denken past het meer om onderwijs en begeleiding als een geheel te zien. Door de juiste omgeving met elkaar te creëren voor een leerling maken wij het mogelijk om de leerling zijn talenten te laten ontwikkelen. Wij zouden dan ook graag het woord ‘zorg’ vervangen voor ‘begeleiding’. Wij willen hiermee niet een theoretische discussie oproepen maar zijn van mening dat ‘begeleiding’ beter past bij de werkelijkheid die wij met elkaar hebben georganiseerd op TalentStad. Wij streven naar een optimaal systeem van interne begeleiding waarin alle participanten hun rol zo optimaal als mogelijk kunnen uitvoeren. Dit systeem van interne begeleiding neemt geen taken van anderen over maar moet dichtbij en leerling nabij plaatsvinden. Hiervoor is het nodig om korte lijnen te organiseren en dichtbij de leerling en mentor de begeleiding te organiseren. Wij kiezen ervoor om per leerjaar een interne begeleider (voorheen zorgcoördinator) aan te stellen. Wij organiseren hiermee leerling-nabije begeleiding en tevens organiseren wij op deze wijze een team van interne begeleiders die kennis kunnen delen en mogelijk taken onderling kunnen verdelen. De rol van interne begeleider (IB-er) is een taak en geen functie. De IB’er werkt onder verantwoordelijkheid van de teamleiders en is tevens vakdocent. De IB’er is ondersteuner van een jaarlaag op het gebied van handelingsgericht werken en preventieve begeleiding. De teamleiding is eindverantwoordelijke. De IB-er is een taakhouder die desgewenst de samenwerking met externe deskundigen begeleidt leerlingen begeleidt met hun mentor die voor extra begeleiding in aanmerking komen. Dit kan op verzoek van de leerling of op voorstel van de teamleiding, mentor, docent of ouders. Deze begeleider is er voor persoonlijke problemen maar ook in geval van conflicten. Bij leerproblemen is er speciale hulp. In sommige gevallen gebeurt dat onder leiding van deskundigen van buiten de school. De intern begeleider is verantwoordelijk voor o.a.: - Het verzorgen van leerlingbesprekingen met het hele docententeam - Het verzorgen van leerlingenbesprekingen met de mentor - Het adviseren van de mentor indien deze hulp nodig heeft in de begeleiding van leerlingen Het bijstaan van mentoren in gesprekken met ouders van leerlingen waar extra zorg om bestaat - Het aanmelden bij interne dan wel externe instanties om begeleiding van leerlingen op te starten. Hierbij valt te denken aan remedial teaching, inschakeling orthopedagoog, inschakeling schoolmaatschappelijk werk of inzetten preventieve ambulante begeleiding. Ook het inschakelen van instanties als leerplicht of Bureau Jeugdzorg kan hieronder worden verstaan. - Het aansturen van externe begeleiders binnen TalentStad (remedial teacher, dyslexiespecialist, orthopedagoog, ambulante begeleider clusters II,III, IV of schoolmaatschappelijk werker) - Het aansturen en begeleiden van het maken van handelingsplannen voor leerlingen voor wie dit nodig is. Dit kunnen LWOO of LGF- leerlingen zijn, maar ook leerlingen zonder indicatie die (tijdelijk) een handelingsplan nodig hebben. - Het verzorgen van de verzuimmeldingen bij leerplicht - Het aanmelden van leerlingen voor trajecten als Rebound, Op de Rails of Herstart en die hierbij behorende gesprekken met leerlingen, ouders en mentoren - Het doorspreken van leerlingen met de teamleiding. Tijdpad Voor de zomervakantie van 2014 hebben wij het team van interne begeleiders hebben gevormd. Zij zullen een jaarlaag toegewezen krijgen. Van hen wordt verwacht dat zij met alle betrokkenen in de eerst weken van het schooljaar 2014-2015 komen tot een nieuw beleidsplan interne begeleiding. De hernieuwde samenwerking met het basisonderwijs zal hierin speciale aandacht krijgen alsmede de samenwerking met het OPDC van Landstede en het expertiseteam VO van Landstede. Zorgstructuur Op de locatie zijn er drie intern begeleiders; een in de onderbouw en twee in de bovenbouw. Zij coördineren het geheel aan zorg, hebben contacten met het samenwerkingsverband en externe partijen en maken deel uit van het zorgadviesteam. Daarnaast hebben zij een coachende taak richting docenten in het kader van omgaan met zorgleerlingen en een adviserende rol met betrekking tot onderwijszorg richting de teamleiders. Om een geïntegreerd aanbod van onderwijs en zorg te bieden heeft de school de zorg zoals hieronder beschreven ingedeeld. Zij maakt daarin onderscheid tussen interne zorg en externe zorgverlening. De interne zorg Alle zorg voor de leerling door specialisten die binnen de school werkzaam zijn. De zorg kan individueel of in groepsverband wordt gegeven. De zorg begint bij het primaire proces en moet zoveel mogelijk preventief van aard zijn. - Signalering en preventie: Door mentor, vakdocent en onderwijsondersteunend personeel. Dit gebeurt tijdens lessen, in en om de school, tijdens leswisselingen en na schooltijd. - Begeleiding door interne specialisten: Extra zorg aan leerlingen in of buiten de groep, of klas, gegeven door gespecialiseerde medewerkers binnen de school. De interne specialisten zijn: de vertrouwenspersonen, de intern begeleiders en de decanen. De externe zorgverleners Alle zorg voor de leerling door specialisten van buiten de school. Deze begeleiding zal meestal in de school plaatsvinden. - Begeleiding door externe specialisten in school: Remedial teacher, faalangstreductietrainer, examenvreestrainer, sociale vaardigheidstrainer, de orthopedagoog, de schoolverpleegkundige, de schoolarts, LGF-begeleider Ambelt en de schoolmaatschappelijk werk (De Kern). - Begeleiding door externe specialisten buiten de school: Speciale buitenschoolse hulp aangeboden door: De Kern, het Trajectbureau (begeleiding beroepskeuze), het bureau leerplichtzaken, de GGD-arts, de wijkagent, de consulent Oudersteunpunt en DOC 93 (Rebound/lesplaats VMBO). Zorg Advies Team (ZAT) Op het snijvlak van onderwijs en jeugdzorg functioneert er op school een multidisciplinair Zorgadviesteam (ZAT). Veel deelnemers van de externe hulpverlening maken deel uit van het zorgadviesteam. Het ZAT maakt deels gebruik van interne zorgspecialisten en deels van externe zorgverleners, waarbij de intern begeleider de voorzittersrol heeft. Men komt gemiddeld 7 keer per jaar bij elkaar om complexe zorgvraag en de begeleiding van bepaalde leerlingen te bespreken. Doel is de zorgvragen van de leerlingen gericht te koppelen aan de specialist die de betreffende zorg kan bieden. De geboden hulp heeft in eerste instantie een preventief en in tweede instantie een curatief karakter. Elke volgende bijeenkomst wordt geëvalueerd of de afspraken die gemaakt zijn, worden nagekomen en hoe het effect van de hulp zichtbaar/merkbaar is geworden. Zitting in dit team hebben verder: de leerplichtambtenaar, de schoolcounselor (De Kern), de GGD-arts, de orthopedagoog en op afroep kan een teamleider, de vertrouwenspersoon, de wijkagent en Rebound uitgenodigd worden. Toelating van leerlingen In de huidige setting werkt TalentStad met drie scenario’s rondom de toelating van leerlingen. Scenario 1: de toelating voor de leerlingen van de palet-scholen 1.De intern begeleider bezoekt in maart/april de paletschool. 2.De intern begeleider bespreekt met de verantwoordelijke collega op de paletschool de voorlopige doorstoom. 3.De voorlopige lijst met leerlingen wordt ook besproken met de orthopedagoog en de jeugdcounselor (samen met voorlopige overdrachtslijst) 4.Leerlingen met een zorgvraag gaan mee in procedure 2. 5.Alle informatie staat in Magister. 6.In juni maakt de “oude” mentor een mentoroverdracht in Magister. Scenario 2: de toelating voor zorgleerlingen zij-instroom Het dossier wordt besproken in een uitgebreide toelatingscommissie aangevuld met de orthopedagoog. Werkwijze: 1 Dossier en Inlegvel wordt besproken. In het dossier bevinden zicht het onderwijskundig rapport, de TRF en een kopie van het leerlingdossier. 2.Eventueel wordt nadere informatie (op)gevraagd door de intern begeleider (of orthopedagoog of jeugdcounselor) 3. De leerling wordt op school didactisch getest en er vindt een individueel gesprek met de intern begeleider plaats. 4 Er vindt een gesprek met de ouder plaats m.b.t. aanmelding. 5 Er wordt een advies geformuleerd door de intern begeleider en de orthopedagoog n.a.v. de diverse gegevens . 6.Definitieve plaatsing geschiedt als alle relevante info binnen is en besproken is in de toelatingscommissie Scenario 3: de toelating voor leerlingen klas 1 1 Dossier en Inlegvel wordt besproken. In het dossier bevinden zicht het onderwijskundig rapport, de TRF en een kopie van het leerlingdossier. 2.Eventueel wordt nadere informatie (op)gevraagd door de intern begeleider (of orthopedagoog of jeugdcounselor) 3. De leerling wordt op school didactisch getest en er vindt een individueel gesprek met de intern begeleider plaats. 4 Er vindt een gesprek met de ouder plaats m.b.t. aanmelding. 5 Er wordt een advies geformuleerd door de intern begeleider en de orthopedagoog n.a.v. de diverse gegevens . 6.Definitieve plaatsing geschiedt als alle relevante info binnen is en besproken is in de toelatingscommissie Overlegvormen De intern begeleider coördineert het zorgaanbod en voert regelmatig overleg met diverse actoren: - mentoren (frequentie verschilt per locatie, maar minstens twee keer per jaar op individuele basis), - Remedial Teacher ( wekelijks tot maandelijks) - AB-ers van de Clusters I, II, III,IV, ( wekelijks tot maandelijks) - de dyslexiespecialist, (wekelijks tot maandelijks) - de leerplicht, (wekelijks tot maandelijks) - de orthopedagoge (wekelijks), - schoolcounseling BJZo (wekelijks tot maandelijks) en de - jeugdarts van de GGD (wekelijks tot maandelijks). Uit deze overleggen komen bij de verschillende geledingen acties voort. Deze worden beheerd door de intern begeleider. Hij / zij bewaakt het overzicht en koppelt terug. Er is een keer per 6 weken een ZAT waarin jeugdarts, leerplicht, intern begeleider, schoolcounseling en orthopedagoge vertegenwoordigd zijn. Acties die hieruit voortkomen worden weggezet door de intern begeleider naar de verschillende leerlingbegeleiders (zie overzicht hierboven). De intern begeleider heeft wekelijks overleg met de teamleiding over de ontwikkelingen in de zorg. Ook is er een intern zorgoverleg tussen de intern begeleider, jeugdcounselor, maatschappelijk werkster en orthopedagoog (zorgteam). Naast overleg op zorg zijn er: Leerlingbesprekingen In de jaarlijn vind je het begrip’ ondersteuningsweek’ ( krijgt nog een andere naam) terug. Dat betekent dat je in deze week de inventarisatielijsten moet uitzetten voor je klas. De week erop, worden de leerlingen besproken met de teamleiding en met de interne begeleider. De uitnodiging volgt in de mail. Zorg ervoor dat je tijdens die bijeenkomsten de inventarisatielijsten (4 perioden) bij je hebt en de cijfers (ook BGV cijfers). De week daarna wordt er tijd vrijgemaakt voor een leerlingbespreking, in nieuwe stijl. Tijdens deze bespreking worden leerlingen door mentor ingebracht. Ook kan het zo zijn dat er een gehele klas besproken wordt, indien nodig. Er vinden het komende jaar meer leerlingbesprekingen plaats dan voorheen, alleen beperken we de tijd. De mentor brengt vooraf aan de intern begleider een aantal leerlingen in die hij/ zij wil bespreken. De interne begeleider zit deze bespreking voor. Tijden leerlingbespreking: Klas 1 Klas 2 Klas 3 Klas 4 15.30 uur -16.15 uur 16.15 uur – 17.00 uur 15.30 uur -16.15 uur 16.15 uur – 17.00 uur Rapportenvergadering Deze vergadering vindt in een andere vorm plaats, overleg mentor(en)- teamleiding. Cijfers zijn uitgangspunt, al weten we ook dat houding en gedrag niet los zijn te zien van cijfers. Mentor is hierin de spil, hij/ zij heeft onderzoek gedaan naar de totstandkoming van de cijfers en informeert de teamleiding over de voortgang. De zorgroute: 1. De vakdocenten observeren en proberen preventief aan de slag te gaan met leerlingen. Indien hun acties onvoldoende resultaat opleveren overleggen zij met de mentor; 2. Elke mentor bespreekt leerlingen in de leerlingenbesprekingen. Deze vinden vier keer per jaar plaats. De mentor heeft contact met de ouders en bespreekt de zorgleerlingen met de intern begeleider; 3. Indien het gaat om problemen op het sociaal-emotionele vlak wordt de leerling door intern begeleider verwezen naar de vertrouwenspersoon. De leerling kan ook zelf contact opnemen met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon kan de casus voorleggen aan het ZAT; 4. Voor leerlingen met specifieke vragen op leergebied overlegt de mentor met de intern begeleider. Gekeken wordt welk aanbod de leerling nodig heeft. Men probeert dit zoveel mogelijk met het interne zorgaanbod te vervullen. 5. De basis voor extra zorg is een plan van aanpak waarin helder staat welke hulp wordt aangeboden en welke instanties (breedtezorg) eventueel betrokken worden. 6. De mentor informeert de docenten die aan de betrokken leerling les geven en staat in contact met de ouders van de betrokken leerling. 7. Na het actieplan of het handelingsplan met daarin vastgestelde tijd en doelen, wordt de extra zorg voor de leerling geboden en geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie kan bekeken worden of er een vervolgplan nodig is. Eventueel wordt gebruik gemaakt van de specialistische kennis van de orthopedagoog of het ZAT. 8. In het overleg met de deelnemers van het ZAT, leerlingbegeleider, teamleider, mentor en eventueel de orthopedagoog wordt bekeken of een leerling alsnog geïndiceerd moet worden voor LWOO of verwezen moet worden naar DOC 93 (Rebound en lesplaats VMBO), PRO of VSO. Voor plaatsing op Rebound wordt altijd het ZAT ( vanwege deelname van de leerplichtambtenaar) ingeschakeld. Basisondersteuning, extra ondersteuning en zware ondersteuning in de school Leerlingen en gebruik van zorg Klas 3 Klas 4 totaal Basisondersteuning Totaal aantal leerlingen 233 200 433 Aantal leerlingen met Lwoo-indicatie 109 79 188 Aantal leerlingen met LGF- 10 20 30 indicatie(cluster 2,3 en 4) Percentage totaal basisondersteuning 48 Extra ondersteuning Schoolarts 20 Remedial teaching 40 Sova/frt 40 activiteiten leerplicht 60 ZAT besproken 26 Schoolcounseling De kern 28 Ambulante begeleiding cl 2,3,4 25 Rebound Op de Rails 12 1 1 2 Lesplaats Lumeijn 17 Percentage totaal breedtezorg 38% Dieptezorg De Twijn cluster 3 en de Ambelt Cluster 3 4 percentage totaal dieptezorg 0,4% Bijlagen: Bijlage 1 Teamstructuur 2014-2015 Praktische Invulling jaarlijn team Talentstad Uitleg jaarlijn 2014 - 2015 Betreft: Vaksecties, Ontwikkelmiddag teamplannen (vkl), Werkgroepmiddag teamplannen, Studiemiddagen, Leerlingbesprekingen De vergaderstructuur voor het komende schooljaar zal het komende jaar gaan veranderen. In de jaarlijn zul je enkel de items tegenkomen zoals bij S1. Structuur omschreven. De betekenis van de items lees je hieronder: De ontwikkelmiddag is het meest vernieuwend, deze komt in de plaats van de huidige teamvergadering. We zullen tijdens deze ontwikkelmiddagen werken met een verkort lesrooster. Deze extra ontwikkeltijd halen we weg door de rapportenvergadering op een andere manier in te vullen. De ontwikkelmiddagen staan allen in het teken van onze teamplannen. De teamplannen voor het schooljaar 2014-2015 worden definitief vastgesteld per 1 september. Tijdens de ontwikkelmiddagen is er veelal de gelegenheid om in groepen aan het werk te gaan. Dit schooljaar maken wij als team nieuwe teamplannen aan de hand van het schoolbeleidsplan, die op 18 augustus geevalueerd zal worden door de directie. We starten de ontwikkelmiddagen wel gezamenlijk. Mededelingen die van belang zijn voor het hele team communiceren we grotendeels middels de weekinfo. Maar soms is het even goed om met elkaar van gedachten te wisselen of centrale afspraken te maken. Vanuit de teamplannen die we de komende periode gaan opstellen, worden nieuwe werkgroepen geformeerd. Huidige taakhouders en de nog nieuw te benoemen taakhouders en alle docenten gaan hier een rol in spelen. Voorbeelden van werkgroepen zijn: • • • • • • • • • • • • Pedagogisch klimaat E- coaches; ELO; ICT Toetsbeleid Reken en Taalbeleid Ouderbetrokkenheid LOB TIZ Sociale leerlijn Technobox Vernieuwde examenprogramma’s VMBO Didactisch klimaat Etc… Er zijn natuurlijk altijd collega’s die in verschillende werkgroepen zitten. Probeer dit zoveel mogelijk te beperken en af te stemmen in jouw vakgroep. Tijdens de werkgroepmiddag kunnen de werkgroepen zelfstandig aan het werk, met hun teamplan. Er volgt nog een lijst van alle collega’s en hun taken of bijdrage aan een werkgroep. Dit om overleg beter mogelijk te maken. De evaluatie en de voortgang van de teamplannen zal plaatsvinden met de teamleider. Betreft: Vakgroepvergadering De vakgroepvergaderingen krijgen een belangrijke status. Wij krijgen van de meeste vakgroepen al de notulen, zodat ze ons op de hoogte houden van de verschillende ontwikkelingen in de secties. Helaas nog niet van iedereen, vandaar dus het dringende verzoek dit wel te gaan doen. Ik ga ervan uit dat ook tijdens vakgroepvergaderingen er gewerkt wordt met een agenda. Wanneer wij het vanuit de teamleiding van belang vinden dat er bepaalde punten moeten worden opgenomen op de agenda, dan mailen wij deze naar de vakgroepvoorzitter uiterlijk 3 werkdagen voordat de vakgroepvergadering zal plaatsvinden. Betreft: leerlingbespreking In de jaarlijn vind je het begrip’ ondersteuningsweek’ ( krijgt nog een andere naam) terug. Dat betekent dat je in deze week de inventarisatielijsten moet uitzetten voor je klas. De week erop, worden de leerlingen besproken met de teamleiding en met de interne begeleider. De uitnodiging volgt in de mail. Zorg ervoor dat je tijdens die bijeenkomsten de inventarisatielijsten (4 perioden) bij je hebt en de cijfers (ook BGV cijfers). De week daarna wordt er tijd vrijgemaakt voor een leerlingbespreking, in nieuwe stijl. Tijdens deze bespreking worden leerlingen door mentor ingebracht. Ook kan het zo zijn dat er een gehele klas besproken wordt, indien nodig. Er vinden het komende jaar meer leerlingbesprekingen plaats dan voorheen, alleen beperken we de tijd. De mentor brengt vooraf aan de intern begeleider een aantal leerlingen in die hij/ zij wil bespreken. De interne begeleider zit deze bespreking voor. Tijden leerlingbespreking: Klas 1 Klas 2 Klas 3 Klas 4 15.30 uur -16.15 uur 16.15 uur – 17.00 uur 15.30 uur -16.15 uur 16.15 uur – 17.00 uur Betreft: Rapportenvergadering Deze vergadering vindt in een andere vorm plaats, overleg mentor(en)- teamleiding. Cijfers zijn uitgangspunt, al weten we ook dat houding en gedrag niet los zijn te zien van cijfers. Mentor is hierin de spil, hij/ zij heeft onderzoek gedaan naar de totstandkoming van de cijfers en informeert de teamleiding over de voortgang. Onderlegger De teamleider stuurt de processen in vier te onderscheiden sturingsdomeinen, steeds met het oog op kwaliteitsverbetering van het primaire proces. De teamleider stuurt indirect op de leerling prestaties. De mentor is de spil in het gehele proces rondom zijn/ haar leerlingen en de interne begeleider (zie bijlage) speelt een belangrijke rol bij de ondersteuningsbehoefte en de monitoring van de leerlingen. S1. Structuur / cultuur Dit domein bevat de wijze waarop de mensen in de organisatie gegroepeerd zijn in het organogram, de verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen over de actoren, de communicatie- en besluitvormingslijnen. De ontwikkeling van schoolorganisaties naar lerende organisaties met professionele leergemeenschappen wordt algemeen gezien als voorwaardelijk voor verdere kwalitatieve schoolontwikkeling. De ontwikkeling richting een lerende organisatie zal het komende jaar centraal staan tijdens de ‘ontwikkelmiddagen’. S2. Onderwijsorganisatie en pedagogisch klimaat Dit domein bevat de organisatie van het onderwijsleerproces. Elementen daarin zijn o.a. de didactiek, het rooster, de leerling groepering, de leermiddelen, het programma, de toetsing, de lessentabel. Deze items komen terug op leerjaar niveau, dus horizontaal maar ook verticaal in de vorm van de werkgroep middagen. S3. Personeel Personeelsbeleid: de teamleider is verantwoordelijk voor het integraal personeelsbeleid, dat deels gestuurd wordt door wet- en regelgeving, maar voor een belangrijk deel ook een schooleigen invulling kent waarin de teamleider de identiteit, visie en missie van de school tot uiting kan laten komen. Te denken valt hierbij o.a. aan teamontwikkeling, scholingsbeleid, het functiebouwwerk, formatieplan. Directe sturing: de teamleider communiceert rechtstreeks met de collega’s, zowel in formele als informele settingen. Te denken valt hier aan de kwaliteitsgesprekken met de secties en de bespreking van de resultaten en voortgang van de leerlingen met de mentoren. S4. Faciliteiten Dit is het domein van het financie le beleid, de verdeling van de middelen, de gebouwen, inrichting van ondersteunende diensten, etc. Bijlage 2 Ontwikkelingsperspectief Schooljaar 2014-2015 Persoonlijke gegevens Naam Geboortedatum Klas Niveau Mentor Dossierinformatie Indicatie: Vorige school: Advies vorige school: Doublure: CITO-score: NIO: totaal IQ verbaal symbolisch Dle TL Dle BL Diagnose: Medisch: Thuissituatie: Overig: Hulpvragen Ouder/verzorger Dle SP Dle Re Leerling School Beschermende factoren Cognitieve ontwikkeling/ intelligentie Didactische ontwikkeling Taak- en leergedrag Sociaal-emotionele ontwikkeling/redzaamheid Communicatie Motorische ontwikkeling Medische/lichamelijk Vrije tijd Gezin/woonsituatie Belemmerende factoren Hulpverlening Uitstroombestemming / Ontwikkelingsdoel Uitstroomperspectief Leer-werk traject (LWT) VMBO-basisberoepsgerichte leerweg VMBO-kaderberoepsgerichte leerweg VMBO-theoretische leerweg Tijdsbestek Bijvoorbeeld 4 leerjaren Onderbouwing uitstroombestemming en tijdsbestek op basis van het integratieve beeld Ontwikkelgesprek met de leerling Wat kan ik al? Waar ben ik tevreden over? Wat vind ik leuk? Waar wil ik aan werken? O Cognitief O Sociaal-emotioneel Wat levert het op? Hoe ga ik het aanpakken? Wie heb ik nodig en hoe word ik geholpen? Wanneer ben ik tevreden? Plan van aanpak Doelen Wat en hoe? Onderwijsbehoeftes Handtekening voor gezien Wie en wanneer? Datum: Leerling: Evaluatie Datum: Zijn de doelen bereikt? Hoe komt het dat het ontwikkelpunt wel/niet bereikt is? Wat gaan we bijstellen? Ouder(s)/verzorger(s): Mentor: Hulp formuleren onderwijsbehoeften Onderwijsbehoeften Om het gestelde doel te kunnen behalen heeft deze leerling: Instructie nodig… die kort en duidelijk is. die goed is voorbereid en een duidelijke opbouw kent. waarbij het doel van tevoren wordt geformuleerd en gecommuniceerd wordt. die aansluit bij de voorkennis van de leerling. waarbij het tempo en de inhoud afgestemd is op het niveau van de leerlingen. waarbij aan het eind gecontroleerd wordt of de inhoud begrepen is. die vooral visueel is (met plaatjes, foto’s, etc.). die vooral auditief is (hardop lezen, luisteren naar verhaal, etc.). die met materiaal wordt ondersteund (blokjes, kralen, etc.). die verkort is (alleen bespreking opdrachten, korte aanduiding van oplossingsstrategie). die aanvullend is (herhaling na basisinstructie, helpen bij keuze juiste oplossingsstrategie). die gekenmerkt wordt door het voordoen en hardop denken van de docent. die enkelvoudig en concreet is, voor één uitleg vatbaar en zonder figuurlijk taalgebruik. sturend is ten aanzien van de manier van verwerken. … Opdrachten nodig… die succeservaringen op leveren (net onder of op het huidige niveau). die uitdagend zijn (net boven het huidige niveau liggen). die voldoende ‘nieuw’ zijn om de interesse van de leerling vast te houden. die een afwisseling zijn van denken, doen en ontspannen. die overzichtelijk zijn door een sobere lay-out. die uitgewerkte voorbeelden bevatten. waarbij de leerling alleen de antwoorden hoeft in te vullen. met één type opdracht op één bladzijde. met uitgewerkte voorbeelden (voorbeeldkaarten, stappenplannen, schema’s). die duidelijk zijn afgestemd op het te bereiken doel en aansluiten bij de lesstof. die van feedback kunnen worden voorzien: de juiste antwoorden moeten beschikbaar zijn. die veel ruimte bieden voor ‘doen’. die veel ruimte bieden om het handelen te automatiseren. … (Leer)activiteiten nodig … die aansluiten bij de belevingswereld. die structuur bieden met een stappenplan of schema. die de denkhandelingen concreet ondersteunen (bijvoorbeeld een getallenlijn). die erop gericht zijn om de leertijd zo goed mogelijk te besteden. die extra leertijd hebben (meer oefening, stof vertragen, aangepaste doelen). die minder leertijd hebben (meer uitdaging, stof versnellen, hogere doelen). die opgedeeld zijn in kleinere stappen of deelactiviteiten. die de leerling uitdagen (zoals uitbreiding met plustaken en verdiepingsopdrachten). die ruimte laten voor eigen keuze en inbreng. die digitaal verwerkt kunnen worden. die een beroep doen op de verschillende vaardigheden van de leerlingen zoals zelfstandig werken en samenwerken. die in toenemende mate zelfstandigheid van leerlingen bevorderen. die de leerling stimuleert om zelf zijn werk te plannen. die hem motiveren en zijn leerplezier vergroten. … Een leeromgeving nodig… die overzichtelijk en gestructureerd is. die kleinschalig en veilig is. die duidelijke regels en routines heeft die de leerling een time-out plek kan bieden, waar hij/zij tot rust kan komen. waar een rustig werkklimaat heerst. waar een vertrouwenspersoon is waarbij de leerling terecht kan. waarin er gewerkt kan worden met compenserende middelen m.b.t. de dyslexie (bijv. Kurzweil). waarin extra ondersteuning geboden kan worden gericht op het verbeteren van het niveau van lezen/begrijpend lezen/ spelling/ rekenen. … Feedback nodig… die positief geformuleerd is. die consequent en direct op het gewenste gedrag volgt die het concrete gedrag benoemt (wat ging er precies goed?) de inzet/inspanning benadrukt (bijv. je hebt 10 minuten zelfstandig gewerkt!”) de succeservaringen benadrukt (bijv. je hebt 8 van de 10 vragen goed!) die de leerling aanzet om te leren van de gemaakte fouten; de feedback biedt de leerling ruimte om alternatieven te onderzoeken. die vertrouwen in de mogelijkheden van de leerling uitstraalt. die gericht is op het product en op het proces. in een grafiekje is weergegeven zodat de leerling de eigen vorderingen goed kan volgen. … Medeleerlingen nodig… die samen met hem/ haar leren (samenwerkend leren) die hem/haar betrekken bij de samenwerkingsopdracht. die accepteren dat hij anders kan reageren in bepaalde situaties die zijn/haar clowneske gedrag negeren en er niet om lachen die elkaar helpen en bereid zijn om dingen aan elkaar uit te leggen. die hem/ haar niet uitdagen. die hem/haar te betrekken bij activiteiten in de vrije situaties. die elkaar stimuleren om je aan de (school)regels te houden. die zich houden aan de gemaakte afspraken. … Docenten nodig… die de doelen van de les benoemen aan het begin van de les. die de instructie terugvragen, controleren en samen met de leerling evalueren. die de overgangen tussen de activiteiten structureren. die vriendelijk en beslist zijn. die investeren in de relatie met de leerling. die bij succeservaringen benadrukken dat de leerling hiervoor verantwoordelijk is. die situaties creëren waarin de sterke kanten van de leerling naar voren komen. die doelgericht en flexibel kunnen differentiëren. die complimenten geven aan de leerling. die geduldig en consequent zijn; doen wat ze zeggen en zeggen wat ze doen. die corrigeren van dichtbij en complimenteren van veraf. die structuur in tijd, ruimte, procedures, taken en omgeving bieden. die kalm, zakelijk en neutraal reageren (en niet emotioneel). die voorspelbaar is in zijn gedrag, houding en activiteitenaanbod die hem voorbereidt op de (les)wisselingen die gedragsregels helder formuleert en daarin voorspelbaar is die gepast (voorspelbaar) reageert bij overtreding van gedragsregels, die alternatief gedrag aanbiedt bij overschrijding van de regels. die regelmatig het gesprek aangaat over het stellen van je eigen grenzen (vergroten van weerbaarheid). die de leerling wijst op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid. die de sociale omgang van de leerling met anderen observeert en waar nodig stimuleert. die regelmatig bij de leerling langsloopt om hem/haar positief te stimuleren met betrekking tot het zelfstandig werken. het welbevinden van de leerling nauwgezet volgt door regelmatig een gesprek aan te gaan. … Ouders nodig… die hun zoon/dochter positief stimuleren. die complimenten geven. die het huiswerk iedere dag controleren. die samen met de leerling de tas inpakken. die de druk om te presteren verminderen en het vertrouwen in hun zoon/dochter uitspreken. die zorgen dat hun kind op tijd uit bed komt, ontbijt en op tijd op school is. die hun kind stimuleren om problemen zelf op te lossen. die expliciet achter het schoolbeleid staan en dit laten merken aan hun kind (“Aan die afspraak met de mentor moet jij je houden”). die grenzen stellen aan het gedrag van hun kind en zelf het goede voorbeeld geven. …………… Bijlage 3 Handelingsplan 2014-2015 Naam Klas Mentor Beschermende factoren Belemmerende factoren Onderwijsbehoeftes Doelen: 1. 2. 3. Wat? Hoe? Wie en Wanneer? Hoe? Wie en Wanneer? Evaluatie 1: Doelen: 1. 2. 3. Wat? Evaluatie 2: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 Afspraken handeling Externe hulp Klas: Thuis situatie medisch Klassenstaat AUGUSTUS 2014 diagnose Niveau (CITO/IQ) Rugzak LWOO Geb ddatum Naam Bijlage 4 Mentor: Bijlage 5 Dossierinformatie ( NAAM LEERLING) Indicatie: Vorige school: Advies vorige school: Doublure: CITO-score: NIO: totaal IQ Dle TL verbaal Dle BL symbolisch Dle SP Dle Re Diagnose: Medisch: Thuissituatie: Overig: Beschermende factoren Belemmerende factoren Onderwijsbehoefte Bijlage 6 Wat te doen als het CvI een positieve beschikking heeft afgegeven? 1. De leerling kan dan zo nodig geplaatst worden binnen het speciaal onderwijs (in dit geval Ambelt) 2. De leerling kan binnen het regulier onderwijs blijven met ambulante begeleiding. De ouders beslissen hierover. Als de leerling binnen het regulier onderwijs blijft, kan de school het extra geld uit de rugzak gebruiken om de leerling meer ondersteuning te bieden. Daarnaast wordt de school ondersteund door een ambulant begeleider van een REC-school. Wat kan de ambulant begeleider voor de school betekenen? Deze begeleiding wordt vastgelegd in het zgn. begeleidingsplan waarin de volgende taken worden afgesproken: 1. Observeren van de leerlingen. 2. Het voeren van advies- en begeleidingsgesprekken met ouders, leerling, leerkrachten en begeleiders van de school. 3. Contacten onderhouden met hulpverlenende en andere betrokken instanties 4. Adviezen geven aan de school m.b.t. aanpak, opstellen handelingsplan, methodes en hulpmiddelen en vervolgonderwijs. Hoe gaat de procedure concreet in zijn werk? 1. Als de school de beschikking van de CvI heeft gekregen, wordt een kopie opgestuurd naar de Ambelt. De school activeert de rugzak door het Cfio-formulier in te sturen. 2. Er wordt door de Ambelt een Ambulant Begeleider toegewezen aan de leerling. 3. De school stelt in overleg met ouders en AB-er een handelingsplan op. Hierin kan advies worden gevraagd bij de orthopedagoog; deze stelt desgevraagd het handelingsplan op. 4. De AB-er stelt daarna het begeleidingsplan op, waarin staat hoe hij de school gaat begeleiden. 5. De AB-er stelt zich d.m.v. dossierstudie en observaties op de hoogte van de problematiek van de leerling. 6. De AB-er organiseert een intakegesprek met de betrokken medewerker van de school (bij TalentStad is dat de LGF-consulent) en de ouders en leerling. Hierin wordt de hulpvraag van de leerling officieel vastgesteld en de eerste adviezen worden gegeven. De AB-er maakt een verslag van dit gesprek en stuurt dit aan betrokkenen. Een kopie van het verslag komt in het digitale dossier. 7. Er worden steeds vervolgafspraken gepland (1 keer per 6 weken), waarin teruggekeken wordt op voorgaande gesprekken; gemaakte afspraken worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. 8. 1 keer per 6/7 weken heeft de AB-er een gesprek met ouders (eventueel ook de leerling) en de LGF-consulent. Hierin kan ook aan de orde komen mogelijke problemen in de thuissituatie. De AB-er maakt van deze bijeenkomst een verslag en stuurt deze naar alle betrokkenen. Indien nodig kan de frequentie aangepast worden. 9. Aan het eind van het schooljaar vullen alle betrokkenen een evaluatieformulier in. De AB-er houdt ook in de gaten of er voor een leerling een herindicatie moet worden gemaakt en adviseert hier over. Taken van de LGF-consulent • • • • • • De LGF-consulent is binnen de school contactpersoon van de AB-er en de ouders voor wat betreft de rugzak Daarnaast is de LGF-consulent de (individuele) begeleider van de rugzakleerlingen. Een keer per maand legt de LGF-consulent schriftelijk verantwoording af van zijn/haar werkzaamheden aan de intern begeleider. De LGF-consulent heeft wekelijks contact met de leerling en maakt hiervan een verslag, wat naar de mentor en de intern begeleider wordt gemaild. Elke 3 á 4 weken overleg met de AB-er. De mentor van de leerling houdt de LGF-consulent op de hoogte van de voortgang van de leerling binnen de schoolsituatie, wat o.a. gebruikt kan worden als onderwerp voor het wekelijkse gesprek met de leerling. Bijlage 7 Remedial teaching - RT Procedure verwijzing van leerlingen naar de Remedial Teachers Ter info: De situatie rond RT verdient een duidelijke organisatiestructuur. Wanneer iedereen de afspraken kent en nakomt, wordt de basis gelegd voor efficiënt handelen. Dan wordt voorkomen dat de RT-ers willekeurig leerlingen van allerlei kanten krijgen aangeleverd, zonder duidelijke hulpvraag. De tijd van de RT-ers moet rendabel worden ingezet. Talentstad beschikt op jaarbasis over ongeveer 300 uur RT (Expertiseteam VO). 1. De aanmelding van leerlingen voor RT verloopt via de mentor d.m.v. signaalbrief (zie bijlage). 2. De mentor krijgt signalen van vakdocenten die lesgeven aan zijn groep rond problemen met een bepaald vak of problemen met leerstrategieën. Dit kan in de leerlingbespreking aan de orde komen, maar ook buiten deze bespreking om. 3. De mentor probeert samen met de vakdocent helder te krijgen wat precies de problemen van de leerling zijn en zet dit op papier. Hiervoor is een aanmeldingsformulier ontwikkeld (digitaal, zie bijlage). Hierin wordt ook ingevuld wat er al met deze leerling is gedaan en wat het resultaat van deze hulp is geweest. 4. De mentor mailt dit formulier naar de intern begeleider. 5. De intern begeleider overlegt met de RT-ers wie van hen de leerling gaat begeleiden, hoe vaak dat gaat gebeuren en op welke tijdstippen. Er wordt een handelingsplan gemaakt door hen en dit wordt gemaild naar de mentor/vakdocent en de intern begeleider. 6. De mentor neemt contact op met de leerling. Ouders worden middels een brief geïnformeerd over de RT. 7. De RT-er gaat met de leerling aan het werk. De verslaglegging van de vorderingen van de leerling wordt per periode van het handelingsplan per mail verstuurd naar de mentor/vakdocent en de intern begeleider. De mentor zorgt voor terugkoppeling naar de ouders, liefst ook per mail. 8. De RT-er kan ook opdrachten meegeven aan de leerling om deze in de klas uit te voeren. Ook hierover wordt steeds met de bij punt 9 genoemde mensen gecommuniceerd. 9. De verslaglegging (aanmeldingsformulier RT, handelingsplan, evaluatieverslag, eventuele verslagen van de leerlingbespreking en oudergesprekken) komt in het digitale leerlingendossier (LVS-Magister). Eindverantwoordelijk hiervoor is de intern begeleider. 10. Ook naar ouders toe zou het handig zijn om zoveel mogelijk via de mail te werken. Dit kan middels een standaard-format waarin snel aangegeven kan worden welke resultaten met de leerling bereikt zijn. Als ouders geen email hebben, wordt dit format per post opgestuurd. 11. De RT-ers mailen regelmatig een overzicht van de leerlingen die ze op dat moment in begeleiding hebben. Dit overzicht wordt door de intern begeleider opgehangen in de docentenkamer, zodat de docenten weten welke leerlingen RT krijgen. De verspreiding hiervan kan ook via de mail plaatsvinden. Op termijn na te streven: • We gaan ons buigen over de mogelijkheden om RT in de klassensituatie aan te bieden. Dit kan door de RT-er zelf worden gedaan of met ondersteuning van de RT-er door de eigen docent. Met name voor Lwoo-leerlingen die vaak verspreid over de klassen hun lessen volgen (bv. de BGV lessen) kan dit grote voordelen bieden. Daarmee wordt tevens bereikt dat de docenten leerervaringen opdoen met het begeleiden van deze leerlingen dat weer ten goede komt aan alle leerlingen. De ondersteunende rol van de RT-er verplaatst zich dan van de leerling meer richting de docent. • • • De rol van de orthopedagoog wordt in bovenstaande minder prominent. RT aan leerlingen met een gezamenlijke hulpvraag moet indien mogelijk zoveel mogelijk geclusterd moeten worden. Niet alle leerlingen met dyslexie hoeven RT te hebben, het is afhankelijk van het feit of ze al dan niet een hulpvraag richting RT hebben. Bijlage 8 ZAT - Zorg Advies Team Voor de twee locaties van Talentstad is er één ZAT. Hierin worden leerlingen besproken hulpvragen die niet direct door de interne zorgverleners kunnen worden opgelost. De vergaderingen zullen eens per maand à zes weken worden belegd. Aanmelding bij het ZAT: • • • • Als een mentor vragen heeft over de begeleiding rond een leerling of vastloopt met een leerling, kan hij /zij de leerling aanmelden bij de intern begeleider. (ook een andere werknemer kan een vraag indienen rond een leerling; dit gaat dan altijd via de mentor van de leerling. De mentor vult een signaalbrief in, waarin het probleem wordt omschreven en de mentor een concrete (hulp)vraag neerlegt. De intern begeleider bepaalt vervolgens of de leerling in aanmerking komt voor bespreking in het ZAT. Er is een format signaalbrief. De intern begeleider controleert de signaalbrief op volledigheid en maakt zo nodig met de mentor de signaalbrief compleet. De mentor stelt de ouders op de hoogte van het feit dat hun kind in het ZAT wordt besproken. De signaalbrieven moeten uiterlijk één week voor de ZAT-vergadering digitaal binnen zijn bij de intern begeleider. Er wordt hier niet van afgeweken, omdat dit de efficiëntie van de vergadering in de weg kan staan. Voorbereiding vergadering: • • De intern begeleider zorgt voor de verspreiding van de uitnodiging/agenda van de vergadering en ook van de signaalbrieven (één week van te voren). Op de agenda staat een lijst van te bespreken leerlingen, het liefst met exacte tijden erbij vermeld, zodat er strak vergaderd kan worden. De leden van het ZAT hebben één week de tijd om relevante informatie te verzamelen over de ingebrachte leerling. Er wordt van alle leden verwacht dat ze dit vóórafgaand aan de vergadering gedaan hebben. Vergadering: • • De intern begeleider is de voorzitter van de vergadering. Voor TalentStad betekent dit dat de vergadering twee voorzitters heeft die na elkaar de leerlingen van hun locaties bespreken. De volgorde wordt elke vergadering omgewisseld, zodat beide locaties beurtelings het eerst en het laatst aan bod komen. De intern begeleider maakt tijdens de vergadering alleen notities van de gemaakte afspraken en acties die ondernomen worden. Er worden dus geen uitgebreide notulen gemaakt. Na de vergadering: • De gemaakte afspraken worden via de mail aan de leden van het ZAT verspreid. De leden van het ZAT zorgen ervoor dat ze vóór de volgende vergadering hun deel van de afspraken hebben uitgevoerd. Ze kunnen hierop aangesproken worden door de intern begeleider. • • Mocht eerder dan de volgende vergadering actie nodig zijn, dan wordt dit altijd teruggekoppeld via de intern begeleider. Zolang de leerling actieve hulp krijgt, staat hij/zij op de bespreeklijst van het ZAT. Als de hulp is afgerond, maar de leerling toch nog in de gaten gehouden moet worden, komt hij/zij op de sluimerlijst. Wanneer dit laatste niet meer nodig is, wordt de leerling van de lijst afgehaald. De intern begeleider koppelt vervolgens digitaal terug naar de desbetreffende mentoren. Hiervoor is ruimte onderaan het aanmeldingsformulier Zorg gereserveerd. Zolang Magister nog niet optimaal kan worden ingezet, gaat dit via de mail, daarna zal de verslaglegging in Magister komen. Het is wenselijk dat de mentor ook mondeling op de hoogte wordt gesteld, maar dit zal niet altijd mogelijk zijn, gezien de tijd. Er wordt van de mentor in deze een actieve houding verwacht: hij/zij is verantwoordelijk voor het vergaren van informatie rond zijn/haar leerlingen die in het ZAT besproken zijn. Bijlage 8 ZAS – ziekteverzuim als signaal Criteria voor aanmelding Vanuit de verzuimregistratie van de school signaleert de conciërge de kinderen die in aanmerking komen voor een melding bij de mentor. Criteria zijn: 1. langdurig ziekteverzuim: meer dan twee weken aaneengesloten (dus op de 11e aaneengesloten ziekteverzuimdag); 2. frequent ziekteverzuim: voor de vierde maal verzuim binnen het lopende schooljaar; 3. ‘bijzondere gevallen’: hier kan het b.v. gaan om kinderen die altijd bij een bepaald vak of op een bepaald dagdeel ziek zijn of een hoog totaal verzuimuren hebben. Registratie Talentstad hanteert als systeem van registratie ‘Magister’. De conciërge (of receptionist) toetst het ziekteverzuim aan bovenstaande criteria en geeft de resultaten hiervan door aan de mentoren, die daarop in actie komen . Dit gebeurt via het bestaande protocol. Wijze van aanmelding 1.Wanneer er volgens bovenstaande criteria sprake is van zorgwekkend ziekteverzuim gaat er eerst een telefonisch signaal van de mentor naar de ouders. Daarbij wordt melding gemaakt van het zorgwekkend ziekteverzuim en wordt gevraagd naar een verklaring daarvoor. Is deze afdoend en acceptabel, dan stopt hier de actie. 2.Blijven er zorgen of twijfels bestaan dan wordt aan de ouders gemeld dat de leerling wordt aangemeld bij de jeugdarts (voor procedure zie hieronder) en bij het ZAT (volgens reguliere procedure). 3.De mentor vult het aanmeldingsformulier ZAS in De mentor vult in elk geval de volgende gegevens in: • Persoonsgegevens leerling - naam, adres, woonplaats, telefoon, geboortedatum, geslacht • Verzuimgegevens leerling - typering verzuimcategorie: frequent, langdurig of ‘bijzonder’ N.B. verzuimuitdraai als bijlage! • • Relevante voorgeschiedenis, informatie en reeds door school ondernomen acties. Eventueel bestaande specifieke vraag van de school. 4.De mentor mailt het aanmeldingsformulier naar de intern begeleider die dit door mailt naar de jeugdarts. 5.Terugkoppeling van jeugdarts gaat via de intern begeleider naar de mentor. Bijlage 9 Dyslexie protocol Wat is dyslexie - achtergrondinformatie De officiële definitie van dyslexie, zoals die door de Stichting Dyslexie Nederland wordt gehanteerd, luidt: "Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau". Dyslexie heeft niets te maken met de intelligentie van een kind. Wel kunnen kinderen met een hogere intelligentie meer last hebben van hun dyslexie omdat ze vaker tegen teksten aan zullen lopen die ze wel willen, maar slechts moeizaam kunnen lezen. Kinderen of jongeren die problemen hebben met het lezen of spellen, kunnen het onderwijs minder goed volgen. Daar moet immers veel gelezen en geschreven worden. In veel gevallen lijdt hun zelfvertrouwen daaronder. Dyslexie gaat nooit helemaal over. Ook na behandeling blijven leerlingen met dyslexie trage lezers, die veel extra inspanning moeten leveren om alles te lezen wat er in het onderwijs gelezen moet worden. Wat betekent dit voor de dagelijkse praktijk Een groot probleem voor dyslectische leerlingen is dat zij hun kennis en vaardigheden niet ten volle kunnen laten zien door hun beperkte lees- en spellingvaardigheden. Veel dyslectisch leerlingen geven schriftelijk eenvoudig geformuleerde en incomplete antwoorden en maken dan nog altijd veel fouten. Het lijkt of zijn zich onvoldoende ingespannen hebben. Veel leerlingen verliezen hun zelfvertrouwen, worden gespannen en faalangstig of geven het op. Ze zijn tijdens het schoolgaan aangewezen op begrip en begeleiding van docenten, want anders worden ze afgerekend op hun handicap en kunnen ze het bij hen passende onderwijstype niet met succes volgen. Kenmerken en (mogelijke) gevolgen van dyslexie voor leerlingen in het voortgezet onderwijs Problemen met automatiseren. Problemen bij automatiseren uiten zich onder andere bij: • • • • Technisch lezen: dit kan consequenties hebben voor het begrijpen van tekst, doordat woorden soms verkeerd gelezen worden of relevante informatie wordt overgeslagen door een gebrek aan tijd; Onthouden van woordbeelden (spelling, moderne vreemde talen); Het onthouden van losse op zichzelf staande gegevens (jaartallen, plaatsnamen, rijtjes, woordjes, topografie, formules); Twee dingen tegelijk doen, bijvoorbeeld schrijven en luisteren. Moderne vreemde talen In het voortgezet onderwijs beginnen bij de vreemde talen de problemen die moeilijk voor een groot deel overwonnen zijn bij het lezen va Nederlands weer opnieuw. Onbekende tekens en klanken vragen om een nieuw woordbeeld. De leerling valt terug op spellend lezen, wat niet ten goede komt aan het begrip van een tekst. Bij Engels geven vooral de uitspraak en schrijfwijze van Engelse woorden problemen, omdat deze zeer onregelmatig zijn. Frans en Duist geven problemen vanwege de vele nieuwe klank/tekenkoppelingen. Verbale vaardigheden Dyslectische leerlingen hebben soms ook moeite met het vinden van de juiste woorden en maken verbaal een zwakke indruk. Ze hebben problemen met het mondeling formuleren en geven een voorkeur voor spreken in korte zinnen. Exacte vakken De hoeveelheid tekst bij zaakvakken, maar ook bij de huidige wiskunde is vaak heel groot. Dyslectische leerlingen komen bij het maken van het huiswerk tijd te kort, omdat ze traag lezen en informatie langzaam verwerken. Proefwerken wordt soms slecht gemaakt, omdat ze de vraag niet of onvoldoende nauwkeurig kunnen lezen of te weinig tijd hebben om het antwoord op te schrijven. Concentratie Dyslectische leerlingen kunnen over het algemeen moeilijk hun aandacht bij iets houden. Dat is geen onwil. Het heeft onder meer te maken met hun zwakke werkgeheugen, waardoor ze zich meer dan andere kinderen moeten concentreren en daardoor de weg kwijt raken. Ze hebben moeite om zich af te sluiten van zaken die niet belangrijk zijn, zoals achtergrondgeluiden. Sociaal-emotionele ontwikkeling Het meest voor de hand liggend is dat kinderen met een leerstoornis hun motivatie om te leren verliezen, want ze ervaren leren als een geweldige inspanning en het leidt tot niets. In de klas krijgen leerlingen met een leerprobleem minder vaak positieve aandacht dan de overige leerlingen, waardoor ze hun zelfvertrouwen kunnen verliezen. Signalering Omdat de leerlingen in Talentstad pas instromen in het 3e leerjaar, hoeft de standaardprocedure die gebruikelijk is bij leerlingen die instromen in de brugklas niet gevolgd te worden. De leerlingen die instromen in Talentstad komen van verschillende scholen. Vaak is er al sprake geweest van onderzoek naar mogelijk dyslexie en komen leerlingen Talentstad binnen met een dyslexieverklaring. Toch is het mogelijk dat er leerlingen tussendoor geglipt zijn: dat zijn leerlingen die wellicht dyslectisch zijn, maar die (nog) geen verklaring hebben. Soms hebben deze leerlingen op de vorige school RT gehad. Het is belangrijk dat deze groep leerlingen niet over het hoofd gezien worden. Wat is de procedure betreffende dyslexie bij instroom in Talentstad? 1. Geïnventariseerd moet worden welke leerlingen al een dyslexieverklaring hebben. In het dossier moeten dan in ieder geval aanwezig zijn: de dyslexieverklaring én het verslag waarop deze verklaring is gebaseerd. Beiden zijn essentieel voor het toekennen van faciliteiten, zowel op school als voor het examen. Indien één van beide niet aanwezig is in het dossier, wordt contact opgenomen met de ouders om te vragen of zij een kopie willen opsturen naar de school. De inventarisatie gebeurt direct aan het begin van het schooljaar en wordt gedaan door de intern begeleider in samenwerking met de orthopedagoog. Er wordt een lijst gemaakt van deze leerlingen. De orthopedagoog kijkt welke faciliteiten de leerling op de vorige school kreeg en of dit nog actueel is. 2. De intern begeleider bespreekt vervolgens met de orthopedagoog en de RT-er welke leerlingen in aanmerking komen voor RT. Ook van deze groep leerlingen wordt een lijst gemaakt. Er wordt een hulpvraag geformuleerd samen met de leerling en afspraken gemaakt rond de organisatorische kant van RT: aantal keren RT, frequentie, evaluatie en terugkoppeling. Er vindt regelmatig (1 keer per 2 maanden) een overleg plaats tussen de RTer en de zorgcoördinator over de voortgang. Indien nodig kan de orthopedagoog hierbij aanwezig zijn. 3. De RT-er heeft een gesprek met alle leerlingen en geeft hen een dyslexiepas met de voor hen relevante faciliteiten. Van deze faciliteiten wordt een overzicht gemaakt van alle leerlingen (in een schema), zodat in één oogopslag bekend is welke leerlingen voor welke faciliteiten in aanmerking komen. Deze lijst is o.a. belangrijk in het examenjaar om te weten welke leerlingen recht hebben op extra tijd tijdens het examen. 4. De zorgcoördinator gaat met de orthopedagoog kijken bij de andere leerlingen of er mogelijk sprake zou kunnen zijn van dyslexie. Deze informatie kan o.a. gehaald worden uit het aanmeldingsformulier van de basisschool, maar ook uit de informatie van de vorige school voor VO. Ook kan de zorgcoördinator indien gewenst contact opnemen met de vorige school om extra informatie in te winnen. Belangrijk is dat de hardnekkigheid van de problematiek voldoende kan worden aangetoond. De orthopedagoog kijkt hiernaar. Als deze onvoldoende kan worden aangetoond, krijgt de leerling gedurende een half jaar RT (frequentie 1 keer per week). Dit hoeft geen individuele RT te zijn, het kan ook in een groepje. Daarna wordt gekeken of er voldoende vooruitgang is geboekt. Indien dit niet het geval is en er aanwijzingen zijn voor mogelijk dyslexie, wordt contact met ouders opgenomen door de orthopedagoog. De kosten van zo’n onderzoek bedragen 250 euro. Hiervan betaalt de school 124 euro en de ouders betalen 126 euro. Monitoring van overige leerlingen: mentoren en taaldocenten houden in de gaten of er mogelijk uitval is bij leerlingen op het gebied van lezen en/of spelling. Tijdens de eerste rapportvergadering wordt dit vastgesteld en doorgespeeld naar de zorgcoördinator. Deze speelt het door naar de orthopedagoog en er wordt gekeken welke stappen ondernomen dienen te worden. NB: alle afspraken die gemaakt worden en alle verslagen van besprekingen moeten worden doorgespeeld naar de mensen die met deze leerlingen werken en degenen die verantwoordelijk voor ze zijn. Wellicht is het mogelijk binnen Magister (digitaal leerlingendossier) hier iets voor te maken? Het zou mooi zijn wanneer de afspraken en verslagen daarop komen te staan en iedereen de info daar op kan zoeken. Onderzoek Als er reden wordt gezien voor onderzoek naar dyslexie, neemt de mentor (zorgcoördinator??)contact op met de ouders. Aan het onderzoek zijn voor de ouders kosten verbonden. Als ouders akkoord gaan met onderzoek maakt de orthopedagoog een afspraak met de ouders voor een intakegesprek. De leerling wordt uitgenodigd voor een groepsonderzoek op Epertise team VO. Een ander deel van het onderzoek wordt door de orthopedagoog afgenomen op school. Op basis van deze gegevens stelt de orthopedagoog vast of er sprake is van dyslexie en voor welke faciliteiten de leerling in aanmerking kan komen. Ouders en school ontvangen een kopie van het verslag en van de verklaring. De dyslexieverklaring is onbeperkt geldig en kan in alle vormen van vervolgonderwijs gebruikt worden. De testgegevens zijn slechts 2 jaar geldig. Dyslexieverklaring Om in aanmerking te komen voor faciliteiten (dyslexiepas) dient een leerling in het bezit te zijn van een dyslexieverklaring. Een dyslexieverklaring is alleen geldig wanneer deze is afgegeven door een bevoegd persoon. Hiermee worden bedoeld professionals die gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek; daartoe is een academische graad in de klinische (kinder- en jeugd-) psychologie of orthopedagogiek vereist. Een dyslexieverklaring moet altijd mede ondertekend zijn door een GZ-psycholoog. Alleen een officiële dyslexieverklaring wordt door Talentstad erkend. Faciliteiten (schoolafspraken) Leerlingen met een dyslexieverklaring krijgen van de RT-er een dyslexiepas. Hierop staan de faciliteiten waarop de leerling recht heeft. De leerling heeft de pas altijd bij zich, zodat hij hem kan laten zien in de klas. RT Zie hoofdstuk afspraken / hulp door RT Klas Hoe kunnen docenten rekening houden met dyslectische leerlingen? Uniformiteit in aanpak is noodzakelijk, scholing/voorlichting van docenten is wenselijk. Verder: zie de hoofdstukken: ‘Aangepaste beoordeling leerlingen met een dyslexieverklaring’ en ‘Leerhulp voor dyslexieleerlingen’. Ontheffingen Voor leerlingen met dyslexie die grote problemen ondervinden bij de Moderne vreemde talen biedt de wet voor VMBO-leerlingen de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen voor de 2e Moderne vreemde taal. Deze ontheffing kan al verleend worden in de onderbouw van het VMBO (zie inrichtingsbesluit W.V.O. art. 1 d sub 1.) Hiervoor in de plaats dient dan wel extra Nederlands of Engels te worden gegeven. Wanneer dit bij een leerling een ontheffing wenselijk zou zijn, neemt de mentor hierover contact op met de zorgcoördinator. Deze kijkt samen met de orthopedagoog of dit verzoek gehonoreerd kan worden. Vanzelfsprekend gaat dit in overleg met ouders en leerling. Bijlage 10 Dyscalculie Dyscalculie betekent letterlijk 'niet kunnen berekenen'. Het is net als bij dyslexie in feite een andere term voor ernstige en hardnekkige problemen bij het aanleren van bepaalde schoolse vaardigheden, die niet worden veroorzaakt door een gebrek aan intelligentie of te weinig onderwijs. Bij dyscalculie gaat het om ernstige en hardnekkige problemen met het leren en vlot/accuraat oproepen/toepassen van reken-wiskundekennis (feiten/afspraken). Bron: Balans Digitaal Afspraak: Leerlingen met dyscalculie mogen bij de schoolonderzoeken gebruik maken van de bladzijden uit het wiskundeboek waar de formules op staan. De wiskundedocent bepaalt voor het schoolonderzoek welke bladzijden dit zijn. Bij natuurkunde mogen de leerlingen het binasboekje gebruiken. Adviezen die over het algemeen in een dyscalculieverklaring staan: • • • • • • • • • • • Altijd de mogelijkheid bieden om van een rekenmachine en kladpapier gebruik te maken, ook bij eenvoudige berekeningen. Bij toetsen die een beroep doen op rekenvaardigheden ‘minder van hetzelfde’ geven of extra tijd. Bij examen verlenging van tijd en toestaan van gebruik van rekenmachines. Rekenfouten niet of beperkt aanrekenen, wanneer inzicht is getoond. Bij toetsen die een beroep doen op rekenvaardigheden de mogelijkheid geven de berekeningen mondeling toe te lichten. Onvoldoende gemaakte toetsen doorspreken en gerichte adviezen geven. Terughoudend zijn met onverwachte beurten waarbij rekenvaardigheden aangewend moeten worden. Onverwachte beurten kunnen spanningen opleveren die ten koste gaan van het opnemen van de leerstof. Geef rekenkundige aantekeningen zoveel mogelijk op papier of sta de leerling toe de aantekeningen van een medeleerling te kopiëren. Geef sturende instructie (één oplossingsmethode aanleren). Zorg ervoor dat de instructie compleet en expliciet is. Bied een map aan, die bij het leren en het maken van toetsen overzicht van belangrijke rekenregels en strategieën geeft. Bied de leerling extra ondersteuning in de vorm van pre-teaching of andere vormen van extra hulp. Bijlage 11 Laptopgebruik op Talentstad. Op Talentstad mag een leerling die dyslectisch is zijn/haar eigen laptop meenemen naar school. In de onderbouw stimuleren we het laptopgebruik in zijn algemeenheid. We zien dat 98% van de eerstejaars leerlingen in het bezit is van een laptop. Om er goed mee te kunnen werken is er in klas 1 een uur ICT in de lessentabel verwerkt. Ook kunnen leerlingen laptops in een flink aantal kluisjes opladen. Het gebruik van de laptop is functioneel, d.w.z. de leerling gebruikt de laptop tijdens de les alleen voor het betreffende vak. De leerling is zelf verantwoordelijk voor de laptop. De leerling heeft daarvoor en eigen kluisje gehuurd waarin de laptop opgeborgen wordt als deze niet functioneel gebruikt hoeft te worden. Regels voor gebruik laptop: -de leerling gebruikt zijn eigen laptop -bij geen gebruik, wordt de laptop opgeborgen in eigen kluisje -de laptop wordt niet uitgeleend -de leerling loopt nooit met een opengeklapt scherm -de leerling is zelf verantwoordelijk voor goed gebruik van laptop -de leerling is verantwoordelijk voor toebehoren (accu, laadsnoer, usb, etc.) -de leerling is zelf verantwoordelijk voor opgeslagen gegevens -laptops zijn binnen school verzekerd tegen brand en diefstal, mits ze in eigen kluisje liggen Daisy-speler Een Daisy-speler is een apparaat bestemd voor het beluisteren van Daisy-roms. Met behulp van een Daisy-rom kan een voorgelezen boek beluisterd worden via de Daisy-speler Via de zoekstructuur van de Daisy-speler kan er gebladerd worden in de tekst naar bijvoorbeeld pagina’s, hoofdstukken en/of rubrieken. Ook kan de afspeelsnelheid, volume en dergelijke geregeld worden De apparaten zijn speciaal ontwikkeld voor visueel gehandicapten. Tegenwoordig kunnen op de computer met geschikte software deze cd-roms ook beluisterd worden. De benodigde software is te downloaden via de website van het loket Aangepast lezen. Regels voor gebruik Daisy-speler: -gebruik van Daisy-speler gebeurt alleen na overleg en toestemming school -school bestelt de cd-roms -ouders kopen zelf Daisy-speler aan -de leerling gebruikt de Daisy-speler alleen thuis Bijlage 12 Vertrouwenspersoon 1. Omgeving: De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen één van de twee locaties van Talentstad, scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. Binnen het kader van het schoolbeleid heeft de vertrouwenspersoon een adviserende en ondersteunende rol in de uitvoering van de leerlingbegeleiding. De vertrouwenspersoon kan op vertrouwelijke basis door leerlingen worden aangesproken die geconfronteerd worden met machtsmisbruik en sociaal- emotionele problemen. Het gaat om een aanvullende voorziening van leerlingbegeleiding naast de bestaande vormen van leerling begeleiding. De vertrouwenspersoon ressorteert hiërarchisch onder de directie/vestigingsleider. 2 Werkzaamheden: Verzorgt op persoonlijk verzoek en op vertrouwelijke basis de eerste opvang van leerlingen die geconfronteerd worden met machtsmisbruik en of sociaal- emotionele problemen en fungeert als eerste aanspreekpunt bij vermoedens van of klachten over: - vormen van machtsmisbruik; - het bieden van een luisterend oor aan betreffende leerling; - het geven van eerste emotionele opvang en hulp; - het desgewenst geven van advies over mogelijkheden om het probleem aan te pakken; - het desgewenst bieden van kortlopende ondersteuning bij het oplossen van het probleem; - het desgewenst verwijzen naar interne of externe hulpverlening; - het registreren van verzoeken om hulp en de wijze van behandeling; - het fungeren als intermediair tussen de betreffende leerling en de klachtencommissie; - het desgewenst bijstaan van de betreffende leerling bij het indienen van een - klacht tegen machtsmisbruik. b Levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling inzake het tegengaan van sociaal- emotionele problemen en vormen van machtsmisbruik door: - het zichzelf bekend maken als vertrouwenspersoon bij de leerlingen; - het signaleren en inventariseren van knelpunten en problemen op het gebied van machtsmisbruik en sociaal- emotionele problematiek; - het maken van een geanonimiseerd verslag van de gemelde klachten/problemen en de activiteiten als vertrouwenspersoon; - het onderhouden van contacten met interne en externe functionarissen die te maken hebben met klachten over machtsmisbruik en sociaal- emotionele problematiek; - het geven van voorlichting over de functie van vertrouwenspersonen over het beleid rondom het tegengaan van machtsmisbruik en sociaal- emotionele problematiek. 3 Speelruimte: - De vertrouwenspersoon is jaarlijks verantwoording schuldig aan de directie voor wat betreft de omvang, aard en het resultaat van de aanhangig gemaakte problemen (zonder naamsvermelding) - De vertrouwenspersoon is verantwoording schuldig aan de klachtencommissie voor wat betreft de afgrenzing van zijn taak en de gevolgde procedures. - De vertrouwenspersoon werkt binnen de kaders van het vastgestelde beleidsplan en de vastgestelde klachtenprocedure. 4 Contacten: - Met interne en externe functionarissen, deskundigen of instellingen over klachten om informatie uit te wisselen, consultatieve gesprekken uit te voeren, klachten te bespreken, te bemiddelen of door te verwijzen (hulpverleningsnetwerk). - Met leerlingen over klachten om hulp te verlenen bij het oplossen van problemen. - Met de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen over het beleid en het systeem van vertrouwenspersonen om informatie en ervaringen uit te wisselen, ontwikkelingen te bespreken en belangen te behartigen. - Terugkoppeling van de bespreking van het ZAT. Leerlingen worden aangemeld bij de vertrouwenspersoon door middel van een signaalbrief Bijlage 12 Pestprotocol Inleiding Waarom een pestprotocol? TalentStad wil haar leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden, waarin zij zich harmonieus en op een prettige en positieve wijze kunnen ontwikkelen. De docenten bevorderen deze ontwikkeling door het scheppen van een veilig klimaat in een prettige werksfeer in de klas en op het schoolplein. Soms is het gewenst om duidelijke afspraken met de leerlingen te maken. Een van die duidelijke regels is dat leerlingen met respect met elkaar dienen om te gaan. Dat het niet altijd als vanzelfsprekend wordt ervaren, geeft aan dat we het leerlingen moeten leren en daar dus energie in moeten steken. Begripsomschrijvingen Plagen en pesten, wat is daar het verschil tussen? Iemand op het schoolplein een stevige duw geven kan plagen zijn, maar het kan net zo goed gaan om echt pestgedrag. We spreken over plagen wanneer leerlingen min of meer aan elkaar gewaagd zijn en het vertoonde gedrag een uitnodigend karakter heeft om iets terug te geven vanuit een onschuldige sfeer. Het gaat dan om een prikkelend spelletje, dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren. Er is sprake van een pedagogische waarde: door elkaar eens uit te dagen leren leerlingen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan. Dat is een vaardigheid die ze later in hun leven van pas komt bij conflicthantering, waar iedereen in zijn leven mee te maken krijgt. Pesten Plagen Bewust gericht tegen één persoon, berekenend Onbezonnen, spontaan Herhaaldelijk, langdurig en systematisch Incidenteel, korte duur Ongelijke machtsverhouding Speelt zich af tussen gelijken Pesters en gepeste zijn meestal dezelfden, er is sprake van een vaste structuur Wie wie plaagt ligt niet vast, de partijen wisselen Het slachtoffer kan (blijvend) psychische en of lichamelijke schade oplopen het slachtoffer loopt geen (blijvende) schade op Voorbeelden van specifiek pestgedrag: Verbaal: • Vernederen:” Haal jij alleen de ballen maar uit de bosjes, je kunt niet goed genoeg voetballen om echt mee te doen”. • Schelden: “ Viespeuk, etterbak, mietje” enz. • Dreigen: “Als je dat doorvertelt, dan grijpen we je.” • Belachelijk maken, uitlachen bij lichaamskenmerken of bij een verkeerd antwoord in de klas. • Leerlingen een bijnaam geven op grond van door de leerlingen als negatief ervaren kenmerken. (Turk, homo, dikke, dunne, flapoor, flikker, centenbak enz.) • Gemene briefjes schrijven om een leerling uit een groepje te isoleren of echt steun te zoeken om samen te kunnen spannen tegen een andere leerling. Fysiek: • Trekken en duwen of zelfs spugen. • Schoppen en laten struikelen. • Krabben, bijten en haren trekken. Intimidatie: • Iemand achterna blijven lopen of een leerling ergens opwachten. • Iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen. • Dwingen om bezit dat niet van jou is af te geven. • Een leerling dwingen bepaalde handelingen te verrichten, bijvoorbeeld geld of snoep meenemen. Isolatie: • Steun zoeken bij andere leerlingen dat de leerling niet wordt uitgenodigd voor partijtjes en leuke dingetjes. • Uitsluiten: de leerling mag niet meedoen met spelletjes, niet meelopen naar huis, niet komen op een verjaardag. Stelen of vernielen van bezittingen: • Afpakken van schoolspullen, kleding of speelgoed. • Beschadigen en kapotmaken van spullen: boeken bekladden, schoppen tegen en gooien met een schooltas, banden van de fiets lek steken. Digitaal pesten: Door de komst van nieuwe technieken heeft het pesten zich verplaatst naar de mobiele telefoon en de computer. Digitaal pesten is uitgegroeid tot een enorm probleem. Uit onderzoek van o.a. Planet internet, blijkt dat het gemak en de anonimiteit van internet onder tieners een ongeremd online pestgedrag veroorzaakt. Online schelden wordt gezien als een geintje, waarbij je zelf veilig buiten schot blijft. Bijna één vijfde van de tieners vindt het normaal om online hardere taal te gebruiken dan dat ze dat normaal zouden doen omdat het anoniem kan. Bij online pesten wordt bovendien minder vaak ingegrepen door ouders of docenten, omdat de kans om gesnapt te worden gering is. Het gemak en de anonimiteit van het internet hebben de grenzen van het pestgedrag verlegd. De identiteit van de pester is moeilijk te achterhalen. Bovendien is het internet openbaar, zodat ook anderen zich er mee kunnen bemoeien of er weet van hebben. De impact van het pesten neemt daardoor toe. In ernstige gevallen zal er daarom dan ook contact met de politie worden opgenomen. Het specifieke van pesten is dus gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter. We spreken van pestgedrag als het ook nog regelmatig gebeurt, waardoor de veiligheid van de omgeving van een leerling wordt aangetast. De inzet van het pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij dit echte pestgedrag zien we ook altijd de onderstaande rolverdeling terug bij een aantal betrokkenen. De betrokkenen De gepeste leerling: Sommige leerlingen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag, wijze waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop dat geuit wordt. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen gepest worden in situaties waarin pesters al de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen. Er is dan al sprake van een onveilige situatie, waarbinnen een pester zich kan manifesteren en zich daarin ook nog verder kan ontwikkelen. Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdgenoten in hun omgeving. Ze spelen een ander instrument, doen aan een andere sport of zitten op een andere clubje. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet goed. Er zijn helaas aanleidingen genoeg om door anderen gepest te worden mits de pesters daar de kans voor krijgen vanuit de situatie. Veel leerlingen die worden gepest hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dat dan ook uit naar hun kwelgeesten. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor de gepeste leerling in een vicieuze cirkel komt waar het zonder hulp zeker niet uitkomt. Gepeste leerlingen voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun gepeste omgeving geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde leerlingen. De pesters Leerlingen die pesten zijn vaak juist fysiek wel de sterksten uit de groep. Ze kunnen zich permitteren zich agressiever op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Dit geldt overigens niet voor digitaal pesten. Pesters lijken in eerste indruk populair te zijn in een klas, maar ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Met het vertoonde pestgedrag gaat ze dat gemakkelijk af en ze krijgen andere leerlingen mee bij het gedrag naar een slachtoffer. Pesters hebben ook feilloos in de gaten welke leerlingen gemakkelijk aan te pakken zijn en als ze zich al vergissen, gaan ze direct op zoek naar een volgend slachtoffer De zwijgende meerderheid en potentiële meelopers krijgen een keuze die onuitgesproken wordt opgelegd en die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat: Je bent voor of je bent tegen me. Hier gaat een grote dreiging uit naar de gezamenlijke omgeving van pester en slachtoffer. Alles is immers beter dan door de “machtige pester” zelf gepest te worden. De pesters stralen juist deze dreigende zekerheid met verve uit. Ze overtreden bewust regels en storen zich aan god noch gebod en hebben vaak de vaardigheden ontwikkeld met hun daden weg te komen. Het profiel van de pester is sterk zelf bevestigend, hij ziet zichzelf als een slimme durfal die de dommerds de loef afsteekt en ze dat ook bij herhaling laat merken. “Wie maakt mij wat? ” staat met grote letters op het voorhoofd geschreven. Het komt ook regelmatig voor dat een pestkop een leerling is dat in een andere situatie zelf slachtoffer is of was. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een leerling zich bijvoorbeeld in een andere omgeving dan die van zijn slachtofferrol, vervolgens als pester gaan opstellen en manifesteren.” Laten pesten doet pesten”. Meisjes pesten minder openlijk dan jongens en vaak op een subtiele manier waarbij de uitdaging naar het gezag ter plekke niet echt aan de orde is. Ze pesten meer met woorden, maken geniepige opmerkingen of sluiten andere leerlingen buiten. Meisjes opereren minder individueel en meer met groepsvorming in de zin van er al dan niet bij te horen. Fysiek geweld komt bij deze groep pesters veel minder voor. Een succesvolle pester leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Ook pesters hebben last op termijn van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om op lange termijn vriendjes te maken en een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen in die macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf. De meelopers en de andere leerlingen De meeste leerlingen zijn niet direct betrokken bij pesten in de direct actieve rol van pester. Sommige leerlingen behouden enige afstand en andere leerlingen doen incidenteel mee. Dit zijn de zogenaamde “meelopers “. Er zijn ook leerlingen die niet merken dat er gepest wordt, of er zijn leerlingen die het niet willen weten dat er gepest wordt in hun directe (school) omgeving. Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor in populariteit mee te liften met de pester in kwestie. Het heeft absoluut zin om daadwerkelijk op te staan tegen het pesten. Zodra andere leerlingen de gepeste leerling te hulp komen of tegen de pesters zeggen dat ze moeten ophouden, kan de situatie aanzienlijk veranderen. Het pesten wordt dan al direct minder vanzelfsprekend en draagt bovendien grotere risico`s met zich mee. De situatie voor met name meelopers verandert door het ongewenste karakter van het vertoonde pestgedrag. Het wordt duidelijk dat het geen groepsnorm is om mee te gaan in het pestgedrag. Meelopers horen graag bij de norm en de grote groep en zijn niet bereid en ook niet in staat om grote risico`s te lopen waarvan ze de gevolgen niet kunnen overzien, dit in tegenstelling tot de ervaren pester. Leerlingen die pestgedrag signaleren en dit bij de docent of mentor aangeven vervullen dus een belangrijke rol. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van leerlingen die gepest worden en die dit probleem met de school of op de club willen bespreken, zijn natuurlijk altijd emotioneel bij het onderwerp betrokken. De gevoelde onmacht bij deze ouders wordt door hen sterk ervaren en is niet altijd een goede leidraad tot een rationeel handelen. De ouder wil maar een ding en dat is dat het pestgedrag ogenblikkelijk stopt. Ouders van leerlingen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken aan hun kind dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van de opvoeding en ontwikkeling van hun eigen kind. Als er in de omgeving van een leerling gepest wordt, heeft de leerling zelf ook last van een onveilige, onprettige sfeer in de groep of de klas. Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten. Bij de gepeste leerling: Een gepeste leerling schaamt zich vaak voor zijn gedrag, het voldoet niet aan normen die de ouders graag in hun leerlingen terugzien: een vrolijke en vooral onbezorgde leerling die zelfstandig in staat is zijn boontjes te doppen. Pesten is een groot probleem voor leerlingen en zorgt ook voor een evenredig groot probleem bij de erkenning en de aanpak ervan. Veel gepeste leerlingen doen er dan uiteindelijk ook maar het zwijgen toe en vereenzamen. De angst wordt aanvankelijk nog groter als het pesten bespreekbaar gemaakt wordt door de ouders, waardoor de gepeste leerling eens te meer met de gevolgen van het pesten kan worden geconfronteerd. Als represaille kan er in nog heviger mate gepest worden dan daarvoor al het geval was. Bij de pester: De pester zelf ziet zich in zijn machtsspel bedreigd, en dat moet ten koste van alles voorkomen worden. Soms blijken de pesters echter net zo opgelucht als de slachtoffers bij een duidelijke aanpak. Er wordt immers ook aandacht besteed aan hun onmacht om normaal met andere leerlingen een relatie op te bouwen. Bij een aantal pesters is dat hun liefste wens waardoor ze echter helaas onmachtig zijn door het ontbreken van het hanteren van de juiste vaardigheden. In de directe leerling-omgeving: Het is goed te weten dat er altijd leerlingen zijn die zich schuldig voelen omdat ze niet op kunnen komen voor het slachtoffer door actief te helpen of een volwassene te hulp roepen. Dit is vergelijkbaar met het niet te hulp schieten bij het verdrinken van mensen, waar een menigte bij aanwezig is. Ook zijn er altijd leerlingen die helemaal niet in de gaten hebben dat er in hun omgeving gepest wordt. Ze zien wel het een en ander gebeuren, maar kunnen de gebeurtenissen niet duiden als pestgedrag, waar gepeste leerlingen erg veel last van ondervinden. Bij de ouders: Ouders van leerlingen hebben vaak moeite om hun kind terug te zien in de rol van meeloper of pester. Ouders beschikken niet altijd over de juiste informatie en ook het zich op beperkte schaal voordoen van conflictsituaties tussen groepen leerlingen, zorgt ervoor dat er nauwelijks vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Een pester op school hoeft zich in de thuissituatie niet als pester te manifesteren. Sommige ouders zien ook de ernst van de situatie onvoldoende in. Zij vertalen het pestgedrag van hun kind in weerbaar gedrag. Hun kind maakt echter een abnormale ontwikkeling door met grote risico`s op normatief afwijkend gedrag op latere leeftijd met grote gevolgen. Andere ouders zien er niets meer in dan wat onschuldige kwajongensstreken. De slogan:"Ach iedereen is wel eens gepest, u toch ook?" ,”geeft de visie van de ouders op dit gedrag aardig weer. Behalve de pester moeten dus ook vaak de ouders doordrongen worden van het ongewenste karakter voor alle betrokkenen van het vertoonde pestgedrag. Uitgangspunten bij ons pestprotocol 1) Als pesten en pestgedrag plaatsvindt, ervaren we dat als een probleem op onze school, zowel voor de docenten als de ouders, de leerlingen, de gepeste leerlingen, de pesters en de 'zwijgende' groep leerlingen. 2) De school heeft een inspanningsverplichting om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken door het scheppen van een veilig pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en in het geheel niet wordt geaccepteerd. 3) Docenten en Oop moeten tijdig inzien en alert zijn op pestgedrag in algemene zin. Indien pestgedrag optreedt, moeten docenten duidelijk stelling en actie ondernemen tegen dit gedrag. De verantwoordelijkheid ligt bij de school. 4) Wanneer pesten, ondanks alle inspanningen weer optreedt, voert de school de uitgewerkte protocollaire procedure uit. 5) Dit pestprotocol wordt door het hele team en de oudervertegenwoordiging onderschreven. Om welke protocollaire maatregelen gaat het? Maatregelen en procedure Preventieve maatregelen: 1. De mentor bespreekt met de leerlingen de algemene afspraken en regels in de klas als normaal gebruikelijk, bijvoorbeeld aan het begin van het schooljaar. Het onderling plagen en pesten wordt hier benoemd en besproken. 2. Indien de docent aanleiding daar toe ziet, besteedt hij of zij expliciet aandacht aan pestgedrag in een groepsgesprek. Repressieve maatregelen: 1. Er wordt tijdens de pauzes plein/gangwacht gelopen door de docenten en conciërges volgens een rooster. 2. Indien er sprake is van incidenten betreffende pestgedrag wordt dat met de betrokken leerlingen besproken door de mentor van de leerling. Dit gesprek staat niet op zichzelf maar wordt regelmatig herhaald om het probleem aan te pakken. Van dit gesprek worden aantekeningen gemaakt in het leerlingvolgsysteem van zowel de pester als de gepeste leerling. 3. Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de pester in het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld van de ongewenste gebeurtenissen in een gesprek op school. Aan het eind van dit oudergesprek worden de afspraken met de pester uitdrukkelijk doorgesproken en ook vastgelegd. Ook de op te leggen sancties bij overtreding van de afspraken worden daarbij vermeld. Gedacht kan worden aan uitsluiting van met name de situaties die zich in het bijzonder lenen voor pestgedrag. 4. Indien het probleem zich toch blijft herhalen meldt de mentor dit gedrag aan de teamleider, met de stand van zaken tot dan toe. 5. De teamleider nodigt de ouders op school voor een gesprek. Ook de leerling kan bij dit gesprek betrokken worden. De teamleider gaat uit van het opgebouwde archief van de mentor en vult dit archief verder aan met het verloop van de gebeurtenissen. 6. Indien het gedrag niet verbetert kan er een verwijzing plaatsvinden naar o.a. het maatschappelijk werk dan wel het R.I.AG.G. 7. Een en ander wordt zorgvuldig gedocumenteerd in het digitale leerlingvolgsysteem van de school. 8. Indien het pestgedrag van de pester niet aanzienlijk verbetert, en/of de ouders van de leerling werken onvoldoende mee om het probleem ook aan te pakken kan de teamleider overgaan tot bijzondere maatregelen: isoleren van de pester of een tijdelijke uitsluiting van het bezoeken van de lessen. 9. Indien bovenstaande maatregelen niet het gewenste resultaat opleveren, kan de directie in overleg met de Leerplichtambtenaar besluiten tot verwijdering van school. De belangrijkste regel van het pesten luidt: Word je gepest, praat er thuis en op school over. Je mag het niet geheim houden!! De 10 gouden regels vanuit het pestprotocol voor de leerlingen zijn: 1. Je beoordeelt andere leerlingen niet op hun uiterlijk. 2. Je sluit een andere leerling niet buiten van activiteiten. 3. Je komt niet zonder toestemming aan de spullen van een andere leerling. 4. Je scheldt een leerling niet uit en je verzint geen bijnamen. 5. Je lacht een andere leerling niet uit en je roddelt niet over andere leerlingen. 6. Je bedreigt elkaar niet en je doet elkaar geen pijn. 7. Je accepteert een andere leerling zoals hij of zij is. 8. Je bemoeit je niet met een ruzie door zomaar partij te kiezen Als je zelf ruzie hebt, praat het eerst uit; lukt dat niet dan meld je dat bij de mentor of de teamleider. 9. Als je ziet dat een leerling gepest wordt, dan vertel je dat aan de mentor of de teamleider. Dat is dan geen klikken!!! 10. Ook digitaal pesten o.a. met behulp van MSN en SMS, is bijzonder laf en niet toegestaan. Signalen die er op kunnen duiden dat een leerling gepest wordt. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Vaak alleen staan in de pauze Tijdens de pauze de toezichthouders opzoeken Een spel is “toevallig” altijd net begonnen als hij of zij erbij komt Vaak alleen met jongere leerlingen spelen Niet naar buiten willen op school Veel geroddel in de groep Zuchten, steunen en piepen van andere leerlingen als de betreffende leerling een idee aandraagt dat door andere leerlingen wel zou worden overgenomen als die het hadden aangedragen Andere leerlingen laten zich negatief uit over familieleden van deze leerling Indien andere leerlingen alles maar stom vinden van de betreffende leerling, m.b.t. de kleding, haardracht, keuze van de rugzak ed. Als andere leerlingen negatiever reageren op een fout van de leerling dan dat ze doen bij hun andere klasgenoten De leerling wil niet meer naar school of geeft aan zich ziek te voelen De leerling wil bepaalde kleren niet meer aan naar school De leerling is gauw boos en prikkelbaar De leerling sluit zich op in huis en wil niet meer naar buiten De leerling wordt niet meer uitgenodigd op feestjes.
© Copyright 2024 ExpyDoc